You are on page 1of 10

BEATRIJS en ze maakt tot gulle lieden

wie geen stuiver zouden bieden


als zij het niet voor zou schrijven.
Het dichten brengt me weinig voordeel.
Er zijn er ook, die standvastig blijven,
De meeste mensen zijn van oordeel
55 die samen delen in hun leven
dat ik een ander vak moet leren.
al wat de liefde heeft gegeven
En toch, om haar te eren
aan blijdschap en genot en rouw
5 die als moeder maagd kon blijven,
en zulke liefde noem ik: trouw.
wil ik een wonder gaan beschrijven
Er is niemand die overziet
waarmee de Here God beoogde
60 hoeveel geluk, hoeveel verdriet
Maria te loven, die hem zoogde.
de liefde kunnen vergezellen.
Over een non wil ik gaan dichten:
Daarom mag je geen oordeel vellen
10 moge God mijn geest verlichten,
over de liefde van die non,
want ik moet hoofd- en bijzaak scheiden
waar ze niet aan ontkomen kon.
en dit tot een goed einde leiden.
65 Want de duivel ziet er op toe
Ik moet me aan de feiten houden
de mens te verleiden, hij wordt het nooit moe:
die Gijsbrecht me eens toevertrouwde,
bij dag of nacht en vroeg of laat
15 een monnik die als schriftgeleerde
is hij druk doende met het kwaad.
dagelijks boeken bestudeerde
Veel streken heeft hij uitgevonden
en daarin ook dit wonder las.
70 om te bekoren met vleselijke zonden.
De non, van wie al sprake was,
De arme non stierf duizend doden
was een edelvrouw, zo fijn van zeden
en ze bad God, haar in haar noden
20 dat men er, naar ik meen, op heden
troost te geven door Zijn genade.
niet één meer vindt van dat gehalte,
Ze zei: 'Ik ben zo zwaar beladen
van zowel zeden als gestalte.
75 met niets dan liefde, en zo gewond
Als ik de lof zong van haar leden
- Hij weet het, die tot op de grond
en van al haar bekoorlijkheden,
van de zielen af kan dalen -
25 zou dat de hoorder weinig stichten.
dat mijn ziekte me doet verdwalen.
Hoor dan, wat ze voor werk verrichtte
Ik moet een ander leven leiden,
gedurende de lange tijd
80 dus ik leg mijn habijt terzijde.'
dat ze gekleed was in 't habijt,
Hoor, hoe het haar hierna verging.
daar in dat mooie klooster, waar
zij deed meteen de jongeling
30 ze kosteres was, jaar na jaar.
van wie ze hield een brief toekomen
Ze was nooit lui of onzorgvuldig,
met wat moest worden ondernomen:
bij dag of nacht nooit ongeduldig,
85 hij zou in't klooster haar ontmoeten
was vlug en vaardig in haar werk,
en zo zijn nieuw geluk begroeten.
moest de klok luiden in de kerk,
De bode kwam, waar de jongen was.
35 lei boeken klaar, stak kaarsen aan,
Die pakte de brief en las
heeft 's morgens 't klooster op doen staan.
wat zijn vriendin hem had geschreven.
90 Het heeft hem grote vreugde gegeven
Maar met dat al was ze niet zonder
en hij haastte zich naar daar.
't gevoel dat aandoet als een wonder
er was al sinds hun twaalfde jaar
bij wie het treft, in alle landen:
liefde tussen deze twee
40 de liefde, die nu eens tot schande,
en ze hadden het daar moeilijk mee.
ziekte, wraak of weemoedigheid
en dan ook weer tot vreugde leidt.
95 Naar 't klooster ging hij rijden
De wijze maakt ze tot zo'n zot
waar hij bij 't raampje haar verbeidde
dat hij de slaaf wordt van zijn lot,
dat daar in de bezoekzaal zat.
45 of dat hem nu verheugt of spijt.
Voorzichtig vroeg hij naar zijn schat,
Sommigen raken de kluts goed kwijt:
of hij haar mocht spreken en zien.
moeten ze nu spreken of zwijgen
100 Ze kwam een ogenblik nadien
om het gewenste te verkrijgen?
om een blijk van liefde op te vangen
Liefde loopt menigeen onder de voet,
bij 't raampje, dat met ijzeren stangen
50 die ze al dan niet weer opstaan doet
in lengte en breedte was bevlochten.
Hoe ze toch tegen hun tranen vochten, en je zorgen helpen dragen.
105 want hij zat buiten en zij zat binnen 'k Wou van jou hetzelfde vragen.'
en zo konden ze niets beginnen.
Daar zaten ze, het leken uren Toen dit was overeengekomen,
en zij hadden zoveel te verduren: 160 heeft hij afscheid van haar genomen
verblekend, blozend, droef en blij. en ging naar zijn gezadeld paard
110 'Ach lieveling,' verzuchtte zij, en toen reed hij in volle vaart
'ik heb er zo veel moeite mee, over gras en over hei
toe, zeg me gauw een woordje of twee naar een stad, daar vrij dichtbij.
dat mij een beetje troosten kan. 165 Denk niet dat hij zijn lief vergat:
Ik word er zo wanhopig van, hij ging winkelen in die stad,
115 de liefdesangel in mijn hart kocht blauwe stof en ook scharlaken
steekt me en geeft me pijn en smart. en daarvan liet hij maken:
Ik zal dagelijks moeten lijden een mantel en een kap, heel breed,
totdat jij me komt bevrijden.' 170 een jurk en ook een overkleed,
alles afgezet met bont.
Hij koos zijn woorden keurig: Niemand die ooit vrouwen vond
120 'Ook ik, vriendin, ben treurig, met mooiere kleren om te dragen:
want al vele lange dagen ze werden geprezen door al wie ze zagen.
moeten wij dit verdragen. 175 Mes en gordel, beugeltas
Als ik je wilde kussen, kocht hij haar, hoe duur 't ook was,
dan kwam er steeds wat tussen. gouden haarnetten en ringen,
125 Aan Venus met haar streken en nog veel meer mooie dingen.
zijn wij bijna bezweken; Naar al 't bijzondere liet hij vragen
moge God haar verdoemen, 180 dat een bruid maar kan behagen.
want ze laat twee mooie bloemen Met geld genoeg voor een paleis
moedeloos de kopjes buigen. ging hij in de avond laat op reis,
130 Als ik jou kon overtuigen is de stad heimelijk uitgereden
het habijt terzij te leggen met op zijn paard de kostbaarheden
en mij dan de tijd te zeggen 185 goed opgetast. Met flinke spoed
dat ik je hier vandaan kon leiden… reed hij het klooster tegemoet.
Ik zou alles voorbereiden: Volgens afspraak zat hij daar
135 mooie kleren zou je dragen, onder de wilde rozelaar
rijke voering, bonten kragen, tussen de bloemen en de dauw
mantel, jurk en overkleed. 190 totdat zijn liefste komen zou.
Met jou deel ik lief en leed,
ik blijf bij je in de zure We laten hem daar even blijven
140 en de zoete avonturen om 't mooie meisje te beschrijven
als jij geloof hecht aan mijn woorden.' dat hem niet uit haar hoofd kon zetten,
'Vriend, dit is wat ik graag hoorde,' die nacht, bij 't luiden van de metten.
zei ze, 'dus neem ik het aan 195 Toen de metten waren gezongen
en wil zover met je gaan door zowel de ouden als de jongen
145 dat geen mens in de abdij die in dat klooster waren gegaan
meer iets weet van jou en mij. en ze uit het koor vandaan
Kom dan over zeven nachten naar de slaapzaal gingen met hun allen,
en dan moet je op me wachten 200 liet zij zich op haar knieën vallen
in die mooie boomgaard daar, en ze sprak innige gebeden,
150 bij de wilde rozelaar. zoals zo vaak in het verleden.
Dan kom ik een deurtje uit Heel angstig lag ze voor 't altaar
en dan ben ik dus je bruid, en deze woorden bad ze daar:
die zal gaan waar jij begeert. 205 'Maria, moeder vol genade,
Zolang mij geen ziekte deert mijn lichaam, het kan na mijn daden
155 en geen narigheid of pijn, het habijt niet meer verdragen.
zal ik zijn waar jij zult zijn U kent in al zijn levensdagen
de mens en zijn onzekerheden. want ze stond in haar ondergoed,
210 Ik heb gevast en heb gebeden met niets op 't hoofd of aan de voet.
en ben mezelf ook gaan kastijden, Hij zei: 'Meisje van mijn verlangen,
maar 't bracht geen oplossing voor 't lijden. ik zal je lichaam gaan omhangen
De liefde liep me onder de voet, 265 met mooie sjaals en mooie kleren,
zodat ik het wereldse dienen moet. je hoeft je niet lang meer te generen,
215 Zo waar, Heer, als u werd gevangen want alles ligt al voor je klaar.'
en tussen twee boeven gehangen Toen gingen ze onder de rozelaar
aan een kruis dat uw leden rekte, en daar waren kleren genoeg,
zo waarlijk als U Lazarus wekte 270 veel meer dan waar ze ooit om vroeg.
uit zijn graf en uit zijn dood, Van alles gaf hij haar twee paar;
220 zo waarlijk kent U al mijn nood. de blauwe kleren nam ze daar,
U kunt mij de zonden vergeven fijn van snit en goed van pas.
waarin ik zal moeten leven.' en zo vriendelijk als hij was…
275 Hij lachte: 'Lief, dit hemelsblauw
Daarna heeft ze het koor verlaten staat beter dan dat kloostergrauw.'
om met Maria te gaan praten: Twee kousen trok ze aan,
225 ze is voor haar klein beeld getreden twee Cordoba-schoenen, welgedaan,
en knielde daar en heeft gebeden, die haar zoveel beter stonden
dat ogenblik van angst bevrijd: 280 dan die sandalen, met linten gebonden.
'Dag en nacht heb ik wat ik lijd Hij wilde haar ook verblijden
U toevertrouwd: al mijn verdriet, met sluiers van witte zijde,
230 maar veel geholpen heeft het niet. die ze over haar hoofd heenhing.
Ik raak al mijn verstand nog kwijt Nu kuste haar de jongeling
als ik langer blijf in dit habijt!' 285 vriendelijk op haar mond.
Ze trok haar pij uit en legde die daar Het leek hem, toen ze voor hem stond,
op het Onze Lieve Vrouwe-altaar. of de zon al was gaan stralen.
235 Ze heeft haar sandalen uitgedaan Vlug is hij zijn paard gaan halen
en hoor, hoe dit nu door zal gaan: en heeft haar vóór zich in 't zadel gezet
De sleutels van de sacristie 290 en ze reden, door geen mens belet
hing ze vlak bij Maria, die aan één stuk door tot het ging dagen
daar stond, vlak tegenover haar. en ze geen achtervolgers zagen.
240 Ze hing die zware sleutels daar Toen het al licht werd in het oosten,
opdat die in het oog zouden springen zei ze: 'God, die de wereld kan troosten…
als de getijden weer aanvingen. 295 laat Uw zegen op ons dalen.
Want iedereen is wel zo goed Ik zie de eerste zonnestralen:
dat hij Maria even groet, was ik het klooster nog niet uit,
245 iedereen kijkt haar toch aan, ik had de ochtendklok geluid,
zegt 'ave', voor weer door te gaan. was als eerste in 't koor gekomen
Dat leek de non een zeker ding, 300 in dat klooster met zoveel vromen.
zodat ze daar de sleutels hing. Mijn reis zal mij misschien berouwen,
de wereld is zo slecht te vertrouwen
Daar ging ze dan in al haar leed, en ik krijg mijn deel daarvan.
250 slechts in een onderjurk gekleed, De wereld lijkt op een handelsman
is naar een deurtje toegelopen 305 die waardeloze kermisdingen
en deed het voorzichtig open aan de man brengt als gouden ringen.'
en ongemerkt ging ze daaruit,
stilletjes, zonder geluid. 'Hemels mooi meisje, zo moet je niet praten.
255 Vol van vrees kwam ze onder de bomen als ik jou ooit zou verlaten,
en de jongeling zag haar komen dan moge God mij kwellen.
en hij zei 'Lieveling, schrik maar niet, 310 Ik zal je altijd vergezellen,
het is je vriend, die je hier ziet.' in voorspoed en grote nood,
Toen die twee daar samenkwamen, niets kan ons scheiden dan de dood.
260 toen begon ze zich te schamen, Waarom twijfel je aan mij?
Kwade trouw was er nooit bij God geve me schande en plagen
315 en op jou was ik nog nooit boos. als ik er ooit weer van zal gewagen.'
Sinds ik jou als de liefste koos, Ze zei: 'ik vergeef het je dan.
liet ik zelfs geen keizerinnen 370 Je bent voor mij de enige man
meer in mijn gedachten binnen. van al wie er op aarde wonen.
Wou er zo een met me leven, Al leefde Absalom, de schone,
320 'k zou aan jou de voorkeur geven. en al zou hij mij verklaren
Ons kan weinig overkomen, dat ik met hem duizend jaren
ponden heb ik meegenomen, 375 in weelde en rust zou mogen leven,
geld genoeg voor een paleis. ik zou jou er niet voor geven.
Wees een dame, tot elke prijs. Liefste, ik heb jou uitverkoren.
325 Al gaan we naar Parijs of Wenen, Geen die over mij zal horen
ik zal geen geld hoeven te lenen dat ik jou ooit was vergeten.
nog in geen zeven jaren.' 380 Was ik in 't hemelrijk gezeten
Ze zagen plotseling waar ze waren: en jij hier beneden,
aan de zoom van een prachtig bos. ik kwam naar jou met rasse schreden.
330 De vogels zongen er lustig op los, Oei…God, laat het ongewroken
zodat je hun verliefd chanson dat ik zo dwaas heb gesproken:
ver in de omtrek horen kon. 385 aan de blijdschap in het hemelrijk
Elk zong zoals 't hem mocht gebeuren. is hier geen enkele vreugde gelijk.
En bloemen in hun felle kleuren Daar is de minste zo volmaakt
335 waren op 't groene veld ontloken, dat hij naar niets anders haakt
zo mooi, en die zo heerlijk roken. dan zijn gezicht naar God te wenden.
Onder de heldere, wonderschone 390 Al het aardse is ellende,
hemel stonden veel fraaie bomen, het beste op aarde haalt het niet
allemaal rijk gevuld met blaren. bij het minste dat men daar ziet.
340 Nu ging de jongen iets verklaren Wie dat beseffen, leven goed.
dat hij al heel lang in zich droeg. Dat weet ik, ook nu 'k dwalen moet
'Liefste,' zei hij, ''tis hier mooi genoeg 395 en mij in zonden ga begeven,
om wat te dwalen en bloemen te plukken lieveling, door met jou te leven.'
en de dingen te doen die het hart verrukken:
345 't is hier geschikt voor het minnespel.' Aldus verliepen hun gesprekken.
'Boerenkinkel,' zei ze, 'wat denk je wel! Ze zijn door berg en dal gaan trekken
Moet ik vrijen in 't open veld, en daar is zoveel meer geschied,
zoals vrouwen het doen, voor geld 400 dat zeg ik allemaal maar niet.
met hun ordinaire lijven? Een lange reis was dat,
350 Ik zou niet weten waar ik moest blijven toen kwamen ze bij een stad
van schaamte. Nu weet ik, vent, in een van de mooiste dalen.
dat je een boerenhufter bent. Daar konden ze hun hart ophalen:
God zal je om dit voorstel haten 405 een aantal jaren, en wel zeven,
en met zo iemand heb ík me ingelaten. hadden ze daar een luxe leven
355 Nou ja, als je 't maar niet zult herhalen. en bedreven de liefde samen
Hoor! De vogeltjes in de dalen, zodat er twee kinderen kwamen.
hoor ze zingen en hoe ze kwelen, Maar toen ze na die zeven jaren
dan hoef je je niet te vervelen. 410 door al hun geld heen waren,
Als ik bij je ben en naakt toen moesten ze van alles belenen
360 op een bed, goed opgemaakt, en toen, achter elkaar, verdwenen
doe dan al wat je behaagt, kleren, sieraden en paarden:
alles waar je hart om vraagt, alles verkocht voor de halve waarde,
maar je maakt me witheet van binnen 415 heel hun welvaart naar de maan.
door er hier over te beginnen.' Ze hadden geen middelen van bestaan:
zij kon zelfs geen garen spinnen
365 Hij zei: 'Liefste, wees niet meer kwaad. om de kost ermee te winnen.
Ik luisterde naar Venus' raad. Daarbij: er kwamen steeds hogere prijzen
420 voor bier en wijn en alle spijzen, die kon haar terug doen keren
voor al wat je drinken kon of bijten. uit de zondige daden
En toen kwamen de verwijten. waarmee ze was beladen
Ze waren allebei liever dood 475 al een volle veertien jaar
dan te gaan bedelen om brood. en dat is maar al te waar.
425 De armoede spaarde hun liefde niet Zeven jaar was ze met een man,
al deed het hun beiden veel verdriet. daar kwamen twee kinderen van,
De man brak al zijn dure eden hij liet haar in de ellende,
en liet haar in de narigheden, 480 zodat ze niets dan zorgen kende.
is naar zijn eigen land getogen De volgende zeven hebt u ook gehoord,
430 en was voor altijd uit haar ogen. maar hoe zette ze haar leven voort?
Zij moest het met haar wondermooie
twee kinderen maar zien te rooien. De veertien jaren waren voorbij.
Toen gaf God haar berouw, zodat zij
Ze zei: 'Het is precies gegaan 485 zich schuldig voelde en zo bezwaard
als ik vreesde van het begin af aan. dat ze liever met een scherp zwaard
435 Ik ben nu in alle staten, haar hoofd eraf had laten slaan
want diegene heeft mij verlaten dan dat ze meer zonden had begaan,
op wie ik mij altijd verliet. haar lichaam nog langer had bevuild.
Maria, Vrouwe, vergeet mij niet, 490 Dag en nacht heeft ze zo gehuild
bid voor ons drieën, hemelse bode, dat haar ogen maar zelden droogden.
440 dat de honger ons niet kan doden. Ze zei: 'Maria, die God zoogde,
Nu mijn bestaan in duigen viel, bron van genade boven alle vrouwen,
moet ik mijn lichaam en mijn ziel laat mij niet nog langer rouwen.
bevlekken met zondige daden. 495 Vrouwe, U hebt ondervonden
Maria, Vrouwe, heb genade. dat ik spijt heb van mijn zonden
445 Ook al kon ik garen spinnen, en U weet, ze doen me zeer.
wat zou ik ermee winnen? Er waren er zoveel, ik weet niet meer
In twee weken en half brood. waar ik ze deed en met wie allemaal.
Ik moet.gedwongen door de nood, 500 Helaas! Ze worden me fataal,
buiten de stad, in't open veld want nu God me uit het oog heeft verloren,
450 mijn lichaam verkopen voor geld op de dag dat de zonden blijken
om eten te kunnen krijgen, van de armen zowel als de rijken:
want ik moet toch mijn eigen 505 als alle misdaden worden gewroken
kinderen te eten geven?' die niet in een biecht werden besproken
Zo ging ze in een zondig leven, en waarvoor geen boete is gedaan.
455 want men vertelt, en het is waar, Daar is geen enkele twijfel aan
dat ze gedurende zeven jaar en daarvoor vrees ik al mijn dagen.
als publieke vrouw in het leven ging 510 Al zou ik een haren kleed gaan dragen
en menige zonde ontving en er in gaan kruipen, om te boeten,
door aan wildvreemde lieden van land naar land, op handen en voeten,
460 haar lichaam aan te bieden. barrevoets, zonder kous of schoen,
Ze vond er weinig genoegen in, het zou niet zoveel goed kunnen doen
ze deed het voor een schamel gewin, 515 dat mijn schuld me dan verliet.
waarmee ze haar kinderen te eten gaf. Maria, waarom troost U me niet?
Ik zie ervan af Bron van genade, boven alles verheven,.
465 haar zonden te beschrijven, onnoemelijk die alle mensen hoop kan geven:
zwaar, Theophilus is er een voorbeeld van.
waar ze in leefde, veertien jaar. 520 Geen groter zondaar dan die man,
Maar één ding vergat ze niet die zowel zijn ziel als zijn leven
in al haar ellende en verdriet: aan de duivel in leen had gegeven
ze bad alle dagen in vol vertrouwen en alles deed wat de duivel wou
470 de zeven getijden van Onze Lieve Vrouwe. en toch door U verlost werd, o, Vrouw.
Dat deed ze om Maria te eren: 525 Al ging ik ook door alles heen
en word ik geminacht door iedereen, 580 met zoveel aanzien en kostbaarheden.
wat voor een leven ik ook had, De nonnen die er habijten dragen,
Vrouwe, U weet het toch, ik bad u kunt het bij iedereen na gaan vragen,
voor U altijd weer mijn gebeden. die zijn zo rein en vol goede werken,
530 Veracht mij niet om mijn verleden, daar is niet dát op aan te merken.'
want hoe meer me dat zal bedroeven,
des te meer zal ik Uw hulp behoeven. 585 En zij die bij haar kinderen zat,
Ik vertrouw toch met reden: ze zei: 'Waarom zegt u dat?
niemand heeft vergeefs gebeden Ik hoorde nog geen week geleden
535 van wie er dagelijks baden over zekere narigheden,
'Ave Maria, vol van genade.' het waren hele vreemde zaken
Wie U hun gebed doen horen, 590 en 't had met de kosteres te maken.
ze weten al van tevoren Iemand bezwoer me als echt waar
dat er troost komt en erbarmen: dat die hier voor veertien jaar
540 U ontvangt ons in Uw armen, zomaar uit het klooster verdween
Gods uitverkoren bruid! en dat niemand weet waarheen
Uw Zoon toch stuurde een bode uit, 595 en in welk land ze overleed.'
in Nazareth heeft hij U gevonden, Toen werd de weduwe witheet
met een bericht, nooit eer verzonden, en zei: 'U zit uit uw nek te praten!
545 en nog nooit van een bode gehoord: Ik zou het nu maar laten
dat Gij volgens dit heilig woord om u zo over haar te uiten,
gezegend onder de vrouwen zijt. 600 of u staat subiet weer buiten!
Daardoor bent U nog steeds verblijd, In de veertien jaar dat zij
en spreekt iemand U aldus aan, kosteres was in de abdij,
550 al leidt hij nog zo'n zondig bestaan, heeft men haar, zo vlijtig is ze,
U maakt hem geen verwijten nog geen uur hoeven te missen
en zult bij Uw Zoon voor hem pleiten.' 605 -of ze was dus ongesteld-
Zo bad de zondares alle dagen, zodat wie kwaad van haar vertelt,
zo bleef ze almaar smeken en klagen. zich wel heel diep schamen moet.
555 Ze nam een kind in elke hand Zij is zo zuiver van gemoed
en zo trok ze door het hele land, als alle nonnen wensen mochten.
bedelend of men wat wilde geven, 610 Als ze in alle kloosters zochten
want ze moest van de aalmoezen leven. tussen de Elbe en de Gironde,
Ze doolde net zo lang de wereld rond denk dan maar niet dat ze iemand vonden
560 tot ze bij toeval het klooster vond die het in vroomheid bij haar haalt.'
waar ze verbleven had als non.
Ze is na 't laatste licht van de zon Zij, die zo lang had gedwaald,
bij het huis van een weduwe aangekomen 615 voelde een wonder in deze woorden
waar ze vroeg om een onderkomen en ze zei: 'Als ik nou eens hoorde
565 omdat ze nu niet verder kon reizen. hoe haar vader en moeder heten.'
'Ik kan u echt de deur niet wijzen,' Toen de vrouw haar dat liet weten,
zei de weduwe, 'met die twee schapen, wist ze dat die háár bedoelde.
die al bijna lopen te slapen. 620 Ach, God, hoe ze zich die nacht voelde,
Rust daar maar even, huilend op de bedderand.
570 uw deel zal ik u geven 'Niets,' zei ze, 'heb ik als pand
van wat God mij wilde schenken dan alleen mijn diep berouwen.
om Zijn Moeder te gedenken.' Help me dan, Maria, Vrouwe!
Met haar kinderen mocht ze daar eten 625 mijn zonden doen me wel zo'n pijn,
en nu zou ze heel graag weten als er een hete oven zou zijn,
575 hoe in 't klooster de zaken stonden. die zo verschrikkelijk gloeide
'Beste vrouw,' vroeg ze onomwonden, dat de vlammen er uitsproeiden,
'is dat daar het klooster van de edelvrouwen?' ik zou er binnenlopen
'Ja,' zei die, 'daar kunt u op vertrouwen 630 als dat mijn zonden vrij kon kopen.
en u zult nergens een klooster betreden Heer, U vindt wanhoop uit den boze,
daarom ben ik geen radeloze. 685 Bedank nu Maria maar.
Hoop op genade heb ik altijd, De sleutels van de sacristie zijn daar
al raak ik ook de schrik niet kwijt, waar je ze voor het beeld ophing,
635 al leef ik ook in angst en beven. die nacht dat je uit het klooster ging.
Nooit kon er zo'n grote zondaar leven, Maria kon ze zo bewaren
sinds U op aarde kwam 690 dat de mensen jou die veertien jaren
en de vorm van een mens aannam zelfs geen ogenblikje misten,
en aan het kruis wilde bezwijken, niets van je verdwijning wisten.
640 of U kwam hem de hand wel reiken Maria houdt je zo te vriend
als hem zijn zonden echt berouwden: dat ze aldoor voor je heeft gediend
ja, hij was alsnog behouden. 695 in jouw gedaante en jouw kleren.
Dit deelt het evangelie ons mee Zij, die de hemel mag regeren,
over die zondaar van de twee, heeft dat, zondares, voor jou gedaan.
645 die aan Uw rechterzijde hing. Je moet weer naar het klooster gaan,
't Is ons tot troost en leniging waar niemand je bed heeft ingenomen.
dat U zijn ziel wilde behouden 700 Dit bericht is van God gekomen.'
zodra zijn zonden hem berouwden.
Ik vertrouw hierop, met reden, Toen hij dit duidelijk had gemaakt,
650 want U zei: "Vriend, je zult heden is ze onmiddellijk ontwaakt
met mij mijn koninkrijk in gaan, en zei: 'God, die de wereld bouwde,
dat geef ik je te verstaan." U moet de duivel nu weerhouden
Ook Heer, maakte U openbaar 705 van 't brengen van meer droefenis
dat Gisemans de moordenaar dan er al is.
655 op 't allerlaatst om genade bad. Wat zouden ze in 't klooster zeggen?
Geen goud gaf hij en ook geen schat als ze me vingen als dievegge,
anders dan zijn berouw van zonden. kwam ik in nog veel meer verdriet
Uw genade is niet te doorgronden, 710 dan toen ik de abdij verliet.
net zo min als men ooit iemand zag Ik smeek U, Heer, zo wijs en goed,
660 die de zee leegschepte in één dag, bij het kostelijke bloed
tot op de allerdiepste gronden. dat aan 't kruis Uw zij uitliep,
Er was dus nooit zo'n grote zonde laat de stem die mij riep
of Uw genade ging die te boven. 715 -als die werkelijk is gekomen
Dus ook voor mij, zo wil ik geloven, tot mijn voordeel- toch niet schromen
665 geldt Uw grenzeloze barmhartigheid, zich nog eens te openbaren,
want ik heb grote, grote spijt.' ja, laat die drie keer verklaren
dat ik echt van nu af aan
Midden in deze gebeden 720 naar het klooster terug mag gaan.
kwam een slaap over al haar leden Dan zegen ik U daarboven
en toen is in haar dromen en zal Maria altijd loven.'
670 het visioen gekomen
dat een heldere stem haar riep En de volgende nacht… nu luister…
waar ze lag en sliep: Kwam er een stem uit het duister
'Vrouw, je hebt zo lang gekermd 725 Die haar deze boodschap bracht:
dat Maria zich heeft ontfermd 'Vrouw, nu niet te lang gewacht!
675 over jou en genade heeft afgebeden. Ga meteen weer in je klooster,
Je moet nu het klooster weer betreden. dan is God voortaan je trooster.
Je vindt de deuren wijd open Doe wat Maria je gebiedt:
waar je ooit bent uitgelopen 730 ik ben haar bode, twijfel niet!'
met de man die jou liefde bood, Toen ze de stem, tot haar gekomen,
680 maar je in de steek liet in de nood. ten tweede male had vernomen
Je habijt met alles erop en eraan met het bevel in 't klooster te gaan,
moet je op het altaar zoeken gaan. toen durfde ze het nog niet aan.
Trek pij en sandalen aan, doe meteen 735 De derde nacht dacht ze bij zichzelf:
ook de sluier weer om je heen. 'Misschien heeft een boosaardige elf
een grap met me uit willen halen. Ze is door de boomgaard heengelopen
'k Zal met gelijke munt betalen 790 en vond er een zijpoortje open.
aan de duivel met al zijn kracht. Daar liep ze dan, heel snel.
740 Als hij hier komt, vannacht, 'Maria, dank U wel.
Heer, laat hem dan de kluts kwijtraken Nu ben ik binnen de muren,
en zich uit de voeten maken geef mij geen nieuw verdriet te verduren.'
eer hij mij nog meer schade doet. 795 Waar ze kwam heengelopen,
Moeder Maria, wees zo goed stond de deur wijd voor haar open.
745 en laat mij weer de stem verstaan Ze is in de kerk gegaan
die zegt dat ik in 't klooster moet gaan. en sprak God zachtjes aan:
Om het kind dat U hebt gedragen, 'Lieve Heer, dit wil ik vragen:
Vrouwe, wil ik U dit vragen.' 800 help mij het habijt weer dragen
dat ik neerlegde, voor veertien jaar,
Ze bleef wakker, die derde nacht. op het Onze Lieve Vrouwe-altaar,
750 Een stem met goddelijke kracht de nacht dat ik de abdij verliet.'
en door een schittering omgeven, Wat ik nu zeg, lieg ik niet,
sprak: 'Zo kun jij niet verder leven. 805 805 al kan ik het niet verklaren:
Wat Maria jou via mij gebiedt, sluier, pij en sandalen waren
waarom doe je dat toch niet? er onaangeroerd gebleven
755 Vrouw, je wacht al veel te lang. sinds ze wegging uit dat leven.
Ga in 't klooster, wees niet bang, Vlug ging zij zich daarin kleden
je ziet er de deuren wijd openstaan 810 en toen heeft ze dit gebeden:
en waar je gaan wilt, mag je gaan. 'Goede God, en Maria, zo rein,
Je habijt vind je aldaar, wel gezegend moet U zijn.
760 want het ligt op het altaar.' U, de bloem van alle deugden,
Dit sprak de stem met veel gezag die in maagdelijke vreugden
en toen werd de zondares die daar lag 815 baarde, zonder wee of pijn,
door de glans bijna verblind wie voor altijd Heer zal zijn.
En zei: 'Wat ik hier bevind, Ongemeten is Uw waarde,
765 is werkelijk door God gezonden Uw kind maakte hemel en aarde.
en door Maria in orde bevonden. God heeft U 't gezag gegeven
Dit is geen leugen, dit is waar, 820 dat wij dienen, heel ons leven.
ik besef het zonneklaar. Onze Heer, ons aller broeder,
Nu heb ik me voorgenomen Hij gehoorzaamt U als moeder
770 in het klooster terug te komen. én mag U Zijn dochter heten,
Ik zal op de troost vertrouwen tot grote troost voor wie dat weten.
van haar, van Onze Lieve Vrouwe, 825 Men kan U genade vragen
en mijn kinderen zullen beiden tot in de allerlaatste dagen.
leven onder Gods geleide, Uw hulp is geweldig groot.
775 zodat het goed met hen zal gaan.' Ik had verdriet en was in nood,
Toen heeft ze haar kleren uitgedaan maar U hebt het zo omgekeerd
om haar kinderen daarmee toe te dekken, 830 dat me verblijdt wat me heeft bezeerd.
zachtjes, om ze niet te wekken. U te dienen is mijn verlangen.'
Ze kuste hen alletwee op de mond En toen zag ze de sleutels hangen
780 en zei: 'Mijn kinderen, blijf gezond. van de sacristie, waar ze die hing
in de troost van Onze Lieve Vrouwe voor ze de abdij verlaten ging.
laat ik jullie achter, in goed vertrouwen. 835 Ze heeft de sleutels meegenomen
'k Had zonder Maria als advocate en ze is bij het koor gekomen,
jullie hier niet achtergelaten, waar ze lampen zag branden in alle hoeken.
785 niet voor alle schatten van Rome.' Daarna liep ze rond met de boeken
Hoor, wat haar verder is overkomen. tot ze allemaal op hun plekje lagen,
840 80 zoals ze 't deed in vroeger dagen.
In tranen heeft de kinderloze Tot Maria heeft ze gebeden
de kortste weg naar het klooster gekozen. om hulp uit de narigheden,
om die twee, die ze achterliet U moet daags een bode sturen
in het huis van de weduwe, in groot verdriet. die drinken voor hen haalt en eten.
845 Van deze dag waren de uren gedaan: Ontbreekt hen iets, laat me dat weten.'
het kleine uurwerk begon te slaan, De weduwe was blij
hetgeen de middernacht beduidde. 900 met wat de abdis haar zei.
Ze nam het klokketouw en luidde Ze heeft de kinderen weer meegenomen,
de mettentijd zo diepbewogen dus die zijn goed terechtgekomen.
850 dat alle nonnen hun bed uitvlogen, De moeder, die hen eens mocht zogen,
die boven in de slaapzaal lagen, en pijnen om hen moest gedogen,
zowel de vluggen als de tragen. 905 voor haar was het een opluchting
En zonder dat ééntje had kunnen horen dat het hun zoveel beter ging,
dat een ander hen wekte dan daags tevoren. die twee, die ze zoveel verdriet
855 Ze bleef in het klooster, de rest van haar tijd. bezorgde, toen ze hen verliet.
Er was geen geroddel, geen enkel verwijt. Dat het goed ging met die kinderen,
Maria was in haar plaats komen werken 910 deed haar zorgen flink verminderen.
en niemand had het verschil kunnen merken. Ze leidde voortaan een vroom leven,
Zo was de zondares bekeerd met nog heel wat zuchten en beven,
860 dank zij Maria, die elk vereert, zowel 's nachts als overdag
die de hemel mag regeren als ze haar leven overzag
en die zonder mankeren 915 en berouw had van haar zonden,
haar vrienden weet te bereiken die niemand kon doorgronden,
als die onder zorgen bezwijken. die voor de wereld verborgen bleven
en die ze niet heeft opgeschreven.
865 De vrouw van wie u 't verhaal mocht horen,
is weer kloosterzuster als tevoren. Hierna kwam er op een dag
Maar vergeten we nu ook niet: 920 een abt, die men daar vaker zag:
de kinderen die ze achterliet hij inspecteerde alle jaren
in 't huis van de weduwe, in grote nood, het klooster, of daar dingen waren
870 want daar was geen geld en ook geen brood. die niet door de beugel konden.
Ik zou u liever maar besparen Eens per jaar deed hij zijn ronde.
hoe diep bedroefd ze waren 925 De dag dat de abt in 't klooster zat,
zo zonder moeder, en hoe geschrokken. lag de zondares in het koor en bad
De weduwe heeft ze op schoot getrokken, haar gebed in de stilte daar.
875 ze had verschrikkelijk medelijden. Twijfels overvielen haar:
Ze overdacht: ik ga met die beiden de duivel had haar schaamte gegeven
me naar de abdij begeven, 930 om te maken dat ze haar leven
waar God de abdis wel in zal geven niet aan de abt zou openbaren.
dat ze hen bij moet staan. Toen ze daar zo lag te staren,
880 Ze deed hun de kleren en schoenen aan zag ze een jongeling die daar schreed,
en ging met hen naar de abdij. helemaal in het wit gekleed.
Ze toonde ze aan de abdis en zei: 935 Op zijn arm droeg hij een bloot
'Zie de nood van deze twee wezen: klein kind, het leek haar al dood.
de moeder liet ze in angst en vrezen De jongeling gooide een paar keer
885 in mijn huisje achter, 's nachts, een appel op en ving hem weer
en verdween toen onverwachts, om het kindje te vermaken.
naar weet ik waar in west of oost. 940 Dit moest haar in 't hart wel raken,
Ze liet de kinderen zonder troost. die daar zo heel stilletjes bad.
Ik hielp ze graag, als ik wist hoe.' 'Vriend,' zei ze, 'wat betekent dat?
890 De abdis sprak haar toe: Als u gezonden bent van God,
'Laat ze bij u blijven wonen, dan vraag ik u bij Zijn gebod
ik zal u daarvoor belonen, 945 dat u me de reden leert
daarvoor hoeft u niet te vrezen, waarom u 't kindje amuseert
want ons potje voor de wezen met die appel, zo mooi rood
895 kan heus nog wel wat verduren. het kind op uw arm is toch dood?
Hij merkt niet wat u voor hem doet.' biechtte ze uit de grond van haar hart.
950 'Zeker, non, dat zie je goed. En de abt, die dat daar hoorde,
De vreugde van het spelen die vrome vader sprak de woorden:
kan dit kind niet meer delen, 'Dochter, ik zal je absolveren,
het is dood en hoort noch ziet. 1000 van de zonden die je deren,
En precies zo … weet God ook niet die je pijn doen, sinds lange tijd.
955 dat jij gebeden zegt en vast. Gods moeder zij gebenedijd
Het helpt je echt geen barst, en boven alles geloofd.'
het kan je geen goeds bereiden, Hij legde een hand op haar hoofd,
net zo min als je zelf kastijden. 1005 waarmee de zonde van haar week.
Jij leeft nog zo in zonden voort Hij zei: 'Ik zal in een preek
960 dat God je gebeden niet hoort, de mensen van je biecht berichten,
daar waar hij is gezeten. maar ik zal het zo verdichten
Daarom moet je dit weten: dat niemand op 't idee zal komen
maak voort, non, en benader 1010 dat het jou en je kinderen is overkomen:
de abt. Hij is een vader, niemand zal een vermoeden krijgen.
965 biecht je zonden zonder te liegen, Het zou niet goed zijn om dit te verzwijgen,
laat de duivel je niet bedriegen. dit mooie wonder, dat de Here
Al wat je de abt komt melden, voltrok om Zijn moeder te eren.
kan hij je kwijt doen schelden, 1015 Ik zal 't verkondigen, overal,
maar waar je niet van wilt spreken, want door dit verhaal toch zal
970 dat zal God vreselijk op je wreken!' menige zondaar zich bekeren
De jongeling hoefde niet méér te betogen en Onze Lieve Vrouwe eren.'
en ging voor altijd uit haar ogen,
maar 't was goed: ze begreep hem toch? Hij ging 't klooster onderwijzen,
En diezelfde ochtend nog 1020 eer hij weer naar huis moest reizen,
975 is ze bij de abt gekomen wat er met een non was geschied.
opdat haar de biecht werd afgenomen. Wie ze was, daar zijn ze niet
Hij was wijs en welgezind in de verste verte achtergekomen.
en hij zei: 'M'n lieve kind, De abt heeft afscheid genomen
dat weiger ik natuurlijk niet. 1025 en hij nam de non haar beide
980 Als jij je zonden overziet kinderen onder zijn geleide.
en overdenkt, zal ik ze horen.' Hij gaf ze beiden een grauwe pij
Naar waar niemand hen kon storen en vrome mannen werden zij.
hebben ze zich toen begeven Hun moeder heette Beatrijs.
en ze vertelde hem heel haar leven, 1030 Aan God alle lof en prijs
985 alles wat haar was overkomen: en aan Maria, die Hem zoogde
hoe haar verstand haar was ontnomen en die met dit wonder beoogde
door liefde, dat ze in dwaze grillen te tonen dat ze helpt in de nood.
niets anders had te willen Laten wij bidden, klein en groot
dan 't habijt toe te vertrouwen 1035 aan wie dit wonder is voorgedragen:
990 aan 't altaar van Onze Lieve Vrouwe dat het Maria moge behagen
om te vertrekken met een man. onze voorspraak te zijn in het zoete dal
Daar kwamen twee kinderen van. waar God de wereld oordelen zal.
Van alles wat haar was geschied,
verzweeg ze zelfs het ergste niet. Amen.
995 Alles wat haar had verward,
(Vertaling door Willem Wilmink)

You might also like