Professional Documents
Culture Documents
Is Yuri van Gelder eigenlijk wel betrapt op het gebruik van cocaïne?
Volgens de feiten in de uitspraak van de KNGU Tuchtcommissie wel: “Na
analyse van het urinemonster is aangetoond dat zowel in het A-deel als het B-
deel cocaïne en methylecgonine (afbraakproduct van cocaïne) is
aangetroffen”. Het urinemonster van Van Gelder is dus geanalyseerd en
positief bevonden. Echter, in plaats van de gebruikelijke twee jaar uitsluiting
voor het gebruik van cocaïne heeft Van Gelder slechts één jaar uitsluiting
opgelegd gekregen, omdat hij klaarblijkelijk een bekentenis heeft afgelegd
nog vóórdat hij betrapt werd op het gebruik van deze verboden stof. Mede
op grond van deze bekentenis kwam de KNGU Tuchtcommissie uiteindelijk tot
de conclusie dat de uitsluiting van Van Gelder verkort kon worden tot één
jaar in plaats van de twee jaar die staan voorgeschreven in het KNGU
Dopingreglement (hierna “KNGU DR”). Maar is het eigenlijk niet merkwaardig
dat iemand die betrapt is, aanspraak kan maken op een uitsluitingsverkorting
door het afleggen van een bekentenis vóórdat hij betrapt werd? Iemand die
vrijwillig bekend een dopingovertreding te hebben begaan hoeft toch
eigenlijk niet meer getest dan wel betrapt te worden? Zo niet in het geval van
Van Gelder; hij heeft nog nádat hij is gecontroleerd op doping een
bekentenis kunnen afleggen die zijn uitsluiting heeft verkort. In het vervolg van
dit artikel zal ik uiteenzetten dat onder de internationale anti-doping regels
Van Gelder niet had hoeven rekenen op een dergelijke uitsluitingsverkorting
en dat hij daarom blij mag zijn dat hij tijdens een toernooi georganiseerd
onder de auspiciën van de KNGU is getest.
Het gebruik van cocaïne binnen competitieverband dient volgens het KNGU
DR gesanctioneerd te worden met een uitsluiting van twee jaar:
1)“De aanwezigheid van een verboden stof en/of een verboden methode, de afbraakproducten
daarvan en/of markers in een monster van een sporter vormt een overtreding van dit reglement.”
“De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 4.1.01, artikel 4.1.02
of artikel 4.1.06, bedraagt bij een eerste overtreding een periode van twee jaar, tenzij:
a. aan de in artikel 4.8.03, artikel 4.8.04, artikel 4.8.05 en/of artikel 4.8.06 bedoelde
voorwaarden voor het reduceren van de sanctieperiode wordt voldaan;”
b. aan de in artikel 4.8.07 bedoelde voorwaarden voor het verlengen van de sanctieperiode
wordt voldaan.
Artikel 4.1.01 van het KNGU DR verbiedt dus de aanwezigheid van een
verboden stof in het lichaam van een sporter. Cocaïne is een dergelijke
verboden stof1 en zal daardoor in beginsel worden gesanctioneerd met een
uitsluiting van twee jaar, tenzij er een grond bestaat voor uitsluitingsverkorting.
Zoals op te maken valt uit de tekst van artikel 4.8.02 KNGU DR, gaat het KNGU
DR uit van een gesloten systeem van uitsluitingsverkortingsgronden, wat wil
zeggen dat verkorting van de uitsluiting alleen kan worden toegepast als er
sprake is van een uitsluitingsverkortingsgrond opgenomen in het KNGU DR.
Volgens artikel 4.8.02 KNGU DR zijn er drie2 gronden waarop een uitsluiting
met betrekking tot het gebruik van een verboden stof als cocaïne kan
worden verkort:
Aangezien Van Gelder bewust cocaïne tot zich heeft genomen en er dus wel
degelijk sprake is van aanmerkelijke schuld, komt Van Gelder niet in
aanmerking voor een uitsluitingsverkorting op grond van de eerste twee
uitsluitingsverkortingsgronden. Ik zal mij daarom specifiek op de derde
uitsluitingsverkortingsgrond richten die, in casu, ook daadwerkelijk heeft
geleid tot de halvering van de uitsluiting, de zogenaamde “bekentenis
voorafgaand aan een dopingzaak” uit artikel 4.8.06 KNGU DR. Echter,
voordat er dieper wordt ingegaan op de “bekentenis voorafgaand aan een
dopingzaak” zullen eerst de feiten uit de zaak Van Gelder worden
samengevat en de hoofdpunten van het vonnis worden aangestipt.
1
WADA Prohibited List 2009 under S6(a) Non specified stimulants:
Adrafinil; amfepramone; amiphenazole; amphetamine; amphetaminil; benzphetamine;
benzylpiperazine; bromantan; clobenzorex; cocaine; cropropamide; crotetamide;
dimethylamphetamine; etilamphetamine; famprofazone; fencamine; fenetylline;
fenfluramine; fenproporex; furfenorex; mefenorex; mephentermine; mesocarb;
methamphetamine(D-); methylenedioxyamphetamine; methylenedioxymethamphetamine;
p-methylamphetamine; modafinil; norfenfluramine; phendimetrazine; phenmetrazine;
phentermine; 4-phenylpiracetam (carphedon); prolintane. A stimulant not expressly listed in
this section is a Specified Substance.
2 De uitsluitingsverkortingsgrond van artikel 6.8.03 wordt hier niet nader genoemd omdat deze
“(….) De door Van Gelder op schrift gestelde verklaring, die mede is ondertekend door de bondsarts
is verzonden naar de Dopingautoriteit en deze is door de Dopingautoriteit aangemerkt als een
bekentenis als bedoeld van artikel 4.8.06 van het Dopingreglement van de KNGU.”
“Uit de feiten volgt dat de schriftelijke bekentenis van Van Gelder voldoet aan de vereisten van artikel
4.08.06 van het Dopingreglement en artikel 42 van het NDR3, omdat hij is afgelegd voorafgaand aan
kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit en die bekentenis op dat
moment het enige betrouwbare bewijs vormde.”
“Aan de orde is de vraag of de Tuchtcommissie op grond van die bekentenis aanleiding ziet om de
periode van uitsluiting van twee jaar te verkorten tot één jaar, zoals verzocht door zowel de KNGU en
Van Gelder. De Tuchtcommissie ziet aanleiding tot toepassing van reductie van de sanctieperiode en
overweegt daartoe als volgt.
De Tuchtcommissie wil voorop stellen dat zij het een ernstige zaak vindt dat een topsporter met een
staat van dienst als Van Gelder kennelijk al geruime tijd met een cocaïneafhankelijkheid heeft te
kampen. Van Gelder heeft ter zitting verklaard dat het gebruik in 2006 is begonnen, hij het gebruik
naar verloop van tijd niet meer in de hand had en tot voor kort geregeld twee maal per week
Daarnaast is de Tuchtcommissie even als Van Gelder en de KNGU van mening dat de door van
Gelder afgelegde bekentenis, en met name de publieke bekentenis aan deze zaak een bijzondere
betekenis geeft. Na eerst zijn werkgever te hebben geïnformeerd, heeft Van Gelder door middel van
het afleggen van een persverklaring een bekentenis afgelegd ten overstaan van diverse media in
Nederland, en vervolgens vragen van journalisten beantwoord. Het cocaïnegebruik door Van Gelder
heeft veel aandacht in de media gehad en die aandacht is er nog steeds, zowel in de nationale als de
internationale media. Met zijn publieke bekentenis heeft Van Gelder een positief voorbeeld gesteld aan
actieve topsporters, om gebruik van verboden middelen en zo snel mogelijk hulp te zoeken. Immers,
gewoonlijk blijven sporters die worden geconfronteerd met positieve dopingtesten, het gebruik van
verboden middelen ontkennen, ook als dat tegen beter weten in lijkt te zijn. Van Gelder heeft in
overleg met de KNGU toegezegd na afronding van het traject in de buitenlandse ontwenningskliniek,
niet alleen in Nederland zijn eigen behandeling voort te zetten, maar zich ook te zullen inzetten om
andere sporters bewust te maken van de gevaren van drugs- en dopinggebruik.
“Gelet op alle omstandigheden en in het bijzonder gelet op de door Van Gelder afgelegde publieke
bekentenis, acht de Tuchtcommissie in dit specifieke geval de periode van uitsluiting tot het in het
Dopingreglement gegeven minimum passend.”
Artikel 4.8.06 KNGU DR schrijft aan welke voorwaarden moet worden voldaan
wil een bekentenis worden aangemerkt als een “bekentenis voorafgaand
aan een dopingzaak”:
“Indien:
a. een aangeslotene, hetzij voorafgaand aan het door hem kennisnemen van een bij hem uit te voeren
dopingcontrole die kan leiden tot constatering van een overtreding van dit reglement, hetzij
voorafgaand aan kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit, de Bond,
de internationale federatie en/of een buitenlandse nationale sportbond of NADO, vrijwillig bekent een
overtreding als genoemd in Hoofdstuk 4.1 te hebben begaan, en
b. deze bekentenis op dat moment het enige betrouwbare bewijs is van bedoelde overtreding,
kan de op te leggen periode van uitsluiting worden verkort, doch niet minder bedragen dan de helft
van de zonder deze bekentenis van toepassing zijnde periode.”
“This Article is intended to apply when an Athlete or other Person comes forward and admits to an
anti-doping rule violation in circumstances where no Anti-Doping Organization is aware that an anti-
doping rule violation might have been committed. It is not intended to apply to circumstances where
the admission occurs after the Athlete or other Person believes he or she is about to be caught”.
Het “probleem” zit hem dus in het feit dat de zinsnede tussen haakjes in
artikel 2.1 van de WADA Code onvolledig is geïmplementeerd in artikel 4.8.06
KNGU DR; het gedeelte uit artikel 10.5.4 WADC “or, in the case of an anti-
doping rule violation other than Article 2.1” is niet geïmplementeerd in het
KNGU DR. Hierdoor heeft Van Gelder kunnen profiteren van een
uitsluitingsverkorting die hem onder de internationale anti-doping regels niet
zou worden toegekend. Was Van Gelder gecontroleerd tijdens een toernooi
georganiseerd door de FIG en, dus, een toernooi waarop het FIG Reglement
van toepassing is, dan had Van Gelders bekentenis niet tot
uitsluitingsverkorting geleid. Artikel 10.5.4 van de FIG Anti-Doping Rules leest
namelijk hetzelfde als artikel 10.5.4 van de WADA Code:
“ Admission of an Anti-Doping Rule Violation in the Absence of Other Evidence Where a Gymnast or
other Person voluntarily admits the commission of an anti-doping rule violation before having
received notice of a Sample collection which could establish an anti-doping rule violation (or, in the
case of an anti-doping rule violation other than Article 2.1, before receiving first notice of the
admitted violation pursuant to Article 7) and that admission is the only reliable evidence of the
violation at the time of admission, then the period of Ineligibility may be reduced, but not below
one-half of the period of Ineligibility otherwise applicable.
Comment to Article 10.5.4: This Article is intended to apply when a Gymnast or other Person comes
forward and admits to an anti-doping rule violation in circumstances where no Anti-Doping
Organization is aware that an anti-doping rule violation might have been committed. It is not intended
to apply to circumstances where the admission occurs after the Gymnast or other Person knows he or
she is about to be caught.”
5. Was er een andere interpretatie mogelijk op grond van het KNGU DR?
Mijn inziens was een andere interpretatie mogelijk dan wel wenselijk geweest.
Als we kijken naar de WADA-Code dan volgt uit artikel 23.2.2 dat artikel 10.5.4
niet substantieel kan worden aangepast in het reglement van een Nationale
Anti-Doping Organisatie:
“The following Articles (and corresponding Comments) as applicable to the scope of the anti-doping
activity which the Anti-Doping Organization performs must be implemented by Signatories without
substantive change:
- (…)
- Article 10 (Sanctions on Individuals)
- (…)”
De WADA bepaalt dus dat artikel 10, en het commentaar op artikel 10,
zonder significante wijzigingen dienen te worden overgenomen in het
National Anti-Doping Reglement. Het is overduidelijk dat in het KNGU DR en
het NDR er wel een significante wijziging tot stand is gekomen die afwijkt van
de norm uit de WADA-Code. Het dient echter ook vermeld te worden dat the
Court of Arbitration for Sport in één van haar vonnissen reeds heeft bepaald
dat de WADA-Code niet direct toepasbaar op een individuele sporter en dat
de WADA-Code dus geïmplementeerd dient te worden door een
(inter)nationale federatie:
“It is stated in the introduction to Part 1 of the WADA Code, that the WADA Code “does not replace,
or eliminate the need for, comprehensive anti-doping rules adopted by” organizations such as the
IAAF. The WADA Code does not apply as between a signatory organization and its members, unless
the signatory organization has expressly incorporated the WADA Code into its own relevant rules.
Even though some provisions of the WADA Code have been incorporated into the 2006 IAAF Rules,
the WADA Code as a whole has not been expressly incorporated. Therefore, the WADA Code is not
directly applicable to this case.”5
“In relevante gevallen geschiedt interpretatie van dit reglement aan de hand van de Engelstalige tekst
van de ten tijde van de dopingcontrole van kracht zijnde World Anti-Doping Code en/of International
Standard(s).”
5
CAS 2008/A/1461 Justin Gatlin v. United States Anti-Doping Agency (USADA) & CAS
2008/A/1462 IAAF v. USA Track & Field (USATF) & Justin Gatlin
Dit artikel refereert naar de WADA-Code wanneer het KNGU DR
geïnterpreteerd dient te worden. Het KNGU DR geeft dus aan dat de
bepalingen uit de WADA-Code wel degelijk relevant zijn voor de uitleg van
het KNGU DR. Artikel 4.8.06 is mijn inziens bij uitstek een artikel die een WADA-
interpretatie had kunnen gebruiken, omdat de inhoud van het artikel
tegenstrijdig is. Is het niet juist in een dergelijke situatie dat er behoefte is aan
interpretatie? Het was mijn inziens mogelijk en wenselijk geweest de
bekentenis te interpreteren in overeenstemming met de internationale
normen; immers na afname van een dopingcontrole is er altijd sprake van
een mogelijke dopingzaak en de stimulering voor sporters om uit zichzelf een
bekentenis af te leggen moet niet verward worden met een sporter die
gebruik maakt van deze grond nadat hij zich er van bewust is geworden dat
hij is betrapt. De zinsnede “voorafgaand aan het door hem kennisnemen van een bij hem
uit te voeren dopingcontrole die kan leiden tot constatering van een overtreding van dit
reglement” impliceert toch dat indien een sporter wel kennis heeft genomen
van een bij hem uit te voeren dopingcontrole een sporter geen vrijwillige
bekentenis meer kan afleggen die recht geeft op uitsluitingsverkorting?
6. Conclusie
Van Gelder heeft kunnen profiteren van een omissie in de Nederlandse Anti-
Doping Reglementen en een, voor hem, gunstige interpretatie van de
onvolledig geïmplementeerde uitsluitingsverkortingsgrond. Indien de WADA-
Code of het FIG-Reglement compleet was geïmplementeerd of indien Van
Gelder was betrapt in een wedstrijd georganiseerd onder de auspiciën van
het FIG, dan was de schorsing van Van Gelder naar niet verkort van twee
naar één jaar. De KNGU Tuchtcommissie en de Nederlandse Dopingautoriteit
hebben in principe niet verkeerd gehandeld door de, op Van Gelder als
Nederlandse turner, correcte regels toe te passen en een interpretatie van
artikel 4.8.06 aan te hangen die, kijkend naar de tekst, inderdaad zo
geïnterpreteerd kon worden. Deze interpretatie is echter, gelet op de
internationale maatstaven, strijdig met de spirit van het artikel en met de
internationale anti-doping regels van de WADA en het FIG. Enerzijds kun je
afvragen hoe rechtvaardig het is om een sporter voor twee jaar te schorsen
voor een, mijn inziens, licht vergrijp. Anderzijds schept deze uitspraak natuurlijk
wel een precedent, ook voor sporters die zwaardere verboden middelen
gebruiken zoals anabolen. De gouden-medailles-winnende-cocaïne-
gebruikende turner kon rekenen op een uitsluitingsverkorting, maar zal de
relatief onbekende anabolenslikkende gewichtsheffer ook kunnen rekenen
op een uitsluitingsverkorting wanneer hij, nadat zijn urinemonster is
afgenomen, zich realiseert dat hij betrapt gaat worden, maar nog snel even
vrijwillig een bekentenis aflegt voor de uitslag bekend wordt gemaakt?