You are on page 1of 12

6 VWO

biologie voor jou


uitwerkingenboek

BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW


vwo

auteurs
ARTEUNIS BOS
MARIANNE GOMMERS
ARTHUR JANSEN
ONNO KALVERDA
THEO DE ROUW
GERARD SMITS
BEN WAAS
REN WESTRA

VIJFDE EDITIE
MALMBERG S - HERTOGENBOSCH
www.biologievoorjou.nl

544184_BW.indd 1 09/01/15 15:08


2
THEMA

Transport
BASISSTOF
1 Aangeboren hartafwijking 14
2 Het hart 14
3 De bloedvaten 16
4 De bloeddruk 17
5 Het bloed 18
6 Weefselvloeistof en lymfe 18

DIAGNOSTISCHE TOETS 20
EINDOPDRACHT 22
VERRIJKINGSSTOF 23
1
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 2 Transport

Aangeboren 6 Een grotere opening in de tussenwand tussen de


rechter- en linkerkamer heeft tot gevolg dat de
hartafwijking hoeveelheid bloed die in de aorta wordt gepompt,
kleiner is dan normaal. (Er wordt dan bloed van de
linkerkamer naar de rechterkamer gepompt.)
7 Kinderen met een grote opening tussen rechter- en
opdracht 1
linkerkamer zijn snel vermoeid en zien er bleek uit,
1 Een deel van het bloed stroomt vanuit de rechter- doordat de hoeveelheid (zuurstofrijk) bloed die naar
boezem direct naar de linkerboezem en vandaar via de organen wordt gepompt, kleiner is dan normaal.
de linkerkamer naar de aorta. Een ander deel stroomt 8 Reptielen zijn koudbloedig (poikilotherm) waardoor
via de rechterkamer, de longslagader en de ductus hun lichaamstemperatuur meestal lager is dan die van
arteriosis naar de aorta. zoogdieren. Er vindt minder verbranding plaats
2 Het zuurstofgehalte van het bloed in de aorta wordt waardoor minder zuurstof hoeft te worden
lager, want er komt dan zuurstofarm bloed uit de aangevoerd.
rechterboezem in de linkerboezem terecht en vervol- 9 In het water levende reptielen zoals schildpadden en
gens in de aorta. krokodillen kunnen de bloedstroom via de longen
3 Als de ductus arteriosis open blijft, gaat er door het verkleinen als zij zich onder water bevinden en de
verschil in bloeddruk meer bloed van de aorta naar de longen niet gebruiken voor ademhaling (amfibien
longslagader dan omgekeerd. Hierdoor gaat er meer schakelen dan over op huidademhaling).
bloed naar de longen en minder zuurstofrijk bloed

2
naar het lichaam dan normaal.
4 Hedwiges kon zijn eigen hart zien toen er een echo-
cardiografie werd gemaakt. Het hart
5 De bij Hedwiges Maduro geconstateerde afwijking
zou een open ductus arteriosis (ODB) kunnen zijn.

opdracht 4
opdracht 2
1 Een bloedcel die van de bovenste holle ader naar de
Organisme Bloedsomloop Hart aorta gaat, komt in het hart achtereenvolgens door de
rechterboezem, de rechterkamer, de linkerboezem en
Open/ Enkel- Buisvormig/
de linkerkamer.
gesloten voudig/ kamers en
dubbel boezems 2 De wand van de kamers is meer gespierd dan de wand
van de boezems. De kamers pompen het bloed verder
Sprinkhaan open buisvormig
weg dan de boezems.
Regenworm gesloten enkelvoudig buisvormig 3 De wand van de linkerkamer is meer gespierd dan de
wand van de rechterkamer. De linkerkamer pompt het
Vis gesloten enkelvoudig kamers en
boezems bloed heel het lichaam door; de rechterkamer pompt
het bloed slechts naar de longen.
Mens gesloten dubbel kamers en
4 De functie van de hartkleppen in gesloten toestand is
boezems
verhinderen dat er bloed terugstroomt van de kamers
naar de boezems. De functie van de halvemaan-
opdracht 3
vormige kleppen in gesloten toestand is verhinderen
1 De hartkamer van een vis bevat zuurstofarm bloed. dat er bloed terugstroomt van de longslagader(s) en
2 Bij een vissenhart is de wand van de kamer gespierder de aorta naar de kamer(s).
dan de wand van de boezem. De kamer pompt het 5 De bloeddruk aan het begin van de aorta is hoger dan
bloed heel het lichaam door; de boezem pompt het de bloeddruk aan het begin van de longslagader. De
bloed slechts naar de kamer. linkerkamer pompt het bloed met meer kracht weg dan
3 Gesloten circulatiesystemen met een hogere druk zijn de rechterkamer.
vooral geschikt voor een effectief transport van 6 De functie van de kransslagader is het transporteren
voedingsstoffen en zuurstof bij grotere, warmbloedige van zuurstofrijk bloed naar de cellen van het hart. De
dieren. aorta bevat zuurstofrijk bloed, de longslagader niet.
4 Het voordeel van een dubbele bloedsomloop is dat het 7 Koolstofdioxide dat afkomstig is van het hartspier-
bloed met meer kracht door heel het lichaam wordt weefsel komt het eerst terecht in de rechterboezem.
gepompt. Bij een enkelvoudige bloedsomloop stroomt
het bloed eerst door de gaswisselingsorganen. Hierna
opdracht 5
stroomt het bloed met veel minder druk verder door
het lichaam. 1 = kransslagader
5 Twee verschillen die een verschil in de bouw nood- 2 = (wand van) de aorta
zakelijk maken, zijn de lichaamsgrootte en de 3 = (wand van) de longslagader
lichaamstemperatuur (warmbloedigheid bij de mens). 4 = halvemaanvormige kleppen
5 = hartkleppen

14
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 2 Transport

opdracht 6

Systole van de boezems Systole van de kamers Hartpauze

1 I n welke richting stroomt van de boezems naar van de kamers naar van de holle aders en
het bloed? de kamers longslagader(s) en aorta longaders naar boezems
(en kamers)
2 H
 oe is de stand van de open dicht open
hartkleppen?
3 H
 oe is de stand van de dicht open dicht
halvemaanvormige
kleppen?

opdracht 7
5 Bij het gebruik van een AED volg je nauwkeurig de
1 Op de tijdbalk in afbeelding 10 is het volume van de aanwijzingen op het apparaat. Stichtingen en
hartkamers het grootst bij 0,1 seconde en het kleinst EHBO-afdelingen die cursussen aanbieden zijn te
bij 0,4 seconde. vinden op de website van de Hartstichting
2 De hartkleppen slaan dicht kort na 0,1 seconde op (www.hartstichting.nl).
deze tijdbalk, bij het samentrekken van de kamers.
3 De halvemaanvormige kleppen slaan dicht kort na
opdracht 9
0,4 seconde, na het ontspannen van de kamers.
4 Tijdens het samentrekken van de kamers gaan eerst Practicum: Het hartritme bepalen
de hartkleppen dicht en daarna gaan de halvemaan- Ter beoordeling aan jezelf.
vormige kleppen open. Als de kamers zich beginnen
samen te trekken, gaan de hartkleppen vrijwel direct
opdracht 10
dicht. De halvemaanvormige kleppen gaan pas open
als de druk in de kamers hoger is geworden dan de 1 Dit komt doordat de impulsen die het samentrekken
druk in de aorta en in de longslagader. van het hartspierweefsel veroorzaken, in het hart zelf
5 De harttonen worden veroorzaakt door het dichtslaan ontstaan.
van kleppen. Het dichtslaan van de hartkleppen en het 2 De letter P staat voor de samentrekking (systole) van
dichtslaan van de halvemaanvormige kleppen is met de boezems. R voor de samentrekking (systole) van
een stethoscoop als twee afzonderlijke harttonen bij de kamers.
iedere hartslag te horen. 3 Een hartslag van P tot P duurt 0,8 s. De hartslag-
6 Als een arts met een stethoscoop hartruis hoort, frequentie is dan 60 / 0,8 = 75 per minuut.
kunnen er kleppen niet goed sluiten. Er kan dan bloed 4 De herstelperiode van de cellen in de wand van de
terugstromen van de kamer(s) naar de boezem(s) of boezems vindt ongeveer gelijktijdig plaats met de
van de aorta en/of de longslagader(s) naar de impulsgeleiding in de wand van de kamers. Daardoor
kamer(s). is deze herstelperiode niet af te lezen in een ecg.
7 Als een klep bij de aorta onvolledig afsluit, kan tijdens 5 Sensoren van de ICD meten de impulsen die de
de hartpauze een deel van het bloed terug in de linker- boezems en kamers laten samentrekken. Als de
kamer stromen. De linkerkamer van het hart raakt dan impulsen onregelmatig worden, geeft de ICD zelf
te vol. impulsen af.
6 Het slagvolume van de linkerkamer is ongeveer gelijk
aan de hoeveelheid bloed die de rechterkamer per
opdracht 8
hartslag wegpompt.
1 Een hartstilstand is levensgevaarlijk omdat de toevoer 7 Het gemiddelde minutenvolume van een volwassen
van zuurstof naar de cellen stopt. persoon in rust ligt tussen (70 70 mL =) 4,9 L en
2 Circulatiestilstand is een betere benaming voor een (70 100 mL =) 7 L.
hartstilstand omdat bij een hartstilstand de bloed- 8 Bij sportmensen in training kan het minutenvolume
circulatie stagneert door het snel en onregelmatig worden vergroot, doordat het slagvolume groter
samentrekken van de hartspier. wordt. De samentrekking van het hartspierweefsel
3 Drie dingen die je kunt doen voor iemand met een wordt dan krachtiger. Na een trainingsperiode kan dan
hartstilstand, zijn; bij grotere inspanning het hartritme vrijwel gelijk
112 bellen om een ambulance op te roepen; blijven.
direct starten met reanimatie; 9 Het hartritme van een olifant is kleiner dan dat van
zo snel mogelijk met een AED (Automatische een mens. Het hartritme van een muis is groter dan
Externe Defibrillator) het hart een of meerdere dat van een mens.
krachtige stroomstoten toedienen.
4 Eigen antwoord.

15
3
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 2 Transport

De bloedvaten opdracht 14
1 De longslagaders bevatten zuurstofarm bloed en de
longaders zuurstofrijk bloed.
opdracht 11
2 Het bloed in de poortader is zuurstofarm. In het
Practicum: Slagader en ader darmkanaal is veel zuurstof verbruikt bij de resorptie
De tekeningen zijn ter beoordeling aan je docent. van voedingsstoffen en verteringsproducten.
3 Een alcoholmolecuul gaat via de poortader naar de
lever.
opdracht 12
4 Een alcoholmolecuul dat via de kortste weg van de
Slagaders Aders wand van de dunne darm naar de longen gaat, gaat
door de poortader, de leverader, de onderste holle
1 H
 et bloed van het hart weg van de organen ader, de rechterboezem, de rechterkamer en de
stroomt: naar de organen weg naar het hart
longslagader.
toe toe
5 Na 30 minuten is de snelheid waarmee de alcohol-
2 D
 e bloeddruk hoog laag concentratie in het bloed afneemt gelijk, onafhankelijk
is: van de gedronken hoeveelheid. In de lever is slechts
3 De wand is: dik, stevig en dun, weinig elas- een beperkte hoeveelheid enzym beschikbaar voor de
elastisch tisch omzetting van alcohol. Na 30 minuten wordt de
4 D
 e bloed- stootsgewijs regelmatig maximale omzettingscapaciteit van de lever benut bij
stroom is: (kloppend) de afbraak van alcohol.
5 Z
 e liggen diep in het minder diep in
meestal: lichaam het lichaam
opdracht 15
6 Kleppen zijn: niet aanwezig aanwezig, vooral
in de armen en 1 P stelt de lever voor.
benen (behalve 2 1 = bovenste holle ader
halvemaanvor- 2 = onderste holle ader
mige kleppen) 3 = leverader
4 = longslagader
5 = leverslagader
opdracht 13
6 = poortader
1 Als bij een persoon het spierweefsel in de wand van 3 De hoeveelheid bloed in de bloedvaten van groot naar
de arteriolen naar de skeletspieren in een groot deel klein: 4 2 3 5.
van het lichaam zich plotseling samentrekt, wordt 4 Het glucosegehalte van het bloed in de bloedvaten,
hierdoor de bloeddruk verhoogd. van hoog naar laag: 3 2 4 1.
2 Door het grotere aantal haarvaten in de spieren
kunnen goed getrainde atleten meer bloed door hun
opdracht 16
spieren laten stromen bij lichamelijke inspanning.
Hierdoor zijn de spieren tot grotere prestaties in staat. 1 Je kunt bij een embryonale bloedsomloop niet van
3 Aderkleppen laten het bloed maar in n richting door, eenzelfde functionele dubbele bloedsomloop spreken
namelijk in de richting van het hart. Als het bloed als bij de bloedsomloop na de geboorte. Bij de
terug dreigt te stromen, sluiten de kleppen vanzelf, embryonale bloedsomloop heeft de kleine bloeds-
doordat het bloed de kleppen dichtduwt. Beetje bij omloop (hart longen hart) geen functie bij het
beetje wordt zo het bloed teruggevoerd naar het hart. opnemen van zuurstof in het bloed of bij het afgeven
4 Een slagaderlijke bloeding is gevaarlijker dan een van koolstofdioxide aan de lucht.
aderlijke bloeding, omdat het bloed bij een slagader- 2 De navelstrengader en de onderste holle ader kunnen
lijke bloeding snel en met grote kracht uit de wond bloed bevatten met een maximale zuurstofverzadi-
spuit. ging. De beenslagaders en de navelstrengslagaders
5 De bloedtoevoer naar de hersenen is onder alle kunnen bloed bevatten met een minimale zuurstof-
omstandigheden constant. verzadiging.
6 Bij zware arbeid komt veel warmte vrij bij de dissi- 3 Het bloedvat dat is aangegeven met P heet ductus
milatie in de skeletspieren. Doordat er dan veel bloed arteriosis. Het bloedvat dat is aangegeven met Q heet
door de huid stroomt, is het lichaam goed in staat navelstrengslagader.
overtollige warmte af te geven aan de omgeving. 4 Na de geboorte is de bloeddruk aan het begin van de
7 Bij maximale lichamelijke inspanning stroomt er zo aorta het hoogst. (Voor de geboorte pompt de linker-
veel mogelijk bloed door de skeletspieren. Dit gaat kamer slechts weinig bloed weg.)
ten koste van de hoeveelheid bloed die door de huid 5 Voor de geboorte heeft de rechterkamer het grootste
stroomt. (Dit kan slechts van korte duur zijn, omdat er slagvolume. (Volgens de gegevens van afbeelding 34
dan een verhoging van de lichaamstemperatuur pompt de rechterkamer 230 mL bloed per kg lichaams-
dreigt.) gewicht per minuut weg en de linkerkamer 120 mL
bloed per kg lichaamsgewicht per minuut.) Na de ge-
boorte hebben de hartkamers een gelijk slagvolume.
16
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 2 Transport

6 Voor de geboorte stroomt ongeveer 7% van het bloed naar 4. In bloedvat 4 zal zich slechts weinig bloed
dat het hart verlaat naar de longen (25 / 350 100%). bevinden. Het bloed bij 4 is voor het grootste deel
Na de geboorte is dat 50% (de hartkamers hebben dan teruggestroomd naar het hart.
een gelijk slagvolume). 4 Door het geleidelijk leeglopen van de manchet zal de
bloeddruk het eerst stijgen op plaats 2. Door de

4
hogere bloeddruk bij 2 zal snel veel bloed stromen
van 3 naar 4.
De bloeddruk 5 De arts zal vaatgeruis kunnen horen op plaats 2.
6 De gemeten waarde met de manchet komt beter
overeen met de werkelijke waarde van de bloeddruk
en heeft dus een hogere validiteit in vergelijking met
opdracht 17
de polsbloeddrukmeter.
1 Er is sprake van hoge bloeddruk als deze na meerdere 7 De arts hoort voor het eerst vaatgeruis na ongeveer
keren meten op verschillende tijdstippen boven de 1 seconde. De arts hoort geen vaatgeruis meer na
140/90 mm Hg uitkomt. 4 seconden.
2 Met de vicieuze cirkel van hoge bloeddruk en 8 De door de arts gemeten bovendruk is 120 mmHg en
slagaderverkalking wordt bedoeld dat een langdurig de onderdruk is 80 mmHg.
hoge bloeddruk de bloedvatwanden kan beschadigen. 9 10,0 ( 0,2) kPa.
Dit bevordert verkalking van de vaten. De verkalking 10 Voorbeelden van oorzaken zijn:
werkt op haar beurt bloeddrukverhogend. De bloedvatwanden worden bij het ouder worden
3 Kenmerken van een gezonde leefstijl die de kans op minder elastisch.
hoge bloeddruk verkleinen zijn bijvoorbeeld: Het beschikbare volume in de slagaders neemt af.
voldoende bewegen, gezond eten en het vermijden
van stress, roken en overgewicht.
opdracht 20
4 Bij atherosclerose worden slagaders nauwer door
vetafzetting. Daarom is aderverkalking eigenlijk 1 A Door een plotseling bloedverlies bij een verwon-
een onjuiste naam. ding daalt de bloeddruk.
5 Bij een hersenbloeding is een bloedvat in de hersenen B Door de vernauwing van slagaders in een groot
kapot gegaan, meestal doordat de wand sterk verkalkt deel van het lichaam stijgt de bloeddruk.
was. Door de kalkafzetting tegen de wanden worden C Door de versnelling van het hartritme stijgt de
de bloedvaten nauwer, waardoor veel van deze patin- bloeddruk.
ten last hebben van een hoge bloeddruk. D Door een stijging van de osmotische waarde van
6 Als een kleine aftakking van een kransslagader het bloedplasma stijgt de bloeddruk.
verstopt raakt, is er sprake van een licht hartinfarct. 2 Doordat de zintuigcellen voor de bloeddruk juist in de
Iemand kan daarvan genezen als een andere aftakking halsslagaders liggen, wordt een verandering van de
de taak dan overneemt. bloeddruk in de slagaders naar het hoofd snel waar-
genomen. Door een snelle aanpassing van het
hartritme wordt de bloeddruk in de bloedvaten in de
opdracht 18
hersenen zo constant mogelijk gehouden.
1 Bij dotteren wordt een vernauwing in een kransslag- 3 De meeste bloedvaten die je onder de huid ziet liggen
ader opgerekt met een soort ballonnetje. Door zijn aders. Bij je polsen bevinden zich echter
dotteren worden bypassoperaties vaak overbodig. slagaders vlak onder de huid. Slagaders kloppen,
2 Bij het dotteren schuift een hartspecialist, via een aders niet.
sneetje in de lies, een slangetje of een buisje door 4 Door de gemiddeld afnemende druk van slagaders
een bloedvat naar het hart van de patint. Op de naar haarvaten naar aders stroomt het bloed in de
plaats van de vernauwing in de kransslagader wordt juiste richting.
het ballonnetje, dat aan het begin van het slangetje 5 Grafiek A geeft het verloop van de gemiddelde stroom-
of buisje zit, opgepompt. De vernauwing wordt dan snelheid weer. De gemiddelde stroomsnelheid is het
als het ware weggedrukt. hoogst in de aorta.
3 Het slangetje bereikt de kransslagader via de aorta. 6 De lage stroomsnelheid in de haarvaten is functioneel
De kransslagaders zijn aftakkingen van de aorta. omdat daardoor een goede uitwisseling van stoffen
4 De kans op een hartinfarct is dan ongeveer twee keer tussen het bloed en de weefsels mogelijk wordt
zo groot in vergelijking met iemand die niet rookt. gemaakt.
7 Weefselvocht in de benen verdwijnt vaak door te
wandelen. De samentrekking van de beenspieren
opdracht 19
stimuleert de bloedstroom in de beenaders waardoor
1 De gemeten bovendruk in afbeelding 38 is 120 en de overtollig vocht kan worden afgevoerd.
gemeten onderdruk 80. 8 De regeling van hartritme en bloeddruk is een
2 Bij de arm waaraan de bloeddrukmeting wordt voorbeeld van negatieve terugkoppeling. Bij een
verricht, is op dit moment geen polsslag te voelen. daling van de bloeddruk zal het hartritme gewoonlijk
3 De bloeddruk zal op dit moment op plaats 4 het laagst stijgen.
zijn. Door de manchet stroomt geen bloed meer van 3
17
5
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 2 Transport

Het bloed 5 Deze injectie heeft tot gevolg dat de rode bloedcellen
water verliezen en krimpen.
6 De hematocrietwaarde kan op deze wijze in enkele
minuten omlaag worden gebracht, doordat het volume
opdracht 21
van de rode bloedcellen afneemt.
Practicum: Bloedcellen 7
De tekeningen zijn ter beoordeling aan je docent. 80 (aantal getelde cellen)
200 (= verdunningsfactor)
0,2 mm 0,2 mm 0,1 mm
opdracht 22
= 4106 cellen per mm3
1 Alle opgeloste stoffen spelen een rol bij de osmotische
waarde van het bloed. Per mL is dit 4106 103 = 4109 cellen.
2 Met behulp van lipoprotenen kunnen vetten worden
getransporteerd.
opdracht 25
3 Van de vaste bestanddelen in het bloed komen de
rode bloedcellen het talrijkst voor en de witte 1 Je moet voorzichtig zijn met etter of pus, omdat er
bloedcellen het minst talrijk. vrijwel altijd ook nog levende, ziekteverwekkende
4 Boven in de reageerbuis bevindt zich bloedplasma. bacterin in voorkomen.
5 Onder in de reageerbuis bevinden zich rode en witte 2 Als een rat zon verdelgingsmiddel eet, stolt het bloed
bloedcellen en bloedplaatjes. Deze bestanddelen niet meer bij een inwendige bloeding. De bloeding
zakken naar beneden, doordat ze een grotere blijft voortduren en de rat sterft hieraan.
dichtheid hebben dan bloedplasma. 3 Bij iemand die bloederziekte heeft, ontbreekt er in het
6 Vijf transportfuncties van het bloed zijn: bloed een bepaalde stollingsfactor. Hierdoor kan het
verteringsproducten vervoeren van het verterings- bloed niet goed stollen.
stelsel naar de lichaamscellen; 4 Bloedserum is bloedplasma zonder fibrinogeen.
zuurstof vervoeren van het ademhalingsstelsel 5 Door aan vers bloed natriumoxalaat of natriumcitraat
naar de lichaamscellen; toe te voegen, verdwijnen de calciumionen uit de
koolstofdioxide vervoeren van de lichaamscellen oplossing. Hierdoor wordt het bloed onstolbaar.
naar het ademhalingsstelsel; 6 De stoffen uit de bloedplaatjes oefenen het langst hun
afvalstoffen vervoeren van de lichaamscellen naar werking uit. Doordat onder invloed van trombine er
het uitscheidingsstelsel; steeds meer bloedplaatjes blijven kleven aan het
hormonen vervoeren door het lichaam. beginnende bloedstolsel, blijven deze stoffen uit de
7 Twee andere functies van het bloed zijn: bloedplaatjes vrijkomen.
zorgen voor een homogeen en constant intern
milieu;
opdracht 26
zorgen voor afweer, onder andere tegen ziekte-
verwekkers. 1 Buis 1 bevat dan e grootste hoeveelheid droge stof.
Bloedplasma en bloedserum bevatten geen bloed-
cellen en geen bloedplaatjes, bloed wel.
opdracht 23
2 Buis 3 bevat dan de kleinste hoeveelheid droge stof.
1 B loed krijgt een rode kleur door hemoglobine. Bloedserum bevat geen fibrinogeen, bloedplasma wel.
2 Dat rode bloedcellen niet bolvormig zijn maar afgeplat 3 Op de beschadigde plaats wordt, onder invloed van
en ingedeukt, heeft als voordeel dat het oppervlak stoffen die uit de bloedplaatjes vrijkomen, fibrinogeen
groter is. Daardoor kan de diffusie van zuurstof en omgezet in fibrine.
koolstofdioxide sneller plaatsvinden. 4 Een blauw oog verkleurt, doordat hemoglobine wordt
3 Bij iemand die bloedarmoede heeft, bevat het bloed afgebroken.
niet voldoende hemoglobine.

opdracht 24
1 In de buizen 1 en 2 is hemolyse opgetreden.
2 De zoutoplossingen in de buizen 4 en 5 hebben een
hogere concentratie dan de zoutoplossing in buis 3.
6 Weefselvloeistof
en lymfe
In de buizen 4 en 5 zijn de rode bloedcellen
verschrompeld. Daardoor bevatten deze buizen
opdracht 27
minder bezinksel.
3 Het is niet mogelijk om in buis 1 opnieuw een 1 De functie van de stroming van weefselvloeistof is
bezinksellaag te laten ontstaan, doordat de cellen zijn zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen toevoeren
gebarsten. en koolstofdioxide en andere afvalstoffen van de
4 De volgorde van de buis met de laagste zoutconcen- cellen wegvoeren.
tratie naar de buis met de hoogste zoutconcentratie 2 De kracht die het uittreden van vocht in haarvaten
is: 1 2 3 4 5. veroorzaakt, is het samentrekken van de linkerkamer.
18
Uitgeverij Malmberg BASISSTOF thema 2 Transport

3 Dit wordt filtratie genoemd omdat alleen water en


kleine moleculen door de porin in de haarvaten naar
het weefsel stromen. Celbestanddelen en grote
eiwitmoleculen blijven in het plasma.
4 Aan het eind van de haarvaten in een weefsel is de
bloeddruk sterk gedaald. Door het verschil in osmo-
tische waarde tussen weefselvloeistof en bloedplasma
keert daar vocht terug van de weefselvloeistof naar de
haarvaten.
5 Als men de bloeddruk in een bepaald haarvat plotse-
ling laat toenemen, wordt de hoeveelheid uittredend
vocht groter. Hierdoor wordt ook het verschil in
osmotische waarde tussen de weefselvloeistof en het
bloedplasma in dit haarvat groter.
6 In de longhaarvaten vindt vrijwel geen uittreden van
vocht plaats, doordat de bloeddruk in de longhaar-
vaten hiervoor niet hoog genoeg is. (De bloeddruk in
de kleine bloedsomloop is lager dan de bloeddruk in
de grote bloedsomloop.) Hierdoor komen de
longblaasjes niet vol weefselvloeistof te zitten.
7 Alle lymfe komt uiteindelijk terecht in twee grote
lymfevaten: de rechterlymfestam en de borstbuis.
Deze lymfevaten monden beide uit in aders die onder
de sleutelbeenderen liggen.
8 Door gebrek aan eiwit in het voedsel kunnen de
eiwitmoleculen vrijwel geheel uit het bloed zijn
verdwenen. Hierdoor kan ook het verschil in osmo-
tische waarde tussen bloedplasma en weefselvloeistof
vrijwel geheel zijn verdwenen. Aan het eind van de
haarvaten keert er dan te weinig vocht terug in de
haarvaten. Door de ophoping van weefselvloeistof
ontstaat een opgezwollen buik.
9 Bij een tatoeage wordt inkt gespoten in huidweefsel.
Via weefselvloeistof komt de inkt terecht in de lymfe.
Lymfeknopen zuiveren de lymfe onder andere van de
inkt. In dit geval gebeurt dat door lymfeknopen in de
rechteroksel. Daar wordt de inkt opgeslagen.

19
Uitgeverij Malmberg DIAGNOSTISCHE TOETS thema 2 Transport

Diagnostische toets druk in de linkerkamer hoger is geworden dan de


druk in de aorta.)
3 
B. (Het slagvolume van de linkerkamer is ongeveer
gelijk aan dat van de rechterkamer.)
DOELSTELLING 1 4 
B. (De impulsgeleiding in de wand van de boezems
1 De zwanenmossel heeft een open bloedsomloop. veroorzaakt de kleine golf bij P.)
2 Nee, een vlinder is een geleedpotig dier en heeft dus 5 
C. De tijdsduur van de systole van de boezems blijft
een open bloedsomloop. Bij een open bloedsomloop ongeveer constant op 0,1 seconde; die van de kamers
word geen onderscheid gemaakt tussen bloedplasma loopt terug van 0,3 naar 0,2 seconde. De hartpauze
en weefselvloeistof. loopt terug van 0,4 naar 0,1 seconde.)
3 In afbeelding 70 is een enkele bloedsomloop
getekend.
4 Per omloop stroomt het bloed eenmaal door orgaan 3. DOELSTELLING 5
5 Het hart pompt het bloed in de richting van orgaan 1. 1 
Onjuist. (In afbeelding 79.1 is een dikkere laag
6 Orgaan 2 stelt de lever voor. spierweefsel getekend dan in afbeelding 79.2.)
2 Juist.
3 Onjuist.
DOELSTELLING 2 4 Juist.
1 
Groter. Het zuurstofrijke bloed in de navelstrengader 5 Juist.
wordt vermengd met zuurstofarm bloed. 6 Onjuist. (Alleen bij haarvaten kunnen witte bloed-
2 
De bloeddruk aan het begin van de longslagader is cellen en vocht door de wand heen.)
bij een foetus hoger dan aan het begin van de aorta. 7 
Onjuist. (Aan het begin van een haarvat bevindt zich
Een groot deel van het bloed stroomt via de ductus een kringspiertje dat het haarvat kan afsluiten.)
Botalli van de longslagader naar de aorta. Voor de
geboorte pompt de linkerkamer slechts weinig bloed
weg. DOELSTELLING 6
3 
Bij een foetus is het percentage van de hoeveelheid 1 Juist.
bloed dat via de longen stroomt veel kleiner. Bij een 2 Onjuist. (Bloedvat 11 is een armslagader.)
foetus stroomt het grootste deel van het bloed via de 3 Juist.
ductus Botalli. Bij een gezonde volwassene stroomt 4 Onjuist. (De bloedvaten 3 en 12 maken deel uit van
al het bloed (100%) vanuit de rechterkamer naar de de kleine bloedsomloop.)
longen. 5 Onjuist. (9 = beenader; 17 = beenslagader.)
4 
Door het open blijven van het ovale venster na de 6 Juist.
geboorte, verslechtert de zuurstofvoorziening van 7 Onjuist.
het lichaam. Na de geboorte is de druk in de linker- 8 Juist.
boezem hoger dan in de rechterboezem. Zuurstofrijk 9 Juist. (Deze bloedcel is gestroomd via 14 6 5
bloed stroomt door de opening vanuit de linker- 4 12 13 15 7 en is dus minstens twee keer
boezem terug naar de rechterboezem. Er ontstaat door het hart gekomen.)
een kringloop van bloed tussen hart en longen.

DOELSTELLING 7
DOELSTELLING 3 1 
C. ( Het zuurstofgehalte daalt in de haarvaten, maar
1 B. neemt niet af naar nul.)
2 C. (P is de rechterkamer.) 2 
D. (De bloedvaten 14, 15 en 17 zijn alle drie aftakkin-
3 B. (Vanuit de longader stroomt het bloed de linker- gen van de aorta.)
boezem in.) 3 
C. (In de leverader is het glucosegehalte het hoogst,
4 
C. (Door de opening stroomt zuurstofrijk bloed uit doordat in de lever het glucosegehalte van het bloed
de linkerkamer naar de rechterkamer. Het bloed in constant wordt gehouden. In de onderste holle
de rechterkamer bevat daardoor meer zuurstof dan ader vlak bij het hart is het bloed uit de leverader
normaal. Dit bloed stroomt verder via de longslag- gemengd met ander bloed, waardoor het glucose-
aders.) gehalte daalt. In de longslagader is het bloed uit de
onderste en bovenste holle ader gemengd.)
4 
A. (Tijdens de systole zijn de hartspiervezels
DOELSTELLING 4 samengetrokken. Ze worden daarbij dikker. Hierdoor
1 
C. (Tijdens de diastole van de hartkamers zijn de worden de vertakkingen van de kransslagaders die
halvemaanvormige kleppen gesloten.) tussen de hartspiervezels liggen, ingedrukt. De
2 
A. Bij het begin van de systole van de hartkamers bloedstroom in deze bloedvaten ondervindt dan
worden de hartkleppen gesloten, doordat de druk meer weerstand.)
in de kamers groter is geworden dan de druk in de 5 
B. (De stroomsnelheid van het bloed is omgekeerd
boezems. De halvemaanvormige kleppen tussen evenredig aan de totale diameter van de bloedvaten.)
linkerkamer en aorta worden pas geopend als de

20
Uitgeverij Malmberg DIAGNOSTISCHE TOETS thema 2 Transport

DOELSTELLING 8 bijvoorbeeld het doormaken van een infectie (stress),


1 
D. (1 = longslagader; 2 = longhaarvat; 3 = longader; op vakantie gaan in een ander klimaat, een verande-
4 = aorta.) rend voedingspatroon of (overmatig) alcoholgebruik.
2 
B. (Bij de toppen van de grafieklijn in diagram 2 is de 6  Bij een INR van 1 moet Dianthe haar dosis antistol-
bloeddruk het hoogst, doordat op deze momenten de lingsmiddel verhogen. Door de hogere dosis medicijn
linkerkamer maximaal samengetrokken is.) neemt de stollingstijd toe (de stollingssnelheid
3 
A. (Bij slagaders zoals in de polsen is de hartslag neemt af) tot de streefwaarde van 23.
waarneembaar, doordat er een verschil is tussen
systolische en diastolische bloeddruk. In afbeelding
85 is dit verschil aanwezig bij Q, maar niet meer bij DOELSTELLING 11
R.) 1 A.
4 
B. (Bij het begin van een inademing stijgt de druk in 2 C. (In de benen wordt de lymfe tegen de zwaarte-
de buikholte door het samentrekken van de midden- kracht in afgevoerd. Door het been omhoog op een
rifspieren. De bloedtoevoer van de beenaders naar stoel te leggen, werkt de zwaartekracht mee bij de
de onderste holle ader wordt daardoor kleiner. lymfeafvoer. Bij het maken van een wandelingetje
Tegelijk daalt de druk in de borstholte, waardoor de wordt door het samentrekken van de beenspieren
bloedtoevoer van de onderste holle ader naar het druk uitgeoefend op de lymfevaten.)
hart groter wordt.) 3 D. (Bij 1 bevindt zich weefselvloeistof.)
5 
B. (Het verschil tussen boven- en onderdruk kan niet 4 D. (Als er meer eiwitten in de weefselvloeistof
toenemen, doordat de kracht waarmee de linker- voorkomen dan normaal, wordt het verschil in
kamer samentrekt, afneemt.) collod-osmotische druk tussen het bloed in de
haarvaten en de weefselvloeistof kleiner. Er keert
dan aan het eind van de haarvaten minder vocht
DOELSTELLING 9 terug in de haarvaten. Als er door parasieten minder
1 
D. (P = rode bloedcel; Q = bloedplaatjes; lymfe kan worden afgevoerd, hoopt zich ook weefsel-
R = witte bloedcel.) vloeistof op.)
2 C.
3 B. (Uit de beschadigde bloedvatwand komen
stollingsfactoren vrij die het bloed sneller doen
stollen.)
4 
C. (In reageerbuis 1 is het bloed gestold. Het serum
in reageerbuis 3 komt uit reageerbuis 1 en bevat
dus geen fibrinogeen meer. In reageerbuis 2 is
calciumchloride met behulp van natriumoxalaat uit
het plasma weggehaald. De Ca2+-ionen uit calcium-
chloride zijn nodig voor stolling. Reageerbuis 4 wordt
gevuld met plasma uit reageerbuisbuis 2, waarna
er calciumchloride wordt toegevoegd. Er kan dan
stolling optreden.)
5 
B. (Door weefsel en/of bloedfactoren wordt plasmi-
nogeen omgezet in plasmine. Onder invloed van
plasmine valt fibrine uiteen tot polypeptiden.)

DOELSTELLING 10
1 
Voorbeelden van hartbehandelingen die een
verhoogd risico geven op het ontstaan van stolsel-
tjes zijn het plaatsen van stents en de plaatsing van
hartkleppen of elektroden van pacemakers, gemaakt
van kunststof.
2  Het gevaar van het ontstaan van stolseltjes in de
bloedbaan is dat deze doorschieten naar vitale
organen zoals de hersenen of het hart en daar een
(nieuw) infarct veroorzaken.
3  Bloedverdunners zijn stollingsvertragers. Meestal
wordt de term antistollingsmiddel gebruikt.
4 Als bloed te langzaam stolt, dan bestaat het risico op
het ontstaan van bloedingen.
5  Onregelmatigheden in het leven van een gebruiker
die invloed kunnen hebben op de bloedstolling zijn

21
Uitgeverij Malmberg EINDOPDRACHT thema 2 Transport

Eindopdracht 3 Doordat de osmotische waarde stijgt, krimpen de


endotheelcellen en worden de openingen tussen de
cellen groter. Door de continue aanvoer van vers
opdracht 1
bloed / de afvoer van mannitol-bevattend bloed daalt
de osmotische waarde snel (waardoor de endotheel-
1 Opname van voedingsstoffen in het interne milieu cellen zich weer zullen strekken en de openingen weer
(via het darmkanaal). kleiner worden).
2 Opname van glucose uit het bloedplasma en na 4 Door de aanvoer van bloed en de afvoer van mannitol
omzetting in glycogeenopslag (in de lever). Opslag zal de osmotische waarde weer snel dalen.
van vitaminen (A, B12 en D), mineralen (onder
andere ijzer, kalium en koper) en gifstoffen die niet
onschadelijk kunnen worden gemaakt. Afgifte van opdracht 3
glucose, vitaminen en mineralen aan het bloed-
1 Vanuit (haarvaten in) vaatvlies/iris/regenboogvlies/
plasma.
straalvormig lichaam via (achterste en) voorste
3 Afgifte van ureum (een afbraakproduct van over- oogkamer (naar het hoornvlies).
tollige eiwitten) aan het bloedplasma.
Vanuit (haarvaten in) de traanklieren via traanvocht
4 Uitscheiding van afvalstoffen (onder andere (en bindvlies naar het hoornvlies).
ureum), lichaamsvreemde stoffen en overtollige 2 Voorbeelden van juiste omstandigheden:
stoffen uit het bloedplasma. bij het herstel na een verwonding;
5 Constant houden van de osmotische waarde en de bij de groei van tumoren;
pH van het interne milieu. bij langdurige fysieke training van spieren;
6 Opname en opslag van onder andere vet in het bij obesitas;
onderhuids bindweefsel en afgifte aan het interne in de hartspier, als reactie op een plaatselijk
milieu. Het vet heeft een warmte-isolerende slechte doorbloeding.
werking. 3 D.
7 Warmte-uitwisseling via de huid tussen het
externe en het interne milieu.
8 Opname van glucose uit het interne milieu en na
omzetting in glycogeenopslag. Afgifte van glucose
(na omzetting van glycogeen) aan het interne
milieu.
9 Laten circuleren van bloed waardoor transport/
verdeling van stoffen en warmte mogelijk wordt.
10 Regeling van hartslag- en ademhalingsfrequentie
via sensoren in de wand van de aorta en halsslag-
ader.
11 Opname van zuurstof in het interne milieu (via de
longen).
12 Uitscheiding van koolstofdioxide uit het interne
milieu (via de longen).

opdracht 2
1 Door de grote openingen tussen de endotheelcellen
zijn de betrokken stoffen (ook hydrofiele) gemakkelijk
af te geven/op te nemen door de levercellen.
2 De hersenen hebben een regulerende functie bij
bijvoorbeeld de ademhaling/bloedsomloop/homeo-
stase (en zijn dus van levensbelang).
Door de kleine openingen zijn ze zeer goed beschermd
tegen gifstoffen/ziekteverwekkers/schadelijke stoffen
(die de hersencellen kunnen aantasten).

22
Uitgeverij Malmberg VERRIJKINGSSTOF thema 2 Transport

Verrijkingsstof

1 De bouw van een


zoogdierhart

opdracht 1
Practicum: De bouw van een zoogdierhart
Bij  je eerste tekening moet staan: buitenaanzicht
van het hart van een ...
In
de tekening kun je de volgende delen hebben
aangegeven: aorta longslagader longader
bovenste
holle ader onderste holle ader linker
boezem
rechterboezem linkerkamer rechter
kamer
kransslagader kransader.
Bij  je tweede tekening moet staan: binnenzijde van
het linkergedeelte van het hart van een ...
In
 de tekening moet je de volgende delen hebben
aangegeven: aorta longslagader linkerboezem
linkerhartkleppen pezen linkerkamer
harttussenwand.
Bij je derde tekening moet staan: binnenzijde van
het rechtergedeelte van het hart van een ...
In
 de tekening moet je de volgende delen hebben
aangegeven: bovenste holle ader onderste holle
ader rechterboezem rechterhartkleppen pezen
rechterkamer harttussenwand linkerboezem
linkerkamer.

De tekeningen zijn ter beoordeling aan je docent.

23

You might also like