Professional Documents
Culture Documents
auteurs
ARTEUNIS BOS
MARIANNE GOMMERS
ARTHUR JANSEN
ONNO KALVERDA
THEO DE ROUW
GERARD SMITS
BEN WAAS
REN WESTRA
VIJFDE EDITIE
MALMBERG S - HERTOGENBOSCH
www.biologievoorjou.nl
Bescherming
BASISSTOF
1 De huid en bescherming 33
2 Afweer 33
3 Immuniteit 35
4 Transplantatie en bloedtransfusie 36
DIAGNOSTISCHE TOETS 37
EINDOPDRACHT 38
VERRIJKINGSSTOF 38
1
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 4 Bescherming
2
zich, waardoor de huid roder wordt.
2 Door ontstekingen zijn de bloedvaten verwijd.
Daardoor verliezen ze warmte. Afweer
3 Doordat de huid overmatig schilfert, kunnen er
openingen in de huid ontstaan waardoorheen ziekte-
verwekkers kunnen passeren.
opdracht 5
1 Doordat we de ziekten hebben overleefd, hebben we
opdracht 2
waarschijnlijk een betere weerstand tegen deze
1 Huidbacterin helpen bij de bescherming van de ziekten.
gastheer tegen ziekteverwekkers. 2 Mensen woonden dicht bij elkaar, waardoor ze elkaar
2 De controlegroep werden met een steriel wattenstaafje snel besmetten. (Er was ook geen kennis van hygine.)
(zonder huidbacterin) bestreken. 3 De zomers van 1845 tot 1849 waren koud en
3 Uit zweet, talg, dode huidcellen. vochtig.
4 Mutualisme. De bacterie heeft voordeel, doordat het Aardappelplanten stonden dicht op elkaar,
voedsel en onderdak krijgt. De mens heeft voordeel, waardoor de schimmel gemakkelijk van plant op
doordat hij beter is beschermd tegen ziekteverwekkers. plant kon overspringen.
Er was geen middel om de schimmel te vernietigen.
4 Doordat deze ziekteverwekkers al lang in Europa
opdracht 3
voorkwamen, waren veel Spanjaarden door evolutio-
1 Door bij een hoge omgevingstemperatuur wijd naire selectie weerbaar voor deze ziekteverwekkers
uitgespreid te gaan liggen, wordt het lichaamsopper- (ze waren immuun geworden).
vlak zo groot mogelijk gemaakt. Hierdoor kan zweet
sneller verdampen. Door bij een lage omgevings-
opdracht 6
temperatuur in elkaar te kruipen, wordt het lichaams-
oppervlak zo klein mogelijk gemaakt. Hierdoor wordt 1 Mechanische afweer en chemische afweer behoren
een minimum aan warmte via de huid afgegeven. tot de aspecifieke afweer, doordat ze zijn gericht tegen
2 In afbeelding 9.1 zijn de aders die aan de oppervlakte vele verschillende typen ziekteverwekkers.
liggen, vernauwd. De ader die dicht langs de slagader 2 In het slijmvliesweefsel van de luchtwegen komen
loopt, is verwijd. In afbeelding 9.2 is dit juist relatief veel macrofagen voor, doordat via de lucht-
omgekeerd. wegen veel soorten ziekteverwekkers het lichaam
3 In afbeelding 9.1 is de warmte-uitwisseling tussen het proberen binnen te dringen.
bloed in de slagader en het bloed in de ernaast 3 Door het gebruik van paracetamol worden de sympto-
gelegen ader het grootst. men van de verkoudheid onderdrukt, waardoor de
4 In afbeelding 9.1 is de omgevingstemperatuur het persoon zich beter zal gaan voelen. De rillerigheid zal
laagst. In een koude omgeving wordt de warmteafgifte verdwijnen, doordat paracetamol koortsverlagend
van het lichaam beperkt. Doordat er weinig bloed vlak werkt.
onder het lichaamsoppervlak stroomt, wordt er weinig 4 Door koorts wordt de ontwikkeling van ziekteverwek-
warmte aan de omgeving afgegeven. kers tegengegaan en worden de afweerreacties in het
lichaam versneld.
5 Grafiek 5 geeft het verloop aan. Pas na enige tijd
opdracht 4
neemt het aantal levende bacterin af, doordat er
1 Evolutie ontstaat door mutaties en recombinatie van bacterin sterven.
genen die van ouders aan kinderen worden door- 6 Dit is geen verstandig besluit. Dat er geen ziekte-
gegeven. Alleen genen die tot meer nakomelingen verschijnselen meer zijn betekent niet dat alle
leiden, verspreiden zich over de bevolking. Huidkanker bacterin dood zijn. Deze kunnen zich weer delen
ontstaat meestal pas nadat mensen zich hebben waardoor Sanne opnieuw ziek wordt.
voortgeplant.
2 Mensen met een zwarte huidskleur zijn beter
opdracht 7
beschermd tegen uv-straling, waardoor minder
schade ontstaat aan foliumzuur. 1 Met de darmflora worden de bacterin in de darm
3 Doordat bij een zwarte huidskleur minder schade bedoeld die daar permanent aanwezig zijn.
ontstaat aan foliumzuur, leidt dit tot de geboorte van 2 In ziekenhuizen of bij dokters komen vaker schadelijke
gezondere kinderen, die op hun beurt het gen voor bacterin voor doordat ze door patinten worden
33
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 4 Bescherming
opdracht 8
1 Lichaamscellen kunnen lichaamsvreemde antigenen
herkennen, doordat receptoreiwitten (die voorkomen
op de celmembranen van alle lichaamscellen) een
binding aangaan met de antigenen.
2 Het lichaam maakt zon groot aantal verschillende
lymfocyten, doordat een lymfocyt slechts voor n
type antigeen een receptor heeft.
3 Een antigeen-presenterende cel (APC) is een
macrofaag met een lichaamsvreemd antigeen aan het
MHC-II-molecuul op het celmembraan.
4 Na een infectie zijn er B-geheugencellen en
T-geheugencellen ontstaan, waardoor bij een tweede
infectie een snellere afweerreactie optreedt.
5 De receptoreiwitten van macrofagen behoren tot de
opdracht 9
groep van MHC-II-eiwitten.
6 Dat hangt samen met het feit dat plasmacellen snel 1 Is er een verband tussen de toename van het aantal
grote hoeveelheden antistoffen kunnen produceren. gevallen van waterwratten en het groeiend aantal
Antistoffen zijn eiwitten (immunoglobulinen). mensen dat hun schaamhaar scheert?
Ribosomen hebben een functie bij de synthese van 2 Schaamhaar scheren leidt tot een grotere kans op het
deze eiwitten. Het endoplasmatisch reticulum heeft krijgen van waterwratten.
een functie bij het transport van eiwitten. 3 Twee grote groepen mensen van hetzelfde geslacht.
7 De ene groep scheert regelmatig zijn schaamhaar af
en de andere groep scheert zijn schaamhaar niet. Na
een jaar (of langer) worden beide groepen onderzocht
op de aanwezigheid van het virus en worden de
resultaten genoteerd.
4 Scheren leidt tot huidbeschadiging, waardoor het
virus zich makkelijker kan nestelen in de huidcellen.
5 Het afweersysteem heeft tijd nodig om het virus te
herkennen en te onthouden. Als je het voor die tijd
weg haalt, loop je een grotere kans om het later weer
te krijgen, doordat er geen geheugencellen zijn
gevormd.
34
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 4 Bescherming
3
fen heeft gemaakt tegen de lichaamsvreemde stoffen,
met name tegen de eiwitten (antigenen) in het
Immuniteit paardenserum.
7 Geheugencellen.
8 Als het niet is opgenomen, is de kans dat je mazelen
krijgt groter. Krijg je mazelen, dan moet je opnieuw
opdracht 11
worden gevaccineerd tegen de kinderziektes van het
1 Doordat na de primaire reactie T-geheugencellen en Rijksvaccinatieprogramma.
B-geheugencellen aanwezig zijn die bij een nieuwe 9 In beide gevallen komen dezelfde virussen/antigenen
infectie de ziekteverwekker herkennen. in het lichaam, waartegen dezelfde antistoffen worden
gevormd.
35
4
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 4 Bescherming
Transplantatie en opdracht 15
bloedtransfusie Bloedgroep AB
antigeen: A en B
opdracht 13 antistof:
1 Lymfocyten kunnen bij een transplantatie eigen cellen
Bloedgroep A Bloedgroep B
van lichaamsvreemde cellen onderscheiden door de
eiwitten (antigenen) van het HLA-systeem die voor- antigeen: A antigeen: B
komen op de membranen van vrijwel alle cellen. antistof: anti-B antistof: anti-A
2 Nee, want het HLA-systeem is op alle lichaamscellen
van de patint identiek. Bloedgroep 0
3 Bij een broer of zus komt het HLA-systeem deels
overeen waardoor minder afstotingsreacties optreden. antigeen:
4 Zijn immuunsysteem werd verzwakt om afstotings- antistof: anti-A
verschijnselen te onderdrukken. en anti-B
5 Afstemming op weefseltypering betekent dat een
donororgaan een zo groot mogelijke overeenkomst
opdracht 16
heeft met de acceptor. Dit wordt HLA-matching
genoemd. 1 Het bloed van deze jongen bevat geen antiresus. De
6 Door cytotoxische T-cellen. jongen maakt pas antiresus als zijn bloed in contact
7 De kans is (25%). Er zijn vier haplotypen, twee van komt met bloed waarbij op de celmembranen van rode
de moeder en twee van de vader. De kans dat beide bloedcellen het resusantigeen voorkomt.
meisjes hetzelfde haplotype van de moeder krijgen, is 2 Ja.
en van de vader ook . De kans dat ze zowel van 3 Doordat de jongen bij een eerste transfusie niet in
hun moeder als van hun vader dezelfde krijgen, is dus staat is voldoende antiresus te maken tegen het
= . resusantigeen.
4 Doordat de vrouw dan niet in staat is voldoende
antiresus te maken tegen het resusantigeen in het
opdracht 14
bloed van het kind.
1 Patint met bloedgroep A: bloedgroepen A en 0. 5 Doordat het afweersysteem van het kind pas na enkele
Patint met bloedgroep B: bloedgroepen B en 0. maanden actief wordt. Eventuele rode bloedcellen
Patint met bloedgroep AB: bloedgroepen A, B, AB en (met resusantigeen) van de moeder die bij de geboorte
0. in het bloed van het kind terecht kunnen zijn
Patint met bloedgroep 0: bloedgroep 0. gekomen, zijn dan al afgebroken.
2 Van bloedgroep 0 kun je bloed aan patinten van alle 6 Uit het feit dat een moeder met bloedgroep A zonder
bloedgroepen geven, doordat bij deze bloedgroep problemen zwanger kan zijn van een kind met
geen antigenen aan de rode bloedcellen zitten. bloedgroep B kun je concluderen dat de antistoffen
3 Een patint moet bloedgroep AB hebben om bloed van van het AB0-bloedgroepensysteem de placenta niet
alle bloedgroepen te kunnen ontvangen. Bij deze kunnen passeren.
bloedgroep bevat het bloedplasma geen anti-A en
geen anti-B.
4 Bloedgroep 0 noemt men de algemene donor, omdat
van deze bloedgroep bloed kan worden gegeven aan
patinten met alle bloedgroepen.
5 Bloedgroep AB noemt men de algemene acceptor,
omdat patinten met bloedgroep AB bloed van alle
bloedgroepen kunnen ontvangen.
6 Katten hebben geen antistoffen tegen de antigenen
die in hondenbloed voorkomen.
36
Uitgeverij Malmberg DIAGNOSTISCHE TOETS thema 4 Bescherming
DOELSTELLING 3
1 A.
2 A.
3 B.
4 B.
5 D.
6 B.
7 A.
8 A.
9 C.
DOELSTELLING 4
1 D.
2 D.
3 B. (Als antistof wordt genjecteerd, worden de koeien
passief gemmuniseerd.)
4 C.
37
Uitgeverij Malmberg EINDOPDRACHT thema 4 Bescherming
Eindopdracht
opdracht 1
Ter beoordeling aan je docent.
macrofaag
antigeen
fagocyteert en plaatst
op
ziekteverwekker
MHC-II-receptor-
eiwit
en wordt
antigeen-
presenterende cel stimuleert
T-lymfocyt
en vormt en vormt
en vormt
j
bi
herkent betrokken bij
en
kk
en vormt en vormt
tro
cytokinen
be
genfecteerde cel
celullaire afweer
aan
plasmacel B-geheugencel
viraal antigeen
betrokken bij
vormt
betrokken bij geplaatst op
MHC-I-receptor-
antistof
eiwit
betrokken bi
j humorale afweer
opdracht 2
2 Voorbeeld van een juiste beschrijving:
1 Voorbeelden van aspecifieke afweer in het maagdarm- 1 Het virus is een gastheercel binnengedrongen en
kanaal: wordt daar vermenigvuldigd.
Lysozymen in speeksel tasten bacterin aan. 2 In de gastheercel worden nieuwe onderdelen
De slijmlaag in de maag beschermt tegen (antigenen) van virussen geproduceerd.
bacterin. 3 Een virusantigeen vormt een complex met een
Enzymen in de maag verteren bacterin. klasse I MHC-molecuul, dat in het celmembraan
De lage pH/de zoutzuurproductie doodt bacterin. wordt opgenomen.
2 B. 4 De receptor en het CD8 van een cytotoxische Tc-cel
3 Voorbeelden van een juiste route: vormen een binding met het (klasse I)
De bacterie uit de feces kan bij onvoldoende MHC-antigeencomplex.
hygine/na toiletbezoek via de handen terecht- 5 De geactiveerde cytotoxische T-cel geeft perforine-
komen in de mond/in het darmkanaal van een moleculen af, waardoor porin in de gastheercel
ander. ontstaan.
Bacterin uit de maag komen bij hoesten in de 6 Daardoor gaan ionen en water de genfecteerde
mond en worden overgedragen door zoenen/op cel in die door lysis te gronde gaat.
een (gemeenschappelijk) drinkglas. Opmerking: de verdeling van de beschrijvingen over
de zes stappen mag afwijken, als de onderlinge
volgorde maar juist is.
opdracht 3
3 Uit het antwoord moet blijken dat T-helpercellen:
1 Het is positieve feedback, want door de productie van (cytotoxische) T-cellen activeren, die zorgen voor
interleukine-2 worden T-helpercellen extra geactiveerd cellulaire afweer / voor het opruimen van virus-
(met als gevolg de vorming van meer T-helpercellen en genfecteerde cellen;
een nog grotere productie van interleukine-2). B-cellen
activeren, die zorgen voor humorale
immuniteit / die virusantistof vormen.
38
Uitgeverij Malmberg VERRIJKINGSSTOF thema 4 Bescherming
Verrijkingsstof
1 Vaccinatie tegen
baarmoederhalskanker
opdracht 1
1 Voorbeelden van argumenten:
En iemand is te weinig om een conclusie aan te
verbinden.
Het is niet zeker of het vaccin de oorzaak is.
2 Voorbeeld van een argument:
Door de vaccinatie ben je tegen de meest voorkomen-
de vorm van baarmoederhalskanker beschermd. De
kans op andere vormen van baarmoederhalskanker
zijn veel kleiner.
3 Voorbeelden van argumenten:
Uitstrijkjes zijn ook effectief in het vroeg opsporen
van baarmoederhalskanker.
Je kunt iemand niet verplichten zich in te enten,
want iedereen is zelf de baas over zijn lichaam.
4 Voorbeeld van een argument:
Dit verandert de kans niet dat je genfecteerd raakt
met een schadelijke variant.
5 Voorbeelden van argumenten:
HPV kan in de loop van de tijd muteren, waardoor
de vaccinatie niet meer werkt tegen de gemuteerde
virussen.
Het is nog niet duidelijk hoe lang het vaccin werkt,
maar waarschijnlijk niet levenslang.
6 Voorbeeld van een argument:
Een vaccin kan kanker voorkomen en een uitstrijkje
niet (bij geconstateerde baarmoederhalskanker moet
dan tot behandeling worden overgegaan).
39