Professional Documents
Culture Documents
Deze handleiding legt uit hoe u uw fiets veilig kunt gebruiken en hoe uw
uw fiets moet onderhouden zodat hij veilig blijft werken. Elke gebruiker van
deze fiets dient ten minste hoofdstuk 1 van deze handleiding te lezen. Ouders
dienen hoofstuk 1 uit te leggen aan kinderen of andere personen die deze
informatie niet kunnen begrijpen.
Stuur
Zadel
WAARSCHUWING
In deze handleiding duidt de
Voorderailleur
tekst ‘Waarschuwing’ op een
Achterwiel mogelijk gevaarlijke situatie
Pedaal
die kan resulteren in dodelijk
Voorwiel of ernstig letsel wanneer niet
Achterderailleur
Cranks
vermeden.
BELANGRIJK!
LEES DIT HANDSTUK VOORDAT U GAAT FIETSEN
Zorg dat de maat van uw fiets goed is ..................................................... 3
Leer hoe uw fiets werkt .........................................................................3-4
Voordat u gaat fietsen: Inspecteer uw fiets ..........................................5-8
Tijdens elke rit: Rijd veilig. ................................................................. 8-10
Voor, tijdens en na elke rit:
Zorg voor uw fiets. .........................................................................11-12
Gebruik uw pedaalsysteem veilig. ................................................ 13-14
Let op fietsende kinderen................................................................... 15
D.2
VOOR UW EERSTE RIT
WAARSCHUWING
Onjuist gebruik van het remsysteem, inclusief overmatig gebruik van
de voorrem, kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en
valt. Voorkom verkeerd remmen door te zorgen dat u begrijpt hoe de
remmen correct gebruikt worden, zoals beschreven op pagina 10 onder
‘Rem voorzichtig’ en ‘Wees voorzichtig bij natte omstandigheden’.
Voorkom dat de toe-clip en het voorwiel
elkaar raken.
Draai de cranks niet als u het stuur gedraaid
hebt wanneer u langzaam fietst. Moderne high
performance fietsen hebben een ontwerp met
een korte wielbasis, met het voorwiel vlakbij de
pedalen. Bij een zeer langzame rijsnelheid kan het
gebeuren dat uw voet of toe-clip het voorwiel of
spatbord raakt als u het stuur draait (fig. 1.4). Bij
een normale rijsnelheid draait het stuur niet zover
dat dit kan gebeuren. Figuur 1.4 - Overlappen van de toe-clip
WAARSCHUWING
Aanraking van uw voet of toe-clip met het voorwiel of spatbord kan
ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Gebruik de
cranks niet als u langzaam een bocht neemt.
Voorkom ‘zwabberen’ of wiebelen van het voorwiel
In zeldzame gevallen, zoals bij zware fietsers op een grotere fiets, kan er zich
‘zwabberen’ of ‘harmonische trilling’ of ‘framevibratie’ voordoen bij bepaalde
rijsnelheden. De experts zijn het niet eens over de oorzaak van dit zwabberen,
WAARSCHUWING
Zwabberen van de fiets kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur
verliest en valt. Rem meteen af als uw fiets begint te zwabberen. Breng
uw fiets naar de fietsenmaker voor inspectie en reparatie.
Zorg dat alle accessoires geschikt en veilig zijn.
Om uw fiets aan uw persoonlijke wensen aan te passen, kunt u onderdelen
uitwisselen of accessoires toevoegen. Niet alle accessoires zijn geschikt of
veilig voor uw fiets. Raadpleeg de fietsenmaker als u niet zeker weet of een
onderdeel geschikt of veilig is.
LET OP
Verkeerde onderdelen of verkeerde montage kunnen uw fiets of de
fietsonderdelen op onvermoede wijze belasten. Belasting van de
fiets kan resulteren in defecten, die ertoe kunnen leiden dat u de
macht over het stuur verliest en valt. Raadpleeg de fietsenmaker
voordat u onderdelen aan uw fiets toevoegt of ze vervangt.
Slijtage, materiaalmoeheid en intensief gebruik
reduceren de levensduur en veiligheid van uw fiets.
Fietsen zijn niet onverwoestbaar: zoals alle mechanieken heeft elk
onderdeel van een fiets een bepaalde levensduur, bepaald door slijtage,
belasting en materiaalmoeheid. Materiaalmoeheid omvat lichte vormen
van belasting die, wanneer vele malen uitgeoefend, ertoe kunnen leiden
dat materiaal defect raakt of breekt. De levensduur van een onderdeel is
afhankelijk van ontwerp, materiaal, gebruik en onderhoud. Hoewel lichtere
frames of onderdelen in sommige gevallen langer meegaan dan zware, moet
u ervan uitgaan dat lichtgewicht high-performance fietsen en onderdelen
meer onderhoud en meer frequente inspectie vereisen.
Inspecteer uw hele fiets regelmatig op tekenen van materiaalmoeheid:
• deuken
• barsten
• krassen
• vervorming
• verkleuring
Materiaalmoeheid kan versneld worden door grote belasting als gevolg van
onveilig fietsgebruik:
• springen met de fiets
• stunten met de fiets
• gebruik op zeer ruw terrein
• heuvelafwaarts rijden
• alle vormen van abnormaal fietsgebruik
Inspecteer het frame en de onderdelen zorgvuldig op tekenen van materi-
aalmoeheid voor en na elke rit.
WAARSCHUWING
De volgende handelingen op de fiets vergroten uw kans op ongelukken:
• springen met de fiets
• stunten met de fiets
• gebruik op zeer ruw terrein
• heuvelafwaarts rijden
• alle vormen van abnormaal fietsgebruik
Deze handelingen vergroten de belasting van alle fietsonderdelen.
Een zwaarbelast frame of zwaarbelaste onderdelen kunnen voortijdig
materiaalmoeheid vertonen, waardoor ze defect raken en het risico van
ongelukken voor de fietser toeneemt. Vermijd deze handelingen om uw
kans op ongelukken te verminderen.
D.4
VOORDAT U GAAT FIETSEN: INSPECTEER UW FIETS
Controleer vóór elke rit uw fiets en de fietsonderdelen aan de hand van de
volgende checklist. Hieronder staat vermeld hoe u deze inspecties uitvoert.
Dit is geen compleet onderhoudsprogramma. Als u vermoedt dat er een
probleem is met uw fiets, breng hem dan ter reparatie naar de fietsenmaker.
Inspecteer de remmen.
Figuur 1.5 - Label voor
bandenspanning
Volg de inspectie -instructies voor het type rem op uw fiets. Als u
bij inspectie van uw remmen problemen aantreft, raadpleeg dan het
gedeelte Remsystemen in hoofdstuk 3 of breng uw fiets ter reparatie
naar de fietsenmaker.
WAARSCHUWING
Als uw remmen niet goed werken, kunt u de macht over het stuur
verliezen en vallen. Inspecteer de remmen voor elke rit goed en gebruik
de fiets pas nadat alle eventuele problemen verholpen zijn.
Handremmen
Knijp in de twee handremmen om te controleren of de rem onbelemmerd
werkt en de fiets tot stilstand brengt. Als u de hendel van de handrem helemaal
tegen het stuur kunt drukken, is de rem te los afgesteld. Als u de handrem niet
indrukt, hoort de afstand tussen de remblokjes en de velg 1–2 mm te bedragen.
Als de remblokjes dichter bij de velg liggen, is de rem te strak afgesteld. De
remblokjes horen parallel met het velgoppervlak te liggen (fig. 1.6).
Remblokje in lijn met velgop- Het remblokje en de velg Draairichting van velg.
pervlak. horen parallel te liggen.
0,5–1,0 mm toespoor
LET OP
Schijfremmen en remschijven worden tijdens gebruik zeer heet en
kunnen brandwonden veroorzaken. Ook kunnen de schijfranden
scherp zijn en snijwonden veroorzaken. Raak de remschijf en de
schijfremmen niet aan als ze heet zijn of als ze draaien.
HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein D.5
Interne trommelremmen
Interne trommelremmen worden geactiveerd door een remhendel die via
een kabel met de naaf is verbonden. Als de remhendel meer dan 15 mm moet
bewegen voordat de fiets stopt, is de rem te los afgesteld. Als de remhendel
minder dan 15 mm hoeft te bewegen voordat de fiets stopt, is de rem te strak
afgesteld. Bij sterk remmen wordt de naaftrommel heet. Wacht ten minste 30
minuten voordat u de naaftrommel aanraakt nadat u geremd hebt.
LET OP
Trommelremmen worden tijdens gebruik zeer heet en kunnen brandwonden
veroorzaken. Raak de naaf en de koelvinnen niet aan als ze heet zijn.
Terugtrapremmen.
Een terugtrapremmen wordt niet met de hand bediend
maar door de cranks met de benen achterwaarts te
bewegen. De ketting draagt de beweging van de pedalen
over aan de achternaaf, waar de rem intern werkt. Om de
remmen te controleren, beweegt u de cranks naar achteren
om te controleren of de rem bij een draaiing van minder
dan 60 graden (eenzesde slag) werkt.
De ketting bedient de rem, dus moet u ervoor zorgen dat
de ketting niet van de tandwielen afloopt. Wanneer u de
ketting in het midden beetpakt, tussen de voor- en achter-
tandwielen, hoort er een verticale speling van in totaal
Figuur 1.7 - Controleer de 6–12 mm te zijn (fig. 1.7). Als de kettingspanning verkeerd
kettingspanning is, raadpleeg dan het gedeelte Aandrijving in hoofdstuk 3
of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.
Controleer of beide wielen goed bevestigd zijn.
Voor veilig fietsen moeten de wielen van uw fiets goed op het frame en
de vork bevestigd zijn. Fietswielen worden bevestigd met asmoeren of
een snelspanner, een wielbeveiligingsmechaniek met een hendel (fig. 1.8)
waarmee u het wiel zonder gereedschap kunt installeren of verwijderen. Zie
pagina 7 en 8 voor wielen die met asmoeren gemonteerd zijn.
WAARSCHUWING
Een verkeerd aangedraaide en slecht gesloten snelspanner kan ertoe
leiden dat het wiel los komt te zitten of plotseling loskomt, waardoor u
de macht over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de snelspanner
goed is afgesteld en goed is gesloten voordat u de fiets gebruikt.
��
kan worden gezet, is de
��
klemkracht onvoldoende. T
�
CH
��
DI
Draai de hendel weer OPEN,
�
��
��
��
��
informatie over het correct
��
afstellen van de spanning van
de snelspanner. Figuur 1.10 - Correct slui- Figuur 1.11 - De hendel niet
ten van de hendel draaien
Als er een kracht van meer dan 200 newton nodig is om de snelspanner te
sluiten, moet u de hendel openen en de stelmoer iets losdraaien.
Als er een kracht van minder dan 53,4 newton nodig is om de snelspanner
vanuit geheel gesloten stand te openen, moet u de hendel openen en de
stelmoer iets aandraaien.
Herhaal de afstelling naar vereist.
Figuur 1.14 - Definitie van de juiste kracht voor de snelspannerhendel
5. Zet de snelspannerhendels zo dat ze niet in de weg zitten van andere
fietsonderdelen of -accessoires (zoals een rek of spatborden) en zodat
obstakels op de weg niet
achter de hendels kunnen
blijven haken (fig. 1.12
en 1.13).
6. Test of de snelspanner goed
afgesteld en gesloten is.
Herhaal de afstelproce-
dure (inclusief de test) als
u bij een van de tests van
de snelspanner problemen
aantreft of breng uw fiets naar
de fietsenmaker voor service. Figuur 1.12 - Stand van de Figuur 1.13 - Stand van de
hendel voor hendel achter
Test of de snelspanner goed
is afgesteld
• Til de fiets op en sla eenmaal
snel op de bovenkant van de
band (fig. 1.15). Het wiel mag
niet vallen, loszitten of heen en
weer bewegen.
• Zorg dat de snelspannerhendel
niet parallel aan het wiel
gedraaid kan worden (fig. 1.16).
• Als de snelspanner goed
is aangedraaid en door de Figuur 1.15 Test of het Figuur 1.16 - Test of het
hendel in gesloten positie is wiel misschien loszit wiel goed draait
vastgeklemd, is de klemkracht
voldoende voor grijpen van metaal op metaal op de raakvlakken.
• Zie fig. 1.14.
WAARSCHUWING
Een verkeerd aangedraaide asmoer kan ertoe leiden dat het wiel los
komt te zitten of plotseling van de fiets loskomt, waardoor u de macht
over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de asmoeren goed zijn
aangedraaid voordat de fiets gebruikt wordt.
Test voor elk wiel of de asmoeren goed zijn aangedraaid. Als u bij de test
van de asmoeren problemen aantreft, herhaal dan deze procedures (inclusief
de test) of breng uw fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.
HOOFDSTUK EEN Richtlijnen voor veilig gebruik op de weg en op terrein D.7
Tandring Test of de asmoeren goed zijn aangedraaid
• Til de fiets op en sla eenmaal snel op de bovenkant van
de band (fig. 1.15). Het wiel mag niet vallen, loszitten of
heen en weer bewegen.
Redundante borgringen
Op het voorwiel van kinderfietsen en BMX-fietsen met
asmoeren moet er een speciale tandring aan weerszijden
van de naaf aangebracht zijn voor correctie wielmontage.
De tandring wordt aan de buitenkant van de vorkpunt
geplaatst, met de tand in het overeenkomstige gat in de
Figuur 1.17 - Tandring vorkpunt (fig. 1.17).
Pegs op BMX-fietsen
Peg Sommige fietsen hebben buisvormige asverlengstukken,
de zgn. pegs (fig. 1.18). Voor fietsen met pegs op het
voorwiel moet de tandring tegen de vorkpunt aanliggen
(zie fig. 1.17), met de peg over de tandring geplaatst.
Alle andere ringen en de moer worden binnenin de peg
geïnstalleerd. Draai de asmoeren in de pegs aan:
• met een 15 mm dopsleutel: 220-240 lb•in (24.9-27 Nm)
Asmoer en
onderlegring • met een 19 mm dopsleutel: 350 lb•in (40 Nm)
D.8
• Fiets defensief: verwacht het onverwachte. Fietsers zijn slecht zichtbaar
en sommige automobilisten zijn niet bekend met de rechten en
problemen van fietsers.
Rijd defensief.
Voor automobilisten, voetgangers en andere fietsers bent u niet zo goed
zichtbaar als een auto. Wees altijd alert op mogelijk gevaarlijke situaties en
altijd gereed om te stoppen of in te grijpen.
Let op de weg.
Let op en vermijd kuilen, rioleringsroosters, zachte
of lage berm, of andere omstandigheden waardoor de ��
WAARSCHUWING
Een fietser zonder goede verlichting en veiligheidsvoorzorgen heeft
soms slecht zicht en is soms niet goed zichtbaar voor anderen, wat een
botsing met ernstig letsel kan veroorzaken. Gebruik een koplamp en
achterlicht op uw fiets en tref alle andere veiligheidsvoorzorgen als u
bij slecht zicht fietst. Nalaten hiervan vergroot het risico van
ongelukken onder omstandigheden met slecht zicht.
WAARSCHUWING
Door plotselinge of excessieve remkracht op de voorste rem uit te
oefenen kan uw achterwiel van de grond loskomen, of uw voorwiel onder
u vandaan wegslippen, wat ertoe kan leiden dat u de macht over het
stuur verliest en valt. Gebruik beide remmen gelijktijdig en verplaats
uw lichaamsgewicht op de fiets naar achteren als u remt.
D.10
VOOR, TIJDENS EN NA ELKE
RIT: ZORG VOOR UW FIETS
WAARSCHUWING
Modificeer nooit uw frameset of onderdelen ervan op welke manier dan ook,
inclusief schuren, boren, vullen, het verwijderen van overtollige bevestigings-
voorzieningen, installatie van ongeschikte vorken of welke andere methode
dan ook. Een onjuist gemodificeerd frame of onjuist gemodificeerde vork of
onderdelen kunnen ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt.
D.12
GEBRUIK UW PEDAALSYSTEEM VEILIG
Gebruik pedaalsystemen om te voorkomen dat uw voet
van de pedalen glijdt.
De pedalen zijn de plaats waar u uw voeten op de fiets plaatst; voor
controle en veiligheid moeten uw voeten goed op de pedalen geplaatst zijn.
Voor recreatief rijden op gladde oppervlakken is een paar schoenen met
zachte zolen voldoende. Als u sneller rijdt of als de ondergrond ruw wordt,
kunnen pedaalsystemen u helpen om uw voeten op de pedalen te houden.
Er zijn diverse pedaalsystemen voor fietsen.
Lees de algemene informatie in Gebruik van het pedaalsysteem – alle
systemen en de specifieke informatie voor uw pedaaltype:
• Toe-clips en riempjes (fig. 1.22): u bevestigt uw voeten op de pedalen
via een riempje met een metalen plaatsbepaler
• Klikpedalen grijpen net zoals bij ski’s op mechanische wijze een cleat
die op de zool van speciale fietsschoenen is aangebracht.
Als u niet zeker weet hoe het pedaalsysteem op uw fiets werkt, raadpleeg
dan de fietsenmaker. Als uw fiets een pedaalsysteem heeft dat niet past of dat
u niet wenst, kan de fietsenmaker het systeem vervangen door het gewenste
systeem.
Als uw fiets zonder pedalen geleverd is, moet u de pedalen kiezen die voor
u het beste werken. Volg de aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
gebruik van de pedalen.
WAARSCHUWING
Tijdens het fietsen moeten uw voeten op de pedalen blijven, anders
kunt u de macht over het stuur verliezen en vallen. Als u de fiets tot
stilstand brengt, moeten uw voeten makkelijk loskomen van de pedalen,
anders kunt u van uw fiets vallen. Neem altijd ten minste een voet uit
de toe-clip of van het klikpedaal voordat u de fiets tot stilstand brengt.
D.14
LET OP FIETSENDE KINDEREN
Goed toezicht op kinderen als die meer leren over
fietsen, veiligheid, en de verkeersregels voor fietsers
is een onmisbaar deel van de opvoeding van uw kind
(fig. 1.28). Leg het materiaal in dit deel, hoofdstuk 1,
uit aan uw kind voordat hij of zij met fietsen begint.
En maak uw kinderen vertrouwd met deze allerbelang-
rijkste regel voor jonge fietsers:
WAARSCHUWING
Kinderen mogen nooit bij de stoep, trappen, steile hellingen, zwembaden
of door auto’s bezochte plaatsen fietsen. Dat kan resulteren in
ongelukken met dodelijk of ernstig letsel. Kinderen moeten fietsen op een
vlak en veilig terrein onder toezicht van volwassenen.
Zijwielen
Sommige fietsmodellen hebben zijwielen (fig. 1.29). Wanneer uw kind
leert fietsen met zijwielen, moet u ervoor zorgen dat het in staat is om de
fiets te stoppen. Totdat een kind de fiets kan stoppen, mag het niet zonder
toezicht fietsen.
De zijwielen kunnen afgesteld worden om het aanleren van vaardigheden
zoals evenwicht en bochten nemen te vergemakkelijken.
Afstellen van de zijwielen
1. Controleer of de banden van de zijwielen goed
zijn opgepompt.
2. Plaats de fiets op een horizontaal, glad oppervlak.
3. Draai de achterasmoeren los. Volg de procedure in
het gedeelte Aandrijving in hoofdstuk 3.
4. Zet de fiets precies rechtop en zorg voor een
tussenruimte van 6 mm tussen de zijwielen en de
grond aan weerszijden van de fiets. Zorg dat de
afstand aan beide kanten hetzelfde is
5. Draai de asmoeren weer aan zoals beschreven in Figuur 1.29 - Afstand
het gedeelte Aandrijving in hoofdstuk 3 en stel tussen de zijwielen
tevens de kettingspanning bij. en de grond
6. Controleer of de wielen goed gemonteerd zijn, zoals
beschreven in het gedeelte Wielen in hoofdstuk 3.
Stel de zijwielen bij naarmate de vaardigheid van het kind groeit.
Naarmate de vaardigheid van de fietser toeneemt, kunt u de afstand tussen
de zijwielen en de grond vergroten totdat de zijwielen niet meer nodig zijn.
WAARSCHUWING
Een slecht functionerende fiets kan ertoe leiden dat u de macht over
het stuur verliest en valt. Inspecteer de hele fiets voor elke rit goed en
gebruik de fiets pas nadat alle eventuele problemen verholpen zijn.
Over momentspecificaties
‘Moment’ is een maatstaf voor de strakheid waarmee bevestigingsmate-
riaal met een schroefdraad zoals een schroef of bout wordt aangedraaid, te
bepalen met een momentsleutel. De momentspecificaties in deze handleiding
worden vermeld om u te helpen bepalen of onderdelen en hun schroefdraad-
bevestigers goed zijn aangehaald.
De momentspecificaties moeten gebruikt worden om ervoor te zorgen dat
u het bevestigingsmateriaal niet te strak aandraait. Kleine verschillen in een
gelijksoortig onderdeel kunnen een andere momentwaarde vereisen, zodat we
in de meeste gevallen een bereik van momentwaarden vermelden. Uitoefenen
van meer dan de aanbevolen kracht op bevestigingsmateriaal zorgt niet voor
extra bevestigingskracht, en kan daarentegen leiden tot beschadiging of
defecten van een onderdeel.
Bar-ends
Voorkom altijd dat de bar-ends voorwerpen raken waardoor u de macht over
het stuur kunt verliezen. De bar-ends dienen alleen voor klimmen. Zorg dat de
bar-ends vooruit en van u vandaan gericht zijn, onder een hoek van ten minste
15° van parallel tot de grond.
WAARSCHUWING
Een onjuist afgesteld of aangedraaid stuur en onjuist afgestelde of
aangedraaide stuurpen of bar-ends kunnen ertoe leiden dat u de macht
over het stuur verliest en valt. Zorg dat de stuurpen, het stuur en de
bar-ends goed zijn geplaatst en aangedraaid voordat u de fiets gebruikt.
Afstelling
De plaats, de hoek, de breedte en de hoogte van het stuur zijn grotendeels
een kwestie van uw persoonlijke voorkeur qua comfort, efficiëntie en balans.
Uw handen moeten comfortabel geplaatst zijn en alle bedieningsorganen
goed kunnen bereiken. Als uw handen, armen of schouders oncomfortabel
zijn of gaan slapen, kan het nodig zijn het stuur te verstellen of onderdelen te
kiezen die beter geschikt zijn voor u; uw fietsenmaker kan u daarmee helpen.
De breedte van sommige sturen kan aangepast worden door ze af te
zagen, iets dat u kunt zien aan speciale markeringen op het stuur. Zaag
sturen zonder deze markeringen niet af op een bepaalde lengte, inclusief de
Bontrager Race XXXLite sturen van koolstofvezels. Zaag sturen niet korter
af dan de markeringen: dat zou interne versterkingsmaterialen kunnen
verwijderen. Raadpleeg uw fietsenmaker als u ergens niet zeker van bent.
D.18
Afstellen van de stuurhoek
1. Draai de klembout(en) op de stuurpen zover los dat u het stuur in de
stuurpen net kunt draaien.
2. Zet het stuur onder de gewenste hoek en let op dat het midden in de
stuurpen staat.
3. Draai aan zoals beschreven in Inspectie.
Afstellen van de stuurhoek van een in hoogte afstelba-
re stuurpen
Er zijn twee typen van dit soort stuurpennen: fig. 3.1 en fig. 3.4.
1. Draai de hoekstelbout(en) los totdat u de stuurpen kunt draaien.
2. Zet de stuurpen op de gewenste hoogte.
3. Draai de hoekstelbout aan zoals beschreven in Inspectie.
Wijzigen van de stuurhoogte bij een binnenbalhoofdbuis
Afstellen van de stuurhoogte op een stuurpen met directe verbin-
ding is van invloed op de lagerafstelling van de stuurkolom. Deze
procedure vereist speciale gereedschappen en training
en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden
uitgevoerd.
Om de hoogte van de in hoogte afstelbare stuurpen in
fig. 3.1 af te stellen, wijzigt u eerst de stuurpenhoek,
zodat u toegang verkrijgt tot de penexpansiebout.
1. Draai de penexpansiebout twee tot drie slagen los. Deze streep
moet in
2. Tik op de bovenkant van de penexpansiebout met een het frame
houten of kunststof hamer om de penwig los te halen. verborgen
zijn.
3. Stel het stuur op de gewenste hoogte af, maar met
de lijn voor minimale inbrenging in het frame Figuur 3.7 - Merkteken
(fig. 3.7). De stuurpen moet ten minste 70 mm in voor minimale insteekpo-
het frame steken. sitie van de stuurpen
4. Draai aan zoals beschreven in Inspectie.
WAARSCHUWING
Fiets nooit als de stuurpen tot voorbij de markering uit het frame
steekt. Een balhoofdstuurpen die te hoog gemonteerd is kan de fiets
beschadigen en ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest
en valt. Zorg dat de markering voor minimale insteekpositie (fig. 3.7)
binnenin het frame zit.
Smering
Smeer de stuurpen eenmaal per jaar.
Opmerking: Voor het smeren van een direct verbonden stuurpen
moeten de stuurkolomlagers bijgesteld worden, zodat dit alleen
door de fietsenmaker gedaan mag worden.
Smeren van een stuurpen met binnenbalhoofdbuis
1. Volg de aanwijzingen onder Wijzigen van de stuurhoogte bij een binnen-
balhoofdbuis en neem de stuurpen van het frame.
2. Verwijder al het oude vet van de stuurpen en maak hem schoon.
3. Breng een dun laagje Wrench Force® synthetisch vet of een vergelijk-
baar product aan op het gedeelte van de buis dat in het frame gestoken
wordt, inclusief het binnenbalgedeelte.
4. Steek de stuurpen in het frame en volg de aanwijzingen onder Wijzigen
van de stuurhoogte bij een binnenbalhoofdbuis.
Installatie en gebruik van
Bar-Keeper accessoires
Op het Bar-Keeper stuursysteem
kunnen diverse speciale accessoires
worden aangebracht. Hoewel
sommige bevestigingsmethoden Insteekpunt voor kanaal
uniek kunnen zijn voor een bepaalde van Bar-Keeper acces-
accessoire, volgen ze in het algemeen soirerail
een van diverse methoden. Deze
Figuur 3.8 - Bar-Keeper bezien vanaf het zadel
aanwijzingen geven een algemene
beschrijving van bevestiging aan de
hand van specifieke voorbeelden.
HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering D.19
Als er kracht wordt uitgeoefend op de zijkant van het stuur terwijl u fietst,
maakt de fiets een bocht. Als dit onverwacht gebeurt, kunt u de macht over
het stuur verliezen. Zwaardere accessoires zoals bidons moeten zo dicht
mogelijk bij het middelpunt van het stuur worden aangebracht om de invloed
op het sturen zo klein mogelijk te houden. Te richten accessoires zoals
lichten kunnen soms niet precies in het midden gemonteerd worden. Vermijd
het ongelijkmatig uitoefenen van druk op het stuur, zoals gebruik van
een mobieltje of aanbrengen van een voorwerp in de houder. Stop in plaats
daarvan de fiets en geniet van de pauze.
Als u uw fiets op een autorek of ander voertuig transporteert, moet u
alle accessoires van het stuur verwijderen. Laat geen mobieltje, computer
of bidon op de Bar-Keeper zitten als u uw fiets op een rek op een auto
vervoert. De trilling van het voertuig of de wind kunnen de accessoires van
het stuur rukken.
Installeren van de Bar-Tab
Dit hulpstuk wordt gebruikt om een bidonhouder op de Bar-Keeper
accessoirerail te monteren.
1. Steek de kop van de Bar-Tabbout (fig. 3.9) in de linkerkant van het Bar-
Keeperkanaal (fig. 3.8).
2. Schuif de montagebout naar de gewenste plaats en draai het
duimwieltje vast.
3. Zorg dat de Bar-Tab niet op de Bar-Keeper kan bewegen.
4. Gebruik de twee accessoireschroeven om de bidonkooi of andere Bar-
Tabaccessoires te bevestigen.
Installeren van een computer
Montagebout 1. Verwijder de rubberen dop op de rechterkant van de
accessoirerail.
Accessoireschroeven 2. Bepaal welke computermontageplaat voor uw
computer nodig is: bedraad of draadloos.
3. Schroef de twee kleine montageschroeven op de
voorkant enige slagen in de onderkant van de
montageplaat.
4. Schuif de montageplaat op zijn plaats.
Duimwieltje
Haak de twee schroeven voor in de gleuven in de Bar-
Figuur 3.9 - Keeperhouder.
Montageschema Bar-Tab 5. Steek de grote kunststof lip in het midden op zijn plaats.
6. Installeer de twee montageschroeven achter
nadat u de computermontageplaat op zijn plaats
geschoven hebt.
Installeren van een wikkelklem
Sommige accessoires, zoals een fietscomputer van
andere merken dan Trek, worden met een wikkelklem op
de Bar-Keeper vastgezet.
1. Haal de klemschroef uit de wikkelklem.
2. Open de wikkelklem voorzichtig en schuif hem over
het stuur, met de schroefopening naar voren.
3. Schuif de wikkelklem naar de gewenste plaats.
4. Breng wat vet aan op de schroefdraad en lageropper-
vlakken van de klemschroef.
5. Monteer de gewenste accessoire op de wikkelklem.
6. Zorg dat de wikkelklem niet op de Bar-Keeper
kan bewegen.
D.20
ZADEL EN ZADELPEN
Het zadel waar u op zit tijdens het fietsen wordt door de zadelpen (fig. 3.10) op zijn
plaats gehouden. De zadelpenbevestiger zet de zadelpen in het frame vast. Goede
afstelling van alle onderdelen is belangrijk voor uw comfort en voor efficiënt fietsen.
Dit gedeelte behandelt inspectie, afstelling en smering van
het zadel, de zadelpen en de zadelpenbevestiger.
Inspectie
Inspecteer maandelijks of de snelspanner van de zadelpen
of de bout(en) van de zadelpenbevestiging (fig. 3.10 en 3.11) Zadelmonta-
gebouten
goed bevestigd zijn. Controleer of het zadel goed is vastgezet
door te proberen het zadel en de zadelpen in het frame te Zadelpen
Afstelling
De hoogte van het zadel is zeer belangrijk voor comfort, veiligheid en efficiëntie.
De zadelhoek en de positie naar voren of achteren zijn van invloed op het comfort
van het zadel en het stuur, omdat ze de gewichtsverdeling tussen beide bepalen.
Juiste afstelling van de zadelhoek is een kwestie van persoonlijke voorkeur:
probeer eerst te fietsen met de bovenkant van het zadel parallel aan de grond.
Voor fietsen met achtervering kunt u de punt van het zadel iets omlaag richten
zodat het zadel horizontaal staat wanneer de achtervering door uw lichaamsge-
wicht ingedrukt wordt.
U kunt het zadel ook naar voren of naar achteren verstellen ten opzichte van de
zadelpen om uw comfort te vergroten en de afstand tot het stuur te regelen.
Als het zadel goed is afgesteld, is een goed zadel vrij comfortabel, zelfs bij
lange ritten.
WAARSCHUWING
Langdurig fietsen met een slecht afgesteld zadel of een zadel dat uw
heupen niet goed ondersteunt kan korte- or langetermijnletsel van uw
zenuwen en bloedvaten veroorzaken. Als uw zadel pijn of ongevoelig-
heid veroorzaakt, moet u de zadelpositie wijzigen. Als u na afstelling
nog steeds pijn of ongevoeligheid ondervindt, moet u uw fietsenmaker
raadplegen over nadere afstelling of het zadel door een beter passend
zadel vervangen.
HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering D.21
Afstellen van de zadelhoek
1. Draai de montagebout van het zadel net
ver genoeg los om het zadel naar voren
en achteren te kunnen kantelen.
Sommige zadelpennen hebben twee
bouten, waarbij de zadelhoek wordt
afgesteld door de ene bout losser en
de andere bout vaster aan te draaien.
2. Plaats een liniaal of een waterpas op het
zadel om de hoek beter te zien.
3. Stel het zadel af en haal de zadelmontage-
bout aan zoals beschreven onder Inspectie.
Figuur 3.12 - Been uitgestrekt met de
juiste zadelhoogte
Afstellen van de zadelhoogte op een fiets
1. Ga in fietspositie op het zadel zitten zonder schoenen
Deze streep aan terwijl iemand anders de fiets ondersteunt.
moet in het 2. Zet de cranks parallel aan de zitbuis.
frame ver-
borgen zijn. 3. Draai de zadelpenbevestigingsbout of de snelspanner los.
4. Breng de zadelpen omhoog totdat uw uitgestrekte
been recht is wanneer uw hiel op het onderste
pedaal rust (fig. 3.12).
Als u schoenen draagt, moet uw knie iets gebogen zijn
in de correcte fietspositie; dit met de bal van uw voet op
Figuur 3.13 - Merkteken het pedaal.
voor minimale insteekpo- 5. Zorg dat de markering voor minimale insteekpo-
sitie van de zadelpen sitie (fig. 3.13) op de zadelpen binnenin het frame
zit. Ten minste 64 mm van de zadelpen moet in het
frame steken.
6. Haal de snelspanner van de zadelpen of de bout aan
zoals beschreven onder Inspectie.
WAARSCHUWING
Een zadelpen die te hoog gemonteerd is kan de fiets beschadigen en
ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Zorg dat de
markering voor minimale insteekpositie (fig. 3.13) binnenin het frame zit.
D.22
AANDRIJVING: PEDALEN, CRANKS, KETTING
EN CASSETTE
De aandrijving (fig. 3.15) wordt gevormd Cassette Crankbout
door de fietsonderdelen die kracht
overbrengen naar het achterwiel:
• Pedalen (en toe-clips op sommige modellen)
• Cranks - linker- en rechtercrank, Ketting
kettingtandwiel(en) en trapaslagering (de
Ketting-
as en lagers waar de cranks op draaien) tandwiel
Pedaal
• Ketting
• Cassette of freewheel Figuur 3.15 - Onderdelen van de
Dit gedeelte behandelt inspectie, afstelling en fietsaandrijving
smering van de aandrijving. Raadpleeg voor fietsen met een interne versnel-
ling in de achternaaf tevens het gedeelte Interne schakelsystemen.
Inspectie
Als de aandrijving goed functioneert, is het schakelen makkelijk, is de fiets
stil en kan hij maximaal efficiënt zijn.
Controleer eenmaal per maand of de ketting en cassette schoon, roestvrij
en goed geolied zijn. Alle schakels in de ketting moeten moeiteloos en zonder
piepen kunnen draaien en er mogen geen vervormde schakels zijn. Verwijder
het achterwiel en draai de cassette in uw handen. Als u een malend geluid
hoort of de cassette meteen stopt nadat u hem gedraaid hebt, kan verdere
afstelling of vervanging van de cassette noodzakelijk zijn: laat de fiets door de
fietsenmaker repareren.
Op fietsen met een kettingbeschermer moet u eenmaal per maand
controleren of de beschermer goed aangebracht en uitgelijnd is. Beweeg
de kettingbeschermer heen en weer en tik erop. Til het achterwiel omhoog,
draai de cranks en luister naar geluiden die zouden kunnen beteken dat de
cranks of ketting tegen de kettingbeschermer aanlopen. Stel de kettingbe-
schermer bij zodat hij niet beweegt, ratelt of schuurt en draai het bevesti-
gingsmateriaal aan.
Inspecteer om de 3 maanden de pedalen en toe-clips.
Zorg dat de toe-clips goed op het pedaal zijn vastgezet
en de reflectors op de pedalen schoon en goed bevestigd
zijn. Draai de pedalen aan in de cranks; draai het
rechterpedaal rechtsom aan maar het linkerpedaal
linksom (fig. 3.16).
• Pedalen: 350-380 lb•in (40,2-42,9 Nm)
Om te controleren of de pedaallagers goed afgesteld
zijn, draait u de pedalen en beweegt u ze heen en weer
en op en neer met uw hand. Als de pedaallagers los or
ruw lijken, laat de pedalen dan door de fietsenmaker
afstellen, opnieuw smeren of vervangen. Figuur 3.16 - Aanhalen van
Inspecteer de cranks om de 3 maanden en controleer de pedalen
dan de afstelling van de trapas en haal de crankbouten aan:
• crankbouten
- Enkele 6- of 8mm-bout op elke crank: 350-435 lb•in
(39,5-49,2 Nm)
- Dubbele klembouten op elke crank (fig. 3.17): 88-132 lb•in
(10-15 Nm)
• Kettingtandwielbouten: 70-95 lb•in (7,9-10,7 Nm)
Controleren van de afstelling van de trapaslagers Crankbout
1. Neem de ketting van het kettingtandwiel.
2. Draai de crank zodat een van de cranks parallel staat aan Figuur 3.17- Crankbouten
de zitbuis. van klemtype
3. Plaats een hand op de crank en de andere hand op
de zitbuis en probeer de crank zijdelings van de zitbuis vandaan en
ernaar toe te bewegen.
4. Draai de cranks rond.
Als de cranks los aanvoelen of klinken, als ze plotseling stoppen of als u
een malend geluid uit de lagers hoort, moeten de lagers door de fietsenmaker
afgesteld of opnieuw gesmeerd worden.
Afstelling
Lees voor informatie over het afstellen van de voor uitklikken benodigde
kracht en voor afstelling van de cleats het gedeelte Gebruik uw pedaalsy-
steem veilig in hoofdstuk 1.
Pedaalgaten Op sommige fietsen kan de lengte van de cranks
afgesteld worden. Om de cranklengte te wijzigen, verwij-
dert u de pedalen en steekt u ze in de andere set gaten
(fig. 3.18).
Voor afstelling van de lagers in de aandrijving,
inclusief de trapas, de cassette en de pedalen, zijn
speciale gereedschappen en een speciale opleiding nodig.
Deze werkzaamheden mogen alleen door de fietsenmaker
worden uitgevoerd.
Smering en reiniging
Maak de cassette eens per maand schoon en olie dan tevens de ketting.
Plaats altijd een poetslap achter de ketting om te voorkomen dat er olie op de
rest van de fiets terechtkomt. Gebruik Wrench Force® synthetisch kettings-
meermiddel of een vergelijkbaar product. Neem de overtollige olie af met een
poetslap nadat u de ketting geolied hebt. Uw fietsenmaker kan u de juiste
olie aanbevelen.
Schoonmaken van de cassette
Geen benzine gebruiken: benzine is zeer brandbaar en laat na
verdamping een vetverontreinigend laagje achter.
1. Verwijder al het vuil rondom de tanden van het tandwiel met Wrench
Force® de-greaser of een vergelijkbaar oplosmiddel en een borstel.
Smeer eenmaal per jaar de pedaallagers en de trapaslagers en smeer
het gedeelte van de pedaalassen dat in de cranks geschroefd is opnieuw.
Sommige pedaallagers en trapaslagers zijn permanent afgedicht en hoeven
niet jaarlijks opnieuw gesmeerd te worden. Het opnieuw smeren van lagers
vereist speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de
fietsenmaker worden uitgevoerd.
Opnieuw smeren van de pedaalschroefdraad
Opmerking: Er zijn linker- en rechterpedalen, meestal voorzien van
een letter op het uiteinde van de pedaalas of de sleutelvlakken.
1. Verwijder de pedalen: draai de rechterpedaalspil linksom en de linker-
pedaalspil rechtsom.
2. Breng een laagje Wrench Force® synthetisch smeermiddel of een gelijk-
soortig product aan op de schroefdraden. Uw fietsenmaker kan u het
juiste smeermiddel aanbevelen.
3. Installeer de pedalen op de juiste kant: plaats het rechterpedaal op de
rechtercrank en het linkerpedaal op de linkercrank.
4. Volg de instructies voor het aanhalen van de pedalen zoals beschreven
onder Inspectie.
D.24
DERAILLEURSYSTEMEN
Derailleursystemen Kabel Stelschroeven
Sommige fietsen hebben een derailleursysteem dat
schakelt door de ketting tussen de tandwielen heen en
weer te bewegen. Het schakelsysteem omvat die fietson- Kabelklembout
derdelen waarmeer de derailleur schakelt, inclusief de
voorderailleur (fig. 3.19) of achterderailleur (fig. 3.20), de
shifters (fig. 3-21 t/m 3-25) en de schakelkabels.
Er zijn diverse schakelsystemen voor fietsen.
• Shimano STI Dual Control shfters waarbij beide
hendels tussen tandwielen schakelen (fig. 3.21)
• RapidFire of E-Z Fire shifters, met een met de duim te Figure 3.19 - Voorderailleur
bedienen hendel en een met uw vinger te bedienen
hendel, beide onder het stuur (fig. 3.22)
• Greepversnellingen waarbij u schakelt door een deel Stelschroeven
van de stuurgreep te verdraaien (fig. 3.23) Kabelklembout
• Campagnolo Ergopower schakelsystemen (fig. 3.24)
• Bar-endschakelsystemen (fig. 3.25)
Inspectie
In deze instructies worden de volgende schakelter-
men gebruikt:
Kabel
• Opschakelen betekent schakelen naar een versnelling Steltrommel
waarbij het trappen moeilijker wordt: een groter
kettingtandwiel of een kleiner achtertandwiel. Figuur 3.20 - Achterderailleur
• Terugschakelen betekent schakelen naar een versnel-
ling waarbij het trappen makkelijker wordt: een kleiner
kettingtandwiel of een groter achtertandwiel.
Als uw derailleursysteem goed is afgesteld, is het stil. Als er na het schakelen
ongebruikelijke geluiden klinken, kan dat betekenen dat de versnellingskabel
bijgesteld moet worden. Als het geluid na het bijstellen aanhoudt of luider is
geworden, moet u de fiets stoppen en de bron van het geluid bepalen. Vraag zo
nodig uw fietsenmaker om het probleem te bepalen en te verhelpen.
Inspecteer de versnellingskabels eenmaal per maand op knikken, roest,
gebroken vezels of rafelige uiteinden. Inspecteer ook de behuizing op losse draadve-
zels, verbogen uiteinden, breuk en slijtage. Gebruik de fiets niet als u vermoedt dat
er een probleem met de versnellingskabels is; volg de instructies onder Vervangen
van een versnellingskabel of laat deze reparatie door de fietsenmaker uitvoeren.
Controleer eenmaal per maand de werking van de linkerschakelhendel/
voorderailleur. Bij terugschakelen hoort de voorderailleur de ketting naar een
kleiner tandwiel te verplaatsen. Bij opschakelen hoort de voorderailleur de ketting
naar een groter tandwiel te verplaatsen. Na het schakelen kunt u de voorderailleur
door een kleine beweging van de schakelhendel zo plaatsen dat hij niet tegen de
ketting aanloopt. De ketting mag nooit van het binnenste of buitenste kettingtand-
wiel aflopen.
Controleer eenmaal per maand de werking van de rechterschakelhendel/
achterderailleur. Bij terugschakelen hoort de achterderailleur de ketting naar een
groter achtertandwiel te verplaatsen. Bij opschakelen hoort de achterderailleur de
ketting naar een kleiner achtertandwiel te verplaatsen. Na het schakelen hoort de
achterderailleur zo geplaatst te zijn dat de ketting soepel loopt zonder te springen.
De ketting mag nooit van het binnenste of buitenste achtertandwiel aflopen.
Afstelling
De derailleur moet afgesteld worden terwijl de fiets stevig in een klem gezet
is of terwijl iemand het achterwiel van de grond houdt, zodat u de aandrijving
en het schakelsysteem kunt gebruiken terwijl de fiets op zijn plaats blijft.
Duimhendel
Duimknop
Grote
hendel
Kleine Schakelhendel
hendel Vingerhendel
Figuur 3.21 - STI Figuur 3.22- Rapid Figuur 3.23 - Figuur 3.24 - Figuur 3.25 - Bar-con
Dual control Fire Versnellinggrepen Ergopower
Smering
Smeer maandelijks alle spilpunten op de voor- en achterderailleur
(inclusief de derailleurpoelies op de achterderailleur) met Wrench Force®
synthetisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbaar product.
Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen op het punt waar hij de
behuizing passert met licht smeervet.
Inspectie
Een goed afgesteld schakelsysteem is stil. Als er na het schakelen of tijdens
het trappen ongebruikelijke geluiden klinken, kan dat betekenen dat de versnel-
lingskabel bijgesteld moet worden. Als het geluid na het bijstellen aanhoudt of
luider is geworden, moet u de fiets stoppen en de bron van het geluid bepalen.
Vraag zo nodig uw fietsenmaker om het probleem te bepalen en te verhelpen.
Raadpleeg de fietsenmaker voor nadere informatie over uw schakelsysteem.
Controleer eenmaal per maand of de naaftandwielen goed zijn afgesteld:
• Op een Nexus 8-speed of Nexus 4-speed systeem in de
Poelie vierde versnelling horen de rode strepen op de poelie
Achtertandwielbeugel en op de tandwielbeugel (fig. 3.30) in lijn te staan.
Inspecteer de versnellingskabel eenmaal per maand
op knikken, roest, gebroken vezels of rafelige uiteinden.
Inspecteer ook de behuizing op losse draadvezels, insnij-
dingen, gebroken spiralen en slijtage. Als u vermoedt dat
er een probleem met uw schakelkabel is, mag u de fiets
niet gebruiken. Vervang de kabel en/of de behuizing aan
Klembout schakelkabel
de hand van de onderstaande instructies of breng uw
fiets ter reparatie naar de fietsenmaker voordat u hem
weer gebruikt.
Figuur 3.30 - Poelie en
achtertandwielbeugel Afstelling
Afstellen van de achterste versnelling
Kap voor
kabeluiteinde 1. Zet de shifter op de vierde versnelling.
2. Zet de indicator op de achternaafpoelie in lijn met de
tandwielbeugel (fig. 3.30).
3. Als de twee rode strepen niet in lijn staan, moet u
de versnellingskabelspanning bijstellen door de
steltrommel (fig. 3.31) te draaien totdat de strepen
in lijn staan.
4. Schakel naar de eerste versnelling en weer terug naar de
Steltrommel
schakelkabel vierde versnelling en controleer de afstelling nogmaals.
Vervangen van de versnellingskabel
Figuur 3.31 - Nexus shifter 1. Draai de kabelmontagebout los.
2. Verwijder de kruiskopschroef waarmee de kap van het kabeluiteinde
vastgezet is.
3. Schuif de kap van het kabeluiteinde (fig. 3.31) naar voren.
4. Let op de manier waarop de oude kabel geïnstalleerd is en verwijder de kabel.
5. Installeer een nieuwe kabel in de shifter, de behuizing en de kabelgelei-
ders, op dezelfde manier als de oude kabel gelegd was.
6. Draai de kabelmontagebout weer aan.
7. Bevestig de kap weer op de shifter.
8. Klem een metalen einddopje vast om te voorkomen dat het kabeluit-
einde gaat rafelen of druppel een beetje soldeer op het kabeluiteinde.
9. Volg de instructies onder Afstellen van de achterversnelling.
Smering
Smeer de Nexus naaflagers eenmaal per jaar. Deze procedure vereist
speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsen-
maker worden uitgevoerd.
Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen met Wrench Force® synthe-
tisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbaar product.
D.28
Schakelsysteem met drie versnelllingen
Het interne schakelsysteem omvat die onderdelen van de fiets waarmee u
kunt schakelen, inclusief de shifter, de achternaaf en de versnellingskabel.
Het schakelmechaniek is ingebouwd zodat het schakelsysteem gesmeerd
blijft en weinig onderhoud vereist. Deze instructies
behandelen inspectie, afstelling en smering van een
intern schakelsysteem. Stelschroef
Inspectie
Een goed afgesteld schakelsysteem is stil. Als er na het
schakelen of tijdens het trappen ongebruikelijke geluiden
klinken, kan dat betekenen dat de versnellingskabel
bijgesteld moet worden. Als het geluid na het bijstellen
aanhoudt of luider is geworden, moet u de fiets stoppen
en de bron van herkomst van het geluid bepalen. Vraag
zo nodig uw fietsenmaker om het probleem te bepalen Figuur 3.32 - Belarmkap
en te verhelpen. Raadpleeg de fietsenmaker voor nadere en stelschroef
informatie over uw schakelsysteem.
Controleer eenmaal per maand of de naaftandwielen Belarmvenster
goed zijn afgesteld:
• Op een Nexus 3-speed systeem met de shifter op
de tweede versnelling hoort de indicator in het
belarmvenster (fig. 3.33) in lijn te staan met het
merkteken op de duwstaaf (fig. 3.34).
Inspecteer de versnellingskabel eenmaal per maand
op knikken, roest, gebroken vezels of rafelige uiteinden.
Inspecteer ook de behuizing op losse draadvezels, insnij-
Stelschroef
dingen, gebroken spiralen en slijtage. Als u vermoedt dat
er een probleem met uw schakelkabel is, mag u de fiets Figuur 3.33 - Stelschroef
niet gebruiken. Vervang de kabel en/of de behuizing aan belarm, drie versnellingen
de hand van de onderstaande instructies of breng uw
fiets ter reparatie naar de fietsenmaker voordat u hem
weer gebruikt.
Afstelling
Afstellen van de achterste versnelling
1. Zet de shifter op de tweede versnelling.
2. Zet de indicator in het belarmvenster in lijn met de
lijn op de duwstaaf.
3. Als de twee rode strepen niet in lijn staan, moet u Duwstaaf
de versnellingskabelspanning bijstellen door de
steltrommel (fig. 3.35) te draaien totdat de strepen Figuur 3.34 - Duwstaaf
in lijn staan.
4. Schakel naar de eerste versnelling en weer terug
naar de tweede versnelling en controleer de
afstelling nogmaals.
Vervangen van de versnellingskabel Steltrommel
kabel
1. Verwijder de stelschroef van de belarmkap
(fig. 3.32).
2. Verwijder de belarmkap.
3. Draai de kabelklembout (fig. 3.35) los.
4. Let op de manier waarop de oude kabel geïnstal-
leerd is en verwijder de kabel. Kabelklembout
5. Installeer een nieuwe kabel in de shifter, de
Figuur. 3.35 -
behuizing en de kabelgeleiders, op dezelfde manier Belarmkabelklembout
als de oude kabel gelegd was.
6. Draai de kabelmontagebout weer aan.
7. Bevestig de kap weer op de belarm.
8. Klem een metalen einddopje vast om te voorkomen dat het kabeluit-
einde gaat rafelen of druppel een beetje soldeer op het kabeluiteinde.
9. Volg de instructies onder Afstellen van de achterversnelling.
Smering
Smeer de Nexus naaflagers eenmaal per jaar. Deze procedure vereist
speciale gereedschappen en training en mag daarom alleen door de fietsen-
maker worden uitgevoerd.
Smeer de kabel altijd nadat hij is vervangen met Wrench Force® synthe-
tisch kettingsmeermiddel of een vergelijkbaar product.
VOORBOUW EN VORK
De voorbouw (fig. 3.40) is het lagersysteem waarop de vork, de balhoofd-
buis en het stuur draaien, zodat u de fiets kunt sturen. De instructies
beschrijven inspectie, smering en afstelling van de voorbouw en de vork.
Raadpleeg Ophangingssystemen op pagina 50 als uw fiets een verende vork
heeft.
Raadpleeg tevens Zorg voor uw frame en vork op
pagina 56-57 als uw fiets een voorvork van aluminium of
Bovenste lager-
koolstofvezel heeft. kom van de
Inspectie voorbouw
WAARSCHUWING
Een slecht afgestelde voorbouw kan ertoe leiden dat u de macht over
het stuur verliest en valt. Zorg dat de voorbouw goed is afgesteld
voordat u de fiets gebruikt.
HOOFDSTUK DRIE Inspectie, afstelling en smering D.31
REMSYSTEMEN
Met het remsysteem kunt u afremmen of stoppen, een functie die zeer
belangrijk is voor uw veiligheid.
Deze instructies behandelen inspectie, afstelling en smering van een
fietsrem. Lees de algemene informatie in Tips voor het remsysteem – alle
systemen en de specifieke informatie voor het type remmen op uw fiets.
Tips voor het remsysteem – alle systemen
Het remvermogen is afhankelijk van het ontwerp van de remmen. Als u
ontevreden of niet zeker bent van het remvermogen van uw fietsremmen, kunt
u de fietsenmaker raadplegen.
Verkeerde afstelling, verkeerd onderhoud en verkeerd gebruik van welk
remsysteem dan ook kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest
en dat er ongelukken gebeuren. Als u niet zeker weet of de remmen goed zijn
afgesteld of vermoedt dat er een probleem is, mag u de fiets niet gebruiken:
laat de fiets door de fietsenmaker nakijken.
Het is moeilijk om het remsysteem goed af te stellen zonder het juiste
gereedschap en de juiste opleiding. Het wordt sterk aanbevolen om remafstel-
ling door de fietsenmaker uit te laten voeren. Raadpleeg de fietsenmaker voor
meer specifieke informatie over uw remsysteem.
Sommige soorten remmen kunnen niet gebruikt worden met bepaalde
remhendels. Gebruik voor elke rem uitsluitend remhendels die er geschikt
voor zijn, zoals die welke met uw fiets meegeleverd zijn. ‘Direct-pull’
remmen (fig. 3.42) bijvoorbeeld hebben een groter remvermogen en
vereisen speciale remhendels om die kracht te verwerken.
Als uw fiets remhendels heeft waarop het remvermogen afgesteld
kan worden, moet u de met uw fiets meegeleverde gebruiksaanwijzing
raadplegen en volgen voordat u de remkracht bijstelt.
WAARSCHUWING
Gebruik een fiets nooit als u niet zeker bent van de werking van de
remmen of als u denkt dat er een probleem met de remkabels of hydrau-
lische slang is. Slecht functionerende remmen kunnen ertoe leiden dat
u de macht over het stuur verliest en valt. Als uw remmen niet goed
werken, moet u ze bijstellen of de fiets voor onderhoud naar uw fietsen-
maker brengen.
Velgrem met remhendel
Inleiding
Centreerschroef Dit systeem omvat een van diverse soorten met de
hand te bedienen remhendels en remmen, waaronder
caliperremmen (fig. 3.41), direct-pull remmen (fig. 3.42),
Steltrommel U-remmen (fig. 3.44) en cantileverremmen (fig. 3.45).
Montagebout
remblokje Op dit systeem is de remhendel via een kabel met de
rem verbonden. Als u de hendel indrukt, wordt er door
de remblokjes druk uitgeoefend op de velg. Dat remt de
wielrotatie, waardoor de fiets langzamer rijdt.
Dit systeem bestaat uit diverse onderdelen:
Remvrijgavehendel
• velg
Figuur 3.41 - Caliperrem • remhendel
• remkabel en remkast
Kabelklembout • remcaliper
Gebruik nooit velgen die speciaal voor schijfremmen
bestemd zijn. Velgremmen vereisen een vlak zijoppervlak
Centreerschroef op de velg voor goede werking.
Montagebout rem-
blokje
Inspectie
Als u niet remt, hoort de afstand tussen de remblokjes en de
velg 1–2 mm te bedragen. De remblokjes horen parallel met
het velgoppervlak te liggen (fig. 3.43). Als uw remmen te strak
Armmontagebout
of te los zijn afgesteld of niet op de velg gecentreerd zijn, moet
u ze afstellen voordat u de fiets gebruikt.
Figuur 3.42 -
Direct-pull rem Figuur 3.43 toont toespoor, een afstelling van de hoek
van het remblokje, die bijgesteld kan worden om piepen van
de remmen te voorkomen. Voor reeds gebruikte remblokjes en op sommige
van de nieuwe direct-pullremmen is toespoor soms niet nodig.
D.32
Remblokje in lijn met velgop- Het remblokje en de velg Draairichting van velg.
pervlak. horen parallel
te liggen.
0,5–1,0 mm toespoor
Afstelling Hendelklembout
Interne of trommelremmen
Inleiding Steltrommel
Het remmechaniek van een trommelrem zit in een naaf
maar wordt bediend via een hendel. De hendel is via een
kabel met de rem verbonden. Dit systeem bestaat uit
diverse onderdelen:
• remhendel
• remkabel en remkast
• achternaaf
Inspectie Kabeldraagarm
Controleer maandelijks of de klembout van de remkabel Kabelklembout
goed is aangedraaid. Figuur 3.53 - Trommelrem
Inspecteer de remkabels op uw fiets elke maand op tekenen van knikken,
barsten, gebroken vezels en rafelige uiteinden en inspecteer de remkast op
verbogen uiteinden, insnijding, uitgerekte spiralen en slijtage. Vervang alle
onderdelen die bij inspectie problemen vertonen.
Afstelling
Verminderen van de hendelbeweging
1. Draai de borgmoer op de steltrommel (fig. 3.53) los en verdraai
de steltrommel.
Hydraulische schijfremmen
Inleiding
In plaats van op de velg te drukken om de fiets af te remmen,
drukt dit remsysteem op een schijf die op de wielnaaf is
gemonteerd (fig. 3.54). De schijf is met bouten op de naaf
bevestigd en op de linkerkant van het frame of de vork is
een schijfremcaliper aangebracht. Een speciale hendel die
als remvloeistofreservoir functioneert, is via een hydrau-
lische slang verbonden om de rem te bedienen.
Dit systeem bestaat uit diverse onderdelen:
Schijf • remhendel/vloeistofreservoir
Figuur 3.54 - Schijfrem • hydraulische slang
• remcaliper en schijf
Lees de gebruiksaanwijzing van de rem die met uw fiets is
meegeleverd. Als u geen gebruiksaanwijzing voor de rem hebt ontvangen, kunt u
er een krijgen van uw fietsenmaker, kunt u contact met ons opnemen of kunt er u
een downloaden van een website: www.hayesbrake.com
D.36
De onderstaande informatie dient uitsluitend als aanvulling op de
gebruiksaanwijzing van de remfabrikant.
Schijfremvloeistof werkt sterk corroderend. Vermijd aanraking met de huid of
met de fiets: remvloeistof tast lak aan.
Schijfremmen kunnen na gebruik zeer heet zijn, dus wees voorzichtig
wanneer u ze inspecteert. Zoals bij andere draaiende onderdelen op een fiets
moet u ook bij de schijf voorkomen dat u uw vingers erin plaatst.
Gebruik de remhendel niet als de schijf niet in de caliper geplaatst is. Als
u aan de hendel trekt terwijl de schijf uit de rem verwijderd is, wordt de
automatische remblokspeling op bijna nul gezet, zodat het niet mogelijk is
om de schijf weer tussen de remblokjes te plaatsen. Raadpleeg in dat geval de
gebruiksaanwijzing van de schijfrem.
WAARSCHUWING
Schijfremmen en remschijven worden tijdens gebruik zeer heet en kunnen brandwon-
den veroorzaken. Ook kunnen de schijfranden scherp zijn en snijwonden veroorzaken.
Raak de remschijf en de schijfremmen niet aan als ze heet zijn of als ze draaien.
Inspectie
Druk de remhendel voor elke rit krachtig in. Het mag niet mogelijk zijn
om de hendel helemaal tegen het stuur aan te drukken. Als u de remhendel
helemaal tegen het stuur kunt drukken, moet het remsysteem ontlast worden.
Voor aftappen van hydraulische vloeistof uit de remmen is special gereedschap
en een speciale opleiding vereist; laat de fiets door de fietsenmaker repareren.
Zorg dat er geen olie, vet of ander vuil op de schijf zit. De schijf (fig. 3.54)
maakt deel uit van het remsysteem; daarom moet u hem altijd schoonhouden.
Verwijder de remblokjes van de caliper bij grondig schoonmaken. Geen
reinigingsmiddel, ontvettingsmiddel of oplossmiddel gebruiken om de schijf
schoon te maken. Maak de schijven schoon met isopropanol.
Controleer de schijfremblokjes eenmaal per maand op tekenen van slijtage.
Als de schijfremblokjes dunner dan 1,0 mm zijn, moet u ze
vervangen. Controleer of de remblokjes goed gemonteerd
zijn: er moet een tussenruimte van 0,25 tot 0,75 mm met
de schijf zijn als de rem niet is ingedrukt (fig. 3.55). Draai
het wiel: als de remhendel niet is ingedrukt, moeten de
remblokjes de schijf zo min mogelijk raken.
Haal de schijfrembouten aan (fig. 3.56):
• Calipermontagebouten: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)
• Adapterbouten, met een inbussleutel van 5 mm: 100-110
lb•in (11,3-12,4 Nm)
• Adapterbouten, met een inbussleutel van 4 mm: 60-65
Figuur 3.55 - Speling voor de
lb•in (6,8-7,3 Nm) schijfremblokjes
• Schijfbouten, waarmee de schijf op de naaf gemonteerd is:
45-55 lb•in (5-6,2 Nm)
• Montagebouten remhendel: 25-35 lb•in (2,8-4 Nm)
Controleer de remslang op knikken of lekkage. Vervang
die delen van de hydraulische slang die problemen Adapterbouten
vertonen. Vervangen van hydraulische slangen vereist
herafstelling van het remsysteem met speciale gereed-
schappen en training en mag daarom alleen door de
Montagebouten
fietsenmaker worden uitgevoerd.
Afstelling Figuur 3.56 - Schijfrembouten
Afstellen van de afstand tussen de
remhendel en het stuur
1. Bepaal de plaats van de bereikschroef tussen de hendel
en het stuur, vlakbij het spilpunt van de hendel.
2. Draai de schroef in (rechtsom) om het bereik te
vergroten. Draai de schroef uit (linksom) om het
bereik te verkleinen.
Uitlijnen van de rem met de schijf
1. Draai de remmontagebouten los.
2. Druk de hendel helemaal in en draai de bouten
geleidelijk aan zoals beschreven onder Inspectie.
Verwijderen van de remblokjes Figuur 3.57 - Verwijderen van
1. Verwijder het wiel. de remblokjes
WAARSCHUWING
Schijfremmen en remschijven worden tijdens gebruik zeer heet en kunnen brandwon-
den veroorzaken. Ook kunnen de schijfranden scherp zijn en snijwonden veroorzaken.
Raak de remschijf en de schijfremmen niet aan als ze heet zijn of als ze draaien.
Inspectie
Druk de remhendel voor elke rit krachtig in. Het mag niet mogelijk zijn om
de hendel helemaal tegen het stuur aan te drukken.
Zorg dat er geen olie, vet of ander vuil op de schijf zit. De schijf (fig. 3.58)
maakt deel uit van het remsysteem; daarom moet u hem
altijd schoonhouden. Verwijder de remblokjes van de caliper
bij grondig schoonmaken. Geen reinigingsmiddel, ontvet-
tingsmiddel of oplossmiddel gebruiken om de schijf schoon
te maken. Maak de schijven schoon met isopropanol.
Controleer de schijfremblokjes eenmaal per maand op
tekenen van slijtage. Als de schijfremblokjes dunner dan
1,0 mm zijn, moet u ze vervangen. Controleer of de remblokjes
goed gemonteerd zijn: er moet een tussenruimte van 0,25
tot 0,75 mm met de schijf zijn als de rem niet is ingedrukt
(fig. 3.59). Draai het wiel: als de remhendel niet is ingedrukt,
Figuur 3.59 - Speling voor de moeten de remblokjes de schijf zo min mogelijk raken.
schijfremblokjes
Haal de schijfrembouten aan (fig. 3.60):
• Calipermontagebouten: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)
• Adapterbouten, met een inbussleutel van 5 mm: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)
• Adapterbouten, met een inbussleutel van 4 mm: 60-65 lb•in (6,8-7,3 Nm)
• Schijfbouten, waarmee de schijf op de naaf gemonteerd is: 45-55 lb•in
(5-6,2 Nm)
• Kabelklembout: 50-70 lb•in (5,7-7,9 Nm)
D.38
Inspecteer de remkabels op uw fiets elke maand op
tekenen van knikken, barsten, gebroken vezels en rafelige
uiteinden en inspecteer de remkast op verbogen uiteinden,
insnijding, uitgerekte spiralen en slijtage. Vervang alle
onderdelen die bij inspectie problemen vertonen.
Adapterbouten
Afstelling
Afstellen van het bereik van de remhendel
Montagebouten
Op sommige remhendels kunt u het bereik (de afstand
tussen het stuur en de hendel) verstellen.
1. Draai de bereikstelschroef (fig. 3.61). Draai de schroef Figuur 3.60 - Schijfrembouten
in (rechtsom) om het bereik te vergroten. Draai de
schroef uit (linksom) om het bereik te verkleinen.
2. Soms moet u na wijzigen van het bereik tevens de Hendelklembout
afstand van de remblokjes bijstellen.
Afstellen van de afstand tussen de remblokjes
en de schijf Stelschroef
voor bereik
1. Draai de vaste remblokversteller (fig. 3.62). Draai
de steltrommel in (rechtsom) om de afstand van
het remblokje te vergroten. Draai de steltrommel
uit (linksom) om de afstand van het remblokje
Steltrommel
te verkleinen. Kabel
2. Als de remblokjes op deze manier niet goed afgesteld Figuur 3.61 - Remhendel
kunnen worden, volgt u de instructies onder Afstellen
van de afstand tussen het linkerremblokje en de
schijf en stelt u het rechterremblokje opnieuw af.
Afstellen van de afstand tussen het linker-
remblokje en de schijf
1. Draai de kabelsteltrommel. Draai de steltrommel
in (rechtsom) om de afstand van het remblokje te
vergroten. Draai de steltrommel uit (linksom) om de
afstand van het remblokje te verkleinen.
2. Als u de remblokjes niet goed op deze manier kunt
Vaste
afstellen, draait u de kabelklembout los en monteert remblokafsteller
u de kabel weer zoals beschreven onder Installeren
Figuur 3.62 - Knop van de vaste
van een remkabel op pagina 34, maar zonder de remblokafsteller
kabel te verwijderen.
3. Draai de borgmoer na de afstelling rechtsom om draaien van de
steltrommel te voorkomen.
Uitlijnen van de rem met de schijf
1. Draai de remmontagebouten los.
2. Schuif een visitekaartje of vergelijkbaar voorwerp tussen het rechterrem-
blokje en de schijf.
3. Druk de hendel helemaal in en draai elke montagebout geleidelijk aan zoals
beschreven onder Inspectie.
Verwijderen van de remblokjes
1. Verwijder het wiel.
2. Pak de installatielip (fig. 3.57) met uw vingers of een tang beet en trek hem uit.
Verwijderen van het wiel
Voor het verwijderen van een wiel met een schijfrem hoeft u de rem niet te
openen. Volg de instructies onder Verwijderen en installeren van een wiel
op pagina 44 en schuif de schijf gewoon uit de rem.
Als u het wiel weer installeert, moet u de schijf voorzichtig tussen de
remblokjes door schuiven. Als de rand van de schijf met kracht tegen de
remblokjes wordt gedrukt, kunnen de blokjes schilferen of beschadigd raken,
waardoor u de remblokjes zou moeten vervangen.
Smering
Smeer de spilpunten van de remhendel en het gedeelte van de remcaliper
dat draait als de remhendel wordt ingedrukt om de 3 maanden met lichte
olie. Raadpleeg uw fietsenmaker voor een aanbevolen olie. Pas op dat er geen
olie op andere onderdelen van de remmen terechtkomt.
Smeer een kabel altijd nadat hij is vervangen met een dun laagje Wrench
Force® synthetisch smeervet of een vergelijkbaar smeermiddel.
Kabelinstallatie
Volg de instructies onder Installeren van een remkabel op pagina 34.
D.40
WIELEN
Inleiding
Met de wielen (fig. 3.64) rolt de fiets soepel over de
weg, dus is hun integriteit en structurele goede staat Band
zeer belangrijk. Ook het verband tussen de wielen en
de remprestaties is uitermate belangrijk. Spaken
WAARSCHUWING
Een onjuist afgestelde naaf (waarbij er geen beweging is tussen de
naaf en de as) kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest
en valt. Inspecteer de naven voor elke rit goed en gebruik de fiets pas
nadat alle eventuele problemen verholpen zijn.
Inspecteer de velgen maandelijks op tekenen van slijtage. Op fietsen voor
volwassenen is het remoppervlak soms voorzien van slijtage-indicators;
dat kan een doorlopende streep met inspringing of een reeks kleine ronde
inspringingen op regelmatige afstand langs de velg zijn. Als het remopper-
vlak zo ver is versleten dat een van deze indicators niet meer zichtbaar is,
moet u de velg door uw fietsenmaker laten vervangen.
Controleer voordat u banden installeert of er een velgband is aangebracht
op het hele velgoppervlak (van kant tot kant) zodat alle spaakgaten helemaal
afgedekt zijn.
WAARSCHUWING
Zorg dat de velgband alle spaakgaten en spaakkoppen afdekt. Als deze
blootliggen, kunnen ze door de binnenband prikken en loopt de band
plotseling leeg, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen en
kunt vallen. Zorg dat de velgband alle spaakgaten goed afdekt.
WAARSCHUWING
Een verkeerd aangedraaide en slecht gesloten snelspanner kan ertoe
leiden dat het wiel los komt te zitten of plotseling loskomt, waardoor u
de macht over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de snelspanner
goed is afgesteld en goed is gesloten voordat u de fiets gebruikt.
Afstellen van de spanning van een snelspanner
1. Zet de hendel van de snelspanner OPEN (fig. 3.65) en plaats
het wiel zo dat het de binnenkant van de vorkuiteinden
Hendel ����
goed raakt.
2. Zet de hendel halverwege tussen OPEN en DICHT en draai
de stelmoer van de snelspanner (fig. 3.66) vingervast aan.
3. Houd de hendel in de palm van uw hand en klap de hendel
zoals afgebeeld in fig. 3.67 DICHT (fig. 3.70-3.71). Wanneer de
hendel halfgesloten is, hoort u enige weerstand te voelen.
������ • Draai de snelspanner voor de wielen niet aan door de
hendel als een vleugelmoer (fig. 3.68) te verdraaien: dat
Figuur 3.65 - Hendel-
standen levert niet genoeg kracht op om het wiel op zijn plaats
te houden.
4. Als de hendel zonder of met weinig weerstand DICHT kan
worden gezet, is de klemkracht onvoldoende. Draai de hendel weer
OPEN, draai de stelmoer verder aan, sluit de hendel opnieuw en kijk of
er nu voldoende weerstand is. Zie fig. 3.69 voor nadere informatie over
het correct afstellen van de spanning van de snelspanner.
Als er een kracht van meer dan 200 newton nodig is om de snelspanner
te sluiten, moet u de hendel openen en de stelmoer iets losdraaien.
Als er een kracht van minder dan 53,4 newton nodig is om de
snelspanner vanuit geheel gesloten stand te openen, moet u de hendel
openen en de stelmoer iets aandraaien.
Herhaal de afstelling naar vereist.
Figuur 3.69 - Definitie van de juiste kracht voor de snelspannerhendel
��
��
�
���
��
��
��
��
Figuur 3.66 - Draai de Figuur 3.67 - Correct Figuur 3.68 - De hendel Figuur 3.70 - Stand van Figuur 3.71 - Stand van
moer aan sluiten van de hendel niet draaien de hendel voor de hendel achter
D.42
Test of de snelspanner
goed is afgesteld
• Til de fiets op en sla eenmaal
snel op de bovenkant van de
band (fig. 3.72). Het wiel mag
niet vallen, loszitten of heen
en weer bewegen.
• Zorg dat de snelspanner-
hendel niet parallel aan het
wiel gedraaid kan worden
(fig. 3.73). Figuur 3.72 - Test of het wiel Figuur 3.73 - Test of het wiel
• Als de snelspanner goed is misschien loszit goed draait
aangedraaid en door de
hendel in gesloten positie is vastgeklemd, is de klemracht voldoende
voor grijpen van metaal op metaal op de raakvlakken.
• Zie figuur 3.69.
Wielmontage met asmoeren
Als uw fiets voorzien is van asmoeren in plaats van snelspanners, moet u
zorgen dat de asmoeren goed zijn aangehaald:
WAARSCHUWING
Een verkeerd aangedraaide asmoer kan ertoe leiden dat het wiel los
komt te zitten of plotseling van de fiets loskomt, waardoor u de macht
over het stuur verliest en kunt vallen. Zorg dat de asmoeren goed zijn
aangedraaid voordat de fiets gebruikt wordt.
• Voorwiel: 180-240 lb•in (20,3-27,1 Nm)
• Achterwiel: 240-300 lb•in (27,1-33,9 Nm)
Tandring
Test voor elk wiel of de asmoeren goed zijn aangedraaid.
Als u bij de test van de asmoeren problemen aantreft,
herhaal dan deze procedures (inclusief de test) of breng uw
fiets ter reparatie naar de fietsenmaker.
Test of de asmoeren goed zijn aangedraaid
• Til de fiets op en sla eenmaal snel op de bovenkant van
de band (fig. 3.72). Het wiel mag niet vallen, loszitten
of heen en weer bewegen.
Redundante borgringen Figuur 3.74 - Tandring
Smering
Smeer de wiellagers jaarlijks opnieuw. Dit vereist speciale gereedschappen
en training en mag daarom alleen door de fietsenmaker worden uitgevoerd.
Smeer de snelspanner van het wiel jaarlijks. Breng een aantal druppels
Wrench Force ® synthetische smeerolie of een vergelijkbare lichte olie aan
op de plaats waar de hendel in de snelspanner ronddraait.
Wielsysteem voor tubeless banden
Sommige banden hebben velgen met de aanduiding “Tubeless” (zonder
binnenband). Zie Wielsysteem voor tubeless banden op pagina 47-50 voor nadere
informatie over dit systeem.
Schraeder- en Prestaventielen
Er worden twee soorten ventielen op fietsen gebruikt
(fig. 3.82), die voor het oppompen hun eigen methode hebben:
• Schraederventiel - Verwijder het dopje, bevestig een
fietspomp met Schraederfitting en pomp de band op.
Plaats het dopje weer terug: dit voorkomt dat er vuil en
stof in het ventiel terechtkomt.
• Het Prestaventiel wordt ook wel een Frans ventiel
genoemd. Om een band met een Prestaventiel op
te pompen, verwijdert u eerst het dopje, wanneer Presta
Schraeder
aanwezig. Prestaventielen dichten de band zeer
goed af en vereisen een hoge druk om ze te openen;
druk de ventielmoer met uw duim daarom naar Figuur 3.82 - De twee soorten
ventielen
beneden nadat u de ventielmoer hebt losgeschroefd.
Hierdoor ontsnapt er een beetje lucht. Pomp de
band op met een fietspomp met Prestafitting.
Draai de ventielmoer na het oppompen met de hand weer tegen de
ventielsteel aan. Dat vervult dezelfde functie als het ventieldopje op een
Schraederventiel.
REFLECTORS
Inleiding
De reflectors op uw fiets zijn verlicht als er een licht op schijnt en kaatsen
een deel van het licht terug naar de bron. Bij slecht licht helpen de reflectors
uw fiets zichtbaar maken als naderend verkeer de koplampen aan heeft.
Reflectors vormen een belangrijk onderdeel van de veiligheidsuitrusting van
uw fiets. Verwijder de reflectors niet van uw fiets.
Inspectie
Controleer om de 3 maanden of alle moeren en bouten waarmee de reflec-
tors voor en achter, op de pedalen en wielen gemonteerd zijn goed zijn
aangedraaid. Controleer of de voor- en achterreflector zo geplaatst zijn dat
het reflecterende oppervlak haaks op de grond staat en of alle reflecterende
oppervlakken schoon zijn en in goede staat verkeren. De voorreflector moet
recht vooruit wijzen en de achterreflector moet recht achteruit wijzen. De
achterreflector moet ten minste 10 cm onder de bovenkant van het zadel
gemonteerd zijn.
WIELSYSTEEM VOOR
TUBELESS BANDEN
Sommige fietsen hebben een Bontrager wielsysteem voor tubeless banden.
Dit systeem kan gebruikt worden met tubeless banden of met standaard-
banden die een binnenband vereisen. Voor gebruik gebruik met tubeless
banden zijn speciale onderdelen vereist:
• tubeless band
• tubeless velg
• tubeless velgband
• tubeless ventiel
Op sommige fietsmodellen worden ‘tubeless’ wielsets verkocht zonder dat
deze onderdelen erop geïnstalleerd zijn.
Een ‘gewone’ band past op een tubeless velg, maar vereist een binnenband,
omdat hij geen ondoordringbare laag heeft om de lucht te bevatten. Dit
gedeelte beschrijft de andere vereisten voor dit systeem, inclusief installa-
tieinstructies.
WAARSCHUWING
Een standaard band kan zonder binnenband geen lucht bevatten en kan
plotseling leeglopen, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen en
kunt vallen. Gebruik met een gewone buitenband altijd een binnenband.
OPHANGINGSSYSTEMEN: VORKEN
Een verende vork zorgt er net als een schokbreker voor
Afstellingen voor
de veerkracht dat er minder verticale beweging naar de fiets of de fietser
wordt overgebracht als het voorwiel over hobbels rijdt.
Verende vorken moeten regelmatig gesmeerd worden om
goed te werken en om ervoor te zorgen dat de afdichting lang
meegaat. Lees de gebruiksaanwijzing van de verende vork die
Bandenspeling met uw fiets is meegeleverd. Als u geen gebruiksaanwijzing
voor de vork hebt ontvangen, kunt u er een krijgen van uw
fietsenmaker, kunt u contact met ons opnemen of kunt er u
een downloaden van een website:
www.rockshox.com
Figuur 3.97 - Bandenspeling
voor de verende vork www.answerproducts.com (voor Manitou vorken)
www.marzocchi.com
De onderstaande informatie dient uitsluitend als aanvul-
ling op de gebruiksaanwijzing van de vorkfabrikant.
Inspectie
Controleer de werking van de verende vork voor
elke rit. Gebruik de fiets niet met een kleinere speling
tussen de bovenkant van de band en de onderkant van
de vorkkroon (fig. 3.97) dan vermeld in de gebruiksaan-
wijzing van de verende vork die met de verende vork is
Dempingafstelling meegeleverd.
Figuur 3.98 - Dempingafstelling Afstelling
Soms is de veerkracht van de vork afstelbaar. Ook de
demping, d.i. de snelheid van de veer, is soms afstelbaar
(fig. 3.98). Volg de instructies in de gebruiksaanwijzing van
de verende vork die met uw verende vork is meegeleverd.
Wijziging van de ophanging is van invloed op de stuur- en remkarakte-
ristieken. Nadat u iets hebt veranderd, moet u de fiets op een stille plaats
voorzichtig testen totdat u vertrouwd bent met de prestaties van de fiets.
Smering
Volg de instructies voor smering en onderhoud in de gebruiksaanwijzing van de
verende vork die met uw verende vork is meegeleverd.
WAARSCHUWING
Een verkeerd afgestelde of aangedraaide verende vork kan ertoe
leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt. Zorg dat de
veringsbouten goed zijn aangedraaid en de bandenspeling correct is
voordat u de fiets gebruikt.
D.50
OPHANGINGSSYSTEMEN: ACHTERVERING
Achtervering zorgt dat er minder verticale beweging naar de fiets of de
fietser wordt overgebracht als het achterwiel over hobbels rijdt. Als uw fiets
achtervering heeft, moet u de werking hiervan voor elke rit controleren. Lees
de gebruiksaanwijzing van de achtervering die met uw fiets is meegeleverd. Als
u geen gebruiksaanwijzing voor de achtervering hebt ontvangen, kunt u er een
krijgen van uw fietsenmaker, kunt u contact met ons opnemen of kunt er u een
downloaden van een website:
www.rockshox.com
www.foxshocks.com
De onderstaande informatie dient uitsluitend als aanvulling op de
gebruiksaanwijzing van de veringfabrikant.
Lees de algemene informatie in Tips voor de ophanging - alle systemen
en de specifieke informatie voor het type achtervering op uw fiets op de
volgende pagina’s.
Tips voor de achtervering – alle systemen
Voor optimale prestatie van de achtervering moet u alle onderdelen
goed onderhouden.
• hoofdframe
• arm
• lagers
• bevestigingsmateriaal
• achterste schokbreker
Voor een goede werking moet al het bevestigingsmateriaal goed zijn
aangedraaid en moet de achtervering ingesteld zijn op uw gewicht, uw rijstijl
en het terrein waar u fietst.
Houd de onderdelen van de ophanging schoon. Vuil, modder en andere
verontreiniging kan in de onderdelen van de vering terechtkomen en voortij-
dige slijtage of te grote wrijving veroorzaken. Gebruik een zachte doek, een
zachte borstel en zeepsop om het ophangingssysteem schoon te maken. Spoel
na met schoon water. Gebruik geen oplosmiddelen of chemische reinigings-
middelen, omdat deze de smeermiddelen van de lagers en achtervering
kunnen verwijderen.
Veranderingen in de instelling van de vering zijn van invloed op de stuur- en
remkarakteristieken. Nadat u iets hebt veranderd, moet u de fiets op een stille
plaats voorzichtig testen totdat u vertrouwd bent met de prestaties van de fiets.
Smering - alle systemen
Voor de schokbreker of het spilpunt van uw fiets met complete vering is
geen smering vereist. Gebruik geen smeermiddel: dat kan de cassette of
de lagers beschadigen. Was de schokbreker en het spilpunt voor optimaal
resultaat en een lange levensduur met zeepsop of gewoon water.
Trek Liquid
Ventiel
Op dit systeem is de arm met het hoofdframe verbonden
via een lange tuimelarmverbinding (fig. 3.100).
Inspectie
Inspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-
Verbindingsbouten
bouten van de schokbreker en de spilpuntbouten goed zijn
aangedraaid. Draai de moer van de bout of de as, maak de
Schokbrekersteun schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel aan
Spilpunt (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan:
• Schokbrekerbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)
• Spilasbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)
Figuur 3.100 - Onderdelen van
de Liquid ophanging • Verbindingsbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)
Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een
hand bovenop de achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet.
Probeer het achterwiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te
bewegen. Als u voelt dat er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de
fietsenmaker brengen.
Afstelling
In de gebruiksaanwijzing van de vering staat hoe u de achterschokbreker
voor de meeste fietsmodellen moet afstellen. Deze informatie beschrijft met
name fijnafstelling voor de Liquid.
Op een gewone rit stelt u de vorken in op ongeveer 15% (19 mm) doorve-
ring en de achterschokbreker op ongeveer 1/8 inch (12 mm) doorvering. Als
uw rit langzamer of meer technisch is, zal meer doorvering soms gewenst
zijn. Als u zeer snel of op een vlak terrein fietst, zal minder doorvering
ideaal zijn. Bepaal de druk om mee te beginnen voor de doorvering in de
onderstaande tabel en wijzig de instelling vervolgens in stappen van 0,25-0,5
atm (5-10 psi). Als op de schokbreker ook de demping afgesteld kan worden,
stelt u die in op 2 klikken van ‘full fast’.
D.52
Trek Y
Op de ‘Y’ is de arm direct op de schokbreker en het Veerkrachtstelmoer
hoofdframe gemonteerd en bevindt de crankset
zich op de arm.
Inspectie
Inspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-
bouten van de schokbreker en de spilpuntbouten goed
zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de
as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een
borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de
Figuur 3.101- Coil/over achter-
bouten als volgt aan: schokbreker
• Schokbrekerbouten: 61-75 lb•in (6,9-8,5 Nm)
• Spilasbouten: 100-110 lb•in (11,3-12,4 Nm)
• Verbindingsbouten: 15-20 lb•in (1,7-2,2 Nm)
Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de
achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet. Probeer het achter-
wiel zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat
er iets loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.
Afstelling
Om de doorvering te verlagen op ‘coil/over’ schokbrekers (fig. 3.101)
verdraait u de stelmoer om de veer samen te drukken. Voor een zachtere
vering draait u de moer om de veer te verlengen. Als het afstelbereik van de
veer op uw schokbreker niet groot genoeg is, kunt u een nieuwe veer kopen
met een andere veerkracht. Raadpleeg hiervoor de fietsenmaker.
Wanneer u de zadelhoogte op de Trek Y wijzigt, mag u de onderkant van de
zadelpen niet op een afstand van minder dan 38 mm van de bovenkant van de
arm zetten. Als de arm de zadelpen raakt, kan uw fiets beschadigd raken.
Trek Diesel
Op dit veringssysteem is de arm verbonden met het hoofdframe en met een
lange tuimelarmverbinding.
Inspectie
Inspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montagebouten van de
schokbreker en de spilpuntbouten goed zijn aangedraaid. Draai de moer van
de bout of de as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een borgmiddel
aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de bouten als volgt aan:
• Schokbrekerbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)
• Spilasbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)
• Verbindingsbouten: 125-200 lb•in (14,1-22,6 Nm)
Controleer de lagers maandelijks op slijtage. Plaats een hand bovenop de
achterband en pak de zadelpen met uw andere hand beet. Probeer het achterwiel
zijdelings en de zadelpen omhoog en omlaag te bewegen. Als u voelt dat er iets
loszit, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.
Afstelling
Voor optimaal gebruik van uw nieuwe Diesel moet de vering goed
ingesteld zijn. Op een gewone rit stelt u de vorken in op ongeveer 15% (20-
30 mm) doorvering en de achterschokbreker op ongeveer 25% doorvering
(17 mm, gemeten op de schokbreker). Dat zorgt voor een comfortabele
rit. Als uw rit langzamer of meer technisch is, zal meer doorvering soms
gewenst zijn. Als u zeer snel of op een vlak terrein fietst, zal minder doorve-
ring op de Diesel ideaal zijn. Stel de demping in volgens de te verwachten
rijsnelheid, met meer demping naarmate uw rijsnelheid toeneemt.
Fisher Sugar+
Dit ophangingssysteem werkt volgens hetzelfde principe
als de Sugar ophanging op de vorige pagina. Inspectie,
Schokbrekerbout onderhoud en smering zijn hetzelfde; raadpleeg daarvoor
die pagina. Het enige verschil is dat de Sugar+ extra
afstelmogelijkheden heeft zoals hieronder beschreven.
Positie
voor Afstelling
‘long-
travel’
Lees en volg de informatie voor afstelling van de Sugar
fiets met complete ophanging op de vorige pagina. Deze
informatie vormt een aanvulling op de informatie over de
Sugar en beschrijft hoe de mate van wielbeweging voor
Figuur 3.103 - Onderdelen van de ophanging wordt gewijzigd. Wijzigen van de mate van
de Sugar+ ophanging wielbeweging is ook van invloed op de veringskarakteris-
tieken en de fietsgeometrie.
D.54
Instellen van de Sugar+ op ‘long-travel’
1. Volg de instructies op de vorige pagina om uw fiets af te stellen met
de Sybil-verbinding op ‘standard travel’, met de schokbreker op de
bovenste stand (fig. 3.103).
2. Draai de montagemoer van de achterschokbreker enige slagen.
3. Verplaats de schokbreker naar de onderste ‘long-travel’ montagegaten
van de Sybil verbinding.
4. Installeer de schokbrekerbout weer en haal de moer aan zoals
beschreven onder Inspectie op de vorige pagina.
5. Stel de ophangingsvork bij voor de verandering in de achtervering.
Zoals bij alle onderdelen van de ophanging gelden de aanbevelingen voor
een initieel beginpunt. Probeer voor de ideale instelling kleine variaties in
veerkracht en demping uit totdat u een instelling vindt die optimaal werkt
voor het terrein en de wijze waarop u de fiets gebruikt.
Instellen van de Sugar+ op ‘short-travel’
1. Voer de instructies onder Instellen van de Sugar+ op ‘long-travel’ in
omgekeerde volgorde uit.
Klein Palomino
Op dit systeem is de arm met het hoofdframe verbonden Schokbrekerbouten
via een korte tuimelarmverbinding (fig. 3.104).
Inspectie Ventiel
Inspecteer telkens na 10 uur gebruik of de montage-
Schokbrekerbouten
bouten van de schokbreker en de spilpuntbouten goed
zijn aangedraaid. Draai de moer van de bout of de
as, maak de schroefdraad goed schoon en breng een
borgmiddel aan (Loctite 242 is uitstekend). Draai de Spilpunten
bouten als volgt aan: Figuur 3.104 - Onderdelen van
• Schokbrekerbouten 61-75 lb•in (6,9-8,5 Nm) de Palomino ophanging
WAARSCHUWING
Modificeer nooit uw frameset of onderdelen ervan op welke manier dan ook,
inclusief schuren, boren, vullen, het verwijderen van overtollige bevestigings-
voorzieningen, installatie van ongeschikte vorken of welke andere methode
dan ook. Een onjuist gemodificeerd frame of onjuist gemodificeerde vork of
onderdelen kunnen ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en valt.
D.56
Speciale vereisten voor OCLV road frames
en vorken
Trek OCLV road frames moeten altijd voorzien zijn
van een kettingankerbeschermer (fig. 3.105) en een
kettinghouder (fig. 3.106) voor bescherming in geval van
grijpen van de ketting of te ver doorschakelen voorbij het
binnenste achtertandwiel. Zorg dat de onderdelen van
de kettingankerbeschermer en de kettinghouder goed
geïnstalleerd zijn en houd ze altijd in goede staat. Als ze
van hun plaats komen of beschadigd raken, moet u door
Kettinghouder
uw fietsenmaker onmiddellijk nieuwe laten installeren. Figuur 3.106 - Kettinghouder
Bontrager-vorken van koolstofcomposiet zijn niet
compatibel met mechanismen die rond het vorkblad
klemmen, sensoren voor fietscomputers uitgezonderd. Universeel
Gebruik geen mechanische bevestigingsmiddelen om bevestigings-
andere onderdelen op deze vork te monteren. Raadpleeg punt
uw Bontrager-dealer indien u onzeker bent over de
artikelen die op deze vork kunnen worden gemonteerd.
Speciale framevoorzieningen
Sommige fietsen hebben een accessoirepoort
(fig. 3.107); dit is een uniek bevestigingspunt waarop u
speciale accessoires kunt bevestigen. Deze accessoires
omvatten aanhangers, bagagedragers etc. Raadpleeg de
fietsenmaker voor nadere informatie. Figuur 3.107 - Accessoirepoort
Framereparaties
De meeste vormen van frameschade kunnen in de fabriek worden gerepa-
reerd. U moet uw frame via een erkend leverancier terugsturen.
LET OP
Afknellen van lichaamsdelen tussen de inklapbare onderdelen kan ernstig letsel
veroorzaken. Houd uw vingers buiten bereik van de inklapmechanieken.
Inspectie
Controleer voor elke rit of de framevergrendeling, de onderste snelspanner
en de andere snelkoppelingen goed afgesteld en vastgezet zijn. Controleer of de
framevergrendeling gesloten is en het frame een rigide structuur is geworden
door te proberen om het middelpunt van het frame zijdelings te bewegen. Als u
voelt dat er beweging is, moet u de fiets ter reparatie naar
de fietsenmaker brengen.
Op- en uitvouwen van de fiets Bovenste
snelspanner
Voor het opvouwen is geen gereedschap nodig; het duurt Onderste snel-
niet meer dan een minuut. Zorg voordat u begint dat u spanner
bekend bent met de werking van snelspanners. Op pagina
42-43 staat de procedure voor gebruik van de snelspan-
ners van de wielen vermeld: dit is een op vergelijkbare wijze
werkend mechaniek.
Lager zetten van het zadel Figuur 3.109 - Bovenste en
1. Open de snelspanner van de zadelpen en zet het zadel onderste snelspanner op de
stuurpen
op de laagste stand.
WAARSCHUWING
Fietsen op een vouwfiets met speling in de onderste snelspanner of de
framescharnier kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest
en valt. Als het vouwframe beweegt bij de stuurpen of de frameschar-
nier, moet u de fiets ter reparatie naar de fietsenmaker brengen.
D.58
FIETSACCESSOIRES -
Lampen, bagagedrager, spatborden en fietsbel
Inleiding
Om het naar en van het werk rijden te vergemak-
kelijken, hebben sommige fietsen een verzameling AAN
accessoires, waaronder een dynamo met lamp (fig. 3.113)
voor beter zicht, spatborden om de fiets en fietser droog
te houden, een bagagedrager, en een fietsbel voor
waarschuwing en begroeting. Alle accessoires moeten in
goede staat gehouden worden.
Inspectie
Controleer elke maand of de volgende bouten en
moeren goed zijn aangedraaid:
Figuur 3.113 - Dynamo en
Stelmoeren van de spatborden: 30-40 lb•in (3,5-4,5 Nm) koplamp
Spatbord- en bagagedragerbouten: 50-60 lb•in (5,7-6,8 Nm)
Als uw fiets nog andere accessoires heeft, moeten ook
die maandelijks geïnspecteerd worden.
Lampen
De lampen op uw fiets zijn ontworpen en op uw fiets geïnstalleerd voor
extra veiligheid bij slecht licht door mist of omdat het donker is. Deze
lampen worden gevoed door een dynamo, dus batterijen zijn niet nodig.
Voor goede werking van uw lampen moet de dynamo goed geïnstalleerd en
afgesteld zijn en tegen de band AAN lopen en moet u snel genoeg rijden om
voldoende stroom op te wekken, meestal met een snelheid van 5-7 km/uur.
WAARSCHUWING
Wanneer u niet fietst, levert de dynamo geen stroom aan de
gloeilampjes van de fietslichten zodat u voor ander verkeer minder
goed zichtbaar bent. Gebruik een aanvullende lichtbron met batterij
of stop alleen op goedverlichte plaatsen buiten de verkeersstroom.
Om de dynamo tegen de band aan te laten lopen en de lampen aan te zetten,
duwt u de dynamo naar de stand die u ziet in figuur 3.113. Hierdoor draait de
dynamo en gaan de lampen branden zodra u begint te fietsen. Controleer of
zowel de koplamp als het achterlicht branden wanneer u begint te fietsen. Om
de lampen uit te zetten, duwt u de dynamo van de band vandaan tot u een klik
hoort. Als u dat goed doet, blijft de dynamo in de stand UIT staan.
Inspecteer de lampen. Voor een optimaal resultaat moeten de lampen goed
gericht zijn voor de juiste combinatie van lichtsterkte en afstand voor uw
fietsstijl, en tevens op de beste plaats voor uw fiets (doorgaans recht voor de
fiets) gericht zijn. De lenzen van de lampen moeten schoon zijn. Denk eraan
dat het zicht afneemt als u bij donker fietst, ook als de koplamp brandt. Pas
uw snelheid overeenkomstig aan voor veiligheid. Denk er ook aan dat u
minder goed zichtbaar bent dan overdag, zelfs als uw fietslicht aan is. Rijd
altijd defensief!
Naast het goed richten van het fietslicht en het schoonhouden van de lens
voor optimaal licht zult u af en toe de gloeilampjes moeten vervangen. Het
verdient aanbeveling dit om de zes maanden te doen, omdat gloeilampjes
zonder nadere aankondiging stuk gaan. Als u de gloeilampjes periodiek
vervangt, vermindert u het risico dat een gloeilampje doorbrandt tijdens
gebruik, waardoor u zonder werkend licht zou komen te zitten.
De bedrading van de fietslichten op uw fiets is soms
gedeeltelijk binnenin het frame aangebracht om de
draden te beschermen. Zorg dat er niet aan deze draden
getrokken wordt en ze niet ingesneden worden: door een
beschadigde draad kan het fietslicht stoppen met werken.
D.60