You are on page 1of 4

Woordenlijst bij Nederlands op niveau

Alfabetische woordenlijst per hoofdstuk

vet = 0-2000 meest frequente woorden


cursief = woorden met een frequentie tussen 2000 en 5000
normaal = woorden met een frequentie boven 5000

Hoofdstuk 1 opdat 1
opkijken, ergens van – 1
aandachtspunt, het 1b overbelast 1b
aangezien 1 redelijk 1a
aarzelen 1b schoonheid, de 1b
aarzeling, de 1b sinds 1
adem, de 1b suggereren 1a
begeleiden 1b suggestie, de 1a
begeleiding, de 1b tenzij 1
beledigen 1a toegang, de 1b
belediging, de 1a toegeven aan 1a
bewaren 1b toevoegen aan 1b
beweren 1a toevoeging, de 1b
bewering, de 1a trouw 1b
daardoor 1 uitademen 1b
daarna 1 uitademing, de 1b
daarom 1 uitvinden 1b
daarvoor 1 uitvinding, de 1b
ervan af kunnen, het positiefste wat ervan af kan 1 uitvlakken, iets niet – 1
gaaf 1a verminderen 1b
gebeurtenis, de 1b vermindering, de 1b
geest halen, zich iets voor de 1b verrassen 1b
geest, de 1b verrassing, de 1b
geloofwaardig 1b waarnemen 1b
gespannen 1b waarneming, de 1b
gevoelig 1b zolang 1
inademen 1b
inademing, de 1b Hoofdstuk 2
indien 1
keurig 1a aanmaken 2b
mits 1 afleiden uit 2a
naarmate 1 afwijken, 2a
nagenieten van 1b afwijking, de 2a
nature, van 1a beheersen, (zich) 2b
neigen 1a beheersing, de 2b
neiging, de 1a beslist 2b
ofschoon 1 boeien 2b
ondergeschikt 1a boeiend 2b
ondertussen 1b coulant 2a

1 van 4
Woordenlijst bij Nederlands op niveau

doordringen tot 2b verwarren 2a


elders 2b verwarrend 2a
ergeren aan, zich 2a verwarring, de 2a
ergernis, de 2a voorrang, de 2a
excessief 2b vrijbuiter, de 2a
fel 2b war, in de – raken/zijn 2a
fulmineren 2b weerwoord, het 2b
gevaarlijk 2a zowat 2b
gooien naar 2a
grond, aan de – raken 2 Hoofdstuk 3
haast (de) 2a
haasten, zich 2a aandeel, het 3a
haastig 2a aanwaaien, het komt je niet – 3a
handen, de – uit de mouwen steken 2 benadrukken 3b
keurslijf 2a blad, geen – voor de mond nemen 3b
knikken 2b braaf 3a
koste wat (het) kost 2a gelijk, het – aan je zijde hebben 3b
leuteren 2b gelijkwaardig 3a
markt, iets in de – zetten 2 geweer, in het – komen 3a
neus, iemand met de – op de feiten drukken 2b gunst, de 3a
onverstandig 2a haar, geen – op m’n hoofd die daaraan denkt 3a
onvoorstelbaar 2a hoop 3a
orde, er is iets niet in – 2b jargon, het 3b
overdrijven 2b klusje, het 3a
overkant, de 2a klussen 3a
overmatig 2b litteken, het 3b
schande, de 2a loep, iets onder de – nemen 3a
schandelijk 2a moeizaam 3a
schromelijk 2b naald, de 3b
slag, aan de – gaan 2 name, met 3a
sprake (zijn) van 2b ontkomen (aan) 3a
sprake komen, ter 2b ontroerend 3b
stapelen 2b ontroering, de 3b
staren 2b opmaken (uit), (zich) 3a
tekortkomen 2b opvang, de 3a
telkens 2b opvangen 3a
toeteren 2a opzichtig 3b
troep, de 2a overigens 3b
u, iets waar je – tegen zegt 2 overtuigen 3b
uiting, de 2a overtuiging, de 3b
verhaal, dan wordt het een ander – 2a pittig 3a
verheven voelen, zich 2a rimpel, de 3b
verslaafd zijn aan 2b sporen, je – achterlaten 3b
verslaving, de 2b top, van – tot teen 3b
verstand, het 2a uitbundig 3b
verstandig 2a uitgaan van 3a

2 van 4
Woordenlijst bij Nederlands op niveau

verdelen 3a mislukken 4a
verdeling, de 3a mopperen 4b
verpesten 3b omspringen met 4b
versieren 3a onderdrukken 4a
versiering, de 3b onderdrukking, de 4a
weer, in de – zijn 3a onderhoud, het 4a
zeggen, het voor het – hebben 3b onderhouden 4a
zielig 3a ondersteunen 4a
zwerven 3b opeisen 4a
opvatten 4a
Hoofdstuk 4 opvatting, de 4a
platteland, het 4a
aanpak, de 4a prestatie, de 4b
aanpakken 4a schets, de 4a
aanraken 4b schetsen 4a
aanraking, de 4b uitsluitend 4b
aanspreken 4b vandaar 4b
aanstellen 4b vanouds 4a
aanstelling, de 4b verhouding, de 4a
achterhaald 4a verzet, het 4b
afdwingen 4a verzetten, zich tegen 4b
afkomst, de 4a vloeiend 4b
afkomstig 4a voortijdig 4a
behandelen 4a werkelijkheid, de 4a
behandeling, de 4a wijden aan 4a
bevorderen 4a
daadwerkelijk 4b Hoofdstuk 5
dankzij 4a
eis, de 4a aan toe gaan, het gaat er (op een bepaalde
eisen 4a ­manier) aan toe 5b
fatsoenlijk 4b aanschaf, de 5a
gemengd 4a aanschaffen 5a
geruime tijd 4a allen tijde, te 5a
gids, de 4b begaan 5b
grof 4b beoogd 5a
inrichten 4a beweegreden, de 5b
inrichting, de 4a bovenal 5a
inspelen op 4a destijds 5a
inzet, de 4a deur, met de – in huis vallen 5a
inzetten voor, (zich) 4a diepte, de 5b
kleuter, de 4a doel, zijn – voorbij schieten 5b
kring, de 4b doorheen, er dwars – kijken 5a
leiding, de 4a draaien, ergens om – 5b
leidinggevende, de 4a eng 5a
mede 4a gelikt 5a
meerderheid, de 4a geoorloofd 5a

3 van 4
Woordenlijst bij Nederlands op niveau

gissen 5b Hoofdstuk 6
grondig 5a
grotendeels 5b aantonen 6a
hetgeen 5b afronden 6b
hoofd, iets uit je – laten 5a amper 6b
invalshoek, de 5b beslaan 6b
lucht, uit de – komen vallen 5b bestemd zijn voor 6a
meekrijgen, het niet – 5a blootstellen aan 6a
onderschatten 5a bulderen 6a
onderschatting, de 5a doorzichtig 6b
onderscheid, het 5a gaandeweg 6a
onderscheiden (door), (zich) 5a hartenlust, naar – 6a
ontrafeld 5a hebben, het erover – 6a
oproep, de 5a huidig 6a
oproepen 5a kiekje 6a
opsluiten, (zich) 5a kriskras 6b
overeenstemmen met 5a kwartje, het – valt 6a
overeenstemming, de 5a lichtvaardig 6a
overeind blijven 5b nauw 6b
peilen 5a ogen, je de – doen openen 6a
peiling, de 5a omstreden 6a
per se 5b omwille van 6a
pikken 5a onttrekken aan 6b
proppen 5a overnemen 6a
schattig 5a overwegen 6a
slaan, het slaat nergens op 5a overweging, de 6a
stoelen, iets niet onder – of banken steken 5b pad, op – gaan 6a
teneur, de 5a pand, het 6b
toonaangevend 5a schuilen 6a
tot stand komen 5a uitgebannen 6a
verloedering, de 5a uitpuilen 6a
veroveren 5b verrichten 6a
verovering, de 5b verrichting, de 6a
verstomd 5a verslinden 6b
verstoren 5b verwijderen 6b
verzwakken 5b verwijdering, de 6b
voldoen aan 5a voortzetten 6b
waken voor 5a voortzetting, de 6b
winden, met alle – meewaaien 5a zogenaamd 6b
zonde, (de) 6b
zorg, de 6a
zorgen baren 6a

4 van 4

You might also like