You are on page 1of 148

DE VOORZEIDE LEER

DEEL I Ha
DE VOORZEIDE LEER

Deel I Ha

DE HEILIGE SCHRIFT

DE VOORZEIDE LEER
Jesaja
De Heilige Schrift:
IA Inleiding op de Thora - Genesis - Exodus, door Ds. C. Vonk
IB Leviticus, door Ds. C. Vonk
IC Numeri - Deuteronomium, door Ds. C. Vonk
ID Inleiding op de Profeten - Jozua, door Ds. C. Vonk DOOR
IE Richteren, door Ds. C. Vonk
IF 1 en 2 Samuel, door Ds. C. Vonk
IG 1 en 2 Koningen, door Ds. C. Vonk
IHa Jesaja, door Ds. C. Vonk
Ds. C. Vonk
IHb Jeremia - Ezechiel, door Ds. C. Vonk
IHc Hosea - Maleachi, door Ds. C. Vonk
IJ Inleiding op de Geschriften - Psalmen (I), door Ds. F. van Deursen
IK Psalmen (II), door Ds. F. van Deursen
IL Spreuken, door Ds. F. van Deursen
IM Job, door Ds. F. van Deursen
IN Hooglied - Prediker, door Ds. F. van Deursen
I0 Ruth - Klaagliederen - Esther, door Ds. F. van Deursen
IP Daniel - Kronieken - Ezra - Nehemia, door Ds. C. Vonk tweede druk
IQa Mattheiis-Marcus, door Ds. C. Vonk
IQb Lucas-Johannes, door Ds. C. Vonk

II De Heidelbergse Catechismus en het Doopsformulier, door Ds. C. Vonk')


Illa De Heidelbergse Geloofsbelijdenis, art. 1-21 en 25-26, door Ds. C. Vonk')
IIIb De Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 22-24 en 27-37, door Ds. C. Vonk')

Buijten & Schipperheijn - Amsterdam - 1988


Uitverkocht
DE VOLGENDE PROFETEN

CIP-GEGEVENS KONINKEIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Voorzeide

De voorzeide leer / door C. Vonk. - Amsterdam :


Buijten & Schipperheijn
Deel I, De Heilige Schrift
h a : Jesaja.
Eerder verschenen: Barendrecht : Liebeek & Hooijmeijer, 1980.
ISBN 90-6064-551-0 geb.
SISO 226.3 UDC 224.07 NUGI 632
Trefw.: Jesaja (bijbelboek) ; verklaringen.

5
TER INLEIDING

Die volgorde vinden wij vandaag heel gewoon: Jesaja, Jere-


mia, Ezechiël en het Twaalfprofetenboek. Maar zo vanzelfsprekend
heeft iedereen in de loop der tijden haar niet gevonden. Twee op-
merkingen hierover.
1 °. In de Talmud (een verzameling litteratuur van Joden over hun
bijbel) komt deze volgorde voor: Jeremia, Ezechiël, Jesaja, Twaalf-
profetenboek. Gevraagd naar het motief hierachter heeft een rab-
bi') geantwoord, dat op deze manier de boeken het best bij elkaar
aansloten. Het boek Koningen eindigde immers met verwoesting,
derhalve paste daarachter zeer wel het boek Jeremia. Omdat
Eze-chiëlbgonmtvrwesi ndgmetvrosin,wa
achter Jeremia het boek Ezechiël op z'n plaats. Terwijl Jesaj a, im-
mers dat boek vol vertroosting, een goede plaats achter het ver-
troostend slot van Ezechiël innam.
Dit litterair verschijnsel van de harmonieuze aansluiting sig-
naleerden we al eerder, I d , 24, 25 en komen er aanstonds op terug.
Maar de reden tot de volgorde van de Talmud is ook wel toege-
schreven aan het willen rangschikken der boeken naar hun om-
yang. De volumens van Jeremia, Ezechiël en Jesaja zouden onge-
veer tot elkaar staan als 80 : 701/2 : 64 2). Naar deze orde zouden ook
de tractaten van de Mischna (een zeker deel van de Talmud) op
elkaar volgen 3 ). Inderdaad schijnt deze manier van rangschikken
aan de Semitische smaak niet onwelgevallig to zijn geweest. In de
Koran gaan de grootste „sura's" ook voorop, terwijl de kleinste
achteraan komen, hoewel ze naar chronologische orde voorop
zouden hebben moeten gaan 4 ).
Welnu, gelukkig vertonen „de Volgende Profeten" ( = Jes.,
Jer., Ezech. en het Twaalfprofetenboek) in onze bijbelvertaling
zulk een, naar onze smaak, verwarrend beeld niet.

7
Ter inleiding

2°. Het gevaar, dat in onze bijbelvertalingen de volgorde een an-


dere geweest zou zijn dan ze nu is, heeft anders wel dicht op de loer
gelegen. Dat kwam door de Septuagint (Gr. vert.). Ofschoon deze
wel gedeeltelijk de Masoretische orde volgde — Jesaja, Jeremia,
Ezechiël; dat wel — liet zij daarop het Twaalfprofetenboek niet
vòlgen, maar zette ze het er vóór. 5 )
Zoals bekend heeft de Vulgaat (Lat. vert.) in veel opzichten
het voetspoor gedrukt van de Septuagint, l a , 27. Maar in dezen ge-
lukkig niet.

En zo is het geschied, dat „de Volgende Profeten" heden in


onze bijbelvertalingen voorkomen naar de Masoretische volgorde
(Jes., Jer. enz.). Deze wordt „in de meeste, en zeker in de oudste en
beste handschriften aangetroffen". 6 )

NOTEN
1) Het was rabbi Jochanan bar Rappacha, overleden 279 n.Chr. H. L. Strack.
P.R.E. 3 , IX, 745.
DE PROFEET JESAJA
2) Idem, 755.
3) Idem, 755.
4)Der Koran. Vertaald in het Duits en ingeleid door Max Henning, 1901, pag. 29.
5)Tenminste blijkens de editie van A. Rahlfs, vol. II, Stuttgart, 1935. Niet blijkens
die van Lambertus Bos, Franeker, 1709. Hoe weinig constant de volgorde was bij
de vroeg-Christelijke auteurs in Oosterse en Westerse kerk toont de tabel, die A. C.
Sundberg in zijn The O.T. of the early church, 1964, op pag. 58 en 59 gepubliceerd
heeft.
6)Aldus Dr. G. Ch. Aalders. Oud-Testamentische Kanoniek, pag. 45, 46. Talmudi-
sclie en Masoretische orde worden naast elkaar genoemd door Dr. I. W. Sloth,
Isaiah, XI, Soncino books of the Bible.
De overgang van de Voorgaande naar de Volgende Profeten § 19

Amoz, enz.") alle openbaringen aangeduid, die Jesaja ontving en


in dit boek opgenomen werden. Boven heel die bundel staat Jes.
1 : 1 als titel.
§ 19 De inhoud van Jes. 1 : 1 beslaat derhalve veel meer dan de ver-
zen 2-31. We letten nu echter alleen op de volgende vijf pericopen.
DE OVERGANG VAN DE VOORGAANDE NAAR DE
VOLGENDE PROFETEN
I. JAHWEH ROEPT ZIJN VOLK TER VERANTWOORDING
TEN OVERSTAAN VAN HEMEL EN AARDE ALS VER-
BONDSGETUIGEN, JES. 1: 2, 3.
Wanneer men Jesaja ter hand neemt, valt het op, dat dit boek
heel anders begint dan de boeken Jeremia en Ezechiël. Terwijl Jer. Deze twee verzen doen de lezer vanzelf aan Thora en (Voor-
1 en Ezech. 1 meteen verhalen, hoe de profeten Jeremia en Ezechiël gaande) Profeten denken.
tot hun arbeid geroepen werden, wordt de roeping van Jesaja pas Uit de Thora weten we, dat Jahweh de Israëlieten tot Zijn uit-
in Jes. 6 verhaald. verkoren yolk gemaakt heeft door met hen te Horeb een verbond te
Aan dat Jes. 6 gaan twee Schriftgedeelten vooraf, nl. Jes. 1 en sluiten, Deut. 7 : 7. Na alles wat daarover vroeger is opgemerkt be-
Jes. 2-5. We zullen die eerst bespreken. In deze § letten we op Jes. hoeven we niet meer aan te tonen, dat Hij daarbij bepaalde regels
1. inachtgenomen heeft, die toentertijd onder de mensen internatio-
naal golden, l a , 316, 317. En toen Mozes veertig jaar later namens
Waarom zou men Jes. 1 voorop hebben doen gaan? Jahweh het Horebverbond met Israël hernieuwde in het land van
Men kan Jes. 1 niet gemakkelijk lezen zonder herinnerd te Moab, volgde ook hij een bij de volken bekende gewoonte, toen hij
worden aan het litterair verschijnsel, waarop we in „Ter Inleiding" Israël onder het aanroepen van hemel en aarde als getuigen be-
het oog hadden, nl. dat de boeken van Thora en Voorgaande Pro- zwoer zich trouw aan het verbond van Jahweh te houden. In het
feten zich zo bij elkaar aansluiten, dat over het onderwerp, waar- geschrift, dat Mozes van deze verbondsvernieuwing eigenhandig
mee het voorafgaande boek eindigt, in het volgende boek voortge- opstelde en dat bewaard gebleven is in het boek Deuteronomium,
gaan wordt. Het boek Genesis by. eindigt met het bevel van Jozef, wordt van dit aanroepen van hemel en aarde als getuigen driemaal
dat de Israëlieten zijn gebeente zouden meenemen, wanneer zij melding gemaakt, 4 : 26, 30 : 19, 31 : 1.
Egypte verlieten. Exodus sluit zich daarbij aan met het verhaal van Dit was de Thora.
de uittocht. Voor andere treffende voorbeelden zie men I d , 24, 25. Vervolgens worden we hier herinnerd aan iets, dat we in de
Jes. 1 schijnt ook zulk een functie te hebben moeten vervullen. Voorgaande Profeten (Joz. - Kon.) tegenkwamen, nl. aan de rieb,
De lezing ervan maakt het aannemelijk. het verbondsgeding. Israël is na de dood van Jozua door de Engel
Vooraf merken we op, dat we van dit hoofdstuk het eerste vers van Jahweh herhaaldelijk op dezelfde manier ter verantwoording
even aftrekken. In zekere zin dan. Jes. 1 : 1 heeft immers ook een geroepen, waarop oudtijds een ontrouwe vazal (leenman) tot de
algeméne strekking. Slaat ook op het boek. Daarom kortheid en orde geroepen werd door zijn grootkoning, zijn leenheer, Richt.
geen noemen van andere geografische namen (Babel, Moab, enz.) 2 : 1-5, l e , 396. Andere voorbeelden: hogepriester Eli door een on-
dan Juda en Jeruzalem, Gods land en yolk. Ook worden blijkbaar bekende profeet, 1 Sam. 2: 27-36, I f, 44-49, Israël door Samuël, 1
met één enkelvoudig woord („Gezicht van Jesaja, de zoon van Sam. 12 : 6-15, I f , 115, koning Jerobeam door Ahia, 1 Kon. 14 : 7-

10 11

§ 19 De overgang van de Voorgaande naar de Volgende Profeten § 19

16, Ig, 555. Tenslotte verhaalt Koningen over de ballingschappen Jahweh met Aaron en diens zonen, de priesters, I f, 38. Aan deze
van Juda en Israël als uiterste verbondsstraf. betekenis moet men denken bij de volgende Goddelijke klacht.
Vs 3a. Een os kent (dwz. voelt nog lets voor) zijn bezitter en een
Lezen we nu Jes. 1: 2a.
ezel (voor) de kribbe van zijn baas.
Hemel hoor en aarde luister. Want Jahweh spreekt. Vs 3b. (Maar) Israel kent (Mij) niet (dwz. toont Mij geen trouw).
Als deze aanvang van het boek Jesaja reeds òns onmiddellijk
Mijn yolk weet zich niet correct te gedragen.
herinnert aan de drie daareven genoemde plaatsen in Deut., hoe-
Het Hebr. woord voor kennen en weten heeft weleens nog
veel te meer moet dit dan het geval geweest zijn met Israëlieten, die
dieper zin dan herkennen en aanhankelijkheid tonen, wat dieren
gewoon waren op het Loofhuttenfeest van het sabbatjaar het boek
soms zo hartroerend kunnen doen. Het bedoelde woord kan be-
Deut. te horen voorlezen, Deut. 31 : 9-13. Denk aan Hanna's ken-
paald de betekenis hebben van loyaliteit bewijzen, I f, 38, 330. Ach,
nis van dit boek, I f , 29. Laat er naderhand veel van de aloude ken-
hoe vaak heeft het Israël daaraan blijkens de boeken Richteren,
nis omtrent Mozes' tijd verloren geraakt zijn. Maar men overdrijve
Samuël en Koningen niet ontbroken. Hoe vaak zal het daarover
nu ook weer niet. Zo algeheel vergeet een yolk zijn geschiedenis nu
gaan in de straks volgende boeken, wel genoemd „de drie Grote
ook weer niet. De woorden, waarmee het boek Jesaja begint, grij-
Profeten" ( = Jesaja, Jeremia en Ezechiël). De lezer wordt daarop
pen duidelijk naar de Voorgaande Profeten, j a daaroverheen naar
door Jes. 1 : 2 en 3 opmerkelijk voorbereid.
de Thora terug en bewijzen, dat de hand, die ze daar een plaats gaf,
zich leiden liet door de overtuiging, dat ze altijd nog voor velen
raak zouden zijn, treffend. Men schrijft toch zeker om gelezen en II. HET SCHEELT NIET VEEL, OF SION IS GEHEEL TEN
begrepen te worden. ONDER GEGAAN, JES. 1 :4-9.

Dan volgt Jes. 1 : 2b. In deze pericoop wordt niet meer Jahweh zelf sprekend inge-
Herinnert dit niet onmiddellijk aan het verbond van Jahweh voerd, maar gaat het Over Hem. Hoe diep hebben ze Hem bele-
met zijn historische proloog en aan de rieb van Jahweh, die al zo digd. Met onwaarachtige eredienst in de tempel, met verering van
menigmaal tegenover Zijn ontrouwe vazalvolk Israël een beroep afgoden, met oneerlijke rechtspraak en onrechtvaardige bejege-
had gedaan op al het goede, dat Hij het bewezen had, en op de ning van de naaste. Kortom door schennis van het Horebverdrag.
ondank, waarmee Hij overladen was? Daarvoor, voor dat schenden, bezigt vs 4a dezelfde term (chataD
Ik heb Mijn kinderen een hoge positie bezorgd, maar ze hebben als koning Hizkia, toen hij poogde met Sanherib tot een schikking
verbondsbreuk ¹ ) tegen Mij gepleegd. te komen (Ik heb gezondigd, Ig, 733). Misschien mogen we ons die
tijd wel als historische achtergrond van deze pericoop denken. Het
Bij het lezen van vs 3a en 3b schiet ons opnieuw iets van vroe- hele Judese grondgebied was door Assyrische troepen over-
ger te binnen, nl. een speciale betekenis van het Hebr. woord voor stroomd. Jeruzalem stak nog net als een eilandj e boven water uit, 2
kennen (j add). We herinneren ons de dankbaarheid van David na Kon. 18: 13.
het ontvangen van de Nathansprofetie (U hebt de loyaliteit van Vs 4a. Foei wat een stel verdragschenders. Wat een yolk, zwaar
Uw knecht erkend, I f , 329) en we horen Ps. 1 : 6 Jahweh prijzen, met schuld beladen. Wat een gebroed van boosdoeners. Wat een mis-
omdat Hij de weg „kent" van de rechtvaardigen, dwz. van Zijn dadig geslacht.
loyale bondgenoten, h 140. Maar Hofni en Pinehas „kenden" Jah-
, Vs 4b. Ze hebben Jahweh verlaten, de Heilige Israëls versmaad,
weh niet, dwz. zij erkenden niet de afspraken van het verbond van Hem de rug toegekeerd.

12 13

§ 19 De overgang van de Voorgaande naar de Volgende Profeten § 19

Dit is geduchte taal. En zo volgt er nog meer. Maar als U goed HI. LAAT SION DEZE LES VAN MIJ AANNEMEN: VROME
luistert naar de toon, ontdekt U, dat er geen vij and aan het woord WOORDEN EN GODDELOZE DADEN BATEN NIETS,
is, maar een vriend. Dat medelijden den overheerst. Dat de beschuldi- JES. 1:10-17.
ger zelf het uitkermt: Waar moet Jahweh je nog meer raken! Je hele Jesaja is na zijn dood een hele beroelndheid geworden. Maar
lijf is al rauw van de slagen. tijdens zijn leven werd hij danig tegengesproken. Wat wilde hij
Natuurlijk is dit beeldspraak. Om uit te drukken hoeveel toch? Werd de dienst van Jahweh in de tempel dan niet gestadig
mensenlevens er te betreuren waren, hoeveel gevangenen er waren onderhouden?
weggevoerd, hoe groot gebied er was bezet en hoe veel vluchtelin- Het antwoord van Jesaja op dit verweer is niet mals geweest.
gen zich binnen Jeruzalems muren bevonden. Hoe al die monden Reeds de aanspraak niet, waarmee het begon.
te vullen! „De dochter van Sion" (dwz. Jeruzalem en de bevolking
Vs 10a. Hoort het woord van Jahweh, Sodomleiders.
van Jeruzalem) maakte wel een zielige indruk. Als van zo'n
Vs 10b. Luister naar de les (thorah) van onze God, Gomorravolk:
'sczhoemf-rgtiajkdn se,warinm
nacht doorbracht en de wacht hield over wijngaaard en komkom- Natuurlijk moeten we wel bedenken, op welke manier de na-
merveld. Allemaal voor straf, omdat men „de Heilige Israëls" be- men van Sodom en Gomorra daareven in vs 9 waren te pas ge-
ledigd had. bracht. Jeruzalem mocht blij wezen, dat het nog bestond. Dat er
Met die naam wordt Jahweh meermalen in het boek Jesaja nog mensen in woonden. Maar zonder enige zinspeling op het
genoemd. Men hechte daaraan vooral een Schriftmatige beteke- spreekwoordelijk bekende onzedelijke leven van genoemde
nis. Dus niet zulk een als het woord „heilig" bij de nabuurvolken Kanaanitische steden zullen haar namen toch vast niet gebezigd
had² ). Welke dan? Zoals die op te maken is uit Lev. 17-20. Daar zijn in vs 10.
werd Israël gewaarschuwd voor de schunnige godsdienst der hei- En die „les"? Wat betekent bier dat woord „thorah", „les"?
denen en klonk herhaaldelijk de oproep: Weest heilig, want Jah- Laat men daarmee toch geen ongelukken maken Alsof in Jes.
weh is heilig, I b 259. Jahweh was rein. Jahweh kon het niet uit-
,
1: 11-14 een kras gegeven zou zijn door de oude Thorah, door alle
staan, dat Zijn yolk zich inliet met godsdienstige onzedelijkheden oude bevelen, die Jahweh ten tijde van Mozes aan Israël gegeven
en maatschappelijke slechtheden gelijk de heidenen. Toch was dat had en die wij heden nog mogen bezitten in Ex., Lev. en Deut. We
gebeurd. In de treurige Richterentijd al. En onder Rehabeam en hebben die leren kennen als kostelijke onderwijzing in het Evange-
Achab. Enz. Vandaar tenslotte deze straf. lie der schaduwen. Wat Jesaj a veroordeelde was niet het gébruik,
Toch had „Jahweh Zebaoth", de geduchte God Jahweh maar het misbruik daarvan.
(z.reg.) nog een eilandje laten overschieten. Een restje. Een over- Misbruik kan overigens wel ver gaan. Zelfs het gebed
schot. Dat was dan nu „de dochter van Sion", dwz. Jeruzalem en worden misbruikt. Hoor de diepe afkeuring daarvan.
zijn inwoners. Waren die niet gespaard, dan was Jeruzalem even Vs 15a. Als ge uw handpalmen uitbreidt, draai Ik me om, zodat
radicaal weggevaagd als Sodom. Ja nog erger. Als Gomorra. Want Ik u niet zie.
uit Sodom waren er nog ontkomen, vs 9. Vs 15 b. Ook al bidt ge nog zo druk, Ik luister niet eens.
Toen de apostel Paulus er later op wees, dat er in zijn dagen Vs 15c. Uw handen zitten vol bloed.
tenminste nog een klein gedeelte yan het Joodse yolk was, dat de Vs 16a. Wast u, reinigt u.
Heere Jezus niet als de beloofde Messias verwierp, herinnerde hij Vs 16b. Doet uw boze gedragingen voor Mijn ogen vandaan.
aan dit vers, Rom. 9 : 29. Vs 16c. Houdt op met kwaad doen.

14 15
De overgang van de Voorgaande
§ 19 naar de Volgende Profeten § 19

Vs 17a. Leert het goede te doen. Zoekt recht te doen. Helpt de Vs 18b. Als uw afwijkingen (van het verbond) er uitzien als
verdrukte voort op de rechte weg. scharlaken, moet Ik ze dan houden voor sneeuw?
Vs 17b. Doet de wees recht. Verdedigt de rechtszaak der Vs 18c. Wanneer ze zo rood zijn als karmozijn, kan Ik ze dan
weduwe. aanzien als (witte) wol?
Er is dus een manier van vroom doen, waarvan God gruwt. De Hebr. woorden voor scharlaken en karmozijn — wat een
Goed. ouderwetse woorden! — hebben we bij de bespreking van de taber-
Maar wat verlangde Jahweh dan wel van Zijn yolk? nakel ontmoet, I a , 418. Ze betekenen allebei rood. Hier duiden ze
Dat was van eeuwen her al bekend. Het moest zich heel ge- Israels verbondsverlating aan (chata'). De overvrome drukte van
woon als het uit Egypte verloste yolk van Jahweh hartelijk houden menig tempelganger bij het heiligdom ging gepaard met rechtsver-
aan het verbond, waarmee Hij het te Horeb vereerd had. krachting in het dagelijkse leven. Kon Jahweh dat door de vingers
Was dat dan een werkverbond? zien?³ )
Welnee. Met dat misverstand hebben we in 1 a , 127 al afgere- Natuurlijk niet.
kend. Maar wat moest er dan gebeuren?
Bevat de Thora dan een goede-werken-leer? Het yolk kreeg eenvoudig nog gelegenheid om terug te keren
Zo zoudt U het gerust kunnen zeggen. Een dankbaar leven naar de weg des levens, Deut. 11 : 26, 35 : 15, 19, Joz. 24 : 15. Gedul-
van Zijn verloste yolk overeenkomstig de afspraken van het dig wordt dat nog eens herhaald.
SinaIverbond zou Jahweh zeer aangenaam zijn. Dat zou Israëls ge- Vs 19. Als ge gewillig zijt en gehoorzaam, zult ge het goede des
rechtigheid! gerechtigheid! zijn, schreef Mozes, Deut. 6 : 25, lands eten.
16 : 20, 24 : 13. Vs 20. Maar als ge onwillig zijt en u verzet, zult ge door het
Dat was het wat God gewoon verlangde. De strekking van de zwaard verteerd worden. Heus, zo spreekt Jahweh zelf.
volgende pericoop komt daar ook op neer.
V. ALS SION ZICH WEER GAAT GEDRAGEN NAAR HET
DOOR JAHWEH VOORGESCHREVEN RECHT, ZAL
IV. DE WEG DES BEHOUDS IS EENVOUDIG: GODS VER-
HET NOG VERLOST WORDEN, JES. 1:21-31.
BOND HOUDEN, JES. 1 : 18-20.
Dit Schriftdeel begint als een lijkzang (qinah).
Jahweh had te Horeb met Israel afgesproken: Als ge bij Mij Eekhah hajetah lezonah qierjah ne'emanah.
blijft, zult ge het in alle opzichten goed hebben. Maar als ge dat Vs 21a. Ach, wat is ze toch in een hoer veranderd, de eens zo
niet doet, dan .. . eerbare woonstede!
We weten wat Israel gedaan heeft. Zie Joz. — Kon. Wat moest Waar was de tijd gebleven, dat koning David vanuit Jeruza-
Jahweh toen? Net doen alsof Israel zich allerliefst gedragen had? lem zorg droeg voor solide rechtspraak, 2 Sam. 8 : 15. Nu deelde
Zou dat eerlijk geweest zijn? een corrupte bende daar de lakens uit. De heren rechters — ze wor-
Daarom gaat bier een ernstige beschuldiging vooraf. Maar den „het zilver" genoemd, immers „de hogere stand" vs 22 — lieten
dan volgt daarop toch opnieuw een geduldig terugroepen naar de zich omkopen. Maar Jahweh zoù dat zilver! Hij zou het smelten,
vroegere afspraak. Als j e bij Mij blijft, heb j e en houdje het leven. dus van z'n onzuivere bijmengselen ontdoen, vs 25. Als er dan in
Dus de beschuldiging voorop. die weg bekering kwam, zou Jeruzalem z'n goede naam van „stad
Vs 18a. Kom op dan en laten we procederen, zegt Jahweh. der gerechtigheid, betrouwbare woonstede" weer terugkrij gen. En

16 17
§ 19 De overgang van de Voorgaande naar de Volgende Profeten § 19

in die weg zou er ontkoming zijn aan Gods oordeel. Letterlijk: be- nengedrongen, onder Rehabeam, en wat klagen de profeten er-
vrij ding, zoals slaven en slavinnen werden losgekocht. Zo zou Sion over, Jes. 57 : 5, 65 : 3, Jer. 2 : 20, Hos. 4 : 13. En hier lezen we:
nog kunnen ontkomen aan de straf des verbonds, aan ballingschap Vs 29. 'k Verzeker u, dat ge u zult schamen voor de bomen,
en slavernij, door weer te gaan doen naar het vanouds beschreven waaronder ge uw hartstochten hebt botgeviercl en dat ge u zult gene-
recht. ren voor de tuinen, waarnaar uw verlangen uitging.
Vs 27. Sion zal aan de ondergang ontkomen, als het de weg des In vs 30 wordt de spot vlijmscherp.
rechts bewandelt. Als zijn inwoners zich bekeren tot het doen van ge- Ge zult waarachtig aan zo'n heilige eik gelijk worden, maar dan
rechtigheid. zonder gebladerte, en gelijk worden aan zo'n tuin, maar dan een zon-
Let wel, het gaat over mènselijke gerechtigheid. der water.
Er is in Nederland een tijd geweest, dat men z6 bang was voor Vs 31 bedoelt hetzelfde.
Rooms te worden versleten, later voor Remonstrant, dat men bij Het bedient zich alleen maar van andere beeldspraak. Eigen-
het woord gerechtigheid vaak niet durfde denken aan iets van de lijk van tweeerlei beeldspraak.
mens, maar het Of betrok op iets van God (kantt. St.V. Jes. 1 : 27 bij Eerst wordt Juda vergeleken met een touw. Een sterk touw.
„door recht": door de gerechtigheyt Godts) Of op iets van Christus Het was door Jahweh zelf flink gevlochten, van vlas. Maar zelf ra-
(kantt. St.V. op Matth. 5 : 6 bij hongeren en dorsten naar de ge- felt Hij het thans weer uiteen en maakt Hij er weer los vlas van. Nu,
rechtigheid: de ware gerechtigheyt in Christo). Maar Ursinus had iedereen weet hoe brandbaar dat is. Welnu, God zal dat losse vlas
de moed te zeggen: „hongheren ende dorsten na de gherechticheyt, zelf nog in brand steken ook. Dat is vs 31 a.
dat is, trachten dat alle dingen ten besten mogen verbetert wor- In vs 31b wordt deze beeldspraak toegespitst, wanneer daar
den", Schatboek, ed. 1641, fol. 84 verso. En Dr. J. Ridderbos durf- gedreigd wordt, dat ze „allebei" zullen branden. Met die „allebei"
de over de gerechtigheid van Abraham in Gen. 15 : 6 eerlijk te spre- worden de hogere en de lagere stand van Jeruzalem bedoeld, vgl.
ken als iets van Abraham, zie I a , 204. Natuurlijk. Mozes schreef Jes. 9 : 13. 4 )
toch ook: Gerechtigheid, gerechtigheid zult ge najagen, Deut. Vs 31 a. Dan zal het touw tot vlas worden en zal Hij, die het
16 : 20 St.V. vlocht, zelf er een vonk voor wezen.
Vs 31b. Dan zullen ze allebei branden. Branden, dat er geen
Maar als er nu eens geen weerkeer kwam tot recht en gerech- blussen aan zal zijn.
tigheid (misjpaat en tsedaqah, zie z.reg.)? Dit vers herinnert ons ook weer aan een oude waarschuwing.
Vs 28. Doch verplettering wacht verbrekers en overtreders van Jahweh zou tot een verterend vuur kunnen worden voor Israels
het verbond. Gaat men voort met het verlaten van Jahweh, dan zal vijanden, maar ook voor Israel, Deut. 4 : 24, I c , 465.
men eindigen in de ondergang.
Te laat zou men dan zijn dwaasheid inzien. Na dit overzicht zegge de lezer zelf, of hij ook niet minstens
Daarover gaat het in vs 29-31. Op een spottende toon. Maar vermoedt, dat achter Jes. 1 het motief schuilt van de harmonieuze
geen wonder. Het heette, dat het betrachten van de Kanaanitische aansluiting, dat in „Ter inleiding" ter sprake kwam. De vraag, of
vruchtbaarheidsreligie een weg ten 'even was. Men zecht er leven, dit hoofdstuk z'n inrichting te danken heeft aan Jesaja's eigen
maar vond er de dood. Immers onzedelijkheid, die werd bedreven hand dan wel aan die van iemand anders, die over de schriftelijke
in hoven van wellust onder het gebladerte van zgn. heilige bomen, nalatenschap van de profeet kon beschikken, achten we niet te
l a , 329, I b , 529. Die schandalige praktij ken waren ook in Juda bin- beantwoorden op zulk een wijze, dat ieder daarmee accoord zal

18 19
§ 19 De overgang van de Voorgaande naar de Volgende Profeten § 19

moeten gaan. Strikt genomen is het evenzo gesteld met de vraag, aansluiten. Het was oudtijds, trouwens ook later, in het geheel niet
wie aan Jes. 1 en z'n plaats voorin het boek Jesaja en z'n plaats ongewoon, dat een scribent, en zo heeft Jesaja toch bekend ge-
voorin de Volgende Profeten gegeven heeft. Al zal de bereidheid staan, blijkens 2 Kron. 26 : 22, 32 : 32, in zijn boek over zichzelf
om bij deze vraag aan latere hand te denken wel royaler zijn. Maar sprak in de derde persoon en met noemen van zijn naam. Hierop
dat Jes. 1 de grote lijnen des verbonds vanuit Thora en Voorgaan- komen we terug in § 25. 5 )
de Profeten doortrekt, dat kan niemand tegenspreken.
En als we ondanks andere klanken in Jes. 1 ook de milde toon NOTEN
I ) Pesjang ist der Bundesbruch. H. Wildberger. B.K.A.T., X, 14. Bij Jes. 1 zie men
der zich ontfermende liefde beluisteren jegens de verdrukten en vooral ook H. B. Huffmon. The covenant lawsuit in the Prophets, J.B.L. LXXIX
bepaald jegens het overblijfsel, wie denkt dan niet aan de bladzij- (1959) 285-295.
de, die, althans naar de Masoretische orde, vlak aan Jes. 1 vooraf- 2) Fixed pairs in Ugaritic and Isaiah, Art. van W. G. E. Watson, V.T. XXII (Oct.
'72) 4, 460.
gaat? Aan de geschiedenis van de sympathieke Gedalja en aan die 3)Met Wildberger nemen we aan, dat in vs 18 twee requisitoire vrdgen gesteld wor-
van de begenadiging van koning Jojachin te Babel, 2 Kon. 25? den.
4)We volgen M. Tsevat, V.T. XIX (April '69) 2, 261.
5)Bij alle verschil van mening wordt onder de Schriftcritici dat echter als een dogma
Nog dit over Jes. 1 : 1 als titel van het boek, het gehele boek. beleden: dat „predictive prophecy is impossible". Lees daarover het boeiend histo-
Wie zou die titel er boven hebben geplaatst? risch overzicht van E. J. Young in zijn Studies in Isaiah, 1955; voorts de bijdrage
van R. L. Alden in New Perspectives on the 0.T., 1970, getiteld Study of the Pro-
phets since World War II; en vooral The unity of Isaiah, 1951, van prof. 0. T. Allis.
Stel voor, dat iemand aannam, dat de geschriften van de pro- Laatstgenoemde wijst er op, dat het spreken van deutero- en trito-Jesaja algemene
feet Jesaja, die thans het boek Jesaja heten, pas door een andere ingang vond en dat een zeker auteur zelfs zo „bescheiden" was te beweren, dat „all
hand dan die van de profeet zelf zouden zijn gebundeld en van de reputable scholars" de exilische oorsprong van deutero-Jesaja aannemen, Allis,
a.w., 43. In 1923 kwam L. KOhler zelfs tot zeventig ,units", Alden, in The Law and
bekende titel voorzieri, dan zouden wij met die veronderstelling the Prophets, 1974, pag. 378. En het oordeel van de computer zou voor hen, die nog
vrede kunnen hebben. Ook dan nog wel, wanneer men aannam, geloven aan de eenheid van het boek Jesaja, vernietigend zijn. Maar in 1964 liet
dat het aanbrengen van de titel pas zou hebben plaats gehad toen Rachel Margalioth gerust haar boek The indivisible Isaiah, New York, Yeshiva
University, verschijnen. Prof. Young gaf er in hetzelfde jaar een enthousiaste recen-
het boek Jesaj a de plaats in de Heilige Schrift ontving, waarover sie van in W.Th.Y. XXVII, 1, 37. De ondertitel van de dissertatie luidt: Evidence
we spraken. Met beide veronderstellingen zouden we daarom ac- for the single authorship of the prophetic book.
coord kunnen gaan, omdat ze geen van beide iets afdoen van het
auteurschap van Jesaj a, de tij dgenoot van koning Hizkia, betref-
fende het gehele boek. Beide schrijven het boek tenminste substan-
tieel aan Jesaja toe. (Op z'n Engels gezegd „substantially", gebe-
zigd als vertaling van het Duitse „dem Inhalte nach".) Hierop
wordt geen inbreuk gemaakt door erkenning van de mogelijkheid,
dat Jes. 1 : 1 van andere hand dan die van de profeet afkomstig is,
evenmin als dat gebeurt, wanneer men aanvaardt, dat het geschrift
van Hizkia, te vinden in Jes. 38 : 9-21, natuurlijk van genoemde
worst afkomstig is en niet van Jesaja.
Maar als iemand zou aannemen, dat Jes. 1 : 1 best van de pro-
feet Jesaja zelf afkomstig kan zijn, zouden we ons het liefst bij hem

20 21
Achter de wolken schijnt de zon § 20

om die wolk vanwege de onvergankelijke trouw van Jahweh aan


Zijn belofte, 2 : 1-5. Laat men ook dat gerust geloven.
Dit 2: 1-5 komt sterk overeen met Micha 4: 1-4. Volgens de
§ 20
een heeft Jesaj a het van Micha, volgens de ander heeft Micha het
van Jesaja.
ACHTER DE WOLKEN SCHIJNT DE ZON
Hoe dit zij, wat zal zo'n profetie als deze een kostelijke troost
bezorgd hebben aan hen, die zich over de goddeloze toestanden in
het Juda en Jeruzalem van hun tijd bedroefden. Er zou voor dit
We zijn nag niet toe aan Jes. 6, het ernstige hoofdstuk over
schuldige Juda en Jeruzalem dus nog een toekomst zijn. Zelfs een
Jesaja's roeping. Het boek Jesaja is nl. van nag een inleiding voor-
schone toekomst. De berg, waarop Jeruzalems tempel stond, zou
zien.
immers hoog boven alle bergen en heuvelen uitrijzen, vs 2. Natuur-
De eerste inleiding, Jes. 1, zag meer terug. Daardoor atten-
lijk was dit figuurlijk gesproken. Als het eigenlijk bedoeld geweest
deerde zij op de aansluiting van het boek Jesaja bij de voorafgaan-
was, zou Jesaja (en Micha) hebben voorspeld, dat de berg Sion
de boeken over Gods verbond met Israel, bij de Thora en Joz. —
eenmaal nog hoger dan de Himalaja zou rijzen. Wat zouden ze
Kon., de Voorgaande Profeten.
daaraan gehad hebben? Nee, natuurlijk bediende de profetie zich
Dêze inleiding, Jes. 2-5, wijst meer vooruit. Zij zal wijzen op
van beeldspraak. Bedoeld werd, dat Jeruzalem nog eens een cen-
Gods plan des heils, dat vervuld zal worden, wat er ook gebeuren
trum van zegen zou worden zonder weerga en wel voor de hele we-
moge.
reld. En dat waardoor? Doordat er van Jeruzalem een „thora"
(leer, onderwijzing, prediking, vs 3) zou uitgaan, die aan vele vol-
I. EENS ZAL DE ZON VAN GODS GENADE TOCH WEER ken ten goede zou komen. Dankzij die prediking zouden zij niet
BOVEN JERUZALEM DOORBREKEN, JES. 2:1-5. meer naar hun zwaarden grij pen, maar van die zwaarden ploeg-
scharen maken; en van hun spiesen zouden zij sikkels maken,
„Jesaja" zou het boek der vertroosting niet zijn, wanneer
werktuigen om er koren mee te maaien, vs 2-4. Sprekende voor-
daarin niet een opbeurend woord voorafging aan de grotendeels
beelden van vredestaal. Het overeenkomstige vers bij Micha, 4 : 4,
sombere inhoud van hoofdstuk 2-5 en zo dus ook aan het ontzet-
luidt: „Ze zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en vijge-
tende Jes. 6.
boom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van Jah-
Boven dat opbeurend woord alsmede boven de sombere voor-
weh der legermachten heeft het gesproken". Met dezelfde taal was
zeggingen in 5 : 25-30 (komst van de Assyriers), j a reeds in 5 : 13
Israels gelukkige leven tij dens koning Salomo beschreven, 1 Kon.
(Babylonische ballingschap) staat dit opschrift: Het woord, dat Je-
4:25.
saja, de zoon van Amoz, gezien heeft over Juda en Jeruzalem, 2 : 1.
Jesaja laat in vs 5 nog de oproep tot Juda horen (dit wordt
Evenals het zelfst. naamwoord „gezicht" van 1 : 1 duidt flier het
immers met „huis van Jacob" bedoeld, Micha 3 : 9) om ook van die
w.w. „zien" op Jesaj a's profetische arbeid en gezag. Wat hij over
blij de zegentij d te genieten. Niet alleen de volken, maar ook Juda.
heden en toekomst zal spreken, zal hij spreken namens Jahweh.
Hij zal wijzen op de donkere wolk van Goddelijk oordeel, die hij Wat moeten we denken van de vervùlling dezer profetie? Wat
boven Juda en Jeruzalem net hangen, 2: 6-5 : 30. Laat men hem zegt de profetie daar zelf van?
toch geloven. Maar hij zal ook wijzen op de gouden randen rond- Die vervulling zou volgens vs 2a plaats hebben „beacherit

22 23

§ 20 Achter de wolken schijnt de zon Achter de wolken schijnt de zon § 20

hajjamim". Deze woorden betekenen: in de komende dagen, een- tweede komst gedacht hebben. Laat staan aan een derde. 't Is de
maal, in de toekomst. Dus wat bier voorzegd werd zou eenvoudig arme bijbellezers onnodig moeilijk gemaakt.
mettertijd vervuld worden. Ze behoefden alleen maar te denken aan de eerste komst van
Ach, had men Jes. 2 : 2 maar aldus verstaan. Dan zou men Christus en aan de daaropvolgende zegenrijke tijd van de aposte-
vanzelf wel hebben begrepen, welke tijd met dit „mettertijd" werd len, die, door de Heilige Geest gedrongen, het Evangelie van
bedoeld. Immers de tijd van Christus en de apostelen, toen er van- Christus' dood en opstanding aan Joden en heidenen hebben ver-
uit Jeruzalem een boodschap des heils gegaan is, die het gelaat des kondigd. Toen is Jes. 2: 1-5 vervuld. Met z'n prachtige beeld-
aardrijks veelszins heeft vernieuwd. Het Evangelie heeft de hele spraak (hoogste berg, zwaarden omgesmeed tot ploegscharen). In
wereld veranderd. die apostolische tijd zijn er zo veel profetieen van Jesaja in vervul-
Maar helaas is Jes. 2 : 2 treurig misverstaan. Ten eerste heeft ling gegaan. By. ook Jes. 54 : 1; dat de kinderen der eenzame (de in
men de woorden beacherit hajjamim verkeerd vertaald, nl. door ballingschap gestuurde gemeente) talrijker zouden zijn dan de kin-
„in het laatste der dagen" (St.V., N.B.G.). Voorts heeft het spraak- deren der gehuwde. Dankzij de terugvoering der ballingen uit Ba-
gebruik van die woorden („het laatste der dagen") een staande bel is Christus te Bethlehem geboren, te Jeruzalem gestorven, op-
term gemaakt ter aanduiding van de tijd vlak voor Christus' we- gewekt en opgevaren en is door de Heilige Geest het Evangelie van
derkomst. En tot overmaat van ramp heeft bovendien de opvatting daaruit alom gepredikt. Ook aan onze voorouders, Gal. 4 : 27. Ver-
ingang gevonden, volgens welke er eigenlijk aan drie komsten van vulling van Jes. 2 : 2-5.
Christus zou moeten worden gedacht; ten 1° aan Zijn komst om te
lijden en te sterven, ten 2° aan een komst voor het zgn. duizendja- II. MAAR VOOR DE VERVULLING VAN DIE BLIJDE TOE-
rig rijk en ten 3° aan het einde hiervan. KOMST ZULLEN ER ZWARE WOLKEN VAN STRAF
Nu spreekt de Schrift nergens van zo'n duizendjarig rijk, al OVER JERUZALEM GAAN, JES. 2:6-5:30.
denkt tegenwoordig bijna iedereen dat. Men is zelfs zo vrij geweest Een heerlijke vertroosting moet dat Jes. 2 : 1-5 geboden heb-
die term als opschrift boven Openb. 20 in de vert. N.B.G. te zetten. ben aan alle gelovigen, die hebben moeten erkennen, dat de erop
Maar het hele woord „rijk" komt daar niet voor en het getal „dui- volgende bestraffingen volkomen waren verdiend. Daarover gaat
zend" heeft daar een symbolische betekenis. Tien is het koninklij- het in dit zestal pericopen.
ke getal, I a , 405, Ig, 482, 483. Duizend is 10 x 10 x 10. Christus zal
Zijn koningschap tonen in een supervorstelijke verhoging van de 1. Jahweh zal die hoogmoedige goud- en zilververeerders laten sid-
martelaren, die voor Hem gestorven zijn. Dat wel. Maar aan een deren van angst, Jes. 2: 6-22.
duizendjarig ,rijk" tussen een tweede en derde wederkomst van Dit stuk begint met een schreeuw van Jesaja tot Jahweh.
Christus valt niet te denken. Waarlijk! U trekt Uw handen of van Uw yolk, van het huffs van Ja-
Bij Jes. 2: 1-5 valt evenmin te denken aan een soort eindtijd- cob! vs 6.
perk van de wereldgeschiedenis, dat na Christus' tweede komst be- Wat was er aan de hand?
ginnen en voor Zijn zgn. derde komst eindigen zou. De woorden Onder de koningen Uzzia en Jotham heeft Juda een periode
„beacherit hajjamim" slaan beslist niet op een slotperiode, die van grote welvaart beleefd, 2 Kron. 26 : 7-15, 27: 1-9. Evenals het
vlak aan de jongste dag zal voorafgaan, maar op een veel dichter tienstammenrijk onder Jerobeam II, in ongeveer dezelfde tijd, 2
nabije toekomst'). Men had niet moeten vertalen „in het laatste Kon. 14 : 25. Verloren gebied werd heroverd. De handel te land en
der dagen". Dan zouden de bijbellezers niet zo gauw aan Christus' ter zee herleefde. Er werd veel verdiend.

24 25
§ 20 Achter de wolken schijnt de zon Achter de wolken schijnt de zon § 20

Maar de rijkdom heeft Juda geen goed gedaan. Het heeft zich voorgedaan, want in vs 6 wordt van een „puinhoop" gesproken.
verbeeld Jahweh wel te kunnen missen. Het ruilde Hem in tegen Jesaj a heeft moeten voorspellen, dat er dagen van revolutie zouden
vreemde goden, waarmee het kennis maakte door handel met (de aanbreken. Het yolk zou in opstand komen tegen zijn verdrukkers.
Syriers en Mesopotamiers in) het oosten en de Filistijnen in het Tegen zijn onrechtvaardige rechters met hun partijdige recht-
westen, vs 7. De gevolgen waren tweeerlei. Hoogmoed en afgoderij. spraak (in strijd met Ex. 23 : 6-8). En tegen de woekeraars, die hun
Niet alleen bij de mindere man, maar ook bij de hoge heren, vs 9. 2) . volksgenoten afzetten (tegen Lev. 25 : 35-38). En tegen zijn uitzui-
Tegen die hoogmoed en die afgoderij heeft Jesaj a toen Jahweh gers, die het loon van de arbeider inhielden (Deut. 25 : 4). Toen de
aldus zien optreden. heersende klasse vanwege de algemene malaise haar glorie verloor,
Wat de hoogmoed betreft, de profeet bedient zich in vs 12-17 gebeurden er dingen, die men vroeger niet voor mogelijk zou heb-
van het beeld van een storm, die opsteekt in het noorden en de ben gehouden. Alle gezag en ontzag verdween. Men had voor de
ceders van de Libanon en de eiken van het gebergte Basan ontwor- vroegere leidslieden op militair, maatschappelijk, enz. gebied geen
telt; vervolgens blijken de sterkste steden op bergen en heuvelen respect meer. Vooraanstaande mannen werden door kwajongens
met de dikste muren niet tegen hem bestand; en eindelijk vernie- gebrutaliseerd. Wat nu wel zo mooi niet was (tegen Lev. 19 : 32),
tigt hij in het zuiden de trotse Tarsisschepen (1 Kon. 10 : 22). maar Jahweh zelf was ook heel niet te spreken over het onrecht, dat
En wat de afgoderij aangaat, daarmee wordt deerlijk gespot. men de geringen en ellendigen onder Zijn yolk had aangedaan. Hij
De mensen vluchten van schrik met hun kostbare goden naar de beklaagde zelf Zijn yolk ook, vs 12. De profeet zag, dat Jahweh de
spelonken, waaraan Palestina zeer rijk is. Maar in die spelonken leiders van Zijn yolk (de Gr. vert. lazen in vs 13 enkelv., yolk) voor
huizen griezelige beesten als vleermuizen en andere insectenvre- Zijn vierschaar daagde en hun verweet, dat zij geen verzorgers
ters. ³ ) Als de mensen het wagen weer voor de dag te komen, blijkt, maar verwoesters waren geweest van Zijn wijngaard ( = Zijn yolk).
dat ze hun goden glad vergeten zijn. Bij die onreine beesten achter- Waarschijnlijk is vs 12a aldus te lezen: Mijn yolk, zijn vorsten zijn
gelaten, vs 18-21. beulen en woekeraars heersen er over.)
Zie dus wat er terecht komen zal van deze goud- en zilveraan-
bidders. 3. Jahweh zal die hautaine dames een toontje lager laten zingen,
Hoe dwaas om op zulke pochers te vertrouwen. Trouwens, Jes. 3 :16-4 :6.
wat is ieder mens anders dan een schepsel, dat slechts zolang de Dit Schriftgedeelte heeft dezelfde strekking als het vorige.
levensadem in neus en longen houden mag, als het Hem belieft, die Jesaj a heeft moeten zien en moeten aanzeggen, wat de toekomst
deze levensadem aan Adam gaf, Gen. 2: 7, en alsnog aan ieder over Jeruzalem brengen zou. Denkt men daar soms door geen oor-
mens geeft, Job 27 : 3, totdat Hij hem weer afneemt? Pred. 12 : 7, I b , logsleed getroffen te kunnen worden? Dat zullen dan „de dochters
121, vs 22. van Sion" anders ondervinden. Thans wonen zij nog in de aristo-
cratische wijk der stad. Op Sion. In de schaduw van paleis en tem-
2. Jahweh zal die hoge heren verneren, Jes. 3 : 1-15. pel. Maar tweeerlei onheil zal haar overkomen.
Dit stuk zal daarom wel hier geplaatst zijn, omdat het zo goed Ten eerste zullen ook zij kennis maken met rebellie en anar-
aansloot bij het slot van het vorige (niet op mensen vertrouwen). chie. Thans denken ze nog boven alles en iedereen verheven te zijn.
God heeft de profeet een aantal tonelen laten zien, die zich wel Hyperluxueus gaan ze gekleed. Hautain van houding wandelen ze
zullen hebben afgespeeld in een der perioden van verval onder rond. Bewust van haar hoge positie. Maar die blijft niet onaantast-
Juda's laatste koningen. Er moet zich reeds oorlogsgeweld hebben baar. Ook al dringt de oorlog zelf nog niet eens de stad binnen, hij

26 27
§ 20 Achter de wolken schijnt de zon Achter de wolken schijnt de zon § 20

kan veroorzaken, dat er aan alles gebrek komt. Ook aan orde en gebracht en zich als reine mensen (letterl. „heilige") metterwoon
veiligheid, omdat de mannen elders nodig zijn. En dan steekt het op Sion hebben gevestigd, vs 3. Maar let op de voorwaarde, waar-
geboefte de kop op. Dan trekken bandieten je de sluier van je ge- aan volgens vs 4 voordien zal moeten zijn voldaan. De Jeruzalemse
laat. Dan loop je daar als Oosterse vrouw zomaar met een bloot dames — ter uitdrukkelijke herinnering aan 3: 16-24 ook nu nog
gezicht, vs 17. 't Is gedaan met je parfum. Je bent al blij, wanneer je eens genoemd „dochters van Sion"! — lopen er vandaag met haar
iets vindt om je kleren bij elkaar te houden, omdat ze je je fraaie amuletten 5 ) om de hall net bij alsof ze regelrecht uit een heidens
gordel, bewijs van je status van getrouwde vrouw, die je van je modejournaal zijn geknipt. En is de afgoderij of en toe niet zelfs tot
bruidegom gekregen had, hebben afgegrist. Je ziet er uit alsof je in in de tempel van Jahweh binnengedrongen? En dat, terwijl Jahweh
de rouw bent, gekleed in een „saq", 1 Kon. 20: 32, Ig, 597. En je het vanouds zo nadrukkelijk had doen weten, dat Hij niet gelijk
huid heeft haar glans verloren. Je lijkt wel een slavin, aan wie een was aan een van die smerige Egyptische en Kanaanitische goden
brandmerk is opgedrukt, klaar om te worden weggevoerd. met hun afschuwelijke onzedelijkheden, maar dat Hij „heilig"
En buiten de muren woedt het oorlogsgeweld. Daar vallen de was, rein, en dat Hij diezelfde heiligheid, reinheid, warsheid van
mannen in de strijd. Heel Jeruzalem lijkt wel een weduwe, in de vieze afgoderij, ook van Zijn yolk verlangde, I b , 529, 574. Overi-
rouw op de grond terneer gezeten. En de mannen die er nog zijn, gens naast de Jeruzalemse dames hebben de Jeruzalemse heren het
misdragen zich vaak, zodat soms een heel groepje vrouwen zich er geen steek beter van afgebracht. By. hebben ze zich als onrecht-
aan een man a h w opdringt, om tenminste geen speelbal meer be- vaardige rechters besmeurd met onschuldig bloed, vgl. 1 : 21 en v.
hoeven te zijn, omdat hij ze beschermt, 3 : 25-4: 1. Nu, die viesheid van de dames en dat bloed van de heren zullen
eerst weggedaan moeten zijn, zegt vs 4. Is dat troost? Is dat geen
Wie niet oppast, zou kunnen menen, dat de aan de gang zijn- vlijmscherp oordeel? Wordt hier niet alreeds de verwoesting van
de gerichtsaankondiging opeens onderbroken wordt door een ver- Jeruzalem voorspeld? Want weliswaar zouden er voor Jeruzalem
troostende pericoop, nl. 4: 2-6. Dat is beslist niet het geval. Inte- en Sion nog goede dagen aanbreken, maar dan zou eerst dat vuil
gendeel. van de dames en dat bloed van de heren moeten zijn weggedaan
Weliswaar wijst de profetie hier over het naderend tijdperk door „een geest van oordeel en verbranding" vs 4. Bij het woord
van oorlog en ballingschap heen naar een toekomst, waarin Pales- „roeach" kon de Hebr. mens denken aan wind, adem en geblaas,
tina dankzij de zegenende hand van Jahweh daar weer voor het maar ook aan Gods Geest. Wat heeft Jeruzalem gebrand! 2 Kon.
oog der volken als een „sieraad" zal nederliggen, vgl. Jer. 3 : 19. 25 : 9. Heeft Gods eigen Adem dat oordeelsvuur niet aangewak-
Maar wie voelt de vlijmscherpe veroordeling niet reeds in dat ene kerd? Die heeft Jeruzalem en Sion eerst moeten reinigen en heili-
woord „sieraad"? Veroordeling van de pronkzucht der Jeruzalem- gen, voor zich daar weer reine, heilige mensen metterwoon vesti-
se dames van 3 : 16-24! gen konden. En vOOr Jahweh lust had om in die aloude stad en op
Weliswaar belooft de profetie vervolgens ook, dat degenen, die aloude berg Sion weer gelegenheid te scheppen voor Zijn restje
die aan oorlog en ballingschap levend ontkomen zullen, het straks levend ontkomenen om aldaar hun periodieke samenkomsten te
in dat vruchtbare schone land met zijn rijke oogsten weer wat goed houden, vs 5.
zullen hebben, vs 2, en dat als vanouds ook Jeruzalem en met name Gelegenheid „scheppen"? Hoe moeten we dat woord „schep.-
Sion (met zijn altaar en priesterschap) daarbij weer wel zullen va- pen" opvatten? Ongetwijfeld is God tot bereiking van Zijn doel
ren. Er zullen weer lijsten kunnen worden opgesteld van namen om te Jeruzalem weer door een geheiligde rest te worden vereerd
dergenen, die het van oorlog en ballingschap er levend hebben af- op zulk een wijze opgetreden, die aan de schepping van hemel en

28 29
§ 20 Achter de wolken schijnt de zon Achter de wolken schijnt de zon § 20

aarde alsmede aan Zijn grote daden gedurende de wonderlijke hal- de handen drukte. Heus. De wijngaard van Jahweh Zebaoth is het
ve eeuw na Israels verlossing uit Egypte doet denken. Hij heeft huis van Israel. De mannen van Juda waren Zijn lievelingsplanten.
Zich immers bediend van de ondergang van het machtige Babel en Hij verwachtte, dat ze recht zouden voortbrengen (misjpaat), maar
van de opkomst van het Perzische rijk onder Cyrus, Zijn „knecht", zie het was onrecht (mispaach); dat ze gerechtigheid zouden voort-
om aan het restje van levend ontkorinenen uit Zijn yolk weer gele- brengen (tsedaqah), maar zie het was hulpgeroep (tse eaqah), vs 7. Van
genheid te bieden tot het houden van ongestoorde samenkomsten, de vier tussen haakjes geplaatste Hebr. woorden valt de gelijkenis
zo veilig als Israel onder Zijn wolk in de woestijn, Ps. 105 : 39. Vei- op tussen het eerste en tweede en tussen het derde en vierde. Die
liger en beter geborgen dan de dames en heren van Jeruzalem en woordspelingen vervallen natuurlijk bij vertaling. Maar de scher-
Sion zich heden waanden. pe aanduiding van Gods teleurstelling erdoor kan men ook nu op-
merken.
4. Jahweh zal Zijn wijngaard laten vertrappen, Jes. 5: 1-7. Het wijngaardlied van Jes. 5 herinnert sterk aan de eerste ver-
lemand de waarheid zeggen kan op meer dan een manier ge- zen van het hele boek, Jes. 1 : 2, 3 (Hoor, hemel!). Wat geeft het ook
beuren. Rechtstreeks. Ronduit. Maar ook zo, dat hij even naden- anders dan een overzicht van Israels geschiedenis? Nu echter niet
ken moet. Gelijk in de voorgaande pericoop, 4 : 2-6. Of zoals bier in in de vorm van een rieb (twistgeding), maar van een lied. Toch, wat
het overbekende lied van de wijngaard in Jes. 5. een aanklacht, wat een aanklacht ook bier, van God tegen Zijn ver-
De Jeruzalemmers, die de eerste regel van het lied vernamen, bondsvolk! Het ontdekte eindelijk, evenals David pas bij verras-
zullen aan het begin van een bekend oogstlied hebben gedacht. sing, dat het z'n eigen vonnis had geveld, 2 Sam. 12 : 5-7. Gij zij t die
Vanwege de overwegende i-klank zal die regel een jolige indruk man. Gij zijt die wijngaard.
gemaakt hebben. Aasjierah-na liediedie sjierat doodie bekarmo.
Laat ik een lied zingen van mijn vriend. Een lied van mijn vriend op 5. Jahweh zal op het wangedrag van Zijn verbondsvolk Zijn ver-
zijn wijngaard, vs la. bondsvloek laten nederdalen, Jes. 5: 8-24.
Bij de volgende regels hadden de toehoorders er nog geen erg Geroep, hulpgeroep had God uit de mond der verdrukten ho-
in, waar de zanger naar toe wilde. Zijn vriend had aan z'n wijn- ren opstijgen, zei dus vs 7. Het valt op, dat daarna zesmaal de uit-
gaard alle mogelijke zorg besteed en hem tenslotte met edelwin- roep „wee!" volgt ter inleiding op Goddelijke strafberichten.
gerd beplant. Vandaar z'n verwachting, dat z'n wijngaard ook De eerste maal, vs 8-10.
druiven zou voortbrengen, die edel waren. Maar ze stonken, vs 2. Wanneer de Israelieten zich gehoorzaam hadden gehouden
De Jeruzalemse toehoorders konden het plaatsen, dat de eige- aan Gods bevelen omtrent het bezit van huizen en akkers, Lev. 25,
naar door het gedrag van zijn wijngaard bitter teleurgesteld was en I b , 681 (Jubeljaar) zou het in Jesaj a's dagen niet zijn voorgekomen,
zo boos, dat hij er nets meer mee te maken wilde hebben. Op zijn dat landerij en en woningen allengs in handen kwamen van enkele
vraag wat zij er van dachten, gaven ze hem groot gelijk, vs 5. Totdat grootgrondbezitters, zodat de rest van de bevolking buiten spel
ze hoorden, dat hij zelfs van plan was aan de wolken te verbieden werd gezet. De profeet deelt mee, dat hij God daarover heeft horen
op zijn wijngaard regen te laten vallen. Toen begonnen ze na te toornen. Was Israels land niet bezit van Hem?, Lev. 25 : 23, vgl.
denken. Want over de wolken te gebieden, was geen mensenwerk, Jer. 16 : 18. Had Hij Israels voorouders al niet gewaarschuwd voor
vs 6. de straf des verbonds, dat het land hun geen opbrengst zou bezor-
Toch zullen er nog wel- verrast hebben opgekeken, toen de gen, Lev. 26 : 20, by. omdat de sprinkhanen de oogst hadden opge-
zanger hun tenslotte opeens de sleutel ter verklaring van zijn lied in vreten, Deut. 28 : 38? Welnu, Jesaj a heeft tij den moeten aankondi-

30 31
§ 20 Achter de wolken schijnt de zon Achter de wolken schijnt de zon § 20

gen, waarin het land amper het tiende deel van het uitgezaaide zou laatste soort misdadigers heeft tenslotte zelfs herhaaldelijk de hele
opbrengen. wereld ondersteboven gekeerd en gedecreteerd: „wat goed is voor
De tweede maal, vs 11-17. mij en mijn plannen, enz. dat is goed, ook al keurt God het af".
Mensen, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat erop uit Hoe krachtig had Jesaj a het al tegen allerlei uitingen van menselij -
waren om te genieten van feestgelagen met de nodige muziek erbij, ke hoogmoed opgenomen. Maar dit is wel zijn scherpste afkeuring
raakten vanzelf verblind voor het tijdsgebeuren. Ze zagen de drei- ervan. Al is het volgende vers, vs 21, er wel nauw mee verwant.
gende wolken niet aan de internationale hemel. Maar daarachter De vijfde maal, vs 21.
was de hand van God! Omdat Jesaja's tijdgenoten dus geen „ken- Er zijn mensen, van wie men zou verlangen, dat zij wat minder
nis" hadden, dwz. zich niet loyaal gedroegen jegens het verbond spraken. Daarentegen lijkt het wel typerend voor wijze mensen,
van Jahweh (vgl. 1: 3b), stond hun niet anders te wachten dan de dat zij gaarne zwijgen. Zij treden liever niet op de voorgrond. Ze
verbondsvloek, die door God reeds aan hun voorouders was voor- zijn bescheiden. Precies tegenovergesteld aan mensen, die wijs zijn
gehouden, nl. dat ze zouden worden weggevoerd in ballingschap, in eigen oog. Zulke arrogante mensen verdienden volgens Jesaj a
vs 13. Vandaag nog volop smullend en drinkend, zullen ze straks hetzelfde doemvonnis (wee!) als de categorie, die in vs 20 was be-
razen van de honger en versmachten van dorst; gedreigd in Deut. doeld. Zijn tijdgenoten zullen wel begrepen hebben op wie hij het
28 : 48. Dit lot zal alien treffen, hoog en laag. De dood zal dezelfde oog had. De leiders. De verleiders, 3 : 12.
mensenmenigten, die zich heden zo levenslustig gedragen, bij mas- De zesde maal, vs 22-24.
sa's verslinden, vs 14. Zowel aanzienlijken als eenvoudiged) zullen Het lied van de wijngaard had al geklaagd over oneerlijkheid,
aan de weet komen, dat Jahweh beledigd is door hun afwijken van vs 7. Het eerste wee veroordeelt met name zulke rechters, die zich
het beschreven recht (misjpaat) en hun bedrijven van ongerechtig- lieten omkopen om iemand, die onschuldig was, te veroordelen,
heid in plaats van gerechtigheid (tsedaqah, vgl. vs 7), vs 15. natuurlijk ten gunste van iemand, die schuldig was, vs 23. En van
De toekomst zal bewijzen, dat Jahweh God is en niemand dat bloedgeld leefden ze er plezierig op los. Ironisch noemt Jesaja
meer. Waar vandaag nog een volkrijke stad ligt met talrijke schone hen „helden in het wijndrinken en flinke mannen in het mengen
gebouwen, zullen straks schapen weiden. De vertaling van vs 17b van drank", vs 22. Als brandend kaf zouden ze eenmaal verdwij-
luidt vermoedelijk het best aldus: En bokken zullen de puinhopen nen. Voor straf, dat ze de thora (onderwijzing, ook hoe we ons ge-
(van de huizen) der rijkaards afgrazen. drAgen moeten) van Jahweh der legerscharen hadden verworpen
De derde maal, vs 18, 19. en wat de Heilige Israels had doen spreken — o.a. door de profeet
Ook Jesaja heeft zijn tegenstanders gehad. Ze hebben zich Jesaj a — hadden versmaad. Dus als -straf voor hun tegenspreken
zeer uitdagende taal tegen hem veroorloofd. Jahweh moest Zijn van God en Zijn Woord, zouden wij zeggen.
plan met Jeruzalem maar gauw vervullen. Dan wisten ze 't.
De profeet heeft geantwoord, dat zulke taal gelijk was aan een 6. Jahweh zal Zijn yolk straffen met de verrassend snelle komst van
touw, waarmee zij het vreselijke gevaarte van zonde-schuld-oor- een ver weg wonend yolk, Jes. 5 : 25-30.
deel-straf, dat toch al bezig was op hen aan te rollen, nog dichter Zoals vele tijdgenoten van Jesaja best geweten zullen hebben,
naar zich toe trokken. wie hij met die uitdagende en onwijze tegensprekers van vs 18-21
De vierde maal, vs 20. op het oog had, zullen zij ook wel hebben begrepen wat hij bedoel-
Er is gradatie in het kwaad. Men kan er in vallen of er in leven. de met dat ver weg wonende yolk, waarvan Jahweh Zich zou bedie-
Men kan er zich voor schamen of er zich op laten voorstaan. De nen om Zijn eigen yolk te straffen. De Assyriers. Geen yolk is in

32 33
§ 20 Achter de wolken schijnt de zon Achter de wolken schijnt de zon § 20

het oude Nabije Oosten eerder zo beroemd geweest als zij wegens V.T. XX, 4 (okt. '70) 445. Hij noemt verscheiden medestanders en verwijst naar de
Akkadische uitdrukking ana achrat ume, die „in de toekomst" betekent. In zijn
hun schitterende krijgskunde, straffe discipline, voortreffelijke be- co mm. op Jesaja, in de serie De boeken van het O.T., 1972, merkt Dr. A. Schoors
wapening, snelheid van beweging, enz. Wel valt het op, dat de pro- op: „Het is zelfs onmogelijk een plaats aan te geven, waar de uitdrukking zeker het
feet de naam der Assyriers, niet, althans hier nog niet, noemt. einde der tijden aanduidt." Een uitvoerige bespreking werd aan de term zoals hij
Jes. 2 : 2 en Mich 4 : 1 voorkomt gewijd door prof. Dr. G. Ch. Aalders in diens Het
Daarmee kan hij beoogd hebben des te meer nadruk te leggen op herstel van Israel volgens het O.T. (ondertitel: de Chiliastische uitlegging getoetst)
de geheimzinnige macht, die achter hun oprukkend leger school. blz. 13, 39, 46 en in zijn rectorale oratie De Oudtestamentische profetie en de staat
Dit verzwijgen van de naam zal ook beter geweest zijn, omdat de Israel, 1949, blz. 12. De eschatologische opvatting van de term werd beslist afgewe-
zen.
bewoners van Kanaan nog niet met eigen ogen de Assyrische troe- 2 rAdaam en 'isj, vs 9, hebben blijkbaar de hogere en de lagere standen aangeduid.
pen in hun land hadden zien verschijnen. Zoals we bij 2 Kon. 15 en Koehler, s.v.; F. Delitzsch, Bibl. comm., 1869, pag. 65; E. KOnig, Das Buch Jesaja,
17 bespraken, is dat gebeurd onder de koningen Pekah en Hosea, 1926, pag. 65; J. Ridderbos, K.V. Jesaja I, 1922, pag. 17.
3)Volgens Dr. L. A. Snijders, De prediking van het O.T., Jesaja, deel I, pag. 57 is
§ 17, XXVII, XXX. Blijkbaar is de profetie van 5 : 25-30 door Tur-Sinai bij het woord chafarparim van vs 20 niet gedacht aan graafdieren
vOOrdien uitgesproken. Al zal het wel zijn geschied nd de grote zoals mollen en ratten, maar aan vleermuizen. Volgens Wildberger, comm 113,
aardbeving, die onder koning Uzzia heeft plaats gehad, volgens dacht Aharoni daarbij aan een insectenvreter, die in Egypte voor heilig gold en
vaak werd gemummificeerd.
Am. 1 : 1, Zach. 14: 5, want daarop zal vs 25 doelen. De bergen 4)Aldus Snijders, Schoors en Wildberger, met LXX en Targum.
hadden gebeefd en de lijken hadden als vuilnis op straat gelegen. 5) N.B.G. heeft „tovermiddelen", Wildberger „BeschwOrungsamulette", Ridder-
Een zware tuchtiging. En nog bleef Jahweh straffen. Nu door „een bos, Kath. B.S. en Schoors hebben kortweg „amuletten".
6) Voor „mens" en „man", vs 15, zie 'adaam en 'isj, noot 2.
ver yolk" dat Hij herwaarts zou fluiten „van het einde der aarde",
vs 26. Deze beide termen stonden ook in Deut. 28 en wel in het
vers, dat volgde op vs 48 (over wegvoering in ballingschap van
honger en dorst lijdende mensen; daarover zoeven in vs 13) nl. in
vs 49. We hebben ook al bij 1 : 2 opgemerkt, dat Deut. een bekend
boek geweest moet zijn. Wat zullen de gelovigen, die om het verval
rondom hen treurden, bij het citeren van deze woorden hebben ge-
beefd. De gedreigde verbondsvloeken van Jahweh zullen meer en
meer in vervulling gaan. Jahweh houdt woord. Die wetenschap
kan soms vertroostend werken, maar ook wel eens zeer vreselijk
zijn.

NOTEN
') De uitdrukking be'acherit hajjamim komt veertien maal in de Schrift voor, nl.
Gen. 49 : 1 (hier heeft de St.V. evenwel „in de navolgende dagen" en het N.B.G. „in
toekomende dagen"), Num. 24: 14, Deut. 4: 30 (N.B.G. de toekomst"), 31 : 29
(N.B.G. „na verloop van tijd"), Jes. 2 : 2 (de Schriftplaats, waarover we het hebben),
Jer. 23 : 20, 30 : 24, 48 : 47, Ezech. 38 : 16 (N.B.G. „in toekomende dagen"), Hos. 3 : 5
(N.B.G. „in de dagen der toekomst"), Mich. 4: 1, Dan. 2 : 28 (N.B.G. „in toeko-
mende dagen"), 10: 14 (St.V. „in het vervolg der dagen"). Men erkent tegenwoor-
dig algemeen, dat de betekenis van be'acherit hajjamim is „in de komende dagen"
en niet „aan het einde der dagen". Aldus E. Lipinski in art. Be'acherit hajjamim,

34 35
Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad § 21

kwaliteit van Koning, van Koning over Israel. Op dat koningschap


Gods legt het verslag grote nadruk. Om by. dit te noemen. Ten
eerste wordt God aanstonds niet Jahweh genoemd, maar Adonai
§ 21 (vandaar de vertalingen „Heere" of „Heer'), dwz. Verheven Ge-
bieder, I a , 356. Toegegeven, er zijn ook Hebr. handschriften, die
JESAJA'S PROFETIE ZAL AANVANKELIJK bier de naam Jahweh hebben. Nu goed, letten we er dan vervolgens
WEL WORDEN VERSMAAD, op, dat Jesaja bemerkte, dat God gezeten was op een troon, en wel
MAAR EENMAAL GETROUW WORDEN VERVULD een hoge en verheven troon, wat toch in ieder geval sterk op Gods
koningschap wijst. Dit is van belang voor de vertaling van de
woorden heekaal in vs 1 en bait in vs 4. Die kunnen nl. beide zowel
Hier is dan het hoofdstuk over Jesaja's roeping, Jes. 6. Een paleis als tempel betekenen. Maar het verband, waarin ze hier
schokkend hoofdstuk. Jesaja's prediking zal Gods oordeel doen voorkomen, doet ons beslist voor de vertaling paleis kiezen. Jesaj a
horen aan het ongehoorzame yolk van God, maar dit zal zich niet betuigt straks immers zelf de Koning, Jahweh Zebaoth, te hebben
laten gezeggen, doch zich verharden en ten onder gaan. Slechts een gezien, vs 5. Al moeten we Gods strijdkrachten ( = Zebaoth) wel
overblijfsel zal ontkomen. Maar dan toch een overblijfsel, Jes. niet beperken tot de engelenscharen, die aan Zijn hemels hof ver-
6-12. bonden zijn, I f , 16, in dit hoofdstuk zullen we toch wel in die rich-
ting moeten denken bij de serafs. Van hen wordt niet slechts ver-
I. JESAJA WORDT TOT PROFEET GEROEPEN, JES. 6. meld, dat zij eerbiedig in Gods tegenwoordigheid vlogen, nl. met
Hoewel de indrukwekkende wijze, waarop hij tot zijn levens- bedekt gelaat en bedekte voeten, maar ook, tenminste letterlijk,
taak geroepen werd, natuurlijk ook voor Jesaja zelf van grote bete- dat zij om Hem heen') stonden, wat op hun dienst aan het hemel-
kenis is geweest — hoe zal de herinnering daaraan hem telkens hof zal duiden.
weer gesterkt hebben — dienen we onze aandacht toch niet voorna- 2. Jesaja ontzet zich over de strekking van zijn opdracht, Jes. 6:
melijk te richten op zijn persoon, maar op zijn taak. Daarvan is het 5-13.
volgende op te merken. De profeet was diep onder de indruk van hetgeen hij zag en
hoorde.
1. Jesaja ontvangt een opdracht van Jahweh in diens kwaliteit van Alles wat hij zag sprak hem van Gods Majesteit (kabood).
Koning Israels, Jes. 6: 1-4. Niet alleen was het hele hemelhof vervuld van Gods wijde konink-
Jesaja's roeping is een visionaire belevenis geweest. Zij is het lijke gewaad, maar de serafs riepen, dat de volheid der aarde ook
niveau van ons 'gewone mensenleven verre te boven gegaan. Toch getuigde van Gods heerlijkheid.
wordt zij als een feit beschreven, dat waar gebeurd is. De datum En wat hij hoorde was het herhaalde krachtige geroep van de
staat zelfs boven het verslag ervan. „In het sterfjaar van Uzzia", vs serafs bepaald over Gods heiligheid. Hierbij, bij het woord „hei-
1. Of dat verslag dus betrouwbaar was. Jets wat voor de profeet lig", herinneren we aan wat opgemerkt werd bij 4 : 3. Jahweh had
zelf, maar ook voor zijn hoorders en lezers van groot belang was en een vreselijke hekel aan de Kanaanitische afgoderij met haar infa-
altijd nog is. me smeerlapperij. En die had nu toch alweer ingang gevonden on-
Jesaja is immers wel door God geroepen, maar we moeten der Zijn verbondsvolk. Eerst in de treurige Richterentijd. En nu
daarbij opmerken, dat God hem bepaald geroepen heeft in Zijn alweer. Eigenlijk onder Salomo en Rehabeam al. Om over het tien-

36 37
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

stammenrijk maar te zwijgen (Achab). Jesaja kende zijn tijd wel en Maar wel zeer kort samenvattend drukte God Zich uit, toen
begreep, dat hij met zijn afkomst uit zo'n geinfecteerde omgeving Hij vervolgens als effect van Jesaj a's prediking voorspelde, dat zij
niet over lippen beschikte, die rein genoeg waren om op menselijke het hart van het yolk zou dichtsmeren. Vooruit, smeer hun hart
wijze het schitterend voorbeeld van de serafs (s-r-f = branden) te maar dicht. En hun oren. En hun ogen. Het hart is in de Schrift het
volgen, vs 5. Maar dit euvel werd door een van de serafs verholpen. centrum, vanwaaruit de mens alles doet (z.reg.). De hoorders van
Natuurlijk mogen we er bij denken: op Gods bevel. Deze seraf be- Jesaja zouden zich niet bekeren en derhalve niet behouden wor-
gaf zich naar het altaar. Tussen twee haakjes - dit was niet het gou- den, vs 10.
den altaar uit het heilige van tabernakel en tempel, waarop bij be- Zien we wat er aan de hand was?
paalde gelegenheden bloeddruppels werden aangebracht ter ver- Zijne Majesteit Jahweh, die te Horeb Koning over Israel
zoening, I b , 236. Van verzoening door bloed is bier geen sprake, werd, l a , 497, was niet van plan het ontrouw gedrag van Zijn vazal-
maar van een eenmalige speciale koninklijke beschikking tot ver- yolk nog Langer te verdragen. Tot straf voor zijn ongehoorzaam-
branding van Jesaja's infectie vanwege zijn behoren tot het toen- heid zou het yolk aan nog meer ongehoorzaamheid worden over-
malige verbondsvolk. De seraf sprak: „Zie, met dat deze gloeisteen gegeven, vgl. Rom. 1 : 24, Openb. 22 : 11.
(beter dan: gloeiende kool) uw lippen aanraakt, wijkt uw onge- Ontdaan over zulk een opdracht heeft Jesaja klagend ge-
rechtigheid en wordt uw zonde verzoend, vs 7. 2 ) vraagd, hoe lang hij met de vervulling daarvan zou moeten bezig
Nu durfde Jesaja zich aan te bieden als bode van God.) Maar zijn. Het antwoord heeft bestaan in een voorspelling van bijna al-
ach, wat viel Gods opdracht hem tegen. Temeer daar zij hem op gehele ondergang des yolks. Slechts een rest zou aan de ondergang
een nogal bondige, samengedrongen wijze werd verstrekt. Wan- ontkomen. Als een spriet, die soms uit de wortels van een gevelde
neer wij haar wat meer uiteenstellend zouden weergeven, zouden boom nog ontspringt.
wij eerst zeggen, dat Jesaja inderdaad heen mocht gaan om tot Commentaar op Jes. 6 volgt in Jes. 7-12.
Gods yolk te prediken, vervolgens dat hij dan echter wel zou wor- H. JESAJA VERKONDIGT GODS TROOSTRIJK WOORD IN
den aangehoord, maar tenslotte, dat men zijn prediking toch niet DAGEN VAN BENAUWDHEID, JES. 7-12.
ter harte zou nemen, maar zich verharden zou, vs 9. In het Hebr.
Over de Syrisch-Efraimitische oorlog lazen we al in 2 Kon. 15
van vs 9 staat het echter anders. Korter. Norser. Ten eerste sprak
en 16. Reeds tij dens de vrome koning Jotham werd Juda in het
God van „dit yolk", wat al heel niet vriendelijk klonk. Maar ver-
nauw gebracht door Aram en Efraim (hoofdsteden: Damascus en
volgens zei Hij, dat dit ongehoorzame yolk zich van z'n ongehoor-
Samaria). Zij wilden, dat Juda met hen een front zou maken tegen
zaamheid niet door Jesaja's prediking zou willen laten bekeren.
het almeer opdringende Assyrische rijk. Toen Juda hiertoe niet be-
Dus door de prediking nog wel van een van Gods meest begaafde
reid was, wilden ze het er toe dwingen. Ze zouden Jeruzalem vero-
profeten! Algemeen wordt Jesaja om zijn werk immers als een
veren, koning Achaz afzetten en iemand anders in zijn plaats tot
hoogst begaafd man geprezen. Vandaar zeker ook dat onze Zalig-
koning aanstellen. Koning Achaz heeft toen de hulp van Assyrie
maker de ongehoorzame Farizeeen en Schriftgeleerden herinnerde
ingeroepen, Ig, § 17, XXVIII, XXIX.
aan wat juist Jesaja overkomen was, Matth. 13 : 14. Want Christus
was de hOOgste profeet en leraar, maar zelfs Zijn prediking werd 1. Jesaja dringt er bij koning Achaz op aan zich in de nood te verla-
door de meesten niet aanvaard. Zodat de ongeloofshouding van ten op de beloften van Jahweh voor het huffs van David,
het yolk tij dens Jesaja een voorspel was op die van het yolk tij dens Jes. 7: 1-9.
het verblijf van Gods Zoon op aarde. Blijkbaar had koning Achaz tij dens de gebeurtenissen, waar-

38 39
§ 21 Jesaja 's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

van dit Schriftgedeelte verhaalt, nog niet de Assyriers te hulp ge- 2. Jesaja bevestigt zijn profetie door middel van wonderen, Jes.
roepen, al kan hij al wel met het plan daartoe hebben rondgelopen. 7 : 10-17.
Immers liet hij maatregelen nemen, waardoor Jeruzalem zich zelf Koning Achaz heeft de profeet zeker nogal ongelovig aange-
wel door de moeilijkheden van een beleg zou heenslaan. Daarom keken. In elk geval werd hem gepresenteerd, dat hij ter verzekering
liet hij by. de watertoevoer tot de stad extra beveiligen. In eigen van Gods goede raad aan Hem.om een wonder mocht vragen, waar
persoon kwam hij de werkzaamheden daartoe controleren. 't Is op hij maar wilde, hetzij in de hoogte (by. een zonsverduistering) het-
dat moment gebeurd, dat Jesaja zich naar koning Achaz begeven zij in de-laagte (by. een aardbeving), vs 11. Maar Achaz was een
heeft met een Goddelijke opdracht. diplomaat en had wel begrepen, dat Jahweh in zijn hart de neiging
had opgemerkt om meer op militaire hulp van Assyrie te vertrou-
't Valt op, dat hij dit doen moest in gezelschap van zijn wen dan op Hem met Zijn belofte voor Davids huis. Alleen liet hij
zoon(tje?) Schear Jaschub, vs 3. Een naam, die veel te denken gaf. daar niets van merken aan Jesaja en wees hij diens aanbod op een
Het woord schear betekende „overblijfsel", maar het woord ja- schijnbaar Schriftgetrouwe manier van de hand door er op te wij-
schub kon betekenen „zal wederkeren", nl. uit de ballingschap, zie zen, dat hij Jahweh niet mocht verzoeken, vs 12. Inderdaad mocht
het vorige hoofdstuk, maar ook „zal zich bekeren". En dan kon dat niet, getuige by. de geschiedenis van Kades, waar Jahweh
men nog de beide woorden tezamen opvatten als een bemoedigend klaagde, dat Israel Hem nu wel tienmaal had verzocht, dwz. ge-
woord (dus: maar in elk geval zal dan toch een Overblijfsel enz.), tergd, uitgedaagd, Num. 14 : 22 (zelfde Hebr. woord als hier), vgl.
doch ook als een terneerdrukkend woord (maar slechts een over- o.a. Ex. 17 : 2, Deut. 6 : 16. Maar Jahweh had aan koning Achaz zelf
blijfsel zal, enz.). Vermoedelijk heeft God door de jongen met z'n een wonder laten aanbieden. Was dus het kwasi-vrome Alslaan van
wader mee te sturen in dit geval bedoeld koning Achaz door zijn dat aanbod niet juist wel een plagen en tarten van God? In derge-
naam Schear Jaschub te bemoedigen. Dat klopt het beste met de lijke gevallen zeggen wij ongeduldig: „'t Is om er tureluurs en
opdracht, die Jesaja van Jahweh kreeg. doodmoe van te worden". In zijn ongeduld gaf Jesaja aan koning
Achaz ook een antwoord, waaruit bleek, dat dit waarlijk de eerste
De profeet moest koning Achaz immers een hart onder de keer niet was, dat Jahweh een krenkende bejegening van Achaz'
riem steken. De koning moest maar niet bang zijn voor die twee zijde had moeten ondergaan, 2 Kron. 28 : 34. Tot nog toe had Jah-
smeulende stompen brandhout. Er zou niets van hun plannen weh dat verdragen, maar daaraan ging Hij nu een einde maken Al
terechtkomen. Er zou geen sprake van zijn, dat zij ten koste van zou Hij tegelijkertijd Zijn belofte gestand doen jegens Davids huis.
Juda hun gebied zouden kunnen vergroten. Op den duur zouden
ze hun terreinwinst helemaal kwijt raken. En van hun plan om Als Achaz en zijn omgeving dan om geen wonder wilden vra-
koning Achaz of te zetten en door een ander te vervangen zou gen, zou Jahweh het hun wel ôngeyraagd geven. Zelfs meer dan
niets terechtkomen. Noch de koning noch de koninklijke familie een. Want ten eerste vertelde de profeet aan de koning, stellig tot
zouden behoeven te vrezen. Het enige wat Jahweh van hen diens grote verba7ing, dat „de jonkvrouw", dwz. de koningin, in
verlangde was, dat zij zich zouden verlaten op de beloften, die Hij verwachting was. 4) Misschien wist de man het amper zelf. Ten
aan het huis van David gegeven had, 2 Sam. 7, I f , 323. Maar met tweede liet Jesaj a de koning weten, dat haar kindje een j ongetj e
minder nam Hij ook geen genoegen. Jesaja sprak: Als u (meerv., zou zijn. Alweer een wonder. Geen dokter, die dat vijf minuten
jullie, het huis van David, vs 2, 13, 17) dat niet doet, gaat het met voor de geboorte van een kindje zeggen kan. En misschien is dit
u niet goed, vs 9. wel het grootste wonder geweest, dat het jongetje niemand anders

40 41
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

zou zijn dan de latere koning Hizkia, wiens moeder Abia of Abi hebben kunnen schudden. Eerst Assyrie en na verloop van tijd As-
heette, 2 Kron. 29 : 1, en blijkens 2 Kon. 18 Jahweh vreesde, zodat syrie's tegenpool in het zuiden, nl. Egypte. Zoals men soms terecht
zij, toen naderhand de Syrische en Israelitische legers uit het Jude- kan komen in een zwerm vliegen of bijen. De eerste kwamen veel
se land weggetrokken waren, aan haar jongetje, dat toen inmiddels voor in het waterrijke Egypte, de laatste in het akkerrijke Mesopo-
een j aar of twee, drie geworden was, of en toe het lievelingsnaam- tamia. Jesaj a ontleent daaraan zijn beeldspraak over Gods roepen
pj e „Immanuel" gaf. Te ver&elijken met de naam, die Nathan soms van deze volken in de richting van Juda, vs 18, 19. Ook vergelijkt
aan de kleine Salomo gaf, I I , 353. Immanuel betekende: God met hij Assyrie nog met een scheermes. Door koning Achaz „gehuurd"
ons. Want dat die kleine Immanuel een prinsje geweest is, blijkt tegen een zwaar tribuut, Ig, § 17, XXIX, 2°. Maar God gebruikt het
straks o.a. uit 8: 8, waar Juda het land van Immanuel genoemd straks om daarmee de landen, ook Juda, zo kaal te scheren als men
wordt. De tijd, waarin het prinsje verwacht werd en zijn eerste le- het toentertijd krijgsgevangenen en slaven deed, vs 20. Niettemin
vensj aren zijn wel zeer spannend geweest. Er was rondom en in zou Hij zorgen, dat er voor Juda nog levensmogelijkheid overbleef.
Jeruzalem wel weer genoeg te eten gekomen. Juda vloeide weer Wel zou de vroegere rijkdom verdwijnen. Waar eenmaal by.
over van boter en honing, want de velden en akkers lagen daar prachtige wijngaarden pronkten, zou het straks verwaarloosde
weer — van Syriers en Israelieten bevrijd. Dit was echter gegaan platteland een eldorado worden voor doornen en distels en voor
tegen de hoge prijs van een Assyrisch optreden in Palestina. Daar los weidende dieren en voor jagers. Maar reeds wie er maar een
was door Achaz om gevraagd. Maar hij heeft het geweten. Davids jonge koe op na kon houden, dus een dier, dat kalverde en melk
huis had zoiets nog nooit beleefd, vs 17. Jesaja heeft ook dat scherp gaf, en bovendien een paar geiten, zou daarvan zoveel melk krij-
verwij tend voorzegd. gen, dat hij er zelfs boter van kon maken. De bijen zouden leven als
Laten we nog mogen opmerken, dat de LXX in 7: 14 heeft in een paradijs. En zo zou het beloofde land toch nog zijn naam
vertaald: „Zie, de maagd zal zwanger worden". Deze overzetting hoog houden van een land, overvloeiende van melk en honing, vs
vindt men ook in Matth. 1 : 23. Zij paste voor de Evangelist geheel 25.
bij het wonder, dat Gods Geest aan Maria gedaan had. 2° . Ellende over Juda's vijanden, Jes. 8: 1-4.
In de tijd, waarin koning Achaz rondliep met plannen om As-
3. Jesaja laat weten, dat Assyrische inmenging voor Juda kwade ge- syrie te hulp te roepen, heeft God door Jesaja op onloochenbare
volgen zal hebben, terwij1 ze bovendien volmaakt overbodig is, manieren laten voorzeggen, dat dat heel niet nodig was. We weten:
Jes. 7: 18-8: 8. tevergeefs.
Dit Schriftgedeelte verplaatst ons ook eerst naar de tij d, waar- Ten eerste moest Jesaj a een groot bord nemen, waarop ge-
in koning Achaz nog niet het besluit genomen had om de Assyriers schreven stond, dat het iets te maken had met Maher Sjalal Chaz
te hulp te roepen. Hij heeft het tenslotte toch gedaan. Maar wat Baz. Hij zou er voor moeten zorgen, dat twee mannen van dit feit
heeft hij door die ongeloofspolitiek het arme Juda een ellende be- getuigen waren (naar de eis der Thora, Deut. 17 : 6, 19: 15, vgl.
zorgd! Daarmee begint en eindigt dit Schriftdeel, 7 : 18-25 en 8 : 5- Hebr. 10 : 28). God wees daarvoor zelf twee voorname lieden aan.
8. Het middenstuk laat zien: en het was heel niet nodig geweest, Wel een bewij s, dat Jesaj a te Jeruzalem een man van aanzien was,
8 : 1-4. vs 1, 2. Op dit een en ander zou Jesaja zich dan later kunnen beroe-
/ °. Ellende over Juda, Jes. 7: 18-25. pen om te tonen, dat Jahweh door hem vroeg genoeg gewaar-
Dankzij koning Achaz heeft Juda met de toenmalige grote schuwd had om toch geen ongelovige kant uit te gaan in de poli-
mogendheden te doen gekregen. Zonder ze ooit meer van het lij f te tiek.

42 43
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

Vervolgens is pas in die tijd de vrouw van Jesaja in verwach- was er ten tijde van koning Achaz nog niet. Wel heeft Hizkia het
ting geraakt, heeft ze te bestemder tijd opnieuw een zoontj e ter we- beleefd, dat Assyrie tegen zijn land als een vloed kwam opzetten.
reld gebracht en kreeg Jesaja van Jahweh bevel hieraan de naam Onder koning Sanherib, 2 Kon. 18, 19. Maar God was met hem, vs
Maher Sjalal Chaz Baz te geven. De vertaling van deze woorden 8.
zou kunnen luiden: „Weldra Weggeroofd". Op het eerste horen
lijken ze onbegrijpelijk. Maar ze werden door hetgeen Jesaja daar- 4. Jesaja roept op tot geloof in zijn profetieen in plaats van paniek,
na sprak opeens verklaard. VOOr dit jongetje „Vader" en „Moe- Jes. 8: 9-22.

der" zou kunnen zeggen, zou „men" (dwz. zouden krijgsgevangen Wat bij Jesaja's roeping was voorzegd, is uitgekomen. Zijn
soldaten) aan de koning van Assur in zijn hoofdstad het fijnste van prediking is over het algemeen niet op prijs gesteld. Hoewel hij de
Damascus en de buit ( = Sjalaal) van Samaria, de hoofdsteden van waarheid van zijn woorden met wonderen bezegelde. Daaraan
Achaz' twee voornaamste tegenstanders, als tribuut aanbieden, vs heeft men zijn optreden kunnen controleren, naar Deut. 18 : 21, 22.
4. Dus ook al weer binnen een j aar of twee, drie, vgl. 7 : 15, 16. Toch Er is in het paleis dan toch maar inderdaad een prinsje geboren,
niet zo'n lange tijd om op God te wachten. 7 :14, en nog weer later zijn de schatten van Damascus en Samaria,
3°. Nogmaals: ellende over Juda, Jes. 8: 5-8. de hoofdsteden van de twee volken die het koning Achaz zo be-
Maar Jesaja's waarschuwingen zijn niet ter harte genomen. nauwd maakten, inderdaad naar de koning van Assyrie gebracht,
Achaz en zijn omgeving vertoonden almeer neiging om zich tot As- 8 : 3, 4. Of Jesaja gelijk kreeg! Toch werd er over het algemeen niet
syrie te wenden en het yolk stemde daarmee in. Wat een belediging naar hem geluisterd. Zou zo'n man het nu beter weten dan onze
voor Jahweh, die Jeruzalem immers gemakkelijk kon verlossen koning Achaz, die met de Assyriers een accoord heeft bereikt? Al
zonder zulk militair vertoon als dat van Assyrie. Maar „het lang- viel het contact met Assyrie niet mee.
zaam vloeiende water van de sjiloach" werd nu eenmaal versmaad, In deze ontmoedigende dagen heeft Jesaj a de volgende adviezen
terwijl er met afgodisch ontzag werd opgezien tegen de toentertijd gegeven aan enkele kringen, die dan nog wel naar hem wilden ho-
oppermachtige Assyrische heerser in het land van de Eufraat, nl. ren.
Mesopotamie. Maar ach, als die stroom straks zo hoog zou stij gen, 1° Vergeet niet: God is met ons, Jes. 8: 9, 10.
dat hij alle landen zou overstromen, zou ook Juda zijn geweld on- De houding van Jesaja tegenover de pro-Assyrische politiek
dervinden. Doch dan zou God toch nog zorgen, dat er in het land werd niet ingegeven door angst voor de Assyrische soldaten. Als
van Immanuel levensmogelijkheid overbleef. het daaraan lag, zegt Jesaja: Laat maar komen. Dichterlijk laat hij
Het is duidelijk, dat Jesaja met die zachtvloeiende waterstro- zelfs hun marstempo horen. Al kwamen ze van nog verder weg dan
men het schijnbaar zwakke Jeruzalem heeft bedoeld tegenover het Mesopotamie. Niet him plannen regeren de wereld. GOds plan do-
geweldige Assyrie. Jeruzalem was inderdaad wel niet gelegen aan mineert. Zijn plan met het overblijfseltje van Juda en Jeruzalem.
zulke machtige rivieren als Tigris en Eufraat, maar had toch niet pat bezit immers de Davidsbelofte: Immanuel, God met ons. (Uit
over watergebrek te klagen dankzij de bronnen Rogel en Gihon, dat overblijfsel is Christus geboren, zo mogen wij nu weten.)
waaruit het water rustig via een sjiloach, dwz. een leiding, een ka- 2° . Bang zijn? Laat men het liever zijn voor Jahweh, Jes. 8: 11-15.
naal, de stad binnen stroomde. Een treffend beeld voor Gods Jesaj a deelt in vertrouwde kring mee, dat Jahweh hem bij zijn
onopvallende trouwe zorg voor de stad, die Hij Zich verkoren had. roeping verboden had voor iemand anders bang te zijn dan voor
Natuurlijk is hier in vs 6 niet bedoeld de beroemde sjiloach of tun- Hem, Jahweh. Aan wat de massa in Israel en Juda deed, moest
nel van de latere koning Hizkia, 2 Kon. 20 : 20, 2 Kron. 32 : 30. Die God Zich immers diep ergeren. Was Hij niet hun God, Jahweh van

44 45
sr 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

de strijdkrachten? Hadden Israel en Juda dan geen belof ten van eigen profetische arbeid, waarover het vlak voorafgaande ons in-
Hem gekregen? Maar ook bedreigingen. Die waren nu bezig te ko- lichtte. Die arbeid had bestaan in onderwijzen (thora, 8 : 16) en in
men. En verbondswraak valt niet mee. Dan kon je beter nooit een aankondigingen van tekenen (teeoedah, 7: 14, 8 : 2). De profeet
letter van Gods verbond en beloften en bedreigingen gehoord heb- wijst er nog eens uitdrukkelijk op, dat er alleen maar ontkoming
ben. Voor verbondsbrekers is Gods Woord een struikelblok, een zal zijn voor degene, die zich daaronder nederig buigt, vs 20.
klapnet, een verpletterend stuk rots op het hoofd, Luc. 12 : 47, Want, en dat was ten derde, voor wie dat niet deed, zou er
Rom. 9 : 32, 33, 1 Petr. 2 : 7, 8. geen uitkomst, geen licht, geen dageraad, maar enkel duisternis
3°. Let op! Mijn woorden komen uit, Jes. 8 : 16-18. zijn. In zijn wanhoop zou men van God noch koning meer willen
Al zou men het willen, de profetieen van Jesaja konden niet weten, vs 21, 22.
ongedaan gemaakt worden. Vandaar dat hij sprak: „Moet ik
ophouden met mijn getuigenis ( = mijn prediking 5 ), moèt ik stop- 5. Jesaja waarschuwt te Jeruzalem tegen defaitisme door de aan-

pen met het onderwijzen van mijn leerlingen, vs 16, dan zal ik toch kondiging van een eervolle toekomst, zelfs voor het heden zo diep

hopen op Jahweh, die (thans) Zijn aangezicht voor het huis van vernederde Galilea, Jes. 8 : 23-9: 6.

Jacob verbergt en op Hem wachten, vs 17." Nee, voor Jeruzalemmers, die zich vastklampten aan de belof-
Er was teveel gebeurd om Jesaja uit te schakelen. Hij (geen te van Jahweh voor het huis van David (een eeuwige troon!) be-
onbekend personage te Jeruzalem) en zijn twee zoons (met hun stond geen reden tot wanhoop. Om hen daarvan nog meer te verze-
veelzeggende namen Sjear Jasjoeb en Maher Schalal Chaz Baz) keren heeft Jesaja ze een profetie doen horen, die wel buitenge-
waren door God zelf tot figuren gemaakt, waarover nu eenmaal w6On stoutmoedig scheen. Ze had betrekking op een gedeelte van
gesproken moest worden, vs 18. Wat zou de tijd leren? het aloude beloofde land, dat er in die dagen nog heel wat ongeluk-
4°. Wacht u voor spiritisme, Jes. 8: 19-22. kiger aan toe was dan Juda. We hebben in 2 Kon. 15 gelezen, dat
Er zijn er ten tijde van de Syro-Efraimitische oorlog in Juda koning Tiglath Pileser, de Assyrier, grote stukken van het tien-
geweest, die uit angst voor de toekomst om raad gingen vragen aan stammenrijk veroverd heeft in zijn strijd tegen Syrie en Efraim.
de doden, vs 19. Dus evenals koning Saul, 1 Sam. 28. Daartegen Dat was toen blijkbaar even tevoren gebeurd, zie Ig, 226. Het ge-
heeft Jesaja de volgende drievoudige waarschuwing doen horen. bied waarop Jesaja hier in vs 23 het oog heeft, noemen wij meestal
Ten eerste had dit Kanaanitische kwaad (we spraken er voor kortweg Galilea , „een naam die is afgeleid van het Hebr. woord,
het laatst over bij koning Manasse, 2 Kon. 21 : 6, Ig, 767) absoluut dat „kring, gebied" betekent: Galilea = gelil haggojim = het Ge-
geen zin. Immers worden wij mensen door ons sterven niet min of west van de volken". 6) Die benaming „van de volken" had dit ge-
meer goddelijk, zodat we meer weten dan de levenden. Neen, „de bied waarschijnlijk gekregen door de heidense invloeden en over-
doden weten nets", Pred. 9 : 5. heersing, waaraan het blootstond tengevolge van de verschillende
Ten tweede had men toch alle gelegenheid ontvangen om oorlogen met Syrie. 7 ) Welnu, over dit ongelukkige Galilea heeft Je-
naar het goede vertrouwbare Woord van God voor deze spannen- saj a een schone toekomst mogen zien opgaan. Dagen van vreugde
de dagen te vragen, dankzij het optreden van de profeet Jesaja. als tij dens de oogst. Als op Midiansdag, wanneer Israel vroeger
Waarom gaf men dan geen acht op diens onderwijzing (thora) en zijn bevrij ding van het juk der Midianieten door Gideon placht te
getuigenis (teeoedah)? Met deze twee woorden heeft Jesaja niet het gedenken, Richt. 7 en 8. Er zou een tijd aanbreken, waarin er van
oog gehad op de openbaring Gods zoals die voor zijn optreden al heel het Assyrische bezettingsleger geen dreunende laars en geen
bekend was, by. op wat wij nu de Pentateuch noemen, maar op zijn bloederige soldatenj as meer in Galilea zou zijn te bekennen, vs 1-4.

46 47
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

Ziedaar de profetie, vs 23 en vs 1-4. En nu het bewijs voor de werden zulke titels meermalen door de mensen aan hun koningen
betrouwbaarheid van hem, die haar uitsprak, vs 5 en 6. gegeven. Zie wat hierover in P, blz. 169 gezegd is. 8 ) Op die goede
Daarvoor behoefde Jesaj a slechts te verwijzen naar de profe- zorgen van Hizkia slaan ook de namen „eeuwige vader" (vgl. ons
tie, die hij enige tijd geleden aan koning Achaz bij de waterleiding „vader des vaderlands") en vredevorst. Hizkia bleek later een waar-
had doen horen, Jes. 7. Die profetie was vervuld. In het paleis was dig opvolger te zijn van koning David, die in zijn rijk ook „ reeht en
inderdaad een kindje geboren en het was inderdaad een jongetje, gerechtigheid" bestelde, 9 : 6, 2 Sam. 8 : 15, I f , 337.
een prins. Vandaar dat de Jeruzalemmers elkaar vrolijk toeriepen: Maar de Schrift zegt nog weer later, dat de profetie van Jes.
„Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven". En de gelovi- 8 : 23-9 : 6 pas volkOmen vervuld is, toen Gods Zoon op aarde
gen onder hen zullen elkaar wel hebben opgewekt om toch vooral kwam en Hij wel in Bethlehem, de aloude Davidsstad, geboren
aan de woordverkondiging van Jesaja (aan zijn onderwijzing en werd, maar opgevoed te Nazareth in Galilea, om vervolgens in de
getuigenis, aan zijn thora en teeoedah, 8 : 20) gehoor te geven. Je weg van diepe gehoorzaamheid te worden verhoogd tot de troon,
kon er heus van op aan. Zie maar naar de geboorte van de jongste waarvan wij thans mogen begrijpen, dat God dadrop tegenover
prins uit Davids huis. Of de Trnmanuelprofetie vervuld was! Op David reeds het oog heeft gehad in de bekende Nathansprofetie
Jesaja kon je aan. Maar is Jesaja's profetie inzake Galiléa 66k ver- van 2 Sam. 7. Een eeuwige troon in een koninkrijk zonder einde.
vuld? De engel Gabriel heeft er over gesproken tot Maria, Luc. 1 : 32. En
priester Zacharias heeft zich verheugd over het licht, dat zou wor-
Als een aanvankelijke vervulling van deze profetie mogen we den gezien door hen, die eerst leefden in duisternis en schaduw des
reeds het goede beschouwen, dat later door dit zelfde prinsje uit doods, Luc. 1 : 79; dat was ook een herinnering aan de profetie van
het huis van David, toen het was opgegroeid tot koning Hizkia, Jes. 8 : 23 en v.v. Wat een „eer" zou het vernederde Galilea dus
voor het ongelukkige Galilea is gedaan. Toen Hizkia in Juda de overkomen, vs 23. Da& zou onze Zaligmaker Zijn grote werken
tempeldienst herstelde, heeft hij nl. tot het deelnemen daaraan ook aanvangen. In Matth. 4: 15 staat uitdrukkelijk, dat dit geschied is
uitnodigingen verzonden naar degenen, die in het voormalige tot vervulling van Jesaja's profetie in 8 : 23-9: 6. Geen beter corn-
Israelitische land aan de Assyriers waren ontkomen en nog woon- mentaar op dit deel van Jesaj a laat zich wensen dan de opmerkelij -
den in het voormalige gebied van Efraim, Manasse, en ook Zebu- ke plaats van Galilea in het N.T. Zie Matth. 28 : 10 (in Galilea zou
Ion, 2 Kron. 30 : 10. Hierdoor deed Hizkia het geboortebericht van de Verrezene Zijn discipelen terugzien) en Hand. 1 : 11 (wij gelo-
Jes. 9: 5 duidelijk alle eer aan. Hij maakte immers een goed ge- ven, dat Christus ten hemel verhoogd is, op grond van het getuige-
bruik van „ de heerschappij", die hem daarin reeds werd toegeschre- nis van een groepje Galilese mannen). Zie verder de woorden Gali-
ven. En hij toonde door zijn maatregelen tot herstel van de tempel- lea en Galileer in Hand. 2: 7, 9 : 31, 10 : 37, 13 : 31.
dienst van Jahweh inderdaad „een bedenker van wondere plannen"
te zijn. Daar er moed voor nodig was om in die dagen van interna- Met een dikke streep onder zijn profetie heeft Jesaja tenslotte
tionale spanning z'n zorgen niet alleen tot Jeruzalem en Juda, betuigd, dat men haar gerust kon geloven. De qin'ah van Jahweh
maar ook ver daarbuiten, tot in het hoge noorden van het aloude zebaoth zal dit bewerken, 9 : 6c.
beloofde land uit te strekken, deed Hizkia ook zijn naam „sterke Bijna net zo'n zinnetje kwamen we tegen in 2 Kon. 19 : 31b, Ig,
god" duidelijk ere aan. Tussen twee haakjes, van zo'n naam voor 664. (Het is blij kens sommige handschrif ten niet onmogelijk, dat het
een man, een mens, staan wij ,thans verwonderd te kijken, maar dat woord zebaoth ook daar oorspronkelijk heeft gestaan.) Dat zin-
zullen Jesaja's tijdgenoten niet hebben gedaan. In het oude oosten netje sloeg toen op de tijd van Sanherib, 701, de Assyrische koning

48 49
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

met z'n grote mond tegen Jahweh. Maar die is gestopt! God ver- Hoewel Jahweh het toch ook weer niet kon uitstaan, wanneer an-
oorzaakte onder 185 Assyrische bataljons een plotselinge sterfte. dere volken er zich in verkneuterden, wanneer Hij Zijn verbonds-
De historische achtergrond van Jes. 9 zal een dertig jaar vroe- volk om z'n ontrouw bestrafte, Ezech. 36 : 6.
ger te dateren zijn. Toen hebben de strijdkrachten van Tiglath Pi- Na kennisname van deze betekenis van qidah denken we nok
leser op hun tocht tegen Samaria het noorden van Israêl bezet. eens aan 2 Kon. 19 : 3 lb. Jahweh werd de grote mond van Sanherib
Maar natuurlijk hebben de Jeruzalemmers dat gehoord en ervan zo zat, dat Hij die in een nacht tijds dicht sloeg. Uit zelfrespect. 't
gesidderd. En nu kwam zo'n man als hun juist een prachtige Was voor Hem een erezaak geworden.
toekomst voor lat arme Galilea voorzeggen. Nu, inderdaad had Zullen we het zinnetje in het slot van Jes. 9 : 6 niet evenzo
Jesaja er blijk van gegeveri een profeet te zijn, wiens woord geloof- moeten opvatten? Dan heeft Jesaj a dus op de vraag, waarom Jah-
waardig was. Getuige de geboorte van prins Hizkia. Maar nu zulk weh Zich om het benarde Jeruzalem en om het armzalige Galilea
een profetie over Galilea — wie zou die kunnen vervullen? nog bekommeren zou, geantwoord met een verwijzing naar het op-
Antwoord: Jahweh. Die beschikte 66k over zebaoth, strijd- komen van Jahweh zelf voor Zijn rechten, maar ook voor Zijn vrij-
krachten, (z.reg.) en dan nog heel wat andere dan de Assyrische. willig op Zich genomen plichten. De vervulling van Zijn belofte
Maar waarom zou Hij dat doen? Omkijken naar Jeruzalem, j a aan David (2 Sam. 7, Ps. 89, Matth. 15, Luc. 1) is voor God een
zelfs naar Galilea? Antwoord: „De qin'ah van Jahweh der strijd- erezaak geweest. En dat blijft ze tot Christus' wederkomst. God zal
krachten zal dit bewerken". Zijn woord (aan David) tot het uiterste gestand doen.
Wat betekent het woord qidah?
6. Jesaja heeft overigens het tienstammenrijk geenszins zijn critiek
Toen Jehu op weg naar Samaria de in zijn dagen zeer bekende
bespaard, Jes. 9: 7-10:4.
Jonadab, de zoon van Rechab, tegenkwam, nodigde hij deze uit bij
hem op de wagen te komen zitten om zijn „qidah" voor Jahweh te Dus Jesaja had voor Galilea een schone toekomst aangekon-
zien, 2 Kon. 10 : 16, dwz. zijn cinkomen voor Jahweh, zijn handha- digd. Maar dat moest geen misverstand wekken. Alsof hij hetzelf-
ven van de rechten van Jahweh, zijn respect voor Jahweh. Maar de ook voor de rest van het tienstammenrijk verwachtte. Dat blijkt
qidah kon ook worden gebruikt in de betekenis van: handhaving wel anders uit de nu volgende vier pericopen. Het slot van elke
van eigen rechten, van zelfrespect. Een man, die reden had te ver- pericoop waarschuwt voor Gods dreigend opgeheven hand, 9 : 11,
moeden, dat zijn vrouw zich schuldig gemaakt had aan verkofting 16, 20, 10:4, vanwege een bepaalde zonde.
van zijn echtelijke rechten, kon erop staan, dat zij een „minchah 1° . Waarschuwing wegens overmoed, Jes. 9 :7-11.
qenasooth" braeht, Num. 5 : 18, dva. een zeer speciaal spijsoffer in Vermoedelijk zijn deze waarschuwingen al tamelijk vroeg
verband met rechtsverkoxting, I C , 55.. Merkwaardigerwijze jcomt door Jesaj a uitgesproken. (En opgeschreven? En overgeschreven?
het woord qidah de meeste keren ongeveer in laatstbedoelde bete- En aan deze en gene in het tienstammenrijk toegestuurd? Amos
kenis voor. Te Horeb heeft Jahweh er al op gewezen, dat Zijn zelf- ging er in persoon naar toe, Am. 7.) Ze doen denken aan de tijd,
respect er zith natuurlijk iegen zou verzetten als Zijn verbonds- waarin Aram (Damascus) nog niet samen met Israel tegen Juda
volk andere goden zou dienen, Ex. 20: 5 (St.V.: want Ik ben een optrok, maar nog verschillende malen tegen Israel streed, blijk-
ijverig God; N.B.G.: een naijverig God; K.B.S.: eenjaloerse God). baar in overleg met de Filistijnen in het westen, 9 : 10, 11, 20. Er
En later is de qidah van Jahweh, Gods zelfrespect, wel zeer ernstig zijn op het ongehoorzame Israel zware slagen neergekomen. Het
geraakt gebleken, toen er nota bene in Zijn eigen tempel te Jeruza- Woord van God, dat door Elia en Eliza e.a. was gesproken, bleek
lem verering van een afgodsbeeld plaats had, Ezech. 5 : 13, 8 : 3, 5. zo hard als een hamer. Maar Israel heeft zich niet laten gezeggen.

50 51
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

(Het woord Israel kan ruim gebezigd worden en dan alle twaalf had van de noordelijke delen des lands, die in 8 : 23 werden ge-
stammen aanduiden, I f , 303, 387, maar kan ook wel slechts de tien noemd, „de kop van het land", o.a. Galilea, door Tiglath Pileser,
stammen bedoelen oftewel Efraim. Overigens kan het woord en ruim tien j aar later de verovering van Samaria door Sargon. Wie
Efraim ook wel gebezigd worden voor slechts een stam, Jes. 9 : 20.) enigszins de geschiedenis van het tienstammenrijk kent, weet dat
2° . Waarschuwing tegen onbekeerlijkheid, Jes. 9: 12-16. daarin reeds en beeldendienst en afgoderij God ten zeerste hebben
In z'n overmoed had men in Israel elkaar opgebeurd met ge- mishaagd. Maar uit deze pericoop blijkt, dat de toorn van Jahweh
zegden, die waarschijnlijk aan de bouwerij ontleend waren. Kop nog het Allermeest is opgewekt door het verdriikken, dat men el-
op! Bakstenen huizen verwoest? We bouwen nieuwe van hard- kaar deed. Daar werden zelfs nieuwe wetten voor bedacht en uitge-
steen. En dan gebruiken we daarbij niet het ordinaire hout van de vaardigd. Hier blijkt, dat God Zich deze verbondsverlating, deze
wilde vijgeboom maar van de ceder. Misschien heeft men ook wel verzaking van Zijn Thora, waarin Hij juist barmhartigheid jegens
in werkelijkheid de gevolgen van de verschillende oorlogen door ellendigen gebood, bv. jegens weduwen en wezen, nog het meest
nieuwbouw willen wegwerken, 9 : 9. Maar van „vragen" naar (de heeft aangetrokken. (Denk aan Gods toorn over Achabs onrecht
wil van) Jahweh Zebaoth was geen sprake, vs 12. Toen liet God tegen Naboth. Dat deed toen de deur dicht.) Straks was er van al
nieuwe slagen volgen, waardoor de levens van hoog en laag soms de bij elkaar geschraapte „heerlijkheid" niets meer over, omdat
bij massa's op een dag als rietstengels werden weggemaaid. De men werd weggevoerd in ballingschap, gekromd als geboeiden.
bloem der natie viel op het slagveld. Het kwaad trof alien, zelfs Waarheen? Naar de plaats waar al de ellende der laatste jaren van-
weduwen en wezen, omdat alien hadden geweigerd naar de wil van daan kwam, 18 : 3. Hiermee is Assyrie alvast enigszins aangeduid.
Jahweh to vragen. Dan krijgt men vanzelf een samenleving, waarin In het vervolg zal het uitdrukkelijk worden genoemd.
„nebalah", dwaasheid, hoogtij viert, 9: 16. Door „nebalah" wor-
den de fundamenten van Gods verbond omgestoten, l e 661, P, 93.
,
7. En Jesaja heeft Juda, het tweestammenrijk, evenmin zijn critiek
3°. Waarschuwing tegen onderlinge partijstrijd, Jes. 9 : 17-20. bespaard, Jes. 10 : 5-12 : 6.
Hoewel God af en toe verlossing zond, bv. onder Jerobeam II, Hiermee wordt het deel van het boek Jesaja afgesloten, dat
was er van bekering maar weinig sprake geweest. Toen kwam Zijn begon met Jes. 6, het hoofdstuk over Jesaj a's roeping. Hem was
hand harder aan. Bloedbad volgde op bloedbad, Hos. 4 : 2, 7: 7. geen gemakkelijk leven voorzegd. Gods yolk zou naar Gods
Soms hadden er twee revoluties plaats binnen een maand. Ver- knecht niet luisteren. Hieraan moet men af en toe goed denken,
moedelijk hebben daarbij ook onbekende oude veten tussen de reeds bij het lezen van de eerste twaalf hoofdstukken van het Jesa-
stam van Efra'im en die van Manasse een rol gespeeld. Sallum, die jaboek. Maar in de latere hoofdstukken zullen we straks lezen, dat
koning Zacharia vermoordde, behoorde tot Manasse, terwijl Sal- de staatkundige leiding in Juda door Jesaja bepaald in het open-
lums moordenaar Menahem en diens zoon Pekaja tot Efraim be- baar veroordeeld is vanwege haar vleselijkheid, haar ongeloof,
hoorden. Zo verteerde Israel zichzelf. Maar tegen Jnda trok men haar tellen en wegen, haar rekenen op aardse hulp (Jes. 20 : de
eensgezind op, nu zelfs in bond met de vroegere vijand Aram (Da- profeet ongekleed en barrevoets op straat). Dezelfde Jesaja is in H.
mascus). 10-12 ook al aan het woord.
4°. Waarschuwing tegen verdrukking van elkaar, Jes. 10 : 1-4.
Hoewel Israel door Gods slaande hand werd toegetakeld als A. Jesaja predikt Gods afkeer van de Assyrische geweldverering,
distels en dorens door een bosbrand, 9 : 17, bekeerde het zich niet Jes. 10: 5-19.
tot Hem, die het sloeg. Toen heeft eerst de wegvoering plaats ge- God haat alle kwaad, wie het ook begaat.

52 53
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

Die regel dient men niet te vergeten, wanneer we Jesaj a in dit a. Gods yolk zal wel niet even radicaal worden uit de weg geruimd
Schriftdeel horen uithalen over de Assyriers. Over hun arrogantie, als Assyriê, want een overblijfsel ervan zal aan de verdelging ont-
hun hoogmoed. Bij het verhaal van „Koningen" over de Assyri- komen, maar dan ook slechts een overblijfsel, Jes. 10: 20-23.
sche koning Tiglath Pileser en de Judese koning Achaz — die bij Nee, zo zwaar als Assur zou Gods yolk voor z'n vergoding van
Assyrie steun zocht tegen Syrie (Damascus) en Israel (Samaria) — aardse macht niet gestraft worden. Dat had Jesaja al een pons gele-
is daarover reeds gesproken, Ig, 701. Heden kunnen we dankzij de den mogen beloven. Toen hij zich naar koning Achaz begaf — deze
opgravingen de blufferige verslagen van verschillende Assyrische inspecteerde juist het werk aan de waterleiding — had de profeet
koningen lezen. 't Is of men Jesaja leest in 10 : 8-11. „Ik heb die op bevel van Jahweh zijn zoontje Sj ear Jasjoeb moeten meenemen,
stad veroverd en die stad . . . " heet het. 7: 3. Die jongensnaam betekende zowel ,slechts een overblijfsel
De profeet heeft deze Assyrische opschepperij natuurlijk ver- keert weer" als „slechts een overblijfsel bekeert zich". In beide be-
oordeeld. En wel namens Jahweh. tekenissen is deze profetie vervuld. Er heeft zich rondom Jesaja
Want Jahweh had Zich wel, eerlijk is eerlijk, van Assur be- inderdaad een kring van getrouwen gevormd, 8 : 9-21. Daardoor is
diend om Zijn ongehoorzame verbondsvolk te straffen, 10 : 6. As- de profetie naar haar tweede betekenis vervuld, vs 20, 21. Een rest
sur werd door God wel gebruikt als een stok. Maar toen die „stok" zal zijn steun zoeken bij God. Maar over de eerste betekenis gaat
(nl. Assur) er plezier in begon te krijgen om maar te roven en te het in vs 22, 23. Het zou met Juda op ballingschap uitlopen. Tot
moorden alsof het zijn plannen waren, die werden uitgevoerd en verdelging was door God ook voor Juda vast besloten. Ten aan-
niet de plannen van God, toen kreeg hij zijn ontslag. Jesaja heeft de schouwen van alle volken zou Jahweh ook aan Zijn eigen yolk z'n
ondergang voorzegd van de in zijn dagen onoverwinlijk geachte gerechte straf toedienen (vs 22 bezigt bij uitzondering het woord
wereldmacht Assyrie. In 612 viel Nineve inderdaad en na een paar „gerechtigheid" in de zin van „straffende gerechtigheid"). Paulus
stuiptrekkingen — die koning Josia nog het leven gekost hebben, verwijst hiernaar in Rom. 9: 27, 28.
Ig, 803 — was er van dat vreselijke rijk niets, niets meer over. De
hoogste bomen (generaals) en het dichtste kreupelhout (soldaten) b. Jeruzalem behoeft niet voor Assur te vrezen, Jes. 10 : 24-27.
werden weggevaagd, door een „bosbrand", die door Jahweh, het Men kan God mishagen door verering van eigen kracht (zoals
Licht van Israel, zelf was gesticht. Assur) of van eens anders kracht (zoals Achaz). Maar Juda zou
Jahweh evengoed tekort doen, wanneer het voor de Assyrische le-
B. Maar Jesaja keurt de in Juda gangbare overwaardering van gers al te bang was. Die vrees was niet nodig. Jesaja mag daarvan
aardse macht en kracht evengoed af Jes. 10 : 20-34. aan de bevolking van Jeruzalem, de tempelstad, de absolute verze-
God haat alle kwaad, wie het ook begaat. kering geven. De Assyriers hebben wel Samaria ingenomen, 10 : 9
De Assyrische koningen waren dus mensen met een diepe ver- (in 722), maar ze krijgen Jeruzalem nooit. Al drukt het jaarlijkse
ering voor geweld. In dit geval was dat hun eigen geweld. Maar wat Assyrische tribuut wel zwaar op land en yolk. Dat was nu het loon
had koning Achaz gedaan? Feitelijk hetzelfde, want die had zich op Achaz' ongelovige staatkunde. Verdiend. Maar er komt een
liever verlaten op Assyrische hulp dan op de hulp van Jahweh, hoe- einde aan. Dan zal Juda zich verblij den als op de nationale feest-
wel deze hem door Jesaja dringend werd aangeboden. En was ko- dag, die Midiansdag heette, vgl. 9 : 3.
ning Achaz de enige man in Juda maar gebleven, die bij deze vlese-
lijke staatkunde heil zocht. Dat kwaad mishaagde Jahweh even- Waarop deze profetie precies gedoeld heeft, weet men niet.
goed. Het is in de zevende eeuw tegen Assyrie telkens wel bij de onder-

54 55
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

worpen volken tot opstanden gekomen. Waarschijnlijk heeft de derde, dat Jahweh nog zal worden gedankt voor Zijn vertroosten-
volgende pericoop op zoiets betrekking. de verlossing, Jes. 12.
a. Er zal een zegen van het Judese koningshuis voor Jeruzalem uit-
c. Maar wat heeft Jahweh der legerscharen de Jeruzalemse leiding
gaan, ja voor heel de wereld, Jes. 11 : 1-10.
lelijk verschut gezet bij gelegenheid van die en die korte Assyri-
sche expeditie, Jes. 10: 28-34. Hoofdstuk 11 begint in mineur. Dat komt van die critiek. Zij
wordt wel niet herhaald. Maar toch wel even kort samengevat in
In dit stukje wordt op levendige manier een verbazend snel
een weinig vererende beeldspraak. Het tegenwoordige Judese ko-
uitgevoerde opmars van Assyrische troepen beschreven. Waar
ningshuis wordt vergeleken met een omgevallen boom, waarvan
kwamen ze vandaan? Blijkbaar trokken ze vanuit Samaria op. 9)
alleen nog maar de tronk in de grond zit. De bedoeling van deze
Vandaar naar Ajath. Het bekende Ai? In elk geval ging het zuid-
beeldspraak is duidelijk. Het Judese koningshuis heeft het geloof
waarts. Duidelijk richting Jeruzalem. Vermoedelijk in verband
met een opstand te Asdod. Daarvan spreken althans de Assyrische van zijn stichter verzaakt. Daarom noemt Jesaja de naam van die
stichter (koning David) maar liever niet eens en vervangt hij die
annalen. De koning van Asdod poogde Juda, Moab e.a. aan zijn
zijde te krijgen. Waarschijnlijk heeft de Assyrische bliksemactie door de naam van Isai, Davids vader. Koning Achaz heeft immers
de Assyriers te hulp geroepen inplaats dat hij zich gelovig verliet
niet meer dan een waarschuwende betekenis gehad voor Jeruza-
op Jahweh, Jes. 7. Ook Hizkia's staatkundige gedrag stelde teleur.
lem. De Assyriers zijn er in ieder geval niet binnengekomen, an-
Jesaja heeft hem ernstig moeten bestraffen, 2 Kon. 20: 16, Jes.
ders zou dat vast wel ergens in Koningen, Kronieken of Jesaja ver-
39 : 5. En hoe slap zijn deze koningen opgetreden tot bescherming
meld zijn. 't Zal slechts als preventieve actie bedoeld zijn. Maar
wat hebben de Jeruzalemse leiders een ogenblik gebeefd! De hoge van zwakken en geringen tegen hun verdrukkers, Jes. 3 : 1-15, 5 : 8-
heren gingen a.h.w. gelijk hoge bomen voor de bijl, vs 33, 34. Jah- 24. Maar koning David zorgde ervoor, dat in zijn rijk het recht
weh heeft hun vleselijke staatkunde met haar vertrouwen op hulp werd gehandhaafd, 2 Sam. 8 : 15.
van mensen (Filistijnen, Egypte) in tijd van een ommezien ver- Daarom dat beeld van de omver gehakte boom.
schut gezet. Door een Assyrische militaire tocht in Jeruzalems Maar in dit droeve beeld wordt wel aanstonds een verblijden-
richting nog maar. de figuur opgenomen. De figuur van een frisse jonge loot, die op-
schiet uit de tronk van de gevelde boom. Een verrassende tegen-
stelling. Daarom zouden we de eerste lettergreep van Jes. 11 : 1
C. Toch profeteert Jesaja een zegenrijke toekomst voor Sion en
daardoor voor alle volken, Jes. 11 en 12. („we") ditmaal niet door „En", doch door „Maar" willen vertalen.
Maar er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van _Lai en een scheut
Na de voornoemde critische uitspraken over Juda (Jahweh
.

zal Zijn wijngaard laten vertrappen, Jes. 5 : 1-7) en over de hoge uit zijn wortelen zal vrucht dragen.
leiders in Juda (zie de vlakvoorafgaande pericoop) zou men ver- De les der pericoop komt hierop neer.
wachten, dat het slot van Jes. 6-12 wel niet erg opgewekt zal klin- Vs 1. Dankzij het onderwijs der apostelen weten we, dat die
ken. Toch is dat wel het geval. Jesaja voorzegt ten eerste, dat er ideale Davidszoon onze Heere Jezus Christus zou zijn. Paulus
toch mettertijd nog een zegen van het Judese koningshuis zal uit- noemt Hem letterlijk, met verwijzing naar Jesaja, „de wortel van
gaan voor Jeruzalem, j a voor heel de wereld (Jes. 11 : 1-10) en ten Isar, Rom. 15 : 12, en Johannes deelt mede, dat een van de vieren-
tweede, dat dit zal worden mogelijk gemaakt door een wonder- twintig oudsten in de hemel Hem dezelfde naam gaf, Openb. 5 : 5.
baarlijke terugkeer van vele weggevoerden, Jes. 11 : 11-16. En ten Vs 2, 3a. Die Davidszoon zou tot Zijn took worden bekwaamd

56 57
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

door de Geest van Jahweh. Deze zou op Hem ,rusten" en Hem vroeger goddeloos en onhandelbaar waren, eenmaal vroom en
zeven (dwz. een volheid van) begaafdheden schenken (wijsheid zachtzinnig zullen worden. De zedelijke heerschappij van de
enz.). „Rusten" = blijven. Van koning Saul was de Geest heenge- Christus is het, die dat wonder zal teweegbrengen." 10) Wat een ver-
gaan, 1 Sam. 16 : 14, en toen David tegen Uria gezondigd had, bad standige exegese.
hij, of Jahweh hem voor die straf (van Saul) bewaren wilde en de Maar prof. Ridderbos' 1 ) schreef: „Calvijn laat zeker aan deze
Geest, die hem tot het koningschap bekwaamd had, 1 Sam. 16 : 13, verzen geen recht wedervaren, als hij in navolging der kerkvaders
niet ook van hem wilde wegnemen, Ps. 51: 13. Johannes de Doper hier slechts beeldspraak ziet, om aan te duiden, dat de mensen,
heeft verklaard, dat hij gezien heeft, dat de Geest op Jezus „neder- eertijds goddeloos en onhandelbaar, nu vroom en zachtzinnig zijn
daalde en op Hem bleef", Joh. 1 : 32, 33. God heeft Hem de Geest geworden. De Schrift leert, dat als de zachtmoedigen het aardrijk
gegeven „niet met mate", Joh. 3 : 34. De apostel noemt Hem, dege- beerven, ook het rijk der natuur van de dienstbaarheid der verder-
ne die „de zeven Geesten Gods" heeft, Openb. 3 : 1. fenis zal worden ontslagen (Rom. 8 : 19 v.v.); en deze vernieuwde
Vs 3b-5. Deze Davidszoon zou de hoge heren in het „land" schepping, waarin de Paradijsvloek, die ook de aarde en de dieren
(geoorloofde vertaling inplaats van „aarde") geducht de waarheid trof en deze deed ontaarden en verwilderen, is opgeheven, wordt
zeggen en de verdrukte gelovigen (de anawim, h 65) niet een kant-
, ons hier in een liefelijk tafereel getoond."
je geven. Prof. Aalders' 2) protesteerde hiertegen echter aldus: „Ik kan
Vs 6-9. Er zouden te Jeruzalem („Mijn heilige berg" vs 9) tus- het niet met prof. Ridderbos eens zijn, wanneer hij verklaart, dat
sen de mensen weer goede verhoudingen komen te heersen, ja Calvijn met zijn opvatting aan deze verzen geen recht laat weder-
doordat de kennis van Jahweh zich alom zou verbreiden, zouden varen, en hier vinden wil een aankondiging van de opheffing van
ook de heidenen in deze zegen delen. de Paradijsvloek in de dierenwereld. Natuurlijk ben ik het met
hem volmaakt eens, dat de Heilige Schrift deze opheffing van de
Het is duidelijk, dat Jes. 11 : 6-9 dezelfde toekomst voorzegt Paradijsvloek in de hernieuwde schepping leert; waarvoor hij zich
als Jes. 2 : 2-5 (zie § 20, onder I). Straks zouden de apostelen het volkomen terecht beroept op Rom. 8 : 19 v.v.; maar ik geloof niet
Evangelie van Christus vanuit Jeruzalem niet alleen aan het Jood- dat ze in Jes. 11 : 6-8 geleerd wordt. Men lette er op, dat in de ver-
se yolk, maar ook aan de heidenen verkondigen, met al de heilrijke zen 3-5 duidelijk sprake is van de inwerking van Christus in de
gevolgen vandien. mensenwereld; er is daar sprake van „armen" en „zachtmoedigen",
We zouden het hierbij kunnen laten, ware het niet, dat over maar ook van „goddelozen". En eveneens is in vs 9 en 10 weer
Jes. 11 :6-9 beweringen zijn gedaan, die de bijbellezer op een sprake van de mensenwereld; het gaat daar over „kennis des Hee-
dwaalspoor zouden kunnen brengen. Om dat te voorkomen lassen ren", die men toch zeker niet bij dieren aantreft; en er wordt ge-
we het volgende in. Calvijn heeft terstond begrepen, dat Jesaja zich zegd van „de heidenen", dat zij zullen „vragen naar de wortel van
in deze verzen heeft bediend van beeldspraak en wel op zulk een Isai, die staan zal tot een banier der volken". Daarom ligt het voor
wijze, dat onder het beeld van goede verhoudingen tussen dieren de hand in de verzen 6-8 niets anders te zien dan een beeldspraak,
een tijd van goede verhoudingen tussen mensen voorzegd werd. De waarin eveneens van het ontwaken van een vredelievende gezind-
wolf zou bij het lam een welkome gast zijn, de luipaard zou zich heid onder de mensen wordt geprofeteerd."
nederleggen bij het bokje, enz. Calvijn tekende hierbij aan: „Met Hiermee stemmen we in.
al zulke en in die geest geschreven beeldspraken (tevoren noemde Het gádt in de verzen 6-8 niet (evenmin als in Jes. 2 : 2-5) over
C. Hos. 2: 17) wordt niets anders bedoeld dan dat mensen, die de tweede, maar over de eerste komst van Christus. Het gdat in Jes.

58 I 59
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

11 : 6-8 niet over het toekomstige paradijs en we zijn het met Dr. C. daaruit hoede men zich voor dit dubbele misverstand: alsof er
van der Waal eens, dat het dubbel afkeurenswaardig is, wanneer geen andere wegvoeringen zouden hebben plaats gehad dan naar
men bovendien van de opvatting, als zou het in Jes. 11 : 6-9 wel Assur en Babylon en alsof er geen andere terugkeer zou hebben
over het toekomstige paradijs gaan, terugredeneert en conclusie plaats gehad dan uit Babylon.
trekt „ten aanzien van de biologische situatie in de tijd velOr de Wat de wegvoering aangaat, deze heeft niet uitsluitend plaats
zondeval." 1³ ) gehad naar Assur en Babylon. Er zijn in de loop der tijden ook
Trouwens, de kwestie is eigenlijk heel eenvoudig. Nu in onze Israelieten en Judeers in andere landen terechtgekomen. Zonen en
eeuw de kennis van het oude Nabije Oosten zeer vermeerderd is, vrouwen van koning Joram van Juda zijn door Filistij nen en Ara-
kan men gerust aannemen, dat de eerste hoorders en jezers van Jes. bieren meegeroofd, 2 Kron. 21 : 17. De vrouw van Nadman had als
11: 1-10 zich over de daarin gebezigde beeldspraak in het geheel slavin een meisje, dat door Aramese benden uit Israel was meege-
niet verwonderd zullen hebben. Zulke taal kwam in de Egyptische, nomen, 2 Kon. 5 : 2. Israelitische en Judese krijgsgevangenen zijn
Mesopotamische en Ugaritische wereld ook al voor. Gelijke gaven op de Fenicische slavenmarkten verhandeld, Ezech. 27 : 13, en ver-
als hier genoemd worden, werden daar aan koningen bij hun kocht aan de Joniers (Grieken), Joel 3 : 6. Koning Joahaz werd
troonsbestijging toegewenst. Ook zijn dichterlijke uitspraken be- door farao Necho meegenomen naar Egypte, 2 Kon. 23 : 33. Na de
kend over vrede tussen de dieren, die aan onze pericoop parallel moord op Gedalja week een groot aantal Judeers uit naar Egypte,
lopen. „Een Soemerische mythe uit het tweede millennium kent 2 Kon. 25 : 26.
reeds een soort paradijs, waar de wolf het lam niet verslindt." 14) Wat de terugkeer aangaat, daarmee staat het navenant. Er
Onze westerse talen zijn lang niet zo bloemrijk als de oosterse. heeft niet uitsluitend een terugkeer uit Babel plaats gehad. Dat
De Heilige Schrift is een veelszins oosters boek. wordt hier in vs 11 en 12 wel anders voorspeld. Dan zal de Heer
(Adonai, de Gebieder over alles) Zijn hand voor de tweede keer uit-
b. De verhoging van „de wortel van Isar zal plaats hebben na een strekken (de eerste keer was het geweest voor de exodus uit Egypte)
wonderlijke terugkeer van weggevoerden uit het oord van hun om de rest („sje ar") van Zijn Volk te bevrijden, die zal overblijven uit
.

ballingschap, Jes. 11 : 11-16. Assur, uit Egypte, uit Pathros (Zuid- of Opper-Egypte), uit Koesj
De vorige pericoop was geeindigd met de voorzegging, dat (Ethiopie), uit Elam (ten oosten van Assur), uit Sinear (Babylon), uit
aan „de wortel van Isar een heerlijke rustplaats ten deel zou vallen Hamath (Syrische stad aan de Orontes) en van de eilanden der (Mid-
(„menoechah", rust, z.reg., resultaat, succes, werkbekroning). De dellandse) Zee (Tyrus en de Griekse eilanden en schiereilanden) vs
volken zouden van Hem hulp en heil verwachten („darasj el", trek- 11. Hij zal een banier opsteken voor de volken (dat zij de doortrek-
ken naar, I', 757, noot 34). Die profetie is blijkens Rom. 15 : 12 kende ballingen moeten doorlaten) en de Israelitische mannen, die
vervuld in Christus' verhoging ten hemel en in de prediking van uiteengejaagd zijn, verzamelen en de Judese vrouwen, die verstrooid
Zijn Evangelie ook aan de heidenen. zijn, vergaderen van de vier einden der aarde, vs 12.
In deze pericoop wordt voorzegd, dat hieraan een terugkeer In deze verzen moet men niet teveel lezen. Alsof alle wegge-
van weggevoerden zal voorafgaan. Drieerlei wordt van die terug- voerden ook weer zouden zijn teruggekeerd. Er zijn er natuurlijk
keer voorspeld. ook in den vreemde gestorven. Ook zijn er vrijwillig in den vreem-
1° . De terugkeer zal ballingen uit velerlei landen wederbrengen, vs de achtergebleven. Nog eeuwenlang heeft te Babel een Joodse ko-
11, 12. lonie bestaan. In Egypte meer dan een.
Wat betreft de wegvoering in ballingschap en de terugkeer Maar men moet in deze verzen evenmin te weinig lezen en by.

60 61
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

van de weggevoerden naar Assur een apart probleem maken en tien stammen". Heel Levi heeft zich bij Juda en Benjamin ge-
voor de oplossing daarvan zich wagen aan de stelling, dat de tien schaard alsmede gedeelten uit Efraim, Manasse en Simeon, 2
stammen door heel Europa heen gezworven zouden hebben en Kron. 11 : 13-17, 15 : 9.
zich thans zouden bevinden in Engeland (Efraim), Amerika (Ma- 3°. De terugkeer zal een wonder van God zijn, vs 15, 16.
nasse), Nederland (Zebulon) enz. 15 ). Evenmin als de Schrift nauw- Wanneer men geen oog heeft voor de bloem- en beeldrijke
keurig verhaalt, hoe het toegegaan is met de terugkeer van wegge- taal van sommige gedeelten der Heilige Schrift, zal men allicht ook
voerden naar Griekenland, Egypte enz. bevat zij een uitgebreide van deze profetie verwachten, dat zij nog vervuld moet worden.
geschiedenis van de weerkeer van weggevoerden naar Assur. Maar Het is immers niet bekend, dat het peil van Schelfzee en Eufraat
dat er ballingen, die vanouds tot de tien stammen behoorden, naar („de rivier") ooit zo drastisch verlaagd is, dat men die wateren kon
Palestina zijn weergekeerd, blijkt niet slechts uit de voorzegging passeren zonder z'n schoenen uit te trekken. Maar alle moeilijk-
hier in vs 11 en 12 alsmede straks in vs 13, maar ook uit de vermel- heid vervalt, wanneer men luistert naar de goede raad van Calvijn.
ding van Anna, een dochter van Phanuel, uit de stam Aser, Luc. „Deze schijnbaar zonderlinge voorspelling is niets anders dan een
2 : 36. Zulken moeten er meer geweest zijn, 1 Kron. 9 : 3 (Efraim en beeldspraak om uit te drukken, dat de Heere de Zijnen uit de toe-
Manasse), Jes. 65 : 9 (weergekeerden uit Jacob en Juda). komende ballingschap zal redden. De beeldspraak is ontleend aan
2° . De terugkeer zal de weergekeerde ballingen samensmeden, vs 13, de redding uit Egypte onder de leiding van Mozes."
14. Is het soms niet een even wonderlijke beschikking van God
Sinds de scheuring des rijks is het tussen tien- en tweestam- over het hart van koning Cyrus geweest, waardoor deze aan alle
menrijk zelden goed geweest. Jerobeam was afgunstig op de grote ballingen in zijn rijk verlof gaf naar hun aloude vaderland weer te
toeloop naar de Jeruzalemse feesten en fantaseerde een eigenwilli- keren, als toen God de Schelfzee ten tijde van Israels exodus
ge verering van Jahweh. Al bleven er in Efraim over, die Juda wel- drooglegde? Van andere bevrijdingen voor ballingen weten we uit
gezind waren, anderen konden het niet uitstaan en streden er te- de Heilige Schrift niet, maar wel uit Flavius Josephus' Joodse Oud-
gen. En dan liet Juda zich soms ook niet onbetuigd. Amazia van heden en Joodse Oorlogen en uit I Maccabeen. Er zijn Judese
Juda wou en zou met Joas van Israel vechten, 2 Kon. 14 Vanzelf krijgsgevangenen in Filistijnse en Phoenicische gebieden door Ju-
heeft die tweedracht er toe bijgedragen, dat de volken van rondom, dese troepen bevrijd en ook heeft Alexander de Grote eens bevel
die tijderis koning David onderwoipen waren (Edomieten, Moa- gegeven tot vrijlating van een groot aantal van zulke mensen. 17 )
bieten, enz.) de vrijheid hernamen. 't Is waar, dat zoiets speciaals niet bekend is aangaande de wegge-
Aan die wanverhouding zou een eind komen dankzij de terug- voerden naar Assur, maar ten tijde van koning Cyrus had Assur
keer. Dan zal de afgunst van Efraim verdwijnen en zij (in Efraim) die niets meer in te brengen. En dat niet alleen, maar we zagen in het
Juda benauwen, zullen uitgeroeid worden, vs 13a. Met vereende voorafgaande, dat de terugkeer van velen uit de tienstammen wel
krachten zouden Efraim en Juda het tegen de aloude vijanden van terdege vermeld wordt. Mogen we dan aan de vervulling van vs 16
rondom (Filistijnen enz.) opnemen. Onder de Maccabeen is deze twijfelen en haar pas verwachten in het laatst der dagen? Vs 15 en
profetie vervuld.') Derhalve pleiten ook deze beide verzen tegen 16 verklaren, waarom over God in vs 11 gesproken werd als Ado-
de opvatting, dat de tien stammen door Azie en Europa heen ge- nai: dwz. de Heer en Gebieder over alles en allen. Door Gods
zworven zouden hebben en eenmaal "nog naar Palestina zullen machtige beschikking heeft geen ballingschap kunnen verhinde-
moeten wederkeren. Laten we tenslotte nog even mogen waar- ren, dat „de wortel van Isar te Bethlehem geboren werd en dat Hij
schuwen tegen de feitelijke onjuistheid van de staande term „de door in Galilea te wonen en te werken een licht deed schijnen voor

62 63
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld § 21

hen, die gezeten waren in duisternis en schaduw des doods, Jes. het geloof in Jezus Christus. Hij was belangrijker dan de opgeko-
9 : 1, Luc. 1 : 79. men gewoonte van waterdragers op het Loofhuttenfeest. Hij
sprak: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke, Joh.
c. Jahweh zal worden gedankt voor Zijn vertroostende verlossing, 7 : 37. Op deze verlossing heeft het profetische lied Jes. 12 het oog
Jes. 12. der gelovigen willen richten („te dien dage").
Zo somber als het Schriftdeel, waarover we spreken, Jes. 3°. De wijde wereld, vs 4-6.
6-12, begon, zo opgewekt eindigt het. Met lof- en danklied. Dit Ook deze verzen wijzen ons heen naar de dagen van Christus
lied zal op een blij de tijd weerklinken, het zal een blij de inhoud en Zijn apostelen, toen het Evangelie vanuit Jeruzalem aan alle
hebben en zal in de wijde wereld worden gezongen en gehoord. volken gepredikt is. In de synagogen luisterden reeds de van af-
/ °. De blijde tijd, vs la. komst heidense Proselieten of Jodengenoten met grote aandacht
Het ligt voor de hand bij de uitdrukking „te dien dage" aan naar de historische uiteenzettingen van de apostelen inzake Gods
dezelfde tijd te denken, die er in het voorafgaande hoofdstuk mee grote daden voor Israel door de eeuwen heen tot aan de komst van
werd bedoeld, 11: 10, 11. Dat was, zo zagen we, de tijd, waarin „de Christus, Hand. 13. Later kwamen ook heidenen buiten de syna-
wortel van Isar werd verhoogd. De tij d, waarin onze Zaligmaker gogen tot het geloof in Christus. Wij zijn er zelf de bewijzen van,
op aarde kwam en Zijn Evangelie na Zijn hemelvaart vanuit Jeru- hoe Jes. 12 vervuld is, als we de grote daden Gods bezingen met
zalem aan alle volken is gepredikt, Matth. 28 : 19, Hand. 1: 8. Israels psalmen, by. met Ps. 118. De grote daden van Jahweh in de
2°. De blijde inhoud, vs lb-3. geschiedenis van Israel worden nu niet meer alleen door Israelie-
Als men afgaat op St.V. en vert. N.B.G., zou men kunnen me- ten geprezen, ter ere van „de Heilige Israels" (zie bij 1 : 24), maar
nen, dat Jahweh in vs lb er door de zanger voor wordt gedankt, dat ook door Christenen, internationaal, ter ere van de God en Vader
Hij toornig op hem is geweest. Terwijl het de bedoeling is te zeggen van onze Heere Jezus Christus, de verhoogde „Wortel Davids".
dat God door het yolk zal worden geprezen, omdat Hij het troost-
te. 18 ) Dddrop valt de nadruk en dit wijst ons opnieuw heen naar de NOTEN
1)Zo wordt mimdal met le door Dr. Reiner-Friedemann Edel opgevat in zijn He-
tijd van Christus' komst op aarde als bewijs van Gods barmhartig- brdisch-Deutsche PrAparation zu Jesaja. Het woord „staan" wijst volgens Snijders,
heid en vertroosting, Luc. 1 :78, 79, 2 : 25. Men zou in vs lb ook aw. 84, op dienstbaarheid, vgl. Koehler, Lex., s.v. 2.
mogen vertalen: omdat Hij Zich over me ontfermde. Of: omdat Hij 2)Prof. Lettinga, De „Tale Kanaans", 19.
3)Over lanoe, voor ons, in vs 8 behoeft geen zwarigheid te rijzen, I', 87.
Zich over me erbarmde. Dat Goddelijk erbarmen ten tijde van 4) Wildberger geeft bewijzen, dat het Ugaritische woord, dat met het Hebr. 'alma
Christus' komst op aarde wordt ook „verlossing" genoemd: verwant was, gemalin des konings kon betekenen, comm. 289, 290.
Jesjoeah, verwant met de naam Jesaja. De verzekering wordt gege- 5) Es wtirde nich uberraschen, wenn ewdh haufig fur die prophetische Botschaft
verwendet wurde. Wildberger, comm. 345.
Yen, dat men met vreugde water scheppen zal uit de bronnen van 6) Schoors, comm. 81. Over „de weg der zee" 1g, 110, over Galilea, Ig, 296, 297.
die verlossing, vs 3. Natuurlijk is dat ook weer beeldspraak. Men 7) Ridderbos, K.V. 56.
zal van de komende verlossing volop kunnen genieten. Wij zeggen 8) K. A. Kitchen, Ancient orient and 0.T., 109, attendeert behalve op Egyptische
troonnamen ook op Assyrische en Hethitische, maar acht de stijl van Ugarit meer
dan: met voile teugen. met Jes. 9 : 6 in overeenstemming.
Blijkens latere Joodse litteratuur is het gewoonte geworden op 9)Wildberger, comm. Jes. 1-12, pag. 428. Op pag. 423 stelde hij al voor in vs 27b te
het Loofhuttenfeest de woorden van vs 3 te zeggen en te zingen bij lezen, dat Assyrie optoog (1h) vanuit „Samaria". Dat zou goed passen en doen den-
ken aan een Assyrische actie, die uit het noorden kwam, niet aan die van Sanherib
het halen van water uit de Siloahbron. Maar daarmee is de profetie in 701, welke uit het zuidwesten kwam.
van Jes. 12 : 3 natuurlijk niet vervuld. Die werd alleen vervuld door 10)Vertaling van Dr. L. W. van Deventer, Utrecht, Ten Bokkel Huinink, 1900.

64 I 65
§ 21 Jesaja's profetie zal aanvankelijk wel worden versmaad

11 ) K.V. Jes. I, 80, 81.


12.) Het Herstel van Israel volgens het O.T., z.j., 67.
13)Dr. C. van der Waal, Wat staat er eigenlijk? Oosterbaan en Le Cointre. Goes,
1971, blz. 7.
14)Dr. A. Schoors, comm Jesaja, 94. Men zie ook de comm. van Wildberger, 440, § 22
448, 449, 452, 456, en Snijders, 148.
15 )„Waar zijn de verstrooide stammen Israels gebleven?" door Dr. A. van Deursen,
z.j. Heel anders wordt deze vraag beantwoord in „De Migraties van de tien stam- GOD VERFOEIT ALLE HOOGMOED
men door Europa" door A. Vrolijk. In het onwaarschijnlijk grote aantal namen van
volken, die door de tien stammen zouden zijn gedragen, wordt door laatstgenoem-
de auteur een vervulling gezien van Jes. 62 : 2, 65 : 15, nl. dat Jahweh aan Zijn knech-
ten een nieuwe, een andere naam (acheer en chadaasj) zou geven. Blijkens het ver- Wie de eerste twaalf hoofdstukken van Jesaja aandachtig ge-
band is echter geen naam van velken, laat staan namen bedoeld, maar naam als
lezen heeft, zal geen moeite hebben om dezelfde hoofdlijn uit die
bekendheid, bepaald zulk een goede bekendheid, dat men elkaar daarmee geluk
toewenste: „Het ga U goed als die en die". Naam wordt niet bedoeld als eigennaam, hoofdstukken ook te ontdekken in het deel, dat nu volgt, Jes.
maar als faam, als aanduiding van iemands waarde voor zijn omgeving. Voor ver- 13-23. Eigenlijk een dubbele lijn: die van Gods afkeer van alle hoog-
dere litteratuur van deze aard zie men „Een nieuw geluid", maandblad van de bond moed en van Zijn mededogen jegens de nederigen, die op Hem ver-
Nederlands Israel.
16 ) Dr. G. Ch. Aalders. Het herstel van Israel volgens het O.T., 69. Voor de bewijs- trouwen.
plaatsen bij Josephus zie men Keil op Joel 4: 4-8. Let wel, God haat alle hoogmoed, hetzij Hij die ontmoet bij
'') Ook hiervoor bewijsplaatsen bij Keil op Joel 4 : 4-8. de heidenen, hetzij bij Zijn verbondsvolk. In de dagen van Jesaja
18 ) Aldus Dr. Snijders, comm. 153. Volgens Dachsel heeft Da Costa bij vs lb gewe-
zen op de Hebr. taal met haar veelal nevenschikkend zinsverband in tegenstelling waren de grote mogendheden zo hoogmoedig te vertrouwen op ei-
tot de onze met haar vaak onderschikkend zinsverband, waardoor we van twee cau- gen macht. Maar de kleine volken poogden zich de grote van het
saal verbonden mededelingen de minst belangrijke een plaats kunnen geven in een Iijf te houden door de handen ineen te slaan. Zij dachten: „een-
afhankelijke zin. JotiOn, Grammaire § 170, m. noemt Jes. 12 : 1. Goed bedoelde uit-
weidingen over het nut der tegenspoeden leiden hier toch heus de aandacht of van dracht maakt macht". Helaas is er zo ook geredeneerd in het kleine
de zaak. Juda. In plaats dat het op Jahweh vertrouwde. Telkens werd er
hulp gezocht Of bij de toenmalige grootmachten Of bij de kleinere
rijkj es met hun onderlinge verbonden. Daardoor voelde Jahweh
zich dan gepasseerd. Maar voor het kleine restant gelovigen, dat
het oog op Hem geslagen hield, had Hij woorden van troost. Er zou
nog een tijd komen, dat menige heiden maar wat tevreden zou zijn
met een plaatsje in de gemeente, die uit hen zou voortkomen, 14 : 1.

I. ZELFS BABELS GLORIE IS VERGANKELIJK, JES.


13:1-14:23.

Bij de bespreking van het boek Koningen hebben we de naam


Assur veel eerder ontmoet dan de naam Babel. Juda heeft met deze
Assyriers te doen gekregen door koning Achaz, die hen te hulp riep
tegen Efralm (noord-Israel) en Damascus. In die dagen was Babel
voor Juda nog geen vijand. Hizkia, de zoon van Achaz, kreeg uit

66 I 67

§ 22 God verfoeit alle* hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

Babel zelfs eens een vriendschapsbezoek. Daar zat echter politiek men tegenwoordig veelal (N.V., K.V., Can.V.). Waarvoor iets te
achter. Babel wilde ook Juda bij een coalitie tegen Assur betrek- zeggen valt (een uitspraak met opgeheven stem). Maar de St.V. be-
ken. Het had voor de Assyriers nl. herhaaldelijk moeten bukken. diende zich van het woord „last" (waarvoor eveneens iets te zeggen
Hizkia schepte tegen de gezanten uit Babel op met zijn schatten. was; het woord „masa" kon ook de last op een ezelsrug aandui-
Dit steunen op geld en goed en op macht en kracht heeft Jahweh den, Ex. 23 : 5; de Sept. vertaalde Jes. 13 : 1 aldus: „gezicht, dat Je-
hem kwalijk genomen. Jesaja moest hem aanzeggen, dat zijn schat- saja, de zoon van Amoz, zag tegen Babylon"). Misschien is de bes-
ten mettertijd naar Babel zouden worden weggevoerd, 2 Kon. te vertaling: gerichtsaankondiging') van Jesaja tegen Babel. Tot die
20 : 17. Inderdaad is dit ruim honderd jaar later gebeurd. Het As- conclusie komen we mede op grond van de inhoud van heel het
syrische rijk bezweek onder de aanvallen van de Babyloniers, die stuk, waarboven Jes. 13 : 1 als opschrift fungeert, nl. 13 : 2-14 : 23.
geleid werden door Nabopolassar, de vader van Nebucadnezar; Zelfs op grond van de vorm ervan. Het is nl. grotendeels een qinah,
tij dens Nebucadnezar zelf hebben de drie Judese wegvoeringen doodslied. Wat overigens de vertroosting voor de gelovige hoor-
naar Babel plaats gehad. Uit de macht van dit geweldige Babel zijn ders en lezers ervan niet uit-, maar insloot. Voor hen immers was
de ballingen pas verlost door Cyrus, de koning van de Meden en deze openbaring bedoeld (natuurlijk niet om per post naar Babel
Perzen. te worden gestuurd, laat staan naar de kOning van Babel).
Wat heeft het oog van Jesaja ver gereikt. Zo ver, dat hij niet
slechts een nieuwe opkomst van Babel zag, maar ook reeds een zo- Op de voorgrond wordt gesteld, dat de actie tegen het machti-
veelste ondergang ervan. Doch nu de definitieve, de laatste. Geen ge Babel uitgaat van Jahweh zelf. Hij is het, die de ontelbare troe-
wonder, dat aan Jesaja's profetie over Babel de eerste plaats gege- pen laat aantreden. Zet het vaandel, waaromheen allen zich moe-
ven is in de rij van Godsspraken over de volken, die in Jes. 13-23 ten scharen, vooral op een heuvel met een vlakke top, zonder
volgt. Het woord Babel had nl. voor de oude volken een geheim- bomen, anders kan men het niet goed zien. Laten de soldaten der
zinnige klank. Babel heeft een paar duizend jaar lang voor een hei- verzamelde legers door de poorten van Babels tyrannen binnen-
lige stad gegolden. Toen de Assyrische koning Sanherib het in zijn trekken, vs 2. Op Mijn bevel zijn ze daartoe geheiligd (bestemd)
woede eens totaal verwoest had, liet zijn zoon Ezarhaddon het la- zegi Jahweh, vs 3. Hij laat ze uit het verre oosten vandaan komen.
ter toch weer herbouwen; uit eerbied. 't Zijn de Meden. Echte natuurkinderen. Verstand van de waarde
In Jes. 13 gaat het meer over de verwoesting van Babel zelf en der schatten van Babel hebben ze niet. Voor mensenlevens zijn ze
in Jes. 14 over de val van Babels koning. ongevoelig, vs 17, 18. Dit yolk der Meden heeft eerst samen met
Babel tegen de Assyriers gestreden, maar later is het zelf opgeno-
1. Jesaja profeteert de ondergang van Babel zelf, Jes. 13: 1-14:2. men in het rijk van de Perzen, dat vervolgens onder leiding van
Toen koning Joram. van Israel door Jehu doodgeschoten was, koning Cyrus de hand op Babel heeft gelegd. Wel is er bij die gele-
moest zijn lijk op bevel van Jehu geworpen worden op de akker genheid nog geen sprake geweest van Babels verwoesting. Cyrus
van Naboth. Jehu herinnerde bij die gelegenheid aan een Gods- heeft met grote staatsmanswijsheid Babel juist ontzien. Toch is
spraak van Jahweh door de profeet Elia, 2 Kon. 9 : 25. Voor het toen de definitieve keer gekomen in Babels lot. Het heeft voorgoed
woord „Godsspraak" bezigde Jehu toen hetzelfde woord, dat hier zijn plaats aan andere steden moeten afstaan. Op den duur is het
in Jes. 13 : 1 staat en dat ook voorkomt in Jes. 15 : 1, 17 : 1, 19 :1, zover weggekwijnd, dat men er nauwelijks de ruinen meer van wist
21 : 1, 21 : 11, enz., nl. massa'. De Godsspraak over Babel, die Jesaja, aan te wijzen. Jes. 13 : 19-22 ging in vervulling. Handelaars (Ara-
de zoon van Amoz, geprofeteerd heeft, 13 : 1. Zo tenminste vertaalt bieren, vs 20) trokken er niet meer been. Er viel niets te,verdienen.

68 69
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

Zelfs voor herders met hun kudden was het een al te dor en doods daar ook al zijn gearriveerd. Ze heten hier „bokken" des lands,
terrein geworden. Het was een naargeestig oord. In de ruInen der 14: 9 (attoedim, Ib , 285, noot 98), geen oneervolle titel, vgl. ons
tempels en paleizen van deze magnifieke stad der oudheid hebben „voorgangers" (de bokken gingen voor de kudde uit). Maar die
hyena's gehuisd en uilen geroepen, hebben struisvogels genesteld overleden collega's spotten vandaag met de Babylonische praat-
en de bekende seiers, griezelige langharige bokken 2 ), zijn daar van jesmaker, die zich in z'n hoogmoed nog hoger had willen verheffen
de ene hoogte op de andere gesprongen. dan de goden, die (alweer volgens heidense verhalen) geregeld ver-
Aangrijpend, zo'n geschiedenis van een wereldmacht. gadering hielden op een berg in het hoge noorden.. Vroeger ver-
Maar vertroostend voor de nederigen van hart. beeldde hij zich gelijk te zijn aan de morgenster, die tegelijk met de
Uit het kleine overblijfsel van ballingen heeft God door mid- dageraad verschijnt (tegelijk met „Sjaachar", daarom „zoon van
del van koning Cyrus een gemeente doen voortkomen, waaraan Sj aachar"). De morgenster is Venus (soms ook avondster) die bier
zeer heerlijke beloften zijn vervuld. By. deze, dat mange heiden Heleel heet, de schijnende, de schitterende, 14 : 12. 3 )
daarin later maar wat graag een plaatsje wenste in te nemen, 14 : 1, Maar — men proeft de spot — de blinkende Morgenster, die
2. Zijn wij vandaag - niet blij, dat God ons in Israel heeft ingelijfd? zich verbeeldde een god gelijk te zijn geworden, is lelijk uit de he-
Rom. 11 : 17. mel gevallen en terechtgekomen in de sjeool, in de put, in het graf.
Vroeger zat hij niet anders dan op tapij ten, thans kruipen de wor-
2. Jesaja profeteert de ondergang van de koning van Babel, Jes. men onder hem. En terwijl de meeste andere koningen tenminste.
14:3-23. nog een eervolle begrafenis kregen en plechtig werden bijgezet (in
Babel vergaat. Wordt een puinhoop. hun „woning" 14 : 19) ligt zijn lijk daar onbegraven neer. Toen de
Wie zou U vandaag geloven, als U dat van New York, Lon- Meden en Perzen Babel veroverden en koning Belsazar doodden,
den, Moskou of Tokio voorspelde? heeft de wijze Cyrus er wel voor gezorgd, dat laatstgenoemde een
Maar Jesaja is zo zeker van zijn zaak geweest, dat hij aan de passende begrafenis kreeg, Noordtzij, Gods Woord enz. 1936,
dodenzang over Babel er nog een over Babels koning toegevoegd bladz. 453. Men bedenke hier dus nogmaals, dat Jesaja de term
heeft. Welke koning? Dat deed er niet toe. Denkt U, dat de gewone „koning van Babel" in het algemeen bezigde.
mensen van die dagen in alle landen precies geweten hebben, hoe Zo heeft God Zijn yolk willen troosten. Stil maar. Vrees niet
de koning van Babel heette, die in hun dagen regeerde? Men zal al te zeer voor het rumoer der volken. Eenmaal zal zelfs het grote
veelal gesproken hebben van de koning van Babel zoals de meeste Babel door Mij worden weggebezemd met de bezem der verdel-
van onze voorouders in Europa spraken van „de paus". Welke? ging, 14 : 23. Ik maak het tot een waterpoel. 4)
Daarover kan men heden geleerde boeken opslaan. Jawel. Achter-
af. H. JESAJA VOORSPELT, DAT DE KRACHT VAN ASSYRIE
Jesaja tekent die koning van Babel nu als reeds dood. Hij is IN HET HEILIGE LAND ZAL WORDEN GEKRAAKT, JES.
gestorven, net als iedereen. Kijk, daar komt hij juist aan in de 14 : 24-27.
sjeool. Dat was volgens de heidenen de onderwereld, waarover zij Tot de nagelaten profetieen van Jesaja heeft ook dit stuk over
in hun onwetendheid zoveel gefantaseerd hebben. Terwijl Pred. Assur behoord. Het was het eerste niet van dien aard. In 10 : 5-19
9 : 5 eenvoudig zegt: de doden weten nets. Jesaj a spreekt even met en 10 : 24-27 ging het ook al over Assur. Op welke tijd die Schrift-
de gangbare fantasieen over die sjeool mee, als hij verhaalt, dat bij gedeelten toen betrekking hadden, was niet met zekerheid te zeg-
het binnenkomen van Babels koning heel wat andere koningen gen en dat is ook het geval met het Schriftdeel, dat bier volgt. Maar

70 71
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

er is wel reden om speciaal te denken aan het jaar 701, toen de ning en bestraffing gesproken en dagen van gerichtsoefening aan-
pochende Sanherib zich aan de naam van Jahweh vergreep en God gekondigd. En nu opeens dit woord van troost. Het zal wel om die
in 185 afdelingen van zijn leger een plotselinge sterfte liet optre- reden geweest zijn, dat Jesaja uitdrukkelijk heeft medegedeeld, dat
den. In elk geval heeft Jesaj a in een bepaalde zeer critieke situatie Jahweh er een eed op deed, dat Hij deze beslissing tegen Assur
tot troost van Gods yolk mogen bekendmaken, dat Jahweh ten heus genomen had en dat Hij haar uitvoeren zou ook. De „stok"
aanzien van Assur een bepaald besluit genomen had, waarvan hij had teveel praatjes gekregen tegen Hem, die Zich ervan bediende,
drie dingen opnoemde. 10 : 5.
Ten 1° de inhoud van het Goddelijk besluit.
Jahweh heeft aan Jesaja medegedeeld, dat Hij de beslissing Ill. JESAJA WAARSCHUWT JUDA ER VOOR TE STEUNEN
genomen had de kracht van Assur te breken. Al zou door dat te OP DE HULP VAN FILISTIJNEN IN PLAATS VAN OP DE
doen Zijn slaande hand tegelijk ook wel andere volken treffen (vs BESCHERMING VAN JAHWEH, JES. 14:28-32.
25). Tot het enorm grote Assyrische wereldrijk behoorden immers Ook dit stukje bevat een zgn. massa'(zie 13 : 1) en wel tegen de
talloze volken, die alle hun aandeel aan manschappen moesten le- Filistijnen. Al is de publicatie ervan natuurlijk bedoeld voor Juda.
veren voor de Assyrische armee. Die onderworpen volken zouden Het slaat op een van de pogingen, ondernomen door volken,
dus meteen ook getroffen worden. En dat waartoe? die door de Assyriers onderworpen waren, om van de herhaalde
Ten 2° de bedoeling van het Goddelijk besluit. deining tengevolge van het overlijden van een Assyrische koning
Jahweh heeft vervolgens ook aan Jesaja medegedeeld, dat Hij gebruik te maken tot het herkrijgen van hun onafhankelijkheid. In
die slag aan Assur en de andere volken zou toebrengen in het land dit geval waren het de Filistijnen. Jesaja waarschuwde Juda er-
Palestina. „In mijn land". „En op Mijn bergen", zei Jahweh. Van tegen met hen mee te doen. En dat om verschillende redenen.
het land Kanaan had Jahweh immers eens gezegd: Want het land Ten 1° was het Filistijnse optimisme ongegrond, vs 28, 29.
is van Mij, Lev. 25 : 23 (wet op het sabbat- en jubeljaar). Ook had Na deze Assyrische koning zouden andere koningen volgen,
Hij in tabernakel en tempel temidden van Israel in dat land ge- van wie de Filistijnen nog veel meer last zouden krijgen. Wij zeg-
woond. Vandaar dat de volken in Jesaja's dagen wel tegen elkaar gen dan, dat zij dus zouden komen „van de regen in de drup". Jesa-
zullen gezegd hebben: „Wat heeft die beledigde Jahweh van Israel ja zei het op beeldende manier: de slang zal worden opgevolgd
Zich krachtig gewroken!" En onder Gods eigen yolk zullen velen door een adder en de adder door een draak, vs 29.
door dit Goddelijk optreden wel heerlijk getroost zijn. Al was het Ten 2° stond de Filistijnen zelf een zeer bange tijd te wachten, vs 30,
alleen reeds vanwege de verlichting van het Assyrische juk, vs 25. 31.
Maar vooral om het tastbaar bewijs van Gods grootheid. Terwijl de eenvoudige Judese herders temidden van al het
Ten 3° de zekerheid van het Goddelijk besluit. oorlogsrumoer nog lange tijd hun vredige werk zouden kunnen
Er was echter voor Jesaja's hoorders en lezers meer dan een blijven uitrichten, zouden de Filistijnen het zwaar te verduren krij-
reden om bij de profetie verwonderd op te kijken. Natuurlijk reeds gen van de Assyriers. De „poort" mocht wel vast beginnen te j am-
vanwege het feit, dat er van bepaalde verschijnselen, die zo'n ge- meren. Zoals wij zeggen, dat „het Hof" een uitspraak heeft gedaan
weldige breuk in het Assyrische leger aankondigden, tevoren niets (hoewel een hof oorspronkelijk een tuin was), zo worden de rege-
te zien was. Assyrie scheen onoverwinnelijk. Maar bovendien was ringsleiders der Filistijnen in vs 31 „de Poort" genoemd (in de
er deze reden om zich over deze profetie van Jesaja te verwonde- poort spraken de oudsten recht). De Filistijnen moesten maar vre-
ren: bij vorige gelegenheden had hij vooral woorden van verma- zen. Jesaja zag de Assyrische legers al op hen aanrukken. Vanuit

72 73
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

het noorden. Een rookkolom weer de weg aan, waarlangs zij geko- de vorm van een klaagzang de plotselinge inname, in tijd van een
men waren (een spoor van moord en brand). Hun orde is stipt dis- nacht, van Ar-Moab en Kir-Moab, overigens misschien twee na-
ciplinair. Niet een krijgt de kans uit de gelederen te ontsnappen (er men voor een stad, omdat `ar = Qir = stad. Uit verschillende an-
waren veel soldaten bij uit onderworpen volken). dere steden stromen de vluchtelingen zuidwaarts, om in Juda ont-
Ten 3° :.Juda had een betere helper in Jahweh, vs 32. koming te vinden. In vs 5-8 worden nog meer stedennamen ge-
De Filistijnen zullen na Achaz' dood' gepoogd hebben de noemd en in vs 9 wordt voorspeld, dat voor de achterblijvers de
nieuwe koning van Juda, Hizkia, tot meedoen tegen Assyrie te toekomst vreselijk zal zijn. God zal een vij and zenden, die als een
brengen. Daartoe zonden ze gezanten. Maar Jesaj a gaf de raad om leeuw tegen hen tekeer zal gaan, vs 9.
tot die gezanten te zeggen: „Niet nodig". Jeruzalem heeft ,a1 een Mogelijk is 16 : 1-5 zo op te vatten, dat de armzalige rest van
Bondgenoot in Jahweh, die te Zion woont. Gelukkig de ellendigen Moab de goede raad krijgt zich maar nederig tot Juda te begeven
(anaw, § 3), die op Hem vertrouwden. Zij voelden zich onder met de bede om daar te mogen schuilen. Maar laat het vooral ne-
Zijn vleugelen veilig geborgen, Ps. 27. derig gebeuren. Laat het verzoek daartoe gepaard gaan met het
symbolische gebaar der aanbieding van een ram. Zendt een ram
IV. JESAJA VOORZEGT WELK LOT DE TROTSE MOABIE- aan de heerser des lands, 16:1. Vraag, of uw vluchtelingen a.u.b. in
TEN ZAL TREFFEN, JES. 15 en 16. Sion mogen schuilen. Daar staat nog een troop van (reddende) ge-
Niet alleen grote, maar ook kleine volken kunnen zich schul- rechtigheid.
dig maken aan hoogmoed. Vandaar dat Moab vOOrkomt in de se- Die nadruk op nederigheid vormt wellicht de overgang naar
rie van Jes. 13-23. de bedoeling van het nu nog resterende deel, 16 : 6-14. Daar wordt
Israel en Moab zijn verwante volken geweest. De sterke over- de vraag beantwoord, waarom al dit kwaad aan Moab moest over-
eenkomst tussen hun beider talen is gebleken dankzij het vinden komen. Dat kwam door Moabs hoogmoed. Hoogmoed behoeft
en ontcijferen van de steen van koning Mesa, z.reg. Tot de voorou- zich niet altijd te openbaren op het militaire vlak, al hadden de
ders van David heeft Ruth behoord, een Moabitische. De ouders Moabieten ook hun roversbenden (2 Kon. 13 : 20, 21, graf van Eli-
van David hebben zich voor koning Saul verschuild in het land van za). Maar ook handelaars kunnen zich trots gedragen. Zich verhef-
Moab, 1 Sam. 22: 3, 4. fen op hun uitgebreide relaties, goede zaken, voorspoed, welvaart,
De verhouding tussen beide volken is anders lang niet altijd rijkdom, luxe. De Moabieten pochten vooral op hun beroemdste
hartelijk geweest. Moab, dat ten oosten van de Dode Zee woonde, product: op hun wijn. Onze wijn is zelfs koningen te machtig, zei-
zie kaartje I c , 113, heeft Israel de intocht in Kanaan niet gemakke- den ze. Maar ze zouden bedrogen uitkomen. Hun land zou metter-
lijk gemaakt, hoewel Mozes aan Israel bevolen had, dat het van tijd geen wijngaard en geen perskuip meer bezitten. De vrolijke
Moabs gebied zou afblijven, Num. 21 : 10-20, Deut. 2: 9, I c , 271. vreugdezangen van de jaarlijkse oogst en het treden der druiven
De Moabieten hebben naderhand zelfs Israelitisch gebied bezet, zouden plaats moeten maken voor bittere klacht.
de stad Jericho, ten tijde van Ehud, Richt. 2: 12. David heeft ze Ongelofelijk.
onderworpen, 2 Sam. 8 : 2. Koning Mesa betaalde elk jaar lamme- Zo'n vruchtbaar landje. Zo rustig gelegen buiten het volke-
ren en wol aan de koning van Israel, maar pleegde bij Achabs dood rengewoel. Maar z'n praalzucht blij ft niet onbekend, zal aantrek-
opstand, 2 Kon. 3 : 4, 5. ken. Zelfs is er een dag geweest, waarop de profetie nader gepreci-
Op welke gebeurtenissen Jes. 15 en 16 het oog hebben, is niet seerd werd. Vervroegd werd. Drie jaar vervroegd, vs 4. En daar
met zekerheid te zeggen. Het eerste deel ervan, 15 : 1-5, vermeldt in zou men op kunnen rekenen. Zoals een dagloner ook geen dag en

74 75
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

geen uur langer werkt dan de tijd, die overeengekomen is, 16 : 13, voor Israels meedoen met de Kanaanitische vruchtbaarheidsafgo-
14. derij met haar Ashera-verering (z.reg.) en liefdestuinen. Naar
Op welke rampen over Moab deze hoofdstukken zien, is ons Gods afspraak uit Num. 33 : 50-56, Lev. 26, Deut. 28. Dan zal Is-
niet meer bekend. Wel weet men, dat Moab evenzeer als de omrin- raels overblijfsel leren de ogen op te heffen tot Hem, die alleen
gende volken met Assyrisch en Babylonisch geweld te doen gehad God is.
heeft, nl. uit opgegraven geschrif ten van deze grote machten zelf. Wat een aansporing weer om Jahweh alleen te dienen en
Met welke bedoeling deze hoofdstukken over Moab hier zijn Sions heil van Hem alleen te verwachten!
geplaatst? Klaarblijkelijk met dezelfde bedoeling van heel de serie.
Tot waarschuwing van Gods yolk. Geen gemene zaak maken met VI. JESAJA WAARSCHUWT ERVOOR TE VERTROUWEN
aardse machten van groot, maar ook niet van klein formaat. By. de OP ETHIOPIE EN EGYPTE, JES. 17 : 12-20: 6.
Filistijnen. Of Moab. Alleen Jahweh is Juda's toevlucht en sterkte. Heel dit grote Schriftgedeelte heeft dezelfde strekking als de
kleinere voorafgaande. Juda moest geen bescherming zoeken bij
V. JESAJA VOORZEGT HET LOT VAN DAMASCUS EN mensen. Dat behoefde toch niet? Sion was toch de stad van Jah-
VRIJWEL TEGELIJK DAARMEE HET LOT VAN weh?
EFRAIM, JES. 17 : 1-11. In dit Schriftgedeelte zijn de volgende stukken samenge-
Hoe Damascus zich tegenover Gods verbondsvolk gedragen bracht.
heeft, weten we uit verschillende Schriftplaatsen, 2 Kon. 8 :7-15, 1° . Over de zwakheid van het dreigende Assyrie, Jes. 17: 12-14.
Ig, 256 (de wenende Eliza tegenover Hazael). Plaatsen in Oost-Jor- Al wordt de naam Assyrie niet uitdrukkelijk vermeld, de in-
daanland, by. Aroer en omliggend gebied zijn beurtelings Rubeni- houd van deze verzen geeft alle aanleiding om te denken aan de
tisch, Moabitisch, Damasceens en Assyrisch bezit geweest, Ig, § 17, dreiging van het zich almeer uitbreidende Assyrische rijk onder
XXX. Tiglath Pileser en diens opvolgers Salmaneser, Sargon en Sanhe-
Reeds in Jes. 7 : 8 en 8 : 4 lazen we, dat koning Achaz uit angst rib. Het leger van laatstgenoemde koning heeft in tijd van een
voor de coalitie van Efraim en Damascus om hulp naar de Assy- nacht de kracht van Sions Goddelijke beschermer ondervonden,
riers liep. Hier worden die twee in een adem genoemd, onder een vs 14. Dat moet onder vele volken (vs 12) een rumoer van belang
massa, dwz. gerichtsaankondiging. Het zal straks gedaan zijn met hebben veroorzaakt, omdat, zoals we al eerder opmerkten, de As-
EfraIms vesting — de Assyriers hebben Samaria drie jaar moeten syrische armee niet enkel uit Assyrische soldaten bestond, maar
belegeren — en met het koningschap van Damascus, vs 3. Met „de ook uit manschappen, die door de onderworpen volken geleverd
heerlijkheid van Jacob" (EfraIm, tienstammenrijk) het eerst. Zoals waren.
iemand wegslinkt wegens tering, vs 4. Zoals de korenhalmen wor- 2° . Over de ondeugdelijkheid van Ethiopische hulp, Jes. 18: 1-7.
den bijeen gepakt en afgesneden in het dal Refalm, 2 Sam. 5 : 18, Het woord Ethiopie is bier te denken aan de LXX. Daarmee
zie I f , 312, vs 5. Zoals men de vruchten van een olijfboom plukt en vertaalde zij het Hebr. woord Koesj. Hiervan zegt vs 1: Wee het
afslaat. Een paar blijven er nog aan zitten, voor de armen, vs 6. Het land met gevleugelde boten (zeilboten?) dat ligt in het gebied der rivie-
zal met de Israelitische steden gaan als met de Kanaanitische bij ren van') Koesj. Zulke boten hield men in Koesj er veel op na. Ze
Israels intocht onder Jozua. In Jesaj a's tijd wees men de ruines van waren vervaardigd van papyrus, zodat ze bij de stroomversnellin-
Amoritische en Hevitische steden (aldus vs 9 in Can.V., naar LXX) gen met niet al te veel moeite uit het water te beuren waren. Vs 2
nog aan op plekken in bossen en op bergen. Dat zal het loon zijn zegt, dat men er mee over „zee" voer. Met „zee" werd dan zeker

76 1 77

§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

wel de Nijl bedoeld, zoals men bij ons op Zuid-Beveland over de paar maal achter elkaar gebeurt, betekent het een economische
Schelde ook wel als „de zee" spreekt. In Jer. 51 : 36 wordt de Eu- ramp voor heel de bevolking van Egypte. Niet alleen voor vissers,
fraat ook „zee" genoemd 6 ). De afgezanten van Koesj zullen wel maar ook voor telers van vlas, alsmede voor de bewerkers daarvan:
over land, via het gebied der Filistijnen, naar Jeruzalem gekomen „Kamsters en spinners verbleken. De wevers van Egypte ontzinkt de
zijn. moed, de loonarbeiders staan verslagen", vs 9b, 10 (Kath.B.st.) Wie
Toen deze mannen in de straten van Jeruzalem werden ge- wit op zo'n kwetsbaar land steunen?
zien, vielen zij daar op door hun lengte en hun schoon glanzende En laten de Egyptenaren U ook maar niet imponeren met een
huid. Wat wilden ze? Laat onze koning toch geen defensief ver- beroep op hun eeuwenoude wijsheid. Want daaruit weten ze niet
bond met hen sluiten. Jahweh heeft ze niet nodig om Juda tegen wat er in de toekomst gaat gebeuren, als heel Egypte, van hoog tot
Assyrie te beschermen. Integendeel, met Koesj wacht Hij souve- laag (kop en staart) radeloos zal zijn vanwege de domme politieke
rein Zijn tijd of gelijk een wijngaardenier met zijn druiven. Als ze manoeuvres, waartoe de farao door zijn raadsheren is verleid. Die
rijp zijn, slaat hij het mes er in. De resten zijn voor de diereri. Zo is bedwelmende geest heeft Jahweh in hen geschonken.
het beroemde Koesj naderhand beurtelings door Assyriers, Baby- 4°. Over de gezegende toekomst, die Jahweh eerlang voor Egypte en
loniers en Perzen verslagen, bezet en ingelijfd. De volken worden Assyrie vanuit Israel zal doen aanbreken, Jes. 19: 16-25.
in vs 3-6 opgeroepen op dit indrukwekkend schouwspel te letten. Het lijdt geen twijfel, of reeds zal in oude tijden het gezicht
Toch zouden er uit ditzelfde Koesj mettertij d nog wel vereerders van menig Egyptenaar, die de geschiedenis van zijn land en yolk
van Jahweh naar Sion komen, vs 7. Mensen als de kamerling van kende, bij het horen van de naam van Israel en van Israels God,
Hand. 8, vgl. Ps. 68 : 32. Vs 7 herinnert aan Jes. 2 : 1-5. Jahweh, ietwat betrokken zijn. Denk aan de angst van de Filistij-
3° . Over de beschamende onwijsheid en onvruchtbaarheid van Egyp- nen voor de ark van Jahweh, 1 Sam. 4: 8. Maar dat zal nog veel
te, Jes. 19 : 1-15. sterker het geval geweest zijn tij dens het leven van Jesaja, toen aan
Ten noorden van Koesj lag Egypte met zijn bekende Nijldel- gene zijde van het aloude Israel er een nieuw en verschrikkelijk
ta, waarin de steden Zoan en Nof ( = Tanis en Memfis), vs 13. Ook Assyrie in opkomst was, dat ook voor Egypte een gevaar werd.
naar dit land zijn vanuit Palestina, ook vanuit Juda, de ogen ge- Vandaar dat Egypte steun tegen Assyrie zocht bij verschillende in-
richt geweest om hulp tegen het dreigend gevaar van Assyrie. Maar stanties in Palestina, o.a. bij Juda. Daarover straks in Jes. 20. Maar
Jesaja waarschuwt ertegen. Het machtige Egypte van nu zal straks Juda heeft Egypte niet kunnen beschermen tegen Assyriers, Baby-
zelf z'n kracht verteren door burgeroorlogen, vs 2, zodat men uit loniers en Perzen, zo zagen we reeds.
radeloosheid om hulp zal vragen aan de soob en jidde`oni. Dit was Toch zal Jahweh na al die rampen over Egypte te hebben ge-
het dodenvragen, waartegen Mozes in Deut. 18 zo gewaarschuwd bracht, dit geteisterde land bezoeken met de zegen van Zijn ver-
heeft, I c , 622. (Helaas spreekt de vert. N.B.G. ook hier weer over bond met Israel (vgl. de Ethiopiers, 18 : 7). Hij zal menige Egypte-
vragen van „geesten van doden", wat de Heilige Schrift nimmer naar in Zijn verbond opnemen en loyaliteit jegens hem bewijzen en
doet.) Is dat nu wijs? Deze dwaasheid zal Egypte onder de scepter maken, dat hij wederkerig loyaal is jegens Jahweh, vs 21 (over
brengen van harde heren, vs 4. (Gods hand heeft Egypte inderdaad „kennen" als verbondsterm I f , 330; zie ook bij Jes. 1 : 3).
aan Assyriers, Babyloniers en Perzen overgeleverd.) Jahweh heeft Deze tweede helft van Jes. 19 herinnert ook sterk aan Jes. 2 : 1-
Egypte immers niet nodig. Maar Egypte heeft Jahweh wel nodig. 5. Het lijkt er sprekend op. By. door de fraaie beeldrijke uitdruk-
Wanneer Hij by. Zijn hand terugtrekt, weigert de Nijl over velden kingswijzen, waarvan beide Schriftgedeelten zich bedienen om de
en akkers zijn jaarlijkse overstroming te brengen en als dat een heilrijke tijd te voorzeggen, waarin het Evangelie vanuit Israel over

78 I 79
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

de volkerenwereld zal uitgaan. In dit Schriftdeel wordt bepaald de gemeenschap met Hem, vs 21. En zo zal Israel na eeuwen vol ram-
komst van het Evangelic over Egypte en Assyriê voorzegd. Na de pen een tijd beleven, waarin God het verhoren en genezen zal, vs
genoemde rampentijd zullen vele Egyptenaren zich van hun afgo- 22.
den bekeren tot Jahweh. Wel niet alle Egyptenaren, maar althans En in die toekomst zal Assyrie met Egypte in dezelfde genade-
„vijf steden", vs 18. Het getal „vijf" duidt immers naar bijbelse voorrechten delen, vs 23.
symboliek, in tegenstelling met de tien als getal van vorstelijke vol- Wie houdt dat voor mogelijk? Egypte en Assur geen vijanden
komenheid, het gedeeltelijke van iets aan, I a , 406. In een zeker aan- meer van elkaar, maar dankzij Israel als tussenschakel en als bron
tal van de Egyptische steden zal men zich tot de ware God bekeren, van zegen tezamen behorend tot het yolk van Jahweh. Om misver-
tot Jahweh. Men zal er „de taal van Kanaan" spreken, vs 18. We stand te voorkomen — door de val van Nineve is er wel een einde
kunnen gerust in het midden laten, of met die term door de profeet gekomen aan het bestaan van Assyrie als staat, maar Assyrische
in het dagelijks leven Hebreeuws 7 ) dan wel Aramees 8 ) werd be- mensen zijn er natuurlijk nog genoeg overgebleven; en die worden
doeld, omdat hij er hier op figuurlijke wijze de bekering van een hier bedoeld.
aantal Egyptenaren tot de dienst van de ware God mee wil aandui- 5°. Over Jesaja in z'n ondergoed door Jeruzalem, Jes. 20.
den. Minder beeldsprakig gaat hij voort met te voorzeggen, dat Ten tij de van Filistijnse en andere pogingen om met Juda een
deze mensen niet meer bij hun afgoden, maar bij Jahweh Zebaoth verbond tegen Assyrie aan te gaan heeft Jahweh aan Jesaja de op-
zullen zweren, vgl. Ex. 23 : 13. Eên der steden zal zelfs de bijnaam dracht gegeven zich te Jeruzalem in zijn onderkleren te vertonen
van „stad der verwoesting" krijgen, zeker wel omdat men daar de en barrevoets. Door dit zinnebeeldig gedrag van Zijn knecht wilde
afgodstempels heeft verwoest 9 ). Wars van letterknechterij 10) zullen God aan de Jeruzalemmers voorzeggen, hoe het mettertijd zou
we het telwoord „een" niet moeten forceren, maar opvatten als een aflopen met die zich opdringende bondgenoten, en wilde Hij hen
sprekend onderdeel in het kleurrijk geheel. Op dezelfde manier er voor waarschuwen om op iets of iemand anders tegenover Assy-
moeten we vs 19 lezen en dus niet menen, dat de Egyptische be- rie te vertrouwen dan op Hem. In hoeverre die les ook voor koning
keerlingen echte altaren voor Jahweh middenin hun land zullen Hizkia nodig is geweest, weten we niet. Hizkia kon ook niet alles,
oprichten en echte masseben tot Zijn eer zullen plaatsen bij de evenmin als koning David zich direct kon ontdoen van zijn gene-
grenzen ervan. Jesaj a drukt zich symbolisch uit. Dientengevolge raal Joab. De merkwaardige voorspelling is gedeeltelijk reeds na
behoeven we ons reeds om die reden helemaal niet te vermoeien drie jaar uitgekomen. De koning van Assyrie, Sargon, zond zijn
met beantwoording van de vraag, of zulk een oprichting van een opperbevelhebber naar het opstandige Asdod, een van de Filistijn-
ander altaar dan dat te Jeruzalem eigenlijk wel geoorloofd was. We se steden, en liet het na een driej arige belegering voorbeeldig straf-
hebben er vroeger meer dan eens op gewezen, dat het onjuist is te fen. Welnu, zo zou het mettertijd ook gaan met Egypte en Ethio-
menen, dat God ooit aan Israel het gebod zou hebben opgelegd er pie. In lange rijen zouden ook van daaruit de ballingen worden
tot Zijn eer slechts een altaar op na te houden, Ig, 725. Wanneer dat weggevoerd, „ongekleed, barrevoets en met ontblote derrieres".
te Horeb zou zijn bevolen, was de eerste de beste, die dit gebod Moest men nu op zulke grootmachten vertrouwen in plaats van op
overtrad, niemand minder geweest dan de trouwe Jozua, blijkens Jahweh?
Joz. 8 : 30-35. Zoiets wil er heus niet bij ons in"). De profeet voor-
zegt slechts, dat er velen in Egypte de dienst der afgoden zullen VII. JESAJA VOORZEGT NOGMAALS DE ONDERGANG
staken en de God van Israel zullen eren, vs 19. Daarmee zal Jah- VAN BABEL, JES. 21:1-10.
weh hun deel geven aan de beste Verlösser, vs 20, aan de verbonds- De profetische blik van Jesaja heeft, zo weten we, gereikt tot

80 81
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

in verre toekomst. Hij voorzag by. reeds de verbreiding van Chris- Wanneer dit visioen van Jesaja betrekking gehad heeft op de
tus' Evangelie onder de volken, Jes. 2 : 1-5. inflame van Babel door koning Cyrus, moet men niet zo overdre-
Wat minder veraf voorzag hij de ondergang van Babel. Dit ven stipt zijn om er op te wijzen, dat Cyrus bij die gelegenheid juist
moest zich in Jesaj a's dagen nog geheel opnieuw verheffen om ein- heel geen geweld gebruikt heeft. Wat Jesaja aanschouwde had
delijk het geduchte wereldrijk te worden van koning Nebucadne- mede ook zinnebeeldige betekenis. Wie ter wereld kon het in zijn
zar. Wat zou Jeruzalem van deze man te lij den krij gen. Maar God tijd geloven, dat een wereldrijk met zulke vanouds beroemde go-
zou die trotse wereldmacht vernederen. De beschrijving van het den al zijn grootheid zou verliezen en mettertijd verworden tot een
visioen, waarin Jesaja de ineenstorting van Babel voorzag, loopt saai doods oord? De opgravingen geven Jesaja gelijk. Zie Jer.
uit op dit troostwoord: M'n (geliefde). Wat ben je geslagen. Als ko- 50 : 2-20, § 35, IX, 1°.
ren op de dorsvloer. (Maar heus) wat ik u (lieden) verkondigd heb, heb Dit is door Gods hand geschied en is tot vertroosting van het
ik van Jahweh Zebaoth (z. reg.), de God van Israel, gehoord, vs 10. gelovige yolk van God in alle eeuwen opgeschreven. Jahweh re-
Toch heeft het visioen Jesaja ontzettend aangegrepen. 't Is geert. Wij zeggen nu: de God en Vader van onze Heere Jezus
goed aan zijn beschrijving ervan te merken. Sommige zinnen zijn Christus regeert.
meer korte uitroepen dan volzinnen. Ze hebben aan vertalers en
verklaarders veel moeite bezorgd. VIII. JESAJA VOORZEGT HET LOT VAN DUMA,
JES. 21:11, 12.
Het begint al met de eerste regel, Gerichtsaankondiging Duma lag in Arabie. Wel te verstaan in noordelijk Arabie.
(„massa' zie 13 : I) over het oord, dat als een dode woestijn zal ko- Dus niet in het latere vaderland van Mohammed met z'n steden
men te liggen aan de zee. Bedoeld moet zijn Babel. Is met die zee de Mekka en Medina. Ten noorden hiervan lagen de oasen, die in vs
Eufraat bedoeld? vgl. Jer. 51 : 36. Er staat slechts: Gerichtsaankon- 11 en 12 genoemd worden: Duma in vs 11 en straks Dedan, Tema
diging (over de) woestijn (van de) zee, 21 : la. en Kedar in vs 13-17. Duma was de noordelijkste van alle. Ze lag
Vervolgens vertelt Jesaj a, hoe hij het gezicht ervoer. Toen het ongeveer 650 km. ten oosten van Jeruzalem. Ten zuiden van Duma
over hem kwam gelijk soms de storm over Jeruzalem komt aan- lagen Kedar en Tema. En 130 km. ten zuiden van Tema lag Dedan.
loeien vanuit de Negeb, I', 113, sloeg het hem met machteloosheid. Door dit uitgestrekte gebied liepen belangrijke karavaanwe-
Zelfs de anders zo begeerlijke avond- en nachtrust werd hem tot gen. Vanuit het zuidoostelijk gelegen land der Sabeeers werden
een verschrikking Babel door de noordelijke nabuurvolken, Ela- wierook en goud aangevoerd. Het gebied was eerder rijk dan arm
mieten en Mediers, overwonnen! vs 1-4. te noemen. Dedan lag aan de „wierookweg", die tussen torenhoge
Daarna deelt hij mede wat hij vanaf de plaats, waar God hem rotswanden van rode zandsteen heenliep. Tema was beroemd om
als een wachter op de uitkijk gezet had, gezien heeft. Vermoedelijk zijn waterovervloed, dankzij de beroemde bronnen van deze stad.
heeft hij alreeds aanschouwd, dat Babel fuivend en feestend in Uit de opgegraven geschriften over de Assyrische en Babylonische
handen van de belegeraars viel, vgl. Dan. 5. In onafzienbare rij en koningen en hun krijgsverrichtingen is bekend geworden, dat deze
waren ze op Babel afgekomen, strijdwagens met paarden ervoor, heersers zich ook maar al te zeer voor dit „Arabie" hebben geinte-
gevolgd door een tros van ezels en kamelen met bagage. resseerd. Wat ons het zuchten doet verstaan, dat Jesaja visionair
Eindelijk hoorde Jesaja, dat iemand — blijkbaar Jahweh zelf uit genoemde plaatsen heeft horen opgaan. 12 )
— sprak: Gevallen, gevallen is Babel en al zijn afgodsbeelden zijn te- Zijn massa' of gerichtsaankondiging over Duma, vs 11, kleedt
gen de grond verpletterd, vs 9b. Jesaja zo in, dat het is alsof aan hem als wachter gevraagd wordt, of

82 83
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

hij iets zeggen kan over het einde van de nacht der verdrukking, die nergens ontkoming zou zijn voor honger en zwaard dan onder de
de bewoners van het gebergte Ser moesten ondervinden. Dit SeIr hand van Jahweh, de God van Sion.
lag in het westen van het bedoelde gebied en zal dus op z'n minst
wel zwaar gedupeerd zijn door het wegblijven van de vroegere ka- X. JESAJA VEROORDEELT DE JERUZALEMSE HOOG-
ravanen door dit gebied. Het antwoord luidt niet erg bemoedi- MOED RECHTSTREEKS, ZONDER OMWEGEN, JES. 22.
gend. Is er nu nacht of dag te wachten? Het blijft nacht, is te vrezen Een enkele maal hebben we bij de bespreking van de vooraf-
(nacht = zinnebeeldig woord voor rampspoed). gaande uitspraken (massaD over Babel, Egypte enz. en over zekere
De les van Jesaj a's profetie over Duma, met z'n verre handels- befaamde Arabische handelscentra opgemerkt, dat Jesaja die uit-
betrekkingen, is natuurlijk weer bedoeld voor Juda en Jeruzalem. spraken natuurlijk niet naar die landen en steden zelf verstuurd
Als Jahweh de volkenwereld door elkaar schudt, is laag noch hoog heeft. Ze zijn door hem gedaan in het belang van zijn omgeving,
bestand tegen wat Zijn hand doet. Zie by. Duma, dat gerenom- Juda en Jeruzalem. Hij bediende zich dus van een omweg. Om toch
meerde handelscentrum. maar aan Gods toenmalige gemeente te laten zien, door Wie de
wereld geregeerd werd.
IX. JESAJA VOORZEGT HET LOT VAN DEDAN, TEMA EN Maar in Jes. 22 spreekt de profeet anders. Zonder omweg.
KEDAR, JES. 21 : 13-17. Rechtstreeks. En wel eerst over het gedrag van heel Jeruzalem,
Uit het voorafgaande bleek al, dat wij ons „Arabie" niet moe- daarna over een tweetal Jeruzalemmers in 't bijzonder.
ten voorstellen als een grote zandbak. Het ontbrak er zelfs langs de
wegen niet aan oorden, waar althans zulk hoog struikgewas voor- 1. Jesaja betreurt het, dat Jeruzalem bij zijn uitredding niet aan
kwam, dat men zich daarin kon verstoppen. Vandaar dat aan de Jahweh gedacht heeft, Jes. 22 : 1-14.
karavanen, die van plan waren Dedan aan te doen, de raad gege- Die uitredding zal Jeruzalems verlossing geweest zijn van
ven werd zich voor de vijand in het kreupelhout te verbergen. En Sanherib, 2 Kon. 18: 13-19 : 36. De bevolking vierde feest. Maar
aan de inwoners van het waterrijke Tema werd verzocht de vluch- Jesaja deed niet mee. Hij liet een massa' (gerichtsaankondiging)
telingen te voorzien van water en brood. Aan de zinspeling op horen tegen het dal van het gezicht, vs I a. Hiermee werd Jeruzalem
Tema's waterrijkdom is te horen, dat Jesaja dus Arabische namen bedoeld, dat immers door bergen omringd is, Ps. 125 : 2, en dat,
noemde, die in Jeruzalemse oren niet onbekend klonken. Evenzeer omdat Jahweh Zich daar nog openbaarde, een dal van openbaring
waren de tentbewoners van Kedar daar bekend vanwege hun rijk- kon heten, vgl. Jes. 1 : 1. De bevolking maakte zich schuldig aan
dom aan schapen, Jes. 60 : 7, Ps. 120: 5. Het schijnt, dat vooral deze lichtzinnige feestviering. Ze vergat bij het nakijken van Sanheribs
Kedarieten over aanmerkelijk bent en geduchte macht beschik- aftrekkende leger, hoeveel Judese steden er wel waren veroverd en
ten, vs 16,17. Maar de profeet zegt hun een sombere toekomst aan, hoeveel Judese ballingen er waren weggevoerd, om nu maar te
die op korte termijn is te verwachten, vs 16, vgl. 16 : 14. zwijgen van de vluchtelingen, die her en der nog waren neergesa-
Evenmin als bij vs 11 en 12 is bij vs 13-17 de vraag te beant- beld, onder wie heel wat gedeserteerde officieren, vs 1-3. Jesaja
woorden, op welk dreigend oorlogsgeweld de profeet het oog ge- moet wenen. En waarom het meest? Omdat Jeruzalem ten tijde
had heeft. Maar dat is minder belangrijk. De bedoeling van deze van z'n insluiting door Sanheribs talrijke troepen, waartoe niet al-
verzen is aan die van de voorafgaande gelijk. Door profetieen over leen Assyriers behoorden, maar ook puike huurlingen als by. de
het lot van die en die beroemde woestijnbewoners werden de Jeru- Elamieten, beroemde boogschutters en ruiters — omdat Jeruzalem
zalemmers gewaarschuwd voor een naderende toekomst, waarin op zijn beurt daartegenover ook alles verwacht had van verweer

84 85
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

door wapengeweld en van maatregelen om een langdurig beleg te koning Sanherib werden te woord gestaan door een drietal man-
kunnen,doorstaan (watertoevoer, versterking van muren). nen. Een van hen was de hofmaarschalk Eljakim, 2 Kon. 18 : 18.
Van beide kanten alles even heidens, even vleselijk. Zo gaat het.
Jeruzalem had toch beter kunnen weten. MAT was toch geo- God haat vooral hoogmoed. Niet alleen buiten Jeruzalem on-
penbaard, dat het Jahweh was, die het beleg en ontzet bewerkte. der de heidenen, maar ook binnen Jeruzalem. En niet alleen binnen
Want Jeruzalem was toch „dal van het gezicht". Daarom had Jeru- Jeruzalem zoals het in z'n geheel voor de dag komt, maar ook in het
zalem moeten tonen, dat het Gods doen begreep. Maar het had leven van enkelingen, die tot dat Jeruzalem behoren, hoog en laag.
eerst Jahweh in de benauwdheid gepasseerd. En later was het gaan Dat heeft naderhand zelfs die Eljakim ook nog moeten onder-
feestvieren onder de leus: Laten we eten en drinken, want morgen vinden. Want later kreeg helaas ook hij veel te veel verbeelding.
kunnen we wel weer zoiets beleven, maar dan hebben we deze pret Iedereen, die behoorde tot z'n familie- en vriendenkring, kreeg een
tenminste gehad. mooi baantje. Zo kwam Eljakim tenslotte te lijken op een kram in
Jesaja heeft Jeruzalem ervan verzekerd, dat Jahweh dit kwaad de muur, waar men elk mogelijk keukengerei aan ophangt Maar
niet door de vingers zou zien. En zo is het geschied Sanherib mag opeens houdt de kram het niet meer en komt de hele boel naar
veel Judese steden hebben ingenomen, Jeruzalem nog niet. Maar beneden. Zo schijnt die Eljakim ook z'n hoge ambt aan het hof te
Jeruzalem heeft later toch z'n verdiende straf gekregen. Onder ko- hebben misbruikt. Hij was „sleuteldrager". Een sleutel was vaak
ning Nebucadnezar. Die arme Jesaj a heeft wat moeten „zien" en groot en zwaar, le, 440, en derhalve een sprekend symbool van
aanzeggen (massa'). macht. Dit zinnebeeld is ook door onze Zaligmaker gebruikt met
het oog op het koninkrijk Gods, Matth. 16: 19, 18: 15-20, Joh.
2. Jesaja veroordeelt het hoogmoedig gedrag van twee Jeruzalem- 20 : 23, Openb. 3 : 7.
mers in 't bijzonder, Jes. 22: 15-25. Toen Eljakim ontslagen werd, kwam dus meteen zijn ganse
Ten tij de van Jesaj a is er een periode geweest, waarin alles aan aanhang mee ten val. Dat kwam nu van dat vertrouwen op „vlees".
het Jeruzalemse hof in handen was van een zekere Sebna, vermoe- Jesaja heeft de opdracht gehad te laten weten, dat Jahweh zulk vle-
delijk een buitenlander, want de naam van zijn vader wordt niet selijk vertrouwen niet kon uitstaan. Nergens. Buiten Jeruzalem
genoemd, vgl. I f , 538. De man had het tot eerste dienaar der kroon niet. Maar binnen Jeruzalem — „het dal des gezichts" — helemaal
gebracht. Tot hofmaarschalk. In toenmalige beeldspraak gezegd: niet. Vgl. Matth. 10 : 15, 11 : 22-24. Heidenen zijn minder schuldig
alle deuren werden door hem geopend of gesloten. Daar ging Seb- dan Christenen, die zich evengoed schuldig kunnen maken aan
na prat op. Bewijs? De hoogmoedige man had naar de gewoonte verafgoding van mensen.
der aanzienlijken nu reeds, tij dens zijn leven, voor zich een rotsgraf
in het gebergte laten uithouwen. Vermoedelijk heeft Jesaja hem XI. JESAJA VOORZEGT DE ARMOE VAN HET SCHAT-
vlak bij die plaats ontmoet en daar aan hem gevraagd wat hij hier RIJKE TYRUS, JES. 23.
deed. En toen sprak hij tot Sebna: God zal een bal van je maken en De bedoeling van deze massa (gerichtsaankondiging) over
je ver weg rollen naar een land, waar je heel je hoge baan kwijt Tyrus is ook weer: aan Gods yolk alle vertrouwen op aardse groot-
bent. En die zal aan een ander gegeven worden. (Is Sebna het land heid te ontraden en het te prediken, dat het zich uitsluitend verla-
uitgej aagd?) ten moet op Jahweh. Hêt thema van heel de serie Jes. 13-23. Trou-
Die ander is Eljakim geweest, de zoon van Hilkia. We hebben wens heel het boek Jesaja gebiedt ons nederigheid.
in de geschiedenis van koning Hizkia gelezen, dat de gezanten van Tyrus lag ten zuiden van Sidon. Wel was Sidon de moederstad

86 87
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed God verfoeit alle hoogmoed § 22

van Tyrus (vs 12), maar de dochter was haar moeder verre boven durige verarming tegemoet. Hij zal wel zeventig j aar duren (een
het hoofd gegroeid. Vooral het latere Tyrus, dat gebouwd was op veel voorkomende strafperiode bij de Profeten). Totdat er een an-
eilanden voor de kust. Dit werd onneembaar geacht. Inderdaad is der koning(shuis) optreedt (misschien moet nl. in plaats van schd
het pas door Alexander de Grote veroverd. Deze liet een dam tus- worden gelezen schr, dwz. in plaats van het woord een het woord
sen Tyrus en het vasteland aanleggen. Toch is heel Fenicie alreeds ander") vs 15a. Bij wisselingen van troon en dynastie hadden vaak
aan Assyrische koningen als Sanherib schatplichtig geweest. Be- opstanden plaats in binnen- en buitenland. Bij zulk een gelegen-
grijpelijkerwij ze heeft het er wel naar gesnakt dit juk van zich of te heid zal Tyrus zich weer herstellen tot stad van de handel, hoewel
schudden en zal de massa van Jes. 23 ook weer de bedoeling heb- ook met de minder mooie kant daarvan, nl. verhandeling van oor-
ben gehad Juda tegen een militair samengaan met Tyrus en Sidon logsbuit der legers: niet alleen van geroofde materialen, maar ook
te waarschuwen. De voorzegging laat zien, hoe dwaas het zou zijn van mensen (slavenhandel). 't Is stellig met het oog hierop, dat Ty-
op deze steden te vertrouwen, die thans door hun scheepvaart en rus zinnebeeldig wordt voorgesteld door het beeld van een verge-
handel wel tot machtige koloniale mogendheden waren geworden, ten prostitute, die al haar best doet weer de aandacht te trekken, vs
maar wier grootheid eenmaal geheel zou verdwijnen. 16, 17.
Wat zal zulke taal in Jesaj a's dagen de mensen ongeloofwaar- Maar goed, Tyrus zou toch nog een toekomst krij gen en daar-
dig in de oren hebben geklonken. Waar haalt de man het vandaan! bij zou zelfs het Joodse land betrokken zijn. Heeft Jesaja mogen
Toch wordt de ondergang van genoemde steden beschreven vooruitzien, dat de Tyriers en de Sidoniers ook nog aan de bouw
als reeds geschied. Op hun grote Tarsisschepen (Ig, 514) huis- van de tweede tempel hebben meegeholpen? Ezra 3 : 7.
waarts kerende, met Cyprus pas achter de rug (daarop lag de stad Ja, misschien heeft zijn profetisch oog bier tot dezelfde verte
Kition, vandaar voor Cyprus de naam „land der Kittieten") tref- gereikt als in Jes. 2: 1-5 (het Evangelie van Christus naar de vol-
fen de zeelieden hun thuishaven verwoest aan, vs 1. Ze hebben alle ken) en 18 : 7 (het Evangelie voor Koesj). Vanuit het gebied van
reden om stom verwonderd te staan, vs 2. 't Is afgelopen met hun Tyrus en Sidon is men naar onze Zaligmaker komen horen, Marc.
vervoer van en handel in het Egyptische koren („zaad van Sihor"; 3 : 8, Luc. 6 : 17, en Christus heeft daar de dochter van de Kananese
Sihor is een andere naam voor Nijl), vs 3. De zee mag wel wenen als vrouw genezen, Matth. 15 : 21-28. En later heeft Paulus daar met
had zij nooit ,kinderen der zee" ( = Feniciers) ter wereld gebracht, mannen, vrouwen en kinderen uit Tyrus aan het strand geknield
vs 4. Egypte heeft alle reden om te beven bij het vernemen van het en gebeden ten afscheid, Hand. 21 : 5.
gebeurde, want hoe lang zal het duren tot het zelf ook met die vero-
veraars te maken krijgt? vs 5. NOTEN
I ) Een woord van prof. Ridderbos bij Jes. 13 : 1 in K.V.
Waar komt dit alles toch vandaan? Antwoord: dit fnuiken
2) De vertaling „veldgeesten" (vert. N.B.G.) of „veldduivels" (K.V.) of „saters"
van de Fenicische hoogmoed geschiedt volgens plan van Jahweh, (Kath.B.S.) lijkt ons beslist niet juist, ten 1° gezien de context, die uitsluitend van
vs 6-9. Waarschijnlijk houdt het moeilijk te vertalen vs 10 het ad- dieren spreekt; ten 2° de betekenis van salt- elders (in Lev. 4 enz. is zij: bok, langha-
vies in om maar, nu het met de scheepvaart van Fenicie gedaan is, rige bok, Ib, 234, 287, noot 128, en in Lev. 17 : 7 e.a. plaatsen is zij: mannelijk of
vrouwelijk schaamdeel, I b , 509, 519, noot 4); en ten 3° gezien de betekenis van r-q-
in de gebieden, die van daaruit vroeger gekoloniseerd waren (Tar- d, springers, iets waarin de geit zeer behendig is.
sis: Carthago, Tartessus, Cadiz) zich op de landbouw te gaan toe- 3) Volgens J. McKay, Religion in Judah under the Assyrians, 57, heeft men in Jes.
leggen. Vluchten naar Cyprus (het land der Kittieten) zal niet ba- 14: 12-15 niet met overname te doen uit het Mesopotamische, maar uit het Wester-
se gedachtenklimaat. „The terminology is thoroughly Canaanite-Palestine without
ten, want dat is thans ook in vijandelijke handen, vs 12. In handen trace of Mesopotamian influence." Verwijzing naar de Ugaritische Atchtar en de
van de vreselijke Assyriers, vs 13, 14. Tyrus gaat een tijd van lang- Griekse Phaeton. Jesaja kon er op rekenen, dat zijn ironisch gedicht werd begrepen.

88 I 89
§ 22 God verfoeit alle hoogmoed

4) Sprekend over de verwoesting van Babel door Sanherib, „die de heilige stad in-
nam, verwoestte en aan de nomaden uit de steppe prijsgar, schrijft prof. Beek in
Geschiedenis van Israel, 1960, blz. 97 aldus verder: „De daarop volgende tien jaren
gedurende welke Babylon woest lag, worden wel eens vergeten, wanneer men de
profetieen van Jes. 13 en 14 voor „onecht" verklaart! De dissertatie van S. Erland-
son, The burden of Babylon, A study of Isaiah 13 : 2-14 : 23, Lund, 1970, werd be-
streden o.a. door Fohrer, Z.A.W. 82 (1970) 482 en Wildberger, comm. De laatste
beroept zich op ontwijfelbaar vaststaande resultaten van „die Forschung", op alge- VERZEKERING VAN SIONS HERSTEL
meen secundair geachte stukken in Jesaja, pag. 542, maar blijft dit niet altijd een
subjectieve grond? De naam van Rachel Margalioth, die op pag. 22 van haar diss.
boven haar bespreking van Jes. 13, 14 en 35 dapper schreef „The Isaiahic origin of
chapters XIII, XIV and XXXV" vindt men in Wildbergers comm. over Jes. 13 en 14 In Jes. 24-27 wordt medegedeeld, op welke manier Jesaja zijn
niet. Jesaja heeft in het geheel geen onmogelijke eisen gesteld aan zijn hoorders en gelovige tijdgenoten en die na hen kwamen heeft mogen bemoedi-
lezers door over de ondergang van Babel en die van z'n koning te spreken. Hoe vaak
is Babel niet verwoest in de loop der eeuwen? En is de Assyrier Sargon niet, rinds gen met het oog op een te verwachten sombere toekomst. Van die
709 koning van Babel, op een expeditie tegen Tabal, ten noorden van Elam omge- toekomst erkent de profeet, dat zij inderdaad donker zal zijn, pik-
komen, zodat een spijkerschrifttablet over hem bericht, dat „hij niet in zijn verblij f- donker. Maar hij geeft de verzekering, dat Jahweh zijn yolk niet zal
plaats is begraven" Parrot, Nineve en het 0.T., 33, 34? Vgl. Jes. 14: 19; „maar gij
zijt weggeworpen, ver van uw graf". vergeten. Dat hij Sion heerlijk weer oprichten zal en het nog tot een
5)Evenals beeber hajj ardeen een gebied ter weerszij den van de Jordaankon beteke- zegen voor heel de wereld zal stellen.
nen, l c , 430, noot 1, zal hier met me`eber lenaheree-koesj volgens Wildberger, De opbouw van dit Schriftgedeelte is vrij overzichtelijk. Het
comm. 679, 688, de regio bedoeld zijn, waardoor de Nijl stroomde met zijn zijar-
men, de blauwe en de witte Nijl. bestaat uit twee stukken, waarvan het eerste een totaalbeeld van de
6) Wildberger, comm. 680. toekomst geeft te zien, Jes. 24 en 25. Daaraan worden vervolgens
7) Prof. Lettinga, De „Tale Kanaans", pag. 11. een paar aanvullingen toegevoegd in Jes. 26 en 27.
8) Wildberger, comm. 735; op dit vermoeden zou hij 19: 18 dan amper voor de
Griekse tijd dateren.
9) Aldus Dennefeld, comm. Sloth vat het woord heres zelf reeds op als afgoderij. I. JESAJA GEEFT EEN TOTAALBEELD TE ZIEN VAN DE
to ) Advies van Calvijn hier. TE VERWACHTEN TOEKOMST, JES. 24 en 25.
11)Wildberger heeft zich door het heersende misverstand inzake Deut. 12 („Gezetz
von dem allein legitimen Heiligtum, an der von Jahwe auserwahlten Statte" comm. Deze beide hoofdstukken vormen duidelijk een eenheid.
738, 744) laten verleiden tot de opvatting, als zouden we in Jes. 19 : 16-25 niet met Maar ze blij ken wel te bestaan uit een aantal verschillende perico-
profetie te doen hebben, maar met vaticinia ex eventu, 730, 733. En dat terwijl hij pen. De eerste daarvan behelst een beschrijving van de sombere
erkent hiermee in te gaan tegen het stuk zoals het voor ons ligt („entgegen der
atiszeren Form" 730). Niet minder dan vijfmaal staat er inderdaad „te dien dage" wereldsituatie, die Jesaja in de toekomst aanschouwd heeft, 24: 1-
= fut. en het wemelt hier van perf. consec. Toch heet het volgens W. hier te gaan om 20. De tweede beschrijft Gods gericht, vooral over de oerschuldi-
„Vorgange, die sich in Agypten volzogen haben", 730. Ziende hoe anderen denken gen, 24 : 21-23. De derde deelt mede, met welk lied de profeet reeds
aan de tempels te Elephantine en Leontopolis maakt hij zich wel zorgen, dat „sich
mit einer solchen Spatdatierung eM aberteuerliches Bild von der Entstehung des Jahweh om Israels verlossing geprezen heeft, 25 : 1-5. En'e vierde
Jesajabuches ergabe", 738. Wildberger is helaas de enige niet, die hier van vaticinia verzekert, dat eenmaal vanuit Sion het heil tot alle volken zal uit-
ex eventu durft spreken. Zie by. 0. Kaiser, Der Prophet Jesaja, Kapitel 13-39, pag. gaan, 25 : 6-12.
88.
12)Ontleend aan de boeiende historische en geografische excursen in de comm van
Wildberger, 790, 800, 802. In dit noord-arabisch gebied hield de merkwaardige Na- 1. Jesaja schetst de vreselijke wereldsituatie, die hij in de toekomst
bonedus zich ongeveer tienjaar op, de regering aan Belsazar overlatende, 791, 794. aanschouwd heeft, Jes. 24 : 1-20.
13 ) 0. Kaiser, Der Prophet Jesaja, Kapitel 13-39, 137.
De profeet heeft een internationaal onheil moeten aanschou-
wen. De gevolgen ervan strekten zich immers uit over een groot

90 91

§ 23 Verzekering van Sions herstel Verzekering van Sions herstel § 23

gebied. Het wordt aangeduid met het woord 'erets. Dit heeft vaak zelde van de slagen als een dronken man. Dat kwam nu van het
de beperkte betekenis van „land". Maar blijkens het vervolg (vs 4, kwaad, dat haar bewoners hadden bedreven, vs 14-20.
15, 21) moet het in vs 1 vertaald worden door „aarde" of „wereld".
2. Jesaja wijst op het oordeel van Jahweh over de oerschuldigen,
De slachtoffers van het onheil werden bovendien onder alle stan-
Jes. 24 : 21-23.
den aangetroffen, vs 2. Maar de meeste nadruk legt de profeet er
op, dat het onheil werd veroorzaakt door Jahweh. Dat het plaats Het toekomende oordeel, zo deelt Jesaja hier mede, zou niet
had op Zijn bevel, vs 1-3. alleen over de mensen gaan, zelfs niet uitsluitend over de grote lei-
De reden, waarom God de aarde met Zijn vloek strafte, was ders der mensheid in het kwaaddoen; „koningen". Nee, de inspira-
de overtreding van Zijn geboden door haar bewoners. Zij waren tie tot dit kwaaddoen kwam of van een „hoge legermacht". Daar-
gehouden tot het nakomen van „het eeuwig verbond" ( = zeer oud om zou God haar allereerst treffen, vs 21. Hij zou met haar echter
verbond, z.reg.), dat Jahweh met hun voorvader Noach had geslo- niet afrekenen in een keer. Hij zou het proces van haar ondergang
ten, Gen. 9 : 16, en waardoor zij verplicht waren zulke wetten na te in twee fasen doen verlopen. Door Zijn eerste treffen met haar zou
leven als by. die, welke moord en doodslag verboden, Gen. 9: 6. Hij haar eigenlijk al tot een Leger van gevangenen maken Maar
Hoeveel er van de oorspronkelijke Gods- en gebodskennis ook on- haar definitieve ondergang zou Hij pas na verloop van „vele da-
der de mensen was verloren geraakt, daarvan was in hun hart (dwz. gen" doen plaats hebben, vs 21, 22.
hun geheugen) nog genoeg bewaard gebleven om hen onontschul- Dankzij het licht, dat ons door de apostolische geschriften
digbaar te stellen, Rom. 1 : 20, 2 : 14, 15. Ze hadden de aarde door verstrekt wordt, mogen wij deze twee verzen als volgt verstaan.
hun wandaden besmeurd. Vandaar de straf. Zij spaarde maar wei- De profeet Jesaja heeft vanaf de tijd, waarin hij leefde, tot in
nigen, vs 4-6. verre toekomst gezien, j a tot in de zeer verre toekomst van de jong-
De miserabele wereld, die hij aanschouwde, wordt door Jesa- ste dag.
j a nog nader geschetst met gebruikmaking van kleuren, die hij aan De eerste periode, die hij overzag, heeft geduurd vanaf zijn
het palet van zijn omgeving ontleent. 't Was afgelopen met de pret. eigen tijd tot aan de tijd, waarin God Zijn Zoon op aarde gezonden
Er was geen slokje wijn meer te bekomen. Vrolijkheid was er niet heeft. In dat zevental eeuwen is het aardrijk, niet alleen het land
meer. Voorname steden, die als vestingen zo sterk waren geweest, Kanaan maar heel de wereld van de weleens zo genoemde „vrucht-
lagen terneer in puin. De huizen ervan waren vervallen. Waar nog bare halve maan", dwz. van Egypte en Klein-Azie tot Mesopota-
gewoond werd, was alles potdicht gesloten. Overigens waren de mia, toegetakeld als nooit tevoren. Denk slechts aan het optreden
overgebleven bewoners net zo schaars als olijven en druiven aan de in die wereld van Assyriers, Babyloniers, Perzen, Grieken en Ro-
bomen in het najaar, na de oogst, vs 7-13. meinen.
Nu waren er wel, die in de aangrijpende gang van zaken de Aan het einde van die eerste periode heeft God Zijn Zoon op
majesteit van Jahweh erkenden. Zij loofden Hem om Zijn optre- aarde gezonden. En dat waartoe allereerst? Opdat Hij de werken
den als de Rechtvaardige. Je vond ze alom, van west naar oost. des satans verbreken zou, 1 Joh. 3 Door de gehoorzaamheid
Maar Jesaja voelde zich tengevolge van hetgeen hij zag toch van Christus aan Zijns Vaders opdracht is toen eigenlijk al Gods
meer dan ellendig. Er heerste alom onrecht. Er was voor de mensen oordeel over de wereld en haar overste gegaan, Joh. 8 : 31. Toen al
niet aan te ontkomen, evenmin als het wild ontkomen kan aan een zijn de ratan en zijn duivelen overwonnen. Maar Jesaja voorzag
drijfjacht. Wat niet in een valkuil terecht komt, loopt in een strik. ook al enigszins hetgeen wij heden ondervinden en helder mogen
De aarde leek wel als door een nieuwe zondvloed getroffen. Ze dui- weten, nl. dat de volledige uitwerking van Christus' overwinning

92 93
§ 23 Verzekering van Sions herstel Verzekering van Sions herstel § 23

over de machten der duisternis pas „na vele dagen" zal plaats Yin- het woord eeetsoot, meervoud van eeetsah, raad, plan, heeft de pro-
den bij Christus' tweede komst. Dan zullen zij in het laatste oor- feet natuurlijk niet het oog gehad op verborgen raadsbesluiten van
deel ter verantwoording worden geroepen (paqad), vs 21, 22. God. Die zouden immers door niemand op hun correcte vervulling
Laat men echter niet gering denken van hetgeen God reeds gecontroleerd kunnen zijn. Jesaja heeft met dat woord het oog ge-
voordien door de eerste komst van Christus heeft bewerkt. Daar- had op iets bekends. Wel heel erg oud. Maar niettemin bekend.
mee sluit vs. 23. Jesaja dacht aan Gods verbonden met Abraham en David. Aan
Wat God gedaan heeft door middel van Zijn Zoon Jezus Gods vaste beloften. Net als Zacharias. Zie Gen. 12, 15, 17 en 2
Christus — door Diens gehoorzaamheid tot de dood aan het kruis, Sam. 7.
door Diens uitstorting van de Heilige Geest, alles (vooral) te Ten 2° Gods trouw waarin, vs 2-5.
Jeritzalem, Luc. 24 : 49, Hand. 1 : 4, 2: 1, 5 — is door geen enkel Die trouw aan Zijn aloude beloften heeft God in dubbel op-
ander werk van God overtroffen, Ef. 1 :20. Daar moeten Zijn zicht getoond.
prachtige zon en maan het glansrijk tegen afleggen. Toên al heeft Enerzijds in de ondergang van Israels vijanden, vs 2, 3. Want
God voor een kring van „oudsten" Zijn koningschap te Sion gema- waar waren de verdrukkers gebleven toen Christus in de wereld
nifesteerd. Te Jeruzalem. Die kring heeft daarvan mondeling en kwam? De rijken van Assyriers en Babyloniers? Hoewel hun ste-
schriftelijk getuigd. Zie hun apostolische geschriften. Het Evange- den vroeger zo sterk als vestingen geweest waren, lagen ze daar
lie, dat van Jeruzalem als bakermat is uitgegaan, getuigde en ge- thans of als puinhopen terneer (Nineve by.) of waren ze tot een
tuigt van Gods koninklijke overwinning reeds door Christus' eer- zoveelste rangs niveau afgezakt (zelfs Babylon). Maar dat was niet
ste komst, vs 23. We lazen dit ook reeds in Jes. 11 en 12. En straks gebeurd zonder dat de vijanden zelf aan de God van Israel eer had-
in Jes. 25 : 6-12. den moeten geven. Koning Sanherib was na zijn geheimzinnige ne-
derlaag bij Jeruzalem maar gauw vandaar weggetrokken om er
3. Jesaja prijst Jahweh voor Zijn verlossing, Jes. 25: 1-5. nooit meer terug te keren, 2 Kon. 19 : 32, en Nebucadnezar erken-
In het lofgedicht, dat Jesaj a na het aanschouwen van de toe- de ronduit, dat de God van Daniel de Allerhoogste was, Dan.
komstige verlossing vervaardigd heeft, heeft hij Jahweh geprezen 2 : 47, 3 : 26, enz.
om Zijn trouw. Anderzijds was dat zwakke volkje Israel in de loop van die
Van die Goddelijke trouw wijst hij ten eerste aan, waaraan eeuwen van verdrukking dan toch maar blijven bestaan. Al be-
Jahweh trouw geweest is, en ten tweede, waarin Jahweh Zijn trouw stond het uit vluchtelingen, krij sgevangenen, ballingen, kortom uit
heeft getoond. armen en geringen. Maar God had dat yolk beschermd zoals men
Ten 1° Gods trouw waaraan, vs I. 's zomers tegen de hitte beschermd wordt door een rots en
Wanneer men het begin van dit loflied van Jesaja leest, lijkt 's winters tegen noodweer, vs 4, 5.
het wel, of men de lofzang van Zacharias leest. Ook Zacharias
heeft God geprezen om Zijn trouw aan Zijn aloude beloften, nl. 4. Jesaja profeteert een blijde toekomst voor Jeruzalem,
aan die, welke Hij aan Abraham en David had gedaan, Luc. 1 : 69, Jes. 25:6-12.
73. Daarmee heeft Jesaja zijn lofgedicht laten beginnen. Jahweh,
U, U bent mijn God. U prijs ik. Uw naam (= Uw krachtsbetoon, Deze pericoop trekt de lijn door van Jes. 2 : 1-5 (van Jeruza-
z. reg.) loof ik. Immers hebt U door het verrichten van wonderdaden lem zal de thora uitgaan) en van Jes. 11 en 12. Als Christus straks te
Uw onwankelbare trouw aan Uw aloude plannen getoond, vs 1. Met Jeruzalem overwonnen heeft zal men zich mogen verheugen over

94 95
§ 23 Verzekering van Sions herstel Verzekering van Sions herstel § 23

een tweevoudige zegen, nl. een van leven, vs 6-8, en een van vrede, en diens zoon Joram, 2 Kon. 1: 3. Na Elisa's dood vielen er Moabi-
vs 9-12. tische benden het land van Israel binnen, 2 Kon. 13 : 20. Hoe be-
1° . Zegen van leven, vs 6-8. grijpelijk, dat men in Jesaja's dagen het woord „Moab" gemakke-
Ook nu bedient de profeet zich van fraaie beeldspraak om het lijk kon bezigen als een figuurlijke aanduiding van al Israels vij an-
Evangelie van Christus' overwinning te beschrijven. den.
Het genot, dat alle volken zullen smaken bij het vernemen van Toen God door Christus' dood en opstanding voor alle vol-
het Evangelie, wordt vergeleken met het genot van een koninklijk ken het leven liet verwerven, liet Hij dat gebeuren te Jeruzalem
feestmaal, vs 6. Een vergelijking, die wel vaker in de Heilige Schrift („op deze berg" vs 7, 10) en liet Hij die Christus voortkomen uit
voorkomt, Ps. 23 : 5, 36 : 9. Saul en David hebben het yolk vorste- Israel. Was dat geen grote eer? Want wat had Israel in de loop der
lijk getracteerd, 1 Sam. 11 :15, 2 Sam. 6: 19. Zo zal de verrezen tijden niet van z'n vijanden te lij den gehad! Toch bestond het dan
Christus de volken der wereld vorstelijk tracteren op Zijn Evange- toch nog maar. Maar waar waren Israels vijanden? Waar was by.
lie. Moab? Het was nergens meer.
Vervolgens denkt Jesaja aan de gewoonte om bij rouw het Ook deze toekomst heeft Jesaja aan zijn tijdgenoten mogen
hoofd met een doek te omhullen, by. David op de vlucht voor en bij voorzeggen. Er kwam eerst wel een donkere tijd, maar dan volgde
de dood van Absalom, 2 Sam. 15 : 30, 19 : 4. Jesaja zag eerst alle een toekomst, waarin Israel onder de volken niet slechts nog een
volken met zo'n rouwsluier overdekt. Maar dankzij Christus' over- plaats zou innemen, maar zelfs een eersterangs plaats. Door het
winning kon die rouwsluier worden verwijderd, vs 7. Want de gebeurde te Jeruzalem. Tot heil van de hele wereld. Maar al Israels
dood was overwonnen. God zou alle tranen drogen. Aan het sma- vijanden zouden verdwenen zijn. Moab by. Wat een rust en vrede
delijk nederdalen in het graf kwam een einde. Heus waar! Dat voor Gods yolk.
moest Jesaja namens Jahweh zeggen, vs 8. De apostel Paulus haalt Houdt men rekening met deze beeldspraak van Jesaja, dan
Jesaja's uitspraak in 1 Cor. 15 : 54c aan. Jesaja heeft mogen voor- laten vs 9-12 zich gemakkelijk aldus verklaren.
zeggen, dat het Evangelie vanuit Jeruzalem de wereld ingaan zou Vs 9. Er komt een tijd, waarin men tegen elkaar zeggen zal:
als een betrouwbare belofte van eeuwig leven. (Letterlijk schrijft Zie je wel. Dit is nu echt werk van onze God. Wat heeft Hij Zijn
hij, dat Jahweh toen „de dood voor eeuwig heeft opgeslokt.") naam eer aangedaan. Jahweh betekent immers: de Nabije, de Hel-
2°. Zegen van Vrede, vs 9-12. per, I a , 284.
Een sterk staaltje van Jesaj a's overvloedige beeldspraak ont- Vs 10a. Zie het verschil tussen onze vijanden en ons. Op Jeru-
moeten we bier in z'n gebruik van het woord „Moab" (vs 10). zalem rust zegenend Gods hand. Maar waar zijn onze vijanden?
In de loop der tijden heeft Israel wel veel last gehad van zulke Waar is Moab?
grote volken als de Assyriers en Babyloniers. Maar deze woonden Op deze vraag volgt een drievoudig antwoord in de vss 10b, 11
tenminste ver weg. Dichterbij woonden echter allerlei kleine vol- en 12. Bij de vertaling en verklaring hiervan volgen we hoofdzake-
ken en daarom heeft Israel daarvan naar verhouding veel meer last lijk Dr. James Neil, Palestina en de bijbel, 1920, blz. 67.
gehad. By. van Moab. Daarmee heeft het reeds te doen gehad v66r Vs 10b. Maar Moab wordt vertreden op de plaats, die hem toe-
de intocht in Kanaan, Num. 22 (koning Balak en de waarzegger komt.
Bileam). Mozes heeft vermenging met de Moabieten verboden, Zoals stro wordt vertreden te') Madmena.
Deut. 23 : 3. Ehud heeft met de Moabieten gestreden, Richt. 3 : 12, Er is geen reden te denken aan het ophopen van mest tot een
en Saul, 1 Sam. 14 : 47, ell David, 2 Sam. 8 : 2 en Achab, 2 Kon. 1 : 1, vaalt (St.V). Dat is westers gedacht. „Er wordt in Palestina nooit

96 I 97
§ 23 Verzekering van Sions herstel Verzekering van Sions herstel § 23

mest op een korenakker gebracht" (Neil). Madmena was eenvou- kwamen, naar zulke Schriftgedeelten als deze met gretige hand ge-
dig een Moabitische plaats. grepen hebben, wanneer zij tij den beleefden vol boosheid, zowel
Vs 11. Hij (Jahweh) zal in zijn midden met Zijn armen zwaaien. binnen als buiten Jeruzalem. Dan werden zij door Jesaja's schrifte-
Zoals een zwemmer dat doet bij het zwemmen. lijke nalatenschap wel menigmaal zeer ernstig gewaarschuwd,
Zodoende zal Hij z'n hoogmoed vernederen, ondanks z'n handi- maar niet zonder tevens heerlijk te worden getroost. Een combina-
ge streken. tie, die men in dit bock herhaaldelijk ontmoet.
Gedacht is aan de krachtige slagen, die men bij de oosterse
wijze van zwemmen op het water doet neerkomen. Zulke patsen In het lied, dat ditmaal voorop gaat, wordt eerst de bevrij ding
zou Jahweh aan Moab geven en daardoor al z'n kracht (vestingen van Jeruzalem bezongen, vs 1-4, en daarna de ondergang van z'n
en wallen, zie Kir Hareseth in 2 Kon. 3 : 5) en al z'n vaardigheid vijanden, vs 5 en 6. Waar zijn zij nu, de Assyriers en Babyloniers,
breken. en het lastige Moab? Maar Jeruzalem is er en hoe!
Vs 12. Het laatste woord wordt tot Moab ahw. rechtstreeks Het lied verplaatst z'n zangers naar een toekomst, waarin vro-
gesproken. me pelgrims vrij en blij hun „sterke stad", die weer van muur en
Uw hoge vesting met haar wallen werpt Hij terneer. bolwerk is voorzien, juichend binnentrekken. Die herbouw is werk
Hij doet (u) ter aarde terechtkomen, in het stof. van Jahweh, vs 1. En tot het binnentrekken van de geopende poor-
Wat zal deze profetie van de betrouwbare Jesaj a zijn tij dgeno- ten wordt een yolk uitgenodigd, dat zich weer trouwjegens Jahweh
ten bemoedigd hebben. Zij begrepen de bredere strekking van het gedraagt, vs 2. Z'n levensgedrag is weer zo solide, dat Jahweh het
woord „Moab" zeer wel. En heden mogen ook wij er op vertrou- met Zijn „sjaloom" (vrede, z.reg.) wenst te bekronen, vs 3. Daar-
wen, dat God aan Christus' gemeente niet slechts het genot van het aan kan men tevens zien, dat Jahweh zo betrouwbaar is als een
Evangelic van het eeuwige leven op de nieuwe aarde zal laten be- rots. Wie zich aan Hem houdt, heeft vrede, vs 4.
houden, maar haar ook tot de jongste dag toe zal doen voortbe- Vergelijk daarmee het lot van Jeruzalems tegenstanders. Wat
staan, terwijl haar vijanden de een na de ander van het wereldto- zijn de arme godvruchtigen vaak door hen verdrukt. Maar God
neel zullen verdwijnen. heeft die machtigen zo vernederd, dat de voeten van de eani (ar-
11. JESAJA VOEGT AAN HET REEDS GESCHETSTE TOE- men, vromen, verdrukten, h § 3) nu over hen kunnen heenlopen.
,

KOMSTBEELD NOG ENIGE TREKKEN TOE, Wat ze nalieten was slechts graf en puinhoop, vs 5, 6. Naar de
JES. 26 en 27. plaatsen, waar Babel en Nineve hebben gelegen, heeft men in la-
tere tijd moeten zoeken. Maar vanuit Jeruzalem was het Evangelic
De inhoud van deze twee hoofdstukken vertoont zeer veel
van Gods Zoon, die na lij den en opstanding verhoogd was tot
overeenkomst met die van de voorafgaande twee. Bij sommjge ge-
Gods troon, de wij de wereld ingegaan.
deelten ervan moet men wel aan herhaling denken, zij het ook in
andere woorden en met gebruikmaking van andere beelden. An-
dere gedeelten zijn blijkbaar als aanvulling bedoeld. 2. Jesaja geeft opnieuw een beschrijving van de toekomst van land
en yolk, nu in de vorm van een gebed der vromen, Jes. 26 : 7-18.
1. Jesaja voorzegt opnieuw door middel van een lied, dat Jeruzalem
een toekomst tegemoet gaat, waarin het een centrum van verblij- De profeet beschrijft ditmaal de te verwachten toekomst door
dend hell zal zijn, Jes. 26: 1-6. aan de vromen een gebed in de mond te leggen, waarin zij van Jah-
Wat zullen Jesaja's vrome tijdgenoten en degenen, die na hen weh het volgende drieerlei begeren.

98 99

§ 23 Verzekering van Sions herstel Verzekering van Sions herstel § 23

1° . Op de weg der gerechtigheid te mogen volharden, Jes. 26: 7-9. Anders zou men by. bij vs 19a kunnen menen, dat hij daar vs
De vromen erkennen niet alleen in onderlinge gesprekken, 14a tegenspreekt. In vs 14a was immers gezegd: „Doden herleven
maar ook in hun gebeden tot God, dat de geschiedenis van land en niet, schimmen ( = overledenen) staan niet op". Maar in vs 19a
yolk door de hand van Jahweh geleid wordt. Dat Hij een ieder ver- staat: „Herleven zullen uw doden". We herinneren ons echter, dat
geldt naar z'n werken; de rechtvaardige naar z'n gerechtigheid, de het de bedoeling van vs 14 niet was een uitweiding over de weder-
goddeloze naar z'n ongerechtigheid. (Over goddelozen binnen Is- opstanding te geven. Er was alleen maar gezegd, dat Israel van zijn
rael, Ij, § 4.) Dit laatste is erg, zij zijn er stil van, liggen er 's nachts tegenstanders was verlost doordat God ze had verdelgd. Daar had-
van wakker, maar billijken het, ja zij vragen er om. den zij toen niet van terug gehad. Daar konden ze toen niet meer
onderuit. Toen was het afgelopen met hun verdrukken van Gods
2°. Van de weg der goddelozen te mogen wijken, Jes. 26:10, 11.
yolk. Men kan dit geen uitweiding over de wederopstanding der
Op zulke goddeloze verbondsverlaters zijn in de loop van Is-
doden noemen.
raels geschiedenis geduchte slagen neergekomen. Hoeveel geduld
En die treft men evenmin aan in vs 19a.
heeft God niet tegenover Achab getoond. Ook aan Joahaz, Joja-
We ontkennen niet, dat Israel van de toekomende wederop-
kim, Joj achin en Zedekia doen weten welke rechten en plichten in

1
standing der doden heeft afgeweten. De aartsvaders hebben ge-
Israel hadden te gelden. Maar zij luisterden niet. Eindelijk kwam
leefd in de hoop op het eeuwige leven in het betere vaderland, I a4:::'-.
de ondergang en was het te laat.
394. Tabernakel en tempel hebben daarvan getuigd, I a , 400. Israel
3°. Door God geholpen te mogen worden, daar zij uit zichzelf niets f heeft voorzeker weet gehad van het Evangelie der wederopstan-
vermogen, Jes. 26: 12-18. ding aller doden. Hoor Martha: Ik weet, dat hij (nl. Lazarus) zal ,
De ware vromen verbeelden zich niets. Ook wanneer zij be- opstaan bij de opstanding ten jongsten dage, Joh. 11 : 24; breder CO
tere dagen mogen beleven, omdat hun verdrukkers volledig zijn § 8, 4 (keken de gelovigen van het O.T. al over het graf?).
uitgeschakeld, immers door de onherroepelijke dood, laten zij zich Maar op die algemene wederopstanding heeft vs 19a klaar-
op die situatie van vrede niet voorstaan als op vrucht van eigen blijkelijk niet het oog gehad. Het bevat immers de toeroep: „Uw
werk. Evenmin verheffen zij zich op eigen kracht, wanneer zij weer doden zullen herleven". Met die „Uw" zijn niet alle mensen, maar
in het land der vaderen zijn teruggekeerd en daarin het aantal in- bepaald de bidders van daareven bedoeld. Jesaja drukt zijn solida-
woners sterk toeneemt. Dan vergelijken zij hun aandeel daaraan riteit met deze bepaalde mensen bovendien uit door aan zijn toe-
veeleer met het resultaat van een schijnverwachting. Zij smeken roep: „Leven zullen uw doden" nog toe te voegen: „Mijn doden
alle „sjaloom" of van Jahweh en van Jahweh alleen. zullen opstaan". 2 ) De profeet heeft het dus niet over een algemene,
maar over een speciale opstanding. Een opstanding van dat yolk,
3. Jesaja voorzegt de verhoring van het gebed der vromen, Jes. dat hij hier „mijn doden" noemt en straks, in vs 20, „mijn yolk".
26:19-27:1. Met dat yolk wordt heel Israel bedoeld of, zoals het in 27 : 6 heet,
„Jacob" (EfraIm en Juda). En als Jesaja hier over de wederopstan-
In het antwoord, dat de bidders ontvangen, wordt hun het
ding van zijn yolk spreekt, bedoelt hij dat niet eigenlijk, maar zin-
volgende beloofd.
nebeeldig. Dan heeft hij daarmee Israels nationaal herstel op het
1°. Israels herstel, Jes. 26: 19. oog.
Jesaja bedient zich hier weer van een beeldenrijkdom, die van Zulke beeldspraak vinden wij misschien wel een beetje kras.
de bijbellezers scherpe attentie vraagt. Maar die indruk zal zij op Jesaj a's toehoorders en eerste lezers ze-

100 101
§ 23 Verzekering van Sions herstel Verzekering van Sions herstel § 23

ker niet hebben gemaakt. Dit is op te maken uit zekere spreekwij- 2°. Israels veilige bewaring, Jes. 26 : 20, 21.
zen, die voorkwamen bij Hethieten en inwoners van Ugarit, dus bij Uit 24: 1-20 is ons al gebleken, dat Jesaja het vooruitzicht
buurvolken van Israel. In deze wereld kon men over de bestraffing heeft gehad op een vreselijke toekomst. Hij heeft al gezien, zo blijkt
en verwerping van een ontrouwe vazal spreken met gebruikma- hier, dat Jahweh toornig was opgestaan van Zijn troon om een eind
king van de term „doden". Maar later kon van diezelfde vazal wor- te maken aan het vergieten van al het bloed, dat om wraak riep,
den gezegd, als zijn grootkoning hem weer in genade aannam, dat Gen. 4: 10, Job 16 : 18. Met het oog daarop heeft de profeet aan
deze hem „weer ten leven deed rijzen". ³ ) Een duidelijk bewijs, dat zijn yolk de raad gegeven zich maar overal buiten te houden en zich
het voorafgaande „doden" niet eigenlijk, maar figuurlijk moet be- te verbergen in z'n binnenkamer, de plaats des gebeds, Matth. 6 : 6.
doeld zijn. Op dezelfde wijze kon worden gesproken over een heel Over de ontzettende slagen, die op Assyrie, Babylonie en Egypte
volk, j a over een land. Nu, landen sterven niet echt. zijn neergekomen, zal het volgende vers nader spreken. Wat een
Welnu, in de Heilige Schrift wordt soms op gelijke wijze ge- wonder, dat Israel door die tijden heengekomen is met behoud van
sproken over de bestraffing en begenadiging van Israel. Zie bv. zijn volksbestaan. Onder de koningen der Perzen ontving het zelfs
Ezechiels visioen van de herlevende doodsbeenderen, 37 : 1-14 zulk een verademing, dat het kon overgaan tot tempelbouw, Ezra
(waarmee Israels nationaal herstel is bedoeld). Een ander duidelijk 9 : 9.
voorbeeld geeft Hos. 6 : 1-3 te zien (Hij zal ons na twee dagen doen
herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten). En hoe vaak ont- 3°. Jahweh's afrekenen met Israels tegenstanders, Jes. 27: 1.
moeten we in de Psalmen niet zulke gebeden als „Maak ons le- Jesaja heeft voor zijn beeldspraak zelfs gebruik gemaakt van
vend" en „Zult Gij ons niet doen herleven?". Ps. 80 : 19, 85 : 7, V, § het heidense bijgeloof met z'n verhalen over monsters, die streden
15, 405. Men leze die als gebeden om Israels behoud als natie. Wat met de goden. Niet onmogelijk heeft hij zijn keus ditmaal zelfs met
krijgen ze dan een concrete inhoud. enig spottend genoegen op die heidense verhalen laten vallen, om-
dat hij de ondergang ging aankondigen van Assyrie, Babylonie en
We spraken van Jesaj a's beeldenrijkdom. Wel geteld komen Egypte. Het is tenminste waarschijnlijk, dat hij op deze drie we-
we er in vs 19 drie tegen. In vs 19a wordt Israels herstel aangekon- reldmachten het oog heeft gehad door tweemaal het woord „levia-
digd onder het beeld van een dodenopstanding. In vs 19c wordt than" en eenmaal het woord „tannin" te bezigen. Oorspronkelijk
Israels herstel beloofd onder het beeld van de aarde, die haar do- schijnt leviathan de naam voor een slangachtig monster te zijn ge-
den tot leven brengt gelij k een vrouw haar kind ter wereld brengt. weest. Vandaar dat het woord in Jes. 27: 1 als bijstellingen krijgt
Hierover behoeven we niet meer te spreken. Maar in vs 19b lezen „de snelle slang" en „de kronkelende slang"). Met die eerste le-
we: „ Want uw dauw (zal zijn als) de dauw des lichts." Bedoeld is hier viathan zal Jesaja de snel stromende Tigris hebben bedoeld en zo-
het natuurverschijnsel, bekend uit de geschiedenis van Gideon, l e , doende Assyrie, terwijl hij met de tweede leviathan het oog zal
500; door James Neil liever „nachtmist" genoemd. In de droge hebben gehad op de veel langzamer stromende en zich in ontelbare
helft van het jaar sterven Palestijnse planten en bomen niet, inte- bochten kronkelende Eufraat en zodoende Babylonie. Het derde
gendeel, omdat zij gestadig door zware nachtmist worden bevoch- monster noemt hij „de tannin, die in de zee is". Oorspronkelijk zal
tigd. Hiermee vergeleek Jesaj a het toekomstig herstel van zijn yolk. tannin de naam voor een of ander groot land- of waterdier in
1\
, Zomaar even er tussen door. Wel een doorslaand bewijs, dat we Egypte zijn geweest 5 ), vervolgens kan met dit woord beslist ook het
ook in vs 19a en vs 19c met figuurlijke spreekwijzen te doen heb- land Egypte worden aangeduid, getuige Ezech. 29 : 3. Dat zal bier,
ben en dus niet met echte dodenopstanding. in Jes. 27 : lc, ook het geval zijn. Het zou goed kloppen met 18 : 1,

102 103
§ 23 Verzekering van Sions herstel Verzekering van Sions herstel § 23

waar het woord „zee" blijkbaar ook een benaming voor de Nijl menrijk. Dit herenigde Israel zal de hele wereld tot zegen zijn, vs 6.
was. Straks komen vs 12 en 13 hierop terug.
Maar voordien zal Israel er nog wel terdege van langs krijgen,
4. Jesaja profeteert, dat Israel wel weer naar Jeruzalem zal worden zoals z'n akkers er soms van langs krijgen door de alles ver-
teruggevoerd, maar niet dan na veel lijden te hebben ondergaan schroeiende oostenwind. Israel zal harde klappen krijgen, maar
en niet anders dan aan een stevige hand, Jes. 27 : 2-13. niet zulke harde als z'n verdrukkers, vs 7, 8. En dan zal Israel ge-
Om dit slot werd door het voorafgaande a.h.w. gevraagd. noeg betaald hebben. Als het daarna dan ook maar geen heidens
Want aan de bidders was nu wel verhoring toegezegd. Israel zou altaar en geen afgodsbeeld meer aankijkt, vs 9.
door de op handen zijnde tijd van Goddelijke gramschap heenko- Jammer dat Jeruzalem, de onneembare vesting van vroeger,
men zonder z'n bestaan totaal te verliezen. Maar hoe moest dat? toch nog wel een treurige tijd zal moeten doormaken. Het zal er bij
Zou God al Israels zonden dan maar ongestraft laten passeren? En liggen als een stuk woestijn. Gras tussen de stenen. Amper een
als het zich later eens opnieuw ongehoorzaam gedroeg? struik met wat takjes, voor het vee om aan te knabbelen en voor de
Het antwoord is drievoudig. vrouwen om er een vuurtje van aan te leggen. Wat jammer toch,
dat dit yolk zich maar niet correct heeft willen gedragen (vgl.
I° . Jahweh zal Israel wel weer tot Zijn wijngaard aannemen, maar 1 : 3b). Vandaar zo'n hele periode zonder ontferming van Hem, die
zal het stellen onder strenge bewaking, Jes. 27: 2-5. het tot Zijn bevoorrechte natie verkozen en verheven had, vs 11.
Dit is niet de eerste keer, dat Israel bij een wijngaard wordt
vergeleken. Het gebeurde ook in Jes. 5 : 1-7. Maar gelukkig wordt 3°. Jahweh zal Israel wel uit z'n verspreide oorden van ballingschap
bier niet voorzegd, dat God Zijn wijngaard zal laten vertrap- doen wederkeren, maar dan om voortaan alleen Hem te Sion te vere-
pen. Hier wordt beloofd, dat God hem ( = Israel) aldoor van water ren, Jes. 27 : 12, 13.
zal voorzien en er dag en nacht over zal waken, opdat niemand Straks laat God de dag der verlossing uit de oorden der bal-
hem zal kunnen beschadigen. Want Jahweh zal niet boos meer lingschap aanbreken. Met kracht. Zoals bij het dorsen de tarwe-
zij n. korrels door de kracht van de vlegel uit hun aren worden gedopt,
Tenminste, mits er niet opnieuw veflating van Zijn wegen zullen de ballingen alom uit hun omgeving worden bevrijd, vs 12.
plaats heeft. Of, om in de stijl van het beeld van de wijngaard te En dan zullen ze overal vandaan komen. Niet alleen uit heel „Ka-
spreken, mits er zich in de wijngaard niet opnieuw dorens en diste- naan naar z'n ideele grenzen", van Wadi el Arisj tot de Eufraat,
len voordoen. Want dan zou Jahweh er op afgaan, ze uitrukken en Num. 33: 1-12, l c , 339. En niet alleen uit het noorden vandaan,
verbranden. Geen goddelozen in Zijn gemeente. kortheidshalve met Assur aangeduid, maar ook uit het zuiden,
Intussen, veel en veel liever zou Jahweh zien, dat zulke godde- kortheidshalve Egypte genoemd. Zie echter in Jes. 11 : 11-16 naar
lozen zich tot Hem zouden bekeren en met Hem vrede -sloten. welke landen er nog meer als gevangenen, by. als slaven, zijn ver-
dreven. Maar God zal als met bazuingeschal ook die verder weg
2°. Jahweh zal Israel wel terdege straffen, al zal Hij het doen met verdrevenen naar het aloude erfland terugroepen. Daarheen!
mate, Jes. 27: 6-11. Daarheen! (Is dus alle moeizaam onderzoek naar de vraag, waar
De schone toekomstbelofte zal dus in vervulling gaan. Er zal de tien stammen gebleven zijn, niet totaal overbodig?)
een hereniging plaats hebben van alle afstammelingen van vader Maar een ding zullen de weergekeerden moeten bedenken.
Jacob, hetzij ze gehoord hebben tot het tien- of tot het tweestam- Van nu of beslist geen afgoderij meer. Voortaan alle godsdienstige

104 105
§ 23 Verzekering van Sions herstel
1' 1
verering uitsluitend voor Jahweh. En de periodieke samenkomsten
van heel het weergekeerde yolk uitsluitend gehouden op de Sion.
Op de heilige berg te Jeruzalem. Wij weten nu, dat daar de tweede
tempel verrezen is. De tempel, die door Gods Zoon betreden is, 24
voor Hij Zich overgaf om aan het kruis te sterven als Heiland der
wereld. Wij weten nu: ddârtoe is Israel, is Juda hersteld en is Jeru- EEN BOER PLOEGT NIET ALDOOR
zalem herbouwd.

NOTEN Zelfs stadskinderen weten al wel wat ploegen is. Dan wordt
I ) „We lezen het hebreeuwse briny als: bemo, een dichterlijke worm van be, op, in".
Dr. L.A. Snijders, Jesaja Deel I, pag. 253. de akkergrond met een groot mes opengereten. Een operatie,
2) „Mijn lijk" wordt door Dr. Reiner-Friedemann Edel in Hebraisch De'utsche waaronder die grond Daarom moet het niet aldoor gebeu-
Praparation zu Jesaja collectief opgevat, wat blijkens het werkwoord, dat in het ren.
meervoud staat, zeker geoorloofd is.
3)Ontleend aan J. Wijngaards, Death and resurrection in covenantal context (Hose Jesaja woonde te Jeruzalem en richtte zich dus veelal wel tot
VI 2), V.T. XVII, 2, 226-239. De auteur wijst er op, dat volgens S.V. McCosland in stadsmensen. Maar die begrepen Jesaja ook best, toen hij de ma-
J.B.L. 48, 1929, pp. 124-137, noch door Joden noch door Christenen van de eerste ser, waarop God Zijn yolk strafte, vergeleek met het ploegen van
tijd bij Hos. 6 : 2 gedacht is aan de wederopstanding ten jongsten dage; o.i. iets om
ter harte te nemen bij Jes. 26: 19. de boer. Daarmee bleefzo'n man natuurlijk niet aan de gang. God
In 't voorbijgaan merken we op, dat de auteur het ook zeer aannemelijk maakt, dat had hem wel beter geleerd.
in de herhaalde mededeling der Schrift, dat onze Heiland „ten derden dage" weder 7
Door zo te spreken attendeerde Jesaja op de barmhartigheid
opstond, blijkens plaatsen als Ex. 19: 11, 16, Hos. 6: 2, Am. 4: 4, 1 Cor. 15 : 3, 4 een
verbondsklank is te horen. van Jahweh tegenover Zijn yolk. Hij wilde het niet permanent kas-
4) Aldus Ds. J. Francke, Veelkoppige monsters, 1970, blz. 72. tijden. Dat laat de bundel, die nu volgt, Jes. 28-35, regelmatig zien.
5) Idem, blz. 74. Verschaft ook uitvoerige litteratuuropgave. De delen, waaruit hij bestaat, zijn alle naar dat model opgesteld.
Telkens volgt na een stukje over nare duisternis een stukje over
vriendelijk licht, na een stuk over gericht toch altijd weer een stuk
over ontferming, na oordeel toch steeds weer troost. Al straft God
Zijn yolk, Hij verbrijzelt het niet. Een boer ploegt ook niet aldoor.

I. JESAJA VERMAANT DE JERUZALEMSE LEIDERS VAN


ZIJN DAGEN, MAAR HIJ DOET HET NIET OP LIEFDE-
LOZE WIJZE, JES. 28.

In welke j aren van zijn Leven de hier vermelde vermaning door


de profeet is uitgesproken, wordt niet uitdrukkelijk vermeld. Maar
zij lijkt het best te passen tussen de j aren 722 en 701. In 722 hebben
de Assyriers Samaria veroverd en in 701 hebben zij ook Jeruzalem
van vlakbij bedreigd. Aan die donkere toekomst doet dit hoofd-
stuk telkeng denken.

106 I 107
§ 24 Een Boer ploegt niet aldoor Een Boer ploegt niet aldoor § 24

1. Jesaja bestraft de Jeruzalemse leiders wegens hun wangedrag en zich veilig achter z'n dikke muren. Ze zijn in onze eeuw opgegra-
ongeloof, Jes. 28 :1-22. ven. Meters dik!
Maar de Assyriers hebben het fraai gelegen Samaria — 't leek
Wat God Zijn knecht Jesaja reeds bij diens roeping tot pro- wel een kroon, op die heuveltop boven dat vruchtbare dal — met
feet heeft aangezegd, is wel droevig nauwkeurig uitgekomen. Jesa- een grote hap opgeslokt zoals iemand een vroege vijg gretig op-
ja's prediking is niet aangenomen. Vooral in leidende kringen slokt, als een delicatesse. Zo zal het eraan gaan, vs 1-4.
heeft men er niet van willen weten. Al zal toch zelfs van het ongehoorzame tienstammenrijk nog
een overblijfsel behouden worden. Jahweh der legerscharen zal
A. Jesaja houdt Jeruzalem de spiegel van Samaria voor, een betere kroon voor de overgeblevenen zijn dan de kroonstad
Jes. 28 : 1-6. Samaria. Zij zullen nog deel hebben aan Israels herstel en tot een
Dat Jeruzalems leidende kringen niet naar Jesaj a hebben wil- samenleving terugkeren, waarin het recht in de poort met kracht
len luisteren, is een belediging voor God en Zijn knecht geweest. gehandhaafd wordt, vs 5-6. (Over de weerkeer van ballingen, die
De feiten hadden toch gesproken. Jesaja's uitspraak tot koning afkomstig waren uit het tienstammenrijk, spraken we bij Jes.
Achaz, dat zijn gemalin in verwachting was, was toch waar geble- 11 : 11, 12.)
ken. En Jesaj a's voorspelling, dat haar kindje een jongetje zou zijn, Die profeet Jesaj a heeft nu ook nooit kunnen bestraffen (vs 1-
was toch uitgekomen, 7 : 14. 4) zonder er een woord van vertroosting bij te doen voor het god-
Een ander bewijs van zijn profetische betrouwbaarheid had vrezend overblijfsel (vs 5, 6).
Jesaja gegeven, toen hij koning Achaz de goede raad gaf niet te B. Jesaja bestraft Jeruzalems kerkelijke leiders, Jes. 28: 7-13.
vrezen voor „die twee smeulende stompen brandhout". Hiermee Hoe was het mogelijk, dat de profeet het lot van Samaria van
waren de koningen van Damascus en Samaria bedoeld. Er zou voor 722 als een waarschuwende spiegel kon voorhouden aan het
niets van hun plannen tegen Juda terecht komen. Ze zouden zelf Jeruzalem van voor 701? Heel eenvoudig. Dat kon doordat het in
ten val komen, 7 : 4-7. Inderdaad hebben de Assyriers Damascus het Jeruzalem van vandaag net zo wuft toeging als in het vroegere
veroverd in 732, Samaria tien jaar later. Samaria. Deze pericoop begint met het veelzeggende woordje
Welnu had het geen aangrijpende indruk moeten maken, toen „ook" en de eerste zin ervan luidt aldus: Ook dezen (nl. hier te
deze absoluut vertrouwbare Jesaj a aan zijn waarschuwende woor- Jeruzalem) waggelen van de wijn en duizelen van de drank, vs 7a.
den tot de Jeruzalemmers een profetie liet voorafgaan, waarin hij Haar verdere inhoud bestaat uit de volgende delen.
indertijd de inneming van Samaria door de Assyriers had voor-
speld? Waarschijnlijk is dit stuk wel te Jeruzalem zwart op wit in a) Jesaja verwijt aan priesters en profeten hun wangedrag, Jes.
het bezit van deze en gene geweest, zodat Jesaja zich er op kon be- 28:7, 8.
roepen als het zoveelste bewijs van zijn profetische betrouwbaar- Beide soorten van leiders worden als in 66n adem genoemd.
heid. En wat was het actueel. Want met die hagelstorm en die wa- „Priester en profeet", vs 7. Misschien gebeurde dat ook anders wel,
tervloed, waarvan „Adonai" (aanduiding van God als Heer en omdat deze mensen vermoedelijk vaak samenwerkten, waarover
Meester) gebruik zou maken om er het mooie, stevig gebouwde, straks meer. Maar ze zijn bier stellig tegelijk genoemd, omdat Jesa-
welverzekerd wonende en vrolijk fluitende Samaria mee tegen de ja op beide groepen gelijke critiek moest oefenen.
grond te smakken, vs 2, is natuurlijk het ontzettende militair ge- / °. Op de priesters.
weld van de Assyriers bedoeld, evenals in 8 : 7, 8. Samaria waande We weten welke taak aan deze mannen was opgedragen. Ze-

108 109
§ 24 Een boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

ker, ze moesten ook offeren. En dan mochten ze gerust meegenie- wijl het de taak van de priesters was het yolk bekend te maken met
ten van de spijze en drank der vredeoffermaaltij den, Lev. 3, I b , Jahweh en Zijn verbond en het de taak der profeten was Gods yolk
205. Maar wat ze verder vooral hadden te doen was: Israel te on- eveneens te onderwijzen, eventueel door nieuwe openbaringen, die
derwijzen. Aan Israel les te geven in de geschiedenis der grote zij ontvingen („gezicht" vs 7), kwam daarvan in Jesaja's tijd weinig
daden van Jahweh. Het met Zijn naam bekend te maken (z.reg. of niets terecht. De heren priesters en profeten leidden een bestaan
onderwijzen). En tenslotte hadden ze in moeilijke gevallen de van patertje Goedleven. Ze waren vaak zo dronken, dat ze er van
plaatselijke rechters — vaak maar eenvoudige oudere mannen — braakten. Vandaar in vs 7: Zij dwalen in 't gezicht (de profeten), zij
van advies te dienen, Deut. 17 : 9, 19 : 7. waggelen in 't gericht (de priesters).)
Maar wat moest hiervan terecht komen, als de priesters gere-
geld dronken waren? b) Jesaja's verwijt wordt onder spot afgewezen, Jes. 28 : 9, 10.
Alweer is er niet naar Jesaja geluisterd. De heren wensten zich
2° . Op de profeten. door hem niet te laten zeggen hoe zij onderwijs moesten geven, als
Evenmin als het woord priester garandeerde, dat men met een priesters, en welke openbaringen zij moesten uitspreken, als profe-
goede en trouwe priester te doen had, is dat het geval geweest met ten. Ze voelden zich beledigd. Ze vroegen: Wie wil hij (Jesaja) ken-
het woord profeet. nis lezen en wie wil hij les geven in het verstaan van openbaringen, vs
Er zijn goede profeten geweest als Samuel. En welk uitne- 9. Wist hij wel met wie hij te doen had? Toch zeker met geen kleine
mend werk hebben Elia en Eliza alsmede hun leerlingen niet ge- kinderen, die amper waren gespeend. Zoals we weten placht men
daan in het tienstammenrijk. Zij zullen het onderwijzend werk van de kinderen lang borstvoeding te geven, I f , 25. Het was zeker niet
de priesters te Jeruzalem, dat de tien stammen na de rijksscheuring de eerste keer, dat Jesaja aanmerking op hun wangedrag maakte
moesten missen, zo veel mogelijk hebben overgenomen. Wat heb- Daarom hebben zij hem blijkbaar uitgemaakt voor een school-
ben die trouwe profeten niet van Izebel moeten lij den. Maar we meester, die zijn kinderen geregeld dezelfde deuntjes leerde. Ze
constateerden reeds tij dens het leven van koning Achab een zekere waren zo vrij er zelf een te bedenken en de profeet daarmee achter-
kentering, Ig, 593. Helaas hebben rust en voorspoed op menig pro- na te lallen. Het luidde zo:
feet zelfs een verkeerde invloed gehad. Men ging zijn toehoorders Want het is maar tsaw laatsaaw, tsaw laatsaaw,
naar de mond praten. In tegenstelling met de trouwe profeet Mi- qaw laaqaaw, qaw laaqaaw.
cha van 1 Kon. 22. zeier sjaam, zeier sjaam, vs 10.
Ook in Juda is er blijkbaar zoiets als een profetenstand ont- Men is het er niet over eens, of al deze klanken met elkaar
staan. Mogelijk in goed bedoelde navolging van wat in Israel ge- zekere bestaande Hebr. woorden hebben gevormd en zo j a hoe
beurde. Misschien zijn het wel vooral levieten geweest, die voor het deze dan moeten worden vertaald. Geeft men er vertaling van, dan
profetische werk in aanmerking zijn gekomen, 2 Kon. 23 : 2, Ig, is, gezien de straks volgende reactie van Jesaj a, de volgende wel-
786. licht de beste:
Er is echter ook in de kring van die Judese profeten bederf Want het is maar gebod op gebod gebod op gebod
ingetreden. Wat heeft Jeremia te Jeruzalem niet te stellen gehad regel op regel, regel op regel,
met de „valse profeten". (Zo noemen wij deze lieden tenminste hier een weinig, daar een weinig.
Maar in het O.T. komt die benaming niet voor, wel in de Gr. vert. Echte dronkemanstaal. Maar de profeet heeft er de klanken
ervan, de LXX. 2 ) En wat Jesaj a al beleefd heeft, lezen we bier. Ter- van Gods naderend oordeel in vernomen. En die doorgegeven.
ss' 24 Een boerploegt niet aldoor Een boerploegt niet aldoor § 24

c) Jesaja kondigt Gods oordeel over de spotters aan, Jes. 28: de gelovigen, maar voor de ongelovigen". Klaarblijkelijk heeft hij
11-13. met „ongelovige" niet het oog gehad op totaal onwetende heide-
Door middel van de ernstige woorden, waarmee de profeet nen, maar op toentertijd overal voorkomende leden van het vroe-
zijn tegenstanders van repliek diende, heeft hij hen zowel een blik gere verbondsvolk, die de prediking der apostelen afwezen ³ ). Voor
in het verleden als een blik in de toekomst laten slaan. deze ongehoorzame Joden heeft het klinken van het Evangelie van
Wat die blik in het verleden betreft, hij heeft hen er op gewe- Christus in Geestestaal, zoals dat in de apostolische tijd meerma-
zen, hoe graag Jahweh aan Zijn yolk in het land Kanaan een rustig len blijkt te zijn voorgekomen, Hand. 2: 4, 10 : 46, 1 Cor. 12: 30,
leven zou hebben bezorgd, als het zich van samengaan met de hei- betekend, dat hun „wijngaard" overging in het bezit van anderen,
denen had onthouden. Van dat voornemen had Hij door Mozes Matth. 21: 33-46; dat zij hun praerogatief (hun „streepje voor")
gesproken, Deut. 12 : 9, 25 : 19, door Jozua Joz. 22 : 4, door Salomo, verzondigden. Vandaar dan ook het voorbijgaand karakter van de
1 Kon. 8 : 56. Maar de Israelieten hadden niet willen horen en zich „tongentaal". Men spreke daar vandaag de dag toch niet meer
wel met de heidenen afgegeven, vs 12. Met het bekende gevolg. van4). Dat verschijnsel heeft zich uitsluitend in de apostolische
Kijk maar naar Samaria. Dus als de Jeruzalemse leiders van van- eeuw voorgedaan.
daag zich even ongehoorzaam gedroegen, wat voor toekomst
moest dan ook hen wel bedreigen? C. Jesaja bestraft Jeruzalems politieke leiders, Jes. 28: 14-22.
Zo heeft Jesaj a zijn ongehoorzame tegensprekers meteen ook De profeet richt zich hier tot lieden, die veel op de vorige lij-
een blik in de toekomst laten slaan. Op een zeer merkwaardige ma- ken. Ook zij zijn geen vrienden van hem. Ook zij spotten met zijn
nier. Hij heeft zich nl. bediend van hun eigen gebrabbel, waarmee prediking Toch is hun leiderschap wel meer van staatkundige
ze hem daareven hadden bespot. De profeet heeft voorzegd, dat aard geweest. Zij hebben het tenminste voor hun taak gehouden
dezelfde God, die Zijn yolk zo graag wat beters had gegund, tot om het yolk van God, en daarmede tevens zichzelf en hun positie te
hen zou spreken door mensen, wier taal op hen de indruk van on- Jeruzalem, ongedeerd door de moeilijke tijd van het almeer op-
verstaanbaar gebrabbel zou maken Wij weten thans, dat hiermee dringende Assyrie heen te loodsen. Schijnbaar gingen ze daarbij
de ongegeneerd schreeuwende Assyriers zijn bedoeld, Jes. 33 : 19. handig te werk. Ze hielden twee ijzers in het vuur. Enerzijds lieten
Het grootste deel van het Judese land heeft hun commando's tij- ze het voorkomen alsof ze er niet aan dachten ooit iets tegen Assy
dens de bezetting van 701 moeten horen. Vs 13 is uitgekomen. Dan rid te ondernemen, anderzijds sloten ze in het geheim verbonden
zal aan hen het woord van Jahweh in vervulling gaan: gebod op gebod, met tegenstanders van de Assyriers als de Filistijnen en Egypte.
gebod op gebod, regel op regel, regel .op regel, hier een weinig, daar Zie 14 : 28-32, 17 : 12-20 : 16. Op die manier dachten zij zich tegen
een weinig. Ze zullen ervan achteruit deinzen en te pletter vallen of dood en graf te hebben beveiligd. Als de krachtige rivier van het
gestrikt worden en gevangen gemaakt. Assyrisch militair geweld langs Jeruzalem zou stromen, zou zij hen
Eigenlijk was voor zulk een straf als deze reeds door Mozes niet kunnen raken. Omdat zij zich, zei Jesaja, achter list en bedrog
gewaarschuwd. Het koeterwaals van de Assyriers moet in de oren veilig waanden. Hij keurde hiermee hun dubbelzinnige diplomatie
van kenners der Thora als een Goddelijke vloek, als een verbonds- dus af, vs 16.
vloek hebben geklonken, als een straf voor Israels ongehoorzaam- Bovendien was zij totaal overbodig.
heid en ongeloof, Deut. 28 : 49, I c , 783. Jesaja had dat al eerder gezegd, by. 7 : 18-8 : 8, maar geeft ten
Aan dit ongeloof heeft de apostel Paulus in 1 Cor. 14 : 22 her- overvloede ook de volgende Godsspraak nog door. Zo spreekt
innerd door te schrijven, dat „de tongen niet tot een teken zijn voor Adonai Jahweh (= de machtige gebieder Jahweh): Zie, Ik leg op Sion

112 113

§ 24 Een boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

een fundering en gebruik daarvoor een steen, een granieten steen, een 2. Jesaja laat het nooit aan een woord van troost ontbreken, Jes.
bijzondere steen om de hoeken bij elkaar te houden, een fundering! 28:23-29.
Wie daarop vertrouwt (amen zegt, vgl. Abraham, Gen. 15 : 6, I", 201) „Gelijke monniken, gelijke kappen" zo redeneren wij vaak.
wordt niet beschaamd, vs 16. De laatste woorden worden ook wel Samaria had zeer gezondigd, Jeruzalem ook. Dan zeggen wij Licht:
vertaald met „hoeft niet te vrezen" of „raakt niet in paniek". Ook dus heeft Jeruzalem van hetzelfde laken een pak verdiend. Maar
wel goed. Maar de LXX had: „die wordt niet beschaamd" en dat het slot van Jes. 28 waarschuwt tegen ons onverstandige conse-
hebben de apostelen Paulus en Petrus overgenomen, Rom. 9 : 33, 1 quentietrekken.
Petr. 2 : 6. Jahweh koesterde grote plannen met het huis van David Zou God trouwens de wijsheid missen van een boer? Van wie
en had dat tegenover koning Achaz wonderlijk bevestigd, 7 : 10-17. heeft zo'n man haar anders ontvangen? Dat is herhaaldelijk op te
Wij mogen nu weten, dat Hij uit David de Christus als Redder der merken. By. bij het eerste werk, bij ploegen en bij eggen. Zeker
wereld wilde doen voortkomen, wat inmiddels gebeurd is, vgl. ook moet dat van tijd tot tijd gebeuren. Maar niet aldoor. Zo dacht
1 Cor. 3 : 11. God er ook niet aan om na de ondergang van Samaria in 722 v.Chr.
Zo stevig zou het gebouw van Gods belof ten staan. direct daarop ook Jeruzalem te laten veroveren. Een ander voor-
beeld uit dit boerenvak. Heeft zo'n man niet het volste recht om
Maar tegen het gebouw der leugenachtige staatkunde van die onderscheid te maken tussen het zaaien van het ene en het andere
spotters zou Jahweh geducht met de duimstok optreden, vgl. 2 zaad? „Tarwe zaait hij op rijen, gerst in vakken en spelt langs de
Kon. 21 : 13, Ig, 771. Als straks de Assyrische stortvloed onophou- rand." En als er straks geoogst wordt, is weer allerlei ander verschil
delijk langs zou komen, zou men met verschrikking de vervulling te zien. Over het tere kleine zaad van de komijn behoort geen dors-
van Jesaja's voorzegging moeten opmerken, vs 17-19. Naar beide slee te komen zoals over de veel sterkere tarwe. Nee, komijn klopt
kanten zouden de slimme diplomaten vastlopen. Hun bondgeno- men uit met een stok. En tarwe, tOch wordt die natuurlijk niet mis-
ten zouden hen in de steek laten en de Assyriers zouden herhaalde- handeld door ze te laten verbrijzelen onder het rad van een wagen
lijk de overgave van Jeruzalem eisen. Daardoor zouden de heren en de poten van de dieren, die ervoor lopen. Voorzichtig aan!
precies lijken op een man, die op een bed lag, dat te kort was, en denkt de boer en zo denkt onze machtige God — Jahweh van de
onder een deken, die te smal was. Die man kon ook geen van beide legerscharen — nu ook over Jeruzalem.
kanten uit, vs 20.
Heus, Jahweh zou het zonder hen wel of kunnen om Jeruza- 11. JESAJA ZEGT JERUZALEM BENAUWDHEID AAN,
lem te beschermen. Net zoals Hij dat gedaan had bij de twee sla- MAAR BELOOFT HET OOK BEVRIJDING, JES. 29:1-8.
gen, waarin David over de Filistijnen zegevierde, nl. op de berg Het schema, waarnaar de Schriftgedeelten van Jes. 28-35 zijn
Perazim, 2 Sam. 5 : 17-23, en in het dal bij Gibeon, 1 Kron. 14 : 8- opgesteld, valt hier zeer spoedig op. Van deze pericoop voorzegt de
17. Wonderlijk, vs 21. eerste helft de nadering van een groot gevaar, de tweede helft voor-
Concluderend gaf de profeet aan de heren de goede raad om zegt de redding daaruit.
dus op te houden met hun gespot. God mocht hun straf anders
eens verzwaren. Want, zei Jesaja, ik heb moeten vernemen, dat 1. Jesaja zegt Jeruzalem dagen van grote benauwdheid aan, Jes.
Jahweh een verdelging zal laten komen, die zich over heel het land 29:1-4.
zal uitstrekken, vs 22. In het jaar 701 hebben de Assyriers het arme Wee Ariel, Ariel!
Juda inderdaad bijna helemaal bezet. Alleen Jeruzalem niet. Er is geen twijfel aan, of de profeet heeft met de naam Ariel

114 115
§ 24 Een Boer ploegt niet aldoor Een Boer ploegt niet aldoor § 24

niets anders dan Jeruzalem bedoeld. Er volgt immers onmiddellijk ontzettende slag, die God aan het leger van koning Sanherib heeft
op: de stad, waar David zijn legerplaats opsloeg, vs la. toegebracht in tijd van slechts een enkele nacht, is de tweede helft
Maar om welke reden heeft Jesaja deze naam Ariel gebruikt? der pericoop duidelijk verklaard, 2 Kon. 19 : 35, Ig, 752. De Assy-
Die vraag vindt beantwoording in het vervolg van vs 1 en in vs riers zijn als kaf verstoven, vs 5. Weliswaar kondigt Jesaja in vs 6 de
2, waar we Jesaja (uit naam van Jahweh) blijkbaar een toespraak dag der bevrijding aan als onweer, donder, aardbeving en storm,
tot het yolk horen houden bij gelegenheid van een der feesten. Dan maar wie alle beeldspraak van Jesaja letterlijk zou opvatten, zou
werden er grote hoeveelheden dieren geslacht en verbrand, zie by. zich schuldig maken aan letterknechterij (Calvijn op 28 : 16). San-
de opgaven van het Loofhuttenfeest, I b , 665. Dan leek Jeruzalem herib dacht zich eens even gauw van Jeruzalem meester te maken
wel een groot altaar. In plaats van het woord „altaar" bedient Jesa- en droomde er zeker al van het in z'n bezit te hebben. Totdat die
j a zich echter van het woord „Ariel", misschien omdat het de naam ontzettende morgen hem een geweldige ontnuchtering bezorgde.
was voor juist dat onderdeel van het altaar, waarin het vlees lag te Hij maakte, dat hij bij Jeruzalem en Sion vandaan kwam.
branden, blijkens Ezech. 24: 15, 16. De vertaling vuurhaard of
brandplaats zal correct zijn. III. JESAJA LAAT EEN ALGEMENE BESTRAFFING HOREN,
Het doel, waartoe Jesaja het woord Ariel gebruikte, zal ge- MAAR TROOST DE NEERGEBOGENEN, JES. 29 : 9-24.
weest zijn om aandacht te trekken voor de aanzegging, dat hetzelf- Evenals in de beide voorafgaande Schriftgedeelten staan ook
de Jeruzalem, dat nu zo vrolijk feestvierde en het misschien nog bier twee pericopen vlak tegenover elkaar. De toon is in het eerste
wel een keer of wat vaker zou doen, mettertijd een jaar zou bele- deel hard en verwij tend, in het tweede deel mild en vertroostend.
ven, waarin er van feestgedruis geen sprake zou zijn vanwege talrij -
ke vijanden, die in het hele land, tot onder de rook van de stad, 1. Jesaja bestraft het yolk van God in het algemeen wegens de heer-
moord en brand zouden verspreiden, zodat Jeruzalem dan met sende verblinding, Jes. 29 : 9-16.
recht Ariel, Vuurhaard, zou kunnen genoemd worden, alleen in Het kan niet anders, of de inleidende woorden van deze peri-
andere zin dan vandaag, omdat het omkranst was door oorlogs- coop — misschien een toespraak of althans een als toespraak opge-
vuur. steld stuk? — moeten hard, ja bars geklonken hebben. De profeet
En van het gezellige feestgedruis zou je niets meer horen. Je- spreekt alsof het hem niets meer schelen kan. Laten ze dan maar
ruzalem zou amper durven te piepen vanuit het graf, waarin het verbaasd staan te kijken en verkerende als in een roes. Want bene-
a.h.w. al begraven lag. Het zou net zo geheimzinnig piepen als dat veld zijn ze, maar niet van de drank. Want dat gaat tenminste nog
gebeurt in de verborgen holen, waar sommigen op z'n Kanaani- over. Maar over deze mensen is een geest van slaap door God uit-
tisch het spiritisme beoefenen, door de doden te vragen, zoals het gegoten. Hoe dat komt? De profeet wijst op een drievoudige oor-
tenminste beet (Over soob enz. vragen, de zonde van koning Ma- zaak.
nasse, zie men Ig, 767). U hoort in vs 3 en 4 een onmiskenbaar 1° . Doen de profeten hun werk niet goed, vs 9-12.
schampere toon. Jesaja had over Jeruzalems zonden al heel wat De mensen hoorden Jesaja wel spreken, maar begrepen hem
gezegd en geschreven. evenmin als een dronken man U begrijpt. Wat Jesaja bedoelde —
vertrouw U toe aan Jahweh! — ging aan hun hart voorbij, zoals de
2. Jesaja zegt Jeruzalem een dag van plotselinge bevrijding toe, Jes. inhoud van een boek voorbijgaat aan iemand, die net lezen kan;
29: 5-8. en zelfs al kan hij lezen, dan gaat de inhoud van zo'n boek hem
Als we bij deze plotselinge bevrij ding denken mogen aan de toch ook nog voorbij, wanneer het verzegeld (gesloten) blijft. Nu,

116 117

§ 24 Een boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

wat moet er van een yolk terecht komen, wanneer z'n ogen (dwz. 2. Jesaja troost de neergebogenen met de profetie van een heilrijke
z'n profeten of zieners) gesloten zijn? Dan krijgt het geen onder- toekomst, Jes. 29 : 17-24.
wijs en kan het Jesaja niet volgen. ,,Het gezicht van dit alles" vs 11 Wat had dit yolk dus verdiend? Toch dacht Jahweh er niet
= de prediking van Jesaja. Hoewel deze zich eenvoudig bewoog in aan het zo te slaan, dat er niets van overbleef. Had Hij ddarvoor
het verlengde van die der vroegere profeten — Gods verbond hou- Abraham uit het heidendom verlost. En beloofd, dat Hij met
den en er op vertrouwen, dat Hij voor Israel zorgen zal, zie Jozua, Abrahams zaad de ganse aarde zou zegenen?
Samuel, David — herkende men haar niet als de ouwe getrouwe, Jesaja's profetische oog zag die blijde tijd al spoedig aanbre-
zoals later de Farizeeen evenmin in de prediking van Christus de ken, vs 17. Profetische visioenen hebben geen hinder van afstan-
stem van de Heilige Geest herkend hebben. den. Die schone tijd maakte op Jesaj a's kunstzinnig gemoed de in-
2° . Doen de priesters hun werk niet goed, vs 13. druk als van een geheel herstelde Libanon. Want wat was dat ge-
Israel was een priesterlijk yolk in zoverre alien tot het heilig- bergte in de loop der tij den ook niet door talloze heersers toegeta-
dom van Jahweh mochten naderen (ngsj). Maar de naderaars bij keld! Maar Jesaja zag het herschapen in een reusachtig grote
uitstek (qrb) waren de priesters, I a, 455. Hun dienst in de tempel bloeiende boomgaard. Zo schoon als die Libanon voor Jesaja's
was onder koning Hizkia geheel hersteld. Nauwkeurig scheen men profetische oog zou nu ook de snel naderende toekomst zijn.
er zich aan te houden, vgl. Jes. 1 : 10-20. Maar het ginger mee zoals Wat zou hij toch bedoeld hebben?
de Heere Jezus eens gezegd heeft tot de Farizeeen: Huichelaars, Zou hij al die tijd voorzien hebben, waarin Christus op aarde
terecht heeft Jesaj a over u geprofeteerd, zeggende: Dit yolk eert verscheen en maakte, dat de cloven konden horen en de blinden
Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zien? Matth. 11 : 5. Maar dan ook letterlijk, vs 18. Christus schonk
zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn, bovendien aan Zijn discipelen die in Zijn dagen nog maar weinig
Matth. 15 : 8, 9. Zonder het geloof en de liefde van het kinderhart in tel waren, vertroostende beloften, die sterk doen denken aan de
verlaagde men zichzelf tot een vreemde en Gods gebod tot een belofte van vs 19, dat de eanawim zich almeer in Jahweh zouden
menselijke instelling. verheugen. Men vertaalt dit woord door: zachtmoedigen of oot-
3°. Doen de overheden hun werk niet goed, vs 14-16. moedigen of armen. Zie de bundel van betekenissen ervoor in
Wat schenen de staatkundige leiders wijs te handelen door 53, 54. Met dit betekenisvolle woord sprak onze Zaligmaker Zijn
verbonden te sluiten met anti-Assyrische mogendheden, by. Egyp- discipelen toe, Matth. 5 : 1 enz., Luc. 6 : 20.
te. In het geheim. Jesaj a mocht het niet weten. Alsof men iets ver- Maar blijkens haar lofzang heeft ook Maria, de moeder des
borgen kon houden voor God, namens Wie Jesaj a sprak. Alsof een Heeren, het slot van Jes. 29 gekend. En dus ook geloofd, dat er
pottenbakkersvaas iets doen kon, waarvan de pottenbakker niets betere tij den zouden aanbreken voor zulke eenvoudige mensen als
afwist. Het yolk zou met z'n wijzen bedrogen uitkomen. Gelukkig zij. Hoe worden reeds thans zij en de apostelen van Christus
dat God Zich wijzer toonde, toen Sanherib de overgave van Jeru- geeerd! En dit is nog maar een begin, dat nog maar heenwijst naar
zalem eiste. het nederdalende paradijs, dat bloeien zal als de Libanon.
Op dit Jesajaanse woord over de beschaming van menselijke Op de nieuwe aarde zal ook geen onrecht meer worden bedre-
wijsheid heat de apostel Paulus het oog gehad in 1 Cor. 1, toen hij yen.
daar aanwees, dat God aan de wereld een Heiland bezorgd had op Dat gebeurde in het oude Oosten van Jesaja wel. Daar pro-
een manier, die noch met Joodse noch met Griekse wijsheid beerde men „in de poort", de koele plek voor de rechters, iemand
strookte. Een Heiland aan een kruis. soms „om een woord" (of: „in een proces") schuldig te laten ver-

118 119
§ 24. Een Boer ploegt niet aldoor Een Boer ploegt niet aldoor § 24

klaren door de rechters een rad voor de ogen te draaien of een on- Jesaja niet gekend. Zeker wel, omdat men al wist, dat hij er toch
schuldig aangeklaagde om een onbenulligheid van z'n recht te be- tegen zou zijn. Misschien hebben sommigen hem wel voor pro-As-
roven, vs 21. leder zal begrijpen, dat de profeet met zo'n enkel de- syrisch versleten. Want niet alle mensen kunnen juist onderschei-
tail als dit natuurlijk geheel de bedorven mentaliteit van zijn tijd- den. Uit het boek Jesaja weten we immers goed genoeg, hoe de
genoten heeft willen typeren. Hij spreekt er maar kort over, want profeet over Assyrie dacht, alsmede over Egypte, Jes. 17 : 12-20 : 6,
hij zal zich geschaamd hebben. Maar hij heeft mogen voorzeggen, al heeft hij het stellig afgekeurd, dat men tegenover Assyrie de
dat de patriarchen (Abraham, Jacob) zich straks niet meer voor schijn ophield van trouw, terwijl men er in het geheim met andere
hun nakroost zouden behoeven te schamen, vs 22. Daarmee kan de mogendheden tegen samenzwoer. Maar het ergst heeft Jesaj a ge-
profeet al wel de apostolische eeuw op het oog gehad hebben. Ver- vonden, dat men zodoende een beledigende houding aannam te-
schillende geboren Israelieten, die geheel verblind waren a la Jes. genover Jahweh, die tot nog toe de Assyriers dan toch maar fijn
29, zijn toen tot het goede inzicht gekomen, dat alleen Godsver- buiten Jeruzalem had gehouden en daartoe ook in het vervolg be-
trouwen ter zaligheid leidt. By. Paulus, de Farizeeer. Een dwalen- reid zou zijn. Maar dan zou men de eer daarvan niet aan zichzelf
de. Een spotter. Een verdrukker. Maar bekeerd. En de naam van moeten geven. Dat zou zijn een brutaal passeren van Jahweh. Te-
de God van Abraham en Jacob is toen ook verheerlijkt door veel gen die zonde heeft Jesaja zijn stem verheven. Namens Jahweh.
heidenen. Wie weet toen al door voorouders van ons, vs 23, 24. Met dat reizen naar Egypte was men begonnen „zonder Mij te
raadplegen", letterlijk „zonder Mijn mond ( = Jesaja) te vragen"
IV. JESAJA VEROORDEELT DE PRO-EGYPTISCHE DIPLO- vs 2. Jesaja moest voorzeggen, dat men met Egypte beschaamd zou
MATIE EN WIJST EEN BETERE UITWEG, JES. 30. uitkomen. Men sjouwde er nu wel ezel- en kamelevrachten ge-
Wat had indertijd koning Achaz van Juda een domme zet op schenken naar toe. ('t Is beter in vs 6 aan het woord masa niet de
het politieke schaakbord gedaan, 2 Kon. 16, Ig, 698-703. Hij riep betekenis „Godsspraak" te hechten, maar het de oorspronkelijke
tegen de koning van Samaria en de koning van Damascus de hulp betekenis van „vracht" te laten houden, zie bij 13: 1.) De arme
van de Assyriers in. Met alle genoegen hebben die toen de kracht beesten zwoegden met hun masa door de „negeb", het zuider-
van Israel en Syrie gebroken. Maar sindsdien zat Juda zelf ook land, waar het bier en daar krioelde van ongedierte, l c , 113. En dat
aan de Assyriers vast. Jeruzalem werd wel niet door hen bezet, allemaal voor niets. Want Egypte was wel een echte Rahab, een
maar het moest van nu of geregeld tribuut betalen. Leidende krin- monster met veel pretenties (ook genoemd in Ps. 87 : 4, 89: 11),
gen in Jeruzalem („vorsten" vs 4) wilden daar op den duur graag maar het liet je altijd in de steek. Tegenwoordig zou men zeggen: 't
vanaf. Vandaar dat zij omzagen naar hulp uit Egypte. Hier had is maar „een papieren tijger'").
men ook allang de opkomst van de Assyrische wereldmacht met Op Gods eigen bevel zou Jesaja zijn protest moeten publice-
bezorgdheid opgemerkt. Derhalve werden gezanten gezonden ren door het op een „loeach" te schrijven. Daarmee zal een met
naar steden als Zoan (in de Nijldelta) ook al in 19 : 11, 13 genoemd, was bedekt schrijfbord 6 ) bedoeld zijn. Ook zou Jesaja's profetie
vs 4. onder getuigen in een „sefer" (geschrift, boek) moeten worden ge-
Wat zei Jesaj a daarvan? schreven, als bewijs zwart op wit voor latere geslachten, dat Jesaja
terecht voor het onbetrouwbare Egypte gewaarschuwd had. Deze
1. Jesaja veroordeelt het vragen om Egyptische hulp tegen Assur, maatregel was nogal uitdagend, maar hij was verdiend. Men wilde
Jes. 30 : 1-17. de waarheid niet horen (de thora van Jahweh in vs 9 = Jesaja's
In dat plan om onderhandelaars naar Egypte te sturen, was onderwijs), maar was gesteld op aangename taal in plaats van al-

120 121
§ 24 Een boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

tijd maar dat gepreek over Jahweh, de Heilige Israels. Daar moest brood, vs 20a, als een gevangene in z'n cel, 1 Kon. 22 : 27 (Micha).
die man nu maar eens mee ophouden. (Men vergelijke met vs 8-11 Nu het vreesde voorgoed door Jahweh te zijn verlaten, omdat het
Jes. 8 : 1-4, dat onder koning Achaz speelde.) Hem immers in het geheel niets meer voor Jeruzalem zag doen.
Heel dit diplomatieke gedoe, zegt Jesaj a, zal geen scherfje ge- Dat zou veranderen.
luk voortbrengen. Er komt niets dan ongeluk uit voort, vs 12-14. Dan zal uw Leraar Zich niet langer verbergen, maar zult gij ze-
Ach, waarom niet naar mij geluisterd! Terugkeren naar Jahweh en ker en vast uw Leraar met uw ogen zien, vs 20b.
rustig wachten op Zijn verlossende hand. In rustig vertrouwen (op Met deze Leraar, die Zich voor Jeruzalem „verborgen had"
Jahweh) zou uw kracht gelegen hebben. Maar dat hebt gij niet ge- (dit werkwoord staat in het enkelvoud) moet Jesaj a wel Jahweh
wild, vs 15. Gij hebt uw hart verpand aan de Egyptische ruiterij. bedoeld hebben. Deze zou Zijn yolk laten zien wat Hij kon en wie
Nu, ze zialen vliegen, wel te verstaan uw achtervolgers. De ver- Hij was. Nu, dat is ook gebeurd, toen de grote mond van Sanherib
bondsstraf zal u treffen, dat een hele legerafdeling van u al op de met een slag werd dichtgeslagen, in tijd van een nacht. Sanherib
vlucht slaat bij het ontdekken van een enkele militair van de tegen- heeft nog wel tientallen van jaren geleefd, waarin hij nog heel wat
partij, Lev. 26 : 8, 17, 37, Deut. 28: 25. afgevochten heeft, maar naar een onderneming tegen Jeruzalem
heeft hij nooit meer getaald.
2. Jesaja belooft een betere hulp, Jes. 30: 18-33. Ook heeft Jesaja beloofd, dat Jahweh Zijn yolk als een herder
De profeet heeft harde waarheden gezegd. Jeruzalem zou er zou doen wederkeren van allerlei wegen, rechts en links, die voer-
bij komen te liggen als een kale heuveltop, waarop nog net een den naar het verderf, vs 21. Hij noemt een voorbeeld, nl. dat van
vlaggestok stond. Toonbeeld van verlatenheid, vs 17. afgoderij, vgl. 1 : 29. Van dit kwaad zou Jeruzalem zich grondig be-
Inderdaad is het zo uitgekomen. We weten uit de Heilige keren. Echt zoals Jahweh het in de Thora had laten opschrijven.
Schrift en de Assyrische annalen, dat noch Egypte noch een van de Men zou bij het vernietigen van de Kanaanitische afgodsbeelden
Filistijnse steden Jeruzalem uit z'n benarde positie tegenover San- het niet zonde en jammer vinden van de gouden en zilveren over-
herib gered heeft. Dat heeft geheel alleen Jahweh gedaan. trekken, wanneer die meteen ook werden weggedaan, vs 22, vgl.
Jesaj a heeft die redding voorspeld zonder nog een woord te Deut. 7 : 25, lc, 512.
spreken over de slag, die Jahweh aan 185 bataljons van Sanheribs En dan zou Jeruzalem Jahweh eens zien, bezig zien, als Hij
armee heeft toegebracht. Misschien heeft hij daarvan op dit mo- volgens recht Zijn verbond nakwam Jesaja geeft van de gelukkige
ment zelf ook nog niets geweten. tijd, die dan voor Jeruzalem en omstreken zou aanbreken, gelijk hij
Wel heeft hij met gebruikmaking van overvloedige beeld- dat vaker doet, een uitgelaten schildering met woorden; die men
spraak voorzegd, dat Jahweh Zich zeer krachtdadig openbaren niet allemaal op een (nuchter Hollands) goudschaaltje moet we-
zou, te weten voor Jeruzalem en tegen Assur. gen, vs 23-26. Het zou niet alleen overvloedig regenen in de dalen,
maar de waterstromen zouden zelfs tot de heuveltoppen komen.
1° . Hoe Jahweh Zich voor Jeruzalem openbaren zou, Jes. 30: 18-26. De maan zou schijnen als de zon. De zon zou op een dag zoveel
Op het hulpgeroep van de Zijnen zou Jahweh het vol ontfer- Licht geven als anders in een hele week.
ming voor hen opnemen. Dat sprak toch zeker van zelf (misjpaat, De bedoeling van deze pericoop wordt door de overvloedige
recht, orde), vs 18. Dat kon nu toch? Omdat er nu weer eer voor beeldenrijkdom aan het slot toch wel duidelijk uitgedrukt. Jahweh
Hem aan Jeruzalem was te behalen, nu het daar wenend neerlag, zou Zijn stoute Jeruzalem niet eindeloos kastij den. Hij zou Zich
moederziel alleen, vs 19, nu het gebrek leed, leefde op water en openbaren (laten zien) als een vriendelijk Ontfermer.

122 123
§ 24 Een boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

2° . Hoe Jahweh Zich tegen Assur openbaren zou, Jes. 30: 27: 33. den en ruiters van Egypte heeft hij het verlaten gezien van „Jah-
In het voorafgaande deel had Jesaja al voorzegd, dat er voor weh, de Heilige Israels". Afval van de enige ware God, vs 1. Zeker
Assur een dag zou aanbreken van „veel doden" en dat er dan „to- omdat hij de gangbare verering van de Egyptische wijsheid even-
rens" (hoge Assyrische militairen) zouden „vallen", vs 25b. Hier min kon uitstaan, attendeerde hij er op, dat ook Jahweh wijs was,
werkt hij dat breder uit door te voorzeggen, dat Assur wel op drie maar dan zonder Zijn gegeven woord te breken. Daar moest je
manieren getroffen zou worden. voor bij Egypte zijn. Maar Jahweh zal opstaan tegen de partij
Eerste manier, vs 27 28. Jahweh zou Zich waarlijk niet meer („huis") van bedenkers en uitvoerders van al dit kwaad, vs 2. Dan
verborgen houden, maar laten zien hoe Zijn naam was (z.reg., gro- zal men eens zien wat de Egyptenaren in werkelijkheid zijn. Heel
te daden, kracht). Maar bij Israel zouden liederen klinken als in de gewoon mensen en geen godheden. En dat hun paarden slechts
nacht voorafgaand aan een feest en zou fluitspel worden gehoord vlees zijn en geen bovenaardse wezens („geest"). Jahweh behoeft
als van iemand, die op weg is naar het heiligdom op de berg Sion, Zijn hand maar even uit te steken en te gronde zijn die helpers ge-
vs 29. gaan, met hun geholpenen erbij.
Tweede manier, vs 30, 31. Jahweh zou laten horen wie Hij was, Zo is het ook uitgekomen. Egypte is door Esarhaddon, zoon
gelijk wanneer het onweert en stormt. Maar op de maat van Zijn en opvolger van Sanherib, veroverd. Hoe smadelijk gevangenen
slagen met de roede op Assur zou bij Israel de muziek van tamboe- soms behandeld werden, heeft Jesaja moeten voorzeggen door in
rijn en citer klinken, vs 32. z'n ondergoed door Jeruzalem te lopen, Jes. 20.
Derde manier, vs 33. Zonder beeldspraak, op z'n Hollands,
zouden wij gezegd hebben, dat Jahweh voor koning Sanherib — j a, 2. Jesaja voorzegt, welk een tijd er voor Jeruzalem zal aanbreken,
ja, voor die koning — alreeds een geweldig potje op het vuur klaar Jes. 31:4-32:8.
had staan. Jesaja sluit deze pericoop vol wederom overvloedige Hoe zou het dan met Jeruzalem gaan? Zonder de hulp van
beeldspraak of door te profeteren, dat Jahweh al een brandstapel Egypte en andere bondgenoten?
bereid had, heel groot en heel diep, met veel hout erin en dat Hij Jesaja deelt mede, dat Jahweh hem hierover de volgende me-
die op de dag van Zijn toorn zou ontsteken om de macht van Assur dedelingen heeft gedaan.
te vernietigen. / °. Over Jeruzalems bescherming, Jes. 31 : 4-7.
Jahweh zou Jeruzalem dan wel onder Zijn hoede nemen. Hoe
V. JESAJA KONDIGT EEN RAMPZALIGE TOEKOMST Hij dat doen zou, wordt door Jesaja door middel van twee treffen-
AAN VOOR EGYPTE, MAAR WENST EEN GELUKKIGE de vergelijkingen uitgebeeld. Jahweh zou dat net zo onverzettelijk
TOE AAN JERUZALEM, JES. 31:1-32:8. doen als leeuwen hun prooi vasthouden en net zo liefdevol als ou-
Opnieuw moet de profeet zich keren tegen de voorstanders dervogels waken over hun pas vliegende jongen, vgl. Ex. 19 : 4,
van een pro-Egyptische politiek. Niemand minder dan Jahweh Deut. 32: 11, I c , 822. Ach, laten de Israelieten zich toch van hun
heeft er met hem over gesproken (vs 4). pro-Egyptische afgoderij bekeren tot Hem, de enige ware God.
2° . Over Assurs nederlaag, Jes. 31 : 8, 9.
1. Jesaja voorzegt, hoe slecht het Egypte zal vergaan, Jes. 31: 1-3. Hoewel Jesaja ook in deze verzen onweersprekelijk het oog
De critiek van de profeet Jesaja op het drijven van de pro- heeft op de ontzaglijke slag, die Assur wegens Jeruzalem zal wor-
Egyptische partij te Jeruzalem is maar niet van politieke, doch van den toegebracht, treedt hij ook nu nog niet in bijzonderheden,
religieuze aard geweest. Achter het vertrouwen op wegens, paar- maar bewaart die voor later. Heeft hij ze op dit moment al gewe-

124 125
§ 24 Een Boer ploegt niet aldoor Een Boer ploegt niet aldoor § 24

ten? De profeet zag slechts, dat Assur zou vallen „door het zwaard voor de serie Jes. 28-35 met haar regelmatige tegenstelling tussen
van een niet-man" en dat „het zwaard van een niet-man" het zou bestraffing en vertroosting.
verdelgen. Dat het voor dat zwaard zijn heil zou zoeken in een
1. Jesaja waarschuwt zijn zorgeloos daarheen levende omgeving
overijlde vlucht en dat z'n keurtroepen herendienst zouden moe-
voor kwade dagen, Jes. 32:9-14.
ten verrichten, vs 8.
Wie durft dat te voorzeggen? Het is niet voor de eerste maal, dat de profeet zijn vermaning
Jahweh, die te Jeruzalem woont en op Sion gediend wordt, doet uitgaan tot vrouwen en meisjes van wereldse levenswandel.
vs 9. Alsof er aan haar plezierige leventje in de huizen, waarin het nu
3°. Over Jeruzalems goede dagen, Jes. 32 : 1-8. nog vrolijk toegaat, niet binnen jaar en dag een eind zal komen.
Van schrik voor Jahweh zal de koning („rots" 31 : 9) van As- Hoe lange tijd met dat „jaar en dag" is bedoeld, is niet precies
sur dus worden geschokt. Maar met de koning van Jeruzalem (met uit te maken. Heeft de profeet allereerst het oog gehad op de gevol-
wie Jesaja koning Hizkia bedoeld moet hebben) zal het heel anders gen van het oprukken der Assyrische troepen, die althans het
mogen gaan. Wanneei) hij zal heersen in gerechtigheid en zijn Joodse land zouden doortrekken? Daardoor zou het gedaan raken
vorsten naar recht zullen regeren, zal hun bestuur een zegen zijn met het genot van de vruchten der velden, akkers en gaarden. En
voor stad en land. Met fraaie beelden beschrijft Jesaja die zegen: als spijzen en wijn niet meer beschikbaar waren, zou de vrolijkheid
beschutting tegen de wind, schuilplaats tegen een stortbui, scha- plaats maken voor somberheid en rouw. En rouw bedrijven was
duwrijke rots tegen de hitte, vs 1, 2. Het koninklijke voorbeeld zal vooral vrouwenwerk. Sieraden af, sierlijke kleding uit en rouwkle-
ogen openen, oren ontsluiten, harten opmerkzaam maken en zelfs ren aan. Is het misschien hierom geweest, dat Jesaja zich tot de
de tong der stotteraars bekwamen, vs 3, 4. Zulke edelen zullen weer vrouwelijke bewoners van Jeruzalem richtte, hoewel hij de manne-
terecht edelen genoemd kunnen worden. Aan dwazen komt die eer lijke evengoed bedoelde? Zoiets was al eerder gebeurd, Jes. 3 : 1-15
niet toe. Dwazen bedenken maar goddeloze plannen (bv. om Jah- (tot de heren), 3 : 16-4 : 6 (tot de dames). We stellen deze vraag,
weh de rug toe te keren en het met Egypte te houden). Het hele omdat Jesaj a's profetische blik hier blijkbaar niet slechts een zeer
leven wordt door hen ontwricht. Er wordt honger en dorst geleden. benauwd Jeruzalem ten tijde van Sanherib heeft gezien, maar ook
De verdrukte komt tevergeefs op voor z'n recht, vs 5-7. Maar als een verwoest Jeruzalem ten tijde van Nebucadnezar. Hij heeft
echte edelen regeren, gebeuren zulke dingen niet, vs 8. moeten zien, hoe het paleis ('armoon) er treurig bij lag en de ofel
We hebben Jesaj a verschillende malen critiek horen oefenen (een naam voor de citadel op de zuidoostelijke heuvel, 2 Kron.
op kerkelijke en maatschappelijke verhoudingen in zijn omgeving. 27 : 3, Neh. 3 : 27) met zijn torens tot spelonken waren geworden,
Hier horen we haar zelfs door de troostprofetie heen klinken. waar wilde ezels rondscharrelden en vee liep te grazen, vs 14. Wel
een perspectief met verdiepingen.
VI. JESAJA VOORZEGT ZIJN OMGEVING OPNIEUW EEN
DONKERE TOEKOMST, AL VOEGT HIJ DAARBIJ OOK 2. Jesaja voorspelt een volgende tijd, waarin gerechtigheid en vrede
NU DE AANKONDIGING VAN EEN GEZEGENDE VOL- zullen heersen, Jes. 32: 15-20.
GENDE TIJD, JES. 32:9-20. De profeet heeft gesproken van een verwoesting „voor altijd"
Wie het boek Jesaj a tot hiertoe aandachtig las, zal dit Schrift- (NBG). Letterlijk schrijft hij : „tot in eeuwigheid". Maar dat die
gedeelte eerst niet bepaald treffend vinden. Zulke ontmoetten we term ook nu (z.reg.) niet absoluut bedoeld is, blijkt uit vs. 15: „Tot-
er immers al eerder. Inderdaad is dit Schriftdeel wel echt typerend dat over ons uitgestort wordt de Geest uit den hoge". Met de woor-

126 I 127

§ 24 Een Boer ploegt niet aldoor Een Boer ploegt niet aldoor § 24

den „over ons" toont Jesaja, dat hij in het voorafgaande ruim heeft We vernamen daar, dat koning Hizkia de hulp van de profeet
gesproken, met ruimer bedoeling dan enkele vrouwen en meisj es, Jesaja inriep en hoe de profeet die hulp verleende. Onder meer
ruimer blijkbaar ook dan het Jeruzalem van zijn eigen tijd. Hij zal door middel van een personificatie. Hij liet Jeruzalem optreden als
ook nu die stad hebben aangeduid als het oord des heils, waar de een meisje, als „de jonkvrouw, de dochter Sions" en liet deze toen
verhoogde Christus Zijn Geest op Zijn discipelen uitstorten zou. spreken: „Zij veracht u, zij bespot u, de jonkvrouw, de dochter
Zo hoorden we hem al eerder over het begin van de nieuwe bede- Sions, enz.".
ling spreken, Jes. 2 : 1-5. Dit was een enscenering. Denkbeeldig gesproken. Al heeft het
De tijd, die op deze Geestesuitstorting volgen zou, beschrijft ongetwijfeld een zeer reele uitwerking gehad. Hoe zullen vorst en
Jesaja in vs 16-20 weer op dichtetlijke wijze als een tijd van voor- yolk door dat spreken van Jesaja bemoedigd zijn!
spoed voor de natuur, vgl. Jes. 11 en 12. Overal zijn waterrijke plas- Nu, op net zo'n manier hoort men de profeet bier spreken, in
sen. Men kan met goede hoop zaaien. En de veehouders kunnen de Jes. 33. De overeenkomst is treffend. Ook hier is de toon heftig,
dieren laten weiden zonder vrees voor rovers. Deze schildering van geladen. Vandaar voor ons begrip zekere onregelmatigheden.
de gezegende gevolgen der uitstorting van Christus' Geest is na- Blijkbaar verdroeg het zich met de profetische stijl, dat er opeens
tuurlijk ook weer vervaardigd met kleuren, die door de profeet door het bezittelijk voornaamwoord sprongen werden gemaakt,
ontleend zijn aan het schone land, waarin hij woonde en dat hij zo by. van de eerste naar de derde persoon, als in vs 2, waar men ver-
lief had. Alles om toch maar een gezegend leven voor mensen te wachten zou „onze arm" (meestal wordt zo ook maar vertaald) ter-
veraanschouwelijken; een leven zonder onrecht en onvrede, zon- wijl er staat „hun arm". Soms heeft opeens adreswijziging plaats.
der oorlog en plundering. De apostolische tijd is die gezegende tijd Het ging in vs 5 over Jahweh. Toch spreekt vs 6 van „uw tijden",
geworden dankzij de doop met de Heilige Geest, Hand. 1 : 5. tot mensen 8 ).
Jesaj a's tijdgenoten zullen zich over zulke (voor ons besef)
VII. JESAJA VOORZEGT DE VERNEDERING VAN SANHE-
oneffenheden het hoofd wel niet gebroken hebben, maar daarin
RIB EN DE OPBEURING VAN JERUZALEM, JES. 33.
juist hebben bespeurd de warmte van het hart, dat klopte voor Jah-
weh en Jeruzalem.
Voor het verstaan van dit hoofdstuk is 2 Kon. 18, 19 onmis-
baar, de geschiedenis van Sanheribs beledigende optreden tegen
Het profetisch woord richtte zich tot dit vijftal adressen.
Jeruzalem en Jahweh en van zijn smadelijke aftocht, Ig, 729-753.
/ °. Tot Sanherib, Jes. 33 : /.
Ook bovengenoemd hoofdstuk laat zich verdelen in twee helf-
Het was meer dan grof geweest wat Sanherib zich tegenover
ten, die zich tot elkaar verhouden op de gewone wijze in deze serie.
koning Hizkia veroorloofd had. Deze had erkend, dat hij tegen
De eerste helft schenkt vooral aandacht aan de verschrikkelijke
Sanherib niet correct gehandeld had en had het daarvoor overeen-
Sanheribgeschiedenis, de tweede spreekt vertroostend over Jeru-
gekomen straftribuut opgebracht. Maar daarna had Sanherib toch
zalems toekomst.
nog evengoed de overgave van Jeruzalem gedist. Niet alleen kwa-
men Hizkia's afgezanten met dit nieuws huilende thuis, maar ook
1. Jesaja zegt Sanherib een bestraffing aan met gelijke munt, Jes. stuurde Sanherib een deputatie en een brief, waardoor de eis her-
33 : 1-13. haald werd en dat met de aanmaning om maar geen hulp van Jab-
De geschiedenis van 2 Kon. 18 en 19 is leerzaam om meer dan weh te verwachten. Andere steden waren evenmin door hun goden
een reden. gered.

128 129
§ 24 Een boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

Toen heeft onze hemelse Vader het genoeg gevonden. nauw gaan nemen met Zijn eer en met Zijn rechten. Niet uit angst,
Hij heeft Jesaja doen weten, dat Sanherib een ontzettende af- maar uit dankbare liefde. Die kinderlijke vreze voor Israels God
straffing zou krijgen. Natuurlijk vooral om dat gruwelijke beledi- zou Sions schat zijn.
gen van Israels God. Maar ook alreeds vanwege dat onmenselijke Dit vast even over de toekomst, vs 5, 6.
harde optreden. Sanherib hield zich niet aan de door hem zelf ge- Maar nu bepaalt Jesaja zich bij de situatie van het ogenblik.
maakte overeenkomst. Hij eiste het onderste uit de kan. Nu, toen Bij de mannen, die huilend zijn teruggekeerd van het uitvoeren van
heeft God die methode ook op hem toegepast. Nooit is een strijd- hun opdracht bij de Assyrische koning. Ze waren uitgezonden om
macht op zo'n geheimzinnige manier door de dood getroffen. En de verhouding weer goed te maken („vrede"), maar nog was San-
uiteindelijk is Sanherib door z'n eigen zoons vermoord. herib niet tevreden. Natuurlijk hebben ze reeds onderweg hun ver-
Wee, gij verwoester, gij woordbreker! Wat is u misdaan? vs 1. ontwaardiging niet kunnen verbergen en hebben ze „op straat",
2°. Tot Jahweh, Jes. 33:2, 3. buiten, zeker ook al wel ver buiten Jeruzalem, gehuild van ergernis.
Al sprak Jesaja in vs 1 tot Sanherib alsof hij vis-à-vis met de Dat is toen natuurlijk onmiddellijk atom bekend geworden. Het
Assyrische geweldenaar stond, toch voerde de profeet geen zinloos hele land is in rouw gedompeld. Handel en verkeer staan stil. 't Is
toneelstuk op. Vlak na zijn „wee" tot Sanherib liet hij immers een voor Jesaja's kunstzinnige oog alsof de natuur mee treurt. Het land
gebed volgen. Jahweh, wees ons genadig! Dat was toch zeker geen ligt er troosteloos bij, de Libanon schaamt zich, enz.
schijnvertoning, maar pure realiteit. In dat gebed volgde Jesaja de- 5°. Tot de Assyriers, Jes. 33: 10-13.
zelfde regel als vele andere bidders in de Heilige Schrift. Hij herin- Ditmaal spreekt niet Jesaja in opdracht van Jahweh, maar
nerde Jahweh aan Zijn grote geruchtmakende daden, waarmee Hij spreekt Jahweh rechtstreeks door de mond van Jesaja. Nu zal 1k
ook vroeger reeds de volken verdreven had. Aan „de schrik voor opstaan, zegt Jahweh. Wat verbeeldden die Assyriers zich wel niet?
Jahweh" (z.reg.). Jahweh zou de mensen vlakbij en de mensen van veraf eens duide-
3°. Tot de Assyriers, Jes. 33 : 4. lijk laten zien wat die hele Assyrische legermacht — samengeflanst
De berover zou worden beroofd. Straks zou hij zich door mid- trouwens uit grote contingenten soldaten, die geleverd waren door
del van een overhaaste aftocht uit dat geheimzinnige land uit de allerlei onderworpen volken — nu eigenlijk wel waard was. Een
voeten maken en dientengevolge veel eten, drinken, materiaal, enz. hoop kaf. Door vuur in een ommezien verteerd. Zoals de scherpste
onbeheerd achterlaten. De bevolking zou zich daarop werpen als dorens bij het afbranden van de velden in het najaar tot as ver-
sprinkhanen op een akker met koren. zwakken. Zoiets zal het Assyrische Leger overkomen.
4°. Tot de Jeruzalemmers, Jes. 33 : 5-9. 2. Jesaja belooft Sion een veilige toekomst, Jes. 33 : 14-24.
Dit stuk bestaat in tweeen.
. Troosten. Dat deed Jesaj a graag. Hij kon daareven, in vs 6, z'n
Eerst kan Jesaj a het niet laten om nu alvast iets te voorzeggen begeerte al haast niet bedwingen om Jeruzalem het goede toe te
over Sions goede toekomst. Jahweh zou het opnemen voor Sions zeggen. Dat zal hij nù dan doen.
recht. Zijn inwoners zouden nog rustige tijden mogen beleven, Toch moet iets anders eerst.
daar zij zich wijselijk zouden losmaken van de vroegere ontrouw De profeet moet eerlijk blijven en mag niet net doen alsof er
j egens Jahweh inzake al Zijn geboden, maar vooral inzake het eer- niets gebeurd is. Alsof Jeruzalem niet gestraft is om z'n zonden.
ste. Ze zouden Jahweh niet meer beledigen door hulp van buiten te Hoe waren daar Gods geboden niet overtreden! Jes. 1 staat vol
verwachten. Ze zouden Hem eerbiedig ontzien. Ze zouden het beschuldigingen; van afpersing, omkoperij, enz. En wat heeft die

130 131
§ 24 Een Boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

politieke fractie Jahweh niet aangedaan, die hulp van Egypte ver- Er zullen immers dagen volgen, waarin Sion zal lijken op de
wachtte inplaats van Hem? vroegere tabernakel temidden van het yolk. Sion zal daar ook
Wanneer Jahweh straks de grote macht van Sanherib in tijd staan als een tent, maar nu ongestoord op dezelfde plaats. Geen
van een ommezien in elkaar zal laten storten, zo snel als een hoop hand, die de tentpinnen uit de grond trekt en iets aan de koorden
kaf verbrandt, dan zullen die vergeters van God begrijpen wat zij verandert, waarmee de kleden gespannen zijn.
eigenlijk hebben bedreven en zullen ze het benauwd uitroepen: Wat zullen zulke herinneringen aan vroeger in de oren van
Wie kan bij zo'n God te Sion wonen? Bij zo'n God, die natuurlijk Jesaja's toehoorders liefelijk geklonken hebben. Wat zullen ze hen
niet alleen er toe in staat is een verterend vuur voor heidense Assy- hebben geholpen om Jesaja's woord ditmaal te vertrouwen en te
riers te zijn, maar ook voor inwoners van Jeruzalem, omdat zij Zijn geloven, dat God Zijn tempelstad voor de ondergang zou behoe-
verbond verzaakten. Zulk een verterend vuur was Jahweh reeds den. Jahweh zou daarvoor, zoals dat gebeurde in andere landen,
van eeuwigheid af, dwz. van oudsher (z.reg.), soms ook jegens Zijn geen gebruik behoeven te maken van grote rivieren met oorlogs-
verbondsvolk, Deut. 4 : 24, I c , 465. schepen erop. Want Jahweh (zelf) is onze Rechter (die voor onze
Maar dan klopt Jesaja hen a.h.w. op de schouders en laat hen zaken opkomt), Jahweh is onze Wetgever (voor Wiens rechten wij
weten, dat het helemaal geen onmogelijkheid is om burger te zijn hopen op te komen), Jahweh is onze Koning (onze Grootkoning,
van Sion, de woonplaats van Jahweh. Als men zich maar oprecht die ons tot Zijn vazalvolk heeft uitverkoren), Hij zal ons verlossen.
hield aan het verbond, waarin Jahweh het yolk Israel had opgeno- Het kan niet anders, of Jesaja heeft dit heerlijk woord met de
men, en men dus radicaal brak met al die zonden, waartegen de innige wens in zijn hart gesproken, dat er dan straks, na Jeruzalems
profeet al zo vaak had gepredikt. Dan is er best op Sion te leven. bevrijding, ook geen terugkeer te Jeruzalem meer plaats hebben
Dan zult ge vandaar af eens zien, welk prachtig verlossingswerk zou van de zonden, waartegen hij zo ernstig had moeten waarschu-
Jahweh, Israels Grootkoning, voor Zijn Sion zal verrichten. Dan wen en waarom het zo zwaar gestraft was, vs 22.
behoren de verschrikkingen van heden opeens tot het verleden. By.
die beledigende Assyrische belastingambtenaren, die overal rond- Intussen, al het voorafgaande was nog maar toekomsttaal ge-
liepen met aantekenlijsten om daarop voorraden en aanzienlijke weest. Jesaja had wel gesproken alsof de bevrij ding al een feit was,
huizen („torens") te noteren. Ge zult ze niet meer terugzien en ge verleden tijd, maar dat was nog niet zo. Gods verpletterende hand
zult dat brutale yolk met z'n rare taal niet meer horen. moest nog op Sanherib neerkomen. Op de man, tegen wie Jesaja
Dit moest Jesaja vooraf laten gaan, vs 14-19. hier zijn eerste woord had laten horen: Wee!
Want eerlijk was eerlijk. Jeruzalem had het er naar gemaakt. Nu, met diezelfde man eindigt Jesaja ook. En dat weer op
Het had zwaar gezondigd tegen zijn God. beeldrijke wijze. Hij tekent immers nu al de deplorabele toestand,
waarin Sanheribs schip van staat zich mettertijd zal vinden. Niet
Maar dan kan Jesaja zich laten gaan en eindigen met het lief- alleen zal Sanheribs leger als door de bliksem worden getroffen en
ste wat hij doet: troosten. En hij doet het ook nu weer naar de niet alleen zal Sanheribs leven door moordenaarshand worden af-
trant, die we allengs van hem kennen. Beeldrijk. Schilderachtig. gesneden, maar ook zal Sanheribs rijk ineenstorten, Ig, 802, 803.
Hoewel wat hij zegt heel goed mogelijk is en vervulbaar. Hij ziet de „Je touwen hangen (al) los. Ze kunnen de mast niet meer op z'n
pelgrims op de grote feesten weer naar Jeruzalem trekken en hoort plaats en de zeilen niet meer gespannen houden" vs 23a. Sanherib
hen, als ze vanaf de Olijfberg de stad Gods beneden zich zien lig- heeft lelijk z'n handen gebrand. Het machtige Assyrie is nader-
gen, elkaar met verrukking toeroepen: Ziedaar Sion. hand compleet uitgesliept, zie het boek Nahum.

132 133
sr 24 Een Boer ploegt niet aldoor Een Boer ploegt niet aldoor sr 24

God zal echter de eerste acte van dit machtige drama in het dingen moeten zien gebeuren. By. dat de schatten, die koning Hiz-
land Juda laten opvoeren. Daar, zo vernamen we al in vs 4, zouden kia had getoond aan de Babylonische gezanten, eenmaal als trofee
de mensen die lelijke rover op zijn beurt beroven. Onder hen zou- naar Babel zouden worden gevoerd; en Hizkia's „zonen" erbij, 2
den zelfs lammen zijn, krachtelozen, vs 23b. En Sion zou herleven. Kon. 20: 17, 18. Ook heeft Jesaja al moeten voorzeggen, dat Jah-
Wat hadden z'n inwoners in angst verkeerd. Ziek waren ze ervan weh op het land en yolk van de Edomieten bepaalde strafoefenin-
geweest. Maar dat zal straks voorbij zijn, als Jahweh aan Sion z'n gen zou toepassen, die eigenlijk onvoorstelbaar en dus onbeschrij-
zonden vergeeft en het uit de hand van de dreigende Sanherib be- felijk zouden zijn. Vandaar zeker, dat Jesaja zich hier in zulk een
vrijdt, vs 24. overvloedige mate van figuurlijke uitdrukkingen en beeldrijke
voorstellingen bedient als tevoren nog niet in zijn boek voorkwam.
VIII. JESAJA VOORZEGT, HOE LUISTERRIJK JAHWEH Daarmee moet wel rekening gehouden worden anders zou men
HET VOOR HET WEGGEVOERDE SION ZAL hem van overdrijving kunnen beschuldigen. Hiertoe is niemand
OPNEMEN, JES. 34 en 35. minder dan Calvijn wel enigszins vervallen. Weliswaar is zijn eer-
Met dit schriftgedeelte wordt de serie Jes. 28-35 gesloten. De bied voor de Heilige Schrift onverdacht en prijst hij Jesaja als ,de
karakteristieke tegenstelling is ook hier duidelijk aan te wijzen. Zo meest bezielde van alle profeten" (op 13 : 22). Maar bij 34 : 4
donker als de kleuren in Jes. 34 zijn, zo licht zijn ze in Jes. 35. Sion schrij ft hij : vers is misschien wel het sterkste voorbeeld van Oos-
zal wel heel wat moeten doormaken, maar Jahweh zal Zijn verlos- terse overdrijving, dat bij al de profeten te vinden is"; hij spreekt
ten daar weer doen wonen. van „Jesaj a's hier teugelloos fantastische verbeelding", enz. Onge-
twijfeld is de bedoeling van Calvijn goed en wil hij de bijbellezer
1. Jesaja voorzegt Gods gericht over Edom, Jes. 34. er voor waarschuwen alles wat hij bier leest letterlijk op te vatten.
Edomieten en Israelieten zijn broedervolken geweest. Hun Zo wij s zal de bijbellezer echter uit zichzelf al wel zij n, want een land
stamvaders, Ezau en Jacob, waren beiden zoons van Izaak. Toch kan er by. niet tegelijkertijd mee gestraft worden met brandend
heeft er tussen die twee volken vaak een vijandige verhouding be- pek te worden overgoten, vs 9, en in een gebied vol moerassen met
staan. Reeds ten tijde van Mozes waren de Edomieten niet bereid allerlei griezelig ongedierte erin te worden herschapen, vs 11.
de Isradieten langs de kortste weg over hun gebied het land Kanaan Trouwens, zo'n „fantastische" indruk zullen deze vervloekin-
te laten binnentrekken, Num. 20 : 18. En toen koning Achaz door gen in Jes. 34 en ook bij de andere profeten, niet op hun eerste
Noord-Israel en Syrie in het nauw gebracht werd, kreeg hij er ook lezers hebben gemaakt. De archaeologie wij st op treffende over-
nog de Edomieten als tegenstanders bij, 2 Kron. 28 : 17. Maar wat eenkomst tussen de vervloekingen, die bij de profeten in de Schrift
de Edomieten deden, toen Jeruzalem onder Nebucadnezar door voorkomen en die, waarmee gedreigd werd in Hethitische, Egypti-
de Babyloniers werd veroverd, spande de kroon. Men kan er over sche e.a. verdragstexten. Daarin werd de eventuele verbreker van
lezen in Obad.: 10, Ezech. 25 : 12, 35 : 5 en Ps. 137 : 7. Judese yluch- de gesloten overeenkomst ook met ijselijke straffen bedreigd. Met
telingen werden door hen gevangen genomen. melaatsheid, vergiftiging, waterzucht, zweten en urineren van
Wat een haat. Maar voor die haat is Edom dan ook wel ge- bloed in plaats van water. Moge hij het vlees van zijn zoons en
straft. Jes. 34 gaat daarover. dochters eten. Moge zijn grond zo koud worden, dat hij er op uit-
Het is een aangrijpend ernstig hoofdstuk. Uit verschillende glijdt en worde zijn gebied veranderd in een moeras, waar niet
plaatsen bij Jeremia blijkt, dat deze het gekend en gebruikt heeft 9 ). doorheen te komen is; waar slangen en schorpioenen huizen en
Wat heeft zo'n man als Jesaja reeds van verre verschrikkelijke andere woestijndieren 1° ).

134 135

§ 24 Een boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

Het hoofdstuk is te verdelen in een inleiding, vs 1-4, en de ver- Dat zal de reden geweest zijn, waarom hij het geschrift, waarin ze
dere inhoud, vs 5-17. In de inleiding worden de „uitspruitsels uit opgenomen was, „boek van Jahweh" noemde. Van wie had hij zijn
de aardbodem", dwz. de naties, de mensen, opgeroepen om op te profetieen immers anders ontvangen dan van God? Hoe groot het
letten op wat Jahweh doen gaat. De verdere inhoud van het hoofd- bier bedoelde geschrift in dit stadium van Jesaj a's leven geweest is,
stuk wordt gevormd door een zeer beeldrijke beschrijving van de valt echter niet te zeggen. Over Jesaja's arbeid eraan lezen we wei-
straf, die God op Edom toepast, wanneer Hij het rechtsgeding nig. Misschien in 8 : 16 en 30 : 8? Uit een boek van zijn tijdgenoot
(rieb, Ig, 396, I f , 44-49, 53) voor Sion voeren gaat. Micha wordt in Jer. 26: 18 een aanhaling gedaan I2 ). Vraag hoe
Voor de variatie wordt Edom, als deel voor het geheel, ook vroeg er al profetische geschriften van Jesaj a en Micha in omloop
eenmaal Bozra genoemd, in vs 6, naar een van zijn steden. De God- zijn geweest.
delij ke wraakoefening, die Edom krijgt te ondergaan, wordt voor-
gesteld als een slachting. Daarbij worden zowel grote als kleine 2. Jesaja belooft Sion een blijde wederkeer uit ballingschap,
dieren gedood, dwz. dat de straf zowel op de aanzienlijken zal Jes. 35.
neerkomen als op het gewone yolk. Edom komt er nooit meer bo-
venop. Er blijft niemand meer over om de leiding te nemen, vs 12_ ledereen vindt dit hoofdstuk erg mooi. In de vorige eeuw
Edom wordt een woestenij. Een verblijfplaats voor allerlei ge- schreef iemand 1³ ), dat Jesaja's openbaringen hier die hoogte berei-
dierte, dat niet in ere is. Daar verblijft by. de sdier, vgl. 13 : 21, een ken, waarop zij zich straks in de hoofdstukken 40-66 steeds zullen
woord, dat geen legendarisch wezen behoeft aan te duiden, maar blijven bevinden. Gaarne stemmen we in met die lof. Maar zij, die
heel gewoon „bok" betekent. Door NBG ook hier vertaald door met dit hoofdstuk in de dagen van Jesaja zelf reeds in kennis kwa-
„veldgeesten". Jammer Bedoeld is slechts die langharige bokken- men, zullen er zich wel met beving over hebben verheugd. Het was
soort, welke door haar uiterlijk al zo'n griezelige indruk maakt, vgl. inderdaad een verkwikkend stuk. En dat van een man, wiens woor-
I b , 234, 287, noot 128. Om dezelfde reden — griezelen — zal het den reeds onder koning Achaz zo onweersprekelijk betrouwbaar
verwoeste Edom een plaats worden genoemd, waar de „lilith" ver- waren gebleken, Jes. 7. Door die Jesaja werd nu echter wel een
blijf houdt, vs 14. Maar dat dit woord, dat slechts eenmaal in de schone terugkeer naar Sion beloofd. Maar dat veronderstelde dus
bijbel voorkomt, „nachtspook" zou moeten betekenen, lijkt ons een voorafgaande wegvoering. Nu, wanneer we Jes. 35 lezen als
ook Lang niet uitgemaakt. Waarom toch dat woord „spook"? Het pendant van Jes. 34 dan beven wij vandaag zelfs nog vanwege de
Hebr. woord voor nacht („lailah") lijkt wel een beetje op lilith, hete oven van haat, waardoor het Jeruzalemse overblijfsel heeft
maar dat is natuurlijk niet genoeg voor de fixatie van een beteke- moeten heengaan. Zelfs het broedervolk Edom heeft meegeholpen
nis. Er wordt ook gedacht aan relatie met een figuur uit Babyloni- bij de poging om de laatste rest van het uitverkoren yolk uit te
sche onderwereldlitteratuur"). Waarom zullen we het niet onver- roeien.
taald laten? „Lilith". Dat deden we toch ook met het woord Rahab Intussen, die onbarmhartige toeleg zou niet gelukken. Daar-
in 30 : 7. Wie weet wat de opgravingen nog eens aan het licht bren- van hebben de wenenden Sions de verzekering gekregen in een
gen. Wat hadden Jesaja's eerste lezers veel op ons voor. Die begre- wonderschone beschrijving van een liefelijke wederkeer. We vesti-
pen zulke woorden wel, zou 't niet? gen de aandacht op de volgende punten daarin.
In de laatste twee verzen, 16 en 17, verzoekt Jesaja zijn toe- 1° . Op de tijd van de terugkeer, vs 1, 2.
komstige lezers te letten op de vervulling van zijn profetie tegen Als Jesaja aan menig bijbellezer van onze dagen inzake de tijd
Edom-Bozra. Of hij dus van haar betrouwbaarheid overtuigd was. van de terugkeer een plezier had gedaan, dan had hij een j aartal

136 137
§ 24 Een Boer ploegt niet aldoor Een boer ploegt niet aldoor § 24

genoemd. Wat zouden we dat graag in een rijtje hebben gezet en Dit heeft Jesaj a dus aan het gelovige overblijfsel der toekomst
gekeken of het wel klopte. lang tevoren alvast op het hart gedrukt: verwacht maar niets van
Niets daarvan in Jes. 35. Wel een heel andere tijdsaanduiding. uw eigen kracht. Stel U de terugkerende rest vooral niet voor als
Het spreekt toch zeker vanzelf, dat de dichter Jesaj a over de weder- een krijgshaftige bende. 't Zal slechts een groepje zwakke mensen
keer van Gods laatste rest niet anders kan spreken dan als een kun- zijn. Maar God zal ze moed inspreken. Niet bang zijn. Je hebt ge-
stenaar, die een Palestijns lentelandschap schildert. zien, hoe je vertrek uit Babel opeens mogelijk was. Ik zorg.
Laten we ons ook niet al te zeer vermoeien met de beantwoor- 3°. Op de weg, vs 8, 9.
ding van de vraag, wat zo'n Hebr. woord als chabatselet in vs 1 nu Onder koning Cyrus heeft blijvende orde geheerst. De man
precies betekent. Snedig merkt Dr. Snijders hier op: „vroeger was wel zeer machtig, maar tevens zeer wij s. Hij wilt de volkeren in
bloeide de woestijn als een lelie (LXX, Vulgaat) of als een roos een tevreden stemming te brengen. Dat is natuurlijk aan de straten
(S.V.), tegenwoordig als een narcis. Men kan slechts vermoeden en wegen te merken geweest. Jesaj a heeft voorspeld, dat de ballin-
welke bloemsoort bedoeld is." gen daarvan zouden genieten. Hun weg zou veilig en heilig zijn. Ze
Zouden wij ook eens een vraag mogen stellen, waarop geen zouden geen last hebben van rovers, wien het om hun goed te doen
stellig antwoord te geven is? Zou Jesaj a misschien zonder erg heb- was en evenmin van moordenaars, wien het om hun bloed te doen
ben gesproken onder invloed van de bekende verhalen over die was. Weer zo'n wonderlijk Godsgeschenk na tij den van barre on-
twee andere uitleidingen door Gods hand? We hebben vroeger nl. veiligheid en afschuwelijke mensenslachtingen, vgl. Ezra 8 : 31.
durven beweren, dat Israel, toen het uit Egypte toog alsmede toen 4°. Op het doel, vs 10.
het ongeveer een jaar later Horeb verliet, met z'n voeten gelopen Uitdrukkelijk wordt de plaats genoemd, waarheen de weder-
heeft door de anemonen, de lelies en de narcissen, I b 644, Ic, 112.
, keer zou plaats vinden. Jahweh's losgekochten (uit het oord van
Want die twee uittochten hebben in de lente plaats gehad. Welnu, hun slavernij) zouden wederkeren naar en met vreugde binnen-
dat heeft Jesaja nu blijkbaar ook maar willen zeggen. 't Zou lente gaan in Sion. Uit hoofde van de vervulling, die later gevolgd is,
zijn. De weergekeerden zouden met hun voeten midden tussen de geloven we, dat Jesaj a in dit hoofdstuk dus de terugkeer der ballin-
bloeiende bloemen doorlopen. gen heeft beloofd uit Babel. De naam Sion is door de profeet letter-
2°. Op de stoet, vs 3-7. lijk bedoeld. Dat verliezen we tengevolge van de overvloedige
Er is uit Babylon geen krijgshaftige bende naar Jeruzalem ver- beeldspraak niet uit het oog. Waarom hij dan van Sion en niet van
trokken. En haar vertrek is ook niet te danken geweest aan diplo- Jeruzalem gesproken heeft? Och, dat had hij evengoed kunnen
matieke druk van de een of andere kant. Op een gegeven ogenblik doen. Maar niet zonder reden zal hij de geliefde stad bij haar liefe-
is koning Cyrus de machtigste man van de wereld geworden en lijkste naam genoemd hebben. Hij wilde zijn troostgedicht stellig
heeft juist deze man uit zichzelf aan de ballingen permissie gegeven toonzetten op de allerliefste wijzen en klanken.
naar huis te gaan. Uit zichzelf? Nee, Jahweh wekte zijn geest daar-
toe op, 2 Kron. 36 : 22, Ezra 1 : 1, 2.
NOTEN
Is dat geen wonder geweest? Goddelijke luister verspreidend, I ) Aldus M.v.Damme in Wetten ten Leven, blz. 25. De auteur, zelf landbouwer,
zegt vs 2. noemt blz. 27 de instelling van het sabbatsjaar „een landbouwwet, die zijns gelijke
Zoals het ook een wonder geweest is, toen Christus later de nog niet heeft gevonden".
2)Dr. C. L. Labuschagne, De valse profetie in Israel, Rondom het Woord, elfde jrg.,
ogen van blinden geopend heeft en de oren van doyen en de mond blz. 143.
van stommen. Een daad Gods van die rang bedoelt Jesaj a. 3)F. J. Pop, De eerste brief van Paulus aan de Corinthiers, 329.

138 139
§ 24 Een Boer ploegt niet aldoor

4) Now that the transition has been made, the sign of transition has no abiding value
in the life of the church. 0. Palmer Robertson, Tongues: sign of covenantal curse
and blessing, W. Th. Y., XXXVIII (1975) I, 53.
5) Ontleend aan Dr. Snijders, comm. 301.
6) D. J. Wiseman, Archaeology and Scripture, W. Th. Y. XXXIII, 2 (May '71) pag. § 25
141: For there (nl. in Palestine), even more than in Mesopotamia, writing materials
were perishable, being primarily the wax-covered writing-board (Akkadian lesum;
Heb. luach), leather and papyrus scrolls. In noot: „Tablets" of Isa. 30: 8 and Hab. EERST ASSUR, DAN BABEL
2: 2 were probably writingboards of this form. The Decalogue was written on sto-
ne, as were Babylonian legal and religious edicts intended for public display.
7) Snijders vat vs 1 voorwaardelijk op, gevolgd door Schoors.
8)We hebben hier een nieuw voorbeeld van de vrijheid, die de profeten zich veroor- Het viertal hoofdstukken, dat nu volgt, Jes. 36-39, bevat gro-
loven in het gebruik der persoonlijke en der bezittelijke voornaamwoorden, Calvijn tendeels hetzelfde als de hoofdstukken 2 Kon. 18 : 13-20 : 19. Toen
op vs 2. The abrupt change of person from the first to the third is not unusual in we daarover spraken in Ig, blz. 729-763, bleken ze twee verhalen te
Hebrew style, Slotki op vs 2. Een stilistische variatie van de suffixen, Schoors op vs
6. bevatten.
9)Zoals aangetoond werd door E. J. Young, Isaiah 34 and its position in the prophe- Eerste verhaal, Jes. 36 en 37 (2 Kon. 18: 13-19 : 37).
cy, W. Th. Y. XXVII, 2, 93-114. Hij noemt Jer. 46 : 10 vergeleken met Jes. 34: 3-8, arst werd de bevrij ding verhaald van Jeruzalem uit de macht
Jer. 25 : 31 vgl. met vs 2 en 66 : 16, Jer. 25 : 33 vgl. met vs 2 en 66 : 16, Jer. 25 : 34 met
vs 2, Jer. 50 : 27 met vs 7, Jer. 51 : 40 met vs 6, Jer. 50 : 39 met vs 14 en Jer. 50 : 60 v. van de Assyrische koning Sanherib. Hoewel deze van koning Hiz-
met vs 16. kia op zijn eis een zware oorlogsschatting ontvangen had, was hij
10) H. B. Huffmon. The Covenant Lawsuit in the Prophets, J. B. L. LXXIX (1959)
hiermee nog niet tevreden, maar eiste toen ook nog de overgave
285-295. D. R. Hillers. Treaty-Curses and the Old Testament Prophets, diss. Rome
1964. Het opschrift boven chapter four luidt: Old Testament Parallels to Treaty- van Jeruzalem. De manier, waarop hij die eis stelde, was boven-
Curses. Volgens Hillers zou refer Jahweh in 34: 16 het oog hebben op een verdrag dien niet alleen beledigend voor koning Hizkia, tegenover wie hij
tussen Juda en Edom, waarin de naam van Jahweh stond en dat door Edom was het aangegaan accoord verbrak, maar was vooral ook beledigend
geschonden. Schoors vindt dit een boeiende maar onbewezen hypothese, comm.
205. voor Jahweh, de God van Hizkia, van Wie de afgezanten van San-
11) D. J. Baarslag, Oud-Israel, X. Twist en Tweedracht, 79. herib buiten de muur nl. hadden staan te beweren, dat Hij er net zo
12 ) Als Konig hierop wijst, schrijft hij erbij: „und doch wohl nicht aus dem min toe in staat zou zijn de stad Jeruzalem uit handen van Sanhe-
Gedachtnis", comm. 295.
13 ) F. Delitzsch, Biblischer Commentar uber den Propheten Jesaja, zweite uberar-
rib te houden als de goden van al de door Sanherib veroverde ste-
beitete Aufgabe, Leipzig, 1869. Maar zie over Delitzsch inzake het auteurschap van den bij machte geweest waren om dat met de steden van hun ver-
Jes. 40-66 in de 4° editie Aalders, Kanoniek, 216. Daarin liet hij het auteurschap eerders te doen.
van Jesaja over Jes. 40-66 los. Vroeger had hij het prijsgeven van de eigennaam
Kores in Jes. 44: 28 en 45 : 1 als glossen nog „falsche Apologetik" genoemd, editie In die benauwde dagen heeft Hizkia de uitdrukkelijke verze-
van 1869, S. 472. kering van de profeet Jesaj a gekregen, dat deze snoever van een
Sanherib geen voet in Jeruzalem zetten zou, maar op een smadelij ke
manier zou moeten aftrekken. Wat ook kort daarna uitgekomen is.
En enige jaren later is Sanherib door zijn eigen zoons vermoord.
Tweede verhaal, Jes. 38 en 39 (2 Kon. 20 en 21).
Het verhaal, dat zowel in Koningen als bier in Jesaj a vOlgde,
ging over iets, dat vrijwel zeker voor de Sanherib-affaire van daar-
even gebeurd was en toch daarna werd geplaatst. Het ging over de
ernstige ziekte, waaraan Hizkia bijna bezweken is, maar waarvan

140 141
§ 25 Eerst Assur, dan Babel Eerst Assur, dan Babel § 25

hij nog op zijn ootmoedig gebed mocht genezen. Ach, was het hier- 1°. Iemand zal er misschien op willen wijzen, dat in de vier
bij nu maar gebleven. Maar toen er gezanten kwamen uit Babel om hoofdstukken telkens gesproken wordt over Jesaja, wat volgens
koning Hizkia met zijn herstel geluk te wensen — en natuurlijk hem de indruk wekt, dat juist niet de profeet Jesaja de auteur van
meteen om hem te betrekken bij een alliantie tegen het toentertij d die vier hoofdstukken is, maar iemand anders.
sterk opdringende Assyrie — toen is Hizkia met dat bezoek zo in- Inderdaad is die schrijfwijze — van iemand over zichzelf in de
genomen geweest, dat hij aan de gezanten zijn schatten en wape- derde persoon — tegenwoordig ongewoon 1 ). Maar oudtijds kwam
nen liet zien. Dit hoogmoedig gedrag van Hizkia heeft Jahweh zeer ze vaak voor. Wanneer Julius Caesar over de oorlog verhaalt, die
mishaagd. Jesaja heeft de koning moeten aanzeggen, dat er metter- hij in Gallie gevoerd heeft, spreekt hij over zichzelf nu eens in de
tijd nakomelingen van hem als ballingen naar ditzelfde Babel zou- eerste persoon („ik") dan weer in de derde („Caesar" gaf dit of dat
den worden gevoerd om daar aan het hof te dienen. Ook die profe- bevel). Ook in rapporten en verslagen uit later eeuw is deze schrijf-
tie is uitgekomen, hoewel ruim een eeuw later, 2 Kon. 24 : 12-16, wijze echter nog wel gebezigd, by. door Napoleon 2 ). En dezelfde
Dan. 1 : 4. schrijftrant komen we tegen bij de apostel Johannes, die niet vaak
over zichzelf in de eerste persoon schrijft („wij" hebben de heer-
De vraag rijst licht, hoe het gekomen zal zijn, dat die twee ver- lijkheid van het vleesgeworden Woord aanschouwd", wij, aposte-
halen zowel in het boek Jesaja als in het boek Koningen in dezelfde len, kunnen ervan getuigen) Joh. 1: 14, Openb. 1: 9 („ik") 22 : 1, 6,
(chronologisch beschouwd averechtse) volgorde voorkomen. enz. („wij") maar heel dikwijls in de derde persoon, Joh. 18 : 15 (en
De totstandkoming van die verhalen zal wel ongeveer aldus een andere discipel) 19 : 26 (de discipel, dien Jezus liefhad) vgl. ook
hebben plaats gehad. Het antwoord op Hizkia's eerst verhaalde 19 : 35, 20 : 2-10. De apostel heeft daarmee klaarblijkelijk de
gebed, dus om verlossing uit de macht van Sanherib, is de koning grootst mogelijke objectiviteit willen betrachten. En tenslotte, wat
door Jesaj a vanzelfsprekend schriftelijk aangeboden. Zie immers hebben we de profeet Jesaja zelf zien doen in de voorgaande
de lengte ervan in Jes. 37 : 22-35. Hiervan zal Jesaja naderhand ge- hoofdstukken? Daarin sprak hij soms over zichzelf in de eerste
bruik gemaakt hebben bij het opstellen van het eerste verhaal persoon, Jes. 6 : 1, 5, enz., 8 : 1, 5, 11 (ik of mij) maar ook wel in de
Voorts zal Jesaja met het oog op het schrijven van het tweede ver- derde persoon, Jes. 7: 2 (door Jesaja) 20: 2 (dito) 7: 3 (tot Jesaja)
haal gebruik hebben mogen maken van (een kopie van?) het dank- 37 : 2 (tot de profeet Jesaja ³ ). Wanneer hij dit in de hoofdstukken
lied, dat koning Hizkia vervaardigde na zijn herstel, Jes. 38 : 9-20. 36-39 ook doet, pleit dat dan niet veel eerder pro dan contra zijn
We nemen aan, dat die verlialen uit het boek Jesaja in het auteurschap van deze hoofdstukken?
boek Koningen zijn opgenomen en niet andersom. Wanneer men 2 2°. Misschien heeft iemand er echter daarom nog bezwaar te-
Kon. 18 : 13-20 : 19 leest, valt het immers op, dat dit Schriftgedeel- gen de hoofdstukken 36-39 als Jesajaans te erkennen, omdat ze z.i.
te een totaal andere stijl vertoont dan de rest van het boek Konin- een heel ander karakter dan de voorgaande dragen, nl. dat van his-
gen. In 2 Kron. 32 : 32 wordt trouwens over zulk gebruik van het toriebeschrijvingen, terwijl Jes. 1-35 een profetisch karakter droeg
boek Jesaja voor de historiebeschrijving uitdrukkelijk gesproken. en daarom duidelijk viel onder het opschrift van Jes. 1 : 1 (Gezicht,
Niets lijkt ons meer voor de hand te liggen dan dat de profeet Jesa- profetie, van Jesaj a).
ja zelf eerst de hoofdstukken 36-39 van zijn boek heeft geschreven Wie zulk een bezwaar maakt, dreigt twee dingen uit het oog te
en dat die hoofdstukken mettertijd uit het boek Jesaja in het boek verliezen. Ten eerste, dat er in de hoofdstukken Jes. 1-35 naast al-
Koningen zijn opgenomen. lerlei profetische inhoud, in de zin van voorzegging, ook wel terde-
Toch kunnen we ons de volgende bezwaren indenken. ge geschiedschrijving plaats heeft, zie by. Jes. 7. En ten tweede, an-

142 143

§ 25 Eerst Assur, dan Babel Eerst Assur, dan Babel § 25

dersom, dat er in de vier hoofdstukken 36-39 naast veel geschied- De profetieen over Assur werden afgesloten en de overgang
beschrijving ook wel terdege gezicht voorkomt, profetie, ja dat werd gemaakt naar profetieen over Babel van zulk een omvang als
deze daarin zelfs een centrale plaats inneemt, immers ten eerste waarin zij in de voorafgaande helft van het boek nog niet voorge-
door de profetie van Sanheribs geduchte afstraffing en ten tweede komen waren.
door de profetie der wegvoering van Hizkia's nakomelingen naar Overigens beweren we geenszins, dat het resterende deel van
Babel. Wanneer er uit heel het boek Jesaja 66n deel duidelijk onder
het boek Jesaja uitsluitend over Babel spreekt. Het strekt zich uit
het opschrift van Jes. 1 : 1 valt (chazoon, gezicht, profetie van Jesa-
over een veel groter tijdperk dan de nu volgende geschiedenis van
ja) dan wel Jes. 36-39.
Babel. Dat deed het voorafgaande deel ook reeds en hetzelfde ge-
3°. Misschien voelt iemand toch nog het feit, dat de twee ver-
schiedt ook hier. De profetieen van het Jesajaboek hebben soms
halen, waaruit Jes. 36-39 bestaat, in zo'n averechts chronologische
betrekking op gebeurtenissen, die zeer spoedig gevolgd zijn, by. de
volgorde staan, als een bezwaar aan om ze toe te kennen aan zulk
afstraffing van koning Sanherib, maar ook wel op gebeurtenissen,
een begaafd auteur als Jesaja moet geweest zijn.
die veel later hebben plaats gehad, by. de verovering van Hizkia's
Maar als dit feit nu juist eens een sieraad is in plaats van een
schatten en wapenen door het later nog machtiger dan Assur ge-
gebrek?
worden Babel en wegvoering van nakomelingen van Hizkia als
Zou die „averechtse" volgorde juist geen verband kunnen
dienaars aan Babels hof. Nu, zoals we in de eerste helft van het
houden met de structuur van het boek Jesaja? Zal die structuur
boek Jesaj a zelfs al profetieen ontmoetten, die betrekking hadden
Jesaja bij het vertellen van de verhalen in de vier hoofdstukken al
op de komst van Christus, by. Zijn optreden in Galilea en te Jeru-
niet reeds zo zeer parten hebben gespeeld, dat hij daarnaar de ver-
zalem, Jes. 2 : 1-5 en 8 : 23-9 : 6, zo zullen we in de tweede helft van
halen rangschikte en het laatste een plaats gaf ITO& het eerste?
Jesaja eveneens profetieen tegenkomen, die niet slechts betrekking
Welke was immers die structuur? hebben op gebeurtenissen van vrij kortbij, by. Babels val in han-
Deze, dat in Jes. 1-35 met name het vreselijke Assur op de
den van koning Cyrus, maar ook op gebeurtenissen in nog veel ver-
voorgrond stond, maar dat Jes. 40 straks onmiddellijk spreekt over
dere toekomst, nl. op de komst van Christus op aarde om hier te
de terugkeer uit Babel.
lijden en te sterven, op de toebrenging van heidenen tot het geloof
Wat heeft de auteur het 66n juist op voortreffelijke wijze laten
in de God en Vader van Christus en op de vernieuwing van hemel
aansluiten bij het ander.
en aarde bij Christus' wederkomst.
Immers stond in Jes. 1-35 vooral Assur op de voorgrond en
zie, nu sluit zich daarbij het eerste verhaal aan, over Sanheribs af- Tenslotte volgt hier een kort overzicht van de geschiedenis
straffing. der wereldrijken, waarmee de lezer van het boek Jesaja te doen
Maar in Jes. 40 enz. zal straks geen Assur, doch Babel op de krij gt.
voorgrond staan en zie, nu sluit zich daarbij het tweede verhaal Het Assyrische rijk.
aan, over Jesaja's profetie van de wegvoering naar Babel van som- Dit is vooral machtig geworden door Tiglath Pileser,
migen uit Hizkia's eigen nakomelingen. 745-727. Hij was het, die door koning Achaz te hulp geroepen
Ziedaar, de inrichting van Jesaja's boek. Z'n structuur. Blijk- werd tegen Samaria en Damascus, Jes. 7 : 4. Zijn opvolger is Sal-
baar is daardoor in Jesaja's geest bij de plaatsing der twee verhalen maneser geweest, 727-722, de vorst tegen wie Hosea van Israel in
in Jes. 36-39 zulk een rol gespeeld, dat hun volgorde door hem opstand kwam. Salmaneser trok tegen Samaria op. Het werd inge-
werd omgekeerd. - nomen door Sargon, 721-705. Diens huis heeft over Assyrie gere-

144 145
Eerst Assur, dan Babel
§ 25 Eerst Assur, dan Babel § 25

geerd tot de val van Nineve. Een zoon van hem is de beruchte San- schappij gekomen van de Perzen ten tijde van Cyrus en heeft toen
herib geweest, die zo grof optrad tegen Jahweh, tegen Jeruzalem en meegewerkt aan Babels val, 539. Koning Cyrus moet wel een zeer
tegen Hizkia, 705-681, Jes. 36 en 37. Hij werd door twee van zijn doortastend veldheer geweest zijn. Door een verrassend bekwaam
eigen zoons vermoord, Jes. 37: 38, en opgevolgd door een andere gebruik van zijn ruiterij verraste hij by. de schatrijke koning Croe-
zoon, Esarhaddon, 681-668. Van deze koning en van zijn zoon As- sus te Sardes, de hoofdstad van Lydie. Maar koning Cyrus behan-
surbanipal (= Asnappar) is bekend, dat zij vreemde volken in het delde de onderworpen volken niet wreed. Dankzij zijn vredelie-
land van EfraIm deden wonen, Ezra 4: 2,10. Onder de opvolger vendheid werd hij alom als bevrij der begroet. Dat gebeurde ook te
van Assurbanipal is het Assyrische rijk ineengestort. De Meden en Babel. Binnen een jaar na de overgave van Babel kregen de Joodse
Chaldeeen maakten zich van zijn hoofdstad Nineve meester in ballingen van hem verlof om naar hun vaderland terug te keren.
612. Ook stond hij toe, dat de Jeruzalemse tempel herbouwd werd, Ezra
Het Babylonische rijk. 1: 1-6. De bouw van deze tempel is ook zeer bevorderd door ko-
Dit kwam grotendeels voor het Assyrische in de plaats. De ning Darius I, 521-486. De Perzische koning, die Esther tot vrouw
stad Babel kon reeds bogen op een roemrijk verleden. Pas wie nam, heette Ahasveros, Gr. Xerxes, 485-465. Hij regeerde van In-
heerste over haar, „de gebiedster der koninkrijken" Jes. 47 : 5, gold die tot Ethiopie, Esth. 1: 1. Het was onder koning Arthaxerxes, de
oudtijds voor heer en meester der aarde. De Assyriers hebben zich Arthasasta van Ezra 7, dat Ezra en Nehemia naar Jeruzalem togen.
meer dan eens van haar meester gemaakt, maar telkens wierp zij Toch is dit machtige rijk der Perzen stormenderhand ver-
hun juk van zich af. We denken aan de Babylonische gezanten, die overd door de zeer j eugdige Griekse koning Alexander de Grote,
Hizkia met zijn herstel kwamen feliciteren, Jes. 39. Tenslotte is de 331-323. De verbreiding van de Griekse taal, die tengevolge van
Assyrische hoofdstad, Nineve, veroverd door iemand, die eigenlijk de handel reeds gaande was, is door zijn optreden zeer begunstigd,
te Babel als vazal van Assyrie regeerde. Hij heette Nabopolassar. wat weer voorbereidend gewerkt heeft voor de latere prediking van
Deze is echter ook tegen Assyrie in opstand gekomen en is er in het Evangelie, ook in de landen rondom Palestina.
geslaagd met behulp van het yolk der Meden de Assyrische hoofd-
stad te veroveren. NOTEN
1) In zijn Einleitung in das Neue Testament (2 Aufl.) II S. 598 Anm. 5 herinnert
Van deze Nabopolassar is de overbekende Nebucadnezar een Zahn er evenwel aan, dat „bij alle Europeanen de auteur in de titel van zijn boek
zoon geweest. Reeds als kroonprins versloeg hij farao Necho, die over zichzelf in de derde persoon spreekt (edidit), als 't even kan met al zijn titels
het restant van de Assyriers te hulp wilde komen, in de slag bij erbij, als schreef hij voor zichzelf een grafschrift, terwijl hij zich in het voorbericht
en later toch veroorlooft over zichzelf met het woord ik of mij te spreken". Overge-
Karchemis, 605. Van zijn zoon Evilmerodach lazen we, dat hij ko- nomen en vertaald uit het in noot 2 te noemen werk van M011er, S. 120.
ning Jojachin zo vriendelijk behandelde, 2 Kon. 25 : 27. De laatste 2)W. Moller, Die Einheit and Echtheit der 5 'Richer Mosis, 1931, S. 102, 118, 119.
koning van Babel is Nabonidus geweest, 556-539. Deze was zo'n 3 ) E. J. Young, Who wrote Isaiah? pag. 36 voegt hieraan toe, dat Jes. 36 : 2 en 7: 3 er
blijk van geven afkomstig te zijn van dezelfde auteur.
liefhebber van studie in oude geschiedenissen, dat hij de zorg voor
de staatszaken overliet aan zijn zoon Belsazar. Deze wordt dan ook
in Dan. 5 de laatste koning van Babel genoemd. Praktisch. Kort
daarop volgde hij zijn vader op en regeerde lang, 605-562.
Het Perzische rijk.
Het yolk der Mediers, dat eerst met de Babyloniers verbon-
den was (Chaldeen, zuidelijk Mesopotamie) is later onder heer-

146 147
Troost, troost Mijn yolk! § 26

hun te Babel verschaft door de profeet, die men Deutero-Jesaja


was gaan noemen. Men nam aan, dat deze D.-Jes. niet in het land
Kanaan zijn troostprofetieen had uitgesproken en opgeschreven,
§ 26 maar in Babel.
Bij nader inzien moest men echter erkennen, dat op verschil-
TROOST, TROOST MIJN VOLK! lende plaatsen in hoofdstuk 40-66 over stad en tempel te Jeruza-
lem gesproken werd als nog wel bestaande en over het yolk als nog
wel zich in Kanaan bevindende. Daardoor is men er toen toe geko-
Zo luiden de eerste woorden van Jes. 40. Daarmee zitten we men de hoofdstukken 40-55 toe te schrijven aan D. Jes., maar de
dus midden in het boek Jesaja. Tenminste, zo denken wij. En zo rest, hoofdstuk 56-66, aan een zgn. Trito-Jesaja (tritos = derde).
hebben de meeste bijbellezers in de meeste eeuwen, die achter ons Deze Trito-Jesaja zou niet in Babel opgetreden zijn, maar in Ka-
liggen, ook gedacht. In de twaalfde eeuw moet er wel een rabbijn naan, na de terugkeer der ballingen daarheen.
geweest zijn, die het betwijfelde, of Jes. 40-66 wel van Jesaja af- Een heel sterk bezwaar tegen de datering van sommige stuk-
komstig was en in het eind van de achttiende eeuw is het vermoe- ken van hoofdstuk 40-66 in de tijd van Jesaja werd ontleend aan
den uitgesproken, dat Jes. 50 niet van Jesajaanse herkomst was. het voorkomen daarin van de naam van de Perzische koning Kores
Negen jaar later, in 1789, werd echter heel Jes. 40-66 door een of Cyrus. Deze vorst gaf kort na 539 v.Chr. aan de ballingen de
commentator aan Jesaj a ontzegd. En vandaag aan de dag begint er vrijheid naar hun vaderland terug te gaan. Hoe kon de naam van
volgens de meeste exegeten na Jes. 39 een boek, dat niet van Jesaja die koning nu al bekend zijn aan Jesaj a, de tijdgenoot van koning
is. Hizkia, omstreeks 700 v.Chr.?
En hoe heette de sbhrijver van dat boek dan?
Dat wilt men niet en dat weet men vandaag nog niet, zegt Deze nieuwere opvattingen omtrent de afkomst van Jes.
men, maar omdat aan Jes. 40-66 toch geen opmerkelijke trekken 40-66 zijn niet onweersproken gebleven. Haar voorstanders waren
van overeenkomst met het voorafgaande (1-39) te ontzeggen wa- het onderling trouwens al niet in alles met elkaar eens. Maar haar
ren, heeft men de auteur van dat volgende boek ook maar Jesaja tegenstanders legden haar vragen voor, die bepaald lastig waren,
genoemd, maar dan Deutero-Jesaja (deuteros = tweede). hoewel ze eenvoudig voor de hand lagen. By. of men zelf ook niet
Hoe men hiertoe gekomen is?') vond, dat het slot van Jes. 39 geen erg passend slot vormde voor het
Het was ook wel om zulke redenen als verschil in taal en stijl, voorafgaande boek van de beroemde Jesaja. En by. of men het zelf
dat men het auteurschap van Jesaja niet voor hoofdstuk 40-66 ook niet vreemd vond, dat de naam van de auteur van het nieuwe
meende te kunnen aanvaarden. Maar het voornaamste bezwaar te- boek, hoofdstuk 40-66, in Jes. 40: 1 niet genoemd wordt, terwijl
gen Jesaja's auteurschap voor hoofdstuk 40-66 werd ontleend aan iets dergelijks in de aanvang van alle volgende boeken der profeten
het verschil tussen de historische achtergrond van hoofdstuk 1-39 wel gebeurt. En of men het zelf niet wat vreemd vond, dat de au-
en die van 40-66. In de laatstgenoemde hoofdstukken werd over teur van zo'n beroemd bijbelboek als Jes. 40-66 een onbekende
Jeruzalem immers gesproken als over een verwoeste stad, over was 2 Voor verdere punten van discussie verwijzen we naar de in
).

Juda als over een ontvolkt gebied en over Gods yolk als over een noot 1 en 2 genoemde werken ³ ). Laten we alleen even het volgende
aantal ballingen, die ver van hun vaderland verdreven waren en vertellen, omdat het iets met Jes. 40 : 1 te maken heeft.
aan niets een grotere behoefte hadden dan aan troost. Nu, die werd Het is algemeen bekend, dat er in de spelonken van Qumran,

148 149
§ 26 Troost, troost Mijn yolk! Troost, troost Mijn yolk! § 26

gelegen ten n.w. van de Dode Zee, in het jaar 1947 en daarna op- bezig hield met het kopieren van een boek van een en dezelfde Je-
zienbare vondsten van oude Joodse geschriften hebben plaats ge- saj
had. Men trof ook een ruim 9 meter lange rol aan, waarop het gehe-
le boek Jesaja geschreven stond 4). Natuurlijk is het heel iets anders, wanneer men het boek Jesa-
Maar wat bleek de schrijver van die rol nu te hebben gedaan, ja verdeelt om practische redenen. Zoals dat in de middeleeuwen
toen hij met „Jes. 39" klaar was? (Zo duiden wij immers sinds de gebeurd is bij het aanbrengen van de hoofdstukkenindeling der
invoering van de verdeling der Heilige Schrift in hoofdstukken en Schrift. En zoals wij dat om practische redenen in het voorafgaan-
verzen een Schriftplaats aan.) Bleek hij toen een zekere ruimte te de Jes. 1-39 gedaan hebben. Zo doen we dat hier ook. Alleen maar
hebben opengelaten voor hij verder ging met Jes. 40 : 1? Zoiets was omdat het de bespreking van Jes. 40 : 1-57 : 21 ten goede kan ko-
hij wel niet gewoon, maar hij had het zich in het voorafgaande wel- men.
eens veroorloofd 5 ).
Geen sprake van. Dit Schriftdeel heeft op het eerste gezicht misschien wel eens
Door het overschrijven van het slot van Jes. 39 was de kolom, een wat ingewikkelde indruk gemaakt. Maar dat behoeft toch wer-
waarin hij aan het schrijven was, juist bijna vol geworden. Er was kelijk niet. Bij nader inzien blijkt het juist zeer overzichtelijk sa-
nog een klein stukje overgebleven. Maar wat deed de overschrijver mengesteld te zijn.
daarmee? We wijzen alvast op het volgende.
Wij, wij zouden dat ruimtetje vast en zeker open gelaten heb-
ben. Onbeschreven. Om daarmee te attenderen op het mooie nieu- Inhoud en verdeling van Jes. 40 : 1-57 : 21.
we gedeelte uit het boek Jesaj a, waarover we het straks zullen heb- In dit Schriftdeel wordt gesproken over drie knechten van
ben. Dus hoofdstuk 40-66. lets, waarvan niemand kwaad had ge- Jahweh. Dat is zijn inhoud.
zegd. We hebben het voorafgaande Jes. 1-39 toch ook in verschil- Maar het spreken over deze drie knechten van Jahweh heeft
lende stukken verdeeld. Alleen maar met het oog op de bespreking. plaats op twee verschillende manieren. Eerst kort, daarna breder.
Dus om practische reden. Eerst worden de drie knechten nog maar voorgesteld. Daarna
wordt elk van hen in het bijzonder besproken. Ziedaar de zeer voor
Maar wat heeft de schrijver van de grote Jesajarol van Qum- de handliggende verdeling.
ran gedaan? Deel I: De drie knechten voorgesteld, Jes. 40 : 1-42 : 7.
Niets anders dan doorschrijven. Zelfs het kleine stukje ruim- Deel II: De drie knechten besproken, Jes. 42 : 8-57: 21.
te, dat er in de kolom van zijn rol overbleef na het slot van Jes. 39,
benutte hij nog voor het neerschrijven van de eerste woorden van De boodschap van Jes. 40: 1-57: 21.
Jes. 40 : 1 om daarna in de volgende kolom met de overige woorden Dit Schriftdeel vangt aan met de woorden: Troost, troost
van Jes. 40: 1 onmiddellijk verder te pad). Gewoon verder te Mijn yolk, zegt uw God, Jes. 40 : 1.
gaan. Deze woorden staan niet boven 40: 1-57 : 21 geschreven als
Zegt dit broodnuchtere feit niet iets? Verleent het minstens een thema, dat allengs verdwijnt. Neen, dit thema wordt trouw
geen steun aan het vermoeden, dat de vervaardiger van de thans volgehouden. Van begin tot eind is dat Gods bedoeling geweest:
wereldberoemde Jesajarol van Qumran — waarschijnlijk iemand Zijn yolk te bemoedigen 8 ).
uit ongeveer 200 v.Chr. — er van overtuigd geweest is, dat hij zich

150 151
1.1.111.1111111111111111111111111.111111111.11111.1111111.1m rppip■----

§ 26 Troost, troost Mijn yolk!

NOTEN
1) Voor de beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van O.T. Allis, The
unity of Isaiah, Philadelphia, 1950, vooral ch. I Prophecy according to the Critics.
G.Ch. Aalders, Oud-testamentische Kanoniek, Kampen, 1952, vooral pag.
214-220. E.J. Young, Studies in Isaiah. London, Tyndale Press, 1955, vooral de § 27
bespreking van de geschiedenis der exegese van Jesaja, waarmee dit werk aanvangt.
Idem, Who Wrote Isaiah? Grand Rapids, 1958, vooral ch. II, A brief survey of
negative critical opinion. DE DRIE KNECHTEN VOORGESTELD
2) Ontleend aan Young, Who wrote Isaiah, en aan prof. N.H. Ridderbos, art. Book
of Isaiah, N.B. Diet., 1962, pag. 572.
3) Een uitzondering maken we voor een bijzondere merkwaardigheid, die volgens
prof. Aalders, Kanoniek, 216, nagenoeg met zekerheid de eenheid van auteur be- De inhoud van § 27 en die van § 28 lopen in dubbele zin even-
wij st. „Het is deze, dat van de bij de profeten zo uiterst frequente zegswijze kh'amr wijdig aan elkaar. Dat is al te zien aan het volgende overzicht van
Jhwh in het boek Jesaja, maar ook daarin alleen, een variant voorkomt, waarin het
Perf. van 'amr vervangen wordt door het Impf.(). Deze variant komt zowel in het Jes. 40-57.
eerste gedeelte van het boek Jesaja als in hoofdst. 40-66 voor, te weten 1 : 11, 18;
33 : 10; 40 : 1,25; 41 : 21 en 66 : 9. Dit feit, dat van een bij alle profeten zo veelvuldig De drie knechten voorgesteld.
voorkomende formule, waarbij onveranderlijk het Perf. wordt gebruikt, alleen in
het boek Jesaja en dan beide in het eerste en het tweede gedeelte een variant in het De eerste knecht. De tweede knecht. De derde knecht.
Impf. voorkomt, moet wel gezien worden als een schier evident bewij s voor de een-
heid van auteur."
Jes. 40 Jes. 41 Jes. 42 : 1-7
4)„In Qumran zijn tot nu toe zeker reeds twaalf handschriften van Jesaj a gevonden,
nog meer dan van de Psalmen." Aangehaald uit Dr. Th. C. Vriezen, De Literatuur De drie knechten besproken.
van Oud-Israel, 1961, pag. 233.
5) „De enige plaats in het handschrift, waar een onderbreking (break, pauze) plaats De eerste knecht. De tweede knecht. De derde knecht.
heeft (van ongeveer drie regels) komt voor na hoofdstuk 33." Aangehaald en ver-
taald uit Young, Who wrote Isaiah? 28.
Jes. 42 : 8-44 : 28 Jes. 45-48 Jes. 49-57
6)Chapter 40 begins on the very last line of the column which contains 38 : 9-39: 8.
The last words on the one column are „cry unto her"; and the first words on the In § 27 bepalen we ons tot Jes. 40 : 1-42 : 7.
next column are „that her warfare is accomplished". Allis, Unity, 40.
7) Prof. N.H. Ridderbos gebruikt in zijn art. in N.B. Comm., 572, zelfs het meer-
Dit Schriftgedeelte sluit zich aan bij Jes. 39.
voud: „De handschriften van Qumran wijzen aan, dat toen zij werden overgeschre- Daar was verhaald, welke profetie Jesaja aan koning Hizkia
ven (2° of 1° eeuw v.Chr.) het boek werd beschouwd als een eenheid." had moeten laten horen, naar aanleiding van het Babylonische ge-
8) Elliger drukt zich in zijn comm. Jesaja II, S. 13 aldus uit: 1 ist nach Form and
Inhalt die Botschaft des Dtjes in nuce.
zantschap. Nakomelingen van Hizkia zouden naar ditzelfde Babel
als ballingen worden weggevoerd.
De koning heeft het hoofd gebogen.
Maar anderen zullen best wat ongelovig gekeken hebben.
Kom, kom. Judeers weggevoerd naar Babel, dat momenteel om
hulp bij Juda komt aankloppen tegen Assur?
Maar Of ook deze profetie van Jesaja is vervuld! Doch Jesaja
heeft gelukkig nog meer mogen profeteren, dat ook in vervulling
ging. Toen de ballingen naar Babel vertrokken, lag er voor hen al
een bundel andere profetieen klaar, die God reeds door dezelfde
Jesaja had laten teboekstellen tot hun vertrOOsting.

152 153

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

I. JESAJA STELT DE EERSTE KNECHT VAN JAHWEH Deze eerste twee woorden van Jes. 40 zijn van Jesaj a en dus zijn
VOOR, JES. 40. zij al ver voor de ballingschap gesproken en geschreven. En vraag
Toegegeven. „Knecht van Jahweh", zo wordt het yolk der bal- hoe vaak gecopieerd, en met hoe groot genot. Maar de kracht van
lingschap in dit hoofdstuk nog niet genoemd. Maar straks wel, deze woorden is tijdens de ballingschap natuurlijk helemaal die
41 : 8, enz. Vandaar toch dit opschrift. van een niet te overtreffen opwekkingsmiddel geworden. De leden
Inderdaad, de eerste naam, die bier klinkt, is „Mijn 'yolk". In van het ballingschapsvolk zullen er elkaar aan hebben herkend. Er
de inleiding: Troost, troost Mijn yolk, zegt uw God. komt een andere tijd, een betere. Wie zegt dat? Dat staat zwart op
1. Jesaja leidt de prediking tot het yolk der ballingschap in, Jes.
wit in de rol van Jesaja. Van Jesaja? Dan kunnen we 't gerust gelo-
40:1.
ven. Want wat Jesaja voorzei, kwam uit. Altijd. Anders zaten wij
nu niet hier, in ballingschap.
Als het waar is, dat een inleiding kort moet zijn en toch duide-
lijk de kern moet aangeven van wat volgen zal, dan staat er boven 2° . Bij het adres van de straks volgende prediking.
Jes. 40 een ideate inleiding. Zij bepaalt de aandacht bij deze drie Die prediking zou over heel veel dingen gaan. En zou over
dingen. enorme afstanden reiken. Vanuit de tijd van koning Hizkia — toen
immers leefde en schreef Jesaja — naar de tijd van de ondergang
1° . Bij de bedoeling van de straks volgende prediking.
van het Babylonische en de opkomst van het Perzische rijk. En nog
Jesaja kon verschrikkelijk te keer gaan. Op schelden af. De
verder. Maar daarover heeft Jahweh laten prediken, met mond en
Jeruzalemmers en hun leiders heeft hij een „yolk van Gomorra" en
pen: voor Zijn yolk. Dus voor mensen, die Hem diep beledigd had-
„bestuurders van Sodom" genoemd, Jes. 1 : 9.
den. Die Zijn heilige Geest bedroefd hadden. Daarom was Hij
Maar hij kon ook troosten. By. met de belofte, dat uit dat Je-
voor hen dan ook veranderd in een vijand, 63: 10. Totdat Zijn
ruzalem toch eenmaal het heil voor heel de wereld zou voortko-
toorn zich wendde. Hij kon niet blijven straffen. Een Boer ploegt
men, Jes. 2 : 1-5. En by. dat in hetzelfde arme land van Zebulon en
toch niet aldoor, § 24. 't Was toch Zijn yolk. Vandaar die omme-
Naftali (Galilea), dat op 't ogenblik door de Assyriers werd bezet,
keer.
eens een groot licht zou opgaan, Jes. 8 : 23, 9: 1. Wat klinken die
woorden liefelijk, vooral voor ons, die uit de apostolische geschrif- 3°. Bij de herkomst van de straks volgende prediking.
ten mogen weten, hoe letterlijk ze zijn vervuld (zie § 20 en § 21). Jesaj a's profetieen zijn vanzelf opgeschreven en overgeschre-
Geloof maar, dat die profeet Jesaja reeds in zijn dagen door Yen om te worden gelezen. Misschien vaak stilletj es in kleine krin-
veel Jeruzalemmers met ontzag zal zijn aangestaard, aangehoord getjes, by. reeds onder onwelwillende opvolgers van koning Hiz-
en gelezen. Al liep hij er wel eens wat raar bij, in zijn ondergoed, kia, maar zeker in de Babylonische bezettings- en ballingschaps-
20 : 2. Maar wat hij voorzei, kwam uit. By. de geboorte van Hizkia, tijd. Toen herkenden de ballingen elkaar zeker aan het wacht-
7 : 14. En by. de afstraffing van Sanherib, 37 : 33. Prompt. woord van Jes. 40 : 1. Er komen weer goede tijden, heus. Och kom,
Wat zullen zulke Jeruzalemmers ook met ontzag deze bundel wie zegt dat? Je kunt het lezen midden in de rol van Jesaja. Dus of
ter hand genomen hebben, die wat later verscheen. (Wij noemen het daarom alreeds waar moet zijn. Want Jesaja liet zijn woorden
hem nu Jes. 40: 1-42 : 7.) En wat zullen die eerste woorden hen volgen door feiten. Maar die goudeerlijke Jesaj a heeft er uitdrukke-
vooral in latere tijden hebben goed gedaan. „Troost, troost!" lijk bij gezegd, dat hij het op zijn beurt weer had van God, van Jah-
Het Hebr. woord voor troosten betekende op adem doen ko- weh. Troost, troost Mijn yolk, zegt ulieder God. Die woorden zijn
men, moed inspreken, bemoedigen 1 ). dus van Goddelijke herkomst. Nu, dan kun je er helemdál opaan.

154 155

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

In dit vers komt tweemaal een meervoud voor, terwijl onze toch zo'n hartelijke God hadden. Want nu weten jullie toch wat er
taal daarvoor een enkelvoud heeft. Tenminste schijnt te hebben. aan Jes. 40 is voorafgegaan. Hoe Jahweh beledigd was. Hoe Zijn
Dat zit zo. naam te grabbel geworpen was. Maar niemand anders dan die
De gebiedende wijs van ons woord troosten luidt nu eenmaal God van jullie vaderen en dus ook van jullie zelf heeft de opdracht
zowel in het enkelvoud als in het meervoud: troost. Maar in het gegeven Zijn yolk ook weer te troosten.
Hebr. staat bier meervoud. Om dat even door een andere vertaling Waarom het dus alleen maar jammer is, dat wij het Hebr.
goed te laten zien. Er staat niet: „geef troost", maar er staat: „geeft meervoud zo moeilijk in onze taal kunnen laten doorklinken? Om-
troost". dat bij zulke hartelijke uitroepen als Jes. 40 : 1 een karig enkelvoud
We komen hierop terug. nu eenmaal niet past. Welnu, het staat er ook niet. Er staat meer-
Het tweede meervoud klonk in „uw God". Tenminste in het voud.
Hebr. Aan de tegenwoordig veelal gebruikte vertaling van het
2. Jesaja deelt mede, dat bekend gemaakt moet worden, dat Jahweh
NBG is daarvan ook nu helaas niets te merken. Met de Ned. woor-
met de ballingschapsstraf content is, Jes. 40 : 2.
den „uw God" kan men zich immers richten tot een persoon, maar
ook tot meerdere personen. Welnu, in het Hebr. wordt voor ons Wat betekende het Hebr. woord voor ons Ned. woord „troos-
bezitt. vrnwd „uw" in Jes. 40 : 1 geen enkel- maar een meervoudige ten" ook al weer? Op adem doen komen. Geruststellen. Bemoedi-
vorm gebruikt. Dus staat U echt geen gek figuur, wanneer U na de gen.
maaltijd Jes. 40 : 1 voorleest uit de aloude St.V. met haar „ulieder Dat is niet altijd even gemakkelijk. Bedroefden troosten. Ge-
God". Daaraan kunt U meteen goed horen, dat er geen enkel-, deprimeerde mensen uit de put halen. Ze zijn vaak niet de eerste de
maar meervoud bedoeld werd. Correct. beste keer te bereiken. Toen men aan Vader Jacob vertelde, dat
Waarom we hier zo lang bij stilstaan? zijn zoon Jozef niet dood was maar leefde, liet hem dat aanvanke-
Omdat bij dat eerste meervoud („troost") er onder de geleer- lijk koud, Gen. 45 : 46. Heeft er onder de ballingen misschien ook
den zijn geweest, die meenden hier een bewijs te vinden voor hun zo'n doffe stemming geheerst, dat zij bij het vernemen van het
stelling, dat het bevel, waarmee Jes. 40 begint, niet bedoeld is ge- edict van koning Cyrus, waardoor de weggevoerden de vrijheid
weest voor 66n profeet Jesaja, maar voor meerdere profeten. Som- kregen naar hun vaderland terug te keren, ook hun hoofd schud-
migen willen dan nog wel denken aan leerlingen van Jesaj a (vgl. den? Luidde daarom Gods bevel: „Spreekt naar het hart van J eru-
8 : 16). zalem"?
Maar is het nu wel nodig hiervan een probleem te maken? Wij Die uitdrukking komt al voor in de geschiedenis van de ver-
dachten van niet en wel op grond van dat andere meervoud, ulieder liefde Sichem. Hij hield toch zo veel van Dina en sprak naar het
God. Of op z'n Hollands van vandaag: Troost, troost Mijn yolk, hart van het meisje, Gen. 34 : 3. De leviet van Richt. 19 : 3 reisde
zegt jullie God. zijn weggelopen bijvrouw achterna om naar haar hart te spreken.
Wij zouden van die twee meervoudige vormen geen probleem Toen de broers van Jozef na de dood van Vader Jacob bang waren,
willen maken, maar het meervoud van beide woorden willen ver- dat Jozef zich nu wel eens op hen zou kunnen wreken, troostte hij
klaren uit de overvloedige hartelijkheid van God, die zich in Jes. hen en sprak naar hun hart, Gen. 50 : 21. Als hij ooit wraaklust je-
40: 1 laat horen. Dit vers moest enthousiast voorgelezen en en- gens hen had gekoesterd, dan deed hij dat nu toch zeker niet meer,
thousiast aangehoord worden. Liefst door een flunk aantal aanwe- nu hij een middel in Gods hand had mogen zijn om een groot yolk
zigen. In hun kring moest het worden gehoord, dat zij — jullie — in het leven te houden.

156 157

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

Op zo'n liefderijke manier zou men nu ook tot Jeruzalem de Wanneer Jahweh het daar 111.1 eens bij gelaten had? Koud za-
prediking moeten doen uitgaan, dat de tijd der ballingschap ver- kelijk. Wanneer Hij Zich verder niet meer met het yolk der balling-
streken was, om was, voorbij. Waarom? Omdat Jahweh content schap zou hebben bemoeid, maar had gedaan wat Hij op Israels
was, 40 : 2b. tocht van Egypte naar Kanaan bijna heeft gedaan, toen Hij tegen
Hiervoor worden ook weer woorden en uitdrukkingen gebe- Mozes zei: Ik zal het yolk uitroeien en u tot een yolk maken, groter
zigd, die het best te verklaren zijn door na te gaan, hoe ze op andere en machtiger dan dit, Num. 14 : 12, wie zou Hem dan van onrecht
plaatsen voorkomen. hebben kunnen beschuldigen?
Ten eerste zou men aan Jeruzalem — hier een andere naam In deze pericoop heeft Jesaj a echter beloofd, dat Jahweh Zich
voor „Mijn yolk" van daareven — moeten toeroepen, dat zijn „tsa- wel degelijk nog met Zijn yolk zou bemoeien. Dat Hij Zich tot Zijn
bah" voorbij was. Gepasseerd. Of zoals wij vaak zeggen: om. Dit yolk zelfs zou wenden met betoning van vorstelijke majesteit.
woord wordt o.a. ook gebezigd voor de diensttijd der levieten. Die De dichter bedient zich daarbij van beeldspraak, die vol is van
was „om" op hun vijftigste jaar, Num. 4: 3, 8 : 25. dingen, welke oudtijds plachten plaats te hebben bij gelegenheid
Voorts zou men het yolk der ballingschap moeten toeroepen, van hoog bezoek. Men bedenke, dat de wegen van Palestina vaak
dat zijn „schuld betaald" was, vereffend. Dezelfde woorden ko- in treurige staat verkeerden. Trouwens, nog in het begin van deze
men voor in Lev. 26 : 41, 43, een hoofdstuk over verbondszegen en eeuw vertelde Dr. J. Neil in zijn „Palestina en de bijbel", hoofdstuk
verbondsstraf. Tot de verbondsstraffen zou tenslotte ook de bal- XXV, onder het opschrift „wegbereiden", meermalen te hebben
lingschap horen en die zou pas eindigen, wanneer de verzuimde opgemerkt, dat wegen, die anders maar slecht begaanbaar waren
sabbatj aren waren ingehaald. Een kwestie van recht en billijkheid. vanwege de hobbels er op en de kuilen er in, bij gelegenheid van
Ten derde. Men zou het yolk ook moeten toeroepen, dat het vorstelijke bezoeken zorgvuldig waren verbeterd. Naar steden en
voor al z'n zonden er „dubbel" van langs gekregen had. Dit was dorpen waren vanuit Jeruzalem orders uitgegaan, dat met het oog
een herinnering aan de straf, die blijkens Ex. 22 :4, 7, 9 op dief- op het aanstaande hoge bezoek overal de stenen moesten worden
stal stond 2 ). De dief moest niet alleen het gestolene teruggeven, maar opgeruimd, hobbels geslecht en bochten rechtgetrokken.
bovendien ook even zoveel betalen als schadevergoeding e.d. Op zo'n order wordt in vs 3 gezinspeeld. De stem van een roe-
Als 't er op aankwam, zou de bevrij ding van Gods yolk niet te per. Wat dan verder in vs 3 volgt en in vs 4, beschrij ft het werk van
danken zijn aan staatkundige wijsheid van een mens, van deze of de wegarbeiders. Daarna komt vs 5 met de belofte: En de majesteit
gene royale machthebber, maar aan de beschikking van dezelfde van Jahweh zal zich openbaren ten aanschouwen van alle mensen.
hand van Jahweh, die Zijn ballingvolk deze straf had opgelegd. Voorwaar, zo heeft de mond van Jahweh gesproken.
Naar recht. Want er was verschrikkelijk aan Zijn inzettingen te-
kort gedaan. Terwijl toch by. de leer van zond- en schuldoffer be- Hoe ging deze belofte in vervulling?
wees, hoe nauw Hij het daarmee nam, I b , 218, 249. Vandaar de Laat men toch bedenken, dat we hier met beeldspraak te doen
ballingschap. Als een kwestie van recht. Maar die was nu afge- hebben.
daan, zo wilde Jahweh laten weten. Hij was content. Men moet niet menen, dat er een weg bereid is voor heel het
ballingschapsvolk, van Babel tot (de ruine van) Jeruzalem, door
3. Jesaja belooft, dat Jahweh Zich weer vorstelijk tot Zijn yolk zal alle tussen liggende woestijnen heen. Zo'n massale reis heeft na-
wenden, Jes. 40:3-5. derhand niet alleen nooit plaats gehad, maar daarover gaat het
Content. hier ook niet. Het gaat in vs 5 niet over iets van het vOlk, maar van

158 159
§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

zijn koning, van Jahweh. Die heeft nl. eens Zijn vorstelijke majes- geboren. Of God Zich dus nog tot Zijn yolk gewend heeft! Of Hij
teit ten nutte van Zijn yolk frappant willen tonen. Wanneer is dat het een hoog bezoek gebracht heeft! Het Woord is vlees geworden!
geweest? Toen koning Cyrus het machtige Babel innam en de deur Stellig omdat God ten tijde van Johannes de Doper z6 dicht
der vrijheid wagenwijd openzette. tot Zijn yolk kwam, heeft Matth. 3 : 3 de belofte van Jesaja uit
Deze geste van koning Cyrus (of Kores) is thans algemeen be- 40 : 3-5 kortweg laten slaan op de komst van Christus.
kend. Ze werd dit ook al veelszins vanwege de enorme grootte van De vervulling van Gods beloften heeft soms meermalen
Cyrus' rijk, het Perzische. De hele toenmalige wereld sprak er over. plaats, als bij trappen en verdiepingen.
In het Hebr. zei men dan „alle vlees", vs 5.
Maar uitsluitend aan het yolk, dat het licht van Jes. 40 bezat, 4. Jesaja geeft de verzekering, dat de geschonken belofte stellig zal
is het bekend geweest, dat die onverwachte beschikking van ko- worden vervuld, Jes. 40: 6-8.
ning Cyrus te danken zou zijn en ook metterdaad te danken is ge-
weest aan Jahweh. Ongelofelijk. Daarom stond er bij: Heus. Jah- Wanneer de vervulling van die belofte — dat Jahweh bij het
weh heeft het zelf gezegd, vs 5. einde van de ballingschap met een daad van vorstelijke majesteit
Op sublieme wijze is de belofte van Jes. 40 : 3-5 vervuld. Of zou aankomen; dat Hij Zich weer tot Israel wendde — afhankelijk
Jahweh Zich nog wel iets aan Zijn yolk gelegen liet liggen na de was geweest van de kracht van mensen, zou er niet veel van terecht
ballingschap! Met een daad van verheven majesteit (kabood) heeft gekomen zijn. Zou er althans nets blij vends van overgebleven zijn.
Hij getoond, dat Hij Zich weer wendde tot Zijn yolk. Zeker, mensenkracht kan wel eens imponeren. Evenals in de
Want, nogmaals, het gaat hier niet over iets van het yolk (by. lente de kracht van gras en bloemen op de Palestijnse velden. Door
een reis langs een weltoebereide weg van Babel naar Palestina), die kracht spuit alles de grond uit ³ ). Maar laat over dat schijnbaar
maar over iets van zijn Koning. Die kwam eens even voor de Zij- krachtige tapijt eens even „de adem van Jahweh" strij ken, tegen-
nen voor de dag als -Koning der koningen. Gevolg was, dat ieder- woordig de chamsien 4 ) of sirocco genoemd. In zeer korte tij d is dan
een zich over het gebeurde verbaasde. Al is het natuurlijk alleen alles verdord. Nu, zo is het nu ook gesteld met de kracht van men-
maar begrêpen door hen, die leefden bij het licht van de Schrift, sen, van alle mensen („alle vlees").
met name van Jes. 40 : 3-5. Daardoor zagen zij de Goddelijke staat- Maar vergelijk daarmee de kracht van het Woord van God. In
kunde achter de menselijke. dit geval de belofte, dat bij het verstreken zijn van de straftijd der
ballingschap Jahweh Zijn vorstelijke majesteit zou tonen. Van dat
Of God Zich dus nog verder met het yolk der ballingschap Woord van God zeggen en belij den wij meestal tengevolge van de
heeft ingelaten, toen de rekening vereffend was met de balling- vertalingen, dat het stand houdt tot in eeuwigheid en dat is voorze-
schap ! ker alreeds heel goed. Doch letterlijk wordt in vs 8 gezegd: Maar
Wij mogen thans zelfs weten, dat God uit dit yolk de Zaligma- het door onze God gesprokene staat op voor onbepaalde duur.
ker der wereld heeft doen geboren worden, naar Zijn belofte aan Wat met dat „door onze God gesprokene" bedoeld is, weten
Abraham, Gen.12 : 3, 26 : 4, 28 : 4, 10. Dus heeft Gods vorstelijke we uit de voorafgaande pericoop. Dat was de belofte van een ma-
ingrijpen in de volkenwereld ten tijde van Cyrus eigenlijk nog jesteitelijk optreden Gods bij het verstreken zijn van de balling-
maar deel uitgemaakt van een heel groot plan, dat alles omspande schapstermijn.
en uitlopen zou op de voile heerlijkheid van Gods koninkrijk. Wat bedoeld wordt met de woorden (in het Hebr. een woord)
Daarvoor heeft God zelfs Zijn Zoon gezonden. Die is uit dat yolk „staat op", begrijpen we hierdoor ook. Daarmee wordt bedoeld,

160 161

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

dat de belofte, die Jesaj a namens Jahweh had gegeven, voorzeker lopen was of iets kostbaars was verloren? Dan trad de omroeper
in vervulling zou gaan, zou opstaan. op. „Ook in het Oude Testament is reeds van zulke publieke om-
Maar nu de taal van de tegenstelling tussen de kracht van roepers (koree) sprake. Het is ongetwijfeld het geroep van de koree
mensen, gras en bloemen enerzijds en anderzijds de kracht van wat dat aan de profeet voor de geest stond in Jes. 40 : 6 en 9."
God gesproken had. Die kwam uit in de woorden (in het Hebr. ook Inderdaad komt in Jes. 40 niet alleen meermalen het woord
weer een woord) „voor onbepaalde duur". Ook kan men gerust roepen voor (qara') maar het begin van vs 3 luidt zelfs letterlijk: De
vertalen „voor eeuwig" (z.reg.). Of: onafgebroken. Onvernietig- stem van een qoree'
baar. Maar nu maken we in deze pericoop, vs 9-11, kennis met roe-
Twee dingen zegt Jesaja dus van de grote belofte. Ten eerste, pende vroitwen. De stad Jeruzalem of Sion wordt aangesproken als
dat zij gewis in vervulling zou gaan. En ten tweede, dat zij een nooit een vrouw of meisje en wordt opgewekt met verheffing van stem
meer verdwijnende vrucht zou dragen. aan de andere steden de vreugdeboodschap van Gods komst door
te geven. Zij moet er zelfs voor omhoog klimmen In zijn „Jeruza-
Hiervan mogen wij zelf thans genieten. Niet alleen is dankzij lem door de eeuwen heen" bladz. 37, vertelt prof. Van Selms: „Ik
het vorstelijk ingrijpen van Jahweh in de toenmalige staatkunde de heb eens gehoord hoe een Arabische vrouw van de plaats, waar de
deur der vrijheid voor Zijn toenmalige yolk geopend, maar vervol- oude muur gestaan heeft, een langdurige conversatie had met een
gens is uit dat bevrijde yolk de Zaligmaker der wereld geboren. vriendin in het dorpje Silwan aan de overzijde van het Kidrondal,
Diens werk is nu zelfs al voor een belangrijk deel voltooid, zodat tweehonderd meter verder naar het oosten. De gillende vrouwen-
wij thans alleen nog maar op Zijn wederkomst behoeven te wach- stemmen weerklonken tegen de hellingen van de Olijfbergketen."
ten. Maar dat moeten we dan ook doen, wetende dat dit het enige Volgens het nieuws, dat Jeruzalem krijgt door te geven, zal
is, waarop men in onze dagen staat kan maken. Toen de lezers van „de komst" van Jahweh wel geducht zijn. Vandaar dat Hij Adonai
Petrus' eerste brief op allerlei manier vervolgd werden, drong de Jahweh genoemd wordt, dwz. Heer Jahweh (Gebieder) en er ge-
apostel er bij herhaling opaan, dat zij zouden hopen op de verlos- sproken wordt van Zijn machtige arm, die heerst, vs 10a.
sing, die hun ten deel zou vallen bij de openbaring (dwz. bij de Toch zal het optreden van Jahweh niet geschieden op de ma-
verschijning) van Jezus Christus, 1 Petr. 1 : 13. Alles verdwijnt, nier van aardse machthebbers met hun bekende machtsvertoon.
maar dat woord blijft. En, zei de apostel, dat was het Evangelic, Met wagens en paarden. Het zal veeleer gelijken op het omgaan
dat aan zijn lezers verkondigd was, 1 Petr. 1 : 25. van een herder met zijn kudde. Wat een zorg besteedt zo'n herder
aan zijn kudde. Ze is ook zijn eigen bezit. Het loon voor al zijn
5. Jesaja wekt er toe op het blijde nieuws door te geven, werk aan haar. Als zij voor hem uit gaat, rust met welgevallen zijn
JeS. 40 : 9-11. blik op de vrucht van zijn arbeid, vs 10b. Hij leidt zijn kudde langs
Over middelen om nieuws te verspreiden beschikt men van- plaatsen, waar veel te eten is, let er goed op dat de lammetjes kun-
daag in overvloed. Vergelijk dat eens met het leven van onze voor- nen meekomen, soms draagt hij ze in zijn boezemzak boven de gor-
ouders. In deel II van zijn Oostersch Leven, een bock uit 1915, del om zijn wij de kleed en hij zorgt er vooral voor, dat de moeder-
bldz. 88, vertelt prof. Obbink zelfs, dat toentertijd slechts enkele schapen, die lammeren zogen, te drinken krijgen 5 ).
bevoorrechte families Egyptische of Syrische kranten lazen, maar Ook nu is het duidelijk, dat Jesaja niet denkt aan een massale
dat 90 procent van de bevolking nog niet wist wat een nieuwsblad uittocht van het yolk der ballingschap uit Babel naar Kanaan. Niet
was. Maar als er nu toch eens nieuws was, bv. dat er een ezel wegge- alleen is zoiets later nooit gebeurd, maar wie zo denkt vergeet aller-

162 163
§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

eerst, dat het noch in de vorige noch in deze pericoop gaat over een idee, als zou zij het werk van mensen zijn met hun kleine middelen
„komen" van het vOlk, maar van GOd. De belofte bedoelde overi- en maten om de grootte en de zwaarte der dingen te meten, vs 12,
gens wel de overtuiging te bewerken, dat Jahweh bij Zijn krachtda- of met de idee als zou God bij de schepping naar het advies 6 )van
dige ingreep in de volkenwereld beogen zou: het welzijn van Zijn mensen te werk zijn gegaan, vs 13, 14.
yolk. Voor de tweede waarheid bedient Jesaj a zich van geen vraag-
6. Jesaja noemt drie redenen, waarom men aan de blijde tijding niet
vorm, maar van een vergelij king. De profeet heeft moeten voor-
zal mogen twijfelen, Jes. 40 : 12-31. zien, dat de ballingen te maken zouden krijgen met een wereld,
waartoe zeer machtige volken zouden behoren. De Israelieten zou-
Wat bier onder „de blijde tij ding" wordt verstaan, is nu wel
den zich daarbij als in het niet voelen verdwijnen. Ze zouden prac-
uit het voorafgaande bekend. Na afloop van de straftermijn zou
tisch denken, dat de loop van de wereldgeschiedenis door die vol-
Jahweh Zijn yolk op grootse wijze uit de ballingschap verlossen (vs
ken werd bepaald. Maar wat zou dat dan ook weer verkeerd ge-
2, 5).
dacht zijn. Jesaja spot ook daarmee weer. Daareven zag hij tegen-
Ook is al gezegd, dat deze tij ding — dit speciale woord van
over Gods schepping van 't heelal geen enkel mens betekenis heb-
God — vast en zeker in vervulling zou gaan en onvergankelijk
ben, vs 12-14. Maar thans verklaart hij, dat grote mdssa's van die
vrucht zou dragen (vs 8).
mensen, hele volken bij elkaar, evenmin van betekenis zijn tegen-
Maar wat schrijft Jesaja over de ontvangst, die straks aan deze
over Gods regering van de wereld, 15-17. Wat maakt het nu bij het
tij ding ten deel zal vallen? Zal ze algemene ingang vinden?
wegen uit, of er op een van de twee schalen een stofj e meer gevallen
Helaas heeft de profeet reeds tij dens zijn leven moeten weten,
is dan op de andere? Evenmin bestaat er voor God een reden om bij
dat zijn blijde boodschap niet gretig zou worden aangenomen. Ge-
het besturen van Zijn wereld een yolk te ontzien vanwege z'n
tuige dit Schriftgedeelte. Eón groot geheel, waarin het wemelt van
grootte of een rijk van eilanden vanwege hun aantal. Die zijn voor
vergelijkingen, retorische vragen, enz. Schoon van taal. Maar tege-
Hem ook wat stofjes zijn voor ons.
lijkertijd zeer ernstig van inhoud.
Om de volgende drie redenen zou Israel niet aan Jesaj a's blij-
de tijding mogen twijfelen. B. Omdat Jahweh de enige God is, Jes. 40: 18-26.
Aan retorische vragen ontbreekt het in dit gedeelte zeker niet.
A. Omdat Jahweh alles geschapen heeft en regeert, Jes. 40: 12-27. Het begint er al mee. Mei wie zoudt gij God dan gelijk stellen of wat
Een retorische vraag is eigenlijk geen echte vraag. Het ant- voor afbeelding van Hem laten maken? vs 18.
woord er op staat al van te voren vast. Maar daarvan wordt dan Dit vers knoopt nauw bij het voorafgaande aan. Vandaar in
ook gebruik gemaakt. By. om juist een waarheid, die voor vrager de vertaling ervan ons woordje „clan".
en antwoorder al vast staat, in herinnering te roepen. Maar het doet tevens dienst als inleidingsvers op de verdere
In deze pericoop brengt Jesaja twee waarheden in herinne- inhoud van deze pericoop. Daarin neemt de dichter nl. evenals in
ring. De eerste wel, de tweede niet met gebruikmaking van een re- het voorafgaande een loopje met lieden, die de vaste grond van het
torische vraag. aloude Israelitische geloof aangaande Jahweh als de schepper en
De eerste waarheid betreft de schepping van hemel en aarde, regeerder van hemel en aarde en dus als de enige God zouden dur-
vs 12-14. Jesaja gaat daarin er van uit, dat de schepping door alle ven verlaten. Let er eens op, zegt de profeet, hoe het bij het vervaar-
Israelieten erkend wordt als een werk van Jahweh, hun God. Dat digen van zo'n afgod toegaat. Iemand is rijk en heeft het er voor
spreekt voor hem zo vanzelf, dat hij de spot durft drijven met de over om zijn godenbeeld in het goud te laten beslaan. Een ander

164 165
§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

heeft daar het geld niet voor, maar doet tenminste wat hij kan. Hij Israel: Jahweh heeft in mijn (moeilijke) weg geen erg? Hij schenkt
zoekt een goede houtsoort op, die het lang zal kunnen uithouden. geen aandacht aan het recht, dat me toekomt? vs 27.
Tenslotte laat hij het door de beeldenmaker vooral goed vastzet- Een retorische vraag beroept zich op het reeds bekende.
ten, om omvallen te voorkomen. Jahweh mocht er toch van uitgaan, dat het yolk der balling-
Vermoedelijk spreekt de profeet in dit Schriftgedeelte zelfs schap wist Gods yolk te zijn, Gods verbondsvolk! Let op die dub-
tweemaal achter elkaar over zo'n godenbeeld, dat weleens onder- bele benaming. Waarom zegt ge, o Jacob, en spreekt ge, o Israel.
steboven viel. Er is nl. zekere reden om aan te nemen, dat de verzen Die namen spreken boekdelen over God en Zijn verkiezing van en
6 en 7 van Jes. 41 daar niet op hun plaats staan, maar oorspronke- Zijn verbond met Abraham en diens nakomelingschap. Israel
lijk hier, achter Jes. 40 : 20, hebben gestaan. mocht immers als Gods beminde yolk tot Hem om hulp roepen.
Zijn dat nu goden? Dan zou het eens wat ondervinden. Als het alle hulp maar van
Dan volgt in vs 21-24 een hele serie retorische vragen. Wie ze Hem alleen verwachtte, zou het niet beschaamd uitkomen. Dan
leest, merkt direct op, dat Jesaja door middel van die vragen zich zou het Israel niet ontbreken aan goede moed en krachten. Dan
opnieuw beroept op het aloude Israelitische geloof omtrent Jah- zou het zelfs knapen en jonge mannen overtreffen. Al zijn die nog
weh als de schepper van hemel en aarde en derhalve als de enige in het bezit van hun voile krachten. Maar daar is opraken aan.
God. Hij alleen regeert over alles. Laat u dus niet bang maken door Maar wie op Jahweh hopen, ontvangen telkens weer nieuwe krach-
grote volken noch door hun machtige koningen. Wanneer het God ten van Hem.
zo belieft, ziet men de beroemdste vorstenhuizen in hetzelfde snel-
le tempo opstaan, blinken en verzinken als de bloemen op het veld. II. JESAJA STELT DE TWEEDE KNECHT VAN JAHWEH
Tenslotte treedt in vs 25 en 26 de profeet terug en neemt Jah- VOOR, JES. 41.
weh zelf het woord. Met wie zoudt gij Mij dan vergelijken als Mijns- In dit hoofdstuk gaat het over Cyrus.
gelijke? zegt de Heilige. Dit is de vraag uit de inleiding. Dit is de Enigszins was dat ook al wel in het vorige hoofdstuk het geval.
grond onder beide pericopen, vs 12-17 en vs 18-26. Dit is Israels Maar hier gebeurt het duidelijker. Weliswaar wordt hij ook hier
aloude geloof in Jahweh als de enige God. Als het 's avonds of nog niet bij name genoemd. Dit blijft voor later bewaard (44 : 28,
's nachts omhoOg keek, zag het Zijn sterrenleger, waarover Hij het 45 : 1). Maar zijn figuur wordt toch wat meer belicht.
bevel voerde („bij name roepen") zonder ooit op verzet te stuiten.
1. Jesaja voorzegt, dat Jahweh een wonderlijk voorspoedige heer-
Iedere ster kende haar plaats in het gelid.
ser over de volken zal doen opkomen, Jes. 41: 1-7.
C. Omdat deze enige God Jahweh is, Israels Verbondsgod, Jes. In het boek Jesaja komen vier rijken voor, die alle ten noorden
40:27-31. van Palestina hebben gelegen, ongeveer in een rij van west naar
In het slot klinkt geen toon meer van spot. oost.
Wel bevat ook deze laatste pericoop nog genoeg retorische 1°. In het noordwesten van Mesopotamie heeft Nineve gelegen, de
vragen. Ook beroepen die vragen zich wel weer op een allang be- hoof dstad van het Assyrische rijk. Zij is in 612 v. Chr. ingenomen
kende waarheid. Vanouds bekend. Maar dat beroep heeft nu en verwoest door de Babyloniers en de Meden.
plaats op zo'n allerliefelijkste manier, dat de bestraffing, die er ook 2°. Babel heeft ten zuidoosten van Nineve gelegen, aan de Eufraat.
wel in verpakt zit, bijna niet en de liefde, die het woord voert, bijna 3°. De Meden hebben ten noordoosten van Nineve gewoond, bij
alleen gehoord wordt. Waarom zegt ge, o Jacob, en spreekt ge, o de Kaspische Zee.

166 167

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

4°. De Perzen hebben nog weer verder naar het oosten gewoond, In het eerste spreekt God a.h.w. de ganse volkerenwereld van
ten noorden van de Perzische Golf. die dagen toe en roept Hij haar op eerbiedig te luisteren naar de
Er is een tijd geweest, dat de Perzen ondergeschikt waren aan verklaring, die Hij van het tijdsgebeuren gaat geven, vs 1.
de Meden, maar die verhouding is omgekeerd ten tij de van de Per- In het tweede gedeelte stelt God aan de ontzette volken de
zische koning Cyrus. Deze vorst heeft de kunst verstaan zich zelfs vraag, wie die man vanuit het oosten heeft opgevoerd en dat op
bij overwonnen volken bemind te maken. De Meden hebben zich zulk een manier, dat hij geen schrede voorwaarts kan doen, of hij
gewillig onder het koningschap van Cyrus gebogen, nadat deze wordt ontmoet door „gerechtigheid", dwz. voorspoed, heil. Wie
hun koning Astyages verslagen had, omstreeks 550 v.Chr. bezorgt hem toch overwinning op overwinning over alle koningen,
In die dagen zetelde in Klein-Azie koning Croesus te Sardes, die met hem de strijd aanbinden? vs 2. Alles gaat zo snel in z'n
de hoofdstad van Lydie. Deze man was zo ontzaglijk rijk, dat het werk, dat het haast lijkt alsof de grote overwinnaar bij het komen
gezegde ontstond „zo rijk als Croesus". Hij was zo onvoorzichtig aanrukken de grond met zijn voeten niet aanraakt. Er zijn verschil-
de strijd met Cyrus aan te binden. Deze reageerde toen zo onge- lende staaltjes bekend van zeer troepenverplaatsingen door
woon snel met zijn troepen tegen die van Croesus, dat de stad en Cyrus, waardoor hij onverwachts voor zijn vijanden stond en hen
alle schatten van Croesus in Cyrus' handen vielen. Dit gebeurde in in verwarring bracht, vs 3. Wie is toch de eigenlijke bewerker van
546 v.Chr. dat merkwaardige gebeuren geweest?
Nadien zijn andere landen en volken in verrassend korte tijd In het derde gedeelte volgt het antwoord. Dit alles, waarbij
gevolgd. Omdat Cyrus zijn soldaten niet toeliet de veroverde ste- zelfs „de kustlanden", dwz. de Griekse eilanden in de Middelland-
den uit te moorden en leeg te plunderen, werd hij alom begroet als se Zee en Klein-Azie, betrokken geraakt zijn, heeft God zo willen
de bevrijder en vriend der volken. Zelfs in Babel. Deze vanouds als laten gebeuren, omdat hij daar Zijn bedoeling mee had. Wij weten
heilig vereerde hoofdstad van het Babylonische rijk opende gewil- nu, dat die bedoeling was: de verlossing van Zijn ballingschaps-
lig haar poorten voor koning Cyrus in 539 v.Chr. Op verrassend yolk uit Babel. Eeuwen geleden was dat al Zijn yolk. En vandaag
snelle wijze is Cyrus de machtigste man van zijn tijd geworden. Als was het dat nog, vs 4, 5.
een wervelwind vloog zijn ruiterij door de landen. Juist door die Misschien zijn de vss 6 en 7 van hun plaats geraakt, nl. achter
ruiterij heeft Cyrus zijn vijanden soms sprakeloos doen staan. Zijn 40 : 20 vandaan, zo zagen we. Is dit vermoeden echter onjuist, dan
legers legden soms grote afstanden of in zeer korte tijd. De Perzen vormen zij het vierde gedeelte van deze profetie, waarin de angst
waren van afkomst een boerenvolk. Daarom, paardrij den — dat der volken vanwege de door Cyrus veroorzaakte veranderingen,
konden ze. Koning Cyrus wist er gebruik van te maken. op een ironische wijze wordt beschreven. De heidenen zoeken hulp
bij hun goden(beelden).
Jesaja heeft deze tijd voorzegd, waarin de volken met inge-
houden adem de prestaties van die merkwaardige Perzische ko- 2. Jesaja belooft, dat aan Israel vanwege de kentering der wereld-

ning aanschouwd hebben en besproken. Natuurlijk maakte op de heerschappij niets kwaads zal overkomen, Jes. 41:8-20.

algemene regel het yolk van God in ballingschap geen uitzonde- Jahweh is nog wel niet uitgesproken over de betekenis der op-
ring. Dan alleen deze uitzondering, dat Israel het tijdsgebeuren be- komst van Cyrus voor de volken van rondom. Hij zal straks nog
schouwen mocht bij het Licht, waarvoor God door middel o.a. van iets daarover zeggen in verband met hun waarzeggerij, vs 21-29.
deze profetie van Jesaj a gezorgd had. Zij bestond uit drie gedeel- Maar vooraf wendt Hij Zich tot een yolk, dat bij Hem een
ten, misschien uit vier. bijzondere plaats in het hart inneemt. Dat geeft Hij direct op veler-

168 169

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

lei manier te kennen. Reeds in het eerste woord, waarmee Hij het uitvoeren van Zijn plannen met Israel. Er komt een tijd, dat Zijn
toespreekt. Maar gij, vs 8. In het Hebr. een woord. Gewoonlijk yolk Hem daarvoor juichend zal danken.
wordt in die taal het pers. v.n.woord achterwege gelaten. Als het Nog iets over beeldspraak.
wel gebezigd wordt, wijst dat op sterke nadruk, zoals hier. Boven- Hoezeer we er bij het lezen van de boeken der profeten reke-
dien staat het woord „gij" hier geheel voorop. Maar gij, Israel Mijn ning mee moeten houden, dat hun woorden niet altijd in eigenlijke,
knecht en Jacob, die Ik uitverkoren heb. Het woord „knecht" heeft maar vaak in overdrachtelijke zin moeten worden opgevat, figuur-
in deze hoofdstukken van Jesaj a in het geheel geen vernederende lijk, leren ons ook de vss 17-20 weer. Laat men daarin toch niet
betekenis, integendeel, wat hier ook wel blijkt uit het parallelle inlezen zoiets als een beschrijving van Israels terugreis van Babel
„uitverkoren", vgl. Deut. 7: 7, 32: 8, 9 en uit de herinnering aan naar Kanaan onder begeleiding van wonder op wonder door de
Israels afstamming van Abraham, die hier de erenaam van Jah- machtige hand van God, waardoor de woestijn a.h.w. in een para-
weh's „vriend" ontvangt, verder alleen nog maar in 2 Kron. 20 : 7, dijs zal worden herschapen. We ontkennen vanzelf niet, dat een-
Jac. 2 : 23. Welnu, aan dit bijzonder bevoorrechte yolk geeft Jah- maal deze ganse schepping door God zal worden hernieuwd, Rom.
weh de verzekering, dat Hij het nog steeds verkiest en nog steeds 8 : 18. We ontkennen evenmin, dat bij Israels uitredding uit Egypte
niet in de steek laat, zodat het tij dens de wereldschokkende ge- er wonderen zijn geschied, waaraan men hier herinnerd wordt, by.
beurtenissen tengevolge van Cyrus' optreden niet angstig rondom door het verschaffen van water aan dorstigen. Maar daarmee is
zich behoeft uit te zien naar hulp, want die hulp zal Jahweh het niet bewezen, dat Jesaj a in vs 17-20 het plaatsgrijpen van zulke
verschaffen, vs 8-10. wonderen tij dens Israels terugkeer uit Babel zou hebben bedoeld.
Het gaat zelfs een glorieuze toekomst tegemoet, vs 11-16. Zijn Striktgenomen is er van een zulk een terugkeer niet eens te spre-
verdrukkers? Op z'n Hollands zouden wij zeggen: die zullen als ken. Er hebben er meer dan een plaats gehad. En in geen enkel
sneeuw voor de zon verdwijnen. Maar de verheffing van Israel bo- bericht wordt van zulke wonderen als in vs 17-20 genoemd, ook
ven zijn vijanden wordt in vs 11-16 uitgedrukt door middel van een maar met een woord gewag gemaakt.
beeldspraak, die ontleend is aan het 06sterse leven. Bergen en Wat heeft de profetie hier dan wel bedoeld?
heuvelen worden in vs 15 vergeleken met korenhopen, die geleide- Zij heeft, in aansluiting bij de vss 11-16, over Israels glorieuze
lijk wegslinken naarmate de arbeid van het dorsen voortgaat 7 ). bevrijding, eveneens over Israels schone toekomst gesproken. Zij
Heeft dit Schriftgedeelte dan het oog op een militair conflict bedoelde immers aan Israel moed in te spreken. Zie: Vrees niet in
tussen Israel en zijn vijanden? vss 10, 13 en 14. Van Israels tegenstanders zou niemand kunnen
Nee, we hebben hier te doen met beeldspraak. Mensen wor- stand houden. Zij zouden verdwijnen. Maar de uitkomst zou be-
den vergeleken met tarwekorrels. Zelfs treffen we bier een hyper- wijzen, dat Jahweh alle wegen en middelen zou laten samenwerken
bolische beeldspraak aan. Het vertrapte wormpje Jacob, het po- tot Israels redding en verhoging.
vere overschot van Israel, zal uit de crisis, door Cyrus' optreden Letten we slechts op de Perzische tijd dan herinneren we ons
veroorzaakt, aan de hand van Jahweh zegevierend te voorschijn reeds, hoe wonderlijk dat kleine Israel toen meermalen een plaats
komen. Zijn bevrijding van vroegere verdrukkers wordt „inge- der ere heeft ontvangen. Maar denken we aan de zegen, die voor de
kleed" in de vorm van een strijdbaar optreden van de ballingen gehele wereld in Christus uit dit kleine Israel is voortgekomen, dan
zelf8 ). verstaan we in welke richting ook dit deel der profetie ons wijst en
Wie spreekt er straks nog over de Babylonische koningen en verbaast het ons niet, dat zij, al bediende zij zich van beeldspraak,
generaals? Maar Jahweh zal Zich van de Perzen bedienen bij het bepaald paradisale klanken doet horen.

170 171

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

3. Jesaja voorzegt, dat Jahweh door de heidenen te verrassen met bucadnezar had blijkbaar ook iets vernomen van wat de profeet
de onverwachte opkomst van Cyrus het bewijs zal leveren van de Jeremia over hem gezegd had, Jer. 39 : 11. En zal aan koning Cyrus
nietigheid hunner afgoden, Jes. 41: 21-29. nooit iets over de profeet Daniel ter ore gekomen zijn, die grote
De Schrift moet in haar verband gelezen worden. figuur onder de Babylonische wijzen? Gezien beider levenstijd kan
Bij het lezen van dit Schriftgedeelte vergete men vooral het Cyrus Daniel nog hebben ontmoet en gesproken.
bevel niet van Jes. 40: 1. Troost, troost Mijn yolk. Over de woorden in vs 25, die in de vert. NBG luiden „die
Toen dit yolk Cyrus' geweldige ommekeer van zaken mee- Mijn naam aanroept", bestaat verschil van mening, maar niemand
maakte, behoefde het niet te wanhopen aan zijn terugkeer in Ka- neemt aan hier te moeten lezen, dat koning Cyrus een gelovige ge-
naan. Het behoefde toen slechts zijn Jesajarol te openen om bij het weest is, die Jahweh vereerd en gediend heeft overeenkomstig Zijn
licht van Gods Woord te verstaan wat er gaande was. Jesaj a's pro- Woord en gebod. Daar komt bovendien bij, dat bedoelde woorden
fetie aangaande Cyrus ging in vervulling. waarschijnlijk beter aldus kunnen gelezen en vertaald worden: van
Men bedenke overigens wel, dat we hier niet te doen hebben de opgang der zon bij zijn naam geroepen 10 ). Dan is eenvoudig be-
met de beschrijving van een geschiedenis, maar van een profetie. En doeld wat in Jes. 40 : 26 van de sterren gezegd wordt, nl. dat zij als
we hebben nu al meer dan eens gezien, dat de profetie zich vaak soldaten in het gelid gehoorzamen aan het Goddelijk commando.
uitdrukt op zeer beeldrijke wijze. Zo laat Jesaja het hier by. voor- Ter typering van Cyrus' (onbewuste) gehoorzaamheid aan Gods
komen alsof Jahweh aan het twisten was met de heidense volken, heilsplan met Israel waarlijk schoon gezegd.
j a met hun goden. Natuurlijk is dat nooit echt gebeurd. Er beston-
den en er bestaan immers geen goden. Nogmaals, de profetieen van Jesaj a zijn niet gegeven en ge-
De verbeelding van de profetische beeldspraak is wel vaak schreven om aan de heidenen te worden toegestuurd, maar om
zeer fraai, maar ze is op sommige plaatsen voor ons, nuchtere wes- door Gods yolk tot zijn vertroosting te worden gelezen en dat om
terlingen, zo stout en gewaagd, dat zij, met eerbied gesproken, daarna zijn God Jahweh te loven en te prijzen om Zijn grote plan-
onze bijbellezing wel eens wat bemoeilijkt. Het beste middel daar- nen en de machtige uitvoering ervan.
tegen is gedurige lezing van de Schrift, bepaald van de profetische
boeken. Dan raakt men vanzelf wat meer met de zinnebeeldige e.a. III. JESAJA STELT DE DERDE KNECHT VAN JAHWEH
uitdrukkingswijzen der profetie bekend en vertrouwd, zodat de VOOR, JES. 42 : 1-7.
bedoeling ervan tenslotte kort gezegd kan worden. Wat worden de verzen, waaruit dit Schriftgedeelte bestaat, in
Tot de zgn. verwij ten dan, die God aan de afgoden der heide- het N T vaak geciteerd, geheel of gedeeltelijk. Achterin de 25e uit-
nen maakte, behoorde ook deze beschuldiging, dat zij hun vereer- gave van Nestle-Aland staat dit lijstje:
ders tevoren nooit voor de plotselinge komst van Cyrus hadden 42 : 1 : Matth. 3, 17, 2 P. 1, 17.
gewaarschuwd. In Israel was zoiets wel gebeurd. Getuige o.a. deze 1-4 : *Matth. 12, 18-21.
interessante profetie van Jesaja. Daaruit was aan Israel al sinds 5 : Hand. 17, 24, 25.
jaar en dag bekend, dat die Cyrus uit het noorden zou komen, of 6 : Luc. 2, 32.
liever uit het noordoosten. Wat was dat anders dan Perzie? Klopte 7 : Hand. 26, 18.
het niet precies? Door Flavius Josephus is beweerd, dat koning Cy- Het sterretje bij Matth. 12 wil zeggen, dat daar een
rus zelf in het boek Jesaj a gelezen heeft wat daarin over hem voor- „ausdrtickliche Anfiihrung" (aanhaling) staat. Nu, dat klopt.
zegd stond 9 ). Men wijze dit verhaal niet al te direct af. Koning Ne- Mattheus had even tevoren verteld, dat de Heere Jezus voor de Fa-

172 173
§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

rizeeen, die Hem naar het leven stonden, uit de weg was gegaan. We vestigen de aandacht op de volgende hoofdzaken.
De machtige Zoon van God ging voor hen opzij. En toen Hij van 1° . De introductie van Gods knecht, vs la.
degenen, die Hem toch volgden, er velen genezen had, drukte Hij Het gebeurt dagelijks, dat twee personen, die elkaar nog niet
dezen op het hart, dat zij het vooral niet overal vertellen moesten. kennen, zich aan elkaar voorstellen. Of dat iemand, die voor een
Daarop laat Mattheus dan volgen (we citeren uit vert. NBG): op- gezelschap nog onbekend is, daaraan door een goede vriend wordt
dat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet Jesaja, gepresenteerd. Aan zoiets is blijkbaar bij vs la te denken. Alreeds
toen hij zeide: blijkens het woord, waarmee dit versdeel begint. Ziehier Mijn
Zie, Mijn knecht, dien Ik verkoren heb, knecht. Maar ook blijkens het vervolg, dat we aldus vertalen: die Ik
Mijn geliefde, in Wien Mijn ziel een welbehagen heeft; (aan u) voorste1 11 ). Blijkbaar bestond de gewoonte bij een presenta-
Ik zal Mijn Geest op Hem leggen tie de te introduceren persoon bij zijn hand te pakken en met hem
en Hij zal den heidenen het oordeel verkondigen (vs 18) naar voren te treden, en wordt daarop bier gezinspeeld, vgl. straks
en Hij zal niet twisten of schreeuwen, vs 6 12 ). In ieder geval is degene, die wordt voorgesteld, bij Jahweh
en niemand zal op de pleinen Zijn stem horen (vs 19). niet slechts uitnemend bekend, maar ook bijzonder bemind. Heel
Het geknakte riet zal Hij niet verbreken vs la luidt nl. aldus:
en de walmende vlaspit zal Hij niet uitdoven, Dit is Mijn knecht, die Ik (bij u) introduceer.
voordat Hij het oordeel tot overwinning heeft gebracht (vs 20). Hij is Mijn uitverkorene. Ik ben Hem innig 1³ ) genegen.
En op Zijn naam zullen de heidenen hopen (vs 21). Dus van Jesaj a's dagen of is het onder Gods yolk bekend ge-
Men heeft er op gewezen, dat Mattheus het citaat noch nauw- weest, welke plannen Jahweh had met iemand, op Wie Hij meer
keurig naar de LXX gegeven heeft, noch naar het Hebreeuws. gesteld was dan op enig ander. In de dagen der ballingschap heeft
Moest dat dan? Mattheus bedoelde toch geen taalkundige bij drage dat yolk zich die belofte reeds aan het hart kunnen drukken. En
te leveren. Hij wilde slechts laten zien, dat die nederig wijkende en toen Christus op aarde verschenen was, is er meermalen over Hem
in stilte werkende Heere Jezus de figuur was, waarop Jes. 42 ge- gesproken met woorden, die geheel of gedeeltelijk aan Jes 42: 1a
doeld had. Een eenvoudige apostolische vingerwijzing om dank- ontleend waren. By. bij Christus' doop in de Jordaan, Matth. 3 : 17,
baar gebruik van te maken. en bij Zijn verheerlijking op de berg, Matth. 17 : 5. Zonder dat de
apostelen en hun geloofsgenoten nu aan een woord of letter hin-
Dit Schriftgedeelte bevat tweeerlei. Ten eerste woorden van
gen, waren ze dit toch met elkaar eens, dat God door Zijn eigen
Jahweh over Zijn knecht, vs 1-4, en ten tweede woorden van Jah-
woorden uit Jes. 42 te citeren beslist had bewezen, dat Jezus de
weh tot Zijn knecht, vs 5-7.
uitverkoren knecht van Jahweh was. De uitnemendste en geliefd-
1. Jesaja deelt woorden mede van Jahweh over Zijn knecht, Jes. ste bij God was hun Meester.
42:1-4. 2°. De taak en toerusting van Gods knecht, vs lb.
Het is allengs haast overbodige moeite hier vooraf de vraag te Het Jesajaboek was al begonnen met een klacht over schennis
beantwoorden, voor wie deze mededelingen van Jesaja inzake ze- van Gods recht. Vroeger was Jeruzalem een stad vol recht geweest.
kere woorden van Jahweh bedoeld zijn. Tenminste allereerst be- Gods verbond werd gehouden in het heiligdom, door de regering,
doeld zijn ze ook nu immers voor het ballingschapsvolk. Om dat te door het yolk in heel het leven. Maar toen was de afval gekomen.
troosten. Ook hier geldt het beyel van Jes. 40 : 1 nog. Troost, troost, In de tempel. Valse vroomheid. Druk naar de tempel lopen, maar
Mijn yolk, ook met Jes. 42 : 1-7! weduwen en wezen verdrukken. Sympathiseren met afgoderij. Zo

174 175
§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

werd het recht van Jahweh, zo werden de tien woorden van Horeb, die God vreesde, zich er ellendig aan toe voelde, gebroken als een
vertrapt. Daardoor is Juda in ballingschap gegaan. Had het zich rietstengel, zonder veel ambitie meer, gelijk een net nog wat na-
nog willen bekeren, dan zou het nog voor veel kwaad bewaard ge- gloeiende lampepit. Toen is de Heere Jezus gekomen met Zijn pre-
bleven zijn. Dan zou Sion door recht verlost zijn en wie zich daar- diking van het „recht" van Jahweh. De betekenis van dit woord is
uit bekeerden door gerechtigheid, Jes. 1 : 27. zeer ruim, zie z.reg. onder misjpaat. De Heere Jezus heeft door Zijn
Hetzelfde woord voor recht van Jes. 1 : 27 staat hier, in Jes. prediking weer eenvoudig de wil van God voor heel het leven be-
42 : lb, waar Jahweh van Zijn meest beminde knecht voorzegt, dat kend gemaakt
deze voor het recht (misjpaat) zou opkomen. En nu spreken we nog niet eens over het bittere lij den en ster-
Toen de ballingen terug waren in het aloude vaderland, is ven, dat Hij doorstaan heeft. Een ander deel van Zijn grote taak.
daar wel al veel weerkeer naar het recht van Jahweh geweest. Gods Tot die taak nu, zegt Jes. 42 : 1, zou Hij worden toegerust door
verbond werd weer onderwezen. Want als men dat niet kende, kon de Geest, die Jahweh Hem had gegeven. Feitelijk horen we de pro-
men het niet houden. Haggai en Zacharia, Ezra en Nehemia heb- fetie dat in de verleden tijd spreken. Alsof die toerusting met de
ben uitnemende lessen gegeven in het recht van Jahweh, in Zijn Geest reeds had plaats gehad. Zo vast stond Gods heilsplan. We
dienst van alle dag. Wat heeft de Geest der profetie door die man- weten, dat die Geest aan Christus wel reeds van der jeugd of een
nen al veel terecht gebracht. Toch waren zij nog maar voorlopers wijs hart schonk, Luc. 2 : 52. Maar nadat de Geest van God op
van de knecht van Jahweh-bij-uitstek uit Jes. 42 : 1. Die heeft de wil Hem bij de doop door Johannes was neergedaald, wordt van Hem
des Vaders en volkomen geweten en volkomen gedaan. Die heeft gezegd, dat Hij de Geest ontving „niet met mate", Joh. 1 : 33, 3 : 34.
steeds gesproken door de Geest, die bij Zijn doop door Johannes De ballingen zullen profetieen als deze wel alreeds gelezen
op Hem zo was neergedaald als nooit op iemand tevoren. Daar- hebben als aanvulling bij Jes. 11 en 12 (Gods Geest over Davids
door heeft Hij het recht van Jahweh doen schitteren als een licht. nakomelingschap tot heil der wereld).
Door de dwaze spitsvondigheden der rabbijnen waren de bevelen 3°. De werkwijze van Gods knecht, vs 2, 3a.
van Jahweh in Thora en Profeten tot onherkenbaar wordens toe Bij het horen van het woord „recht" krijgt menigeen last van
verduisterd. Christus sprak ze rustig tegen. Met gezag, Matth. huiveringen. Nu, inderdaad brengt de handhaving van het recht
5 : 22, 28 enz. (Maar Ik zeg u.) vaak veel verdriet met zich mee. Daarvan hebben de ballingen te
Wat zijn de klagende gelovigen van die dagen op heerlijke wij- Babel genoeg geweten. Hun verblijf te Babel was „naar recht".
ze vertroost. Want zo'n overblijfsel is er permanent geweest. Ten Maar het Hebr. woord voor „recht" (misjpaat) is zo boorde-
tijde van koning Achaz zien we het rondom de profeet Jesaja; zijn vol betekenissen, dat men het soms ook gerust kan vertalen door
gezin en zijn leerlingen. Uit Babel is een overblijfsel weergekeerd, „orde" of door „levenswijze" of door „dienst". Dus zonder harde,
dat er naar verlangde in het land der vaderen de dienst van Jahweh onvriendelijke klank erin. In Jes. 42: 1, 3 en 4 wordt het woord
te herstellen. Ten tijde van Christus' geboorte waren er, die de ver- „misjpaat" zelfs gebezigd op zulk een manier, dat wij het vandaag
troosting Israels verwachtten, Luc. 2: 25, 38 (Jozef en Maria, de 't best kunnen vertalen door „blijde boodschap", „evangelie". Zie
herders, Simeon en Anna). Ten tijde van Christus' optreden zijn er maar naar de manier, waarop in Mattheus 12 uit Jes. 42 geciteerd
geweest, die treurden over de afval hunner dagen en er naar snak- wordt. Daaruit leren we ten eerste hoe de werkwijze van de Heere
ten, dat er weer gerechtigheid zou worden betracht, Matth. 5 : 6. Jezus niet was — niet hard zoals die van de Farizeeen — en ten
Maar bij vele voornaamsten deed zich verharding voor, Joh. 12, tweede, hoe ze wel was — de Heere Jezus hield helemaal niet van
net als in de dagen van Jesaja, Jes. 6. Geen wonder, dat menigeen, dat demonstratieve. De Farizeeen deden graag lange gebeden,

176 177

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

soms op straat. Maar de Heere Jezus zei, dat men daarvoor in de van Gods geschonden recht volkomen is genoeg gedaan. Want
binnenkamer moest gaan. Ofschoon onze Heiland soms natuurlijk Christus was gehoorzaam tot de dood. Tot het uiterste verzwakt
wel in de open lucht predikte, deed Hij dat nooit op een schreeuwe- bleef Hij toch trouw.
rige manier, kabaal makend. Wij Christenen moeten maar van Maar de verkondiging hiervan zou niet alleen tot het yolk der
Hem leren het Evangelie ook niet op een banale manier uit te dra- ballingen en zijn nakomelingen doordringen. Zij zou ook onder
gen, maar eerzaam en waardig. Ook niet „mooi". De eerste Chris- andere volken plaats hebben. Een opsomming van zulke volken
tenen hielden samenkomsten, waarbij eenvoudig iets uit de Heilige ontmoetten we reeds in Jes. 11: 11, 12. Zie § 21, II, 7, C, b, o.a. over
Schrift werd gelezen en gebeden en gezongen. Pas later zijn de gro- de kustlanden, waarheen Joodse slaven en slavinnen waren wegge-
te kerkgebouwen in gebruik gekomen, waarin „redenaars" voor- voerd en waarheen ook veel Joden vanwege de handel waren
gingen, die op de heidense scholen geoefend waren in de welspre- geemigreerd. Het Jodendom is niet alleen in het oude Kanaan met
kendheid. Soms betuigde de gemeente haar instemming door ap- het Evangelie van de volmaakte Middelaar Gods en der mensen in
plaus en het wuiven met doeken. aanraking gekomen, maar ook in vele landen daarbuiten, by.
Zie, dat is nu precies contra Jes. 42 : 2. Hij schreeuwt niet. Hij Klein-Azie. De apostelen zijn door de Geest van Jezus naar dat
verheft (Zijn stem) niet en laat die op straat niet horen. buitenland bepaald heengedrêven, Hand. 16 : 7, Rom. 15 : 16, 19
Over het geknakte riet en de smeulende lampepit uit vs 3a om ook aan hen die verre waren, Joden in het buitenland, en aan de
spraken we al. Gedrepimeerde mensen zijn door de Heere Jezus heidenen de tij ding van Christus' komst te brengen. Daarbij lieten
niet hooghartig bej egend, als ze tot Hem de toevlucht namen met ze altijd de Joden voorgaan. Eerst gingen zij naar de synagogen.
een hoopje en geloofje, zo klein als een mosterdzaadje. Zie dat aan
Nathanael, Joh. 1 : 46-52, en aan Simon Petrus, Joh. 21 : 15-19, aan 2. Jesaja deelt woorden mede van Jahweh tot Zijn knecht, Jes.
de vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, maar wenend 42:5-7.
Jezus' voeten kuste en zalfde met mirre, Luc. 7 : 36-50; en niet te Dus de arbeid van deze knecht werd zwaar genoemd. Om er
vergeten de moordenaar naast Hem aan het kruis. bij neer te vallen en het op te geven, vs 4a. Maar Jahweh spreekt
De werkwijze van de derde knecht zou uniek zachtmoedig Hem moed in door Hem op tweeerlei te wijzen.
zijn. 1° . Op Zijn eigen (Jahweh s) Goddelijke macht en kracht, vs 5.
4°. De invloedssfeer van Gods knecht, vs 3b, 4. Wie anders dan Jahweh zou Zijn knecht tot Zijn zware arbeid
Bij het lezen van de voorafgaande verzen zagen we al, dat de in staat stellen? Dezelfde God toch, van Wie niet alleen alles af-
knecht van Jahweh het recht zou doen uitgaan naar de heidenen, vs komstig is; Hij is de schepper van hemel en aarde. Maar alle men-
lb. En bier lezen we het weer. sen, die op deze aarde wonen, ontvangen ook hun levensadem en
vs 3b. Inderdaad. Hij zal het recht doen uitgaan. werkkracht van diezelfde God. 't Kan toch niet anders. Toen de
vs 4a. Hij zal het niet wegens zware vermoeidheid opgeven. apostel Paulus op de Aeropagus voor heidenen stond, haalde hij
vs 4b. Eerst zal Hij het recht op aarde z'n plaats bezorgen. die woorden uit Jes. 42 : 5 heel gewoon aan zonder bang te zijn met
-

vs 4c. Op zijn onderwijs zullen de eilanden wachten. begrepen te worden, Hand. 17 : 24, 25. Zou Gods kracht dan on-
De taak, die door deze knecht van Jahweh zou moeten wor- toereikend zijn tot hulp van Zijn allerbemindste knecht?
den vervuld, zou wel het uiterste van Zijn krachten vergen. Wan- 2°. Op de vrucht van de arbeid van Zijn knecht, vs 6, 7.
neer Jesaja daarover straks nader spreekt, in Jes. 49-57, zal hij ons Het eerste, waarop Jahweh de aandacht van Zijn knecht Yes-
de verzoeningsdood van Christus schilderen, waardoor aan de eis tigde, was Zijn roeping van hem „in gerechtigheid". God riep Hem

178 179

§ 27 De drie knechten voorgesteld De drie knechten voorgesteld § 27

met de beste voornemens. We ontmoetten dezelfde uitdrukking 3) Elliger maakt zeer aannemelijk, dat de betekenis van chesed in vs 6 niet schoon-
heid is, maar kracht, comm. 24.
„in gerechtigheid" ook in 41 : 2 al en vertaalden haar daar door 4) Prof. Beek in Drukkersweekblad Kerstnummer '59: adem des Heren, vgl. Hos.
„tot voorspoed" of „tot heil" (be tsedeq). Heel het Goddelijk plan 13 : 15 heet thans de chamsien, heet en droog, verwijzing naar Hos. 13 : 15, Jon. 4 : 8.
van Jahweh was er van meetaf op gericht om Zijn knecht tot zegen 5)Bij jenahheel wil Elliger aan het verwante nahhelool, drenkplaats, denken en aan
Jes. 49 : 10, Ps 23 : 2.
te stellen. 6) Elliger, 52, kiest voor de exegese van Koehler, volgens welke in de relatieve zin
Het tweede, waarover Jahweh tot Zijn knecht spreekt, is Zijn jowdrennoe van vs 13 Jahweh subject is en het suffix slaat op de raadsman van
presentatie of introductie. Zie ook al bij vs la. Zo'n eerbewijs om daareven als object. Zijn vertaling van vs 13b luidt: and wer ist sein Ratsmann, den
er unterwiese, pag. 40. Dit strookt niet met de LXX (en wie was Zijn raadgever, die
door een hooggeplaatst persoon als zijn beste vriend te worden Hem van advies diende), noch met de apostel Paulus in Rom. 11 : 34 en 1 Cor. 2 : 16.
voorgesteld aan een gezelschap viel iedereen niet te beurt. Dit bij Het woord „advies" wordt gebezigd door prof. H. Ridderbos in zijn comm. op
de hand vatten zien we vervuld als Christus' komst wordt aange- Rom.
7)Oostersch Leven, prof. Obbink, 1914, bladz. 188.
zegd aan de maagd Maria en Zijn geboorte bericht wordt aan de 8) Het herstel van Israel volgens het 0.T., prof. G. Ch. Aalders, z.j., bladz. 59.
herders, als God Hem aanbeveelt bij Zijn doop in de Jordaan en op 9) Joodse Oudheden, XI, 1, 2.
de berg der verheerlijking. 10)De overlevering van de text is onzeker. Aan aanroeping van Gods naam (door
Cyrus) denkt noch de Jes. rol van Qumran, noch de LXX, noch de Targum (aldus
En het derde, waarop Jahweh Zijn knecht wees, was dat Zijn Elliger, comm. 173, 189).
heilrijke invloed zich zou doen gelden in binnen- en buitenland. 11 ) Veelal vertaalt men: ,dien Ik ondersteun". Nu moge het w.w. tamak be zich een

Het Evangelie zou niet slechts verkondigd worden in Jeruzalem, enkele maal voortreffelijk door „ondersteunen" laten vertalen, by. Ex. 17 : 12 (Mo-
tes door Aaron en Hur), daartegenover staan zeer veel Schriftplaatsen, waar deze
Judea en Samaria, maar tot aan de uitersten der aarde, Hand. 1 : 8. vert. beslist niet past, by. Jes. 33 : 15, Ps. 17 : 5, Spr. 28 : 17 (tamak be), Gen. 48 : 17,
De profetie van Simeon zou in vervulling gaan, over het heil dat Am. 1 : 5, 8, Job 36 : 17, Spr. 3 : 18, 4 : 4, 5 : 5, 11 : 16, 29 : 23, 31 : 19 (tamak zonder
God bereid had voor het aangezicht van alle volken; licht tot open- be). Elliger, comm. 203, denkt aan een „offiziellen Akt", de „Gestus der Hander-
greifung" bij Jes. 42: 1.
baring voor de heidenen en heerlijkheid voor Uw yolk Israel, Luc. 2 ) Een beeld, waarmee ook in de Cyrus-cylinder de aanstelling wordt weergegeven.
2:31, 32. Schoors, comm. 266.
Wat zal de Heere Jezus als jongetje, als knaap en als jongeling 13 ) Letterlijk „mijn ziel heeft (in hem) behagen". Door de toevoeging „mijn ziel"
wordt nadruk op het werkwoord gelegd, zie I b , 37.
in de synagoge met spanning naar zo'n Schriftdeel als dit hebben
geluisterd. Het behelsde de belofte, dat Jahweh hem door een goe-
de vorming tot Zijn taak zou voorbereiden. Door Zijn optreden
zou weer duidelijk worden, welke bevoorrechte plaats Israel bij
God innam. Maar dankzij Christus' komst is het Evangelie ook
uitgegaan naar de heidenen en heeft het al velen van hen verlost uit
de donkere gevangenis, waarin de satan hen al eeuwenlang vast-
hield, Hand. 22 : 21, 26 : 17, 18. Zulke woorden zijn later gesproken
tot Paulus, de apostel der heidenen, door Christus, op de weg naar
Damascus.

NOTEN
Elliger, comm. 13.
2)Eventueel bezwaar tegen identificatie van kiflaim met sjenaim wordt door Elliger
beantwoord met de vraag: Aber wer will dem Dichter seine Sprache verwehren?

180 181

De drie knechten besproken § 28

eerst als these geponeerd, dat Jahweh alleen God is en niets en nie-
mand meer. Vervolgens wordt telkens op de antithese gewezen,
dat niet alleen het afgodische heidendom deze enige God beledigt,
28 maar dat ook Israel zich tegenover zijn grote God aan grote tekort-
komingen heeft schuldig gemaakt en alles bij Hem verbeurd. Maar
DE DRIE KNECHTEN BESPROKEN tot driemaal toe wordt tenslotte een synthese bewerkstelligd door
de onvergankelijke liefde en trouw van Jahweh jegens Zijn yolk.

Thans is Jes. 42 : 8-57 : 21 aan de orde. In de inleiding op § 27 1. Jesaja vermeldt de eerste verzekering, door Jahweh gegeven van
hebben we al gezien, uit welke delen het bestaat en waarover die Zijn onvergankelijke liefde en trouw jegens Zijn yolk, Jes.
handelen. Jes. 42: 8-44: 28 over de eerste knecht, 45-48 over de 42 : 8-43 : 8.
tweede en 49-57 over de derde knecht. Hier zijn de volgende drie Schriftgedeelten gebundeld.
Waarom diezelfde volgorde der knechten hier weer?
Waarom heeft Jesaj a thans niet een andere knecht voorop la- A. Jahweh poneert Zijn souvereiniteit, Jes. 42 : 8-17.
ten gaan in plaats van het ballingschapsvolk, waarop toch zoveel Soms is in deze verzen Jahweh zelf aan het woord en soms
viel aan te merken? Waarom liet hij thans niet de derde knecht uit gaat het over Hem, maar dat maakt geen verschil. De profeet
§ 27, onze Heere Jezus Christus, voorop gaan? Of anders de be- spreekt dan namens Jahweh. Dit verschijnsel komt vaker voor, by.
roemde koning Cyrus? straks in vs 19,21 en 24 („wij" hebben gezondigd).
Nee, hij heeft dezelfde orde ook nu gevolgd. Waarom hij dat Reeds de eerste (vier Hebr.) woorden van vs 8 bevatten een
gedaan zal hebben? Goddelijke uitspraak, waarover een dik boek te schrijven zou zijn.
Stellig, omdat Jesaj a zich anders niet gehouden zou hebben Ze luiden: Ik, Ik (ben) Jahweh. Dat (is) M'n naam. Het pers. vnw.
aan de primaire opdracht van Jahweh, die hij in hfdst. 40 : 1 zelf „Ik" wordt hier niet alleen uitgedrukt, maar bovendien voorop ge-
aldus onder woorden bracht: Troost, troost Mijn yolk, zegt uw God. plaatst. Vandaar de vertaling: Ik, Ik. Over de betekenis van de
Dit motief blijft later, dus ook thans, bij de bespreking van de naam Jahweh — de God des levens — hebben we het vroeger uit-
eerste, tweede en derde knecht van Jahweh, zijn rol spelen. Koning voerig gehad, z.reg.
Cyrus en Jezus Christus zijn wel zeer grote figuren, maar Jesaja Waarom Jahweh hier juist Zijn naam Jahweh zo nadrukkelijk
bespreekt ze niet zonder daarbij zijn primaire plicht te betrachten: op de voorgrond stelt? Blijkens het vervolg, vs 8b en vs 9, zal dat
de bemoediging van Gods vOlk. zijn om deze twee redenen.
Ten eerste om de aandacht te vestigen op de grote tegenstel-
ling tussen Jahweh en de alom vereerde beelden, de afgoden, de
I. JESAJA SPREEKT NADER OVER DE EERSTE KNECHT
VAN JAHWEH, JES. 42 : 8-44 : 28.
niet-goden, dode dingen, vs 8b.
En ten tweede om er op te attenderen, dat Jahweh niet alleen
Dit Schriftgedeelte bestaat uit drie stukken (42 : 8-43 : 8, vroeger de levende God geweest is, toen Hij voor Israel zo menige
43 : 9-44 : 5 en 44 : 6-28) die sprekend op elkaar gelij ken, zowel wat belofte vervulde (by. uittocht en intocht), maar dat Hij het ook
hun model als wat hun inhoud aangaat. Dat model vertoont drie- vandaag is en dat Hij het ook in de toekomst zijn zal om te vervul-
maal het schema van these, antithese en synthese. Telkens wordt len wat Hij vandaag belooft. De vroegere dingen (die Ik toen voor-

182 183

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

zegd heb) zijn uitgekomen. Eveneens ben Ik het, die vandaag nieuwe voud. Wie is er zo blind als Mijn knecht en zo doof als Mijn bode?
dingen aankondig. VOOr ze gebeurd zijn laat Ik ze u(lieden) horen, vs Wie is er zo blind als Mijn vertrouweling en zo blind als de knecht van
9. Jahweh? vs 19. Met dit enkelvoud wordt eveneens Gods yolk be-
Gedurende geruime tijd mag Jahweh de schijn gewekt heb- doeld. Wat was het toch bevoorrecht. Eigenlijk staat er: „Mijn uit-
ben, dat Hij Zich van Israels lot niets aantrok. Maar nu staat Hij gezonden bode", maar in onze taal maakt het woord „uitgezon-
op als een ontembare krijgsman om Zijn yolk te verlossen. De lan- den" bij het woord „bode" een overbodige indruk. Of zou dat juist
den zullen er van daveren. De westerse wereld met haar (Griekse) de bedoeling zijn? Om maar de hoge positie uit te drukken, die
eilanden en zeelieden en het oosten met zijn veedorpen in de woes- Israel ontvangen had.
tijn bij Kedar (Jes. 21 :16, § 22, IX) en met steden als Sela (hoog in Maar hoe hoger verheven, hoe dieper val.
de rotskloven van Edom, Obad.: 3) zullen diep onder de indruk Wat was Jacob, de knecht van Jahweh, hardleers. God wees
komen van de uitgezochte manier, waarop Jahweh voor Zijn be- hem op de treurige tegenstelling tussen zijn staat en zijn toestand,
minden, die zo machteloos waren als blinden, de vrijheid bewerkt, vs 20. Jahweh had er behagen in geschept om Zijn eerlijke trouw
vs 10-17. aan het verbond met Israel („Zijn gerechtigheid") hierdoor te to-
De bijbellezer zal begrijpen, dat men ook hier alles weer niet nen, dat Hij Zijn yolk begiftigde met een indrukwekkende thora,
letterlijk moet opvatten: Jahweh zal er op uittrekken als een krijgs- vs 21. Het woord „thora" betekent onderwijzing. Er kan hier spe-
held, een stem opzetten als een barende vrouw, bergen en heuvels ciaal de onderwijzing mee bedoeld zijn, die Jahweh reeds door Mo-
platbranden, rivieren en moerassen droogleggen, vs 13-15. Dat is zes aan Israel schonk en die nog heden bewaard ligt in „de boeken
alles beeldspraak, die ten doel heeft om uit te drukken, dat Jahweh van Mozes". Maar behalve deze betekenis kan het woord daarbij
Zich bij het bevrijden van Zijn yolk door geen enkel obstakel zal ook nog het latere onderwijs omvat hebben, dat Jahweh onder Jo-
laten weerhouden om Zijn doel te bereiken. Maar evenmin moet zua, de richteren, Samuel, David, Elia en Eliza enz. heeft gegeven.
men menen, dat in vs 16a de belofte wordt gegeven van Israels be- Hoe is het onderwijs van Jesaja zelf niet miskend! Jes. 6. Hij heeft
vrijding langs een aangelegde weg van Babel naar Jeruzalem. Zulk zelf de straf over Gods yolk moeten voorzien en zwart op wit moe-
een belofte wordt hier evenmin gegeven als in Jes. 40: 3-5 en 11. ten voorzeggen. Er volgen roof, oorlog, ballingschap en gevange-
Zulk een belofte is later ook nooit vervuld. nis. Zozeer verplaatst hij zich blijkbaar in de situatie, waarvan zijn
De bedoeling van heel vs 8-17 wordt in vs 16b en 17 nog eens profetie spreekt, dat hij ootmoedig voorgaat in de belijdenis: is het
onderstreept. Jahweh is God en Hij alleen. Dat zullen de afgoden- niet om onze zonden, dat Jahweh ons dit alles doet overkomen? vs
dienaars aan de weet komen. 24.
De kloof lijkt onoverbrugbaar. Enerzijds Jahweh, die alleen
B. Jahweh constateert Israels onwil, Jes. 42 : 18-25. God is en niemand meer. Anderzijds Zijn yolk, dat hiervan alles
Meteen komt in vs 18 weer het woord „blinden" voor en weer afweten mag, maar zijn ogen voor Gods thora, ook die van de bal-
met figuurlijke betekenis. Nu echter niet, als in vs 16, ter aandui- lingschap, moedwillig sluit, al wordt het door de toorn van Jahweh
ding van hulpbehoevende, maar van ongehoorzame mensen. Het overgoten, vs 25. Wat moet hiervan terecht komen?
woord „cloven" komt er nog bij. Hoort, gij cloven, en blikt op, gij
blinden, om te zien. C. Jahweh zorgt voor synthese, Jes. 43 : 1-8.
Uiteraard wordt dit alles gezegd in het meervoud. Maar ver- De liefde van Jahweh tot Israel is onvergankelijk. Hij laat het
volgens wordt tot en over dezelfde mensen gesproken in het enkel- niet ten onder gaan. Daartoe heeft Hij het niet in de dagen van

184 185

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Abraham en Horeb openlijk tot Zijn yolk aangenomen. Ge hoort rnaken, dat die bezitters daar van mooie schepen, waarop ze zo
Mij toe, zegt Hij kortweg tot „Jacob", 43 : lb. trots zijn, er ijlings vandoor zullen gaan, vs 14, 15.
Zeker, er gaan wel ontzettende dingen gebeuren op interna- Jahweh spreekt aldus: Ge weet toch wel van Mijn vroegere
tionaal gebied. Ook Israel zal daar doorheen moeten, als door een daden? Hoe Ik een zee doorkliefde (de Schelfzee) en de verslage-
alles meeslepende rivier en een alles verterende wereldbrand, vs 2. nen strooide aan de waterkant, vs 16, 17. Daaraan behoeft ge
Maar Jahweh zal het zo leiden, dat Israel door de Perzen zeer voortaan niet eens meer terug te denken, want Ik ga nu iets heel
schappelijk zal worden behandeld. Dezen zullen hun schier onbe- anders doen, iets nieuws. Het zit nu al te komen. Of jullie er achter
daarlijke landhonger stillen door verovering van grote landen als zullen komen! Ja, j a, Ik zal zulk een weg laten aanleggen door de
Egypte, maar het kleine Palestina zullen ze mild bejegenen. Israel woestijn en zulke rivieren in de wildernis,, dat wilde dieren als j ak-
zal daar weer in vrede mogen wonen. Israelitische gevangenen uit halzen en struisvogels Mij er om zullen prijzen, vs 18-20a. Dat doe
allerlei landen zullen gelegenheid krijgen om huiswaarts te keren. Ik om Mijn uitverkoren yolk te drenken, vs 20b en daardoor gepre-
Dus niet slechts uit Babel. zen te worden, vs 21.
Wie dat bewerken zal? Jahweh. In dit Schriftgedeelte horen Mogen we de bijbellezers er nog eens voor waarschuwen, de
wij Hem aan het begin en aan het einde spreken over Zijn majesteit beeldspraak en sommige sterke uitdrukkingen dezer profetie toch
en eer, 42 : 8, 43 : 7. Die zijn Hem alles waard. Ook hernieuwde vre- vooral niet letterlijk te nemen. Er is van Babel naar Jeruzalem noch
de met Israel, al is het nog zo ongehoorzaam geweest, 43 : 8. een heirbaan noch een kanaal voor scheepvaart aangelegd. Wel
mogen wij thans achteraf zeggen, dat God door de snelle opkomst
2. Jesaja vermeldt de tweede verzekering, door Jahweh gegeven van de Meden en daarna van de Perzen onder Cyrus en door de
van Zijn onvergankelijke liefde en trouw jegens Zijn yolk, Jes. schielijke val van Babel een wonder voor Zijn uitgeputte lieve-
43:9-44:5. lingsvolk heeft laten gebeuren, dat voor de mensen van die dagen
Hier zijn de volgende Schriftgedeelten gebundeld. gerust vergeleken mocht worden met het volop drenken van zwoe-
gende reizigers in de woestijn. Zo'n beeld sprak ze aan.
A. Jahweh poneert Zijn souvereiniteit, Jes. 43 : 9-21.
Evenals in het eerste deel van de vorige bundel herinnert Jah- B. Jahweh klaagt over Israels gebrek aan toewijding, Jes. 43 : 22-
weh er Zijn yolk allereerst aan, dat Hij God is en anders niemand. 28.
Stel er werd eens een vergadering gehouden, waarin alle volken Waarom deze handeling van God? Niet omdat Israel het had
verschenen. Bij wie van hen zou er dan blijken Goddelijke voor- verdiend. Ge hebt niet eens om Me geroepen. Ik heb alles moeten
zegging te zijn geweest van de dingen, die heden geschieden? Laten derven: brand-, slacht- en spijsoffer. En wat bij geen offer mocht
ze nu eens met bewijzen komen, zodat iedereen, die het hoort, zeg- ontbreken: zelfs wierook ( = symbolisch gebed, z.reg.; vervaar-
gen moet: „Zo is het", vs 9. Jahweh spreekt: Gij, Gij zijt M'n getui- digd van kalmoes, van het Lat. en Gr. woord calamus, riet). Som-
gen. M'n knecht, die 'k uitverkoor om deze dingen te weten, in Mij mige gedeelten van de offeranden mochten door de offeraars en/of
te geloven en goed te begrijpen, dat Ik de Enige ben. VOOr en nd priesters worden genuttigd, maar altij d was alle wierook voor Jah-
Mij was en is er geen tweede, vs 10. Ik ben voor jullie toch zeker weh. Ik heb het u daarom niet lastig gemaakt. Er waren geen alta-
geen onbekende, vs 11-13. ren beschikbaar maar gij hebt het Mij met uw zonden wel lastig
Welnu, Ik voorzeg ook nu weer bijtijds wat er gaat gebeuren gemaakt, vs 22-24. Om Mezelf! om Mezelf is het, dat Ik uw over-
tot jullie verlossing. Daarvoor stuur Ik (er een) naar Babel, die zal tredingen uitwis en uw zonden niet meer gedenk, vs 25. Als je soms

186 187

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

meent, dat het niet aan jou maar aan Mij lag, klaag Me dan maar behoorde tot de behandeling van sloven), voorzegt hij hoezeer
aan, vs 26. Jullie zijn geregeld er naast geweest. Je vader uit de eer- men het na Pinksteren een eer, in plaats van een schande, zal vin-
ste tijd al (Jacob? Omdat hij de erfenis zocht te verkrijgen door den tot het yolk van Jahweh te mogen behoren. Of Jahweh dus de
slimheid en bedrog, Gen. 25 en 27) en zelfs de vertegenwoordigers verwijdering tussen Zich en Zijn yolk genadig bedekt! Hij kan het
van Mij bij jou en van jou bij Mij (de priesters heetten „naderaars", toch niet laten!
l a , 455) waren verbondsbrekers, vs 27. Daarom liet Ik toe, dat zij 3. Jesaja vermeldt de derde verzekering, door Jahweh gegeven van
en het heiligdom werden ontwijd en het yolk smadelijk met de ban Zijn onvergankelijke liefde en trouw jegens Zijn yolk, Jes. 44: 6-
werd getroffen, met de ballingschap, vs 28. Daar was vroeger ge- 28.
noeg voor gewaarschuwd, Lev. 18 : 28. Hier zijn de volgende Schriftgedeelten gebundeld.
C. Jahweh zorgt voor synthese, Jes. 44 : 1-5. A. Jahweh poneert Zijn souvereiniteit, Jes. 44: 6-8.
Toch kunt ge op Mijn hulp aan, Jacob, Mijn knecht, Mijn uit- Al is dit de derde bundel en is hij wat verder of komen te staan
verkoren Israel. Want Ik heb u lief, vs 1. Sinds uw geboorte (als van Jes. 40 dan de vorige twee, hij beoogt natuurlijk hetzelfde als
Mijn verbondsvolk in de dagen van Horeb). Ik koos alleen u daar- zij, nl. het yolk van Jahweh te troosten (40: 1). Dat is al aan het
toe uit, omdat Ik u liefhad (en niet by. omdat ge zo talrijk waart, begin ervan te horen. Dit zegt Jahweh, Israels koning en z'n verlos-
Deut. 7 : 7, 10 : 15). En zo is het nu nog. Jij bent Mijn Jeschurun ser, Jahweh van de strijdkrachten: Ik, Ik ben de eerste en Ik, Ik ben
(waarschijnlijk een eretitel of lievelingsnaam, van jasjaar, oprecht, de laatste. Er bestaat geen God dan Ik, vs 6. Het pers. vnw. „Ik"
Deut. 32 : 15, 33 : 5, 26, I c , 823), vs 2. Wees dus maar niet bang. Er wordt uitgedrukt, vandaar onze herhaling ervan. Jahweh noemt
wacht je nog een goede toekomst. Je krijgt een talrijk nageslacht. Zich hier niet eens Schepper van alle dingen, maar koning van Is-
Het zal uitspruiten gelijk de bloemen in het voorjaar dankzij de rael. Dat was Hij op Horeb geworden. Koning in Jeschurun, Deut.
regen en vooral de wilgen (of populieren) aan de waterkant, vs 3, 4. 33 : 5. Een koning op een troon in een tent, temidden van Zijn yolk,
Het is niet voor de eerste keer, dat we de toekomst van het uit met personeel en grondwet.
Babel verloste yolk door de profeet beschreven zien met gebruik- Na Horeb heeft Jahweh Zich tegenover Israel steeds konink-
making van beelden, die hij ontleent aan de schone natuur in zijn lijk gedragen. Hij verloste het keer op keer, optredende als „Jah-
vaderland, vgl. Jes. 2 : 1-5, hfdst. 11 en 12, 32 : 15-20. En waar niet weh van de legerscharen". Deze titel hebben we wel voor het eerst
alleen het groeien en bloeien der natuur te danken is aan Gods pas ontmoet in de geschiedenis van Samuels vader, Elkana, 1 Sam.
Geest, Ps. 104: 30, doch ook alle vernieuwing van harten en levens 1: 3, maar vermoedelijk is hij oorspronkelijk breder geweest. Blijk-
door diezelfde Geest van God wordt gewerkt, kondigt Jesaj a en de baar was de titel „Jahweh Zebaoth" een korte samenvatting van
schone toekomst van zijn land en die van zijn yolk aan als vruchten boeken vol over de wonderen van Jahweh voor Zijn yolk, I f, 16.
van een Geest. De volheid van die Geest zal het meebrengen, dat Na hieraan te hebben herinnerd stelt Jahweh de vraag, of er
velen tot dat inmiddels wijd verspreide Israel zullen willen beho- zo iemand — zo'n god — nog meer is, die dat zeggen kan, dat hij de
ren. Zou de profeet hiermee het oog hebben op Jodengenoten als hele historie van z'n yolk heeft meegemaakt en meemaken zal, van
Cornelius en Lydia? Jo, misschien ook wel op de hartelijke ont- a tot z. Laat zo iemand dan zijn bestaan bewijzen door ook eens de
vangst van het Evangelie van Christus bij nog pure heidenen, zoals toekomst te voorzeggen en die dan te laten gebeuren ook, vs 7. Het
de Galatiers? Als de profeet in vs 5 schrijft, dat er zullen zijn, die de voorstel bewij st al, dat op deze uitdaging niemand reageren zal. De
naam van Jahweh op hun hand zullen laten tatoeeren, wat soms vraag stellen = haar beantwoorden.

188 189

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Daarom wij st de maj estueuze aanhef van deze bundel er ver- van terzijde ook Israel niet mee bestraft? Men zou het reeds na
volgens op, dat Israel, wanneer het mettertijd eens katastrofale ge- lezing van vs 8 met z'n waarschuwing tegen vrees, vrees voor die
beurtenissen zal meemaken, maar niet - schrikken moet en niet afgodische machten, wel zeggen. En in vs 21 klinkt het nogmaals:
bang moet zijn. Kent het z'n geschiedenis niet? Jullie kunnen als „onthoud deze opmerkingen over de tot standkoming van
getuigen voor Me optreden, dat er geen God is dan Ik. Een andere goden(beelden) goed, Jacob". Wanneer wij heden nog onder de in-
rots (om op te vertrouwen) is Mij niet bekend, vs 8. druk komen van de ru'ines der heidense tempels, zal dat aan meni-
ge balling zeker nog veel eerder overkomen zijn met de ongeschon-
B. Jesaja hekelt de verering van afgoden, Jes. 44 : 9-20. den gebouwen. Leek het er niet op, dat zijn yolk door Jahweh was
Om deze twaalf verzen goed te verstaan verdele men ze in het vergeten?
volgende drietal stukjes. In ieder geval is de wegvoering in ballingschap niet los van
Ten eerste vs 9-11. Wat zijn afgodendienaars toch dom. Ze Israels zonden te denken en hebben we in vs 22 weer te doen met
moesten toch begrijpen, dat die beelden of afgoden (voor erg een grootmoedige synthese van Gods zij de. Ik vaag je verbonds-
naieve heidenen komt dat op hetzelfde neer) hen onmogelijk kun- breuk weg als een wolk en je zonden als een nevel (vgl. de geschiede-
nen helpen. Degenen, die ze vervaardigd hebben, zijn zelf immers nis van Gideon, I e , 500). Keer tot Me terug. Heus, Ik verlos je.
niets meer dan mensen. Hierop volgt een danklied, vs 23.
Ten tweede vs 12-17. Volg maar eens het wordingsproces van Jubelt, gij hemelen, want Jahweh doet wat Hij zegt (vgl. Ps.
zo'n beeld. Maar dan achteruit gaande. Zoals Jesaja van zo'n pro- 22 : 32, 37: 5)! Juicht alwat zich daaronder op aarde bevindt! Breekt
ces een „terugwerkende beschrijving" 2) geeft. U hebt het beeld uit in gejubel, gij Bergen! Gij woud met alle geboomte daarin! Want
daar voor U. Maar wat heeft de goud- en zilversmid er een werk Jahweh verlost Jacob en verheerlijkt Zich in Israel.
aan gehad. En voor hem heeft een timmerman er een houten model
voor moeten maken Toen hij van een stuk boomstam zo'n model 4. Jesaja maakt met een kunstig gedicht de overgang van I (over
klaar had om er een beeld van te maken en er voor te knielen, ge- Israel) naar II (over Cyrus), Jes. 44 : 24-28.
bruikte hij de andere helft van de boomstam om er z'n eten op te Het gedicht heeft een liefelijke strekking. Dat zal straks uit z'n
koken en er zich bij te verwarmen. inhoud blijken, maar blijkt eigenlijk zelfs alreeds uit z'n opschrift.
Ten derde vs 18-20. Wat een verblinding toch. Zo zegt Jahweh, uw verlosser en formeerder van uw prille jeugd af, vs
Als U het wordingsproces van zo'n beeld teruguit nagaat, is 24a. Zulke woorden lazen we al eerder, 44 : 2, 6, 21.
het U een raadsel, dat de heidenen voor zulke stomme goden knie- Strikt genomen bestaat de inhoud uit slechts een korte hoofd-
len. Hoe komt dat toch? Eenvoudig vanwege hun verblinding. zin, waarmee echter niet minder dan 9 (zegge negen) bijzinnen ver-
Daardoor schieten ze niet eens in de lach bij de vergelijking tussen bonden zijn. Dat zouden we aldus kunnen tekenen.
die twee helften van de boomstam. De ene werd een god en de an- (1)
dere moest een potje helpen koken. Verblinding is een verschrikke- (2)
lijk groot kwaad. Ze doet de mensen de raarste dingen geloven. (3 )

C. Jahweh zorgt voor de synthese, Jes. 44 : 21-23. (4)


Natuurlijk heeft de profeet in vs 9-20 allereerst een kwaad op (5)
het oog gehad, dat onder de heidenen voorkwam. Maar heeft hij er (6)

190 191

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

(7) (5) die de wijzen achterwaarts doet keren1 en hun kennis als dwaas-
(8) heid laat uitkomen;
(9) (6) die het woord van Zijn knecht staande houdt I en de voorzegging
van Zijn boden vervult;
De 9 bijzinnen springen in 't Hebr. direct in 't oog. Ze begin-
nen nl. allemaal met een participium, een deelwoord. In onze taal (7) die aangaande Jeruzalem zegt, dat het bewoond zal worden I en
zou zich dat kwalijk laten uitdrukken: geschapen hebbende, uitge- aangaande de steden van Juda, dat ze zullen worden herbouwdI en de
spannende hebbende, enz. enz. Wij vertalen die deelwoorden der- puinhopen ervan 4) zal Ik herstellen;
halve met behulp van een omschrijving: die alles geschapen heeft, (8) die zegt tot de diepte „word droogl en je rivieren laat Ik verzan-
die de hemel uitspande, enz. De opvallende structuur van het ge- den"•
dicht wordt hierdoor niet noemenswaardig beschadigd. (9) die aangaande Kores zegt: „Hij is Mijn Herder en zal geheel
In het Hebr. bestaat de hoofdzin uit slechts twee woorden: Ik aan Mijn wens voldoen I door van Jeruzalem te zeggen, dat het moet
Jahweh. Wij moeten daar in onze taal wel een woord aan toevoe- worden herbouwdI en dat de fundamenten van de tempel weer moeten
gen en vertalen: Ik ben Jahweh. Op het woord „Ik" ligt bovendien worden gelegd."
sterke nadruk, zodat we moeten vertalen: Ik, Ik ben Jahweh.
Nu de bijzinnen. Bij het lezen zal men reeds hebben opgemerkt, dat de 9 bijzin-
Blijkens hun eendere begin, immers allemaal met een deel- nen verdeeld zijn in 3 groepen en dat van die groepen de eerste
woord, is hun getal negen. Maar ze vormen drie groepen van drie. betrekking heeft op het verkden, de tweede op het heden en de der-
Ook dat is iets, dat direct opvalt. de op de toekomst.
De eerste groep bestaat nl. uit 3 zinnen van een lid. De eerste groep (regel 1-3) spreekt over het verleden. De
De tweede groep bestaat uit 3 zinnen van twee leden. We ge- schepping van hemel en aarde ligt achter ons. Dat werk heeft Jah-
ven dat straks, in de vertaling, aan met rechtop staande streepjes. weh zonder enige assistentie gedaan.
En de derde groep bestaat uit 3 zinnen van (bijna elk) drie De tweede groep (regel 4-6) spreekt over het heden. In dat he-
leden groot, het totadl aantal leden van de derde groep is in elk den bestaat er een grote tegenstelling tussen enerzijds allerlei
geval 9. praatjesmakers, die uit de loop der hemellichamen, uit de ligging
der darmen van een offerdier of uit een wonderlijk natuurgebeu-
We laten nu eerst de vertaling volgen. ren, by. de geboorte van een lam met vijf poten, menen de toe-
komst te kunnen voorspellen en anderzijds getrouwe mannen
Ik, Ik ben Jahweh, zoals de profeet Jesaja en andere getrouwe gezondenen van Jah-
weh. Jahweh zal ervoor zorgen, dat de eersten beschaamd uitko-
(1) die alles geschapen heeft; men zullen, maar de laatsten niet.
(2) die alleen de hemel uitspreidde;
(3) die de aarde uitspande, wie was Mij gelijk. 2³ ) De derde groep vraagt om meer dan een reden extra onze aan-
dacht.
(4) die de voortekenen der goochelaars verijdelt I en de waarzeggers Ten eerste door haar vorm.
aan de kaak stelt; De eerste groep bestond uit drie korte zinnen

192 193
28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Omdat er in de tweede groep drie zinnen stonden van elk twee v.Chr. Sardes, de stad van de schatrijke Croesus, met het konink-
leden groot (zie de rechtop staande streepjes), zou men aanvanke- rijk Lydie en hield enkele jaren daarna zelfs in de heilig geachte
lijk hebben verwacht, dat de derde groep drie zinnen bevatte, die hoofdstad van het machtige Babylonische rijk onder algemene
elk uit drie leden bestonden. Dat scheen even inderdaad ook zo te toejuiching van de bevolking zijn intocht; in 539 v.Chr. Maar dit
zullen zijn, omdat regel 7 uit drie leden bestond. Maar ach, regel 8 ontzaglijk glorieuze leven eindigde als een nachtkaars. In 530
bestond slechts uit twee leden. sneuvelde de machtige Cyrus op een veldtocht tegen een armzalige
Toen eindigde het gedicht toch met een regel, regel 9, die niet volksstam ergens in de bergen van noordoost Perzie. Hij werd be-
uit twee, ook niet uit drie, maar uit vier leden bestond. Dus het graven in zijn hoofdstad Pasargade.
getal 9 werd in elk geval wel gered. Maar waarom nu die twee leden Nu, van heel deze boeiende levensgeschiedenis zult U in Jes.
in regel 8 en die vier leden in regel 9? 45-48 niet veel aantreffen.
Natuurlijk heeft een begaafd kunstenaar als Jesaja zich in re- Sterker. U zult hier niet eens geschiedenis aantreffen, be-
gel 8 niet vergist. Natuurlijk heeft hij de voorlaatste regel van zijn schrijving van dingen, die lang of kort geleden gebeurd zijn. Deze
gedicht opzettelijk uit de pas laten lopen. Om speciale aandacht te hoofdstukken bevatten profetie. Ze doen mededeling omtrent ze-
trekken voor de regel, die nog komen moest. Voor de laatste. Voor kere Goddelijke plannen inzake de toekomst.
die bijzin, waarin de koning, door wie Jahweh Jeruzalem zou doen En waar gaat het in die Goddelijke plannen om? Om de eer
herbouwen, bij name genoemd werd en over wie het straks, in Jes. van Jahweh en om het behoud van het yolk van Jahweh.
45-48, gaan zou. De Hebr. naam Koresj staat wellicht in verband En waartoe hebben de mededelingen omtrent die Goddelijke
met een Perzisch woord voor „zon". plannen plaats? Nog altijd tot het doel, dat in Jes. 40 : 1 onmiddel-
Een fraaie overgang van I naar II. Maar vooral: wat een rijk lijk genoemd werd. Troost, troost Mijn yolk!
vertroostende overgang weer. Wat Jahweh ten goede van Zijn yolk
beloofd heeft, zal gebeuren. Al moet Hij Zich daartoe van onge- 1. Jesaja voorzegt, dat Jahweh gebruik zal maken van de heidense
hoorde middelen bedienen. Al zou hij er zee en aarde voor onder- koning Cyrus om Zijn yolk te verlossen, Jes. 45: 1-8.
steboven moeten keren. Hij zal door koning Kores Zijn wil inzake Wie het boek Jesaja tot dusver las, heeft meer dan eens gele-
Jeruzalem laten uitvoeren. genheid gehad de gave der beeldspraak bij deze dichter te bewon-
deren. Maar bier bereikt zijn talent wel een zeer indrukwekkende
II. JESAJA SPREEKT NADER OVER DE TWEEDE KNECHT
hoogte.
VAN JAHWEH, JES. 45-48. De profeet Jesaja heeft geleefd in de achtste, koning Cyrus in
Verhalen over koning Cyrus zijn boeiend om te lezen. Bij Jes. de zesde eeuw v.Chr. Niettemin verstrekt Jesaja tijdens zijn leven
41 hebben we al iets uit zijn levensgeschiedenis verteld. En nu de reeds aan tijdgenoot en nageslacht bepaalde mededelingen over
profeet Jesaja over dèze knecht van Jahweh ook breder gaat spre- koning Cyrus. Hij deelt dan die van God ontvangen kennis aan
ken, verwacht men allicht hier ook wel iets meer uit die boeiende zijn lezers mede in de vorm van een toespraak, door God tot Cyrus
levensgeschiedenis van koning Cyrus te zullen aantreffen. Over gehouden. Weliswaar horen we in vs 1 eerst even Jahweh over Zich-
zijn vrij eenvoudige afkomst. Uit een niet bepaald aanzienlijk Per- zelf en over Cyrus spreken, maar dat verandert weldra ongemerkt
zisch koninklijk geslacht. Over zijn snelle opkomst. Hij wierp het in een spreken tot Cyrus. Het Hebr. heeft voor beide voorzetsels
juk van het Medische rijk van zich af, verenigde toch Meden en maar 66n en dezelfde letter. Daardoor kwamen we tamelijk allengs
Perzen met elkaar en werd koning over beiden, veroverde in 547 tot de ontdekking, dat Jesaj a zijn profetie hulde in het gewaad van

194 195
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

een toespraak, door God gehouden tot iemand, die pas over een Het optreden van Cyrus zou bijzonder succesvol zijn. God
paar eeuwen leven zou. zou volken aan hem onderwerpen, koningen (de legerleiders!) te-
Dit is wel een zeldzame retorische figuur 5 ), hoewel bij Jesaja genover hem met onmacht slaan, hem voorspoedig maken op al
niet uniek, vgl. 42 : 6 (woorden Gods tot Christus). Door de inkle- zijn wegen, alle stadspoorten en schatkamers voor hem open zet-
ding van zijn profetie in deze vorm moet Jesaja wel gemeend heb- ten, vs 2. We behoeven niet uitsluitend aan de schatten van koning
ben het best te voldoen aan zijn opdracht, nl. troost, troost Mijn Croesus te denken. Er werd in bange tijden veel waardevols voor
yolk. later weggeborgen, vgl. Jer. 41 : 8.
Israel moest goed weten, dat het plan van Jahweh om Zijn Tengevolge van zijn buitengewone voorspoed zou Cyrus zelf
yolk met gebruikmaking van koning Cyrus uit de ballingschap te ook wel begrijpen, dat hij in dienst genomen was door een Godde-
verlossen reeds dateerde uit de tijd toen die ballingschap nog lijke hand. Over de uitdrukking iemand „bij name roepen" in de
plaats hebben moest. Uit de tijd, toen Jesaja nog leefde en die bal- zin van commanderen spraken we bij 40 : 26, 41 : 25 al. Cyrus zou
lingschap voorzegde, 39 : 6. te weten komen, dat op hem de hand gelegd was door Jahweh, de
God handelde niet naar luim of inval, maar volgens weldoor- God van Israel, vs 3.
dacht plan. Na rijp beraad. Jesaja voorzegt niet, wie deze wetenschap aan koning Cyrus
bijbrengen zou. Het kan, zo merkten we al op, § 27, II, 3, nog te
Door middel dan van zulk een denkbeeldige toespraak voor- Babel door de oude Daniel gebeurd zijn, Dan. 1 : 21, 6: 29, 10: 1.
zegt Jesaja hier deze drie dingen. Flavius Josephus vertelt in zijn Joodse Oudheden, XI, 1, dat men
1° . Dat Jahweh gebruik zal maken van een koning, die Hem niet bepaald deze plaats uit Jesaja aan Cyrus heeft laten lezen. Zo'n
kent, vs 1-3. bericht lijkt ons alleszins geloofwaardig, gezien het vervolg.
Zo nauwkeurig heeft God de profeet van Zijn voornemen op 2°. Dat Jahweh aan Cyrus zal laten weten, dat Hij Zich van hem
de hoogte gesteld, dat deze reeds de naam van bedoelde koning bediende met het oog op Zijn yolk Israel, vs 4.
kan noemen, nl. Cyrus, in het Hebr. Koresj. Dit Lang van te voren Om nog eens op vs 3 terug te komen, koning Cyrus zou te we-
noemen van iemands naam komt ook voor in de geschiedenis van ten komen, dat hij gebruikt werd door Jahweh, de God van Israel.
koning Jerobeam, wiens eigenwillig opgerichte altaar zou worden Thans voegt vs 4 daaraan toe, dat het Cyrus bekend gemaakt zou
verontreinigd door een Davidisch vorst, genaamd Josia, 1 Kon. worden, dat Jahweh hem zulke uitzonderlijke successen bezorgde
13 : 2, 2 Kon. 23 : 15. met het oog op het lot van Zijn yolk. Daartoe had Hij hem „bij zijn
Cyrus wordt een „gezalfde" van Jahweh genoemd. Daarvoor naam geroepen" (zie vs 3: hem als krijgsoverste onder Zijn bevel
staat in het Hebr. maasjiaach, een woord, waarbij wij het eerst aan genomen 6 ) en over hem met vleiende titels gesproken (Mijn herder,
onze Zaligmaker denken. Maar we hebben in de geschiedenis van Mijn gezalfde, 44 : 28, 45 : 1). Dat was een onverdiend voorrecht
Elia en Eliza gezien, dat het woord „zalven" ook de algemene bete- voor Cyrus, want een vereerder van Jahweh was hij niet. Die kende
kenis kon hebben van „in dienst nemen", Ig, 656. En wanneer in hij niet. Van Jahweh had hij waarschijnlijk nog nooit gehoord.
onze dagen wordt vermoed, dat de voorzegging, dat Jahweh „zijn 3 ° . Dat Jahweh aan Cyrus zal doen weten, dat Hij in dienst genomen
rechterhand zou vatten" zich blijkens de opgravingen van een term is door de enige God, die er bestaat, vs 5-8.
bedient, die toentertijd ook in staatsstukken gebezigd werd en wel Van die mededeling aan Cyrus, dat op hem de hand gelegd
in de betekenis van verheffing tot de troon, is dat zeer aannemelijk, was door een God, die Jahweh heette, en dat die God dat deed
gezien Jesaj a's dagelijkse arbeid, 2 Kron. 26 : 22, 32: 32. terwille van Zijn yolk, van Israel, zou genoemde vorst zeker wel

196 197

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

met zijn gewone verstand en wijsheid kennis nemen. Maar als merking, dat aan kinderen toch zeker het recht niet toekomt om
daaraan verder niets toegevoegd werd, zou hij er niet lang meer hun vader en moeder ter verantwoording te roepen omtrent hun
over nadenken Immers alle volken hadden goden en alle goden voorgeschiedenis, evenmin als dat recht toekomt aan een pot of
hadden volken. schaal van leem tegenover de pottenbakker, die hen maakte. Van
Maar nu vernam Cyrus iets ongehoords, nl. dat er feitelijk ditzelfde beeld bedient de apostel Paulus zich in Rom. 9 : 20 om
maar een God bestônd en dat die God niet alleen alles geschapen critiek op Gods vrijmachtig handelen of te wijzen.
had, maar dat nog steeds alles uit Zijn hand voortkwam. Koning Daarop volgt de verzekering, dat men de toekomst van het
Cyrus moest weten, dat ook hij al zijn voorspoed aan die enige ballingschapsvolk, de kinderen van Jahweh, gerust aan Hem kan
God van hemel en aarde te danken had en dat die God in het ganse overlaten. Schiep Hij niet hemel, aarde en mensen? vs 11, 12.
rijk van Cyrus, van oost tot west, diende te worden gekend en er- En tenslotte wordt de toezegging gedaan, dat de verwekking
kend, vs 6, 7. Daar wilde Jahweh het dan ook heensturen. De peri- van Cyrus en de verschaffing aan deze van grote successen zal wor-
coop eindigt dan ook met een heilwens in vs 8. Laat er uit de hemel den gedaan „in gerechtigheid", dwz. met heilvolle bedoelingen
en de wolken gerechtigheid (geluk, voorspoed, heil) nederdalen. voor Jeruzalem. Cyrus zal het laten herbouwen, na aan de ballin-
Laat de aarde zich openen en verlossing voortbrengen en meteen gen vrijheid te hebben verschaft. En dat niet uit egoistische, maar
gerechtigheid ( = verlossing) doen uitspruiten. Ik, Jahweh, laat dat uit edele motieven, vs 13.
gebeuren (letterl. schep dat). 2°. Door Cyrus' optreden ontvangt Israel een verlossing, die tot in
verre toekomst voortduurt, vs 14-17.
De gedachtengang van de vorige pericoop zet zich nog even
2. Jesaja voorzegt, dat Jahweh door Zich te bedienen van de heiden-
se koning Cyrus Zijn yolk Israel zeker niet tekort zal doen en ook
voort. De daar bedoelde critici vreesden, dat het inschakelen van
nog andere volken zal zegenen, Jes. 45 : 9-25.
Cyrus voor Israel van geen nut zou zijn. De profeet stelt hen echter
gerust op een zelfde manier als in 43 : 3. Jahweh zou er voor zorgen,
Schokkend nieuwe dingen moet men hier niet verwachten. Er dat de Perzen het Palestijnse land vrijwel ongemoeid zouden laten,
werd in hfdst. 41, bij Cyrus' presentatie, immers al het een en ander maar hun landhonger zouden stillen met de verovering van Egyp-
over het effect van zijn optreden gezegd. Dat wordt in de volgende te, van het ten zuiden daarvan gelegen Koesj (wat meestal vertaald
drie pericopen nader toegelicht. wordt door Ethiopie), j a van het tot Ethiopie behorende Seba, ge-
1° . Kinderen moeten niet schoolmeesteren over hun vader, vs 9-13. legen tussen de Witte en Blauwe Nijl, een land met flinke, slanke
Heeft Jesaja profetisch vooruit gezien, dat het ballingschaps- mannen (waarschijnlijk ook al in 18 : 2 bedoeld).
volk zich straks door het spectaculaire optreden van Cyrus geens- Toch bevat vs 14 een nieuw element, vergeleken met 43 : 3.
zins in een blijde stemming en verwachting zou laten brengen? De bewoners van die drie landen zullen met Israel niet slechts
Eerder van critiek op zo'n heiden? In 40 : 27 ontmoetten we al ze- met genoegen zaken willen doen en er gaarne hun geld en goed,
kere uiting van vertwijfeling bij Israel (Jahweh denkt niet meer aan maar ook zich zelf voor overhebben. Ze zullen zich zelfs ter inlij -
me). En bier wordt de achtergrond van vs 9 en 10 blijkbaar ge- ving in Israel overgeven, omdat ze begrepen hebben, dat Jahweh
vormd door ontevreden taal over zo'n koning, die Jahweh niet ken- alleen God is. Ze zullen er ter aarde neergebogen om komen vra-
de (en dat was zo, zie vs 4). Wat kon Jahweh nu van zo'n man ver- gen, vs 14.
wachten! Wat een verrassende gang van zaken. Welke criticus had dit
Die critiek nu wordt in de eerste plaats afgewezen door de op- verwacht! Hij moest tenslotte instemmen met de lofprijzing:

198 199

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Waarlijk, al bent U een God, die Zich verbergt, toch bent U Israels min iets aan had, zoals dat het geval was met de duistere dubbel-
God en Verlosser, vs 15. zinnige geheimtaal van de heidense orakels. Jahweh ging niet met
De woorden „God, die Zich verbergt" moeten natuurlijk wor- draaierij om, maar sprak altijd rechtuit, vs 19.
den verstaan in verband met de plaats, waar ze staan. In Jes. 45, Laten zij, die door de Cyrustijd levend heen zullen komen,
over Cyrus. In Jes. 45 : 9-17, over critiek bij Gods yolk op Gods hun afgoden dus maar vaarwel zeggen. Die houten dingen kunnen
gebruik van Cyrus. In overeenstemming met vs 14, waar aan Israel niet eens lopen..Je moet ze altijd dragen, wil men ze eens verplaat-
een fijne toekomst wordt toegezegd. En in overeenstemming met sen, vs 20. En welke van die goden zal blijken het optreden van
vs 16 en 17, waar hetzelfde gebeurt. Dit is de betekenis: wat Jah- koning Cyrus te hebben voorzegd, zoals Ik dat heden doe? Ik ben
weh bezig was met Israel te doen was in de ballingschapstijd eerst de enige, die het recht heeft Zich God te noemen en verlosser, vs
niet direct duidelijk, evenmin als Zijn bedoelingen met Cyrus aan- 21
stonds doorzichtig waren. Totdat bleek, dat de uitvoering van Zijn Nee, alle mensen, waar ter wereld ze ook wonen, moeten zich
Cyrus-plan uitliep op Israels verlossing, j a op Israels verhoging. maar tot Mij wenden om verlossing te ontvangen, want Ik ben
Het werd geeerd en gezocht, omdat in Israel de enige echte God God en niemand anders, vs 22. Trouwens, daar gaat het vast en
bekend was en gediend werd. Als men dat eens vergeleek met de zeker naar toe. Zo waar als Ik God ben, zullen er uit allerlei volken
afgodische volken. Wat kwamen die met hun beeldenmakers be- tot Mij komen om Mij op hun knieen te aanbidden en Mij met hun
drogen uit. De Perzen hebben Israel altijd geschikt bejegend. Maar tong te prijzen, vs 23. Alleen van Jahweh, zo zal men van Me zeg-
Cambyses, de zoon van Cyrus, is bij de verovering van Egypte als gen, kun je krachtige verlossingsdaden (tsedacloot, 1 Sam. 12 : 7, I f ,
een dolle tekeer gegaan. Israels lot stak daar zeer gunstig tegen of 117) verwachten. Derhalve begeeft men zich tot Hem. Tot bescha-
en dat ook nog gedurende geruime tijd later. Dit zal de betekenis ming van Zijn haters, vs 24.
zijn van de uitdrukking „in verre eeuwigheid" van vs 17 (z.reg.). Al Of alles dus voor Israel en zijn zaad goed aflopen zal! Het zal
zal men er goed aan doen met de mogelijkheid rekening te houden, verlossing ontvangen en daarover jubelen, vs 25.
dat Jesaj a's oog zich hier zelfs gericht heeft op de tijd, dat vanuit
Vraagt men naar de vervulling van deze profetie, dan zouden
het weer opgebouwde Jeruzalem het Evangelic van Christus aan
we er nog eens aan willen herinneren, dat profetieen vaak a.h.w. bij
de heidenen verkondigd is, vgl. 2 : 1-5. In ieder geval zal men daar-
trappen en treden in vervulling gaan. Ten tij de van koning Cyrus
aan bij het nu volgende vs 18-25 hebben te denken.
zal er al heel wat in den vreemde over Jahweh gesproken zijn, by.
3° . Na het optreden van koning Cyrus zal ook menig heidens yolk zijn
tot Cyrus zelf. Daarna is de tijd gevolgd, waarin het Evangelic van
knieen buigen voor Jahweh, vs 18-25.
Christus vanuit het herbouwde Jeruzalem over de landen is ver-
Die dwaze critici toch. Had Jahweh er ooit reden toe gegeven
spreid, Jes. 2: 1-5, Filipp. 2: 10. En eenmaal komt de dag der da-
om te vrezen, dat tengevolge van Zijn gebruik van Cyrus alles in de
gen, waarop alle mensen zich voor God zullen buigen, hetzij goed-,
war zou lopen? Denk eens aan de volgende twee dingen, die eerder
hetzij kwaadschiks, Rom. 14 : 11. De apostel Paulus heeft op deze
in tegengestelde richting wezen.
plaats bij Jesaja het oog gehad.
Want ten eerste had Jahweh getoond wat Hij was, nl. God,
toen Hij hemel en aarde schiep. Hij bereidde de aarde tot een 3. Jesaja voorzegt, dat Jahweh Zich wel ter verlossing van Zijn yolk
plaats voor mensen om er ordelijk op te wonen. Niet tot een oord, zal bedienen van koning Cyrus, maar dan zo, dat Zijn yolk zal
waar niemand iets aan had, vs 18. En vervolgens had Jahweh Zich delen in Zijn roem als de enige ware God, Jes. 46.
toch niet door Israel doen kennen op een manier, waar men even- Bel is in elkaar gezakt! Nebo is ingestort!

200 201
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken

Zo begint Jes. 46. Met twee godennamen (ons o.a. bekend uit Eerste pericoop, vs 1-4.
twee persoonsnamen, die er mee waren samengesteld, nl. Belsazar Hier wijst Jesaja niet ongeestig op het hemelsbreed verschil,
en Nebucadnezar). Maar wegens dit begin moet U nog niet den- dat er bestond tussen Jahweh en de afgoden.
ken, dat de profeet dit hoofdstuk heeft geschreven om zijn lezers De (beelden der) afgoden konden zich totaal niet bewegen.
een beetje op de hoogte te brengen met de Babylonische godenleer. Dus als ze verplaatst moesten worden, by. voor een processie in
Hij had wel wat beters te doen. hun stad of omdat hun het verblijf in een stad ontzegd werd 7 ),
Evenmin heeft Jesaja bedoeld een woedend optreden van kO- moesten ze eerst worden opgetild en daarna op de rug van trans-
ning Cyrus te voorspellen tegen de goden en de hoofdstad van het portdieren worden geplaatst om naar het oord van bestemming te
Babylonische rijk, hfdst. 46 en 47. Daarvan is in deze hoofdstuk- worden gedragen. Wanneer men de afbeeldingen van zulk vervoer
ken heel geen sprake. Ze stemmen daardoor volkomen overeen ziet, by. in Parrot, Babylon en het 0.T., bladz. 122, krijgt men me-
met wat over Cyrus al bekend was uit nude litteratuur en bevestigd delijden met de arme afgebeulde beesten. Net als wanneer men Jes.
is door de moderne archaeologie. We merkten al eerder op, dat 46: 1 en 2 leest. Plompe, afschrikwekkende monsters van goden
koning Cyrus door de bevolking van Babylon als een bevrijder is drukken de arme dieren neer.
ingehaald. Maar nu Jahweh, de God van Israel.
Maar wat bedoelt de profeet dan wel in hfdst. 46? Bij Hem is het net andersom. Jahweh behoeft niet te worden
Wel, daar gaat Jesaja eenvoudig voort met het vervullen van gedragen door Zijn yolk. Israel, Zijn yolk, wordt gedragen door
de Goddelijke opdracht uit hfdst. 40 : 1: „Troost, troost Mijn Jahweh. Al eeuwenlang gebeurt dat. En eeuwenlang blijft dat zo,
yolk!" vs 3, 4 (waarschijnlijk betekent het woord voor „overblijfsel" NBG
Nu moet troost evenwel soms samengaan met bestraffing. Jo, in vs 3 wel „nageslachtn.
die moet wel eens aan de troost voorafgaan. Dat gebeurt bier. Tweede pericoop, vs 5-7.
Wat was afgoderij toch duidelijke nonsens. De mensen kwa-
I° . De bestraffing, vs / - 7. men toch zelf met hun buidel goud of zilver bij de juwelier, lieten
Dit bestraffende deel heeft het oog op een zonde, waarvan de daarvan een godenbeeld maken en vielen er dan voor op de knieen
naam straks zal worden genoemd, in vs 8. Daarvoor wordt dan het of strekten er zich zelfs languit voorover voor uit op de grond. Of ze
ergste woord voor de ergste zonde gebezigd, nl. pesjang. Dat bete- droegen even hun beeld en zetten het daarna weer neer. En dan
kende verbondsbreuk. En alsof dat nog niet erg genoeg was, wordt stond het daar. Onbewegelijk. En stom. Wilde men daarvan nu in
er nog een woord aan toegevoegd, in vs 12, nl. koppigheid, weer- dagen van benauwdheid verlossing verwachten?
barstigheid. Blijkbaar heeft de profeet voorzien, dat er ballingen 2° . De vertroosting, vs 8-13.
zouden zijn, die zich door de afgodische wereld rondom zich der- Israel moest dus z'n verstand gebruiken en denken aan z'n ge-
mate zouden laten imponeren, dat zij er gemene zaak mee maak- schiedenis. Was z'n voorgeslacht niet trouw door Jahweh gedra-
ten; en bovendien, dat zij zich van deze verbondsbreuk ondanks gen, de eeuwen door? Datzelfde zou thans weer gebeuren. Jahweh
herhaalde waarschuwingen (van Gods profeten) niet zouden beke- voorspelde nu al, dat Zijn yolk verlost zou worden door iemand uit
ren. het oosten, die handelen zou in ijltempo, als een adelaar in de
Zo'n waarschuwing is ons van de profeet Jesaja in dit Schrift- lucht. Natuurlijk bedoelde Jahweh hiermee de verlossing door Cy-
gedeelte (46 : 1-7) bewaard gebleven. Het bestaat uit twee perico- rus. Maar welke afgod hield er ook zulke plannen op na, maakte ze
pen. bekend en voerde ze uit?

202 203
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Door die opvallende manier van doen zou Jahweh aan Zijn 3°, onontkoombaar onheil, vs 8-11; en
yolk iets van Zijn luister geven. Men zou immers vragen, welke 4°. nutteloze bezweringen, vs 12-15.
God dit plan had uitgedacht en uitgevoerd. En het antwoord zou Maar die aanzegging maakt deel uit van het beeldsprakig ge-
luiden, dat dit gedaan was door de God van dat volkje daar, door waad, waarin heel deze profetie is gehuld. Babel wordt vergeleken
Jahweh, de God van Israël. Hij zou weer wonen te Sion. met een verwende dame, die vernederd wordt tot slavin en vluchte-
linge. Het lijkt op een vrouw, die in tijd van een ogenblik getroffen
4. Jesaja bevestigt zijn belofte omtrent Sions gelukkige toekomst wordt door de dood van man en kinderen.
door er de ongelukkige toekomst van Babel pal tegenover te stel- Natuurlijk is deze voorzegging van Babels sombere toekomst
len, Jes. 47. niet in werkelijkheid aan (iemand te) Babel gezonden. Ze is ge-
Welke bedoeling heeft Jes. 47? schreven tot vertroosting van Gods yolk. Jahweh zou Zijn Sion
Die vraag wordt door sommige bijbeluitgaven beantwoord (ook een woord voor stad en yolk) beslist niet vergeten, 46: 13,
met een opschrift als „De nederlaag van Babel" (NBG) of „De val even zeker als Hij Babel van z'n hoge plaats zou stoten 9 ).
van Babel" (Can.V.). Al zijn deze opschriften goed bedoeld, ze Terloops noteren we, dat Babel hier in vs 1 „dochter der Chal-
zouden de aandacht der lezers kunnen afleiden van wat hier echt deeën" genoemd wordt, „omdat de dynastie uit Chaldea, een land-
de hoofdzaak is. Vergelijk dat maar eens met het voorafgaande streek in het zuiden van Babylonië, afkomstig was"). Bedoeld is
hoofdstuk. het koningshuis, waartoe o.a. Nebucadnezar behoord heeft. Soms
Was het Jesaj a's bedoeling geweest in hfdst. 46 zijn lezers on- wordt heel de bevolking van Babel wel de Chaldeeën genoemd,
derwijs te geven in de Babylonische godenleer? Hij had wel wat Jes. 48 : 14, 20. Wegens de drukke Babylonische bijgelovige prak-
beters te doen. tijken van bezweerders, tovenaars, sterrekijkers enz. komt het
Evenmin was het de bedoeling van de profeet zijn lezers in woord Chaldeeën ook voor ter aanduiding van deze lieden, Dan.
hfdst. 47 uitvoerige kennis te verschaffen omtrent Babels toe- 2 : 1.
komst. Hij heeft daarover immers ook al even weinig mededelin-
gen gedaan (en dat over zo'n groot land) als over Babels goden. Die 5. Jesaja dringt er bij de ballingen op aan zijn voorzegging van hun

heetten zeer talrijk te zijn, maar Jesaja noemde er net twee. Eigen- wonderlijke verlossing uit Babels macht gelovig te aanvaarden,
lijk weten we niet eens, of we hier bij het woord Babel moeten den- Jes. 48.
ken aan de stad of aan het land van die naam. Beide is mogelijk. Met dit hoofdstuk wordt de nadere bespreking van de tweede
De bedoeling van Jesaja is in hfdst. 47 geen andere geweest knecht van Jahweh (koning Cyrus) afgesloten. Het geschiedt al-
dan gehoorzaam te zijn aan zijn opdracht naar Jes. 40: 1. Troost, dus.
troost Mijn yolk! 1° . De ballingen worden gewaarschuwd tegen ongeloof, Jes. 48 : 1-8.
Van die taak heeft hij zich ditmaal gekweten door tegenover Jesaja heeft moeten voorzien, dat er zich onder de ballingen
de geliikkige toekomstverwachtingen van Jeruzalem de ongelukki- zouden bevinden, die zich wel op de naam Jacob en Israël, hun
ge van Babel te schetsen. voorvader, zouden verheffen, evenals op de naam van de heilige
De profeet stelt het voor alsof hij Babel de volgende vier ram- stad (Jeruzalem) en van Israëls God (daar zwoeren ze bij) terwijl
pen aanzegt: zij zich meteen toch ook weer schuldig maakten aan dezelfde zon-
1 °. diepe vernedering, vs 1-4; de als hun voorouders, nl. ongeloof in Gods beloften. Het gebeur-
2° . strenge straf, vs 5-7; de al tijdens Mozes. En toch waren ze uit Egypte verlost. En hoe

204 205
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

duidelijk was ten tijde van Jesaja de voorzegging van Sanheribs al leefden en a.h.w. tegenover hem stonden. Van zulk een verplaat-
smadelijke aftocht uitgekomen! Nam men de les der geschiedenis sing naar de profetisch vooruitgeziene toekomst biedt deze peri-
maar ter harte, dat de Schepper van hemel en aarde ook de Heer en coop een sterk staaltje in de toeroep: Trekt uit Babel! Ontvlucht de
Gebieder over de geschiedenis der mensheid is. In plaats dat men Chaldeeen! En dan zou men meteen alom moeten verkondigen,
zich verhardde zoals dat in vroeger eeuw gebeurd was — met een Wiens werk dit was. Gods werk. Het werk van Jahweh, de God van
nek als een ijzeren stang en een voorhoofd van koper — en zich te Israel, die Zijn yolk niet was vergeten. De weg naar het ware geluk
Babel liet aanpraten, dat die goden der heidenen toch ook heel wat werd uitsluitend door het geloof in de belof ten van die God gevon-
mans waren. den. Maar voor de verzakers van dat geloof was die „sjaloom" niet
2°. De ballingen, die wel op Gods beloften vertrouwen, mogen beden- (over „goddelozen" in Gods gemeente, z.reg.).
ken, dat Jahweh zuinig was op Zijn heilige naam, Jes. 48: 9-11.
Jahweh heeft Zijn yolk ook vroeger al niet naar verdienste ge- III. JESAJA SPREEKT NADER OVER DE DERDE KNECHT
straft. By. ten tijde van het gouden kalf. Jahweh kon Israel toen wel VAN JAHWEH, JES. 49-57.
vernielen. Mozes wees Hem er in z'n gebed om ontferming op, dat Dit is het Schriftgedeelte, waarin de kamerling zat te lezen,
de heidenen dan wel eens zouden kunnen smalen, dat Hij zo deed, toen Philippus hem vroeg, of hij wel begreep wat hij las. Met de
omdat Hij geen kans zag Zijn yolk in het land van belofte te bren- hand bij dit Schriftgedeelte heeft Philippus hem toen Jezus gepre-
gen, Ex. 33 : 5, Num. 14: 11, 12, Deut. 9 : 28. Zo zuinig op Zijn dikt, zegt Hand. 8 : 35. Dat lag in Jesaj a's tijd dus nog in verre toe-
naam was Jahweh nù nog. komst. Maar de profeet heeft ook daarvan het een en ander al mo-
3°. De gelovige ballingen mogen bedenken, dat Jahweh niet slechts gen voorzien en voorzeggen.
hemel en aarde schiep, maar ook alles regeert wat daarin geschiedt, Wanneer we dit vrij grote Schriftgedeelte vooraf overzien,
Jes. 48: 12-16a. blijkt het te bestaan uit drie onderdelen.
Wanneer straks Zijn Goddelijk welgevallen aan Babel zal Het zijn deze.
worden voltrokken, zal dat geschieden door iemand, die daartoe I. Jes. 49 : 1-50 : 3.
door Jahweh is uitverkoren. Zulk een machtige God is Jahweh. En 2. Jes. 50: 4-52 : 12.
Jahweh alleen. Geen afgod. Die duidelijke taal is toch bekend! 3. Jes. 52: 13-57: 21.
4°. Laten de ballingen bedenken, dat God hun vrede wil, Jes. 48: 16b- Deze drie onderdelen vertonen alle dezelfde opbouw. Eerst
19. wijden ze hun aandacht aan „de (derde) knecht van Jahweh".
Jesaja deelt mede, dat de Geest van Jahweh Zich van hem Kortheidshalve zeggen wij : aan de Messias (A). Daarna volgen in
heeft willen bedienen om Zijn yolk op te beuren door het de weg te ieder onderdeel nog meer belof ten van troost (B).
wijzen om door de smeltkroes der beproeving heen te komen en Ziehier een overzicht.
deel te hebben, hetzij zelf hetzij via hun kinderen, aan een toe- eerste onderdeel:
komst van „sjaloom", vrede (z.reg.). Jes. 49 :1-50 : 3
5° . De ballingen moeten de verlossing uit Babel maar dankbaar aan- verdeling:
vaarden en alom daarvan vertellen, Jes. 48 : 20-22. A. Messias, 49 : 1-7
Hoe vast en zeker de profeet Jesaja zelf geloofd heeft in de B. verdere troostbeloften, 49: 8-50: 3
prediking, die voor het weggevoerde yolk bedoeld was, is telkens tweede onderdeel:
gebleken, wanneer hij tOespraken hield alsof de mensen-in-kwestie Jes. 50: 4-52 : 12

206 207
§ 28
De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

verdeling: Zijn weg naar de troon door en door wettig geweest. Hij volgde
A. Messias, 50 : 4-11 eenvoudig Gods roeping op. Deze roeping wordt in vs lb dankzij
B. verdere troostbeloften, 51 : 1-52 : 12 de gebezigde parallellie verduidelijkt door middel van twee woor-
derde onderdeel: den, die alle eigenmachtig handelen buitensluiten. „Jahweh heeft
Jes. 52 : 13-57 :21 Mij van moeders lijf af geroepen, van de schoot Mijner moeder
verdeling: Mijn naam genoemd." We weten uit 43 : 1 (over Israel) en 45 : 3
A. Messias, 52 : 13-53 : 12 (over Cyrus), dat met „bij name roepen" bedoeld is: in dienst ne-
B. verdere troostbeloften, 54: 1-57: 21. men,'Onder commando stellen.
2°. Op Zijn wettige optreden, vs 2.
1. Jesaja bemoedigt het ingezonken ballingschapsvolk door het een
Evenmin is de Messias een bedrieger geweest, die Zich tot pro-
verlossing te beloven, die om wille van de Messias bewerkt zal
worden door Gods almacht en trouw, Jes. 49 : 1-50 : 3.
feet opwierp. Hij heeft zowel Zijn profetische taak als de bekwaam-
heid om die te vervullen van God ontvangen. Dichterlijk wordt dit
Wat is de verleiding groot om bij Jes. 49 onze aandacht uit- beschreven met gebruikmaking van twee beelden. Niet alleen
sluitend te wijden aan de verzen 1-7. Die gaan immers over de wordt de mond van de Messias vergeleken met een zwaard (Gods
Messias! Prachtig! Woord wordt meermalen een zwaard genoemd, Ef. 6: 17), maar
Jawel, maar de rest moogt U niet overslaan. Die gaat over iets, ook met een pijl (die diep doordringt, Hand. 2 : 37, Hebr. 4 : 12).
dat zich niet van de Messias laat losmaken, amper los laat dênken. „Hij ( = Jahweh) maakte Mijn mond tot een zwaard ('t Goddelijk
Dat is immers Israel, waaruit die Messias voortgekomen is. We Woord = zwaard des Geestes, Ef. 6: 17). Hij verborg Mij in de
Onderscheiden dus wel: A. de Messias, B. het ballingschapsvolk. schaduw van Zijn hand (om Hem steeds ten dienste te staan). Hij
Maar te scheiden zijn die twee niet. maakte Mij tot een puntige pijl. In Zijn pijlkoker bewaarde Hij Mij
(zodat Ik steeds onder Zijn bereik was)."
A. Een juichende Messias, Jes. 49 : 1-7. 3°. Op Zijn wettige erkenning, vs 3.
Deze profetie van Jesaj a heeft zich zelfs tot in zeer verre toe- De Messias deelt hier mede welk een onderscheiding Hem te
komst uitgestrekt. Immers tot de dag toe, waarop onze Zaligmaker beurt viel. Speciaal Hem. „Hij (Jahweh) zei tegen Me: M'n knecht
werd opgenomen ten hemel, Hem een plaats gegeven werd ter ben Jij. (Jij bent dat) Israel, waarin Ik Me ga verheerlijken." Op
rechterhand Gods en het recht geschonken om gehoor voor Zijn het pers. vnwd („Jij") ligt hier sterke nadruk. Vandaar voor een
Evangelie te eisen bij „de hele wereld". Met deze term — „de hele keer dit woord. De uitvoering van Gods plan om Zich een beroem-
wereld" — kunnen de beide uitdrukkingen „kustlanden" en „verre de naam te bezorgen met gebruikmaking van Zijn yolk Israel werd
volken" van vs la samenvattend worden vertaald, Jes. 41: 1, Fi- door dat yolk geregeld tegengewerkt. In de geschiedenis van Gods
lipp. 2 : 10. Voor dat recht kan de Messias Zich op het volgende yolk en de tekortkomingen zelfs van topfiguren als Mozes en
beroepen. Aaron, David en Salomo. Maar bier staat er een voor Gods aange-
/ °. Op Zijn wettige aanstelling, vs lb. zicht, die de naam Israel met ere zal dragen. Onberispelijk. Jij bent
Usurpatoren heeft de oudheid ook al gekend. Mannen, die Mijn Israel bij uitstek 11 ).
zich met geweld van de heerschappij over hun land meester maak- 4°. Op Zijn wettige verhoging, vs 4-7.
ten. Aan zulk kwaad heeft de Messias Zich echter niet bezondigd. Terugziende op de weg, die Hij aflegde, constateert de Mes-
Reeds van het eerste begin af aan, van „moeders schoot af aan", is sias tweeerlei: vernedering en verhoging.

208 209
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Hij heeft wel eens bij zichzelf gedacht („ik zeide" = ik dacht, a. Sion zal worden verlost om wille van de Messias, Jes. 49 : 8-13.
vs 4") dat alles voor niets was. Ik haal het niet. Maar dan mocht Hij De overgang (van A naar B) is geleidelijk. In vs 8 spreekt Jah-
Zich oprichten aan Gods trouw. „Evenwel, Mijn recht (was veilig) weh nog niet rechtstreeks tot het yolk, maar nog tot Zijn knecht de
bij Jahweh en Mijn vergelding (voor Mijn zware arbeid) bij Mijn Messias. Dat zijn er immers twee, die wel veel met elkaar te maken
God", vs 4b. hebben, maar toch niet identiek zijn. Dit blijkt al meteen zeer dui-
En zie nu eens hoe het er heden met Mij voor staat. delijk uit de volgende toezegging in vs 8: Ik stel u tot een verbond
Het heilsplan van Jahweh omvatte ook wel de verlossing van voor het yolk. Deze gecursiveerde woorden ontmoetten we ook al in
de ballingen. Maar deze liet Jahweh plaats hebben om aan de Mes- 42 : 6. Daar waren ze eveneens duidelijk gericht tot de Messias en
sias niet slechts een plaats des heils ten opzichte van Israel, maar betekenden ze, welk een bevoorrechte plaats Israel bij God innam,
zelfs ook van de heidenen te bezorgen. „Ik stel U tot een licht der al zou het optreden van de Messias ook een zegen aan de heidenen
volken, opdat Mijn heil reike tot het einde der aarde" vs 6b. bezorgen.
De discipelen kregen de opdracht het Evangelie te gaan predi-
ken aan alle volken. Hier beperkt de profetie zich tot de verhouding tussen de
Is de diep vernederde Messias dus in ere hersteld of niet? Messias en Israel („tot een verbond voor het yolk"). De verlossing
„Koningen zullen opstaan, als ze U zien, van het yolk zal plaats hebben in nauw verband met de Messias.
vorsten zullen U te voet vallen." Van welke aard is dat verband?
Vanwaar dit alles? We willen ook bier er voor waarschuwen, dat men door de
„Van Jahweh, die getrouw is. beeldrijke taal der profetie zich niet in moeilijkheden moet laten
Van de Heilige Israels, die U (tot Messias) gekozen heeft" vs 7. brengen. Als men hierop niet let, zou men kunnen menen, dat deze
Ziedaar. Schriftplaats voorzegt, dat eenmaal de Messias zal komen om alle
De Messias werd wel diep vernederd. Zelfs door velen van ballingen, overal vandaan, uit alle windstreken (Sinim, vs 12, was
Zijn eigen yolk verafschuwd. Maar daarna verhoogd gelijk nooit volgens de geleerden der vorige eeuw China, tegenwoordig een
iemand tevoren. plaats in zuidelijk Egypte, Assoean) naar Kanaan terug te brengen
en hun daar weer een deel te schenken van het aloude beloofde
B. Een klagend ballingschapsvolk, Jes. 49 : 8-50 : 3. land, vs 9. Maar wie goed leest, bemerkt, dat de bewerker van deze
Jesaja zou Jesaja niet geweest zijn, wanneer in zijn boek een verlossing niemand anders is dan Israels ontfermende God Jah-
vrij groot gedeelte als dit zou zijn voorgekomen, dat over Israel weh; vs 10. Over Hem straks nader.
ging en waarin het geheel en al aan troost voor Gods yolk ontbrak. Neen, de profetie spreekt over de Messias hier niet als over
Het gaat bier zelfs over een klagend Israel. Luister slechts een goede herder, die Israel uit Babel naar Kanaan brengt. We
naar vs 14. hebben in het voorafgaande meermalen gezien, hoe zulke profe-
Sion zegt: Jahweh heeft me verlaten. tieen inzake de verlossing uit Babel met al hun beeldspraak zó niet
De Heer (Adonai) heeft me vergeten. moeten worden verstaan, by. bij Jes. 27 : 12, 40 : 11.
Maar dat klagende Sion wordt a.h.w. van voren en van achte- Neen, men zie de Messias hier als iemand, die met Israel wel
ren in de troost gezet. Het krijgt nl. te horen, dat het zal worden niet identiek was, maar er zo nauw mee verbonden, dat God Hem
verlost en wel a) om Wie dat zal geschieden en b ) Wie die verlossing kortweg „Israel" kon noemen; als iemand, die voor Israel bij God
zal bewerken. de plaats innam van een verbond, van een nieuw verbond, omdat

210 211
sr 28
sr 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken

het aloude Horebverbond door Israel treurig was verzaakt. Wij grote en kleine) komen overal vandaan gesneld. Zoals een bruid op
mogen van deze dingen nu veel weten dankzij het licht der vervul- haar trouwdag haar mooiste sieraden aandoet, zo zal Sion worden
ling. Als God Israel zag, zag Hij daarin de komende Christus en gesierd door de weergekeerden. Het zal haar weleens zijn alsof ze
diens werk voor het Joodse volk, ja voor de ganse wereld. De apos- gelijk Sara was, een kinderloze, voor wie door een ander volgens
tel Paulus heeft in 2 Cor. 6 : 2 geschreven, ziende op het evangelie het recht van (Abrahams vaderland) Babylon kinderen konden
der verzoening door Christus voor alle volken, dat het nù „de dag worden gebaard 12 ).
des heils" was. Dat was een aanhaling uit Jes. 49 : 8. 2° . Ik zal volken en koningen gebieden, dat zij Sions „kinderen" weer
naar huis terug brengen, vs 22, 23.
b. Sion zal worden verlost door zijn machtige en trouwe God Jahweh, In het oude Oosten werden jOngens wel op de schouders ge-
Jes. 49: 14-50: 3. dragen, maar meisjes niet. Jongens moesten zich aan het hoofd van
Ook in dit Schriftgedeelte treffen we weer een overvloed van degenen, die hen droegen, leren vasthouden en zich met hun benen
„echt oosterse beeldspraak" en „echt oosterse overdrijving" aan aan de voor- en achterkant van de dragers of draagsters vastklem-
en dus moeten we alles niet letterlijk nemen, zo waarschuwt ons men. Dat was goed met het oog op het latere rij dee). Hier wordt
Calvijn. Goed, maar die overvloedige beeldspraak en die overdrij- beloofd, dat de ballingen zeer van hogerhand begunstigd zouden
ving zeggen toch wel iets. Doet ons toch iets. Dit Schriftgedeelte worden. Misschien slaat dit op de vrijlating onder Cyrus en vooral
overweldigt U. Het hele bock Jesaj a mag een troostboek zijn, maar op de hoge posities, die door vele Joden later in het Perzische rijk
wat is de troost hier allerhartelijkst! ,zijn ingenomen.
Lettend op het 4 X herhaalde „Aldus spreekt Jahweh" (vs 18, 3° . Ik zal de verdrukkers der ballingen met harde hand straffen, vs
22, 25, 50 : 1) wijzen we op de volgende vier beloften van Jahweh, 24-26.
aan het ingezonken Sion gedaan. Harde verdrukkers hebben ook oudtijds al niet gemakkelijk
1° . Ik zal Sion nog maken tot zo'n overbevolkte stad, dat men er om hun buit losgelaten. Toch heeft de machtige hand van Jahweh er
woonruimte verlegen zal zitten, vs 14-21. Israels verdrukkers toe gedwongen. Door Cyrus overwon Hij het
't Is waar, de beelden rollen weer over elkaar. oppermachtige Babylonische rijk. Later kreeg speciaal de stad Ba-
Vs 15. Zou een moeder haar kindje vergeten? Helaas, dat bel haar beurt. Zij was in opstand gekomen tegen Darius Hystas-
kOmt weleens voor. Maar Ik zal Sion nooit vergeten. pis, de koning der Perzen. Ze wist een langdurig beleg te door-
Vs 16. De mensen zeggen: Uit het oog, uit het hart. Maar zo staan. Alle vrouwen werden gedood om langer met de levensmid-
kan het tussen Sion en Mij niet gaan. Ik zie (de naam van) Jeruza- delen te kunnen doen. Iedere man mocht alleen maar z'n moeder
lem permanent in Mijn handen geschreven (vgl. onze verlovings- en een vrouw sparen. Zo hebben de verdrukkers der Joden, de Ba-
en trouwringen) en het bouwplan van z'n muren houdt me onafge- byloniers, inderdaad „hun eigen vlees gegeten en hun eigen bloed
broken bezig. gedronken", vs 26' 4 ).
Vanuit Jeruzalem zou het Evangelic van Christus alom uit- 4°. Heb Ik aan Mijn huwelijk met uw moeder ooit een eind gemaakt
gaan, lazen we al in Jes. 2: 3. Met dat heilsplan is God al bezig en heb Ik u, haar kinderen, wegens schuld aan vreemden moeten ver-
geweest, toen Jeruzalem nog in puin lag en menige balling wan- kopen? Jes. 50 : 1-3.
hoop te. Bestraffingen, waar de stem der liefde doorheen klinkt!
Vs 17-21. Het zal me een heen en weer getrek worden. Uw
,
Twee beelden van vrijwel gelijke strekking.
haters zullen vertrekken, uw „kinderen" (leden van Gods yolk, Het eerste gaat over het Horebverbond.

212 213
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Na de sluiting hiervan heeft Jahweh er eigenhandig een certi- goed als geen gehoor, zie Jes. 1. Men dacht zeker, dat de situatie
ficaat van opgesteld en dit aan de Israelieten geschonken. In du- der ballingen zo ellendig was, dat er geen redden meer aan was.
plo. Naar de toenmalige eis des tijds inzake verbonden en contrac- Alsof Jahweh bij het redden van Zijn yolk vroeger niet keer op keer
ten. Gedeponeerd in de ark. In dat certificaat stond al, dat Jahweh Zijn grote macht getoond had. Rode Zee en Jordaan wisten ervan.
het niet zou dulden, wanneer de Israelieten hun hart aan andere Zelfs de sterrenhemel, Joz. 10.
goden hechtten in plaats van aan Hem. Dan zou Hij dat aan hen
2. Jesaja gaat voort het yolk van God te sterken door het de komst
bezoeken tot in het derde en vierde geslacht (2° gebod). Meer hier-
van de Messias aan te zeggen en het vervolgens nog meer troost-
over in het zgn. Verbondsboek, Ex. 23 : 13 enz., alsmede in Lev.
voile beloften te doen horen, Jes. 50: 4-52: 12.
26: 14 enz., Deut. 28: 15 enz. Ernstige waarschuwingen voor de
verbondsvloek. Maar nergens leest U het dreigement, dat Jahweh Zoals we reeds vooruit gezegd hebben en uit dit opschrift
aan Israels bestaan een totaal en radicaal eind zou maken. Dat is blijkt, is ook de opbouw van dit tweede stuk zo, dat het eerst de
dan ook nooit gebeurd. Wij mogen thans weten, dat God andere aandacht der lezers voor de Messias vraagt (A) en vervolgens voor
plannen had, nl. om toch uit een schamele rest van het balling- velerlei andere beloften van troost en zegen (B).
schapsvolk de Christus te doen voortkomen. Daarom heeft Jah-
weh de band des verbonds met Israel nooit verbroken. Zoals een A. Jesaja voorzegt welke taak de Messias zal verrichten, Jes. 50: 4-
man dat oudtijds doen kon, wanneer hij van zijn vrouw genoeg 11.
had. Mozes beperkte dit gruwelijk kwaad enigszins door zijn yolk Het zal bier gaan over het werk van de Messias. De profeet
te gebieden, dat een man in geval van scheiding tenminste aan zijn laat ons daarover eerst de Messias zelf horen (a) en vervolgens Jah-
vrouw een scheidbrief mee moest geven. Daarmee zou zij dan later weh (b).
kunnen bewijzen, dat zij geen echtbreekster was, wanneer zij met
een andere man trouwde. De stakkerd moest toch leven. Daarom a. Jesaja deelt mede, dat de Messias zich van zijn leraarstaak zorg-
werd zij door de Thora beschermd, I', 707. Nu, zinspelend op deze vuldig zal kwijten, Jes. 50: 4-9.
instelling vraagt Jahweh aan de ingezonken ballingen: Heb Ik uw In deze verzen komt viermaal de naam Adonai Jahweh voor,
moeder ooit met zo'n scheidbrief weggestuurd en het tussen ons vs 4, 5, 7, 9. De eerste helft van die naam noemt God de Heer en
uitgemaakt? Gebieder van hemel en aarde, maar Jahweh is de naam van de God
In het andere beeld hoort men ook wel weer de bestraffende van Israel. Die God zou Zich vooral bemoeien met het leraarschap
toon. Inderdaad hadden er maar al te veel leden van Gods oude van de Messias. Jesaja legt daarover aan de Messias zelf het vol-
verbondsvolk gedwongen uit Kanaan naar den vreemde moeten gende in de mond.
verhuizen. Het leek er op alsof Jahweh ze wegens schuld aan 1° . De Messias zal de wenenden Sions troosten, vs 4.
schuldeisers van Hem in het buitenland had moeten afstaan. Zoals Daartoe nl. heeft Jahweh hem onderwijs laten geven, van
die weduwe van een profeet zich bij Eliza kwam beklagen, dat een jongsaf, gedurende vele dagen. (Hebr.: iemands oor wekken, Ned.:
schuldeiser haar kinderen wilde meenemen, 2 Kon. 4 : 1. Maar de iemand wekken.) Om hem zoveel kennis bij te brengen, dat hij op
ballingen moesten niet weg tengevolge van schuld, die op God zijn beurt ook onderwijs geven kon aan anderen. Waarin?
rustte, maar die op hen zelf rustte, vs 1. Woorden als „kennis" en „onderwijs", „leerling" en „leraar"
En toen Jahweh door Zijn profeten op bekering aandrong om zijn bij ons meestal geladen met een intellectuele inhoud. Maar Is-
dan alles te vergeven en te vergeten, toen vond die oproep nog zo raels God gaf aan de Messias opdracht om zijn leraarschap te ver-

214 215
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

vullen door vermoeiden op te beuren. Dat doet ons denken aan knecht. Zie hoe de Messias = het verbond van Jahweh is, Jes.
Jezus' prediking: Komt tot Mij, alien die vermoeid en belast zijt 49 : 8. Zie hoe Gods zegen en vloek met Hem in relatie staan.
(door de zware eisen van de Schriftgeleerden) en Ik zal u rust ge- Gelukkige Israelieten, die zich bij Christus en de apostelen
ven, enz. Matth. 11 : 28-30. Gods Geest had aan de vrij jeugdige hebben aangesloten. En gelukkige heidenen, die dat ook hebben
Jezus van Nazareth zulk een geheel andere wijze van Schriftlezen gedaan. God zal voor U zorgen. Goed is de Heer!
en -verklaren bijgebracht, dat de scharen bij Zijn optreden over Maar wee de tegenwerkers van de Messias. Al denken ze zich-
Zijn leer versteld stonden, Matth. 7 : 28. Er hebben zich rondom de zelf te kunnen beschermen als met een muur van vuur. Een zeer
Heere Jezus „treurenden" bevonden (vgl. Matth. 5 : 4 met Luc. verhelderend hoofdstuk hierover schreef Dr. James Neil, in zijn
6 : 21b, gij hier, Mijn treurende discipelen) die precies leken op „de Palestina:en de Bijbel, hoofdst. XIX, Kampvuren.
wenenden Sions" bij Jesaja, by. 61 : 3. Redenen tot zulk wenen ver- Oosterlingen hebben een afkeer van duisternis, maar veel lief-
schafte sindsdien bijna iedere eeuw. Treurende gelOvigen. de voor licht. Gaarne grijpen ze elke gelegenheid aan om vuren te
2° . De Messias zal veel tegenstand ondervinden, vs 5, 6. ontsteken. Dat kan heel gemakkelijk, want over-al vindt men wel
In Jes. 49 : 4 hebben we de Messias al horen klagen: „Tever- verdord gras, dorens enz. Gedurende de nacht onderhouden de
geefs beul ik me af". Niets menselijks was hem vreemd. Maar Hij Bedouinen een cirkel van wachtvuren rondom hun kamp met het
klemde zich vertrouwend vast aan de God van Israel. Hier horen oog op dieven en rovers.
we hem klagen: ze hebben me geslagen, m'n baardharen uitgetrok- Een duidelijke zinspeling op deze gewoonte vindt men bij de
ken, me in m'n gezicht gespuwd. We kennen die felle Joodse reac- profeet Zacharia. Ik zal voor Jeruzalem zijn tot een vurige muur
ties ook uit andere Schriftplaatsen, Neh. 13 : 25, Matth. 26 : 67, rondom haar, Zach. 2 : 4, 5.
27 : 26, 30, Joh. 18 : 22 15 ). Nog duidelijker is de zinspeling op de doornenvuren bij Jesa-
3°. De Messias zal trouw volharden, vs 7-9. ja. De profeet vertroost de gelovigen. Tot hen, die Jahweh vrezen,
Dankzij de bij stand van Israels God kwam de Messias er- zegt hij : Laat hem, die in duisternis wandelt en geen licht heeft,
door. In onafgebroken vertrouwen op Jahweh zette hij het hoofd er vertrouwen op de naam ( = kracht) van Jahweh en steunen op zijn
moedig tegenin. Jahweh zou immers zijn recht doen dagen. Wie God.
kon daar tegenop? Al m'n tegentanders zullen verteerd worden Maar de ongelovigen roept Hij toe, dat ze zullen omkomen al
als door de mot. Wat is er inderdaad terecht gekomen van de fana- omringen ze zich ook nog zo met vuur. „Het zich omgorden met
tieke Joodse tegenstanders van Christus en Zijn apostelen? Het Is- vlammen, als middel ter bescherming in de duisternis, wordt hier
rael van toen is niet verdwenen van de ene dag op de andere of van verbonden met het nederliggen om te slapen. Niettegenstaande de
het ene jaar op het andere. Niet plotseling. maar wel langzamer- vlammen van de wachtvuren, waarmee zij zich omringd hebben,
hand. Als door de mot is het verteerd. Het verloor z'n privilege van zal hun rust door angst en kwelling worden afgebroken, omdat
alleen Gods verbondsvolk te zijn en dus z'n recht op het vroegere Jahweh hen overvalt."
Kanaan.
B. Jesaja laat opnieuw verschillende beloften horen van Goddelijke
b. Jesaja voorzegt de zegen van Jahweh over hen, die naar de Mes- zegen en troost, Jes. 51 : 1-52 : 12.
sias luisteren, maar Gods vloek over hen, die dit nalaten, Jes. Wat is die Jesaja toch een kunstenaar geweest.
50 : 10, 11. Ook hier ontmoeten we weer een hele serie troostbeloften, die
Zie hoe Jahweh Zich geheel solidair verklaart met Zijn alle van gelijke strekking zijn. Maar bij nauwkeurig lezen komen

216 217
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

we tot de ontdekking, dat de profeet er twee groepen van heeft ge- uit ge zijt gedolven. (Ik bedoel) kijkt eens naar Abraham uw vader, en
maakt, waarvan de eerste betrekking heeft op mensen, nl. op bal- naar Sara, uw moeder. Toen Ik hem riep Abraham), was hij
lingen, 51: 1-16, en de tweede op dingen, nl. op de stad Jeruzalem slechts een eenling. Maar Ik heb hem zo gezegend, dat hij rijk aan
en haar puinhopen, 51: 17-52 : 12. nakroost werd.
De bedoeling is duidelijk. Zou God een dergelijk wonder als
a. Jesaja laat troostwoorden horen voor de ballingen, .J es. 51 1-16. de geboorte van Izaak nit niet opnieuw kunnen laten plaatsheb-
Wat is die Jesaja toch een vindingrijk mens geweest. ben? Jo, Hij zal het zeker doen: Sion troosten, haar puinhopen troos-
Vrijwel komen de drie profetieen, die we hier aantreffen, op ten. Straks veel meer hierover (in 51 : 17-52: 12), over huilende
hetzelfde neer. Maar de dichter schikt ze in zulk,een orde, dat er ruines. Rotterdammers kennen dat.
toch sierlijke nuancen tussen ontstaan. In de eerste profetie is meer Tweede strofe, vs 4, 5.
de stem van God tot het yolk te beluisteren, vs 1-8, in de tweede Wanneer straks de dag des heils aanbreekt (het woord „ge-
andersom, de stem van het yolk tot God, vs 9-11, en in de derde rechtigheid" kan soms ook best betekenen: heil, verlossing, zegen,
weer geheel en al de stem van God tot het yolk, vs 12-16. geluk) zal dat heil allengs zich ook verder uitstrekken. Door de her-
1° profetie. De stem van God tot het yolk, vs 1-8. bouw van Jeruzalem en de weerkeer der ballingen zal de deur wor-
Deze profetie vertoont een zeer opmerkelijke structuur. Zij den geopend voor Gods heil naar het heidendom. Te Jeruzalem zal
bestaat uit 4,5 delen, gelijk blijkt uit de vorm van de w.woorden, immers de Messias Zijn werk volbrengen en vandaaruit Zijn Evan-
waarmee elk deel begint (imperatieven 16 ). We zullen het eerste deel gelie (hier „wet" en „recht" genoemd, als in Jes. 2: 1-5) doen uit-
Inleiding noemen en de rest Eerste strofe, enz. gaan over „alle" landen.
Inleiding, vs I a. Derde strofe, vs 6.
Deze profetie is van een speciaal adres voorzien. Zij richt zich Aards geluk is vergankelijk. Maar het hemelse heil, dat door
niet tot dile ballingen, maar tot hen, die bereid zijn om ook in den Christus' apostelen over heel de wereld wordt verbreid, zal vrucht
vreemde Jahweh te zoeken ( = te dienen). Blijkbaar waren ze dat dragen tot aan, ja voorbij het einde der dagen.
dus allemaal niet. Vierde strofe, vs 7, 8.
Die uitdrukking herinneren we ons wel: „gerechtigheid naja- 't Was daareven al gezegd. De gruwelijkste moordenaars van
gen". In zijn toelichting op het vijfde gebod beval Mozes: gerech- hun medemensen, ook van gelovige mensen, moeten toch zelf ook
tigheid, gerechtigheid zult ge najagen, Deut. 16 : 20. eens sterven. Daareven waren de mensen al met muggen vergele-
Eerste strofe, vs lb-3. ken, in vs 6. Die gaan ook dood. Zo zullen de vijanden van Gods
Toen we het hadden over de prachtige stenen, die koning Sa- yolk ook eens verdwijnen. Zoals een kleed wordt verteerd door de
lomo uit de eigen bodem van Palestina voor de bouw van de tem- mot. Maar de Goddelijke verlossing strekt zich uit tot aan, ja tot
pel te Jeruzalem liet delven, Ig, 460,464, hebben we al leren begrij- voorbij de jongste dag.
pen welk een geheel andere indruk zulk een beeldspraak als die van 2° profetie. De stem van het yolk tot God, vs 9-11.
Jes. 51 : lb, 2, gemaakt zal hebben op de eerste hoorders of lezers In de vorm van een gebed laat Jesaja de volgende belofte van
van Jesaja dan op ons. De profeet Jesaja was een Jeruzalemmer en verlossing horen. Ook nu is de trant die van een vergelijking. 0
hij en zijn stadgenoten hebben de beeldspraak misschien wel heel Jahweh, U bent toch zeer machtig, nietwaar? Dat is gebleken, toen
gewoon gevonden, die ons hier wat vreemd aandoet. Kijkt eens het sterke Egypte door U werd overwonnen en er door de Rode
naar de rots, waaruit ge gehouwen zijt, en naar de steengroeve, waar- Zee door U een pad werd gelegd. Zo tenminste zouden wij het zeg-

218 219
§ 28
De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

gen. Maar voor „Egypte" gebruikt Jesaja het dichterlijke woord het bruidskleed geroepen. Tenslotte is Jeruzalem weer de bemin-
„Rahab" en voor „Rode Zee" het dito woord „Tannin"; zie bij Jes. de, reine, heilige stad Gods.
27 : 1, § 23, II, 3. Het gebed gaat voort: 0 Jahweh, wil zo nu ook het profetie. De toornbeker weggenomen, vs 17-23.
yolk der ballingschap verlossen. Welnu, dit wordt in het slot van de Jahweh maakt een eind aan dat vreselijke gezicht. Jeruzalem
profetie ook al beloofd. zal geen toonbeeld van Gods straffende toorn meer zijn. 't Leek
3° profetie. De stem van God tot het yolk, vs 12-16. wel een beschonken vrouw, die daar neerlag, waar niemand naar
Deze belofte heeft veel weg van een berisping. omkeek, waar men met z'n wegens achteloos overheen reed. Dat is
Al eerder was er op gewezen, dat alle mensen en volken sterfe- eerst voorbij.
lijk zijn, net als muggen, vs 6. Zo komt er ook een eind aan het 2° profetie. Jeruzalem weer in feestgewaad, 52 : 1-6.
leven van heersers en verdrukkers. Dat zal ook in verband met het Wat zullen de mensen wel niet denken! Dat Ik, Jahweh, Mijn
weggevoerde Sion blijken. Opeens zal het bevrijd worden. Is hier yolk aan Babel wegens schuld heb moeten afstaan? Geen sprake
het optreden van Cyrus bedoeld? Enfin, de les van deze pericoop van. Net zo min als aan Egypte en aan Assyrie. Die laster van Ba-
ligt voor de hand. We kunnen God ook beledigen door al te grote bel zal uit zijn. En dan zal Mijn yolk weer reden te meer hebben om
vrees voor Zijn vijanden. Daar is de Schepper van hemel, zee en Mijn naam (dat is: Mijn kracht) te kennen en te prijzen.
aarde nu toch heus te machtig voor. Hoe vaak was dat aan Israel 3° profetie. Jeruzalem, daar komt uw Koning! 52: 7-12.
nu al niet voorgehouden! („Ik heb Mijn woorden in uw mond ge- In een Broom kan alles. Zo kunnen in een profetie over de
legd" = ge weet het, vgl. Deut. 30 : 11-14.) Jahweh is uw Bewaar- herbouw van Jeruzalems puinhopen toch de wachters boven op de
der. Hij heeft nog grote plannen met u. Ge zijt Zijn Sion! Vergeet poorten staan en aan de bevolking mededelen, dat er op de heuvel-
dat niet. toppen al geregeld een snelvoetige boodschapper zichtbaar is, die
komt melden, dat Babel gevallen is.
b. Jesaja laat troostwoorden horen voor Jeruzalem en z'n puinho- Er uit! Er uit! Weg uit die onreine heidense stad. Ontdoe u
pen, Jes. 51 : 1 7-52 : 12. van alle verontreiniging ermee. Neem het indertijd weggevoerde
Is het overdreven om te zeggen, dat men van een bepaald huis vaatwerk uit de tempel (2 Kon. 25 : 14, Ezr. 1 : 7-11) weer mee terug
veel houdt? By. van uw ouderlijk huis? Een bruidje riep eens, voor en wees weer als vanouds de heilige Godsstad.
ze in de koets stapte: Dag lief huis! En dan een stad. Een paar hon-
derd jaar is er al in Nederland met Ps. 122 gezongen: Jeruzalem, 3. Jesaja troost Gods yolk nogmaals met beloften betreffende de
dat ik bemin, wij treden uwe poorten in. Messias en de toekomst van Sion, Jes. 52: 13-57: 21.
Niemand vond dat raar. Met al zijn dichterlijke gaven is Jesaja toch een man van orde
Wat zal zo'n gevoelig mens als Jesaja veel van Jeruzalem ge- geweest.
houden hebben. Wat zal het hem gesmart hebben, toen hij Jeruza- Hier treffen we een derde groep van profetieen aan, waardoor
lems verwoesting moest profeteren. Maar wat zal Gods Geest zijn ook weer gevolg gegeven wordt aan het bevel van Jes. 40: 1, nl.
dichtershart innig hebben getroost door hem Jeruzalems herstel te troost, troost Mijn yolk. Opnieuw spreekt Jesaja alsof hij de tijd
laten voorzeggen. der ballingschap beleeft. Jo al beleefd heeft en Israels verlossing
Nu, dat gebeurt hier. Wel niet onmiddellijk, want ook deze daaruit heeft mogen aanschouwen. We herinneren ons dit ook uit
drie profetieen zijn niet zomaar naast elkaar gezet. Ze vertonen ze- de beide voorafgaande groepen van profetieen. Vandaar dat in-
ker verband. Eerst wordt het lijdenseinde voorzegd. Dan wordt om houd en opbouw van deze groep geheel parallel lopen aan die van

220 221
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

de vorige. Ook nu vestigt de profeet de aandacht van zijn lezers Woorden, I a , 296, en ook bij Jesaj a komt het voor, dat er eerst door
eerst vooral op de Messias (A) en vervolgens op Gods yolk (B). We de profeet gesproken wordt over Jahweh en dat vlak daarna Jah-
zeggen weer „vooral". Die twee zijn wel te onderscheiden, maar weh zelf spreekt, Jes. 49 : 7, 8, 53 : 12. Jesaja sprak immers ndmens
niet te scheiden. Jahweh. Hoe Licht liepen dan de twee spreekmanieren in elkaar
over.
A. Jesaja voorzegt, dat de Messias wel zeer diep vernederd, maar De inleiding eindigt met twee verzen, 14 en 15, die ook nog
daarna zeer hoog verhoogd zal worden, Jes. 52 : 13-53 : 12. samenvatting bieden van wat volgen zal. We horen Jahweh zelf tot
Dit is Jes. 53 met z'n inleiding. de Messias spreken over de verhouding tussen diens vernedering
Dit hoofdstuk bestaat uit een aantal paragrafen, waarin het en diens verhoging. Zij zullen evenredig zijn. Zijn vernedering zal
regelmatig zal gaan over de vernedering en verhoging van de Mes- bij velen grote ontzetting veroorzaken. (Vanwege het stuitende van
sids. De inleiding bereidt daarop voor. zijn verschijning. Alsof hij geen mens meer was.) Maar naar gelâng
Inleiding, Jes. 52 : 13-15. hiervan zal het respect zijn, dat zijn verhOging afdwingt. Velen zul-
Het lezen van Jes. 53 is ook voor ons nog zeer ontroerend. Dat len er over opspringen. Zelfs koningen ervan verstommen. Zoiets
moet het dus zeker geweest zijn voor Gods ballingschapsvolk, dat was nog nooit vertoond. Ongehoord!
op deze knecht van Jahweh al z'n hoop had gevestigd. Straks zal Dit over de inleiding.
Jes. 53 mededelingen over hem doen, die verbij steren. Ze zullen de Nu het hoofdstuk.
verwachting kunnen wekken, dat de Messias een grote mislukke- Zeker, Jes. 53 bedoelt Gods yolk te troosten. Te troosten door
ling zal zijn. het de verhoging van de Messias aan te zeggen. Maar dat gebeurt
Tegen dat misverstand wil de profeet zijn lezers aanstonds be- nog al allengs. In alle delen, waaruit Jes. 53 bestaat, is van beide
schermen. Onmiddellijk. In 52: 13a al. Met maar drie woorden. sprake, zowel van de vernedering als van de verhoging van de Mes-
Wij hebben helaas drie zinnetjes nodig om ze te vertalen: Let op! sias. Gevolg hiervan is vanzelf, dat de ontwikkeling der gedachten
Hij zal slagen. M'n knecht. In onze taal toch ook nog wel een korte slechts langzaam verloopt. Er is op gewezen, dat taal en stijl van
en bondige manier om een opschrift te formuleren. Bovendien Jes. 53 gelijkenis met het Hebreeuwse klaaglied vertonen.
wordt in 13b aan dat korte opschrift de volgende nadere verklaring 1° . Zelfverwijt, vs 1-3.
toegevoegd: Hij zal omhoog komen, zich verheffen, ja zeer verhoogd De geschiedenis van de kamerling, Hand. 8 : 32, is de enige
worden. Men heeft hierin een zinspeling willen horen op de beken- plaats niet, waar het N.T. uit Jes. 53 citeert. Het eerste vers van dit
de „trappen" in Christus' staat der verhoging. Zulke beweringen hoofdstuk wordt er zelfs tweemaal in aangehaald; in Joh. 12: 38
zijn even moeilijk te bewijzen als tegen te spreken. Maar wat vast (vele oversten durfden niet voor de Heere Jezus uit te komen) en
staat is wel, dat de profeet zijn lezers laat zien, dat er striktgeno- Rom. 10 : 16 (tot Paulus' diepe smart hebben lang niet alle Joden in
men geen Touter verdrietige, maar ook opbeurende en vertroosten- het Evangelie van Christus geloofd).
de lectuur zal volgen. Deze droeve tijd heeft Jesaja al profetisch meegemaakt, ge-
Tussen twee haakjes, we zeiden, dat het de profeet is, die hier zien („gezicht" Jes. 1: 1). En in dat gezicht heeft God hem ook het
spreekt. Misschien zal iemand er op willen wijzen, dat het niet Je- nodige doen „horen", zegt vs 1. De profeet klaagt over de houding,
saja is, die hier spreekt, maar Jahweh, getuige het woord Mijn door het yolk jegens de Messias aangenomen. Alleen doet hij dit
knecht. Maar dat maakt weinig verschil. Zulke persoonsverwisse- niet uit de hoogte. Hij sluit op kunstzinnige en tegelijk zachtzinni-
lingen hebben we by. al ontmoet in de geschiedenis van de Tien ge wijze er zichzelf bij in.

222 223
sr 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Jes. 53 begint met een uitdrukkelijke schuldbelijderiis. Dit Hoe heeft dat ongehoorde kunnen gebeuren?
uitdrukkelijke laat de profeet merken door zijn klacht niet alleen Dat heeft niemand minder dan Jahweh zo besteld. Dat deden
in de vragende vorm te gieten (dat kon in het Hebr., z.reg. onder geen mensen. Die kunnen alleen maar zorgen voor paniek en
„vragen"), maar door haar bovendien te herhalen. Vs 1 is een dub- chaos. Zoals dat by. voorkomen kan onder schapen. Er zal wat
bele uitroep. midden in een kudde gebeuren en de hele kudde spat a.h.w. uiteen.
Vs la. Wie heeft geloofd wat we hebben gehoord! Alles stuift weg.
Vs lb. Wie doorzag het als een werk van de arm van Jahweh! Vs 6a. Wij alien dwaalden als schapen.
De volgende verzen, 2 en 3, verklaren hoe het kwam, dat de Vs 6b. leder ging zijn eigen weg.
Messias niet aanvaard werd. Hij sproot niet voort uit een aanzien- Vs 6c. Maar Jahweh heeft haar op hem geschoven .
lijk milieu, maar was van geringe afkomst. Zijn verschijning impo- Vs 6d. De schuld van ons allemaal.
neerde niet. Hij kwam niet voor de dag als een ferme man. Maakte En hoe vond de Messias zelf die verschuiving? Want zo is het
veeleer een ziekelijke indruk. Drong zich niet naar voren, maar toch de gewone orde niet. Aan zonden, die ik niet bedreven heb,
trok zich veeleer terug. Vandaar dat hij „bij ons niet in tel" was. ben ik toch niet schuldig en daarvoor word ik toch niet gestraft.
2° . Kortzichtigheid, vs 4. De Messias heeft die verschuiving van zonde en schuld echter
De profeet gaat voort te spreken als tolk van zijn yolk. Hij wel aanvaard. Zelfs zonder enig tegenspreken aanvaard.
beschuldigt ook zichzelf (bezigt daarvoor zeer uitdrukkelijk het Vs 7a. Hij werd mishandeld, maar boog er onder.
woord „wij") van verregaande blindheid. Hierdoor hebben we niet Vs 7b. Hij deed zijn mond niet open.
gezien wat er in werkelijkheid gebeurde, maar hebben we ons pre- Vs 7c. Zoals een lam ter slachting wordt geleid.
cies het tegenovergestelde verbeeld. Zo klaagt hij. Vs 7d. En zoals een schaap jegens z'n scheerders
Vs 4a. In werkelijkheid waren het onze ziekten, die hij droeg en wa- Vs 7e. Stom is, (zo) deed hij zijn mond niet open.
ren het onze smarten, die hij op zich nam. Men moet niet denken, dat het tweemaal voorkomen van de
Vs 4b. Maar volgens onze verbeelding was hij iemand, die door God woorden „hij deed zijn mond niet open" te wijten is aan onzorg-
bezocht, geslagen en getroffen was. vuldigheid van Jesaj a. Zulke herhalingen behoren tot zijn stijl. Ze
Het woord, dat we door „bezocht" vertaalden, doet even den- vestigen op iets in het bijzonder de aandacht. De Messias is volko-
ken aan de „melaatsheid" van Lev. 13 : 2 en verklaart mede, waar- men gehoorzaam geweest.
om hij werd beschouwd als een zondaar. 4°. Een eervolle begrafenis, vs 8 en 9.
3°. Onverdiende straf zonder tegenspraak ondergaan, vs 5-7. Ze hebben de Messias gevangen genomen en hem een proces
Wat de Messias droeg was echter erger dan ziekten. Het wa- aangedaan. Daarvan is hij pas door de dood ontslagen. Maar heb-
ren zonden, misdaden, schuld. Maar niet van hem zelf. ben zijn tijdgenoten wel beseft wat er eigenlijk gebeurde?
Vs 5a. Hij, hij is doorboord wegens bondsbreuken van ons. Vs 8a. Toen hij (eindelijk) van hechtenis en rechtszaak ontslagen was,
Vs 5b. Hij is onder zonden van ons verbrijzeld. Vs 8b. Wie van zijn tijdgenoten heeft toen bij zichzelf gedacht:
Vs 5c. De straf die ons (de) vrede aanbrengt, was op hem. Vs 8c. „Hij is voorwaar onschuldig van het leven beroofd.
Vs 5d. Door zijn striemen is ons genezing geworden. Vs 8d. De straf voor de bondsbreuk van mijn yolk heeft hem getrof-
De dichter heeft het beeld van ziekte en genezing nog wel niet fen?"
geheel en at losgelaten, maar vs 5 stelt duidelijk in het licht, dat de Toch heeft zich bij die dood van de Messias reeds een merk-
Messias een drager was van zonden en wel van anderen. waarclige wending voorgedaan. Zoals wanneer wij zeggen: „Er is

224 225
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

beter weer op til, want de wind is om." Zo heeft zich reeds bij de worden geschoven. Thans voegt hij daaraan toe, dat Jahweh dit
dood van de Messias een verandering ingezet van onrecht naar goedkeurde. Dat Hem dit behaagde, vs 10. We leren hier niet bij de
recht, van vernedering naar verhoging. De tijd van smaad raakte daden der mensen tegen de Messias te blijven staan, maar te letten
om. op Gods gebruik ervan en Zijn bedoeling ermee.
Vs 9a. Men had hem zijn graf toegedacht temidden van boosdoeners. Hierover vernemen we reeds iets in het vervolg van het vers.
Vs 9b. Maar tijdens zijn dood is hij bij een rijke geweest. De knecht van Jahweh zal veel vrucht op zijn arbeid zien, want hij
Vs 9c. Omdat 17 )hij geen onrecht gedaan had zal een lang leven ontvangen. Het scheelt niet veel of Jesaja voor-
Vs 9d. En er geen bedrog in zijn mond geweest was. zegt, dat God de Messias uit de doden ten eeuwigen leven zal op-
In het midden der vorige eeuw maakte een commentator de wekken. Als beloning voor zijn trouwe dienst.
opmerking, dat „verscheiden nieuwere uitleggers hier hun best Waarin bestond die dienst dan?
doen om de poena vicaria (plaatsvervangende straf) opzij te schui- Dat hij zijn nefesj stelde tot een sasjaam, vs 10b.
ven" 18 ). Wat zou hij vandaag gezegd hebben? Bij vs 9 weer hij vrij- Het woord nefesj kan heel veel betekenissen hebben, I b , 43,
moedig op de vervulling van de profetie door de geschiedenis in de 44. Hier past misschien het best het woord „leven" of „zich zelf".
evangelien, die verhaalt, dat de Joodse overheid Jezus een even Of anders „zijn bloed", gezien het woord 'asjaam. Van alle woor-
oneervolle begrafenis toedacht als de twee boosdoeners, maar dat den voor allerlei offeranden zal dit gekozen zijn, omdat het offer-
de Romeinse overheid de beschikking over zijn dode lichaam toe- dier voor een schuldoffer in verreweg de meeste gevallen een
stond aan iemand, die in Matth. 27 : 57 een rijk man genoemd schaap van het mannelijk geslacht was en werd gebruikt ter ver-
wordt 19 ). Even moeilijk als het de kamerling viel Jes. 53 goed te zoening van rechtsverkorting, I b , 249. Deze had plaats bij aantas-
begrijpen, zonder commentaar van Filippus, valt het ons dit ting van Gods verbond met Israel, bij afval, verbondsbreuk. Het
hoofdstuk en bepaald vs 9 te lezen zonder aan Jozef van Arimathea woord hiervoor en het bijbehorende w.w. komen in Jes. 53 nog al
te denken. eens voor, vs 5, 8 en in vs 12 tweemaal (p-sj-`).
5°. Ten hoogste verhoogd, vs 10-12. Ook als we het woord „zaad" hier nog niet opvatten als be-
Wij gebruiken het woord „behagen" zelden meer. Nog wel als trekking hebbend op de vele volken, die door het Evangelic zullen
er iemand geridderd wordt. Dan wordt de plechtige verklaring af- worden gered, zie Jes. 2 : 2-5, dan moet men toch toegeven, dat in
gelegd, dat het H.M. de koningin heeft behaagd hem die en die on- vs 10 de jubel der overwinning van de Messias over zonde en dood
derscheiding toe te kennen. alreeds begint op te klinken.
In Jes. 53 : 10 komt het woord behagen tweemaal voor, de eer- In vs 11 breekt hij echter voller- door.
ste keer als w.w., de tweede keer als zelfst.n.w. De Messias zou in de toekomst zijn blik immers mogen laten
Vs 10a. Het heeft Jahweh behaagd, dat hij geslagen werd om ervan te rusten, zei vs 10, op zijn „zaad". Vs 11 sluit daarbij aan.
bezwijken. Vs 1 la. Na zijn diepe ellende zal hij het zien.
Vs 10b. Maar wanneer hij zich ten schuldoffer heeft gesteld Vs 11b. Hij zal er zich volop in verlustigen. Door zijn verbondstrouw
Vs 10c. Zal hij zaad zien, tot in lengte van dagen zal hij leven. Vs 11c. Zal Mijn rechtvaardige knecht er velen rechtvaardigen.
Vs 10d. Wat Jahweh behaagde zal door zijn dienst volop in vervulling Vs 11d. Hij zal immers hun schulden dragen.
gaan. Zoals het oog van een herder met welgevallen rusten kon op
Voor hij eindigt werpt de dichter een blik terug. Hij heeft zijn kudde, die hij gefokt en in de veilige kooi gebracht had, zo zou
voorzegd in vs 6, dat de schuld van anderen op de Messias zou het oog van de Messias eenmaal rusten op een grote schare van

226 227
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

verlosten. Die zouden dan door hem „gerechtvaardigd" zijn, dwz. toekomst beloofde als overbevolkte stad, waarin men om woon-
vrijgesproken zijn, 1 Kon. 8: 32, Jes. 5 : 23, dankzij hem, die hun ruimte verlegen zou zijn. Zie hfdst. 49 : 14-21.
schulden droeg. Door „zijn kennis", zijn verbondstrouw 20 ), zou hij In dit hoofdstuk wordt gesproken over de toekomst van Sion
dat bewerken. met gebruikmaking van twee beelden. Ten eerste dat van een
In vs 11 nam Jahweh zelf reeds het woord. vrouw en ten tweede dat van een stad.
In vs 12, het laatste vers, heeft Hij ook het laatste woord. aa. Sion voorgesteld als een vrouw, vs 1-10.
Vs 12a. Derhalve zal Ik hem ten aanschouwen van velen zijn aandeel Het is heel verdrietig, wanneer een meisje wel ten huwelijk
in de overwinning bezorgen. wordt genomen, maar het daarna blijkt, dat ze geen kinderen krij-
Vs 12b. Hij zal in gezelschap van machtigen de buit verdelen. gen kan. Maar het is ook erg, wanneer een vrouw wel kinderen
Vs 12c. Daarom omdat hij zijn nefesj (bloed, leven) uitgoot in de dood krijgt, maar deze bij haar vandaan worden geroofd. En hoeveel
Vs 12d. En zich tellen liet onder verbondsbrekers. Israelitische kinderen is dat niet overkomen, I b , 718. Denk U de
Vs 12e. Terwij1 het zo was, dat hij de zonden van velen droeg smart der moeders van zulke kinderen in. Zo is Jeruzalem er aan
Vs 12f En voor verbondsbrekers tussenbeide trad. toe geweest. Maar God heeft lang voor de Babylonische balling-
Het slot is opvallend zakelijk. schap door Jesaj a al beloofd, dat Jeruzalem weer wemelen zou van
Misschien zou men van de welsprekende woordkunstenaar inwoners. Jubel, gij onvruchtbare! vs 1-3.
Jesaja een daverend slot verwacht hebben. Maar Jesaja zelf heeft Er waren nog meer mogelijkheden voor vrouweleed.
zijn hart liever opgehaald aan het doorgeven van de kern van het Een vrouw kon in slavernij geraken, zoals het jonge vrije Is-
Evangelie: de Messias sterft voor anderen en God beloont hem rael in Egypte en het latere Israel in Babylon, vs 4. In het laatste
daar rijkelijk voor, wat velen ten goede komt. geval leek Israel wel weduwe te zijn geworden, een vrouw zonder
man die het voor haar opnam. Ja nog grievender was het voor een
vrouw, wanneer zij de eerste was, met wie haar man in hun beider
B. Jesaja spreekt Sion wederom vertroostend toe, maar waar-
jonge jaren trouwde, maar later nam hij er ook nog andere vrou-
schuwt het ook voor goddeloosheid, Jes. 54-57.
wen bij en werd zij niet meer door hem aangekeken. In vs 6 en 7
Naar de bekende orde, waarop we in het voorafgaande dik-
schemert iets van de oud-oosterse haremtoestanden door.
wijls geattendeerd hebben, gaat Jesaja na de Messiasprofetie van
God heeft Sion getroost door er op te wijzen, dat zij geen ech-
hfdst. 52: 13-53: 12 over tot enige Sionsprofetieen. Hij zal deze
te weduwe geworden was. Immers haar man — dat was Hij — leef-
echter besluiten met woorden van ernstige vermaning, hfdst.
de nog. Hij, de Schepper van haar en van alles. Welke vijand van
54-57. Omdat met dit vermanend slot de inhoud van het resterend
Israel was tegen Hem, Jahweh van de strijdkrachten, bestand? I f ,
deel van het boek, hfdst. 58-66, dan weer veelszins overeenstemt,
16. Hij kwam voor haar op als Losser, Goel (z.reg.).
zien we hier het boek Jesaja dus eigenlijk al wat naar z'n einde nei-
Inderdaad was zij wel een poos bij Hem uit de gratie geweest.
gen.
Ze had het er ook naar gemaakt, zodat Hij Zich vertoornde. Maar
Hij zou haar weer als de geliefde der jeugd tot Zich nemen. En dan
a. Jesaja belooft Sion een talrijke nakomelingschap, Jes. 54. zou Hij opnieuw met haar trouwen. Bij wijze van spreken dan.
Dit onderwerp heeft in het hart van Jesaja een brede plaats Want gescheiden had Hij Zich immers nooit van haar, 50 : 1. Dat
ingenomen. Jahweh heeft hem al eerder een profetie in de pen ge- „nieuwe" (hernieuwde) verbond zou „eeuwig" zijn (onwankel-
geven, die aan het beklagenswaardige Sion der ballingschap een baar), vs 5-8.

228 229
sC 28
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken

Deze belofte is door God bevestigd. Zoals Hij Zijn belofte aan Het is heden aan ons vergund iets van de vervulling dezer pro-
Noach bevestigde, vs 9, 10. fetie af te weten.
bb. Sion voorgesteld als een stad, vs 11-17. Inderdaad is Jeruzalem ten tijde van koning Cyrus wel her-
Dit deel gaat over tweeerlei. Ten eerste over de stad dwz. haar bouwd en hebben z'n bewoners weer goede dagen beleefd. In dat
muren en poorten, vervolgens over de inwoners der stad. Jeruzalem is zelfs onze Zaligmaker verschenen als de beloofde
De stad, vs 11, 12. Messias. Hij beriep Zich op de profetieen als het onderwijs, dat de
In stoute verbeeldingstaal wordt beloofd, dat dezelfde Gods- Vader aan Israel gegeven had, zie vs 13. Wie zich daaraan hield,
stad, die door Jesaja's profetisch oog nu reeds gezien is als een zou tot Hem komen, zei Hij, Joh. 6 : 45. Maar helaas heeft Hij om
puinhoop, herbouwd zal worden tot een prachtstad. De stenen van de ongehoorzaamheid van Jeruzalem moeten wenen en toch weer
haar muren kijken U aan als vrouwenogen, omdat ze niet met kalk een verwoesting van Jeruzalem moeten voorzien. Die heeft in het
gevoegd zijn, maar met donkere schmink. De fundamentstenen jaar 70 plaats gehad, Luc. 19 : 41-44. De vervulling van Gods belof-
zijn saffierblauw. Lijken dus hemels. Want de oosterse hemel is te uit Jes. 54 is intussen langs een heel andere kant gekomen. Er
veelal azuur- of saffierkleurig, l a , 340, dat is donkerblauw, op heeft zich uit het Israel-naar-den-bloede slechts een deel achter
zwart af. Wat een contrast vormen derhalve met deze donkere mu- Christus en Zijn apostelen geschaard, maar uit de heidenen heb-
ren de tinnen die op en de poorten, die in deze muren zijn aange- ben er zovelen aan het Evangelie gehoor gegeven, dat de apostel
bracht. Want de tinnen der muren zullen vervaardigd zijn van Paulus van deze gemeente uit Joden en heidenen heeft geschreven,
robijnen en hun poorten van karbonkelstenen. Robijnen en kar- dat in haar Jes. 54: 1 (jubel, gij onvruchtbare — de kinderen der
bonkels zijn beide rood, lichtrood, de kleuren van leven (zie de verlatene zijn talrijker dan die van de gehuwde) vervuld werd, Gal.
symboliek van de tabernakel). Tenslotte wordt de grens van het 4 : 27. Inzake de algehèle vervulling van Jesaj a's profetie over de
terrein der stad met fraaie stenen gemarkeerd. schone stad van Israels God en Koning worden we ingelicht door
De inwoners der stad, vs 13-17. Openb. 21 : 15 en v.v. 21 ).
Onder de inwoners van de toekomstige prachtstad heersen
sjaloom en tsedaqah, woorden, die beide geluk kunnen betekenen, b. Jesaja belooft de ballingen, dat God een tijd van genade voor hen
maar men kan het eerste speciaal vertalen met vrede en het tweede zal laten aanbreken, Jes. 55.
met gerechtigheid of rechtvaardigheid. De profeet heeft zich verplaatst gezien temidden van ballin-
Waaraan is dit gelukkige leven te danken? gen, die er ellendig aan toe waren. Als mensen, die na een afmat-
De inwoners der stad — hier haar „zonen" genoemd — hebben tende tocht in de hitte versmachtten van dorst. Hij beklaagt hen
hun zegenrijk leven te danken aan Goddelijk onderwijs. Dat heeft reeds hartelijk met z'n allereerste woord („Ach") en troost hen
hun hart veroverd en de richting van hun leven geneigd tot gehoor- daarna met de belofte van bijzondere bewijzen van Gods ontfer-
zaamheid aan Gods bevelen. ming en trouw. Dit blijkt uit het volgende.
Dit rechtvaardige yolk van God zal niet behoeven te vrezen 1° . Tot wie de profeet zich richt, vs 1-3a.
voor een herhaling van het gebeurde. Het mag zich geheel op Hem Over dorst gesproken. Nog tot in het begin van deze eeuw
verlaten. Wie is machtiger dan Hij? Wanneer Hij het niet wilde, heeft Palestina de naam gehad van een land vol stof en hitte en van
zou zelfs geen smid z'n blaasbalg kunnen gebruiken om een wapen akelige dorst. In deel II van zijn ,Oostersch leven", uit 1915, ver-
te smeden tegen Sion en als Hij er de kracht niet voor gaf zou geen telde prof. H.Th. Obbink, dat het toen nog ,tot zelfs in de grotere
tong zich tegen Sion kunnen bewegen, by. in een rechtsgeding. steden met de waterverzorging zeer slecht gesteld was" en dat de

230 231
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

waterverkoper (sakka) nog tot het gewone straatbeeld behoorde. David eerst niet geweest. Maar God had hem gemaakt tot iemand,
„De sakka roept: komt gij dorstigen en drinkt! Heeft zulk een wa- aan wie de volkenwereld van toen heeft kunnen zien wie Jahweh
terdrager Jezus voor de geest gestaan bij zijn woorden, Joh. 7 : 38: was. Zoiets zou met de ballingen nu ook gebeuren (ten tijde van
zo iemand dorst heeft, die kome tot mij en drinke?" Hetzelfde ver- Cyrus). Want op hun geroep (tot God) zou een volk, dat zij niet
haalt James Neil in zijn „Palestina en de bijbel", hfdst. XXVII, kenden, tot hen komen en dit yolk, dat op zijn beurt hen evenmin
Drinkwater, met verwijzing naar Jes. 55 : 1. kende, zou tot hen komen aangesneld (de snelle troepen van Cy-
Dit vers begint met een woord, dat waarschijnlijk het best te rus, zie hfdst. 41). En dat waardoor? Door de hand van Jahweh, die
vertalen is met „Ach!" 22 ). De aangesprokenen worden immers be- Zijn kinderen Zijn trouw betoonde. Op die manier zou het balling-
klaagd als mensen, die dorst lij den en dus naar water snakken. schapsvolk eveneens tot „een getuige", een monument, worden
Vandaar de imitatie van de waterverkoper, waarmee de situatie van de liefde en trouw van Jahweh, net als David daarvan een
wordt getekend van hen, tot wie de profeet zich richt. Hoewel de toonbeeld was geweest.
vergelijking van het verlossingsaanbod, waarmee de profeet zijn 3°. Een bijzonder gunstige tijd, vs 6, 7.
beproefde en bedroefde vrienden meteen wil opbeuren, nog lang Aan de ballingschappen van het tien- en tweestammenrijk
niet op gaat. Want het kopje water kostte bij de sakka misschien heeft God veel waarschuwingen vooraf laten gaan, naar de ver-
wel niet veel, maar van niets kon de man toch niet leven. Maar het bondsafspraken van Lev. 26 en Deut. 28. Totdat het met Zijn ge-
heil, de verlossing, waarop Jesaja bier het oog heeft, gaat al het duld j egens hen afgelopen was en Hij niet meer wilde vergeven,
momenteel denkbare te boven. Daarom is het zo uiterst geschikt zelfs niet aan Juda, 2 Kon. 24 : 4. Jahweh was grimmig geworden,
voor mensen, die naar redding snakken. Onmachtig voelen ze zich. Ig, 809. 810. Niettemin heeft Hij later toch nog een andere tijd la-
Maar wat behoeven ze alleen maar te doen? Luisteren. Goed luis- ten aanbreken. In hfdst. 49: 8 lazen we al over een tijd van „raat-
teren. Dan zullen ze iets eten en drinken, waarvan ze door en door soon" (vertaald door genade, ook door welgevallen, van weerszij -
— „uw ziel", dat is de totale mens — zullen opknappen. den, dus overeenstemming, hereniging). Jahweh heeft, om zo te
2°. Wat de profeet belooft, vs 3b-5. zeggen (met 54 : 7) Zijn vrouw Sion gedurende korte tijd verlaten,
ledereen in Israel had wel eens van koning David gehoord. maar vol ontferming zal Hij Zich met haar herenigen. Met het oog
Natuurlijk. En dan had hij allicht ook het mooie verhaal onthou- op die speciale toekomst heeft Jesaja de raad gegeven: „Zoekt Jah-
den van David, die voor Jahweh een tempel wilde bouwen, maar weh, terwijl Hij te vinden is. Roept Hem aan, wanneer Hij dichtbij
dat mocht niet. In plaats daarvan, zei God, bouw Ik een huis voor is. De goddeloze verlate zijn weg, laat de bedrijver van zonde bre-
jou. Jahweh bedoelde daarmee toen een dynastie, een vorstenhuis. ken met z'n opvattingen en zich bekeren tot Jahweh, dan zal deze
Hij gaf David de toezegging, dat er aan dat koningshuis nooit een Zich over hem ontfermen, (j a laat hij zich bekeren) tot onze God,
eind zou komen. We hebben er over gelezen in 2 Sam. 7 en hebben want Hij is mild in het schuldvergeven." Precies dus het tegenge-
toen begrepen, dat God de verhoging van Christus op het oog had, stelde van 2 Kon. 24 : Jahweh wilde toen niet meer vergeven. Of wij
I f, 327. dus ook uitkijken moeten. Bondelingen kunnen God zo tergen, dat
Als nu door de profeet Jesaja namens Jahweh beloofd wordt, Hij hen veel zwaarder straft dan heidenen. Maar als zij zich beke-
dat Jahweh „een eeuwig (vast) verbond" ook met de ballingen zal ren, zei Mozes, kan Gods ontferming wonderlijk zijn, Deut. 30 : 3.
sluiten, wordt dit meteen verklaard door het slot van vs 3: „Ik zal Hoe komt dat toch?
Mijn trouw jegens David tonen". Dit zal dus betekenen: Ik wil met 4°. Vanwege dit tweeerlei, vs 8-11.
u net zo handelen als met David. Wat voor gering persoontje was Ten eerste omdat Jahweh God is. Op de gedachten en plan-

232 233

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

nen van Hem kunnen wij niet komen en wij beschikken niet over Waaraan die mensen dan te kennen zijn? Heel gemakkelijk,
zulke middelen en wegen als Hij om Zijn doel te bereiken. nl. door hun eerbiediging van het sabbatsgebod. Die loopt in het
Ten tweede omdat het woord van Jahweh altijd Zijn wil vol- oog. Maar op den duur ook door hun overige handel en wandel.
brengt, ook, al denken wij soms misschien dat het niets uithaalt. Daarom mogen heidenen en ontmanden niet zeggen: „Jahweh
Maar het is ermee als met regen en sneeuw. Als zij verdampen en houdt ons toch maar buiten de zegen over Zijn yolk". Wacht maar!
weer hemelswaarts stijgen, hebben zij eerst op en in het aardrijk 2°. Wat betreft de ontmanden, vs 4, 5.
het werk volbracht, dat God hun opdroeg. Wie zal Gods koninklij- Hiermee werden mannen of jongens bedoeld, wier testikels
ke 2³ ) Woord weerstaan? waren weggenomen of wier geslachtslid was afgesneden, hetzij per
5°. Een blijde terugkeer wordt gegarandeerd, vs 12, 13. ongeluk, hetzij opzettelijk. Toonbeelden van de dood als zij daar-
Met die terugkeer wordt natuurlijk de terugkeer uit Babel door waren, mochten zij zich niet bevinden in een cultische verga-
naar Jeruzalem bedoeld. Als de profeet namens Jahweh die terug- dering van Israelieten ter ere van Jahweh, de God des levens. Zie
keer belooft, ziet hij de vervulling van Gods belofte met een la- over de betekenis van dit verbod de bespreking van Deut. 23 : 1-9,
chende natuur omkranst, als in hfdst. 44 : 23 en 49 : 13. De weder- I c , 689.
kerenden zullen niet angstig om zich heen behoeven te kijken. God Jahweh heeft laten weten, dat er eenmaal een einde aan de
zal voor orde en veiligheid zorgen. Men zal zich later verbaasd af- geldigheid van die wetsregel zou komen en dat zulke beklagens-
gevraagd hebben: Hoe kon dit toen? Maar nu God Zich voor Zijn waardige mensen nog tot in verre geslachten een schone naam on-
ballingen bediend heeft van Cyrus en zijn legers, moeten wij daar- der Gods yolk zouden kunnen krijgen. Z'n naam schijnt men oud-
in vervulling zien van Jes. 55 slot. Wat heeft God Zichzelf daar- tijds op wijgeschenken te hebben geschreven voor de tempel of op
door een monument bezorgd, wat een gedenkteken! De geschied- tempelwanden. Maar de bekende geschiedenis van de kamerling is
boeken getuigen ervan. Dit is toch van Jahweh geschied en het is voor hem heel wat meer waard geworden dan zo'n ingekraste tem-
wonderlijk in onze ogen. Babel is met een handomdraai opzij ge- pelnaam, Hand. 8 : 26-40. De deur open voor het Evangelie naar
zet. Uitgeschakeld. alle landen!
3°. Wat betreft de heidenen, vs 6, 7.
c. Jesaja typeert de toekomstige genadetijd met de belofte, dat er Het zal wel altijd mogelijk geweest zijn, dat iemand van hei-
dan zelfs voor gecastreerden en heidenen toegang zal zijn tot de dense afkomst lid van de Israelitische gemeente werd. Soms ge-
vergaderingen van Gods yolk, Jes. 56 : 1-8. schiedde dit zelfs massaal, zie het geval van de Gibeonieten. Maar
Het verstaan van deze profetie wordt verlicht door de zeer hoe gemakkelijk zal men bij de terugkeer uit Babel e.a. plaatsen
overzichtelijke opbouw ervan. naar Palestina zulke later pas bekeerde heidenen aan hun lot over-
1° . De inleiding, vs 1-3. gelaten hebben. Gedreven door een zeker Israelitisch superiori-
Jahweh zelf spreekt. Ik zal U eens laten zien hoe belangrijk het teitsgevoel. Alsof het zelfs reeds voor Abraham geen genade ge-
is, wanneer men Mij dient overeenkomstig Mij n misjpaat (z.reg.; in- weest was, dat God met hem een verbond aanging en alsof de
zettingen en geboden) en handelt en wandelt in gerechtigheid (z.- Israelieten te Horeb niet uit gendde bovendien met het Horebver-
reg.). Men neme dit vooral ter harte nu binnen afzienbare tij d er ver- bond zijn vereerd. Mozes heeft in Deut. voor die hoogmoed ge-
lossing komen zal. En dat op zeer ruime schaal. Voor iedere ster- waarschuwd, 9 : 4. Maar Jesaja heeft blijkbaar iets voorzien van
veling, die dit (dwz. Gods misjpaat, bekend uit de Thora) doet dien aard in de verre toekomst van de terugkeer uit ballingschap en
en ieder mensenkind, dat de genoemde gerechtigheid betracht. heeft beloofd, dat Jahweh Zich ook over zulke bekeerde heidenen

234 235
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

zou ontfermen en hen zou laten deelnemen aan de eredienst in de als „kinderen van verbondsbreuk" (pesjang) 57 : 4b. Jesaja heeft in
Jeruzalemse tempel. Want Mijn huis zal een bedehuis heten voor alle dit Schriftgedeelte dus over een onderwerp gehandeld, waarmee
volken. Onze Zaligmaker heeft aan dit woord herinnerd, Matth. iedereen in Israel behoorde bekend te zijn.
21 : 13.
Conclusie, vs 8. aa. Jesaja kondigt Gods vloek aan voor de goddelozen, Jes.
Opmerkelijk, dat deze korte profetie zo vaak haar lezers ervan 56:9-57: 13.
verzekert, dat zij gesproken is door Jahweh zelf. Met zulk een ver- Op welke tijd de profeet bij dit spreken over bepaalde godde-
klaring begint zij niet alleen, maar eindigt zij ook. Opdat men toch lozen het oog heeft gehad, weet men niet met zekerheid te zeggen.
maar het bijna ongelofelijke geloven zou (verandering in de Thora Misschien heeft Jesaja ook nu weer ver vooruitgezien wat er zelfs
door God zelf). Aldus: Terwijl Ik straks bezig ben Israels verdre- • onder Gods weggevoerde yolk te Babel nog aan boosheid zou wor-
venen te vergaren, zal Ik het aantal vergaderden nog vergroten den bedreven, Jer. 29: 1-32, Ezech. 23. Maar het is ook mogelijk,
door tegelijk met hen ook anderen (nl. gecastreerden en gelovigen dat hij de goddeloosheden nog meegemaakt heeft, die onder ko-
uit de heidenen) meteen mee te vergaderen. Deze uitspraak is dadr- ning Manasse zijn bedreven. Dus nog voor de ballingschap. Zie
om zo opmerkelijk te achten, omdat Jahweh zelf vroeger geboden daarover 2 Kon. 21 : 1-18. We mogen dan voor de verschillende
had de deur van Zijn huis voor dit soort van mensen te sluiten. soorten van kwaad, die Manasse bedreef (Kan. vruchtbaarheidsre-
De vraag is wel eens gesteld, waarom de kamerling van Hand. ligie, enz.) wel verwijzen naar Ig, 764. We moeten thans letten op
8 zich juist het boek Jesaja zal hebben aangeschaft. Geantwoord is, verschillende soorten van mensen.
dat hij het zal gedaan hebben, omdat daarin de belofte van hfdst. 1° . Ontrouwe wachters, 56: 9-12.
56 : 3b stone). Dat kan best. Maar dit weten we zeker: uitgaande Met het woord voor wachters (tsofeh) konden schildwachten,
van Jes. 53 : 6-8 (zoals een lam ter slachting wordt geleid enz.) pre- maar ook leiders van het yolk bedoeld worden. Zij moesten het
dikte Filippus hem Jezus. yolk waarschuwen voor gevaren, maar daarvan kwam in de tijd,
die Jesaja op het oog heeft, niets terecht. Ze misdroegen zich als
d. Jesaja kondigt Gods vloek aan voor de goddelozen, maar Gods luie vadsige honden. Voor Jesaj a's eerste lezers was dat duidelijke
zegen voor de vromen, Jes. 56: 9-57: 21. taal. In zijn „Oostersch Leven" II, bladz. 92, vertelt prof. Obbink
Met dit Schriftgedeelte sluit de profeet de hoofdstukken af, hoe deze beeldspraak ook weer echt aan de werkelijkheid in de
waarin door hem nader gesproken werd over de derde knecht van oosterse steden ontleend was. „Vooral de slachtplaats, waar zich
Jahweh (de Messias). allerlei vuil en afval bevindt, oefent sterke attractie op de honden
Deze hoofdstukken over de derde knecht eindigen met zo uit. Vadsig en slaperig liggen ze daar neer. Jesaja ontleent aan de
goed als dezelfde woorden als die over de tweede knecht (Cyrus). daar lui neerliggende honden zijn beeld voor de achteloze wachters
Immer luidde Jes. 48 : 22 aldus: De goddelozen, zegt Jahweh, heb- der stad." Zie ook Ps. 59 : 7. Des nachts weerklinken de straten van
ben geen vrede. En Jes. 57 : 21 luidt straks aldus: De goddelozen, het gehuil dezer dieren.
zegt mijn God, hebben geen vrede. Gelijke sloten aan twee gelij- Jesaja verwijt aan de „wachters" des yolks, dat zij blind zijn
kende stukken. en geen kennis hebben, vs 10. Ze zijn herders, die niet weten te
Het tweeledig onderwerp van dit Schriftgedeelte — vloek en 9nderscheiden, vs 11b. Bedacht op hun eigen voordeel als ze zijn,
zegen — herinnert sterk aan de Thora. By. aan Lev. 26, Deut. laat het hen koud waar het met hun yolk tengevolge van het om
11 : 26-28 en Deut. 28. Straks wordt over de goddelozen gesproken zich heengrijpend bederf naar toe gaat. Als zij het vandaag nog

236 237

§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

maar goed hebben, wat kan hen dan morgen schelen? In vs 12 laat Maar nu gij. Treedt nader, tovenaars, echtbrekers en overspelers.
Jesaj a een van hen aan het woord. Kom, ik ga nog meer drank halen. Een oproep, die al meteen zwaar beschuldigt.
Morgen? Dan is het immers net als vandaag? Alleen nog fijner. De aangesprokenen trekken er zich echter niets van aan, zet-
Deze schandelijke plichtverzakers nu valt Jesaja eigenlijk ten een grote mond op en steken de tong uit, vs 4a.
reeds in vs 9, dus onmiddellijk, op het lijf met een bitter ironische Dan krijgen ze de voile laag in vs 4b. Letterlijk vertaald staat
verwensing, waarin hij alle gedierte van veld en bos er bij roept om daar: Zijt gij(lieden) geen kinderen van bondsbreuk (pesjang),
die boeven van ontrouwe wachters over zijn,volk te verscheuren. kroost van leugen? We weten echter, dat het Hebr. zich vaak van
En als hij in vs 12 klaar is met het verontwaardigde beschrijven van de vragende vorm bedient, wanneer het iets juist met grote stellig-
hun afschuwelijke beeld, dan komt hij tot Gods yolk. heid beweren wil (z.reg. „vragen"). Houden we daarmee tevens re-
2° . Vromen onder Gods yolk, 57: 1, 2. kening, dan vertalen we vs 4 zo: Maar jullie, jullie zijn een yolk van
Omdat de inhalige leiders des yolks zo onafgebroken van hun bondsbrekers en woordbrekers.
vadsige hondenleven genieten, hebben ze geen aandacht voor wat Voegen we nu vs 3 en 4 samen. Dan bevatten ze een dagvaar-
er onder hun yolk aan onrecht geschiedt. Daar is „de rechtvaardi- ding, waarvan de diepste bedoeling is de opgeroepenen ervan te
ge" — bedoeld worden: rechtvaardigen — en daar zijn mannen, die beschuldigen, dat zij verbrekers zijn van het huwelijksverbond, dat
zich liefdevol en trouw jegens God en mensen gedragen. Maar die Jahweh met Israel gesloten had.
gaan te gronde, zonder dat iemand ze te hulp schiet. Toch gaan zij Komt voor de balie, gij trouweloze verbondsbrekers en
heen in vrede. Zij ontvangen rust op hun (laatste) legersteden. Zij woordschenders.
hebben de rechte weg bewandeld. Verder dan het graf kan men hen De aanklacht, vs 5-11.
niet vervolgen. We denken hier aan het troostwoord van onze Za- De verdachten zijn dus opgeroepen. Dan volgen thans de be-
ligmaker: Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam schuldigingen. Het regent verwij ten.
doden en daarna niets meer kunnen doen. Ik zal u tonen, wien gij Vs 5a. Gij hebt u verlaagd tot het niveau der vieze Kanadniti-
vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft sche natuurreligie (z.reg. prostitutie).
om in de hel te werpen (in de gehenna), Luc. 12 : 5. Vs 5b. Gij bezondigt u aan het brengen van kinderoffers, o.a.
3°. Ontrouw verbondsvolk, 57: 3-13. aan Moloch, 2 Kon. 23 : 10, Ig, 792, in de griezelige donkere rots-
De verzen, die de profeet aan deze goddelozen wijdt, doen kloven van het een of andere donkere dal.
aan een compleet proces denken. Dagvaarding, aanklacht en Vs 6. Men giet z'n offergaven uit over stukken steen. Want
vetoordeline) laten zich als de gewone delen van een rechtsgeding slechts dat zijn de afgoden immers eigenlijk. Die worden vet van
duidelijk onderscheiden. uw olie. Is dat voor Mij niet erg? Zo erg, dat Ik het niet meer ver-
De dagvaarding, vs 3, 4. dragen kan? — Ongemerkt heeft de profeet het woord gegeven aan
Letterlijk vertaald zou vs 3 aldus luiden: Maar gij(lieden), Jahweh zelf. Ook bezigt hij van nu of het vrouwelijk enkelvoud om
treedt nader, zonen van een tovenares, kroost van een eehtbreker Israel als ontuchtige vrouw te typeren 26 ).
en een overspeelster. Vroeger hebben we evenwel gezien, dat men Vs 7. Als ge geen afgoderij pleegt in de dalen, begeeft ge u naar
de Hebr. uitdrukking „zoon van" soms beter onvertaald kan laten. de hoogten en pleegt daar uw ontrouw. De profeet noemt de afgo-
„Zoon van een profeet" betekent dan „profeet" en „zonen van derij op de hoogten ronduit hoererij en echtbreuk tegenover Jah-
profeten" betekent dan „profeten", zie F, 269, noot 42, 716, Ig, § 17, weh. Het bed wordt gespreid voor een ander dan de eigen man,
noot 52. Houden we ons hieraan, dan luidt vs 3 kortweg aldus: Jahweh. Wat een pesjang, bondsbreuk!

238 239
§ 28 De drie knechten besproken De drie knechten besproken § 28

Vs 8. De bekende tekenen aan deuren en deurposten, die die- Israel toch vooral te bevorderen. (Een stem) zegt: Baant toch de
nen moesten om Israel aan Gods geboden te herinneren, Deut. weg! Bereidt hem! Ruimt de hindernissen op, die de weg van Mijn
6 : 9, waren weggemoffeld, verdrongen door wellustige afgoden- yolk bemoeilij ken, vs 14.
dienst, waarbij het mannelijk lid een belangrijke rol speelde 27 ). Wij Hoe is het mogelijk, dat God die bekering toch nog gaarne
vertalen: schaamte. verlangt bij Zijn yolk? Na alles wat het Hem heeft aangedaan. Op
Vs 9, 10. Naar allerlei goden werden de offergaven gebracht. die vraag antwoordt vs 15. Want aldus spreekt de verhevene in den
Naar Moloch (kinderoffers) en naar onderwereldgoden als de Eg. hoge, die eeuwig (in de hemel) woont en wiens naam de Heilige is:
Osiris. Men werd doodmoe van de lange tochten, maar gaf het niet Weliswaar woon Ik in de hoogte en het heilige. Maar ook bij degene,
op. • wiens geest verbrijzeld en vernederd is. Om de geest van die verneder-
Vs 11. Voor wie was je toch zo bang? Ik ben toch alleen God? den te doen herleven en het hart der verbrijzelden op te beuren.
Maar zo deed je, omdat Ik heel lang zweeg. Maar nu zal Ik eens iets Wat een schone inleiding. Moedgevend. Evenals het volgende
zeggen. (Het woord Ik, waarmee vs 12 begint, heeft de nadruk.) vers. Daarin wordt de vraag beantwoord waarOm God Zich zo
Veroordeling, vs 12, 13. graag ontfermt.
Israel had zich dus verbazend druk gemaakt voor de gods- 2° . De reden van Gods ontferming, vs 16.
dienst. En dan dat vervaardigen van godenbeelden! 't Zal daarom Stel U voor, dat er bij God nooit sprake van ontferming ge-
wel ironisch bedoeld zijn, wat Jahweh thans spreekt. weest was. By. ten tij de van de zondvloed. Een catastrofe, die over
Ik, Ik zal je nu eens laten weten wat die (uitsloverij van je on)ge- de aarde gekomen is voor straf van de zonden der mensen. Dan
rechtigheid wel waard is. En dat maaksel (van je handen, je afgods- waren aarde en mensheid totaal vernietigd. Dat wilde God echter
beelden). Ze zullenje geen uitkomst brengen, als je huilt (om hulp), vs niet. En zo wilde Hij ook de totale ondergang van Israel niet. Want
12. Laat die hoop goden je dan maar eens redden. Ze worden alle- Ik zal niet eeuwig twisten en niet onafgebroken toornen. Want dan
maal door een tochtje opgenomen en door een windvlaag weggevaagd. zou (alle) geest voor Me versmachten alsmede (alle) levensadem, die
Dat is de dienst der wereld waard. Ik en niemand anders geschapen heb.
Stel daar eens de dienst van Jahweh tegenover. God zou het zonde en jammer van Zijn mooie maaksel vin-
Maar wie op Mij vertrouwt, zal het land beerven en Mijn heilige den.
berg bezitten, vs 13. 3°. Gods recht om te straffen, vs 17a. -
Natuurlijk behoefde God Zich niet te excuseren, maar Hij
bb. Jesaja kondigt Gods zegen aan voor de vromen, Jes. 57: 14-21. wilde de zaak toch duidelijk stellen. Israel had zijn verdiende loon
We voelden het al bij het lezen van vs 13b. Daar werd de over- gekregen. Vanwege zijn zondige egasme heb Ik er tegen getoornd. Ik
gang al gemaakt naar de troostrijke tweede helft van hfdst. 57. We sloeg het en woedend verborg Ik Me.
stippen hierin de volgende hoofdzaken aan. 4°. De straf had niet het gewenste effect, vs 17b, 18.
1° . De hoogverheven Jahweh woont in nederige harten, vs 14, 15. Uit de Thora en de (voorgaande) Profeten weten we, met wel-
Bij het lezen van vs 14 dient men weer te bedenken, dat we ke bedoêling Jahweh Israel Zijn kastijdende hand liet voelen,
daar met beeldspraak te doen hebben (evenals in 40 : 3 „bereidt de 578. Om het tot bekering te roepen. Om het niet nog zwaarder te
weg"). Dus niet denken aan een algemene terugkeer uit Babel. Die behoeven straffen. Maar ach, het hielp allemaal niets. Het (yolk)
heeft trouwens nooit plaats gehad. Maar aan geestelijke weder- ging al verder voort op de weg van zijn afvallig hart, vs 17b.
keer, aan bekering. Vs 14 bevat de oproep om die bekering van Toen dacht God bij Zichzelf: Ik laat Mijn mooie maaksel niet

240 241
§ 28 De drie knechten besproken

19)Tegenover de talrijke pogingen om in vs 9b • iets anders te lezen dan „rijke"


easier) schrijft Schoors: „Nochtans kan men MT, geattesteerd in 1 Q I sa, LXX en
Vg, behouden." Toch durft de Kath. B. S. het aan dit woord te vertalen door . . .
misdadigers. Dito trouwens „Houd moed", Jes. 40-55 vertaald in hedendaags Ne-
derlands, bladz. 72. Ja, ook Calvijn heeft, hoewel hij het woord-in-kwestie met „rij- § 29
ken" (mrvd) vertaalt, van dit „rijken" beweerd, dat het synoniem was met „boos-
doeners". Dat moest wel, vond hij, vanwege de parallellie. Een hoogst „moderne"
opvatting van Calvijn. HET SLOT VAN JESAJA
20)Da'at opgevat als in Hos. 4 : 6, met Huffmon, The treaty background of Hebrew
yadd, pag. 37.
z1 ) Er is op gewezen, dat Tob. 13 : 16 alreeds gelijkenis met Jes. 54 : 11 en 12 vertoon-
de. „Jeruzalems poorten worden dan opgebouwd uit safier en smaragd, en heel de Nu rest nog Jes. 58-66.
kring van haar muren uit kostbare steen." (Can.V.) Tobias was afkomstig uit Naf- Uit Luc. 4 weten we, dat onze Zaligmaker uit dit Schriftdeel
tali, maar had zich nooit met de Jerobeamsgodsdienst bemoeid, doch was aan Jeru-
zalem en de tempel trouw gebleven. Hij werd echter in 734 door de Assyriers wegge- heeft voorgelezen in de synagoge van Nazareth. Hem werd het
voerd. Toch is het land van Naftali toen al door Jesaja gelukkig geprezen, hfdst. boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld. „En toen Hij het boek
8 : 23-9.: 6, § 21, II, 5. Als zulk een profetie in handen van Tobias terechtgekomen is, geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: De Geest des
zal deze hem stellig begerig gemaakt hebben naar meer. Vraag hoe vroeg het boek
Jesaja al of was en van hand tot hand ging (clandestien?). Vandaar misschien de Heren is op mij, enz." Na de Schriftlezing ging onze Heiland zitten
gelijkenis van Tob. 13: 16 met Jes. 54: 11, 12 en het veelvuldige verwijzen van en sprak Hij : Heden is dit Schriftwoord voor uw oren vervuld.
Christus en de apostelen naar Jesaja. Dat was al vroeg bekende lectuur blijkbaar.
22 ) KOnig maakte er bezwaar tegen, dat men „hooi" vertaalde met „ha" of „he" of
,4a" of wegliet en vertaalde het zelf met ,Wehe", comm. pag. 486, noot 1. Dit verhaal leert ons minstens twee dingen. Ten eerste, dat het
-) Hebben we in „ het zal niet ledig tot Mij terugkeren" misschien met een ver- voorgelezene deel uitmaakte van het ene boek van de profeet Jesa-
bondsterm te doen? In zijn reeds eerder genoemde „The treaty background of He- ja. Het was immers maar een boek, dat aan de Heere Jezus werd ter
brew yadac pag. 33 vertelt Huffmon, dat Suppiluliumas van zichzelf in een treaty
getuigt, dat de goden hem kennen; het woord, dat uit zijn mond gaat, keert niet hand gesteld. Het is dus niet goed het slot van dat boek aan een
terug (backwards). andere auteur dan (de eerste) Jesaj a, j a zelfs dan de zgn. Tweede of
24)Door prof. dr. K. Bornhauser in Studien zur Apostelgeschichte, 1934, bladz. 96. Deuterojesaj a, nl. een zgn. Derde- of Tritojesaj a, toe te schrijven.
25)Ontleend aan Schoors. Zo ongeveer ook Fitch in N. B. corn.
26)Ontleend aan Schoors. En het tweede, dat we uit Luc. 4 leren, is, dat onze Heere Jezus zelf
27)Jad kan stele, gedenkteken betekenen, schrijft M. Delcor volgens Z.A.W. 80, 2, verklaard heeft degene te zijn, die in Jes. 61 : 1 bedoeld wordt met
253, in Journ. of Sem. Studies. Maar ,,jad bedeutet auszerdem das „mannliche de woorden: de Geest van Jahweh is op mij enz.
Glied" in Jes. 57:8, ebenso in Ugarit and Qumran."
Verschil is er dus wel tussen het slot van Jesaja en de twee
voorafgaande delen van Jesaja, die in § 27 en § 28 besproken zijn.
In elk van die twee kwam het drietal figuren voor, waaraan wij zo
vrij geweest zijn de namen eerste, tweede en derde knecht van Jah-
weh te geven. Maar hier, in het slot van Jesaja, komen zij niet nog-
maals alle drie voor, doch slechts een van hen, de derde. Toch is dit
genoeg om te concluderen, dat er tussen Jes. 40-57 en Jes. 58-66
ondanks alle verschil ook een duidelijke trek van overeenkomst
bestaat.
En dan is er ook nog deze wel zeer kenmerkende trek van
overeenkomst, dat ook in het slot van het Jesajaboek gevolg gege-

244 245

§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

zij het door hun vroomheid zo dubbel en dwars hadden verdiend. 2. Welke bekering van de ballingen wordt geeist, Jes. 58:6-12.
Hoor maar -
Alle bekering bestaat uit twee delen, nl. voortaan niet meer
Vs 3a. Waarom vasten wij nog? U let er toch niet op. doen wat God niet behaagt en wel doen wat Hem wel behaagt.
Vs 3b. Waarom bedwingen wij onze eetlust? U neemt er toch geen Die regel wordt ook inachtgenomen in deze verzen, welke be-
kennis van. doelen de ballingen, met wie we in vs 1-5 kennis maakten, te beke-
Letterlijk staat er in vs 3b: „waarom drukken we onze nefesj ren van een pretentieuze tot een nederige dienst van God.
terneer?" Omdat het Hebr. woord nefesj, evenals het Gr. psychê, Men zij er op bedacht, dat daarbij, echt Jesajaans, nogal druk
o.a. de betekenis van eetlust heeft, 1b, 44, 108, kan de uitdrukking gebruik van beeldspraak wordt gemaakt Anders zou men ge-
„z'n nefesj neerdrukken" hetzelfde betekenen als vasten'), Lev. noemde bedoeling uit het oog kunnen verliezen.
16 : 29, 31, enz. Volgens de Thora behoefde er maar gedurende een En dan is er nog wat.
dag per jaar gevast te worden, nl. op de grote verzoendag, maar God is niet karig tegenover hen, die Hem ootmoedig vrezen.
tijdens de ballingschap zijn daar de gedenkdagen van het begin Hij laat zich niet dienen om niet. Vandaar hier het samengaan van
van Jeruzalems beleg en van zijn verovering en verwoesting alsme- dit tweeerlei: 1° de eis der bekering en 2° de beloften der bekering.
de de gedenkdag van de- moord op Gedalja bijgekomen, blijkens
Zach. 7 : 3, 8 : 19 2). / °. De eis der bekering, vs 6 en 7.
Dit pretentieus verwijt wordt aldus afgewezen. We zullen ook nu weer zo vrij zijn een enkel woord, dat in het
Hebr. niet staat, maar dat zeker bij het verband hoort, tussen haak-
Vs 3a. Zie 's, op jullie vastendagen doe je juist waar je zin in hebt.
jes in te voegen, enkel en alleen voor de duidelijkheid.
Vs 3b. Dan zitten jullie juist extra achter al je personeel aan.
Vs 4a. Kijk 's. Jullie vasten leidt tot twist en ruzie, Vs 6a. Is dit niet het vasten, dat Ik verkies:
Vs 4b. Tot er maar opslaan met de vuist. Vs 6b. Ten onrechte aangebrachte boeien losmaken:
Vs 4c. Als ge vast zoals gij dat nu doet, Vs 6c. Banden, die een juk vormen, ontbinden?
Vs 4d. Dan wordt uw stem hierboven niet gehoord. Vs 6d. Verdrukten als vrijen laten heengaan?
Vs 5a. Is dit het vasten, dat Ik verkies? Vs 6e. Alle juk verbreken?
Vs 5b. De dag, waarop men z'n eetlust bedwingt? Vs 7a. Is dit niet het (vasten, dat Ik verkies): Van uw brood een deel
Vs 5c. (Een dag), waarop ge met uw hoofd naar beneden loopt als een aan de hongerigen geven?
bies? Vs 7b. Arme zwervelingen in uw huis ontvangen?
Vs 5d. (Een dag), waarop ge u toetakelt met rouwgewaad en as? Vs 7c. Iemand kleren geven, als ge ziet, dat hij die nodig heeft?
Vs 5e. Noem je dat vasten? Vs 7d. En u niet onttrekken aan de zorg voor uw medemens?
Vs 5f Een dag, waar Jahweh prijs op stelt? Voor onze woorden „uw medemens" staat in het Hebr. „uw
vlees". Er kan dus ook familielid of volksgenoot mee bedoeld zijn.
Zoals wij ons prettig gestemd voelen, wanneer we lekker gege-
ten hebben, zo kan daarentegen het gevoel van een lege maag bij de 2° . En nu de beloften, vs 8, 9a, 9b.
ballingen best de goede verhouding tussen baas en knechts ge- Iedereen heeft wel eens z'n „duisternissen", moeilijkheden,
schaad hebben, vooral wanneer die baas dan nog extra prestatie problemen. En z'n „wonde". Woorden, die en individueel en col-
verlangde. Zeker voor z'n handel. Op vastendagen zal er meer yolk lectief van betekenis kunnen zij n. En vanzelf ook het tegenoverge-
bijeen geweest zijn en dus gelegenheid te meer om zaken te doen, stelde ervan, dus by. „licht" en „genezing".
om waar aan de man te brengen, bestellingen te vergaren, enz. Vs 8a. Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad

248 249
I

§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja sr 29

nam, ging economisch te gronde. Jeruzalem nam weer een belang- niet meer gezondigd. Daartoe behoren uitsluitend rechtvaardigen.
rijke plaats in. Aan de tempel van Jahweh was weer het fijnste hout Geen inwoner daarvan zal meer wegens schending van Gods ge-
van de Libanon besteed. bod het land uitgezet worden, in ballingschap. Zonde en rouw be-
horen ok tot het verleden. Daar zal God voor zorgen. Geen leden-
4. Jesaja ziet Jeruzalem door de votken met de uitnemendste pro- verlies meer. Sions inwonertal, bij de wereld niet in tel, blijkt zeer
ducten hunner landen gediend, Jes. 60: 15-18. groot te zijn.
Wat een verandering.
Eertijds lag Jeruzalem daar verwoest en verlaten terneer. Ka- Deze profetie is natuurlijk niet in de Perzische tijd vervuld,
ravanen brachten er geen drukke passage in de poorten teweeg en hoewel het lot van het oude verbondsvolk toen veel verbeterd is.
geen voordelige handel met hun koopwaar. Maar dat is verleden Maar duurzaam is die verbetering niet geweest. Jo, om even bij het
tijd. Vandaag wordt Jeruzalem niet meer geminacht gehaat, woord en de naam Jeruzalem te blijven, die stad is wel herbouwd,
maar door velen bezocht; zelfs door koningen. Of er heden in Jeru- ontving wel weer een tempel, in die tempel is onze Zaligmaker bin-
zalems poorten passage is! En derhalve druk verkeer in z'n straten nengedragen en daarin heeft Hij meermalen vertoefd. Een heer-
en op z'n markten. Daar ziet men 's wat yolk bij yolk naar Jeruza- lijkheid, waartoe de tempel van Salomo niet verwaardigd is. En
lem exporteert. In zijn wonderrijke beeldspraak schrijft Jesaja: Ge- vanuit dat Jeruzalem is tenslotte, dankzij de uitstorting des Gees-
zoogd wordt ge met de melk der volken, ja door koninklijke borsten tes, het Evangelie uitgegaan over de hele wereld, tot vervulling van
wordt ge gezoogd 5). Het wemelt hier van de beelden. Men zal zon- Jes. 2.
der meer begrijpen, dat met „melk" de beste producten der landen Allemaal waar. Maar dat Jeruzalem is toch ook weer ver-
worden bedoeld. woest, nog wel naar de voorzegging van niemand minder dan onze
De tijd van Salomo lijkt wel teruggekeerd. Niet die van Reha- Heere Jezus Christus. Hij heeft die verwoesting wenend voorspeld.
beam, maar die van Salomo. Onder koning Rehabeam moesten de En Zijn woord is in het jaar 70 vervuld, door en door vervuld.
gouden schilden van Salomo, die geroofd waren, door koperen Wat is er echter inmiddels gebeurd?
schilden worden vervangen, 1 Kon. 14 : 27. Maar nu heeft ook Er is een ander Jeruzalem in de plaats gekomen voor dat,
daarmee een omkeer plaats. Voor koper geeft Jahweh goud, voor waaraan men oudtijds 't eerst placht te denken. Dat Jeruzalem be-
ij zer zilver, enz. stond en bestaat niet uit stenen, hout en goud, maar uit levende
stenen, 1 Petr. 2 : 5. Daar mag men wel aan denken, wanneer men
5. Jesaja ziet Jeruzalem door Jahweh verheerlijkt, Jes. 60: 19-22. tegenwoordig oude namen als Israel en Jeruzalem hoort en leest
Het is dus algemeen bekend, dat Jeruzalem — kort woord (radio en krant). Over het vroegere Jeruzalem, dat onze Heiland
voor heel het land en heel het yolk — onder de Perzen een goede verwierp en gelovigen als Paulus en anderen vervolgde, is de toorn
tijd heeft meegemaakt Maar zelfs toen was Jeruzalem toch nog (van God) gekomen tot het einde, 1 Thess. 2 : 13-16. Wanneer het
niet op zodanige wijze te respecteren, dat we daarin een vervulling nieuwe Israel, uit heidenen en Joden, bij Gods goedertierenheid
van het slot van Jes. 60 kunnen zien. Geen zon en maan zijn meer blijft, Rom. 11 : 22, zal dat op de dag van Jezus' wederkomst de
nodig, want Jahweh is Jeruzalems blijvende licht, vs 19, 20. Op het vervulling van alle oude Israel- en Jeruzalembelof ten ontvangen.
gedrag van Jeruzalems be'volking is niets meer aan te merken, vs Ook deze, dat het ten volle zal delen in de heerlijkheid van Chris-
21. Een heel verschil met voorheen, blijkens menig voorafgaand tus, zijn Hoofd, dat thans nog in de hemel is, Gal. 4 : 26. Openb.
hoofdstuk. Maar dat is voorgoed voorbij. In dit Jeruzalem wordt 21 : 2 6 ).

256 257

§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

IV. JESAJA VOORZEGT DE KOMST VAN DE MESSIAS ALS 19, maar het is slechts gering en zal te verklaren zijn uit Lucas' ge-
VERKONDIGER DER BLIJDE BOODSCHAP VOOR DE bruik van de LXX. Bovendien kan hij uit het hoofd geciteerd heb-
TREURENDEN OM SION, JES. 61. ben, omdat het hem er niet om te doen was een woordelijke aanha-
Reeds de eerste verzen van dit hoofdstuk herinneren aan die ling te geven. In dat geval zou hij er immers geen deel van Jes. 58 : 6
kortgeleden voorafgaande gedeelten van het boek Jesaj a, waarin („om verbrokenen heen te zenden in vrijheid") tussen geplaatst
de komst van de Messias voorzegd was. Blijkens 42 : 1 had Jahweh hebben.
van hem gezegd dat Hij Zijn Geest op hem had doen nederdalen. Jes. 61 begint aldus.
Blijkens 49: 1 mocht de Messias verklaren wettig door Jahweh te Vs la. De Geest van Heer Jahweh is op me.
zijn aangesteld. Blijkens 50 : 4 zou de Messias de wenenden Sions Vs lb. Daar Jahweh mij heeft gezalfd.
troosten. Blijkens 52: 13-53: 12 zou de Messias wel diep verne- Vs 1 c. Hij zond me om aan terneergebogenen goed nieuws te brengen.
derd, maar daarna ook hoog verhoogd worden en dit niet alleen Vs 1 d. Om gebrokenen van hart te genezen.
ten bate van hem zelf, maar ook van velen met hem. Vs le. Om voor gevangenen vrijheid uit te roepen
De duidelijke overeenstemming van deze plaatsen met Jes. 61 Vs lf. En aan geboeiden opening van hun (donkere) kerker.
bewijst, dat we hier opnieuw met een profetie aangaande de Mes- Vs 2a. Om uit te roepen een genadejaar van Jahweh
sias te doen hebben. Vs 2b. En een dag der wraak van onze God.
Verschil is er wel. Vs 2c. Om alle treurenden te troosten.
Jes. 61 voorzegt de komst van de Messias bepaald als verkon- Hierbij merken we het volgende op.
diger van goede boodschap. Hier wordt nu eens niet over Zijn lij- 1°. De uitdrukking „gezalfd door de Geest" hebben we in 42 : 1
den en verhoging gesproken, maar wel over zijn verkondiging van niet slechts ontmoet in de zin van: door de Geest aangesteld, maar
de blij de boodschap aan Sions treurenden. ook bekwaamd
We dachten het hoofdstuk aldus te kunnen verdelen. Eerst 2°. Het Hebr. woord voor „gebogenen" in vs lc (anawim) wordt
stelt de Messias zich voor als verkondiger van de goede boodschap, uitvoerig besproken in P, 55-66, 124.
vs 1, 2, daarna spreekt hij over de inhoud van die blijde tijding, vs 3°. Voor het „genadejaar" van Jahweh bezigt het Hebr. een woord,
3-9, en tenslotte vernemen we welke stof hij zijn gemeente voor een dat vroeger niet vertaald werd door „genade", maar door „welbe-
danklied bezorgt, vs 10, 11. hagen". Om misverstand te voorkomen dient echter te worden be-
dacht, dat het woord voor „welbehagen" (raatsoon) blijkens 49 : 8
1. De Messias stelt zich als verkondiger der blijde boodschap voor, een synoniem is van heil, verlossing (jesjoeah 7 ).
Jes. 61:1, 2. 4°. In vs 2a en b moet men de woorden „jaar" en „dag" niet letter-
Dat we in deze verzen evenzeer met de Messias te doen heb- lijk opvatten en zeker niet proberen te berekenen welk jubeljaar in
ben als in hfdst. 42, 49, 50, 52 en 53 wordt niet alleen hoogst waar- Luc. 4: 19 bedoeld kan zijn 8 ). Ze moeten evenals in Jes. 34: 8 fi-
schijnlijk gemaakt door frappant overeenstemmend woordge- guurlijk worden opgevat. Bij deze twee woorden zal te denken zijn
bruik. Toen onze Zaligmaker in de synagoge te Nazareth het begin aan de tijd van Christus' eerste komst, door de apostel Paulus „vol-
van Jes. 61 voorgelezen had en hij zich had nedergezet om te on- heid des tijds" genoemd, Gal. 4 : 4, en van zijn tweede komst, 2
derwijzen, verklaarde hij ronduit: Heden is dit Schriftwoord voor Thess. 1 : 6-10.
uw oren vervuld, Luc. 4 : 21. 5°. Bij „vrijlating" of vrijheid in vs le is te denken aan de vrijlating
Wel bestaat er enig verschil tussen Jes. 61 : 1, 2 en Luc. 4: 18, van Israelitische knechts in het Jubeljaar, Lev. 25 : 39-43, I b , 691.

258 259
§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

6°. Omdat het woord voor „opening" in vs lf (peqachqoach) ver- In vs 5-9 wordt hierover uitgeweid.
der in de Schrift niet voorkomt voor het openen van een vertrek, In vs 5 wordt beloofd, weer op zinnebeeldige wijze, dat die
maar wel van ogen, heeft de LXX vertaald „aan blinden het ge- vreemden straks veel goede zorg aan het yolk van God zullen be-
zicht" (en dat werd in Luc. 4 overgenomen), maar dit klopt niet steden. Zullen we hier niet mogen denken aan al het goede, dat
geheel met het woord „geboeiden". Daarom hebben we ons behol- later inderdaad over Jeruzalem, j a over de tempel van Jahweh al-
pen met een compromis: geboeiden worden verlost uit een donke- daar is beschikt door koning Cyrus, maar ook door zijn opvolgers,
re kerker, waarin men niets ziet. Ezra 6, 7? Zij hebben voor het yolk van God a.h.w. klaar gestaan.
Daarmee is vs 5 letterlijk vervuld: vreemden zullen staan. Het
2. De Messias spreekt over de inhoud van de blijde boodschap, Jes.
Hebr. woord voor dit staan (amad) wordt vaak gebruikt voor die-
61 : 3-9.
nen, by. Deut. 1 : 38 (Jozua diende Mozes), 10 : 8 (de stam van Levi
De beeldspraak, die in vs 3 voorkomt, heeft ten doel om door diende Jahweh), 17: 12, 18 : 5, 7. Misschien zijn er ook heidenen
middel van uitwendige dingen, by. een gewaad, te spreken over za- geweest, die van Israel het geloof in Jahweh als de enige ware God
ken van inwendige aard, nl. over gaven des Geestes voor „de treu- hebben geleerd en het uit dankbaarheid hiervoor met hun goede-
renden Sions" of „de treurenden om Sion"; zie over deze term ren hebben gediend. Zoiets heeft later althans plaats gehad, toen
70-73. In vs 3 wordt de rijke inhoud getoond van het Evangelic, uit Christelijke gemeenten van heidense afkomst uit dankbaarheid
van de beloften des heils. Hierin wordt ons een drievoudige gave voor het Evangelic uit Jeruzalem regelmatig geld gezonden is voor
des Geestes toegezegd, nl. rechtvaardiging, heiligmaking en heer- de armen aldaar, Rom. 15 : 25-27. Daardoor zou, zegt vs 6, de ver-
lijkmaking. Wat kunnen we ons daarover nu reeds hartelijk ver- houding tussen deze heidenen en Israel jets weghebben van de ver-
blij den. Zelfs zijn er gelovigen geweest, die op hun sterfbed hebben houding tussen het gewone yolk der Israelieten en de priesterstam.
gevraagd met hen uit Ps. 17 te zingen over het blij vooruitzicht Op deze wijze zou de belofte van vs 7 en 8 worden vervuld, nl.
straks te mogen ontwaken en dan Gods lof in gerechtigheid te ont- dat de Israelieten schadeloos zouden worden gesteld voor al het
vouwen. Die gerechtigheid is wel een bezit van de gelovigen, maar Teed, dat hun door de volken was aangedaan. Dat zou dan gaan
is voor hen door Christus verworven. Daarom is er geen reden, naar de regel der Thora: benadeling moet dubbel worden vergoed,
noch heden noch straks op de jongste dag, om mensen groot te Ex. 22 : 7. We zagen, dat in Jes. 40 : 2 ook al op die regel gezinspeeld
maken, ook niet met de hand op Jes. 61 : 3, waarin de St.V. sprak werd, § 27, I, 2. En waarom zou het eigenlijk zo toegaan? Omdat
van „eikebomen der gerechtigheid". Het gebruik van een woord Jahweh het recht (misjpaat, beschreven in de Thora) beminde. le-
voor bomen, als beeld voor mensen, doet daar juist dienst om de der kon weten, dat Hij het beroven en plunderen, waarvan Zijn
lezer op het vervolg to attenderen waar staat, dat die bomen (nl. yolk voor straf de dupe was geworden, eigenlijk haatte, Jes. 10 : 5,
mensen) door niemand anders dan door God „geplant" zijn en 15-19. Wie wij s was onder de volken, zou dit zien en het nageslacht
derhalve alle lof vanwege hun gaven dient te worden toegebracht van het eens zo gesmade Israel bewonderen als door Jahweh geze-
aan Hem 9 ). gend, vs 9.
Vs 4 bevat een belofte, die weer meer speciaal op de ballingen
van toepassing is. Stad en land zullen weer worden opgebouwd en 3. De Messias verschaft aan Gods verloste yolk ruime stof voor een
weer worden bebouwd. Zij zullen daarbij zelfs geholpen worden danklied tot Zijn eer, Jes. 61: 10, 11.
door het nageslacht van hen, die vroeger hun vijanden en verwoes- De weldaden, die in de voorafgaande verzen op symbolische
ters waren. wijze werden getekend, waren toegezegd aan de gemeente. Na-

260 261

sr 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

tuurlijk niet aan de Messias, maar door de Messias aan de gemeen- andere Schriftplaatsen te wijzen, waarin de (derde) knecht van
te. Ze waren weldaden des heils en daarom verzinnebeeld als kle- Jahweh optrad, 42 : 1-7, 49 : 1-7, 50 : 4-11, 52 : 13-53, 61. Derhalve
deren des heils. blijft o.i. als degene, die hier „ik" zegt, alleen Jesaja over.
Aan het grote aantal schone beelden van vs 3-9 worden er in Hoofdzaak is gebed om Sions verlossing. Hierom wordt ten
vs 10 en 11 nog een paar toegevoegd. eerste gebeden door de dichter zelf, vs 1-5, ten tweede wekt Jesaja
De gemeente is straks net een bruidegom die zich als een anderen tot zulk een gebed op, vs 6-9, en de profetie wordt gesloten
priester tooit, by. met een mooie muts op z'n hoofd, l a , 459, en net met een danklied voor de verhoring van het gebed, vs 10-12.
een bruid, die zich op haar trouwdag siert met haar juwelen, vs 10.
Ziedaar. Dat zal de vrucht van de blijde boodschap zijn. Want 1. Jesaja verklaart, dat hij aanhoudend zal bidden om Sions verlos-
het Evangelie is het Woord van God en daarom aan een onvergan- sing, Jes. 62 : 1-5.
kelijk zaad gelijk, 1 Petr. 1 : 23. Dat Woord zal straks ook gezaaid De Schrift geeft verschillende voorbeelden van vervulling der
worden, ontkiemen en vrucht dragen. beloften Gods op het gebed van Zijn yolk. Toen David tot zijn gro-
Zo zal Jahweh, de machtige Heer en Gebieder (Adonai Jah- te verrassing de Nathansbelofte ontvangen had, bad hij, of Jahweh
weh, zegt vs 11) de zender van de Messias, Zijn gemeente straks Zijn woord gestand wilde doen, 2 Sam. 7 : 25. Hoewel Daniel wist
ook versieren voor het oog van heel de wereld met de vruchten der van de profetie, dat Jeruzalem eens zou worden herbouwd, bad hij
blijde boodschap, die door de Messias en Zijn apostelen verkon- tegen het einde der zeventig jaren om vervulling van Gods belofte,
digd wordt. Dan. 9. Christus' gemeente bidt om de wederkomst van haar Heer
en Hoofd, hoewel zij stellig weet, dat deze eens plaats hebben zal.
V. JESAJA BIDT ZELF OM SIONS VERLOSSING EN Zeker, voorspelling en belofte zijn wel te onderscheiden, maar niet
SPOORT ANDEREN ER TOE AAN DIT EVENEENS TE te scheiden.
DOEN, JES. 62. Hoewel Jesaja zelf had voorzegd, dat er voor Jeruzalem nog
„Om Sions wil zal ik niet zwijgen een grote toekomst zou aanbreken, zie by. hfdst. 2, lezen we hier,
„En om Jeruzalems wil zal ik niet rusten, dat hij om Jeruzalems verlossing aanhoudend bad. Hoe nederig.
„Voordat z'n heil uitkomt als het zonlicht Hij zette God niet schaakmat door middel van een beroep op Zijn
„En z'n verlossing als een brandende fakkel. eigen voorspelling. Jesaja wist best, dat de ballingen zich hun ver-
Dankzij dit hartelijk begin zal Jes. 62 wel een van de geliefdste heffing door Gods hand onwaardig hadden gemaakt. Als God ze
hoofdstukken van de Heilige Schrift zijn. Daarom is het dubbel aan hun lot overgelaten had, zou dat heel begrijpelijk geweest zijn.
jammer, dat er zoveel verschil van mening bestaat over de vraag, Jesaja bidt echter in de vaste overtuiging, dat hij eenmaal ver-
wie degene is, die bier spreekt; anders gezegd: wie die „ik" hier is. hoord zal worden, op Gods tijd en op Gods wijze. Zie vs 2-5. De
De een meent, dat die „ik" Jahweh is m ), de ander, dat het Jesaja koningen en hun volken zouden er van staan te kijken. Lees in
is"), en weer een ander meent, dat het nog altijd dezelfde knecht Kron., Ezra en Nehema, hoe dat uitgekomen is. Jeruzalem en de
van Jahweh is (de Messias), die in het vorige hoofdstuk, Jes. 61, tempel zijn herbouwd, ondanks de tegenwerking hunner vijanden.
aan het woord was 12 ). De eerste mening lijkt ons niet waarschijn- God gaf aan Abram de nieuwe naam Abraham, aan Jacob die van
lijk, omdat er herhaaldelijk Over Jahweh gesproken wor.dt, vss 2, 4, Israel. En Jeruzalem zou geen Verlatene en geen Woestenij meer
6, 7, 8, 11, en het derde antwoord op de vraag naar het „ik" laat ook worden genoemd. Een verlaten vrouw was een verstoten vrouw.
na maar op &nig punt van overeenkomst tussen Jes. 62 en al de Van Jeruzalem zou God echter een kroon maken, een diadeem.

262 263
§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

Een van de woorden hiervoor (natsief) lijkt veel op dat, waarmee 3. Jesaja leert nu alvast, hoe de reeds teruggekomenen ook de na
de hogepriesterlijke hoofdtooi aangeduid werd (mitsnefet), l a , 482. hen weerkerenden moeten verwelkomen, Jes. 62: 10-12.
En Jeruzalem zou straks Hefsiba (dwz. Mijn welgevallen) worden
genoemd, net als een der vrouwen van Hizkia, 2 Kon. 21 : 1. Gods Jesaj a heeft beslist geloofd, dat het gebed om Sions verlossing
lieve bruid. zou worden verhoord. Vandaar dat hij nu al aan het gedeelte van
het yolk, dat hij in de toekomst als teruggekomen ziet en dat Jeru-
2. Jesaja wekt ook anderen op te bidden om Sions verlossing, Jes. zalems muren en poorten reeds heeft hersteld, de opdracht geeft
62:6-9. ook aan hen, die later dan zij pas zouden terugkeren, hun die weer-
De profeet zegt, dat hij wachters op Sions muren gezet heeft keer te vergemakkelij ken. Vandaar de uitroep: Gaat, gaat de poor-
om regelmatig voor Jeruzalem te bidden. Dat is natuurlijk figuur- ten (nl. van Jeruzalem) door en verwelkomt de latere thuiskomers!
lijk gesproken, want tij dens de ballingschap en nog geruime tijd na (Dus geen verwij ten.)
de eerste terugkeer bezdt Jeruzalem nog geen muren. We behoeven Ja, men zou een banier omhoog moeten steken, dwz. dat men
er ook niet over te twisten wat te antwoorden is op de vraag, wie ook aan ballingen in andere landen zou moeten toeroepen toch
Jesaja met die biddende wachters zal hebben bedoeld. Er is wel naar Jeruzalem weer te keren. Men heeft later inderdaad soms Jo-
aan engelen gedacht, maar het zullen wel alle gelovigen geweest den uit heidense slavernij losgekocht, Neh. 5 : 8, vgl. Jes. 11: 11
zijn, die in de loop der tijden kennis namen van Jesaja's profetische v.v., § 21, II, C. Zoveel mogelijk ballingen zouden het moeten Ko-
arbeid. Bidden leren ook wij heden nog uit de bijbel. ren, tot in verre vreemde landen, dat Jahweh Zich weer over Zijn
Uit vs 8 en 9 blijkt wel, dat bidden bestaat uit een beroep op yolk wilde ontfermen. „Zegt tot de dochter Sions (zo werd over een
Gods eigen gegeven woord. Niet dwingend natuurlijk, maar ne- stad met haar inwoners vaak gesproken, 1 : 8): zie uw heil komt er
derig en eerbiedig. al aan!" En dan keert dezelfde beeldspraak weer, die we ook in Jes.
Reeds ten tij de van Mozes had Jahweh ervoor gewaarschuwd, 40 : 10, 11 ontmoetten, nl. van een herder midden tussen zijn kud-
dat Hij Israel bij verbondsverlating zou straffen met beroving van de in. „Zie Zijn loon is bij Hem en Zijn vergelding (Zijn kudde)
de opbrengst van zijn veld, akkers en gaarden, Lev. 26, Deut. 28. gaat voor Hem uit." Van Jahweh gezegd. Want Jeruzalems herstel
Maar Mozes heeft ook al de goede raad gegeven: bid dan toch zal Zijn werk zijn.
maar, want Jahweh is zeer genadig, Deut. 30 : 1-10, Ps. 103 : 7, 8. Ook zal het dan uit zijn met dat minachtende spreken over
Uit het optreden van zulke machtige heersers als Cyrus en zijn op- Jeruzalem. Die stad zal niet meer worden uitgemaakt voor een ver-
volgers is gebleken, hoe God „Zijn rechterhand, dwz. 1³ ) Zijn grote stoten vrouw, maar geprezen als een gezochte stad, waar men zich
kracht", heeft gebruikt tot Israels herstel. Er kwam weer orde. De graag ophield. En Sion in de ruimste zin zou weer genoemd wor-
tijd van onveiligheid buiten de steden voor de landarbeiders was den „het heilige yolk", „de verlosten van Jahweh". Of Jesaja dus
voorbij. Israel heeft weer een tijd beleefd, waarin het ongestoord geloofd heeft, dat Jahweh Zich een hoorder en verhoorder zou be-
de bodem van het geliefde voorvaderlijk erfland mocht bewerken tonen van de gebeden om Sions verlossing! Uit dat weergekeerde
en niet alleen van de opbrengst daarvan zelf mocht genieten, maar heilige yolk des verbonds is later onze Zaligmaker geboren. En
ook anderen mocht laten meegenieten, naar het gebod van Deut. deze is begonnen door Zijn apostelen zich een Jeruzalem en een
14 : 22-29, l c , 566-568 (oogstfeest; de tienden naar het heiligdom heilig yolk te vergaderen uit Joden en heidenen, Hand. 8 : 4-25 (Sa-
brengen en eens in de drie jaar ook dat niet, maar deponeren in de maritanen), 8 : 26-40 (de kamerling), 9 : 15, 10: 1-11: 18 (Corne-
eigen stadspoort voor leviet en vreemdeling, weduwe en wees). lius) enz., Rom. 1 : 16, 10 : 20, Gal. 4 : 26.

264 265
§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja sr 29

VI. JESAJA VOORZEGT DE AFSTRAFFING VAN ISRAELS den was bazar en het woord voor druivenoygst bazier. Men kan
ERFVIJAND EDOM EN VAN ALLE AAN ISRAEL VIJAN- Jes. 63 : 1-6 kwalijk anders lezen dan als zinspelend op deze gege-
DIGE VOLKEN, JES. 63: 1-6. vens. Het heeft de vorm van een dialoog, bestaande uit vragen en
Hoe vaak zullen moedeloze ballingen zich ook door deze klei- antwoorden. Aldus.
ne profetie hebben laten troosten! Eenmaal zou Jahweh het krach- Eerste vraag.
tig voor hen opnemen tegenover alle volken, die Israel leed hadden Vs la. Wie komt daar uit Edom?•
berokkend. By. tegenover het hatelijke Edom. Van Israel zou nog Vs lb. In vuurrode kleren uit Bozra?
een rest overblijven, die naar het land der vaderen zou weerkereii. Vs lc. Die daar, wat draagt Hij een prachtig gewaad.
Maar Edom zou z'n zelfstandige volksbestaan geheel verliezen, al Vs 1 d. Fier schrijdt Hij voort in Zijn krachtige houding.
bracht het nog wel een Herodes voort. Eerste antwoord.
Edom is Israels erfvijand geweest. Vs le. Dat ben Ik, die in de gerechtigheid spreek.
Bij Num. 20 hebben we al over de vroegste geschiedenis van Vs lf. Ik heb veel macht om te verlossen.
dit yolk en over z'n tamelijk vruchtbare land gesproken, l c , Tweede vraag.
249-252. Edom heeft niet geschroomd Israel de intocht in het land Vs 2a. Hoe komt dat rood op Uw gewaad?
Kanaan langs de kortste weg te beletten. Vs 2b. Waarom lijken Uw kleren wel op die van een druiventreder?
Maar ook in later tijd heeft het zich hoogst onbroederlijk te- Tweede antwoord.
genover Israel gedragen. Het ergste is wel geweest, dat de Edomie- Vs 3a. Ik heb de pers alleen getreden.
ten zich na de verovering van Jeruzalem door Nebucadnezar om Vs 3b. Van de volken was niemand met Mij.
de wegvoering der ballingen innig hebben verkneuterd. Men kan Vs 3c. In M'n toorn vertrad Ik ze.
een en ander nalezen in Jer. 49 : 7, Klaagl. 4 : 21, Ezech. 25: 12, Vs 3d. In M'n gramschap verpletterde Ik ze met M'n voeten.
35 : 15, 36 : 5, Joel 3 : 19, Am. 1 : 6, 11, Ps. 137 : 7. Zie ook Jes 34, § Vs 3e. Hun bloed spatte op M'n kleren.
24, VIII, 1. Vs 3f Heel M'n gewaad bezoedelde Ik.
Het gedrag van de Edomieten jegens Israel heeft iets sata- Vs 4a. Want M'n hart ging uit naar de dag der wraak.
nisch gehad. Als Doeg z'n zin had gekregen was David door Saul Vs 4b. Het jaar van M'n bloedwraak 15 ) was gekomen.
vermoord, 1 Sam. 21 : 6, 22 : 6-23, en de grote Zoon van David is Vs 5a. Ik keek uit, maar er was geen helper.
bijna omgekomen bij Bethlehems kindermoord door de Idumeeer Vs 5b. Ik verbaasde Me er over, dat niemand Me steunde.
Herodes, Matth. 2 : 16. Geen wonder, dat Edom door Gods Geest Vs 5c. Toen hielp Me Mijn arm
in Jes. 63 getypeerd wordt als karakteristiek vertegenwoordiger Vs 5d. En was het M'n gramschap, die Me steunde.
van alle vijanden van God en Zijn yolk. Vs 6a. Zo heb Ik volken in M'n toorn vertreden,
Om de bedoeling te verstaan van de tekening, die Jesaja bier Vs 6b. Heb Ik hen dronken gemaakt van M'n gramschap
gegeven heeft van de verschijning van Jahweh als een krijgsman, Vs 6c. En heb Ik hun bloed ter aarde gestort.
wiens kleding vol rode vlekken zit, is het goed ook nog de volgende Het valt op, dat in dit gedicht de naam van Jahweh geen enke-
dingen te weten. le maal wordt genoemd. Dat hoorde tot het karakter ervan, nl. dat
Edom, gelegen ten zuiden van de Dode Zee, was een wijnland. van een metafoor, een uitgewerkte gelijkenis. Het ontworpen
Waarschijnlijk heeft de naam van een zijner steden, Bozra, daar- beeld moest iedereen onmiddellijk doen zeggen: daarmee is Jah-
mee verband gehouden 14 ). Het Hebr. woord voor druiven afsnij- weh bedoeld, die optreedt als rechtvaardige goel (z.reg. onder het

266 267

§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

woord „losser"). Zoals in het menselijk verkeer een goel iemand dagen van tegenspoed en nood te laten beginnen met Gods lof. Na
was, die opkwam voor de rechten van zijn familie, eventueel zelfs de vrijlating van Petrus en Johannes eerde de gemeente haar God
als bloedwreker, zo kwam Jahweh op voor de rechten van Zijn Is- allereerst als Schepper van hemel en aarde, Hand. 4 : 24. Nehemia
rael. Onnoemelijk veel leed had het van de volken geleden, maar prees op een dag van boete Jahweh allereerst om Zijn schepping
van het broedervolk Edom het meest. Daarom neemt Edom in dit van alle dingen, voorts om het verbond, dat Hij met Abraham had
gedicht een representatieve plaats in. De plaats van een gruwelijk gesloten en om de vele daarna volgende bewijzen van Zijn trouw,
voorbeeld. Neh. 9. Zie ook Gideon en Daniel, Richt. 6 : 13, 14, Dan. 9 : 20-23.
Maar tevens kon Jesaja voor zijn metafoor goed gebruik ma-
ken van de omstandigheid, dat het woord edom de betekenis had Jesaja begon ook zo.
van rood en dat het land Edom dankzij z'n ligging — in het westen Vs 7a. Jahweh's bewijzen van trouw ga ik gedenken.
beschermd door hoge heuvels — zulke voortreffelijke wijngaarden Vs 7b. De roemruchte daden van Jahweh.
rijk was en beroemd was om zijn wijn. Vs 7c. Naar alles wat Jahweh voor ons gedaan heeft.
Wat zal deze metafoor de terneergedrukten, de moedelozen, Vs 7d. Het vele goede, dat Hij het huis Israel
hebben opgebeurd. Jahweh neemt het voor ons op. Daar heeft Hij Vs 7e. Naar Zijn barmhartigheid heeft bewezen
niemands hulp voor nodig. Hij kan het alleen wel af. Zo hulpeloos Vs 7f En naar de vele bewijzen van Zijn trouw.
als wij zijn, zo oppermachtig is Hij. Daarom wachten we op Zijn Vs 8a. Hij dacht: Immers zijn zij, zij, Mijn yolk.
dag, op Zijn tijd. Dan treedt Hij op als onze Goel. Vs 8b. Geen kinderen, die (Me) zullen bedriegen.
Helaas zijn er Christenen geweest, die de bebloede figuur in Vs 8c. Hij werd voor hen tot een redder.
deze verzen hebben opgevat als een profetie van Christus, die zijn Vs 9a. In al hun benauwdheden
bloed zou uitstorten aan het kruis. Men lette er niet op, dat het Vs 9b. Was het Hem benauwd
gewaad van die figuur niet rood was van zijn eigen bloed, maar van Vs 9c. En verloste hen de Engel Zijns aangezichts.
het bloed der verslagen vijanden. Calvijn tekende bij Jes. 63 o.a. Vs 9d. In Zijn milde liefde
aan: de waarheid is, dat Jesaja niet de Messias op het oog heeft, Vs 9e. Trad Hij, Hij, voor hen als goel op.
maar de God van zijn vaderen. Vs 9f Hij beurde ze op en droeg hen
Vs 9g. Alle dagen van vroeger.
VII. JESAJA GAAT DE BALLINGEN VOOR IN EEN GEBED
OM VERLOSSING, JES. 63 : 7-64 : 12.
Jesaja geeft een overzicht van de goede oude tijd, toen Israel
In het voorafgaande had de profeet niet alleen zelf reeds om in Egypte en op Horeb vertoefde; van Israels begintijd als ver-
Sions verlossing gebeden, maar ook anderen daartoe opgewekt, bondsvolk. Minder aangename dingen, die eigenlijk reeds toen
Jes. 62. Hier gaat hij zover, dat hij aan de ballingen voorhoudt, op waren voorgekomen (bv. meedoen met Egyptische afgoderij, I b ,
welke wijze zij tot God moeten bidden. Het gebed, dat hij hun in de 508) ziet de profeet maar over het hoofd. Voor het woord „bedrie-
mond legt, bestaat uit de volgende gedeelten. gen" staat letterlijk „liegen", zoals dat soms van vruchtbomen ge-
1. Jesaja gaat de ballingen er in voor Jahweh allereerst te prijzen zegd werd, Hos. 9 : 2. Hab. 3 : 17, 16 ). Over de Engel van Jahweh,
voor de trouw in vroeger eeuw aan hun voorouders betoond, Jes. ook wel Engel Zijns aangezichts genoemd, spraken we in I a § 8, 6.
,

63 : 7-9. Hij was dezelfde als de later gekomen Christus. Op Horeb beloof-
We kunnen uit de Heilige Schrift leren onze gebeden ook in de God, dat deze Engel met Israel mee zou gaan, maar het zou zich

268 269

sr 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

wel voor Hem inacht moeten nemen, Ex. 23 : 21, I a , 335, 336. Het is Vs 12d. Waardoor Hij Zich een onvergankelijke naam verwierf?
later wel gebleken, dat er inderdaad niet met Hem viel te spotten, Vs 13a. Die hen even (makkelijk) door de afgronden 17 ) gaan deed
Richt. 2 : 1-5, I e 396. Hoe eenvoudig beschrij ft Jesaja, dat Jahweh
, Vs 13b. Als een paard door de woestijn
in goed vertrouwen jegens Israel begon (Hij dacht, letterlijk: Hij Vs 13c. Zonder dat het struikelt?
sprak), vs 8a. Vs 14a. Zoals vee in een vallei afdaalt
Vs 14b. Gaf de Geest van Jahweh hun rust.
2. Jesaja herinnert de ballingen aan de ongehoorzaamheid van hun Vs 14c. Zo hebt Gij Uw yolk geleid,
voorouders en aan hun berouw, Jes. 63: 10-14. Vs 14d. Waardoor Gij U een luisterrijke naam gemaakt hebt.
Helaas is Gods goede raad door de Israelieten in de wind ge- Omdat de profeet spreekt van leiden door afgronden, mrvd,
slagen. Er is na Horeb een tijd gevolgd van „progressie in het en van rust geven, denken wij aan een leiden van Israel niet slechts
kwaad en progressie in de straf", Num. 11-14, I C , 123-156. De pro- door de Schelfzee, maar ook door de Jordaan, immers naar het
feet zal straks laten horen wat hun vaderen toen gedaan hadden. land van de menoecha (z.reg. onder „rust"). Er is stellig onder de
Vs 10a. Maar zij, zij hebben opstand gepleegd en hebben heidenen over beide doortochten gesproken, Richt. 2 : 10, 9 : 1, 9, 1
Vs 10b. De Heilige Geest bedroefd. Sam. 4 : 8. Israel riep heel de wereld op om voor de naam van Jah-
Vs 10c. Dus veranderde Hij voor hen in een vijand. weh ontzag te hebben, ook door wat er in de Jordaan gebeurd was,
Vs 10d. Zelf heeft Hij tegen hen gestreden. Ps. 114: 5, 7. Over een grote „naam" gesproken! Naam is vaak:
Gelukkig werden de bestraffingen door berouw gevolgd. Je- kracht (z. reg. onder „naam").
saja brengt die droeve maar gezegende periode in herinnering.
Vs 11a. Toen dacht Zijn yolk terug aan vroeger, 3. Jesaja wekt de ballingen er toe op aan Jahweh te vragen zulke
Vs 11 b. Aan de dagen van Mozes. grote daden als die van vroeger thans ook voor hen te doen, Jes.
Vs 11c. Waar was Hij nu, die hen uit zee ophaalde? 63 : 15-64 : 5c.
Vs 11d. Waardoor zij gelijk lot deelden met de herder van Zijn kudde. Wat een verschil tussen vroeger en nu.
We zagen al eerder, dat Jesaja het woord „zee" gebruikte, Vroeger werd Israel geleid en beschermd door een machtige
waar wij van „rivier" zouden spreken, 18 : 2, § 22, VI. Zoals Mozes Vader en werden zij door Mozes verplicht die Vader en Zijn naam
uit de Nijl werd gered, zo leidde God later Zijn hele yolk door de ook in hun Leven te eren, Deut. 14 : 1. „Kinderen zijt gij van Jah-
Schelfzee. weh, uw God." Dus daarom geen heidense rouwgebruiken, enz. l c ,
Vs 1 le. Waar was Hij, die in het binnenste van hem 560. Maar zie nu toch eens aan. Het lijkt wel alsof zij gêèn kinderen
Vs 1 lf Zijn Heilige Geest een plaats gaf? van Jahweh zijn. En de ballingen moeten toegeven, dat zij het er
Met die „hem" heeft Jesaja de vlak tevoren bedoelde Mozes, naar gemaakt hebben. Maar als Jahweh nog eens weer zou willen
de herder van Gods kudde, bedoeld. In hem heeft Jahweh Zijn opstaan, dan zou er eens wat gebeuren.
Geest in zo rijke mate doen wonen, dat Hij daarvan een deel nam Vs 15a. Blik neer uit de hemelen, zie
om er ook de zeventig oudsten mee te begaven, Num. 11 : 17. Jesaja Vs 15b. Vanuit Uw heilige, luisterrijke woning.
gaat nog even met de rouwklacht van het yolk voort. Vs 15c. Waar blijven Uw jaloersheid en Uw machtsbetoon?
Vs 12a. Die aan Mozes' rechterzijde Vs 15d. Uw innerlijke bewogenheid
Vs 12b. Zijn luisterrijke arm 'deed gaan? Vs 15e En Uw barmhartigheid hebben zich jegens mij teruggetrok-
Vs 12c. Die het water voor hun ogen kliefde, ken.

270 271

§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja A 29

Vs 16a. U, U bent toch onze Vader! Vs 5b. Gerechtigheid doet;


,Vs 16b. Want Abraham weet niet van ons Vs 5c. Hun, die op Uw wegen aan U denken.
Vs 16c En Israel kent ons niet.
Vs 16d. U, U Jahweh bent onze Vader. 4. Jesaja gaat de ballingen voor in het belijden van schuld en in het
Vs 16e Onze verlosser is van oudsher Uw naam. vragen om ontferming, Jes. 64: 5d-12.
Er bestaan van vs 16b en c twee opvattingen. De .eerste leest Dat zijn dus twee dingen.
hier, dat Abraham en Jacob niets van hun tegenwoordige nakroost Het gebed, dat Jesaj a de ballingen tevoren in de mond legde,
willen weten, Deut. 33 : 9, Mal. 4 : 6, Luc. 1 : 17, de tweede, dat het had ook al wel even over hun tegenwoordige toestand en dus over
met Abraham en Jacob gesteld is als met alle doden. Zij zijn met hen zelf gehandeld, 63 : 15, maar had zich toch het meest bezig ge-
het lot hunner kinderen onbekend, Job. 14 : 21, Ps. 6: 6, 115: 17, houden met de vaderen en met God.
Pred. 9 : 5, 10, 18 ). Nu zullen de bidders het echter over zichzelf hebben. Ze zul-
Vs 17a. Waarom, Jahweh, liet U ons van Uw wegen afdwalen? len erkennen, dat zij tegen zulk een God - let op het nadrukkelijke
Vs. 17b. Liet U ons hart zich verharden, zodat het U niet vreesde? „U" - gezondigd hebben. Dat eerst, vs 5d-7.
Vs 17c. Keer weer terwille van Uw knechten, Vs 5d. Zie nu echter 's aan. Hoewel U, U, zich vertoornde, hebben we
Vs 17d. De stammen van Uw erfland. nog gezondigd.
Vs 18a. Maar kort heeft Uw heilig yolk het in bezit gehad. Vs 5e. We verkeren daarin al lang. En kunnen we nu toch nog verlost
Vs 18b. Onze tegenstanders hebben Uw heiligdom vertreden. worden?
Vs 19a. We werden als zulken, over wie Gij niet van oudsher hebt Vs 6a. We zijn alien aan een onreine gelijk geworden
geheerst, Vs 6b. En al onze zogenaamde gerechtigheden aan een bloedbevlekt
Vs 19b. Over wie Uw naam niet is uitgeroepen. kleed.
64: la. Als u maar 's de hemel scheurde en nederdaalde! Vs 6c. We zien er allemaal uit als verwelkt loof
Vs lb. Dan zouden de bergen voor Uw aangezicht schudden. Vs 6d. En onze overtredingen jagen ons op als de wind.
Vs 2a. (Dan zou het gaan) als wanneer vuur een hoop hout in brand Vs 7a. Er is niemand, die Uw naam aanroept.
steekt, Vs 7b. Die durft op te staan om zich aan U vast te klampen.
Vs 2b. Als wanneer vuur het water doet overkoken. Vs 7c. Want U hebt Uw aangezicht aan ons onttrokken
Vs 2c. Dan zouden Uw tegenstanders kennismaken met Uw naam. Vs 7d. En doet ons sidderen onder de heerschappij van onze overtre-
Vs 2d. Voor uw aangezicht zouden de volken beven. dingen.
Vs 3a. Als U geduchte, door niemand verwachte daden zoudt doen, We weten uit o.a. Leviticus wat voor Israel het woord „on-
Vs 3b. Als U neerdaalde, zouden de bergen voor Uw aangezicht rein" inhield. Dit woord behoorde iemand uit te roepen, die ge-
schudden. troffen was door melaatsheid, beeld van de dood, Lev. 13 : 45. Zie
Vs 4a. Sinds Zang hebben de mensen het niet gehoord, ook Lev. 15, I b , 371, 378. Of deze schuldbelijdenis ook ernstig was!
Vs 4b. Hebben ze het niet vernomen, Doch thans volgt het tweede, het gebed om ontferming.
Vs 4c. Heeft geen oog het gezien, Vs 8a. Maar nu, Jahweh, U, U, bent onze Vader.
Vs 4d. Dat U alleen God bent, Vs 8b. Wat ons aangaat, wij zijn slechts klei, maar U, U, onze For-
Vs 4e. Die handelt voor wie het van U verwacht. meerder.
Vs 5a. Gij komt hem tegemoet, die met vreugde Dit kan zien op de schepping van alle mensen. Maar ook op

272 273
sr 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja sr 29

Gods verbondssluiting met de Israelieten te Horeb. Blijkbaar is de zijde van sommige heidenen wedervaren is. Dus van niet-
het laatste bedoeld gezien het vervolg. Israelieten. Wat een verschil!
Vs 8c. Allen zijn we het maaksel van Uw hand. Vs la. Ik werd bekenea) aan hen, die niet naar Me vraagden.
Vs 9a. Wees niet at te vertoornd, Jahweh, Vs lb. Ik werd gevonden 20b) door wie Me niet zochten.
Vs 9b. En gedenk niet eindeloos onze schuld. Vs lc. Ik zei: „Hier ben 'k. Hier ben 'k."
Vs 9c. Zie, let er toch op, dat we alien Uw yolk zijn. Vs 1 d. Tot een yolk, dat M'n naam aanriep.
Vs 10a. Uw heilige steden zijn tot een woestijn geworden, Dat dit vers het oog op heidenen heeft, is om de volgende re-
Vs 10b. (Zelfs) Sion is een woestijn geworden. denen aan te nemen. Ten eerste, omdat hier blijkbaar gereageerd
Vs 10c. Jeruzalem een wildernis wordt op vs 19 van hfdst. 63 („We werden als zulken, over wie Gij
Vs 1 la. Ons heilig luisterrijk huis, niet van oudsher hebt geheerst. Over wie Uw naam niet is uitgeroe-
Vs 11b. Waarin onze vaderen U prezen, pen.") Nu, zegt God, die heidenen hebben zich soms beter gedra-
Vs 11c. Is een prooi van het vuur geworden gen dan Mijn eigen yolk. Er zijn inderdaad by. in de dagen van
Vs 11d. En at onze begeerlijkheden tot een puinhoop. Esther en Mordechai vele heidenen Jood geworden, geImponeerd
Vs 12a. Zult U zich hierover nog (langer) bedwingen? door Gods bescherming van Zijn yolk, Esth. 8 : 17, en in de Helle-
Vs 12b. Zult U zwijgen tot wie zo vernederd zijn, dat het niet dieper nistische tijd begon het uit het N.T. zo bekende verschijnsel van de
kan? proselieten zich voor te doen. De apostel Paulus heeft later bij zul-
ke mensen, ja soms zelfs bij nog klinkklare heidenen, heel wat ge-
VIII. JESAJA VOORZEGT HET ANTWOORD VAN JAHWEH williger gehoor voor het Evangelie gevonden dan bij de meeste
OP HET GEBED DER BALLINGEN, JES. 65. Israelieten. Daarover klaagt hij dan ook in Rom. 10 : 16-21 en de
De laatste twee voorafgaande hoofdstukken hebben ons doen onderwijzing van Paulus daar is de tweede reden, waarom we me-
zien, dat Gods Geest de profeet Jesaja zó bekend gemaakt heeft nen, dat Jes. 65 : 1 op heidenen doelt. De apostel herinnert immers
met de toekomstige omstandigheden der ballingen, dat hij voor eerst in vs 19 aan Gods dreigement in Deut. 32 : 21 („Ik zal u ja-
hen een gebed heeft kunnen achterlaten om dat te bidden. loers maken op wat geen yolk is"), schrijft dan in vs 20, dat God
Het ligt voor de hand om aan te nemen, dat Jes. 65 dan wel blijkens Jes. 65 : 1 gezegd heeft: „Ik werd gevonden door die Me
Gods antwoord op dat gebed zal bevatten. 19 ) Het zal aan Jesaja niet zochten. Ik werd bekend aan die niet naar Me vroegen" en
geopenbaard zijn om het te kunnen nalaten tot vermaning en ver- sluit de pericoop in vs 21 met de woorden: „Maar betreffende Is-
troosting van Gods yolk. rael zegt hij ( = Jesaj a): aldoor heb Ik ( = Jahweh) M'n handen
Jes. 65 bestaat uit de volgende vier gedeelten. uitgestrekt naar een ongehoorzaam en tegensprekend yolk". Wat
in Jes. 65 : 2 woordelijk staat laten we ten overvloede ook even vol-
1. Jesaja deelt mede, datJahweh aan hen, die Zijn verbond en woor- gen.
den wel hebben gekend, maar hebben verworpen, loon naar werk Vs 2a. Ik strekte M'n handen aldoor uit
zal uitkeren, Jes. 65 : 1-7. Vs 2b. Naar een rebellerend yolk,
Vs 2c. Dat de goede weg niet bewandelde;
Dit eerste deel van het Goddelijk antwoord bevat een aan- Vs 2d. Dat z'n eigen hoofd volgde.
klacht. Jahweh heeft Zich door Zijn yolk gegriefd gevoeld. Het is al Wie eerst de verzen 65 : 1 en 2 leest zoals ze bij Jesaja voorko-
te horen aan het eerste vers. Daarin deelt Hij mede, wat Hem van men en daarna ziet hoe Paulus ze aanhaalde in Rom. 10 : 20 en 21,

274 275
§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

zal wel ontdekken, dat de apostel ze niet letterlijk aanhaalde — ci- latiegordel om de tabernakel heen,tussen de tabernakel en het yolk
teerde hij misschien uit het hoofd? — de volgorde weleens iets wij- in, tot beveiliging van het yolk tegen het losbarsten van Gods
zigde en sommige versdelen achterwege liet, maar men zal toege- gramschap, Ia, 355, I C , 26. Gods toorn ontbrandde tegen Uzza,
ven, dat Paulus het eerst over heidenen had, in vs 20, en daarna omdat hij de ark vastgreep, 2 Sam. 6 : 6. Als men een stuk vee, dat
over Israel, in vs 21. Nemen wij zijn onderwijs aan 21 ). aan Jahweh toekwam, voor een ander verruilde, zouden ze beide
Over dat Israel spreekt God verder in Jes. 65 : 3. Hij klaagt „heilig" zijn, Lev. 26 : 10. Hoe aanmatigend gedroegen zich de be-
erover, dat Hij er door wordt gekrenkt. In het Hebr. hetzelf- drijvers van genoemde Kanadnitische zonden door zich te verbeel-
de woord als we ontmoetten in de geschiedenis van koning Achab, den, dat zij er „heilig" door werden, zodat men hen vooral niet
Ig, 576-578, en daar zagen we weer, dat dit krenken Jahweh ook in moest aanraken. God zei van deze lieden, dat zij een rook in Zijn
menige vroegere eeuw al was aangedaan. Vandaar dat Jahweh neus waren en een vuur, dat de hele dag brandde. Deze woorden
straks in vs 7 zeggen kan, dat de maat nu vol is. In principe hadden worden door de een zo verklaard, dat rook en vuur worden opgevat
de voorouders dezelfde zonden bedreven als het Israel van nu. als symbolen van Gods toorn, vgl. Jes. 30 : 27, Deut. 32 : 22, 2 Sam.
Het krenken van Jahweh uit vs 3 heeft bestaan in het brengen, 22 : 9, Jer. 17 : 4, terwijl de ander denkt aan het branden van een
regelmatig en brutaal („voor Mijn aangezicht") van „slachtoffers houtvuur in een tent, waaruit de rook niet weg kan. Gelukkig wor-
in de hoven" (zie hierover bij Jes. 1 : 29, § 19, onder V) en van den deze vuren alleen maar 's winters de hele dag aangehouden,
„reukoffers op de tegels". Met het laatste moet een kwaad bedoeld wat dan echter wel een gestadige kwelling voor de bewoners van de
zijn, dat vanuit Mesopotamie Palestina was binnengekomen en tent is").
bestond in de verering van astrale godheden (maan, zon, sterren) In vs 6 merkt God op, dat Hij die zonden heeft genoteerd, vgl.
op de daken der huizen door het brengen van reukoffers op tichel- Deut. 32 : 34, Mal. 3 : 16, en het loon ervoor zal deponeren in „hun
stenen of in vaatwerk van pottenbakkersklei 22 ). schoot", dwz. in de plooi van het kleed boven de gordel, waar het
Vs 4 vermeldt voorts het kwaad van het raadplegen der do- geld werd bewaard.
den. Zogenaamd dan, want de doden weten niets, Pred. 9 : 5. Over
2. Jesaja deelt echter ook mede, dat Jahweh groot verschil zal ma-
dit echt Kanadnitische kwaad spraken we bij Jes. 29 : 4, § 24, II, 1,
ken tussen rechtvaardigen en goddelozen, Jes. 65 : 8-16.
bij Jes. 8 : 19-22, § 21, II, 4, bij 2 Kon. 21 : 6, Ig, 767 en bij 2 Sam.
28 : 7-25, I f , 247-254. Koning Saul bracht zijn bezoek aan het grie- De inleiding van ons hoofdstuk, vs 1-7, was dus heel ernstig.
zelige hol te Endor ook in de nacht. Vs 4 spreekt hier ook van „ver- Het begin ervan klonk schamper. Terwijl heidenen soms meevie-
nachten op geheime plaatsen". Het eten van onreine spijze als o.a. len, viel Israel vaak tegen vs 1, 2. Daarop volgde een opsomming
varkensvlees sluit de rij, zie Lev. 11 :7, I b , 335. van echt nare Kanaanitische gruwelijkheden in Israel, vs 3-6. En
Uit vs 5 vernemen we, dat de bedrijvers van al deze zonden de inleiding eindigde bepaald dreigend. Ik zal met ze afrekenen!
zich in het geheel niet schaamden, maar zich er veeleer op lieten Dat „allereerst" vs 7.
voorstaan en by: tot iemand, die wat dichtbij hen kwam, de waar- Na zo'n inleiding zou men voor alle dingen een geducht stuk
schuwing toeriepen om halt te houden en niet verder te komen, over die afrekening verwacht hebben. Toch is dat niet het eerste
want dan zou men weleens contact met hen kunnen maken en wat op de inleiding van vs 8 volgt. Nee, het vervolg op de inleiding
daardoor ook „heilig" worden, net als zij. Hier ontmoeten we een bestaat uit twee delen, waarvan het eerste handelt over de toe-
beschouwing van „heiligen", die lijkt op die, welke we in de Thora komst der rechtvaardigen, vs 8-10, en het tweede over de toekomst
tegenkwamen, Ex. 19 : 37, I a , 407. De stam van Levi lag als een iso- der goddelozen, vs 11-16.

276 277
§ 29
Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

Het eerste deel, vs 8-10. zo, dat gij alien u zult moeten buigen om te worden onthoofd. Dat
Deze verzen kunnen wij niet lezen zonder te denken aan de zal uw loon daarvoor zijn, dat ge niet geantwoord hebt, toen ik riep
bede van Abraham: Zult Gij dan de rechtvaardige met de goddelo- (door de profeten, tot bekering) en niet geluisterd hebt, toen Ik
ze verdelgen? Gen. 18 : 23. Zo is de methode van Gods handelen sprak, maar gedaan hebt wat kwaad was in Mijn ogen en juist dat-
niet. Jahweh gaat net zo te werk met Israel als U met een druiven- gene verkozen hebt, waarvan ge best wist, dat Ik het afschuwelijk
tros, waaraan nogal wat blijkt te mankeren. U ziet rotte druiven en gruwelijk vond, vs 12. Daarom moet ge goed op het verschil
zitten, maar ook nog goede. En om die laatste denkt U er niet aan letten, dat Ik maak, zegt „Jahweh Adonai", dwz. Jahweh, die de
de hele druiventros weg te gooien. Zo, zegt Jahweh, zal Ik nu met enige Heer en Gebieder is. Zij, die Mij dienen, zullen eten en drin-
Israel doen wegens degenen, die Mij in Israel dienen. Om hunnent- ken en verblijd zijn, maar gij zult honger en dorst lij den en be-
wil denk Ik er niet aan heel Israel te verdelgen. Er zit nog een „ze- schaamd uitkomen, vs 13. Zij, die Mij dienen, zullen jubelen van
gen" (beraka) in. 24 ). hartevreugd, maar gij zult schreien van harteleed, vs 14. Jahweh,
In vs 9 volgt een schone heilsbelofte voor de rechtvaardigen. de Heer en Gebieder over alles, zal u ter dood laten brengen. Dan
Die zullen voortkomen uit Jacob en uit Juda. Dus uit het yolk van zal u alleen maar uw naam overblijven om door Mijn uitverkore-
beide grote wegvoeringen; die van de 10- en die van de 2-stammen. nen te worden gebruikt om iemand onder ede te verwensen (Jah-
Zij zullen de erfgenamen zijn van „Mijn bergen". Hiermee zal Jah- weh doe met u als met die en die). Maar aan degenen, die Hem
weh wel het hele land bedoeld hebben. Want in vs 10 wijst Hij aan, dienen, zal Hij „een andere naam" geven, dwz. tot eer en aanzien
dat het zich zal uitstrekken van het westen (de vlakte van Saron, bij verheffen, zodat men aw naam zal gebruiken, als men elkaar ze-
de Middellandse Zee) tot het oosten (het dal Achor, even boven de gent, het goede toewenst (Jahweh zegene u als die en die), vgl. Gen.
Dode Zee, Joz. 7 : 24). Daar zullen zij, die Jahweh dienen en die Hij 12 : 2, 18 : 18, 22: 18. Daardoor zal het in het ganse land bekend
daarom bemint en Zijn uitverkorenen noemt, z'n beminden, in worden, dat men alleen dient te wensen en te zweren bij Jahweh, de
vrede het land der vaderen bewonen. In vrede. Want schapen hoe- enige ware God, de God van het Amen, dwz. de God, die trouw is
den en runderen weiden, daar is vrede en rust voor nodig. Die zal aan Zijn gegeven Woord. De narigheden van vroeger zullen dan
Jahweh verschaffen aan hen, die Hem zoeken, vs 10. vergeten zijn, voor Mijn ogen toegedekt, vs 16.
Het tweede deel, vs 11-16.
Nu pas krij gen de goddelozen (in Israel!) hun beurt. We wor- 3. Jesaja belooft aan de rechtvaardigen in Israel een heerlijke toe-
den meteen ingelicht over een nog weer ander kwaad, dat deze komst, Jes. 65: 17-25.
mensen ook bedreven, nl. afgodische verering van Gad en Meni. Ongemerkt is Jahweh onder het waarschuwen van de godde-
Deze lieden keerden dus de rug toe aan Jahweh en aan Zijn tempel lozen teruggekomen op de rechtvaardigen en over hen spreekt Hij
op Zijn heilige berg (Sion; we zullen hieruit kunnen opmaken, dat nog even door. Hij heeft aan Jesaja al iets laten zien van de heer-
in deze profetie door Jesaja de tempel alreeds als herbouwd gezien lijkheid die ten jongsten dage op aarde zal nederdalen, 2 Petr.
is). Als ze het leven wat licht opvatten, brachten ze spijsoffers aan 3: 13, Openb. 21. De profeet heeft van dat vergezicht wel een
Gad, de god van de Fortuin, het toeval, en als ze wat zwaar op de schets doorgegeven, waarbij hij zich bediend heeft van lijnen en
hand waren, brachten ze drankoffers aan Meni, de god van het Fa- kleuren, die hij aan het toenmalige leven ontleende. Zoals hij in
tum, het noodlot, waardoor alles toch eenmaal beschikt was zoals hfdst. 2 via de prediking van het Evangelie vanuit Jeruzalem aan
het beschikt was, vs 11. Wat, zei Jahweh, beschikken? Beschikken? alle volken tot een zelfde vergezicht kwam, zo komt hij daartoe
Dat is Mijn werk. By. beschik Ik voor u het zwaard. Ik beschik het hier via de beloofde terugkeer der ballingen naar Palestina. Laat

278 279

§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

men daar goed aan denken en by. niet alles letterlijk nemen. Jesaja Vs 25 vindt men goeddeels eender in hfdst. 11: 6 (de wolf zal
bedient zich vaak van beeldspraak. Pas wanneer onze Zaligmaker met het lam verkeren). In § 21, II, C, a. hebben we gezien, dat dit
weer verschijnt, zullen de gouden knopen geheel ontward zijn, die vers niet op een tijd van vrede tussen dieren, maar tussen mensen
Jesaja's profetieen betreffende de terugkeer der ballingen, de ver- doelt. Jeruzalem zou worden herbouwd en dagen des vredes bele-
breiding van het Evangelie en de schepping van een nieuwe hemel ven.
en een nieuwe aarde tezamen vormen.
IX. JESAJA VOORZEGT DAT ER ONDER DE WEERGE-
Wanneer de ballingen straks in het land der vaderen zijn te-
KEERDEN IN HET HERBOUWDE JERUZALEM ZO'N
ruggekeerd, zo spreekt God, zullen zij daarin het bewijs mogen
GROOT VERSCHIL IN HET DIENEN VAN JAHWEH ZAL
zien, dat de vroegere zonden, waarvoor hun ballingschap de straf
BESTAAN, DAT OVER SOMMIGEN GEEN ZEGEN,
was, vergeven en vergeten zijn, vs 17. Er zal een tijd aanbreken,
MAAR DE VLOEK VAN JAHWEH ZAL KOMEN, JES. 66.
waarin de teruggekeerden zich hartelijk zullen verblij den over wat
Jahweh heeft gedaan, heeft „geschapen". Dan zal Jeruzalem her- We hebben meer dan eens opgemerkt, dat Jesaja een blik in
de toekomst mocht slaan, maar dat de profeet dan niet altijd ver-
bouwd worden en Gods yolk in ere hersteld, vs 18. Jahweh zelf zal
Zich dan over Jeruzalem en over Zijn yolk verblij den. Dan zal er blij dende, maar ook wel bedroevende dingen zag. Zo mocht Jesaj a
geen krijgsgeschreeuw meer buiten en binnen Jeruzalem worden by. aan koning Hizkia de toezegging doen, dat de koning van As-
gehoord, zoals de oudsten onder de wedergekeerden zich dat nog sur geen voet binnen Jeruzalem zou zetten, 37 : 33, maar moest hij
wel konden herinneren, Ezra 3 : 12. dezelfde koning Hizkia later aanzeggen, dat er „zonen" van hem
mettertijd als hovelingen in het paleis van de koning van Babel
Zij zullen dan echter geen beleg en verovering van Jeruzalem
meer behoeven mee te maken en zij zullen geen wegvoering onder zouden moeten dienen, 39 : 7.
luid geween meer beleven, vs 19. Jesaj a kreeg wel de opdracht Gods yolk te troosten, 40: 1,
Met dichterlijke overdrijving wordt die gelukkige tijd door Je- maar het gedrag van dat yolk zelf zou er de oorzaak van zijn, dat de
saja geschilderd. In de levensduur van de mensen zal iets terugke- profeet niet enkel heil, maar ook onheil moest voorzeggen.
ren uit de patriarchale en vOOr-patriarchale tijd. Van kindersterfte In dit hoofdstuk komen ze beide voor. Profetieen, die vreug-
zal geen sprake meer zijn. Als iemand in de leeftijd van honderd de, maar ook zulke, die droefheid verschaften. We zullen hier im-
jaar sterft, hetzij door ziekte of wegens een overtreding, zal men mers lezen, dat er zelfs na Israels terugkeer uit ballingschap nog
dat nog vroeg vinden, vs 20. Men zal in die tijd de levensduur der maar al te veel kaf onder het koren zou zijn. Jes. 66 is een hoofd-
mensen tellen zoals men de ouderdom van bomen schat. By. die stuk over zegen en vloek.
eik zal een eeuw of vier oud zijn. En op die lange levensduur zal 1. Jesaja heeft moeten voorzeggen, dat er onder de teruggekeerde
dan niet meer de verbondsvloek drukken van Lev. 26 en Deut. 28. ballingen een godsdienstigheid zou worden bedreven, waarvan
Men zal geen huis meer bouwen om later mee te maken dat een Jahweh een alkeer zou hebben, Jes. 66: 1-4.
ander er in gaat wonen. Men zal geen wijngaard planten en straks In dit opzicht sluit het laatste hoofdstuk van het boek Jesaja
zien dat de vijand de vruchten ervan geniet, vs 21, 22. Men zal z'n zich dicht bij het voorafgaande aan, dat het niet alleen spreekt over
kinderen niet krijgen voor de dood, vs 23. En mocht zich de een of getrouwen, maar ook over ontrouwen onder de uit ballingschap
andere nood voordoen en zal men tot Jahweh om hulp roepen, dan weergekeerden. Zelfs wordt met de laatsten begonnen. Jahweh
zal Hij antwoorden, dwz. uitkomst schenken en voor verlossing kon hun onreine godsdienstigheid niet uitstaan. Jesaja heeft Hem
zorgen, êár zij roepen, vs 24. daarover drie dingen horen zeggen.

280 281

29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja 29

Ten 1° , dat Hij haar niet nodig had, ook al was ze niet onrein geweest, te behandelen en allerlei over hen te brengen, waar ze bang voor
vs 1, 2a. zijn, vs 4.
Reeds aan koning Salomo had Jahweh dit onder het oog ge-
bracht. Deze heeft voor Jahweh wel een tempel mogen bouwen, 2. Jesaja heeft mogen beloven, dat de nederigen van hart zich toch
maar Jahweh had zulk een huis eigenlijk niet nodig. Eerlijk heeft over Jeruzalem zouden verblijden, Jes. 66:5-17.
Salomo dit in zijn inwijdingsgebed beleden, 1 Kon. 8 : 27. En hier Nu volgt er troost voor hen, die zich eerbiedig jegens Gods
wordt dat door Jahweh zelf herhaald Hij had immers zelfalle din- Woord gedragen. De profeet, en bij monde van Jesaja zegt Jahweh
gen geschapen, had in de hemel Zijn troon gevestigd en openbaar- zelf hun toe, dat zij thans wel vanwege hun trouwe vroomheid door
de Zich ook wel op de aarde, maar deze was slechts voor Hem ge- hun eigen broeders worden gehaat en verstoten, terwijl men hun
lijk aan dat wat bij aardse koningen als steun voor Hun voeten spottend toevoegt: „Laat Jahweh nu Zijn majesteit eens tonen,
diende, hun voetbank, vgl. Joz. 10 : 24, I d , 161 (over de voetbank dan kunnen we u eens vrolijk zien". Maar wat zullen deze spotters
van Tutankamon). Had Jahweh behoefte aan een huis om er in te bedrogen uitkomen, vs 5. Inderdaad zal Jahweh ingrijpen. Hoor,
wonen en om er in uit te rusten? hoe Hij Zijn stem al uit stad en tempel laat klinken. Die tegenstan-
ders van Hem en Zijn getrouwen krij gen hun verdiende loon, vs 6.
Ten 2°, dat Hij slechts met nederige mensen te maken wilde hebben,
vs 2b. Maar de getrouwen zullen het beleven, dat hun aantal a.h.w. in een
ommezien sterk zal vermeerderd worden te Jeruzalem. Dat zal
In deze woorden, hoe schoon ook op zich zelf, horen we reeds
gaan zoals het gaat bij een zeer voorspoedige bevalling. Opeens is
het rommelen van het onweer, dat straks boven de hoofden van de
de ontsluiting daar en wordt er een kindje, nog wel een zoon, gebo-
onoprechten zal losbreken. „Maar Ik sla op deze Mijn oog: op de
nederige P, 55), op de verslagene van geest (dwz. treurend ren, vs 7. Zo vlot als dit jongetje geboren wordt, zo snel zal het
aantal van Jeruzalems vromen toenemen, vs 8. Daar zal Jahweh
over hetgeen Jahweh wordt aangedaan) en op degene, die voor
voor zorgen. Of dacht u soms, dat Hij Zijn werk halverwege laat
Mijn Woord beeft (dwz. Mijn geboden eerbiedigt).
varen? vs 9. Laten alien, die het goede voor Jeruzalem zoeken, zich
Ten 3°, dat Hij niets moest hebben van de eigenwillige godsdienstig- maar vast verblij den, vs 10. Thans moet ge of en toe nog treuren
heid van sommige Israelieten, vs 3, 4. over de toestanden, die daar heersen. Maar mettertijd zult ge u
Van offerhandelingen, waaraan een ootmoedig hart ontbrak, door hartelijke gemeenschap te oefenen met Jeruzalems trouwe
wilde Jahweh niets weten. Als men Hem op zo'n manier een stier deel verkwikken zoals een baby zich zo echt verkwikken kan door
offerde (wat een groot dier!) beschouwde Hij dat niet als een goed, zich aan moeders borst te goed te doen, vs 11.
maar als een slecht werk. Als men aan Hem zo een schaap offerde, Heus, er wacht Jeruzalem een goede toekomst. Jahweh zelf
beschouwde Hij dat als het wurgen tot Zijn eer van een hond (een verzekert het u. Hij zal een rivier van „sjaloom" (z.reg. onder vre-
onrein dier). Als men Hem op zo'n manier een spijsoffer bracht, de) naar Jeruzalem doen stromen en de volken zullen het verzor-
beschouwde Hij dat alsof men Hem het bloed bracht van een var- gen met een overvloeiende beek van allerlei fijne dingen, waarover
ken (ook een onrein dier). En wie aan Hem op zo'n manier een ze beschikken. In die tijd zal het zijn alsof ge een kind waart, dat op
wierookoffer bracht, beschouwde Hij als iemand, die afgoderij be- de arm tegen de zijkant van het lichaam gedragen en op schoot
dreef. Deze lieden zou Hij met gelijke munt betalen. Hij zei: Zoals vertroeteld wordt, vs 12. Weg is dan uw treurigheid. Als bij een
zij van hun kant eigen wegen hebben gekozen en een welgevallen in grote zoon, een man, die door niemand minder dan z'n eigen moe-
gruwelen gehad, vs 3, zo zal Ik van Mijn kant verkiezen hen kwalijk der wordt getroost. Zo zal Ik, Ik u troost doen vinden te Jeruzalem,

282 283
---"1111r-


§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

vs 13. Als ge dat ziet, zult ge u zeer verblijden en zal uw gestel ervan thans niet om er nog meer van te zeggen, maar Ik kom er straks nog
opknappen gelijk de natuur in de lente. Dan zullen zij, die Jahweh wel even op terug."
trouw dienen, Zijn zegenende hand leren kennen, door die aange- Inderdaad zullen we in vs 24 nog iets over die ontrouwen le-
name ondervinding. Maar de anderen, Zijn vijanden, zal Hij met zen.
Zijn toorn kennis laten maken, vs 14. Plotseling. Want Jahweh zal
over hen komen zo onverwachts als het hemelvuur. Hij zal zo snel Dit over vs 18a.
op hen afkomen als een bereden leger, dat de vijand overvalt als Het onderwerp, waarover vs 18b handelt, is van heel wat aan-
een storm en dat een spoor van vuur achter zich laat, vs 15. Zo zal genamer aard. Het betreft de tijd, waarin een grote schare uit aller-
Jahweh over hen te vuur en te zwaard het oordeel brengen. De do- lei yolk en taal in kennis zou komen met de majesteit van Jahweh.
den zijn haast niet te tellen, vs 16. Deze zou nl. iets opzienbarends laten gebeuren. Zoals we weten
Dat komt er nu van, als men meedoet met dat heidendom. Als hebben ten tij de van koning Cyrus de ballingen vrijheid gekregen
men zich eerst, zogenaamd dan, laat heiligen en reinigen en dan de om naar hun vaderland terug te keren. Maar nu zouden er uit de-
leider, die het middelpunt van de hele ploeg vormt, volgt naar de zen, die uit hun ballingschapsoord waren ontkomen, naar allerlei
lusthoven om daar varkensvlees te eten, allerlei „sjeciets". Hiermee landen trekken, waar men Jahweh nog niet kende; ook nog niet
werd allerlei onrein gedierte bedoeld, dat Israel beslist niet mocht had gehoord van Zijn grote werk om van koning Cyrus gebruik te
consumeren, zie o.a. Lev. 11 : 10, I b , 333. Toch genoot men zelfs maken tot Jeruzalems herbouw. Zij zouden naar die landen gaan
ook van het eten van muizen. Het klinkt ons vandaag haast ongelo- en vertellen van de machtige daden van Jahweh. Als zulke landen
felijk in de oren, maar er zijn verschillende berichten uit het oud- worden genoemd Tarsis (hierbij is te denken aan plaatsen, waar
heid over dit eten van muizen. Bij de Romeinen werden ze in hok- zeelieden een factorij hadden gesticht, op Sardinie en in Spanje,
ken gefokt en gemest. Een bijzondere delicatesse waren hazelmui- 2 : 16, Ig, 514), Poel (waarschijnlijk moet Poet gelezen worden) en
zen, gevuld met varkensgehakt 25 ). Loed (twee streken in Egypte, die bekend waren door de boog-
Al die onreinheid zal verdwijnen, luidt het woord van Jahweh, schutters, die er vandaan kwamen), Tubal (in het oosten van Kl.
vs 17. Azie) en Javan (Griekenland) en verre kustlanden (eilanden en
schiereilanden in de Middellandse Zee en misschien ook wel Enge-
3. Jesaja voorzegt, dat er niet alleen veel ballingen bij allerlei vol- land, vanwaar men al vroeg tin haalde), vs 19.
ken vandaan, maar dat er ook uit die volken zelf velen naar Jeru- Die prediking zou tweeerlei vrucht dragen.
zalem zullen komen, Jes. 66: 18-24. Ten eerste zouden veel broeders van de ballingen, die nog on-
Dit laatste gedeelte van het boek Jesaja begint met een zgn. der die volken als dienstbaren vertoefden, door die volken worden
aposiopese dwz. met een paar woorden, die slechts een stuk van losgelaten. En dat niet alleen, maar zij zouden door die volken zelf
een zin vormen, omdat de rest wordt verzwegen. Vs 18 luidt aldus: naar Jeruzalem worden gebracht, omdat er onder die volken ook
Maar wat Mij aangaat, hun daden en hun gedachten — de tijd komt waren, die door de prediking bewogen waren tot het geloof in Jah-
om allerlei volken en talen te verzamelen; die zullen dan komen en weh als de enige ware God. Dat was dus een tweede vrucht van de
Mijn heerlijkheid zien. prediking. De gelovig geworden heidenen zouden hun vroegere
Door middel van een platte streep is door ons de figuur der dienstbaren, die nu vrijgelaten waren, zelf naar Jeruzalem brengen
aposiopese aangeduid. Wat men op de ledige plaats er bij denken als een „minchah" (huldigingsgeschenk of offer) voor Jahweh. Zij
moet? Dat zal wel zoiets zijn als het volgende: „Het behaagt Me zouden de terugkerende vrijgelatenen met allerlei middelen van

284 285

§ 29 Het slot van Jesaja Het slot van Jesaja § 29

vervoer — paarden en wagens, enz. — voorthelpen op hun reis naar nomdal, waar zo nu en dan opruiming werd gehouden door ver-
Jeruzalem, naar Sion, naar de heilige berg,. waarop de tempel branding. Maar toch zouden die niet verdwijnen, doch een blijven-
stond. Wat een schone minchah! De heidenen, die zich door hun de waarschuwing vormen tegen ontrouw, tegen eigenwilligheid, bij
pas ontvangen geloof in Jahweh zo hulpvaardig betoonden, leken de beoefening van godsdienst. Als die niet plaats heeft naar de eis
nu precies op het heilige vaatwerk, waarin de Israelieten hun offe- van Gods gebod, verdient zij niet anders dan Gods vloek. Als on-
rande naar de tempel, het huis van Jahweh, plachten te brengen. rein heidendom.
Die voormalige heidenen toonden hun geloof uit hun werken, vs Jesaja heeft zich, zeiden we al, wel van beeldspraak bediend.
20. Hij sprak van een worm, die niet stierf, en van vuur, dat niet uitge-
Uit deze bekeerde heidenen zou Jahweh er zelfs nemen en die blust werd. Hij typeerde daardoor het blijvende van zijn waar-
rekenen als behorende tot de stam van Levi, ja Hij zou er uit hen schuwing. Voor de mensen van zijn eigen tijd. En voor die van de
voegen bij de Levitische priesters, vs 21. Daarbij deed Jahweh de toekomende tijd, waarover hij sprak. De goede verstaanders heb-
volgende uitspraak. Voorwaar, evenals Ik bezig ben de hemel en de ben wel begrepen wat Jesaja met zijn beeldspraak bedoelde.
aarde te vernieuwen, zodat deze te Mijnen dienste staan, zo zal ook Toch heeft niemand minder dan onze Zaligmaker zich van Je-
uw zaad en al wat uw naam draagt Mij ten dienste staan (vgl. over saj a's woorden bediend om te waarschuwen voor het eindgericht,
eamad, levitische dienst verrichten, Deut. 10 : 8, I', 523) vs 22. Wat waarbij de verbondsbrekers wel terdege in voile werkelijkheid zul-
zou Jeruzalem dientengevolge voortaan druk bezocht worden. Op len worden gestraft, nl. in de gehenna, de hel. Hij sprak er o.a. over
iedere sabbat- en op iedere nieuwemaandsdag (I b , 651) zal men in Zijn rede, die vermeld staat in Marc. 9. Daarin waarschuwde
overal vandaan zich komen nederbuigen voor Mijn aangezicht, zei onze Heiland wel driemaa1 26 ) achter elkaar voor de hel „waar hun
Jahweh, vs 23. Natuurlijk zou op die manier het front van de ge- worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust", nl. in vs 44, 46
trouwen aanzienlijk worden versterkt. en 48. Die spreekwijze heeft Christus ongetwijfeld aan Jes. 66 : 24
Maar hoe zou het nu met de anderen, de ontrouwen, gaan? ontleend, maar Hij bedoelde er een onuitsprekelijke, onbeschrijf-
Met hen was Jes. 66 begonnen, in vs 1-4. bare werkelijkheid aan het einde der tijden mee.
Over hen had vs 18 liever maar niet meer willen praten. Maar
volledigheidshalve moest op hen nog wel even teruggekomen wor-
den. Welnu, dat gebeurt dan in vs 24. En hoe! Echt Jesajaans. Met NOTEN
1)Koehler lex. s.v. `nh II, Pi. geeft nog vele Schriftbewijzen meer.
gebruikmaking van beeldspraak. Maar het is nu wel met een zeer 2) Delitzsch comm. 1869, pag. 588.
treffende beeldspraak, dat de profeet, en door middel van Zijn 3) Idem pag. 599, op vs 9-11.
profeet Jahweh zelf, de toekomst tekent. 4) The imperfects may be rendered by the present time. Slotki, comm. 292.
5) Passief vertaald.
Wanneer straks die talrijke getrouwe tempelgangers weer 6) Breder hierover Dr. C. v.d. Waal, Het nieuwe testament: Boek van het verbond,
huiswaarts zouden keren en derhalve Jeruzalem zouden verlaten, Oosterbaan en Le Cointre B.V., Goes, 1978.
zouden zij daarbuiten de ontrouwen zien liggen, maar nu als do- 7) Raatsoon syn. jesjoe`ah 49,8. Aldus Delitzsch op vs 2.
8)Het was in het jubeljaar 27 dat de Here de woorden van Jes. 61 heeft aangehaald.
den, als lijken. Ter herinnering aan Gods gericht over de verbonds- Aldus Dr. S. van Mierlo, De oude kalender bij de Hebreeen, 1963, bladz. 50, vgl.
brekers. En ter waarschuwing voor zulke afval van alle levenden. ook 48.
Jahweh zou daarom maken, dat die lijken er wel afzichtelijk uitza- 9) Calvijn op vs 3.
10)Targum en sommige Joodse comm., alsmede Delitzsch en KOnig.
en tengevolge van aantasting door worm en vuur. Het woord °) Dennefeld, Slotki (maar in vs 6 zou God „the speaker" zijn) Van der Flier, Rid-
„vuur" zal verwijzen naar de gemeentelijke afvalplaats in het Hin- derbos, Westermann, Schoors.

286 287
§ 29 Het slot van Jesaja

12)Fitch, maar zonder beroep op Zach. 1 : 12.


13)„En" bij zijn sterke arm, vs 8. Dat „en" is een verklarend „en". Das wau von
oebizrod ist das epexegetische, Delitzsch.
14 ) Volgens Delitzsch, comm. 634. Maar volgens Koehler's lex. hield het verband
met bazar, ontoegankelijk zijn.
18 ) Koehler, Kleine Lichter, 42: ge'oelim van go'eel, bloedwreker. Vgl. ne`oerim, tijd
van de ndar (jongen, jongeling, jonge man); bethoelim tijd van de bethoelah, het
nog ongehuwde meisje; zeqoenim, tijd van de zaaqeen, oudste. Zo is ge'oelim de tijd
om als bloedwreker op te treden.
16)Hoewel daar een ander w.w. voorkomt (k ch sj).
17)In V.T. XXII, 4 (Oct. '72) staat W. G. E. Watsom, in e'en art. Fixed pairs in
Ugaritic and Isaiah, 466, de opvatting voor, met beroep op Dahood, Psalms II, 240,
dat hier tehomoth de betekenis van midbaar „wilderness" zou hebben. Maar wat
blijft er dan over van `alah in vs 11?
18)De eerste opvatting vindt men by. bij Schoors, de tweede bij Delitzsch.
19)Calvijn schrijft echter in zijn comm. aldus. „Dit voor iedere ware Christen bui-
tengewoon belangrijke hoofdstuk behoort misschien niet op het vorige te volgen:
het heeft in ieder geval daarmede niets te maken." Maar de opvatting, dat Jes. 65
wel het antwoord biedt op het gebed uit Jes. 63 en 64, wordt door menigeen wel
voorgestaan: Delitzsch, Dennefeld, KOnig, Ridderbos, Schoors, Slotki.
20a)
) Delitzsch e.a. spreken hier en elders van een nifal tolerativum, maar daartoe is
het recht betwist door Allan A. MacRae in zijn art. Paul's use of Isaiah 65 : 1, opge-
nomen in The Law and the Prophets, Festschrift prof. 0. T. Allis, ed. prof. J. H.
Skilton, 1974. Deze spreekwijze is ook door het NBG. in haar vert. aanvaard, blij-
kens plaatsen als 1 Kron. 28 : 9, 2 Kron. 15 : 4, 15, Jes. 55 : 6, 65 : 1.
206
) Idem.
21)Als bewijs, dat Jes. 65: 1 op heidenen ziet, werd in de K.V. van Rom. aange-
voerd, dat daar ,voor yolk een geheel ander woord wordt gebezigd dan in 65 : 2".
Maar dit bewijs is niet sterk, omdat het in Jes. 65 : 1 voor ,volk" voorkomende goi
(in het mrvd. gojim) wel vaak heidenen aanduidt, maar beslist niet altijd, Jes.
60 : 22, Ps. 106 : 5.
22)Mitteilung zu Jes. 65 : 3b von Diethelm Conrad, Z.A.W. 80 (1968) 2, 232-234.
Verwijzing naar Jer. 19: 13, 32 : 29, Zef. 1 : 5.
23 ) De eerste opvatting vindt men o.a. bij Delitzsch en KOnig (verwijzing naar Ps.
18 : 9), de tweede bij J. Neil, Palestina en de Bijbel, 1920, bladz. 212.
24) •
Bu de Arabieren is „baraka" nog een veel gebruikt woord voor „een goddelijke
zegen", Dr. A. van Selms, Jeruzalem door de eeuwen heen, 1968, bladz. 47, 219,
220.
25)Glires isicio porcino, Delitsch, comm. 677.
26)Het N.T. van Nestle en Aland, 25° druk, laat de verzen 44 en 46 weg, zodat dan
slechts van êênmaal, nl. in vs 48 gesproken zou kunnen worden. Wohlenberg,
comm. Markus, 1910, pag. 261, schreef echter, dat de vss 44 en 46 in de handschrif-
ten „gut beglaubigt" waren. Ja, dat Augustinus zich op het „driemaal" beriep. He-
laas heeft het NBG. de betreffende verzen tussen vierkante haken gezet. Was dat nu
nodig?

288
INHOUD

Bladz.
TER INLEIDING 7

Noten 8

DE PROFEET JESAJA 9

§ 19. De overgang van de Voorgaande naar de Volgende


profeten, Jes. 1 10
I. JAHWEH ROEPT ZIJN VOLK TER VERANT-
WOORDING TEN OVERSTAAN VAN HEMEL
EN AARDE ALS VERBONDSGETUIGEN, JES.
1 : 2, 3 11
II. HET SCHEELT NIET VEEL, OF SION IS GEHEEL
TEN ONDER GEGAAN, JES. 1 : 4-9 13
III. LAAT SION DEZE LES VAN MIJ AANNEMEN:
VROME WOORDEN EN GODDELOZE DADEN
BATEN NIETS, JES. 1 : 10-17 15
IV. DE WEG DES BEHOUDS IS EENVOUDIG:
GODS VERBOND HOUDEN, JES. 1 : 18-20 16
V. ALS SION ZICH WEER GAAT GEDRAGEN
NAAR HET DOOR JAHWEH VOORGESCHRE-
VEN RECHT, ZAL HET NOG VERLOST WOR-
DEN, JES. 1 :21-31 17
Noten 21

§ 20. Achter de wolken schijnt de zon, Jes. 2-5 22


I. EENS ZAL DE ZON VAN GODS GENADE TOCH
WEER BOVEN JERUZALEM DOORBREKEN,
JES. 2 : 1-5 22
II. MAAR VOOR DE VERVULLING VAN DIE BLIJ-
DE TOEKOMST ZULLEN ER ZWARE WOLKEN
VAN STRAF OVER JERUZALEM GAAN, JES.
2:6-5:30 25

291
Inhoud Inhoud

1. Jahweh zal die hoogmoedige goud- en zilververeer-


7. En Jesaja heeft Juda, het ts,vestammenrijk, even-
ders laten sidderen van angst, Jes. 2 : 6-22 25 min zijn critiek bespaard, Jes. 10: 5-12 : 6 53
2. Jahweh zal die hoge heren verneren, Jes. 3 : 1-15 . 26
A. Jesaja predikt Gods afkeer van de Assyrische ge-
3. Jahweh zal die hautaine dames een toontje lager la-
weldverering, Jes. 10: 5-19 53
ten zingen, Jes. 3 : 16-4 : 6 27
B. Maar Jesaja keurt de in Juda gangbare overwaar-
4. Jahweh zal Zijn wijngaard laten vertrappen, Jes.
dering van aardse macht en kracht evengoed af,
5 : 1-7 30 54
Jes. 10 : 20-34
5. Jahweh zal op het wangedrag van Zijn verbonds-
C. Toch profeteert Jesaja een zegenrijke toekomst
volk Zijn verbondsvloek laten nederdalen, Jes. 5 : 8-
voor Sion en daardoor voor alle volken, Jes. 11 en
24 31
12 56
6. Jahweh zal Zijn yolk straffen met de verrassend
snelle komst van een ver weg wonend yolk, Jes. Noten 65
5:25-30 33
N oten 34
§ 22. God verfoeit alle hoogmoed, Jes. 13-23 67
I. ZELFS BABELS GLORIE IS VERGANKELIJK,
§ 21. Jesaja 's profetie zal aanvankelijk wel worden ver- JES. 13: 1-14 : 23 67
smaad, maar eenmaal getrouw worden vervuld, 1. Jesaja profeteert de ondergang van Babel zelf, Jes.
68
Jes. 6-12 36 13:1-14:2
2. Jesaja profeteert de ondergang van de koning van
I. JESAJA WORDT TOT PROFEET GEROEPEN, Babel, Jes. 14: 3-23 70
JES. 6 36 II. JESAJA VOORSPELT, DAT DE KRACHT VAN
1. Jesaja ontvangt een opdracht van Jahweh in diens ASSYRIE IN HET HEILIGE LAND ZAL WOR-
kwaliteit van Koning Israels, Jes. 6: 1-4 36 DEN GEKRAAKT, JES. 14 : 24-27 71
2. Jesaja ontzet zich over de strekking van zijn op- III. JESAJA WAARSCHUWT JUDA ERVOOR TE
dracht, Jes. 6: 5-13 37 STEUNEN OP DE HULP VAN FILISTIJNEN IN
II. JESAJA VERKONDIGT GODS TROOSTRIJK PLAATS VAN OP DE BESCHERMING VAN JAH-
WOORD IN DAGEN VAN BENAUWDHEID, JES. WEH, JES. 14 : 28-32 73
7-12 39 IV. JESAJA VOORZEGT WELK LOT DE TROTSE
1. Jesaja dringt er bij koning Achaz op aan zich in de MOABIETEN ZAL TREFFEN, JES. 15 EN 16 74
nood te verlaten op de beloften van Jahweh voor het
V. JESAJA VOORZEGT HET LOT VAN DAMASCUS
huis van David, Jes. 7 : 1-9 39
EN VRIJWEL TEGELIJK DAARMEE HET LOT
2. Jesaja bevestigt zijn profetie door middel van won- 76
VAN EFRAIM, JES. 17 : 1-11
deren, Jes. 7: 10-17 41
3. Jesaja laat weten, dat Assyrische inmenging voor VI. JESAJA WAARSCHUWT ERVOOR TE VER-
Juda kwade gevolgen zal hebben, terwijl ze boven- TROUWEN OP ETHIOPIE EN EGYPTE, JES.
17:12-20:6 77
dien volmaakt overbodig is, Jes. 7 : 18-8 : 8 42
4. Jesaja roept op tot geloof in zijn profetieen in plaats VII. JESAJA VOORZEGT NOGMAALS DE ONDER-
van paniek, Jes. 8 : 9-22 45 GANG VAN BABEL, JES. 21 : 1-10 81
5. Jesaja waarschuwt te Jeruzalem tegen defaitisme VIII. JESAJA VOORZEGT HET LOT VAN DUMA, JES.
door de aankondiging van een eervolle toekomst, 21 : 11,12 83
zelfs voor het heden zo diep vernederde Galilea, Jes.
IX. JESAJA VOORZEGT HET LOT VAN DEDAN,
8:23-9:6 47 TEMA EN KEDAR, JES. 21 : 13-17 84
6. Jesaja heeft overigens het tienstammenrijk geens-
X. JESAJA VEROORDEELT DE JERUZALEMSE
zins zijn critiek bespaard, Jes. 9: 7-10 : 4 51
HOOGMOED RECHTSTREEKS, ZONDER OM-
WEGEN, JES. 22 85

292 293

Inhoud Inhoud

1. Jesaja bestraft de Jeruzalemse leiders wegens hun


1. Jesaja betreurt het, dat Jeruzalem bij zijn uitredding
wangedrag en ongeloof, Jes. 28: 1-22 108
niet aan Jahweh gedacht heeft, Jes. 22: 1-14 85 A. Jesaj a houdt Jeruzalem de spiegel van Samaria
2. Jesaja veroordeelt het hoogmoedig gedrag van twee 108
voor, Jes. 28: 1-6
Jeruzalemmers in 't bijzonder, Jes. 22 : 15-25 86 B. Jesaja bestraft Jeruzalems kerkelijke leiders, Jes.
XI. JESAJA VOORZEGT DE ARMOE VAN HET 28:7-13 109

SCHATRIJKE TYRUS, JES. 23 87 C. Jesaja bestraft Jeruzalems politieke leiders, Jes.

Noten 89 28 : 14-22 113
2. Jesaja laat het nooit aan een woord van troost ont-
breken, Jes. 28 : 23-29 115
§ 23. Verzekering van Sions herstel, Jes. 24-27 91 II. JESAJA ZEGT JERUZALEM BENAUWDHEID
AAN, MAAR BELOOFT HET OOK BEVRIJDING,
I. JESAJA GEEFT EEN TOTAALBEELD TE ZIEN JES. 29 : 1-8 115
VAN DE TE VERWACHTEN TOEKOMST, JES. 24 1. Jesaja zegt Jeruzalem dagen van grote benauwdheid
EN 25 91 aan, Jes. 29: 1-4 115
1. Jesaja schetst de vreselijke wereldsituatie, die hij in 2. Jesaja zegt Jeruzalem een dag van plotselinge be-
de toekomst aanschouwd heeft, Jes. 24: 1-20 vrijding toe, Jes. 29 : 5-8 116
91
2. Jesaja wijst op het oordeel van Jahweh over de oer- III. JESAJA LAAT EEN ALGEMENE BESTRAFFING
schuldigen, Jes. 24 : 21-23 93 HOREN, MAAR TROOST DE NEERGEBOGE-
3. Jesaja prijst Jahweh voor Zijn verlossing, Jes. 25 : 1- NEN, JES. 29 : 9-24 117
5 94 1. Jesaja bestraft het yolk van God in het algemeen
4. Jesaja profeteert een blijde toekomst voor Jeruza- wegens de heersende verblinding, Jes. 29 : 9-16 117
lem, Jes. 25 : 6-12 95 2. Jesaja troost de neergebogenen met de profetie van
II. JESAJA VOEGT AAN HET REEDS GESCHETSTE een heilrijke toekomst, Jes. 29 : 17-24 119
TOEKOMSTBEELD NOG ENIGE TREKKEN IV. JESAJA VEROORDEELT DE PRO-EGYPTISCHE
TOE, JES. 26 EN 27 98 DIPLOMATIE EN WIJST EEN BETERE UITWEG,
1. Jesaja voorzegt opnieuw door middel van een lied, JES. 30 120
dat Jeruzalem een toekomst tegemoet gaat, waarin 1. Jesaja veroordeelt het vragen om Egyptische hulp
het een centrum van verblijdend heil zal zijn, Jes. tegen Assur, Jes. 30 : 1-17 120
26 : 1-6 98 2. Jesaja belooft een betere hulp, Jes. 30: 18-33 122
2. Jesaja geeft opnieuw een beschrijving van de toe- V. JESAJA KONDIGT EEN RAMPZALIGE TOE-
komst van land en yolk, nu in de vorm van een ge- KOMST AAN VOOR EGYPTE, MAAR WENST
bed der vromen, Jes. 26 : 7-18 99 EEN GELUKKIGE TOE AAN JERUZALEM, JES.
3. Jesaja voorzegt de verhoring van het gebed der vro- 31 : 1-32 : 8 124
men, Jes. 26 : 19-27 : 1 100 1. Jesaja voorzegt, hoe slecht het Egypte zal vergaan,
4. Jesaja profeteert, dat Isra0 wel weer naar Jeruzalem Jes. 31 : 1-3 124
zal worden teruggevoerd, maar niet dan na veel lij- 2. Jesaja voorzegt, welk een tijd er voor Jeruzalem zal
den to hebben ondergaan en niet anders dan aan een aanbreken, Jes. 31: 4-32: 8 125
stevige hand, Jes. 27 : 2-13 104
VI. JESAJA VOORZEGT ZIJN OMGEVING OP-
Noten 106 NIEUW EEN DONKERE TOEKOMST, AL
VOEGT HIJ DAARBIJ OOK NU DE AANKONDI-
GING VAN EEN GEZEGENDE VOLGENDE
§ 24. Een Doer ploegt niet aldoor, Jes. 28-35 107 TIJD, JES. 32: 9-20 126
1. Jesaja waarschuwt zijn zorgeloos daarheen levende
I. JESAJA VERMAANT DE JERUZALEMSE LEI- omgeving voor kwade dagen, Jes. 32 : 9-14 127
DERS VAN ZIJN DAGEN, MAAR HIJ DOET HET 2. Jesaja voorspelt een volgende tijd, waarin gerechtig-
NIET OP LIEFDELOZE WIJZE, JES. 28 107 heid en vrede zullen heersen, Jes. 32: 15-20 127

294 295

Inhoud Inhoud

VII. JESAJA VOORZEGT DE VERNEDERING VAN II. JESAJA STELT DE TWEEDE KNECHT VAN
SANHERIB EN DE OPBEURING VAN JERUZA- JAHWEH VOOR, JES. 41 167
LEM, JES. 33 128 1. Jesaja voorzegt, dat Jahweh een wonderlijk voor-
1. Jesaja zegt Sanherib een bestraffing aan met gelijke spoedige heerser over de volken zal doen opkomen,
munt, Jes. 33: 1-13 128 Jes. 41 : 1-7 167
2. Jesaja belooft Sion een veilige toekomst, Jes. 33 : 14- 2. Jesaja belooft, dat aan Israel vanwege de kentering
24 131 der wereldheerschappij niets kwaads zal overko-
VIII. JESAJA VOORZEGT, HOE LUISTERRIJK JAH- men, Jes. 41 : 8-20 169
WEH HET VOOR HET WEGGEVOERDE SION 3. Jesaja voorzegt, dat Jahweh door de heidenen te
ZAL OPNEMEN, JES. 34 EN 35 134 verrassen met de onverwachte opkomst van Cyrus
1. Jesaja voorzegt Gods gericht over Edom, Jes. 34 . 134 het bewijs zal leveren van de nietigheid hunner af-
2. Jesaja belooft Sion een blijde weerkeer uit balling- goden, Jes. 41 : 21-29 172

schap, Jes. 35 137 III. JESAJA STELT DE DERDE KNECHT VAN JAH-

Noten 139 WEH VOOR, JES. 42 : 1-7 173
1. Jesaja deelt woorden mede van Jahweh over Zijn
knecht, Jes. 42: 1-4 174
§ 25. Eerst Assur, dan Babel, Jes. 36-39 2. Jesaja deelt woorden mede van Jahweh tot Zijn
141 knecht, Jes. 42 : 5-7 179
Noten 147
Noten 180

§ 26. Troost, troost Mijn yolk, Jes. 40: 1 148


Noten 152
§ 28. De drie knechten besproken, Jes. 42: 8-57: 21 .. 182
§ 27. De drie knechten voorgesteld, Jes. 40: 1-42: 7 . 153 I. JESAJA SPREEKT NADER OVER DE EERSTE
KNECHT VAN JAHWEH, JES. 42 : 8-44 : 28 182
I. JESAJA STELT DE EERSTE KNECHT VAN JAH- 1. Jesaja vermeldt de eerste verzekering, door Jahweh
WEH VOOR, JES. 40 154 gegeven van Zijn onvergankelijke liefde en trouw je-
1. Jesaja leidt de prediking tot het yolk der balling- gens Zijn volk, Jes. 42 : 8-43 : 8 183
schap in, Jes. 40 : 1 154 A. Jahweh poneert Zijn souvereiniteit, Jes. 42 : 8-17 183
2. Jesaja deelt mede, dat bekend gemaakt moet wor- B. Jahweh constateert Israels onwil, Jes. 42 : 18-25 184
den, dat Jahweh met de ballingschapsstraf content C. Jahweh zorgt voor synthese, Jes. 43 : 1-8 185
is, Jes. 40: 2 157 2. Jesaja vermeldt de tweede verzekering, door Jahweh
3. Jesaja belooft, dat Jahweh Zich weer vorstelijk tot gegeven van Zijn onvergankelijke liefde en trouwje-
Zijn yolk zal wenden, Jes. 40: 3-5 158 gens Zijn volk, Jes. 43 : 9-44 : 5 186
4. Jesaja geeft de verzekering, dat de geschonken be- A. Jahweh poneert Zijn souvereiniteit, Jes. 43 : 9-21 186
lofte stellig zal worden vervuld, Jes. 40 : 6-8 161 B. Jahweh klaagt over Israels gebrek aan toewij-
5. Jesaja wekt er toe op, het blijde nieuws door te ge- ding, Jes. 43 : 22-28 187
ven, Jes. 40 : 9-11 162 C. Jahweh zorgt voor synthese, Jes. 44: 1-5 188
6. Jesaja noemt drie redenen, waarom men aan de blij- 3. Jesaja vermeldt de derde verzekering, door Jahweh
de tijding niet zal mogen twijfelen, Jes. 40 : 12-31 . 164 gegeven van Zijn onvergankelijke liefde en trouw je-
A. Omdat Jahweh alles geschapen heeft en regeert, gens Zijn yolk, Jes. 44 : 6-28 189
Jes. 40 : 12-27 164 A. Jahweh poneert Zijn souvereiniteit, Jes. 44 : 6-8 189
B. Omdat Jahweh de enige God is, Jes. 40 : 18-26 165 B. Jesaja hekelt de verering van afgoden, Jes. 44: 9-
C. Omdat deze enige God Jahweh is, Israels Ver- 20 190
bondsgod, Jes. 40 : 27-31 166 C. Jahweh zorgt voor de synthese, Jes. 44 : 21-23 190

296 297

Inhoud Inhoud
4. Jesaja maakt met een kunstig gedicht de overgang
van I (over Israel) naar II (over Cyrus), Jes. 44: 24- § 29. Het slot van Jesaja, Jes. 58-66 245
28 191
II. JESAJA SPREEKT NADER OVER DE TWEEDE I. JESAJA WAARSCHUWT DE BALLINGEN
KNECHT VAN JAHWEH, JES. 45-48 194 VOOR EIGENWILLIGE VROOMHEID, JES. 58. . 246
1. Jesaja voorzegt, dat Jahweh gebruik zal maken van 1. Welke pretentie der ballingen wordt afgewezen, Jes.
de heidense koning Cyrus om Zijn yolk te verlossen, 58: 1-5 246
Jes. 45 : 1-8 195 2. Welke bekering van de ballingen wordt geeist, Jes.
2. Jesaja voorzegt, dat Jahweh door Zich te bedienen 58•: 6-12 249
van de heidense koning Cyrus Zijn yolk Israel zeker 3. Welke zegen aan de ballingen beloofd wordt, Jes.
niet tekort zal doen en ook nog andere volken zal 58 : 13-14 250
zegenen, Jes. 45 : 9-25 198 II. JESAJA VERZEKERT DE BALLINGEN VAN
3. Jesaja voorzegt, dat Jahweh Zich wel ter verlossing GODS MACHT OM HEN TE VERLOSSEN, JES. 59 251
van Zijn yolk zal bedienen van koning Cyrus, maar 1. Jesaja wijst de ballingen op verschillende zonden,
dan zo, dat Zijn yolk zal delen in Zijn roem als de die onder hen voorkomen, Jes. 59: 1-8 252
enige ware God, Jes. 46 201 2. Jesaja maakt zich tot tolk van hen;die Israels zon-
4. Jesaja bevestigt zijn belofte omtrent Sions gelukkige den belij den, Jes. 59 : 9-15a 252
toekomst door er de ongelukkige toekomst van Ba- 3. Jesaja belooft de ballingen, dat Jahweh hun te hulp
bel pal tegenover te stellen, Jes. 47 204 zal komen. Jes. 59 : 15b-21 253
5. Jesaja dringt er bij de ballingen op aan zijn voorzeg-
ging van hun wonderlijke verlossing uit Babel III. JESAJA KONDIGT VOOR JERUZALEM EEN
macht gelovig te aanvaarden, Jes. 48 205 TOEKOMST AAN VAN HERBEVOLKING EN
III. JESAJA SPREEKT NADER OVER DE DERDE WEDEROPBOUW, JA VAN EEUWIG DUUR-
KNECHT VAN JAHWEH, JES. 49-57 207 ZAAM HERSTEL, JES. 60 254
1. Jesaja bemoedigt het ingezonken ballingschapsvolk 1. Jesaj a ziet Jeruzalem door Jahweh opgericht en ver-
door het een verlossing te beloven, die omwille van licht, Jes. 60: 1-3 254
de Messias bewerkt zal worden door Gods almacht 2. Jesaja ziet Jeruzalem door de weerkeer van z'n „kin-
en trouw, Jes. 49 : 1-50 : 3 208 deren" verblijd, Jes. 60 : 4-9 255
A. Een juichende Messias, Jes. 49: 1-7 208 3. Jesaja ziet Jeruzalem door z'n vroegere vijanden
B. Een klagend ballingschapsvolk, Jes. 49 : 8-50 : 3 210 herbouwd, Jes. 60 : 10-14 255
2. Jesaja gaat voort het yolk van God te sterken door 4. Jesaja ziet Jeruzalem door de volken met de uitne-
het de komst van de Messias aan te zeggen en het mendste producten hunner landen gediend, Jes.
vervolgens nog meer troostvolle beloften te doen 60 : 15-18 256
horen, Jes. 50 : 4-52 : 12 215 5. Jesaja ziet Jeruzalem door Jahweh verheerlijkt, Jes.
A. Jesaja voorzegt welke taak de Messias zal ver- 60 : 19-22 256
richten, Jes. 50 : 4-11 215 IV. JESAJA VOORZEGT DE KOMST VAN DE MES-
B. Jesaja laat opnieuw verschillende beloften horen SIAS ALS VERKONDIGER DER BLIJDE BOOD-
van Goddelijke zegen en troost, Jes. 51 : 1-52 : 12 217 SCHAP VOOR DE TREURENDEN OM SION,
3. Jesaja troost Gods yolk nogmaals met beloften be- JES. 61 258
treffende de Messias en de toekomst van Sion, Jes. 1. De Messias stelt zich als verkondiger der blijde
52 : 13-57 : 21 221 boodschap voor, Jes. 61 : 1,2 258
A. Jesaja voorzegt, dat de Messias wel zeer diep ver- 2. De Messias spreekt over de inhoud van de blijde
nederd, maar daarna zeer hoog verhoogd zal boodschap, Jes. 61 : 3-9 260
worden, Jes. 52: 13-53 : 12 222 3. De Messias verschaft aan Gods verloste yolk ruime
261
B. Jesaja spreekt Sion wederom vertroostend toe, stof voor een danklied tot Zijn eer, Jes. 61 : 10,11 .
maar waarschuwt het ook voor goddeloosheid, V. JESAJA BIDT ZELF OM SIONS VERLOSSING EN
Jes. 54-57 228 SPOORT ANDEREN ER TOE AAN DIT EVEN-
Noten 242 EENS TE DOEN, JES. 62 262

298 299
Inhoud Inhoud

2. Jesaja heeft mogen beloven, dat de nederigen van


1. Jesaja verklaart, dat hij aanhoudend zal bidden om hart zich toch over Jeruzalem zouden verblij den,
Sions verlossing, Jes. 62 : 1-5 263 Jes. 66 : 5-17 .......... . .............. 283
2. Jesaja wekt ook anderen op te bidden om Sions ver- 3. Jesaja voorzegt, dat er niet alleen veel ballingen bij
lossing, Jes. 62 : 6-9 264 allerlei volken vandaan, maar dat er ook uit die vol-
3. Jesaja leert nu alvast, hoe de reeds teruggekomenen ken zelf velen naar Jeruzalem zullen komen, Jes.
ook de na hen weerkerenden moeten verwelkomen 66 : 18-24 .........................
;
284
Jes. 62 : 10-12 265
Noten ..................................... 287
VI. JESAJA VOORZEGT DE AFSTRAFFING VAN IS-
RAELS ERFVIJAND EDOM EN VAN ALLE AAN
ISRAEL VIJANDIGE VOLKEN, JES. 63: 1-6 266

VII. JESAJA GAAT DE BALLINGEN VOOR IN EEN


GEBED OM VERLOSSING, JES. 63 : 7-64 : 12 268
1. Jesaja gaat de ballingen er in voor Jahweh allereerst
te prijzen voor de trouw in vroeger eeuw aan hun
voorouders betoond, Jes. 63 : 7-9 268
2. Jesaj a herinnert de ballingen aan de ongehoorzaam-
heid van hun voorouders en aan hun berouw, Jes.
63 : 10-14 270
3. Jesaja wekt de ballingen er toe op aan Jahweh te
vragen zulke grote daden als die van vroeger thans
ook voor hen te doen, Jes. 63 : 15-64: 5c 271
4. Jesaja gaat de ballingen voor in het belijden van
schuld en in het vragen om ontferming, Jes. 64 : 5d-
12 273
VIII. JESAJA VOORZEGT HET ANTWOORD VAN
JAHWEH OP HET GEBED DER BALLINGEN,
JES. 65 274
1. Jesaja deelt mede, dat Jahweh aan hen, die Zijn ver-
bond en woorden wel hebben gekend, maar hebben
verworpen, loon naar werk zal uitkeren, Jes. 65 : 1-7 274
2. Jesaja deelt echter ook mede, dat Jahweh groot ver-
schil zal maken tussen rechtvaardigen en goddelo-
zen, Jes. 65 : 8-16 277
3. Jesaja belooft aan de rechtvaardigen in Israel een
heerlijke toekomst, Jes. 65 : 17-25 279
IX. JESAJA VOORZEGT, DAT ER ONDER DE
WEERGEKEERDEN IN HET HERBOUWDE JE-
RUZALEM ZO'N GROOT VERSCHIL IN HET
DIENEN VAN JAHWEH ZAL BESTAAN, DAT
OVER SOMMIGEN GEEN ZEGEN, MAAR DE
VLOEK VAN JAHWEH ZAL KOMEN, JES. 66 . . . 281
1. Jesaja heeft moeten voorzeggen, dat er onder de te-
ruggekeerde ballingen een godsdienstigheid zou
worden bedreven, waarvan Jahweh een afkeer zou
hebben, Jes. 66: 1-4 281
301
300

You might also like