Professional Documents
Culture Documents
EN
DE DUIZENDJARIGE REGERING
Guido Biebaut
JUNI 2001
INHOUD
Deel 1
Hoofdstuk 1
Deel 2
Hoofdstuk 2
Over profetie
Hoofdstuk 3
Over Isral
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Deel 3
Hoofdstuk 6
Inleiding
In Het Zoeklicht, 23 januari 1999, blz.3 lezen we: Van de 31.124 verzen
van de hele Bijbel waren er 8.352 profetisch. Dat is 27 procent van het Oude
en Nieuwe Testament. Sommige bijbelboeken hebben meer profetische
teksten dan andere. De profetie van Zefanja telt 89 procent profetische
teksten, Obadja 81 procent, Hebreen 45 procent en Openbaring 63 procent,
om maar enkele uitschieters te noemen. Ook dat hebben we niet nageteld.
Elke benadering van het domein van de leer van de laatste dingen zou
moeten gepaard gaan met een vorm van waarschuwing dat men geen
misbruik kan en mag maken van de Schriften. De Schriften zijn wel eens
gebruikt als een spoorboekje waarin men zou kunnen aflezen hoever we staan
in de geschiedenis van mens en wereld. Sommigen hebben lijsten opgesteld
van dingen die nog moeten gebeuren voordat Hij terugkeert. En n of andere
zaak die dan in vervulling gaat - al naar gelang de schrijver - wordt dan
daadwerkelijk geschrapt in die lijst. We citeren zo een lijst. J. van Barneveld
schrijft in Het Zoeklicht van 30 mei 1998: We kunnen de belangrijkste
tekens van de eindtijd in drie groepen onderverdelen.
1. Isral. Het herstel van Isral is verreweg het belangrijkste en duidelijkste
teken van de aanstaande komst van de Messias. Een groot aantal in onze tijd
vervulde profetien en Godswoorden die op het punt staan vervuld te worden
zijn sterke bewijzen van het eindtijdkarakter van deze dagen.
2. Evangelie. De ongekend snelle en krachtige doorbraak van het Evangelie in
onze tijd is een tweede teken van de eindtijd. Met Pinksteren is de
verkondiging van het Evangelie begonnen en in onze dagen mogen we eraan
meewerken dat vlak voor het einde het Evangelie in de hele wereld gepredikt
wordt (...)
3. Algemene tekens. Hiermee bedoelen we wereldwijde ontwikkelingen, zoals
de toename van het aantal aardbevingen en andere natuurrampen, oorlogen,
verschijnselen zoals El Nio en de smog in Zuid Oost Azi. De toename van
de ongerechtigheid en de vuilheid zijn belangrijke aanduidingen van de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 6
We hopen dat de lezer zich niet stoort aan enkele van onze uitspraken
wanneer we een bepaalde leer of persoon evalueren. Die zijn van de aard die
we tegenkomen in deze soort discussies. We geven u hiervan twee
voorbeelden. In Het Zoeklicht van 21 aug.1999 blz.13 staat bij de
aankondiging van een boek met de titel HET KONINKRIJK KOMT - en de
dwaling van de kerk -: Een nieuw boek over het komende Koninkrijk.
Waarom dwaalt de kerk al eeuwenlang in deze zaak, met Alle gevolgen
vandien?
Omdat we tot die Kerk behoren, die zeker niet volmaakt is, willen we ook
verdedigen waarom de Kerk zo denkt en waarom ze alle vormen van de leer
van de bedeling en andere moet verwerpen. En gezien we ooit - in
onwetendheid - zelf 10 jaar deze zaken verdedigd hebben, kennen we ook iets
van de verlokkingen van, maar ook zwakke punten van dit verhaal. Want bij
nader inzicht zijn we toch terug moeten krabbelen naar die oude interpretaties
van de Kerk. De Kerk heeft in deze wellicht wel dit: ze vergeet dat aspect van
de Wederkomst volop te belichten in haar prediking.
Tweede voorbeeld. Feike ter Velde schrijft in Het Zoeklicht van 29 april
2000, blz.4, 5,7:
Het Vrederijk nu? Prof. Runia draagt snelle oplossingen aan, met
oudbakken omschrijvingen. Het Vrederijk, of Duizendjarig Rijk - er zijn
verschillende namen voor - speelt in de tijd van Johannes, zo verklaart hij.
Heel het boek Openbaring gaat volgens de professor over de tijd vanaf de
Hemelvaart tot aan vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levende en de
doden en het einde van de geschiedenis. Het klassieke kerkelijke standpunt
vanaf Augustinus dus. Wie er op de tronen zitten in Openbaring 20? Dat zijn
de martelaren van de oude kerk uit Johannes dagen.
Hutsepot. Van alle tweentwintig hoofdstukken uit het laatste bijbelboek
maakt professor Runia hutsepot. Men kan er geen touw aan vastknopen. Het
is een troostboek voor Johannes, die op Patmos zit en voor de gelovigen van
zijn tijd wegens de christenvervolging. In die troost worden dan ook wij - heel
de kerk - getroost. En daarmee is de kous af, volgens professor Runia (...) De
duizend jaar is 10 maal 10 maal 10, zo heeft prof. Runia uitgerekend en zegt
dat het een symbolisch getal is. En zo maakt hij van heel de Openbaring een
onbegrijpelijke wirwar, waarbij hij alle degelijke regels van de hermeneutiek -
regels voor de uitlegkunde - aan zijn laars lapt. Waar het hem uitkomt zegt hij
dat het om beeldspraak gaat of om symboliek. Logisch dat hij verschillende
malen zucht: Dit zijn moeilijke verzen of: Dit zijn nogal moeilijke
woorden
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 9
We hebben onze eigen afkortingen van de Bijbelboeken die meestal deze van
de vroegere NBG zijn. Uitzonderingen o.a.: Openbaring, onze afkorting is Opb.
in plaats van Op., Marcus is Marc. en niet Mark., Lucas is Luc. en niet Luk..
Hoofdstuk 1
1.1 Inleiding
Aan het koningshof van Judah en Isral zijn enkele profeten verbonden. In
die dagen worden zij die eerst ziener genoemd werden, profeten genoemd
1 Sam.9:9. Voor het begrip ziener zie o.a. naar Num.24:4 / Jes.1:1 / 21:2 /
22:1 / Dan.8:1.
Gad bij Saul en David: 1 Sam.22:5,6 / 25:1
Nathan bij David: 2 Sam.7:2-17 / 24:11-14,18
David is profeet: Hand.2:25-31
Salomo: 2 Kron.1:1-13
De belangrijkste profeten, die ook gans hun leven strijden tegen
Balaanbidding, zijn Elia (1 Kon.18:20-46) en Elisa (2 Kon.3:12 / 2 Kon.10:17-
36).
Laat ons ook enkele details bekijken over hoe profeet-zijn in zijn werk gaat.
Het zijn heilige mannen Gods (1 Kon.12:22 / 2 Kon.4:9 / 23:17) die door
God gebruikt worden als zijn spreekbuis. Het zijn verkondigers van Gods wil
voor het heden en/of de toekomst. We zeggen en/of omdat niet alle profeten
voorspellers zijn van de toekomst. Integendeel de meeste profeten houden
zich slechts bezig met het volk, koning of anderen erop attent te maken dat ze
tegenover hun God plichten hebben en dat straf komt bij blijvend negeren van
Zijn almacht. Hij is in de eerste plaats dus - zoals engelen - een
boodschapper van wat de Almachtige wil met betrekking tot Zijn volk of
een individu. De toekomst voorspellen is n van de mogelijkheden die het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 14
woord profeet kan inhouden. Een opmerkelijke gebeurtenis in het leven van
Nathan is de volgende. Op een bepaald moment voorzei hij koning David, dat
hij voor God een huis (tempel) zal bouwen. Maar God zegt de profeet in zijn
slaap dat dit niet zal geschieden (2 Sam.7:3-16). Nathan voorzei iets uit
menselijk standpunt en was hierin fout.
Nog enkele details over het begrip mannen Gods. Totaal vinden we het
77 maal in het OT, waarvan 36 maal met betrekking tot Elisa. Ook 15 maal
voor een profeet van wie we de naam niet kennen (1 Kon.13). En nog voor Elia
(7 X), Mozes (5 X), Samul (4 X), en vijf anderen. Een profeet is een man
van de Geest (Hos.9:7), een wachter (Jer.6:17 / Ezech.3:17) en een
boodschapper Gods (Hag.1:13).
Voor een korte tijd bestond er een profetenschool. Profeten zijn dat niet
permanent. Maar bij bepaalde gelegenheden wanneer Gods Heilige Geest tot
hen komt. Ze worden dan andere mensen (1 Sam.6:9) waarbij ze (soms)
dansen (Ex.15:20 / 1 Kon.18:26 / 1 Sam.18:6-8). Daarbij bespelen ze volgens
voorgaande teksten soms een instrument. Ze maken zich soms een teken op
het voorhoofd (1 Kon.20:35-43) of een lidteken (Zach.13:6). Tijdens een
toestand waarin ze door God gegrepen zijn kunnen ze zich verwonden (1
Kon.18:28). Hoewel sommigen onder hen getrouwd zijn, leven ze meestal in
een soort commune (2 Kon.5:38-41 / 6:1 / 2 Kon.4:1). Ze hebben als uiterlijk
teken meestal een mantel of gordel (Zach.13:4 / 2 Kon.1:8 / Mat.3:3,4).
Meestal leven ze van aalmoezen (2 Kon.4: 8,42). Ze hebben een leider die
ofwel vader (2 Kon.6:21 / 8:9) of heer (2 Kon.6:5) genoemd wordt. Ze staan bij
zichzelf en bij anderen bekend als de zonen der profeten (1 Kon.20:35 / 2
Kon.2:5,7 / 4:1,38 / 5:22 / 6:1).
Na Elia en Elisa komen ze niet zoveel meer voor. Ze waren een grote hulp
voor deze profeten (1 Kon.18:4,13,22 / 20:35-42). En ze werden daarom ook
vervolgd (2 Kon. 18:4,13,22 / 19:2,10,14).
Veel van de grote Bijbelse profeten lopen niet hoog op met deze
profetenzonen. Ze verwijten hen hun werk te doen voor geld (Micha
3:5,11) en zijn niet te betrouwen (Zef.3:4). Het zijn dronkaards (Jes.28:7) of
boosdoeners (Jer.23:14 / Ezech.13:22). Ze plegen letterlijk of figuurlijk
echtbreuk (Jer.23:14 / 29:23). Ze zetten het volk ertoe aan niet op Gods daden
te vertrouwen (Jer.23:27) en misleiden het volk (Jer.23:32 / 29:8 / Ezech.13:10)
door hun verkeerde voorspelling of interpretatie ervan. De grote profeten
betwijfelen ook wel eens dat deze profeten van God zouden zijn (Jer.23:25,27 /
Ezech. 13:6,16 / Micha 3:6). Maar dat ze door uitspraken het volk mr dan
eens misleiden en doen afdwalen is duidelijk (Jer. 4:10 / 23:16 / Ezech.13:3).
Ze dreigen het volk (Micha 3:5) en sporen ze niet genoeg aan tot berouw
en het volgen van Gods wetten (Ezech.3:17-21 / 33:2-9 / Jer.23:22). De grote
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 15
Er zijn enkele manieren waarop YaHWeh inwerkt op een profeet door een
innerlijke of uiterlijke openbaring.
1) Rechtstreeks Ex.3:2-4.
2) Dromen 1 Kon.3:5 / Dan.7:1. Volgens Dan.1:17 is Danil een
dromenuitlegger.
3) Visioenen Jes.1:1 / Nahum 1:1.
4) Extase Num.11:25 / 2 Kon.9:11 / Jer.29:26.
5) Engelen Gen.16:7-12 / 18:1-5 / 19:1-3.
Maar zegt men: dat is fout want in 2 Kon.24:6 staat dat Jojakim: bij zijn
vaderen te ruste ging. Hij zou dus een normale dood sterven. Er zijn tegen
deze verklaring twee argumenten aan te voeren.
1) Men zegt dat de uitdrukking bij de vaderen te ruste gaan verwijst
naar de dood, waarop een begrafenis volgt. Maar dat is niet zo. Deze
uitdrukking wijst slechts op het sterven en hoeft niets anders in te houden. Er
staat bijna altijd de nadere verklaring en hij werd begraven indien het om
een normaal overlijden gaat. Manasse werd begraven in de hof van zijn
huis (2 Kon.21:18), Amon begroef men in de hof van Uzza (2
Kon.21:26). Koning Josia verloor de veldslag bij Megiddo en het leven in strijd
met de Farao Neko. Zijn lichaam werd naar Jeruzalem gebracht en hij werd
begraven in zijn graf (2 Kon.23:29,30). Zijn zoon Joachaz stierf in Egypte maar
er is niets gezegd over hoe en waar hij werd begraven (2 Kon.23:34). De
daaropvolgende koning Jojakim werd een onderdaan van Babel en het is de
dood van deze die we onderzoeken. Maar laat ons herhalen wat gezegd is over
deze vijf opeenvolgende koningen: van drie is gezegd dat ze op een zeer
specifieke en genoemde plaats begraven worden. Van de twee daarop
volgende staat dat ze sterven. Maar niet dat ze ergens begraven zijn. Want
ook hierin ligt al een aanwijzing. In het OT worden die koningen niet allemaal
op n en dezelfde koninklijke begraafplaats begraven maar de n hier en
een andere op een andere plaats. Bij de vaderen te ruste gaan is dus
dezelfde uitdrukking als sterven. Wie sterft, wat ook zijn afstamming moge
zijn, gaat rusten tot de vaderen (Dan.12:2). Sterven = figuurlijk slapen =
figuurlijk rusten. De wijze waarop men sterft doet er niet toe.
2) Uit wat er over Jojakim staat in 2 Kron.36:6-8 wordt dan ook duidelijk dat
de profetie van Jer.22:19 kan vervuld zijn zoals het er ook staat, namelijk dat
zijn zoon Jojakin in zijn plaats koning wordt. En over zijn vader Jojakim staat er
dat hij gruwelen deed. Dat weten we ook uit de profeet Jeremiah.
Zoals zovele vragen gesteld kunnen worden waarop geen antwoord is, zo ook
hier. Niemand weet welke soort dood hij stierf volgens de Bijbel. Hij kreeg een
ezelsbegrafenis, dus gn koninklijke begrafenis. En die begrafenis was buiten
Jeruzalem. Hij zal: neergeworpen liggen in de hitte overdag en in de
koude des nachts (Jer.36:30).
Wat weten we wel; maar dan niet uit de Schrift maar uit Flavius Josephus? De
Babylonische koning Nebukadnessar zou volgens zijn Joodse Oudheden X, VI,
3, toen hij Jeruzalem had ingenomen, het lijk van Jojakim buiten de muren
hebben laten liggen als teken van zijn overwinning. Dat zou dan het vervolg
zijn op Dan.1:2,3 waarin twee zinnen deze dood is beschreven. Er is dus geen
enkele aanwijzing vanuit de Schrift of vanuit de geschiedenisboeken, die
zeggen dat de voorspelling van de dood van Jojakim niet zou vervuld zijn zoals
het was uitgesproken. Ook deze profetie blijkt waar te zijn.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 18
Dat neemt natuurlijk niet weg dat mr dan n voorspelling gepaard gaat
met een conditie eraan verbonden. Zo geeft Lev.26:3-15 aan wat zal
geschieden indien Gods volk zal trouw zijn aan God en verzen 16-39 de
straffen die volgen op ontrouw. Isral kan volgens eigen keuze deze twee
wegen bewandelen.
Bij het laatste avondmaal geeft Jezus de volgende openbaring aan zijn
aanwezige apostelen Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het
thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal
Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit
Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de
toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal
het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft,
is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u
verkondigen. Joh.16:12-15. Twee zaken daaruit spreken voor zichzelf: de
Geest zal de discipelen 1) de toekomst verkondigen (vers 13),
2) Hij zal Christus verkondigen. Bemiddelaars daarin zijn de gelovigen in
Jezus van Nazareth. Elke gelovige in Christus zal met ander woorden
profeet zijn in de brede zin van het woord.
Het begrip profeet is in het NT ongeveer 150 maal gebruikt. Doorheen het
NT blijft dat kennis en profetie niet volmaakt zijn (1 Cor.13:9).
Profetie en profeten zijn een gave van God aan de christelijke gemeente (1
Cor.14: 24,25 / 1 Tim.1:8 / 4: 14). De voorzegging van Jol 2:28,29 is vervuld
aan de gemeente die in de naam van Jezus samenkomt (Hand.2:14-18). Ze
zijn - indien waarachtige profeten - door God aangesteld (1 Cor.12:28,29). Wat
de profeet zegt heeft dan ook dezelfde waarde als de woorden der profeten uit
het Oude Testament. God spreekt nu opnieuw door middel van Zijn profeten,
na een eeuwenlange stilte. Maar ook valse profeten zijn een deel van de
werkelijkheid, ofschoon geen deel van de gemeente (Mat.7:15 / 24:11 / 1
Joh.4:1 / Opb.2:20). Daaronder vallen Teudas, Judas de Galliler, een
Egyptenaar en Simon de Magir (Hand.5:36,37 / 8:9-25 / 21:38). Ze zijn
herkenbaar aan hun gedrag (Mat.12:33-35) en hun leer (Mat.7:15-23 / 1
Joh.4:2-5 en zie hierover verder).
VOORZEGGING VERVULLING
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 20
Bij de gelegenheid van het laatste Avondmaal krijgen we uit de mond van
Jezus twee schijnbare tegenstrijdige uitspraken. Ten eerste zegt Hij: omdat
ik alles (...)u heb bekend gemaakt. De tweede tekst is: nog veel heb
ik u te zeggen maar gij kunt het thans niet dragen (Joh.15:15 / 16:12).
De eerste tekst heeft het over wat men dient te weten om een discipel van
Jezus te kunnen worden. De tweede tekst belicht wat hun zal ten deel vallen
wanneer de Heilige Geest gegeven zal worden. En zelfs dan zal die kennis
slechts relatief zijn. Er zijn bepaalde zaken die God niet openbaart. Stel dat
God de dag en het jaar van de Wederkomst van Zijn Zoon zou hebben
geopenbaard. Ik denk niet dat het veel zou wijzigen aan de menselijke
godsdienstigheid. Er zouden nog steeds mensen zijn die tot het einde toe hun
eigen begeerten achternalopen en een andere groep zou zich bekeren uit
schrik voor wat komt. Beide handelingen zijn verkeerd en een gruwel voor
God. Zeker niet de grond om gered te worden. We denken dat daarom het niet
onthullen van de dag van de Wederkomst (Marc.13:32) een goede zaak is. Bij
die laatste tekst schijnt men de indruk te krijgen dat Jezus zelf het niet weet,
en dat is mogelijk gezien zijn incarnatie. Zo zou een Gereformeerde het
uitleggen. Maar een Lutheraan zou zeggen dat de Heer die wijsheid in zichzelf
verborgen houd en ze niet onthult. Zie over de incarnatie ons werk over de
Drie-eenheid.
Er zijn enkele manieren waarop YaHWeh inwerkt op een profeet door een
innerlijke of uiterlijke openbaring.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 21
1) Rechtstreeks Marc.5:18-20
2) Dromen Mat.1:20 / 2:13 / 2:19-22 / Jol 2:28 heeft zijn vervulling in de
christelijke
gemeente.
3) Visioenen Hand.7:55 / Hand.9:10 / Hand.10:3-6,10-16
4) Extase zoals het verhaal van Stephanus in Hand.7.
5) Engelen 2 Pet.1:20,21 / Heb.2:1,2
10) Jezebel (Opb.2:20) Een profetes. Wellicht is dit haar symbolische naam.
Zij verleidt de gelovigen in Thyatira.
11) De valse profeet (Opb.19:20) En profeet? Of een systeem?
Een anti-christus die zich keert tegen de Messias en zijn plaats wil
innemen.
Jeremia zegt dat ook de Bal zijn profeten heeft (Jer.2:8 / 23:13)
een echt probleem in dat opzicht. De Pentateuch geeft enkele criteria aan om
een valse profeet te identificeren, dat is iemand die onder valse
voorwendselen in Gods naam spreekt. Vanuit het standpunt van de echte
profeet leert zo iemand afgoderij (Deut.13:2-6). Hij geeft zich valselijk uit voor
iemand die onder Goddelijke Inspiratie staat, maar profeteert in de naam van
valse goden (Deut.18:20). Wanneer een profeet een voorspelling maakt die
niet uitkomt dan moet het volk beseffen dat hij hen heeft voorgelogen
(Deut.18:22). De Bijbel beschrijft meerdere gevallen van strijd tussen ware en
valse profeten. Elia daagde de aanbidders van Bal uit op een succesvolle
wijze (1 Kon.18:19 e.v.). Micha werd in de gevangenis gestopt nadat hij de
profetie van vrede gedaan door een valse profeet, had omgezet in een
onheilsprofetie (1 Kon.22). En tijdens de levensloop van Jeremiah stond hij in
eindeloze strijd met de valse profeten die het geweten van het volk streelden
door een voorspoedige toekomst te voorspellen.
Dispensationalisten dringen erop aan dat het decreet van Cyrus in 538
niet het begin kan zijn van de 70 weken. Want zegt men: zijn decreet heeft
geen verwijzing naar de wederopbouw van de stad, alleen de tempel is
genoemd. Op deze beschuldiging willen we een reactie formuleren. Moeten we
niet vooraf toegeven, zonder enige mogelijke tegenspraak, dat de gelovige
Isralieten, terwijl ze in gevangenschap waren in Babylon, ze in een sfeer
leefden van herstel dat God beloofd had. Ik heb het dan niet over de wellicht
honderdduizenden die ondertussen opgegaan waren in de volkeren rondom
hen. Die hadden hun God verlaten en wilden ook niet meer teruggaan naar
het land van hun vaderen. Dat de gelovige Joden in die dagen droomden van
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 25
Het was ook Jeremia, onheilsprofeet maar ook profeet van de hoop, die
verwoesting profeteerde voor zowel het land, de stad Jeruzalem, als de
tempel. Het bijzondere van de profetie van Jeremia over de 70 jaar van
verlatenheid spreekt ook duidelijk en uitdrukkelijk van het herstel van het volk
in het land. We lezen in Jeremia 29:10,14: 10 Want zo zegt de HERE: Neen,
als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en
mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats
terug te brengen. () Dan zal Ik Mij door u laten vinden, luidt het woord des
HEREN, en in uw lot een keer brengen; dan zal Ik u verzamelen uit alle
volkeren en van alle plaatsen waarheen Ik u verstoten heb, luidt het woord
des HEREN, en u terugbrengen naar de plaats vanwaar Ik u in ballingschap
heb doen wegvoeren. Danil heeft in deze periode geleefd en heeft troost
geput uit wat de profeet Jeremia had voorzegd. Daarom gaat hij ook in gebed
en wil van zijn God, YaHWeH, weten wat de nabije toekomst zal brengen.
Want de 70 jaren zijn bijna voorbij. In Danil 9 lezen we dan: 2 in het eerste
jaar van zijn koningschap lette ik, Danil, in de boeken op het getal van de
jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was,
dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.
We horen ook glashelder uit zijn woorden dat het herstel VAN DE STAD
door hem impliciet en expliciet verwacht wordt. We citeren terug uit zijn
gebed in Dan.9:
18 Neig, mijn God, uw oor en hoor; open uw ogen en zie onze verwoestingen
en de stad waarover uw naam is uitgeroepen; want niet op grond van onze
gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van
uw grote barmhartigheden.
Maar Danil heeft ook een vraag OVER DE TEMPEL: 17 Nu dan, hoor, o onze
God, naar het gebed van uw knecht en naar zijn smeking en doe uw
aangezicht lichten over uw verwoest heiligdom, om des Heren wil. -
(Dan.9:17) Het gaat in Daniel 9 wel degelijk om het verbond van God en Zijn
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 26
volk. In dit gebed staat als enige in dit boek de naam YaHWeH en dat wijst op
het belang ervan.
Deze profeet die het type Jood is dat zijn Bijbel kent wil duidelijk weten:
God van onze vaderen, alle gelovige Joden hopen en verwachten dat Gij het
herstel zult bewerken van de stad en de tempel! Naar mijn overtuiging heeft
het decreet in Ezra 1:2-4 en 2 Kron.36:23 inderdaad betrekking op zowel de
tempel als de stad Jeruzalem. Wat belangrijk is te weten in deze zaak, is dat
deze passages ons NIET de volledige tekst van het decreet geven. Dat is
duidelijk wanneer we er Ezra 6:3-5 bij lezen. Je krijgt er zogezegd een kopie
van het verslag van het decreet van Cyrus. De kopie is driemaal langer dan
wat in Ezra 1 staat en daar moet rekening mee gehouden worden. Dat
gedeelte bevat gegevens die niet zijn genoemd in Ezra 1:2-4. We zullen ook
de bewijsvoering aangeven dat er in dat verslag van Ezra 6 mogelijk nog een
laatste deel ontbreekt, dat specifiek betrekking heeft op het bouwen van de
stad en de muur rond de stad. Wanneer Josephus, de Joodse historicus uit de
dagen van de val van Jeruzalem in het jaar 70, verwijst naar het decreet geeft
hij degelijk een verwijzing naar de bouw van de stad. Wanneer we omwille van
het argument en het bezwaar dat dispensationalisten hier zullen invoeren,
zelfs toegeven dat Josephus verkeerd was in dat citeren van het decreet van
Cyrus dan hebben ze het pleit nog niet gewonnen.
cijfers een symbolische waarde geeft. Want als puntje bij paaltje komt is 490 =
7 x 7 x 70 of = 49 x 10. De opgegeven cijfers 7 en 10 kunnen beide
symbolisch volheid of volledigheid of perfectie voorstellen. Beeld van
God die Zijn plan tot in de puntjes uitvoert. Dat lijkt u nu wellicht een ver-van-
mijn-bed-show maar neem a.u.b. een stelling na de argumenten gelezen te
hebben. Mag ik u er nu al op wijzen dat in de kringen van de
dispensationalisten er momenteel 4 diverse uitleggingen zijn voor de cijfers uit
de profetie. Ze beweren alle 4 dat hun uitleg van de profetie een vervulling
geeft tot-op-de-dag nauwkeurig. Onderling verschillen ze van ofwel een start
in 445 of 444 v. Chr. en begin en einddatum zijn ook nog eens verschillend.
Schiet niet op ons, de pianist, voordat u het stuk gehoord heeft! Lees dus
gewoon verder!
behoren tot een prins die Isral zal aanvallen hun relatie is niet deze van
vers 26. Veronderstel eens dat er een prins moet verschijnen op het toneel
van de geschiedenis die een Nieuw Romeins rijk zal aanvoeren, dan is het
GEEN vervulling van vers 26. Ofwel moeten de legers van Titus en de generaal
nog eens opnieuw uit de doden opstaan en Jeruzalem aanvallen. De zeer
duidelijk taal van het vers geeft slechts deze mogelijke interpretatie, het
volk en de prins horen bij elkaar. Iets ervan uitknippen en naar een andere
toekomst overhevelen is theologisch knutselwerk en toont geen respect voor
de tekst van de Schrift.
Diverse problemen
mogen aannemen. Het is Kores die de start geeft voor de bouw van zowel het
een als het ander.
Zeg me niet: ja maar, want er staat nog meer daarover in het volgende
hoofdstuk, in 45! 1 Zo spreekt de HEER tot Kores, zijn gezalfde, die Ik bij de
rechterhand heb genomen, () 2 Ik zal voor u uit gaan, () 13 Ik heb hem
laten opstaan voor de overwinning en al zijn wegen maak Ik vlak; HIJ IS HET
DIE MIJN STAD ZAL HERBOUWEN en mijn verbannenen zal laten gaan,
zonder betaling en niet voor loon. We moeten daaruit nog wat herhalen: hij
is het die MIJN STAD zal herbouwen. Dat laat ons niet toe om met God te
kibbelen. Als u bij de uitdrukking MIJN STAD iets anders kan bedenken dan de
stad Jeruzalem laat het me a.u.b. toch weten!
In de tijd van Nehemia zijn het - en lees dat a.u.b. ook en wellicht
vooral de inwoners van Jeruzalem die deelnamen aan de wederopbouw van
de muren (Nehemia 3:1-32). Er zijn bovendien meerdere aanwijzingen dat er
veel huizen in Jeruzalem zijn op dit moment ondanks dat de
dispensationalisten het tegendeel beweren. Maar stukken uit de Bijbel niet
lezen is geen afdoende bewijs er niet op te wijzen. Lees dus dit:
Wie hebben dan al huizen in de stad van de grote koning: gewone burgers,
priesters, tempelhorigen en poortwachters. Dus vertel het argument van de
dispensatieleer, over de lege stad, in dat verband niet verder. De kritiek die
men ook nog geeft is deze van Nehemia 7: 4 De stad nu was ruim en groot,
maar het inwonertal was gering, en er waren geen huizen gebouwd. Maar
laten we niet te hard van stapel lopen en zeker niet vergeten wat er vooraf
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 32
Wij citeren wat van Harold Camping en zijn kritiek om te starten bij
Kores als het begin van de 70 jaarweken, uit zijn brochure The Seventy weeks
of Daniel 9 (blz.4, versie van Internet uit 2005). Helaas is er een fatale fout
om deze kandidatuur onder beschouwing te nemen als het begin van de 70
weken. Er is geen enkele mogelijke manier, op een 70jarenweek basis, om een
verband te leggen tussen de jaren 537 voor Christus, van de Heere Jezus, die
werd gedoopt in het jaar 29 na Christus gekruisigd en in het jaar 33 na Chr.
Dat Harold Camping geen manier heeft gevonden bij onze uitleg, wil nog niet
zeggen dat die er niet is.
Als ik een korte uitleg mag geven van wat volgt dan is het dit. Het is
zondermeer duidelijk dat we de bouw van de tempel en van de stad Jeruzalem
moeten zetten in de vervulling van wat er gebeurde in de tijd van koning
Kores. In de ogen van God is deze man: een gezalfde koning, iemand die
Gods goedkeuring wegdraagt en is aangesteld door God om een bepaald werk
te doen. Jesaja 45:1 NBG is daar duidelijk in: Zo zegt de HERE tot zijn
gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken vr
hem neer te werpen. Kores is een gezalfde van God om het herstel van
Isral te laten uitvoeren en de bouw van de tempel te laten plaatsvinden.
Wanneer we Daniel 9:24-27 niet hier, maar ergens anders laten beginnen dan
hebben woorden hun echte betekenis verloren. Want we lezen in de Bijbel
duidelijk dat:
Jesaja 44:28 NBG: die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn
welbehagen volvoeren door TOT JERUZALEM te zeggen: Het
worde herbouwd EN DE TEMPEL worde gegrondvest.
Ezra 6:3: In het eerste jaar van koning KORES gaf koning KORES
dit BEVEL: Wat betreft het huis Gods te Jeruzalem, dat huis
moet worden herbouwd tot een plaats waar men slachtoffers
brengt; en zijn fundamenten moeten gelegd worden; zijn hoogte
moet zestig el bedragen, zijn breedte zestig el.
Ezra 6:11: Voorts is door mij BEVEL gegeven, dat er van ieder
die dit besluit overtreedt, een paal uit zijn huis zal worden
gerukt, opdat hij daaraan gehangen en vastgeslagen worde, en
dat daarom zijn huis tot een puinhoop zal gemaakt worden.
Ezra 6:12: De God nu, die zijn naam daar heeft doen wonen,
stote iedere koning en elk volk neder, die als overtreders hun
hand uitstrekken om dit huis Gods te Jeruzalem te verwoesten.
Ik, Darius, heb BEVEL gegeven; het worde nauwkeurig
uitgevoerd!
Ezra 7:13: Door mij is BEVEL gegeven, dat ieder die in mijn
koninkrijk tot het volk Isral, zijn priesters of de Levieten
behoort, en zich bereid verklaart naar Jeruzalem te gaan, met u
mag meegaan.
Zonder enige twijfel kunnen drie conclusies getrokken worden uit al deze
teksten:
We lopen even uit naar wat we later uitleggen. Bijna allen zijn het erover
eens dat de eerste twee eenheden in de tijdsperiode (zeven en tweenzestig)
onmiddellijk na elkaar volgen. Waarom zou de laatste periode van zeven dat
niet zijn? John Walvoord, de dispensationalist, bekritiseert Philip Mauro omdat
hij de laatste zeven jaar als een onbepaalde tijd ziet. Hij zegt: In het licht van
de nauwkeurigheid van de zeventig jaar van de gevangenschap, vermeld in
hetzelfde hoofdstuk, blijkt uit de context de waarschijnlijkheid van een
letterlijke bedoeling van de openbaring. - Volgens Walvoords commentaar op
vers 24. Mauro, advokaat van beroep, maakt van de zeventigste week een
periode van veertig jaar. Hij verlengt Gods genadige lankmoedigheid
tegenover Isral als deel van die laatste week. Walvoord en de andere
dispensationalisten hebben een kloof van bijna 2000 jaar lang. Dat lijkt ons als
het ontkennen van de mogelijkheid van de tijdsmeting. Waarom heeft
Walvoord dan kritiek op Mauro, hij is toch zelf niet meer letterlijk? De
mening van Ph. Mauro is hoe dan ook nauwkeuriger dan wat Walvoord schrijft.
Bij Mauro zijn de gebeurtenissen van dat laatste vers gerekend bij de
tijdperiode van een mensengeslacht in dezelfde eeuw! In Walvoords
gedachten is het gescheiden door bijna twee millennia!
Iedereen is het er over eens dat er een decreet tot het herbouwen
van de tempel, gegeven is door Kores = Cyrus in ongeveer 538 (537 of 536)
voor Christus. De vraag is: of dit decreet ook de toestemming aan de
wederopbouw van de stad geeft? We geven in wat volgt het duidelijke bewijs
dat ook de stad werd herbouwd sinds die tijd. Dit geven echter dezen aan die
zeggen dat er van een herstel van de stad hier geen sprake is: de precieze
formulering van de drie decreten zoals opgetekend in 2 Kronieken 36 en in
Ezra lijken alleen met de tempel wat te maken te hebben. Aan een
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 38
wederopbouw van de stad werd niet voldaan tot de tijd van Nehemia. Deze
man kreeg volgens het decreet in Nehemia 2:1-8 duidelijk de opdracht de stad
als geheel te bouwen. Tot zover wat dispensationalisten er in het kort over
leren.
Dit is wat John Walvoord, de dispensationalist, hierover schrijft in zijn
commentaar op Daniel als bewijsvoering hierbij: Men gebruikt als argument
wat uit Ezra 4:12-21 geleerd zou worden: dat de muren van de stad herbouwd
waren op dat moment en dat de verwijzing naar een muur in Juda in Ezra
9:9 betekent dat ze tot voltooiing gekomen waren. Er is geen bewijs dat de
bouw van de muur opnieuw was toegestaan in 457 v. Chr. Een zorgvuldig
onderzoek van deze passages bewijst niet met alle duidelijkheid dat de muur
ooit werd voltooid of zelfs begonnen. De beschuldigingen van de vijanden van
Isral waren grotendeels onjuist, omdat uit de gegevens uitdrukkelijk blijkt dat
ze alleen een tempel aan het bouwen waren. De omvang van de puinhopen in
de stad Jeruzalem en van de muur die twaalf jaar later, vermeld in Nehemia,
zijn zodanig van aard dat de beste interpretatie is: ze te verwijzen naar de
verwoesting van Jeruzalem in 586 voor Christus. Eventueel een eerdere
datum dan 445 v. Chr. aangeven voor de wederopbouw van de muur is
gebaseerd op onvoldoend bewijs. We gaan zijn argumenten nauwkeurig na in
wat volgt, maar weten u nu al te zeggen dat ze niet al te zwaar wegen.
geboorte hemelvaart
445 vC ? 0 30 nC opname
Satan komst van de Heer
einde der
tijden heidene
n
3,5 jaren 3,5 jaren
(1) (2)
49 434 Gemeen Antichris grote 1000 eeuwigh
jaren jaren te t verdrukki jaren eid
ng
7 62 verborg 70ste jaarweek
weke weken enheid
n
483 prof. 7 prof. jaren
jaren
70 jaarweken van Danil 9:24 = 490 profetische jaren
zevens een onnauwkeurig duur hebben. Later in zijn uitleg draait hij echter
bij door op te merken: Er is een interval van onbepaalde duur tussen de
eerste negenenzestig weken die elk zeven jaar duren en de laatste of de
zeventigste week van zeven jaar!
2. Er wordt melding gemaakt van twee vorsten: de eerste wordt 'de Messias,
de Vorst' (vs 25) genoemd, de tweede de 'vorst die komen zal' (vs.26). De
tweede is de 'kleine hoorn' uit hoofdstuk 7 en 8, die het herbouwde Jeruzalem
zal verwoesten, nadat de gezalfde vorst gedood is (vs.26).
4. De 70 weken zijn 490 profetische jaren van 360 dagen, want 'tijd, tijden en
een halve tijd' (Dan.7:25) is volgens Openbaring 11:2 en 13:5 gelijk aan 42
maanden en volgens Openb. 12:6 en 13:3 aan 1260 dagen.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 41
5. De aanvang van de 70 weken wordt gesteld op 'vanaf het ogenblik, dat het
woord uitging om Jeruzalem te herstellen' (vs 25). Het enige bevel om
Jeruzalem te herstellen dat we in de Bijbel vinden, wordt gemeld in Nehemia
2: de maand Nisan in het 20e jaar van koning Artaxerxes (= 445 v.Chr.)
Dat deze laatste jaarweek nog niet is aangebroken, zien we in het gegeven
dat Jezus deze gebeurtenissen in Matt. 24 (vs 6 en 15) verbindt met zijn
tweede komst. Dus moet tussen de 69e en de 70e week de tijd van de
gemeente liggen, zoals deze in het NT naar voren komt. Het komen van deze
tijd is in het OT niet geopenbaard. Einde citaat uit de Scofield Reference
Bible.
J.N. Darby
Ezra 9:9 NBG zegt: want wij zijn wel slaven, maar in onze slavernij
heeft onze God ons niet verlaten; Hij heeft ons gunst doen vinden bij de
koningen van Perzi, dat zij ons verademing gaven om het huis van onze God
te doen herrijzen en zijn puinhopen te herstellen, en ons een omtuining gaven
in Juda en in Jeruzalem. De Willibrord vertaling zegt nog duidelijker: Want
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 43
slaven zijn wij, maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten, maar
Hij heeft ons genade laten vinden bij de koningen van Perzi. Zij hebben ons
steun gegeven om het huis van onze God weer op te bouwen EN uit de
puinhopen te laten herrijzen en onze woonplaatsen in Juda en
Jeruzalem te ommuren. Ezra geeft hier de eigen interpretatie van zijn
opdracht door koning Artaxerxes gegeven. Daaruit blijkt dat hij wist dat het
meer dan alleen met de tempel te maken had. Hij noemt het herstel van de
Tempel maar ook de wederopbouw van de muur rond de heilige stad
Jeruzalem en zelfs bakens rond het landsgebied. Als de dispensationalisten het
decreet van Artaxerxes uit 457 v. Chr. niet aannemen als met betrekking de
bouw van de muren is zondermeer wat Ezra 9:9 leert ons als onjuiste
informatie doorgegeven. De Bijbel zou dan verkeerde informatie bevatten, of
zeggen we het dan maar gewoon: leugens vertellen. Als dispensationalisten
445 v. Chr. als uitgangspunt gebruiken en als start nemen om terug te keren
naar Jeruzalem en de muren van de stad te herbouwen is geen rekening
gehouden met Ezra 9:9.
Laten we dan maar starten met deze voor velen wellicht zware taak. We
hebben een zoekwerk uitgevoerd in de boeken Ezra en Nehemia met de
vertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap van 1951. We bekijken
enkele begrippen die te maken hebben met het herstel van Jeruzalem na de
gevangenschap in Babylon; van de stad, tempel, poorten en muren. We doen
dat vooraf omdat dispensationalisten zeer laks omspringen met die gegevens
en vanuit een muur die gebouwd wordt in Nehemia de ganse profetie van
Danil 9:24-27 willen uitleggen. Dat is niet mogelijk. Het afwerken van de
muur is het slot het eerste deel van de profetie (7 jaarweken) en niet het
begin ervan. Dit is het resultaat van dat opzoeken, conclusies volgen hierop. U
hoeft al die teksten niet te lezen, dan gaat u vier bladzijden verder. Je kunt er
naar een tekst zoeken die we aanhalen. Alles lezen heeft een voordeel, je
merkt dan onmiddellijk dat dispensationalisten EN ANDEREN wat beweren
over de start van de 70 jaarweken die absoluut niet klopt.
xxxxxxxxxxxx
Ezra 4:12: Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeers, die van
u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig
die oproerige en slechte stad te HERBOUWEN; zij voltooien de bouw
der muren en graven de fundamenten uit.
Ezra 5:11: Zij hebben ons nu het volgende antwoord gegeven: Wij zijn
dienaren van de God van hemel en aarde en wij HERBOUWEN het huis
dat vele jaren geleden gebouwd werd; een groot koning van Isral
heeft het gebouwd en voltooid.
Ezra 5:13: Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Babel, gaf
koning Kores bevel dit huis Gods te HERBOUWEN.
Nehemia 2:5: En ik zeide tot de koning: Dat gij, indien het de koning
goeddunkt en indien uw knecht u welgevallig is, mij zendt naar Juda,
naar de stad waar de graven mijner vaderen zijn, om haar te
HERBOUWEN.
Nehemia 2:17: Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin
wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn poorten met vuur
verbrand zijn. Komt, laat ons de muur van Jeruzalem HERBOUWEN,
zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.
Nehemia 4:1: Maar toen Sanballat gehoord had, dat wij de muur aan
het HERBOUWEN waren, ontstak hij in woede en ergerde zich zeer; hij
bespotte de Joden.
Nehemia 4:5: Bedek hun ongerechtigheden niet en laat hun zonde
niet uitgewist worden voor uw aangezicht, omdat zij krenkend zijn
opgetreden tegen hen die HERBOUWEN.
Nehemia 6:6: Daarin stond geschreven: Onder de volken gaat een
gerucht en Gesem bevestigt het, dat gij en de Joden van plan zijt in
opstand te komen; daarom zijt gij bezig de muur te HERBOUWEN, en
gij wilt volgens dat zeggen hun koning worden.
xxxxxxxxxxxx
Ezra 1:2: Zo zegt Kores, de koning van Perzi: alle koninkrijken der
aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft
mij opgedragen Hem een huis te BOUWEN in Jeruzalem, in Juda.
Ezra 1:5: Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook
de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had
gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in
Jeruzalem woont, te BOUWEN.
Ezra 4:2: kwamen zij tot Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden
tot hen: Laat ons met u BOUWEN, want wij zoeken uw God evengoed
als gij; Hem toch brengen ook wij offers sinds de dagen van
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 45
xxxxxxxxxxxx
ambtgenoten en zij spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven
dit huis te bouwen en deze MUUR te voltooien?
Ezra 5:9: Daarop hebben wij die oudsten ondervraagd; wij hebben tot
hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen en
deze MUUR te voltooien?
Nehemia 1:3: Zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die daar in het
gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in grote
rampspoed en smaad, en de MUUR van Jeruzalem is afgebroken, en
zijn poorten zijn met vuur verbrand.
Nehemia 2:8: ook een brief aan Asaf, de houtvester des konings, dat
hij mij hout geve om de poorten van de burcht die bij de tempel
behoort, van zolders te voorzien, en voor de MUUR van de stad en
voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze mij,
daar de goede hand van mijn God over mij was.
Nehemia 2:15: Daarom klom ik in de nacht door het dal naar boven,
en stelde een onderzoek in naar de MUUR. Daarop ging ik weer door
de Dalpoort en zo keerde ik terug.
Nehemia 2:17: Toen zeide ik tot hen: Gij ziet de rampspoed, waarin
wij verkeren, dat Jeruzalem verwoest is en zijn poorten met vuur
verbrand zijn. Komt, laat ons de MUUR van Jeruzalem herbouwen,
zodat wij niet langer een voorwerp van smaad zijn.
Nehemia 3:8: Daarnaast was bezig Uzzil, de zoon van Charhaja, een
van de goudsmeden. Daarnaast was bezig Chananja, een
zalfbereider; en zij behoefden aan Jeruzalem bij de brede MUUR niets
te doen.
Nehemia 3:13: De Dalpoort herstelden Chanun en de inwoners van
Zanoach; zij herbouwden haar en brachten de deuren, sluitbalken en
grendels aan; bovendien (herbouwden zij) duizend el van de MUUR
tot aan de Aspoort.
Nehemia 3:15: De Bronpoort herstelde Sallum, de zoon van Kolchoze,
de overste van het district Mispa; hij herbouwde haar en voorzag
haar van een dak en bracht de deuren, sluitbalken en grendels aan;
bovendien (herbouwde hij) de MUUR van de waterleidingvijver bij de
tuin van de koning, tot aan de trappen die afdalen van de stad
Davids.
Nehemia 3:27: Verderop herstelden de Tekoeten een volgend stuk
van bij de grote uitspringende toren tot aan de MUUR van de Ofel.
Nehemia 4:1: Maar toen Sanballat gehoord had, dat wij de MUUR aan
het herbouwen waren, ontstak hij in woede en ergerde zich zeer; hij
bespotte de Joden.
Nehemia 4:3: De Ammoniet Tobia nu stond naast hem en zeide: Al
bouwen zij ook, als er maar een vos tegen hun stenen MUUR
opspringt, doet hij hem afbrokkelen.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 47
xxxxxxxxxxxx
Ezra 4:12: Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeers, die van
u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn bezig
die oproerige en slechte stad te herbouwen; zij voltooien de bouw
der MUREN en graven de fundamenten uit.
Ezra 4:13: Nu zij het de koning bekend, dat, als deze stad herbouwd
is en de MUREN voltooid zijn, men geen belasting, cijns of tol meer
zal betalen, zodat zij ten slotte de koningen schade zal berokkenen.
Ezra 4:16: Wij doen de koning weten, dat, als deze stad herbouwd is
en de MUREN voltooid zijn, gij daardoor het gebied over de Rivier niet
zult kunnen behouden.
Nehemia 2:13: Ik trok des nachts uit door de Dalpoort, in de richting
van de Slangebron en naar de Aspoort en ik stelde een onderzoek in
naar de MUREN van Jeruzalem, die afgebroken waren, en naar zijn
poorten, die door vuur verteerd waren.
Nehemia 4:7: Maar toen Sanballat, Tobia, de Arabieren, de
Ammonieten en de Asdodieten gehoord hadden, dat de herstelling
van de MUREN van Jeruzalem vorderde, dat de bressen zich
begonnen te sluiten, ontstaken zij in hevige woede.
xxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxx
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 50
waar de profeet opmerkt dat men zijn eigen huis bouwt en dat van God
vergeten is. Jeruzalem was al bewoond toen Nehemia er kwam en hij kreeg
van zijn koning dus geen bevel om de stad te bouwen. Het jaar 444 (of 445) is
dus NIET het begin van de profetie van Danil 9. Nehemia 3:25 WIL95 spreekt
over een koninklijk paleis, maar wat we er moeten onder verstaan is wat
anders, gezien er toen geen koning was. Daar staat: Palal, de zoon van
Uzai, werkte aan het muurpand tegenover de hoek, met de hoge
uitspringende toren van het koninklijk paleis vanwaar men uitziet op
het binnenplein van de wacht. Daarnaast werkte Pedaja, de zoon van
Paros.
Let er goed op, op de twee werkwoorden, die verband houden met wat
er te gebeuren staat in vers Danil 9:25a: herstellen en te herbouwen
(NBG) of weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen (SV77). Alleen dan
kunnen de juiste conclusies getrokken worden over waar de 70 jaarweken
begonnen zijn. Dat is duidelijk: toen Kores daartoe bevel gaf. Het jaar 445/444
is uitgesloten ondanks de niet verkeerd te verstane uitspraak van Jan
hierboven.
Herstellen is het begrip lehshb, en komt van shb dat ook regelmatig
vertaald is als weerkeren. Dit geeft aan dat Jeruzalem hersteld is als
hoofdstad van het rijk van Juda en Benjamin. Uit het gebruik van het
werkwoord shb zien we dat Danil 9:25 erop wijst dat er een nieuwe
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 52
Daarom een reeks vertalingen van Danil 9:25a, want wie dat verkeerd
leest kan alle kanten op in n of andere on-Bijbelse uitleg als het hem/zij wat
uitkomt:
om te doen weerkeren, en om Jeruzalem te bouwen Statenvertaling,
editie 1977.
om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen Nederlands
Bijbelgenootschap.
over de terugkeer uit de ballingschap en de herbouw van Jeruzalem
Willibrordvertaling (herziene editie 1995).
King James Version 1611, 1769: the commandment to restore and to
build Jerusalem.
New King James Version, 1982: the command To restore and build
Jerusalem.
New Living Translation, 1996: the command is given to rebuild
Jerusalem.
New International Version, 1984, decree to restore and rebuild
Jerusalem.
The Holy Bible, English Standard Version, 2001: the word to restore and
build Jerusalem.
New American Standard Bible, 1995: a decree to restore and rebuild
Jerusalem.
Revised Standard Version, 1952: word to restore and build Jerusalem.
American Standard Version 1901: commandment to restore and to build
Jerusalem.
Robert Young Literal Translation, 1898: the word to restore and to build
Jerusalem.
John Darby Translation, 1890: word to restore and to build Jerusalem.
Noah Webster Version, 1833: commandment to restore and to build
Jerusalem.
Hebrew Names Version, 2000: the mitzvah to restore and to build.
Josephus de Joodse historicus heeft in zijn werk een brief van Cyrus
geschreven aan de satrapen (rijksbeheerders) van Syri. Hij zegt het
volgende: King Cyrus to Sisines and Sarabasanes, greeting. To those among
the Jews dwelling in my country, who so wished, I have given permission to
return to their native land and to rebuild the city AND build the temple
of God of Jerusalem on the same spot on which it formerly stood (wij
onderstepen uit Jewish Antiquities 11.12 [ 11.1.3], Loeb edition. Zie ook zijn
Jewish Antiquities 11.6 [11.1.2]). We hebben dus een aanwijzing van een
historicus die de herbouw van de stad Jeruzalem bij Kores laat beginnen. En de
hoofdstukken 1-8 van het boek Ezra zijn daar een ondersteuning van, de
geschiedenis van het herstel speelt zich af rond Jeruzalem. Ezra 5:1: Maar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 54
Een andere leraar van de bedelingen, Sir Robert Anderson, heeft een
speciale betekenis gegeven aan de profetien van de gevangenschap in
Babylon. Zijn argumentatie is dat er aan de tempel niet gewerkt werd dan in
het jaar 520 voor Christus en baseert zich op Hagga 2:18,19 Maar hoe hij het
uitlegt is in strijd met deze teksten:
Ezra 3:10: Toen nu de bouwlieden het fundament van de tempel des
HEREN legden, stelden zij de priesters op, gekleed in ambtsgewaad,
met trompetten, en de Levieten, de zonen van Asaf, met cimbalen,
om de HERE te loven naar de aanwijzing van David, de koning van
Isral.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 55
worden, haar puinhopen richt Ik weer op; die tot de diepte zeg:
Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; die tot Kores zeg: Mijn
herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem
te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde
gegrondvest.
Jesaja 45:13: Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid,
en al zijn wegen zal Ik effen maken; hij is het, die mijn stad
herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder koopprijs en
zonder geschenk, zegt de HERE der heerscharen (NBG). En zo
staat het in de Willibrord van 1995: Ik heb hem laten opstaan voor
de overwinning en al zijn wegen maak Ik vlak; hij is het die mijn
stad zal herbouwen en mijn verbannenen zal laten gaan, zonder
betaling en niet voor loon, zegt de HEER van de machten. DE
ENIGE MENSELIJKE BOUWER VAN DE STAD IS KORES, allen die dat werk
uitvoeren doen het onder zijn bevel. Een bevel op last van God die de
eigenlijke bouwer is. Maar niet Ezra is de bouwer en niet Nehemia is de
bouwer, dat zijn de werklieden in dienst van God en Kores.
We lezen over de vervulling van deze profetie in Jesaja in Ezra 1:1-5
SV77: In het eerste jaar nu van Kores, koning van Perzi, opdat
volbracht zou worden het woord des HEEREN, uit de mond van
Jerema, verwekte de HEERE de geest van Kores, koning van
Perzi, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk,
zelfs ook in geschrift, zeggende: Zo zegt Kores, koning van
Perzi: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken
der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te
bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is. Wie is onder u van al Zijn
volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat
in Juda is, en hij bouwe het huis van de HEERE, de God van
Isral; Hij is de God, Die te Jeruzalem woont. En al wie
achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling
verkeert, hem zullen de lieden van zijn plaats bevoordelen met
zilver, en met goud, en met have, en met beesten; BENEVENS
EEN VRIJWILLIGE GAVE, VOOR HET HUIS GODS, Die te Jeruzalem
woont. Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda
en Benjamin, en de priesters en de Levieten, benevens een
ieder, wiens geest God verwekte, DAT ZIJ OPTROKKEN OM TE
BOUWEN HET HUIS DES HEEREN, DIE TE JERUZALEM WOONT.
We beweren dat de start van de 70 jaarweken bij Kores moet liggen. De
critici van onze visie zeggen dat er slechts het bevel is de tempel te
bouwen en een terugkeer van mensen. Dat is een spijker op laag water
zoeken, want als het zo is dan moeten we ook leren dat er gn herstel
is van de tempeldienst. Dat er ook dan moet geleerd worden dat de
mensen niet in Jezuzalem mogen wonen, want ook dat zit niet in dat
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 58
bevel. Of dat geen onzin zou zijn! Nehemia is een relatief hoge
ambtenaar aan het hof en we veronderstellen dat hij op de hoogte was
van de terugkeer, 13 jaar tevoren onder Ezra. Nehemia is aangeslagen
door het recente nieuws dat de muur van Jeruzalem is afgebroken en
de poorten met vuur zijn verbrand. Deze opmerking is ongerijmd indien
Nehemia tegenover de koning zou verwijzen naar een gebeurtenis uit de
tijd van DARIUS mr dan anderhalve eeuw voordien. (Zie verder punt
3.) Als u me zegt dat Kores de voorstelling is van de totaliteit van het
herstel over een zo lange periode van 537 v. Christus tot 444 v. Christus,
dan kunnen we met zo een uitspraak leven. Maar alles begon MET HET
BEVEL VAN KORES. God liegt toch niet in Jesaja 44 en 45.
Er is ook in die tijd al een grote weerstand van dezen die overgebleven
zijn in de streek van Jeruzalem vooral Samaritanen. Weerstand hebben ze
trouwens die ganse periode door. We geven deze opmerking omdat
dispensationalisten de profetie uitleggen en samenbinden aan de woorden
van de profetie: zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en
gracht, maar in de druk der tijden (Dan.9:25). Wie volgens de
bedelingenleer dit vooral opde laatste 52 dagen - de duur van de afwerking
van de muur - laat slaan, geeft een verwrongen uitleg. De vijanden waren
gn andere Isralieten, ze hadden geen ruzie over het bouwen. Maar de
tegenstand kwam meestal van Samaritanen, hoewel dat nog niet hun naam is
in die dagen. We lezen er dit van en de daaropvolgende oplossing die van
rechtswege (de Perzische koning) gegeven wordt.
Ezra 4:1-5,11-23: Toen de tegenstanders van Juda en Benjamin
hoorden, dat zij die in ballingschap waren geweest, een tempel
voor de HERE, de God van Isral, bouwden, kwamen zij tot
Zerubbabel en de familiehoofden en zeiden tot hen: Laat ons
met u bouwen, want wij zoeken uw God evengoed als gij; Hem
toch brengen ook wij offers sinds de dagen van Esarhaddon, de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 59
koning van Assur, die ons hierheen heeft doen optrekken. Maar
Zerubbabel, Jesua en de overige familiehoofden van Isral
zeiden tot hen: Het gaat niet aan, dat gij met ons een huis voor
onze God bouwt, want wij alleen willen voor de HERE, de God
van Isral, bouwen, zoals koning Kores, de koning van Perzi,
ons geboden heeft. Toen ontmoedigde de bevolking des lands
het volk van Juda en schrikte hen af van het bouwen. Zelfs
kochten zij raadslieden tegen hen om, teneinde hun plan te
verijdelen, zolang Kores, de koning van Perzi, leefde, tot de
regering van Darius, de koning van Perzi, toe. () aldus luidt
het afschrift van de brief die zij hem zonden aan koning
Artachsasta, uw dienaren, de mensen van het gebied over de
Rivier. Welnu, het zij de koning bekend, dat de Judeers, die van
u naar ons zijn opgetrokken, te Jeruzalem gekomen zijn; zij zijn
bezig die oproerige en slechte stad te herbouwen; ZIJ
VOLTOOIEN DE BOUW DER MUREN EN GRAVEN DE
FUNDAMENTEN UIT. Nu zij het de koning bekend, dat, als deze
stad herbouwd is en de muren voltooid zijn, men geen
belasting, cijns of tol meer zal betalen, zodat zij ten slotte de
koningen schade zal berokkenen. Aangezien wij aan het paleis
verbonden zijn, en het voor ons niet aangaat toe te zien bij de
smaad welke de koning wordt aangedaan, daarom hebben wij
de koning bericht gezonden, opdat men onderzoek doe in het
gedenkboek uwer vaderen. Gij zult in het gedenkboek vinden en
ontdekken, dat deze stad een oproerige stad is, dat zij aan
koningen en gewesten schade heeft toegebracht en dat men in
haar oproer gestookt heeft sinds de dagen van ouds. Daarom is
deze stad verwoest. Wij doen de koning weten, dat, als deze
stad herbouwd is en de muren voltooid zijn, gij daardoor het
gebied over de Rivier niet zult kunnen behouden.
o De koning zond als antwoord: Aan Rechum, de landvoogd,
Simsai, de schrijver, en hun overige ambtgenoten, die
wonen in Samaria en in het verdere gebied over de Rivier,
heil! Welnu, de brief, welke gij ons gezonden hebt, is mij
duidelijk voorgelezen; en door mij is bevel gegeven, en
men heeft onderzoek gedaan en bevonden, dat deze stad
sinds de dagen van ouds tegen de koningen opstandig is
geweest, en dat men wederspannigheid en oproer in haar
stookte. Er zijn zelfs machtige koningen over Jeruzalem
geweest, die heersten over het gehele gebied aan de
overzijde der Rivier en aan wie men belasting, cijns en tol
betaalde. Geeft dan nu bevel, deze lieden de arbeid te
doen staken, opdat deze stad niet herbouwd worde, aleer
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 60
Het begrip voor muur hier in Ezra hoofdstuk vier is niet hetzelfde
woord als voor de muur van het boek Nehemia. In Ezra 4:12 staat Strongs
nummer H7792, het begrip shuwr (Aramees) en is drie maal gebruikt: Ezra
4:12 / Ezra 4:13 / Ezra 4:16. Strongs nummer H7791 heeft gelijkenis met
shuwr (met een andere uitspraak) en is 4 maal gebruikt in het OT;
Gen.49:22 / 2 Sam.22:30 / Job 24:11 / Ps.18:29. De muur in het boek
Nehemia is Strongs nummer H2346 = chowmah. Totaal 133 maal gebruikt in
het OT en als muur of omwalling weergegeven. Ondanks een andere naam
gaat het in beide Bijbelboeken om DEZELFDE muur. De uitdrukking tussen
de twee muren wijst erop dat er later zelfs twee muren en in de dagen van
derde tempel (van Herodes) drie muren rond de stad Jeruzalem waren. Zie
bijvoorbeeld naar: 2 Kon.25:4 / Jesaja 22:11 / Jeremia 39:4. De derde muur was
er n rond de tempel om de heidenen er buiten te houden. Ik denk dat Philip
Mauro het dichtst de waarheid benaderd door op te merken dat wat Nehemiah
1:13 beschrijft, naar een recente vernietiging van de muren verwijst. Ook
toen waren er nog vijanden in die streken. Zie: The Seventy Weeks and the
Great Tribulation: A Study of the Last Two Visions of Daniel, and of the Olivet
Discourse of the Lord Jesus Christ, Swengel, PA: Bible Truth Depot, 1944,
blz.38.
Uit Ezra 4:24 blijkt dat Isral gebouwd heeft tot en met het
tweede jaar van Darius en dat is 519 v. Chr. Men is aan de werken
begonnen in waarschijnlijk 537 v. Chr., het jaar van de terugkeer of een jaar
later, afhankelijk van het berekenen van het begin van het jaar in de lente of
in de herfst. Dat wil zeggen dat er al jaren gewerkt is aan zowel de tempel, de
stad (met huizen) en de muur (of muren). Alles bleef niet zonder enig herstel
tot aan de periode van Nehemia, negentig jaar later. Het zou onwaarschijnlijk
zijn omdat de afwerking van de muur door Nehemia slechts 52 dagen in
beslag nam. God is op geen enkel moment tijdens die bouw persoonlijk of in
positieve zin opgetreden. Ook in die tijd van Nehemia is er een tegenstand
van de omringende volkeren evenals bij Ezra. Beider opmerking in dat
verband is duidelijk; jullie hebben geen deel aan Israls erfdeel of gedachten
(Ezra 4:2,3 / Nehemia 2:20).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 61
21 vindplaatsen in 19 verzen
1. Ezra 4:19: En toen door mij BEVEL gegeven was, hebben zij
gezocht en gevonden, dat deze stad zich van oude tijden af tegen de
koningen heeft verheven, en rebellie en afval daarin gesticht is.
2. Ezra 4:21: Geeft dan nu BEVEL, om die mannen te beletten, dat
die stad niet opgebouwd wordt, totdat door mij BEVEL zal worden
gegeven.
3. Ezra 5:3: In die tijd kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan
deze zijde van de rivier, en Sthar-Boznai, en hun gezelschap, en
zeiden aldus tot hen: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen,
en deze muur te voltrekken?
4. Ezra 5:9: Toen hebben wij die oudsten gevraagd, en aldus tot
hen gezegd: Wie heeft u BEVEL gegeven dit huis te bouwen, en deze
muur te voltrekken?
5. Ezra 5:13: Doch in het eerste jaar van Kores, koning van Babel,
heeft de koning Kores BEVEL gegeven dit huis Gods te bouwen.
6. Ezra 5:17: Zo het dan nu de koning goeddunkt, laat er gezocht
worden in het schathuis van de koning aldaar, dat te Babel is, of het
zo is, dat een BEVEL van de koning Kores gegeven is, om dit huis
Gods te Jeruzalem te bouwen; en dat men het believen van de koning
hiervan tot ons zende.
7. Ezra 6:1: Toen gaf de koning Darus BEVEL; en zij zochten in de
kanselarij, waar de schatten waren weggelegd, in Babel.
8. Ezra 6:3: In het eerste jaar van de koning Kores, gaf de koning
Kores dit BEVEL: Het huis Gods te Jeruzalem, dat huis zal gebouwd
worden, ter plaatse, waar zij offeranden offeren, en de fundamenten
daarvan zullen zwaar zijn; zijn hoogte van zestig ellen, en zijn
breedte van zestig ellen.
9. Ezra 6:8: Ook wordt door mij BEVEL gegeven, wat gij doen zult
aan de oudsten van deze Joden, om dit huis Gods te bouwen; te
weten, dat uit de goederen van de koning, van de schatting aan gene
zijde van de rivier, de onkosten aan deze mannen spoedig gegeven
worden, opdat men hen niet belette.
10. Ezra 6:11: Voorts wordt BEVEL door mij gegeven, dat van ieder,
die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en
opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis
zal om diens wil tot een drekhoop gemaakt worden.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 62
11. Ezra 6:12: De God nu, die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen,
werpe ter neer alle koningen en volken, die hun hand zullen
uitstrekken, om te veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te
Jeruzalem is. Ik, Darus, heb het BEVEL gegeven, dat het spoedig
gedaan worde.
12. Ezra 6:14: En de oudsten der Joden bouwden en gingen
voorspoedig voort, door de profetie van de profeet Hagga en
Zachara, de zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar
het BEVEL van de God Israls, en naar het BEVEL van Kores, en
Darus, en Arthahsasta, koning van Perzi.
13. Ezra 7:13: Door mij wordt BEVEL gegeven, dat al wie vrijwillig is
in mijn koninkrijk, van het volk van Isral, en van zijn priesters en
Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga.
14. Ezra 7:21: En door mij, mij, koning Arthahsasta, wordt BEVEL
gegeven aan alle schatmeesters, die aan gene zijde van de rivier zijt,
dat alles, wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde van de wet van de
God des hemels, van u zal begeren, spoedig gedaan worde.
15. Ezra 7:23: Al wat naar het BEVEL van de God des hemels is, dat
het vlijtig gedaan worde, voor het huis van de God des hemels; want
waartoe zou er grote toorn zijn over het koninkrijk van de koning en
van zijn kinderen?
16. Ezra 8:17: En ik gaf hun BEVEL aan Iddo, het hoofd in de plaats
Kasfja; en ik legde de woorden in hun mond, om te zeggen tot Iddo,
zijn broeder, en de Nethnim, in de plaats Kasfja, dat zij ons brachten
dienaars voor het huis van onze God.
17. Neh.7:2: En ik gaf BEVEL aan mijn broeder Hanni, en aan
Hannja, de overste van de burcht te Jeruzalem, want hij was als een
man van getrouwheid, en godvrezend boven velen.
18. Neh.13:9: Voorts gaf ik BEVEL, en zij reinigden de kamers; en ik
bracht daar de vaten van Gods huis weer in, met het spijsoffer en de
wierook.
19. Neh.13:19: Het geschiedde nu, toen de poorten van Jeruzalem
schaduw gaven, voor de sabbat, dat ik BEVEL gaf, en de deuren
werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na
de sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, opdat er
geen last zou inkomen op de sabbatdag.
3) Daar waar het bevel gegeven is van een Perzische koning is het ook het
bevel van God (Ezra 6:14).
4) In het boek Nehemia is wat de koning hem toelaat te doen, GEEN BEVEL
GENOEMD.
Priester zijn van de cultus van YaHWeH was gebonden aan afstamming van
Levi, maar onder de heidenen ging dat gemakkelijk en wel als volgt: U hebt
de priesters van de HEER verdreven, de zonen van Aron en de
Levieten, en u hebt priesters over u aangesteld zoals de andere
volken overal doen: als iemand met een stier en zeven rammen komt
om tot priester gewijd te worden, kan hij priester worden van wat
geen goden zijn. 2 Kron.13:9 Willibrord
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 64
Bekijken we eens in het kort het verhaal van dezen die uit de ballingschap
komen om de tempel te herbouwen en de profetie van Jesaja 44 en 45 in
vervulling te laten gaan. Het volk dat op dat moment in de omgeving van
Jeruzalem woont, grotendeels Samaritanen, dus met gedeeltelijke Isralische
wortels, tracht het herstel van Isral te verhinderen op drie manieren;
1) Ze willen meebouwen en zo iets van de eer opstrijken Ezra 4:2,3 (2
Kon.17:25-41 geeft aan
dat ze geen echte aanbidders van YaHWeH zijn.)
2) Ontmoedigen de Isralieten te bouwen Ezra 4:4.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 66
De eerste terugkeer:
Dit werd mogelijk na een toelating van koning Kores. Zijn decreet had
betrekking op het gehele volk, dus alle onderdanen van het koninkrijk, de 10
en de 2 stammen. In het jaar 537 v. Chr., twee jaar na de verovering van
Babel door Kores, werd dit uitgevaardigd. Het gehele koninkrijk waarover hij
regeerde omvat het gebied waarover Nebukadnezar en zijn opvolgers op de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 67
troon zaten. Aangezien het rijk van Babel identiek was aan dat van Assur,
waar het tienstammenrijk naar was afgevoerd, had dit tevens betrekking op
de 10 stammen. We hebben daar Bijbels ook een aanduiding voor: Kores en
Darius l worden zonder onderscheid aangeduid met de titels, Koning van
Perzi (Ezra 4:5), Koning van Babel (Ezra 5:13) en Koning van Assur (Ezra
6:22). Na de oproep van Kores verzameld zich een karavaan naar het
beloofde land Ezra 2:64,65 en bij telling krijgen we volgende cijfers: 64 De
gehele gemeente tezamen was tweenveertigduizend driehonderd
zestig, 65 afgezien van hun slaven en slavinnen, van welke er
zevenduizend driehonderd zevenendertig waren; zangers en
zangeressen hadden zij tweehonderd. Het is onder de leiding van
een afstammeling uit het koningshuis van David, de man Zerubbabel,
dat ze van Babel op weg naar Jeruzalem gaan. De leiders van de
teruggekeerden zijn Toen maakten de familiehoofden van Juda en
Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed. (Ezra 1:5)
Maar onder hun leiding reisden ook ballingen uit de andere stammen mee.
Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de
priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had
gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in
Jeruzalem woont, te bouwen. (Ezra 1:5). Hier hebben we ook te maken
met een nieuwigheid in Bijbelse terminologie: mensen worden niet langer
genoemd naar de stam waartoe zij behoren, maar naar hun families en naar
hun steden waar zij vroeger gewoond hadden. Wanneer we dat opzoeken in de
tijden waar ze woonden VOOR DE BALLINGSCHAPPEN, is het niet zo moeilijk
vast te stellen hoeveel er tot Juda en hoeveel er tot Isral behoorden. In het
gezelschap van dezen die terugkeerden waren 223 mannen van Bethel en Ai (Ezra
2:28) die duidelijk uit het noordelijke komen. Bethel dat op de grens van Benjamin
lag, behoorde tot de stam Efram en die stad was het centrum van aanbidding
van heidense goden ingesteld door Jerobeam. Een mogelijke latere aanwijzing zou
het boek Jacobus in het NT kunnen zijn. Is het een brief gericht aan de twaalf
stammen die in de verstrooiing (letterlijk de diaspora) zijn (Jac.1:1)? Als het
om de letterlijke stammen gaat zijn de twaalf stammen dus geen verloren
stammen. Maar het zou ook kunnen slaan en dat lijkt ons beter als uitleg, op de
gelovigen van het NT die op dat moment al verdrukt zijn en overal verspreid over
de toen gekende wereld: ze zijn door de verdrukking van onder andere de
Joden, in verstrooiing gegaan.
De tweede groep:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 68
Na een toelating van Artaxerxes Longimanus in het jaar 458 v. Chr. is Ezra uit
Babel getrokken met nog een andere groep Joden. Dit staat onder andere in dit
Koninklijke besluit, in Ezra 1:3: Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk
behoort zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda,
en bouwe het huis van de HERE, de God van Isral, dat is de God, die
in Jeruzalem woont. Het resultaat is beschreven in: Zo trokken ook een
aantal Isralieten en priesters, Levieten, zangers, poortwachters en
tempelhorigen naar Jeruzalem, in het zevende jaar van koning
Artachsasta. - Ezra 7:7 Deze groep keert terug onder leiding van Ezra
bestaande uit 1.754 mannen. Hun reis neemt vier maanden in beslag. Hoeveel
vrouwen erbij waren weten we niet. In Ezra 8:27 is vermeldt dat ze
meekwamen maar het aantal wordt niet vernoemd. Men mag aannemen
ongeveer eenzelfde aantal en bovendien ook nog hun kinderen. Een bont
gezelschap dat bestond uit ongeveer 1800 families, de priesters, de Levieten en
de tempelhorigen niet meegerekend. Het waren de kinderen Israls ongeacht
uit welke stam. (Zie het bijvoegsel.) Zij kwamen uit alle delen van het Assyrische
of Babylonische rijk waar ze naar toe gebracht waren. Tegen de tijd van Jezus was
de Joodse populatie in Palestina uitgegroeid tot enkele miljoenen.
De derde terugkeer:
is onder Nehemia die begeleiding krijgt van een legerescorte. Hij komt terug
om de herbouw af te werken, opnieuw met de financile steun van de Meden
en de Perzen.
Een totaal dus van ruim 50.000 personen ging terug naar Juda. Dat zijn meer
dan 42.000 personen van de stammen Juda en Benjamin en nog wel 11.000
anderen. We moeten dus niet spreken van het raadsel van de verloren
stammen.
worden, maar als het centrum van een natie, verspreid over oneindig
veel plaatsen, die hem bekwame versterking kon leveren voor zijn
verdediging. Waar verbleven toen de meeste Joden: de landen Egypte,
Macedoni, Bythini, en enkele steden in het rijk van de Perzen en van
Babylon alsook de eilanden Cyprus en Kandia. Dus meestal waarnaar ze in
gevangenschap gingen of gevlucht waren en bij dat laatste hoort Egypte. Daar
was een massa naar toegegaan na de vernietiging van de tempel en ze
centreerden zich vooral rond Alexandria. Philo is ook de tijd van het boek
Handelingen en in hoofdstuk twee zien we deze beschrijving van mensen uit
andere gebieden dan Palestina: 8 Hoe is het dan mogelijk dat ieder van
ons de taal van zijn geboortestreek hoort? 9 Parten en Meden en
Elamieten, en bewoners van Mesopotami, Judea en Kappadoci,
Pontus en Asia, 10 Frygi en Pamfyli, Egypte en het Libische gebied
bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, 11 Joden en proselieten,
Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken
over de grote daden van God. Willibrordvertaling Zij worden allen Joden
genoemd en ondanks hun afstand waar ze echt leven en werken is Jeruzalem
hun nationale hoofdstad.
Nu even terug naar de 6de eeuw voor Christus. Ds. H. H. Grosheide schreef
een brochure over dit onderwerp getiteld De terugkeer uit de Ballingschap,
Van Keulen, 1957. Hij zegt bijvoorbeeld dit: Bij juiste opvatting van vs 3-14
komen alle twaalf in deze verzen genoemde geslachten in Ezra 2 voor. ()
Verreweg het grootste deel van de teruggekeerden behoorde dus tot de
stammen Juda, Benjamin en Levi (blz.38). En ook dit: De som der
afzonderlijke getallen is in Ezra (volgens M.T.) 29818, in Neh. (volgens M.T.)
31089 in III. 30143. Alle drie noemen als totaal 42360 (2:64); Neh.7:66 met
kleine verschillen in de tekstoverlevering, zo leest Sept.B. 42308 en III.
4:41). Dit totaalcijfer staat dus tekstkritisch zeer vast, het zal wel juist zijn
(blz.53). Waarop hij ingaat op de totaliteit van de cijfers; met of zonder
vrouwen, met alle kinderen of slechts met deze boven de twaalf jaar, maar
nog niet volwassen. Moeilijke beslissingen zijn hier te maken maar we gaan er
ook niet verder op in.
van Omri, de zoon van Imri, de zoon van Bani, uit de zonen van Peres,
de zoon van Juda; van de Silonieten: Asaja, de eerstgeborene, en zijn
zonen; en van de zonen van Zerach: Jeel, en hun broeders;
zeshonderd negentig. Van de zonen van Benjamin: Sallu, de zoon van
Mesullam, de zoon van Hodawja, de zoon van Hassenua; Jibneja, de
zoon van Jerocham; Ela, de zoon van Uzzi, de zoon van Mikri; en
Mesullam, de zoon van Sefatja, de zoon van Reel, de zoon van
Jibnia; voorts hun broeders, naar hun afstamming, negenhonderd
zesenvijftig. Al deze mannen waren hoofden van hun families. We
herhalen nog eens een gedeelte uit het vers drie: te Jeruzalem woonden
van de zonen van Juda, Benjamin, Efram en Manasse. Efram en
Manasse zijn teruggekeerd en zijn dus gn verloren stammen. We weten uit
het NT dat er ook nog van de stam van Aser aanwezig waren in het Isral van
die dagen. Luc.2:36: Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter
van Fanul, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat
zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd. En
het is zeker dat er nog van de andere stammen aanwezig waren, alleen ze
konden niet meer bewijzen uit welke stam, hun stamregister was verloren. Dat
is ook duidelijk uit Ezra 6:17: En zij offerden, ter inwijding van dit huis
Gods, honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd
lammeren en twaalf geitenbokken, ten zondoffer voor gans Isral,
naar het getal van de stammen Israls. De twaalf geitenbokken,
ten zondoffer voor gans Isral geven aan dat er van alle twaalf stammen
aanwezig waren in de terugkerende of dat er al zoveel getrouwd is onder
elkaar dat dit symbolische verwijst naar alle twaalven. We zien het ook nog
eens in Ezra 8:35: En de weggevoerden, die uit de gevangenschap
gekomen waren, offerden de God Israls brandoffers; twaalf varren
voor gans Isral, zes en negentig rammen, zeven en zeventig
lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles ten brandoffer voor de
HEERE.
Wie zijn die mensen dan? Het is het overblijfsel volgens Hag.1:12 /
Zach.8:11,12 / Jer.42:2,15,19 / Jes.43:5 / 44:7,12,14. Uit Zacharia 2:16 en
8:7,8 krijg je zelfs de indruk dat er nog geen terugkeer is, maar dat is omdat
het aantal zo klein is naar zijn mening. In dat boek staat duidelijk dat er
mensen van Isral en van Juda teruggekeerd zijn (Zach.8:13), maar het
merendeel is van Juda of het huis van Juda (Zach.2:16 / 8:19). Maar er
is ook deze terminologie: Israls families (Ezra 8:29), volk Isral (Ezra
9:1), schare van Isral (Ezra 10:1). Volgens Ezra is het duidelijk dat men
zich nog steeds als slaven van Perzi ziet in die dagen (Ezra 9:9).
Uit de Bijbel is het duidelijk dat er een herstel was van het sociale
leven vanaf het prille begin van de terugkeer. Men laat mensen wonen in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 71
hun eigen stad waar men vroeger woonde. Waar de stam recht op had sinds
de verdeling in de tijd van Jozua, daar ging wie teruggekeerd was opnieuw
wonen.
Ezra 2:70: De priesters nu en de Levieten, alsook sommigen van het
volk, de zangers, de poortwachters en de tempelhorigen, gingen
wonen in hun steden, en alle andere Isralieten in hun steden.
Ezra 3:1: Toen nu de zevende maand aanbrak, terwijl de Isralieten in
hun steden waren, verzamelde het volk zich als n man te
Jeruzalem.
Nehemia 7:72: De priesters nu en de Levieten, de poortwachters, de
zangers, alsook sommigen van het volk, en de tempelhorigen en alle
andere Isralieten gingen wonen in hun steden.
Nehemia 11:1: De oversten van het volk gingen te Jeruzalem wonen,
maar het overige volk wierp het lot, om een op de tien aan te wijzen
in Jeruzalem, de heilige stad, te gaan wonen, en negen tienden in de
andere steden.
Nehemia 11:3: Dit zijn de hoofden van het gewest, die zich in
Jeruzalem vestigden; in de steden van Juda woonden, ieder op zijn
bezit, in hun steden: Isral, de priesters, de Levieten, de
tempelhorigen en de nakomelingen van Salomos knechten.
Nehemia 11:20: Het overige Isral, de priesters, de Levieten, woonde
in al de steden van Juda, ieder in zijn erfdeel.
Van velen wist men de afkomst niet meer zoals in Ezra 2:61-65 SV77
beschreven is: En van de kinderen van de priesters, de kinderen van
Habja, de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die van de
dochters van Barzillai, de Gileadiet, een vrouw genomen had, en naar
hun naam genoemd was. Dezen zochten hun register, onder hen, die
in het geslachtsregister gesteld waren, maar zij werden niet
gevonden; daarom werden zij als onreinen van het priesterdom
geweerd. En Hattirstha zeide tot hen, dat zij van de heiligste dingen
niet zouden eten, totdat er een priester stond met urim en met
tummim. Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig
duizend driehonderd zestig. Behalve hun knechten en hun maagden,
die waren zeven duizend driehonderd zeven en dertig; en zij hadden
tweehonderd zangers en zangeressen. Voor de stam Juda, de
koningsstam, en Levi, de stam van de priesters, was het bewijs van
afstamming zonder meer een noodzakelijkheid.
Het herstel van de tempeldienst, nodig voor het sociale leven van die
mensen, is als volgt beschreven door Ezra 3:1,6,8 SV77: Toen nu de
zevende maand aankwam, en de kinderen Israls in de steden waren,
verzamelde zich het volk, als een enig man, te Jeruzalem. () VAN DE
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 72
De tien stammen bestonden dus niet langer als een eigen onafhankelijk
gebied en daarom werd het begrip Jood de algemene naam voor alle
Isralieten. Wanneer, bijvoorbeeld, iemand van de stam Ephram zich
verenigde met de kerngedachte van de Juders (= er komt een Messias en
een nieuw rijk) die zag men als een Jood. In de kringen van dezen die
zeggen dat de verloren stammen zijn opgegaan naar bijvoorbeeld Engeland
en van daaruit naar de Verenigde Staten maken bezwaar bij onze uitleg. Ze
beweren dat leden van de tien stammen nooit Joden genoemd werden of dat
Joden geen Isralieten zijn. Dat is een verkeerd kijk op de zaak en verwijzen
nog eens naar het bijvoegsel. Het is er duidelijk dat niet alleen de ballingen
van het zuidelijke koninkrijk die uit Babel terugkeerden de naam Joden
droegen maar ook de anderen die ook als ze geen echte afstamming meer
konden bewijzen toch tot Isral hoorden. Niet minder dan veertig keer is in
het boek Ezra, het overblijfsel als Isral beschreven en niet steeds als
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 73
Een voorbeeld wat dat allemaal wil zeggen zonder te morren met de
inhoud van een Bijbeltekst. De Brits-Isral beweging beweerd dat slechts
afstammelingen van de stam Juda Joden mogen genoemd worden. Paulus,
die weet wat men als termen hanteerde in die dagen heeft daar geen weet
van: hij noemt zichzelf nu eens een Jood en een andere keer een Israliet
(Hand.21:39 / Rom.11:1 / 2 Cor.11:22 / Phil.3:5). Beide termen zijn op hem van
toepassing en de Brits-Isral beweging heeft alleen maar verwarring
rondgestrooid met enkele van die teksten in te kleuren met de inkt die er niet
bij hoort. Wanneer we lezen dat Jezus uit het geslacht van David was gaat het
om letterlijk afstamming van die koning gaat. Maar evenwaardig zegt Paulus
van Hem dat Hij wat het vlees betreft uit hen (= de Isralieten) is. -
Rom.9:4,5 En ook de gelovige Anna was een Jodin in Jeruzalem, maar zegt
Lukas tegelijk uit de stam Aser, die tot het noordelijke tienstammenrijk
behoorde. - Luk.2:36
BIJVOEGSEL
Dit lezen we in Nehemia 1:2-4 SV77: Zo kwam Hanni, een van mijn
broeders, hij en sommige mannen uit Juda, en ik vroeg hen naar de
Joden, die ontkomen waren (die overgebleven waren van de
gevangenschap), en naar Jeruzalem. En zij zeiden tot mij: De
overgeblevenen, die van de gevangenschap aldaar in het landschap
zijn overgebleven, zijn in grote ellende en in versmaadheid; en
JERUZALEMS MUUR IS VERSCHEURD, EN HAAR POORTEN ZIJN MET
VUUR VERBRAND. En het geschiedde, toen ik deze woorden hoorde,
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 78
En wat erop volgt is dit, Nehemia 2:1-8 SV77: Toen geschiedde het
in de maand Nisan, in het twintigste jaar van de koning Arthahsasta,
toen er wijn voor zijn aangezicht was, dat ik de wijn opnam, en hem
aan de koning gaf; nu was ik nooit treurig geweest voor zijn
aangezicht. Zo zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht
treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid des
harten. Toen vreesde ik gans zeer. En ik zeide tot de koning: De
koning leve in eeuwigheid! HOE ZOU MIJN AANGEZICHT NIET TREURIG
ZIJN, DAAR DE STAD, DE PLAATS VAN DE BEGRAFENISSEN VAN MIJN
VADEREN, WOEST IS, EN HAAR POORTEN MET VUUR VERTEERD ZIJN?
En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? () Voorts zeide ik
tot de koning: Zo het de koning goeddunkt, dat men mij brieven geve
aan de landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij laten
doortrekken, totdat ik in Juda zal gekomen zijn; Ook een brief aan
Asaf, de bewaarder van de lusthof, die de koning heeft, DAT HIJ MIJ
HOUT GEVE OM TE ZOLDEREN DE POORTEN VAN HET PALEIS, DAT AAN
HET HUIS IS, EN VOOR DE STADSMUUR, EN VOOR HET HUIS, WAAR IK
INTREKKEN ZAL. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand van
mijn God over mij. (Tussen haakjes, de vrouw in Nehemia 2:6 die samen
aan het gastmaal zit met de koning is NIET Esther zoals men wel eens
beweerd, maar n van zijn bijvrouwen. De Septuaginta heeft het begrip
pallakh hier gebruikt = hoer.)
We geven nog enkele andere vertalingen bij dat vers acht om de zin te
achterhalen van: DE POORTEN VAN HET PALEIS. WE DOEN DAT, OMDAT
WE ZOWEL IN EZRA ALS NEHEMIA NIETS MEER HOREN VAN EEN PALEIS IN
JERUZALEM.
Dit is de Nieuwe Bijbelvertaling, 2004: Ook verzocht ik om een brief voor
Asaf, het hoofd van de koninklijke houtvesterijen, om mij hout te
leveren voor de balken van de poorten van de tempelburcht, voor de
stadsmuur en voor de woning waarin ik mijn intrek zou nemen.
Omdat mijn God mij bescherming bood, gaf de koning mij de
verlangde brieven.
Dit is de NBG-vertaling, 1951: ook een brief aan Asaf, de houtvester des
konings, dat hij mij hout geve om de poorten van de burcht die bij de
tempel behoort, van zolders te voorzien, en voor de muur van de stad
en voor het huis, waar ik mijn intrek nemen zal. En de koning gaf ze
mij, daar de goede hand van mijn God over mij was.
Dit is de Willibrordvertaling, herziene editie 1995: En ook een brief voor
Asaf, de koninklijke houtvester, dat hij mij boomstammen zal leveren
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 79
Dat is, tot op Christus, het Hebreeuwse woord Messias, [hetwelk even
hetzelfde, dat Christus betekent, namelijk een gezalfde] staat ook Joh. 1:42,
en Joh. 4:25.
83) den Vorst,
Of, leidsman, gelijk Jes. 55:4, of hertog, gelijk 2 Sam. 7:8, en 2 Kon. 20:5.
84) de straten,
Hebreeuws, de straat en de gracht. Anders: uitgehouwen gracht. Versta dit
van de stadsgrachten.
85) in benauwdheid der tijden.
Want al wat onder Ezra aan de muren gebouwd was, dat werd kort daarna
door de vijanden der Joden weder omvergeworpen, en de poorten met vuur
verbrand. En onder Nehemia moesten zij bouwen met den troffel in de ene en
het geweer in de andere hand, Neh. 4:17; waarom de Joden zich zozeer
haastten, dat zij het gebouw van den muur optrokken in twee en vijftig dagen.
Dat laat terecht niets aan onduidelijkheid over. Wat gaat Nehemia doen?
Niets anders dan de muren afwerken, want daar is men al jaren voordien aan
begonnen. Hoe de brand van de poorten ontstaan is weten we niet. Maar
wanneer de poorten nog rechtstaan dan staan ook grote gedeelten van de
muren nog recht. Want wat zijn die twaalf poorten (waarvan we er negen met
naam kennen)? Het zijn openingen in de muren om mensen en dieren binnen
en buiten te laten. We kennen de omtrek niet van de stad in die dagen, maar
herhalen het nog eens, dat Nehemia dat alles in 52 dagen heeft HERSTELD. Je
kunt dat bouwen noemen, maar niet vanaf de grond, NIET vanaf nul
beginnend. De start van de profetie MOET, indien we oprecht zijn, beginnen
bij het WEDERKEREN, EN OM JERUZALEM TE BOUWEN. DAT IS IN 536
VOOR CHRISTUS (EVENTUEEL 537 OF 535). HET STARPUNT IS
WANNEER KONING KORES DAARTOE HET BEVEL GEEFT. ZO SPRAK DE
PROFETIE VAN JESAJA EN WE KUNNEN ZE NIET OMZEILEN MET EEN
ARGUMENT DAT GEEN HOUT SNIJDT.
DIT IS DE PROFETIE VOOR EEN TWEEDE MAAL, WANT DAT IS ZEER
BELANGRIJK:
Jesaja 44:24-28: Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw
Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles
gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de
aarde uitgebreid heb door eigen kracht; die de tekenen der
leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als dwazen aan de
kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot
dwaasheid maak; die het woord van mijn knecht gestand doe en
de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg:
Het worde bewoond; tot de steden van Juda: Laten zij herbouwd
worden, haar puinhopen richt Ik weer op; die tot de diepte zeg:
Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; die tot Kores zeg: Mijn
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 81
Wat doet Nehemia? Hij doet de laatste afwerking! Wanneer we spreken over
de bouw van de derde tempel (deze van Herodes) zeggen we toch ook, dat
men begon in 18 voor Christus en bouwde tot 62 na Christus. Zodat wie
pers de start van de bouw van de tempel en de stad Jeruzalem zoekt bij de
laatste 52 dagen dat men aan het bouwen was, gn besef heeft wat betreft
taalgebruik en de vervulling van profetie. Dat is exegetisch geklungel.
Laten we ook wat zeggen over de poorten rond de stad Jeruzalem een
begrip dat zovele malen in Nehemia terugkeert. Waar vinden we zoal poorten?
1) Een poort rond een stad als Jeruzalem in Jeremia 37:13, of Sodom zoals in
Genesis 19:1, of Gaza zoals in Richteren 16:3.
2) Of zoals voor een koninklijk paleis (Nehemia 2:8).
3) Of voor de tempel van Salomon (1 Kon.6:34-36 / 2 Kon.18:16); van een
heilige plaats
(1 Kon.6:31,32 / Ezech.41:23,24); aan de uiterlijke muur van de tempel
Handelingen 3:2.
4) Gevangenissen Handelingen 12:10 / 16:27.
5) Grotten 1 Koningen 19:13.
6) Legerkampen Exodus 32:26,27 / Hebreen 13:12.
In het boek Ezra kunnen we ook de twee andere bevelen vinden die later
na Kores nog aan de mensen in Juda gegeven zijn. De omstandigheden van
die vernieuwde decreten zijn er gekomen omdat Israls vijanden bezwaar
hadden aangetekend tegen de bouw van de tempel of het bouwen van huizen
in Jeruzalem. Beide malen krijgen ze geen gelijk bij de koning van Perzi.
Integendeel, men moet er zo vlug mogelijk mee verder gaan de tempel te
bouwen. Dat komt allemaal overeen met wat in Danil 9 staat: de tempel en
de stad zullen in moeilijke tijden herbouwd worden. Welke juridische en
politieke middelen de vijanden hebben gekozen om de herbouwactiviteiten te
dwarsbomen, het is hun niet gelukt.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 82
Dit zijn enkele vertalingen uit het Engelse repertoire voor Ezra 4:12c:
King James Version 1611, 1769: and have set up the walls [thereof], and
joined the foundations.
New King James Version, 1982 Thomas Nelson: and are finishing its walls
and repairing the foundations.
New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: They have already
laid the foundation for its walls and will soon complete them.
New International Version, 1984, International Bible Society: They are
restoring the walls and repairing the foundations.
The Holy Bible, English Standard Version, 2001 Crossway Bibles: They are
finishing the walls and repairing the foundations.
New American Standard Bible, 1995 Lockman Foundation: and are
finishing the walls and repairing the foundations.
Revised Standard Version, 1952: they are finishing the walls and
repairing the foundations.
American Standard Version, 1901: and have finished the walls, and
repaired the foundations.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 83
Robert Young Literal Translation, 1898: and the walls they have finished,
and the foundations they join.
J.N.Darby Translation, 1890: and they complete the walls and join up
the foundations.
Noah Webster Version, 1833: and have set up its walls, and joined the
foundations.
Hebrew Names Version: and have finished the walls, and repaired the
foundations.
De conclusie van dat alles is dat men de start van de bouw niet in die periode
moet plaatsen, maar ver daarvoor: met KORES. Ook niet op een latere datum.
DERDE BEVEL
zult in het ganse landschap van Babel, met de vrijwillige gave van het
volk en van de priesters, die vrijwillig geven, voor het huis van hun
God, dat te Jeruzalem is; Opdat gij spoedig voor dat geld koopt
runderen, rammen, lammeren, met hun spijsoffers, en hun
drankoffers, en die offert op het altaar van het huis van uw God, dat
te Jeruzalem is. Daartoe, wat u en uw broeders goeddunken zal, met
het overige zilver en goud te doen, zult gij doen naar het welgevallen
van uw God.
Ezra 8:21-24 SV77: Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de
rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht van
onze God, om van Hem te verzoeken een rechte weg, voor ons, en
voor onze kinderkens, en voor al onze have. Want ik schaamde mij
van de koning een leger en ruiters te begeren, om ons te helpen
tegen de vijand, op de weg; omdat wij tot de koning hadden
gesproken, zeggende: De hand van onze God is ten goede over allen,
die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem
verlaten. Alzo vastten wij; en verzochten zulks van onze God; en Hij
liet zich door ons verbidden. Toen zonderde ik twaalf af van de
oversten der priesters: Srebja, Hasbja, en tien van hun broeders
met hen.
Een grote groep van zowel Adventisten als evangelische gelovigen (want
ze zijn niet allemaal uit het kamp van de dispensationalisten) zeggen dat men
hier moet starten met de berekening van het herstel van de tempel enz. Dat is
dan het jaar 457 (of 456) voor Christus. In het bevel gegeven door Artaxerxes
staan de volgende zaken beschreven:
1) De Joden die nog willen terugkeren kunnen dat doen (Ezra 7:13),
2) Men krijgt zelfs fondsen uit de Koninklijke schatkamers om de bouw van de
tempel
af te werken (Ezra 7:15,16,21,22),
3) Volgens een regeling zullen de priesters en het personeel van de
tempeldienst gn
belastingen betalen (Ezra 7:24),
4) Ezra moet een onderzoek doen naar wat het volk doet op moreel gebied
en zo nodig
daar over regelingen treffen van aanpassing (Ezra 9:1,2, bijvoorbeeld de
vreemde
vouwen die uitgezet worden),
5) Er moet een wettelijk systeem bedacht worden dat alles in regel is met de
Torah en
dat zal gelden voor alle Joden in dat gebied (Ezra 7:25,26).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 87
Dit krijgt een volgende bekrachtiging achteraan dat bevel in Ezra 7:26:
Aan ieder die de wet van uw God en de wet van de koning niet
volbrengt, zal stipt recht geoefend worden: hetzij ter dood, hetzij tot
verbanning, hetzij tot geldboete of tot gevangenzetting (NBG).
Mocht iemand de Wet van uw God en de wet van de koning niet
gehoorzamen, dan moet een streng oordeel over hun geveld worden,
hetzij de doodstraf, hetzij de verbanning, met verbeurdverklaring van
zijn bezit, of met gevangenschap (Willibrord 1995).
We willen dus niets afdoen aan het belang van die bevelende uitspraken. Maar
er ontbreekt wat aan de argumenten van de Adventisten en al wie hier de
start legt van de 70 jaarweken. Want de tempel WAS AL HERBOUWD. En ook
leefde men met min of meer een gelovig godsdienstig gevoel, in elk geval
werden er offers gebracht. De priesters wisten wanneer die gebracht werden
en er was dus een religieuze opvoeding! Dat alles niet perfect verliep kan
niemand betwisten. Ezra is als wetgeleerde er om de puntjes op de i te
zetten. Hier de start van de profetie van de zeventig jaarweken zetten is niet
mogelijk. Wat hier aan de orde is, is allemaal al gebaseerd op wat er door
Kores was goedgekeurd in 537 voor Christus. HET IS DUS EEN HERHALING,
VAN EEN VROEGER BEVEL.
5) DE SITUATIE NA DE BALLINGSCHAP
Hagga krijgt een boodschap van God voor Zerubbabel. Wie is die man?
We vinden in Mattheus 1:12 duidelijkheid over hem: Na de Babylonische
ballingschap verwekte Jechonja Sealtil, Sealtil verwekte
Zerubbabel. Zerubbabel is in zijn dagen de gouverneur van Juda. Dat was
zijn Babylonische naam. Het was het gebruik van de Joden in die dagen een
andere naam te krijgen, wanneer zij taken verrichten onder het bewind van
Babylon of Perzi. Danil, werd Belsassar genoemd door Nebukadnezar. Het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 90
koningshuis van Isral was NIET hersteld, maar het was tch een nakomeling
van David die landvoogd was. De profeet Hagga heeft een goddelijke
boodschap voor hem: Gij hebt op veel gerekend, maar zie, het liep op
weinig uit, en toen gij het binnengehaald hadt, blies Ik erin. Waarom
dat? luidt het woord des HEREN der heerscharen. Om mijn huis, dat
verwoest ligt, terwijl gij draaft, ieder voor ZIJN EIGEN HUIS. Daarom
heeft de hemel over u de dauw ingehouden en de aarde haar
opbrengst. Ook riep Ik een droogte over het land en de bergen, over
het koren, de most, de olie en wat de aardbodem voortbrengt, over
mens en dier en alle arbeid der handen. Toen hoorden Zerubbabel, de
zoon van Sealtil, en Jozua, de zoon van Josadak, de hogepriester, en
al het overblijfsel des volks naar de stem van de HERE, hun God, en
naar de woorden waarmede de HERE, hun God, de profeet Hagga
gezonden had, en het volk vreesde voor het aangezicht des HEREN.
En Hagga, de bode des HEREN, zeide, krachtens de boodschap des
HEREN, tot het volk: Ik ben met u, luidt het woord des HEREN
(Hagga 1:9-13). De herbouw wordt hervat en later is de tempel ingewijd.
De profeet heeft nog een andere boodschap: Te dien dage, luidt het
woord van de HERE der heerscharen, zal Ik u, Zerubbabel, zoon van
Sealtil, mijn knecht, nemen, luidt het woord des HEREN, en Ik zal u
tot een zegelring maken, want u heb Ik uitverkoren, luidt het woord
van de HERE der heerscharen (Hagga 2:24). Dit is niet onmiddellijk aan
hem persoonlijk beloofd. De uitdrukking te dien dage is namelijk een
aanduiding van wat in de toekomst zal gebeuren. Uit zijn geslacht zal een
directe nakomeling komen van wereldformaat: de Messias Jezus van Nazaret.
Een groot problem was toen dat mannen uit Isral zich vrouwen namen
uit de heidense volkeren. Met alle risico dat ze hun geloof konden verliezen en
ook Gods wet overtraden. Dit is de beschrijving van die toestand en hoe de
oplossing er kwam. Ezra 9:1-3 SV77 zegt: Toen nu deze dingen
voleindigd waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk
Israls en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de
volken van deze landen, naar hun gruwelen, (). Want zij hebben van
hun dochters genomen voor zichzelf en voor hun zonen, zodat zich
vermengd hebben het heilige zaad met de volken van deze landen;
ja, de hand der vorsten en overheden is de eerste geweest in deze
overtreding. Toen ik nu deze zaak hoorde, scheurde ik mijn kleed en
mijn mantel; en ik trok van het haar van mijn hoofd en van mijn baard
uit, en zat verbaasd neer. En verder Ezra 10:3-5,12 SV77: Laat ons dan
nu een verbond maken met onze God, dat wij al die vrouwen, en wat
uit hen geboren is, zullen doen uitgaan, naar de raad van de HEERE,
en van hen, die beven voor het gebod van onze God; en laat er
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 91
gedaan worden naar de wet. Sta op, want deze zaak ligt op u; en wij
zullen met u zijn; wees sterk en doe het. Toen stond Ezra op, en deed
de oversten der priesters, de Levieten en gans Isral zweren, te
zullen doen naar dit woord; en zij zwoeren. () En de ganse
gemeente antwoordde en zeide met luider stem: Naar uw woorden,
alzo ligt het op ons te doen.
In die dagen was er nog een ander profeet: Zacharia. De naam Zacharia
betekent letterlijk YaHWeH wordt herinnerd. Hij leefde in de zesde eeuw v.
Chr. Hij is een zoon van Berechja, zoon van Iddo. In het boek Ezra
eenvoudigweg zoon van Iddo genoemd. Zijn boek beschrijft een periode van
520-518 v. Chr., maar bevat tevens veel profetische hoofdstukken. Hij
profeteerde dus in het tweede, derde en vierde regeringsjaar van koning
Darius I. Hij is ook de tijdgenoot van Hagga wiens profetisch werk om de
tempel te bouwen hij onderschrijft. De grote klacht van Zacharia is dat het
Joodse volk te weinig vertrouwen heeft in zijn God. Geestelijk moet men zich
herstellen en bekeren van zijn zonden. Er is in die dagen ook ruzie onder de
twee stammen en hij tracht dat te sussen.
Voor ons is dit gedeelte van het profetische woord van deze ziener het
belangijkste, Isral is ondanks zijn herstel niet bezig met de dingen Gods maar
zoekt zijn eigen zaken eerst af te handelen. Zacharia 1:7-17 SV77: Op de
vier en twintigste dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is),
in het tweede jaar van Darus, geschiedde het woord des HEEREN tot
Zachara, de zoon van Berchja, de zoon van Iddo, de profeet,
zeggende: Ik zag des nachts, en ziet, een Man rijdende op een rood
paard, en Hij stond tussen de mirten, die in de diepte waren; en
achter Hem waren rode, bruine en witte paarden. En ik zeide: Mijn
Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die met mij sprak:
Ik zal u tonen, wat deze zijn. Toen antwoordde de Man, Die tussen de
mirten stond, en zeide: Deze zijn het, die de HEERE uitgezonden
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 92
Maar er komt ook een tijd dat de tempel van geen tel meer is. Aan de
Samaritaanse legt Jezus uit dat de tijd nu is aangebroken God in waarheid en
geest te dienen, niet mr in tempels (Johannes 4). Nadat het evangelie
gepreekt wordt in Jeruzalem, onder het Joodse volk, komt hetzelfde verhaal
dat Jezus de Messias is, naar de Samaritanen in Handelingen 8. En enkele tijd
later gaat dit verhaal van verlossing naar de heidenen. En Petrus opende
zijn mond en zeide: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen
aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert
en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig, naar het woord, dat Hij
heeft doen brengen aan de kinderen Israls om vrede te verkondigen
door Jezus Christus. DEZE IS ALLER HEER (Handelingen 10:34-36). Het is
nu nooit meer als vroeger! Daarom is de Schrift ook duidelijk: er is geen
onderscheid meer tussen de volkeren en de afstamming (Rom.10:12 /
Gal.3:28 / Col. 3:11). Over de tempel zei Jezus nog dit in Lucas 19:41-44: En
toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over
haar, en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw
vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. Want er
zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u
zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw
brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in
u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt
opgemerkt, dat God naar u omzag.
Er is ook nog dit: orthodoxe Joden houden nog steeds de gedachte van
een herstel, levend in hun gebeden. Het Achttiengebed (Sjemonee esree) is
het centrale gebed in de eredienst van de synagoge. Daarin wordt ook
gebeden om de verlossing van Isral. Dit gebed spreekt achtereenvolgens
van:
De traditionele verwachting van een Jood, aangaande het herstel van Isral is
dat dit zal gebeuren in de genoemde volgorde van dit gebed. Nadat de staat
Isral is opgericht is aan dit gebed nog een 19e bede toegevoegd: Onze
Vader in de hemel, zegen de Medienat Jisraeel, de staat Isral, het ontluikend
begin van onze verlossing. Dit is een gebed om het welzijn van deze jonge
staat maar we moeten n en ander relativeren. In het verhaal ontbreekt
dat Isral zich eerst MOET bekeren voordat ze hersteld kunnen
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 94
Hoe dacht men over herstel van de Joden onder de reformatoren? Luther
heeft een bekering van de Joden zeker verwacht. Hij was er zich wel van
bewust dat zij niet massaal christen zullen worden. Later hebben lutheranen
en evangelischen, pitisten en puriteinen deze gedachte ontwikkeld. Zowel
Turken, Joden als ketters en valse christenen zijn in gemeenschap onder het
schild van de Antichrist. Volgens Luther zal de rest, waarvan het behoud
door Jesaja is voorzegd (Jes. 10:20-22) toegang hebben tot de bekering in
Jezus. We moeten de Joden niet onvriendelijk behandelen: want er zijn
christenen onder hen op komst. (Zie, H.A. Oberman, Wortels van het
antisemitisme, Kampen 1983, blz.109 v.) Bij Calvijn vinden we een dubbele
lijn. Nu eens blijkt dat hij geen oog heeft voor een heilvolle toekomst voor
Isral. Ze hebben toch de Christus afgewezen. Maar een andere maal dan
weer pleit hij op voor een blijvende plaats voor de Joden in het heilshandelen
van God omdat Hij Zijn verbond getrouw blijft. Men heeft erop gewezen dat
Calvijn Rom.11 niet los van Rom.9 leest: Gods verbond en verkiezing liggen op
eenzelfde lijn. Vanwege hun ongeloof is het merendeel der Joden verworpen.
Toch is de blijvende geldigheid van de beloften voor Isral en het behoud van
de uitverkoren een centraal punt in zijn theologie. (Zie, M. van Campen, Het
verbond en Isral bij Calvijn en de Nadere Reformatie, in: Zicht op Isral 3, 's-
Gravenhage 1988, blz.161 v.) Voor Calvijn is er alleen toekomst met een niet-
nationale bekering van de Joden. Eenmaal benadrukt hij dat Joden binnen de
christelijke gemeente de eerste plaats behouden. (Zie, W.J. op't Hof, De
visie op de joden in de Nadere Reformatie, Amsterdam 1984, blz.52.)
Nog een woordje apart over Martin Luther. Hij was diep teleurgesteld
over het feit dat de Joden niet tot het protestantisme wilden overgaan. In die
dagen van de boekdrukkunst verschenen ook kritische geschriften tegen het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 95
christendom vanuit Joodse hoek. Jezus was een Joodse afvallige, de zoon van
een overspelige vrouw. In 1546 publiceert Luther zijn antisemitische studie:
'Over de Joden en hun Leugens.' Hij schreef er bijvoorbeeld dit: Verbrandt
hun synagogen en scholen, wat niet wil branden, begraaf dat in de grond
zodat er geen stenen of rommel overblijft. Breek op dezelfde manier in hun
huizen en vernietig ze. Neem weg hun gebedsboeken en Talmoeds waarin
niets anders dan goddeloosheid staat en leugens, vloeken en zweren. Verbied
hun rabbis te leren over pijn in lijf en leden. Verbied ze te reizen, wat ze ook
zijn, landheer, hoogwaardigheidsbekleder of koopman ze moeten thuis
blijven. We moeten dat plaatsen in die tijd en onder die omstandigheden van
de Joodse aanvallen op Jezus. Doe je dat niet dan leg je Luther verkeerd uit.
www.csg.net/e
schatology/Da
niel-9.htm
Hebrew text
Isaac Newton,
JPS 1917
Institute for Observat
VERSION
Hebrew text Scripture ions
Mesorah Research Upon the
Verse Propheci
Heritage http://www.eliyah
Foundation .com/ es of
Daniel
and the
Apocalyp
se of St.
John,
1733.
24
Dan 24. Seventy24 Seventy septets Seventy weeks24 Seventy
9:24 weeks have
are been decreed are decreed for weeks are cut
decreed uponupon your people your people and upon thy
thy people and and upon your holy for your set-apart people, and
upon thy holy city to terminate city, to put an end upon the holy
city, to finishtransgression, to to the city, to finish
the end sin, to wipe transgression, and transgression,
transgression, away iniquity, to to seal up sins, and to make an
and to make an bring everlasting and to cover end of sins, to
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 96
25. Know
therefore and
25
discern, that Know, then, and
25 Know and
from the going understand: from25 Know also
comprehend: From
forth of the the going forth ofand understand,
the emergence of
word to restore the command tothat from the
the word to return
and to build restore and buildgoing forth of
and to rebuild
Jerusalem unto Yerushalayim the
Jerusalem until the
one anointed, a until Messiahcommandment
anointment of the
Dan prince, shall be the Prince isto cause to
prince will be seven
9:25 seven weeks; seven weeksreturn and to
septets, and for
and for and sixty-twobuild Jerusalem,
sixty-two septets it
threescore and weeks. It shall beunto the
will be rebuilt,
two weeks, it built again, withAnointed the
street and moat,
shall be built streets and aPrince, shall be
but in troubled
again, with trench, but in timesseven weeks.
times.
broad place and of affliction.
moat, but in
troublous
times.
26
Dan 26. And after26 Then, after the And after the26 Yet
9:26 the threescore sixty-two septets, sixty-two weeks threescore and
and two weeks the anointed one Messiah shall be two weeks shall
shall an will be cut off and cut off and have it return, and
anointed one be will exist no longer; naught. And the the street be
cut off, and be the people of the people of a coming built and the
no more; and prince will come prince shall destroy wall; but in
the people of a will destroy the city the city and the troublesome
prince that shall and the Sanctuary; set-apart place. times: and after
come shall but his end will be And the end of it is the threescore
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 97
Op http://www.bijbelarchief.nl/default.asp?id=1003 schreef de
Werkgroep Bijbel: Aktueel!, een artikel over Danil twee. We citeren uit de
laatste bewerking van 10-3-2002, onderstrepingen zijn door onszelf
aangebracht: De eerste vier delen zijn vervuld;
Geest verlicht werd. Gelijk Christus getuigd heeft (Mat.16:17), dat wat Petrus
van Hem beleed een bijzondere openbaring des Vaders was. Uit Institutie
van Calvijn, vert. Dr. A. Sizoo, W.D. Meinema Delft, Boek II, Hoofdstuk II, 19,
z.j. (wij onderlijnen).
Calvijn schreef o.a. dit in zijn vijftigste lezing op het boek Danil
(verschenen in 1561): Hoe komen we tot een bepaalde conclusie? Het is niet
genoeg om de onwetendheid tot weerleggen van de anderen, tenzij dat de
waarheid laat uitschijnen en ze bewezen wordt door klare en afdoende
redeneringen (onze vertaling). Een raad die we ook zullen opvolgen. In de
bundel gezangen Uit het Liedboek voor de Kerken lied n 322 vers 3 staat
wat in die aard en we citeren het in de hoop dat we het allen oprecht mogen
meezingen:
In de Bijbel zijn er twee boeken die al eeuwenlang het spotpunt zijn van
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 101
hogere kritiek, het boek Jesaja en dat van Danil. Hoe dit komt is niet moeilijk
te begrijpen. Beide Schriftgedeelten bevatten namelijk enkele profetien
welke bij hun latere vervullingen de waarachtigheid van de Schrift
waarborgen. En bepaalde profetie zal ons nu bezighouden: de profetie der 70
jaarweken opgetekend in Dan.9:24-27. Vr we een vers voor vers bespreking
hierover houden is het nochtans interessant om enkele punten te onderzoeken
welke door de hogere kritiek tegenover het boek Danil worden ingebracht.
De rste die de authenticiteit van Danil in twijfel heeft getrokken was de
Griekse filosoof Porphyrius (omstreeks 233-304 na Chr.). Deze persoon was
een christenhater en schreef een boek met de titel Tegen de christenen.
Omdat verschillende dingen in het boek Danil zo nauwkeurig waren
beschreven wou deze Porphyrius niet geloven dat dit boek was geschreven
door de Danil die in de zesde eeuw vr Christus leefde en werkte in de
steden Babel en Susa onder de Babylonische en Medo-Perzische koningen uit
die tijd. Porphyrius zei, dat aangezien in dit boek het leven van de Syrische
koning Antiochus IV Epiphanes zo nauwkeurig was beschreven, hij niet kon
aannemen dat het profetie was. Om deze reden klasseerde hij het boek Danil
n deze Antiochus: nl. rond plus/min 160 voor Chr. Het zou geschreven zijn
door een schrijver (zeg maar bedrieger!) die met gebruikmaking van Danils
naam het boek zou hebben opgetekend.
en n6.) Indien het boek Danil rond plus/min 160 VC geschreven zou zijn dan
moeten we hieruit besluiten, dat wat men daar heeft gevonden misschien wel
gedeelten van het oorspronkelijke manuscript kunnen zijn of n van de
eerste afschriften en dit is zeer onwaarschijnlijk. Joden hebben ook nooit
problemen gehad met de authenticiteit van het boek Danil. Typerend is dat
toen de hogepriester werd voorbereid tot de dienst op de dag van de
Verzoening hem behalve de Tora ook gedeelten van het boek Danil werden
voorgelezen, maar welke het waren weten we niet. Zie de Mishnah Yoma 1:6.
Het andere feit is dat de studie van een ander Joods boek namelijk
Makkabeen, spreekt over het boek Danil en zoals alle hogere critici
toegeven is dit boek rond plus/min 160 voor Chr. geschreven. Zo zou de
verwijzing naar de gruwel van de verwoesting in 1 Mak.1:54,59
gebaseerd zijn op Dan.9:27. En een andere belangrijke verwijzing van
Josephus staat in De Oudheden Boek X. Hij verwijst naar Dan.9:27 dat voor
hem tweemaal is vervuld, nmaal met Antiochus en een tweede maal bij de
vernietiging van de tempel in 70 A D. Maar zegt ons 1 Mak.9:27, dat toen dat
boek werd geschreven, er in Isral geen enkele profeet te vinden is. Hoe zou
dan iemand de profetie der 70 jaarweken hebben opgetekend of nog andere
profetien zoals Danil hoofdstukken 11 en 12, welke voor het grootste deel
op latere tijden betrekking hebben. Dit is dus onmogelijk. We zeggen dat
omdat moderne Bijbelcritici niet twijfelen aan de echtheid van de geschriften
van de Makkabeen.
Hoe zit het met andere zaken en documenten? Bijvoorbeeld deze uit de
Dode Zee? En de grote Bijbelmanuscripten?
4QDan is uit de late Hasmoneaanse periode of de vroeg Herodiaanse periode
en heeft gedeelten van Danil 1:16-20 / 2:9-11,19-49 / 3:1-2 / 4:29-30 / 5:5-
7,12-14,16-19 / 7:5-7,25-28 / 8:1-5 / 10:16-20 / 11:13-16.
4QDan b is uit 20-50 na Christus en heeft gedeelten van Danil 5:10-12,14-
16,19-22 / 6:8-22,27-29 / 7:1-6,11(?),26-28 / 8:1-8,13-16.
4QDan c is uit 125-100 voor Christus en heeft gedeelten van Danil 10:5-9,
11-16, 21 / 11:1-2,13-17,25-29.
4QCan d / 4QDan heeft kleine snippers.
6QPapDan (6Q7) heeft gedeelten van Danil 8:16,17(?),20,21(?) / 10:8-16 /
11:33-36,38.
Deze gedeelten komen zeer goed overeen met de proto-Massoretische text.
Theodotion, zelf een Jood (na Christus), heeft een nieuwe Griekse vertaling
gemaakt omdat de Christenen teveel citeerden uit de voorgaande Griekse
Septuaginta. We hebben van hem bijvoorbeeld ook Danil en enkele andere
Bijbelboeken.
Het Chester Beatty Papyrii IX and X (3 de/4de eeuw) heeft bijvoorbeeld Ezechil
en Danil.
Het Vaticanus-manuscipt (325-350 A.D.) heeft gans het boek Danil.
In de Sinaticus (340-350 na Chr.) staat het niet, maar daar ontbreekt meer
dan dat.
Alexandrinus (rond 450 na Christus) heeft ook Danil.
We moeten dan tot dit besluit komen, en evenals Christus zeggen, dat er
rond plus/min 605-537 voor Chr. in Babylon een profeet leefde die dit alles
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 104
heeft te boek gesteld. Behalve dat zijn er veel uit Danils verklaringen door
de oudheidkundigen bevestigd. Zo is bijvoorbeeld een vurige oven, zoals deze
waarin de jongelingen geworpen zijn, door de archeologen ontdekt. Ook een
leeuwenkuil als deze waarin Danil later is geworpen is ontdekt enzovoort.
(Zie over de echtheid van het boek Danil o.a.: G. Hasel, The book of Danil
and matters of language: Evidences relating to Names, Words and the
Aramaic language, Andrews University Seminary Studies, Vol.19, Spring 1981,
n1 en G. Hasel, The book of Danil: Evidences relating to Persons and
chronology, idem., Vol.19, Autumn 1981, n3. En van W. Shea, Extra biblical
texts and the convocation of the Plain of Dura, idem, Vol.20, Spring 1982,
n1.)
Daarom ook als inleiding op wat volgt een lijstje van de manier waarop
Joodse theologen profetie in verband met de Messias bekijken.
van het Bijbelboek Danil te bevestigen. Met dit in gedachten kunnen we onze
Bijbel dan openslaan bij Dan.9:24-27. Hieronder de NBG-vertaling:
Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de
overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de
ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te
brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te
zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord
uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een
gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweenzestig weken lang
zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de
druk der tijden. En na de tweenzestig weken zal een gezalfde
worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een
vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten,
maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er
strijd zijn: verwoestingen waartoe vast besloten is. En hij zal het
verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de
week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een
vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de
voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten
over wat woest is.
[Dn 9:24]. ... Zeventig zevens] letterlijk Zevens zeventig. het woord
zevens wordt meestal vertaald week en staat er als eerste omwille van de
nadruk. Dat vormt het grote thema van de passage. Om dezelfde reden staat
het cijfer hier na het zelfstandig naamwoord, en niet daaraan voorafgaande,
zoals meestal het geval is. De gedachte van de auteur kan dan
geparafraseerd worden: zevens - en in feite zeventig van hen - zijn
afgekondigd, enz. Het woord zevens hier komt voor in de m.m. [Mannelijk
meervoud], terwijl het woord normaal een v.m. [Vrouwelijk meervoud] heeft
(...) Wat bracht Danil ertoe het mannelijke te gebruiken in plaats van het
vrouwelijke. Het is zeker niet duidelijk, tenzij het is om een doelbewuste
aandacht te vragen voor het feit, dat het woord zevens hier in een
ongewone betekenis gebruikt word. (...) Het lijkt vanzelfsprekend dat geen
gewone weken van 7 dagen aan de orde zijn. (E. J. Young, A Commentary on
Daniel, Eerdmans, 1949, Reprinted Banner of Truth, 1978, blz.195,196).
Terwijl in Deut 16:9, hierboven besproken, shabua een periode van zeven
dagen vertegenwoordigt, in Dan 9:24,25,26,27 duidt het op een periode van
zeven jaar in elk van deze vier verzen. Dit wordt bewezen door de context,
waarin Danil erkent dat de zeventig jaar van gevangenschap bijna voorbij is.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 106
Het land lag zeventig jaar braak en aldus betaalden de Joden zeventig
sabbatsjaren aan de Heer terug. Dat waren ze Hem verschuldigd voor de
voorafgaande zeventig perioden van zeven jaar (Dan 9:2; Jer 25:12, zie. II Chr
36:21!). Net als Daniel in gebed is over dit onderwerp, verschijnt de engel
Gabril hem en vertelt dat het herstel van Isral niet compleet zal zijn totdat
een andere periode van zeventig-zevens, (shabua) vervuld gaat worden
(Dan 9:24)! Let ook op de schijnbare verwijzing in Dan 12:11 van de helft van
de laatste zeventig Daniels (9:27), het is 1290 dagen, ongeveer drie en een
half jaar. Dus zijn dit hier jaren. Shabua ` wordt ook gebruikt als een
technische term in Deuteronomium 16:10,16 waar het staat voor het
Wekenfeest (hag Shabu `ot), dat wil zeggen het Feest van de Zeven-
perioden. (R.L. Harris, G.L.Archer, & B.K Waltke., eds, Theological Wordbook
of the Old Testament, Moody Press, 1980, Twelfth Printing, 1992, Vol. II,
blz.899.)
Het woord voor week sabuac, dat van seba` afgeleid is: het woord voor
zeven. Het normale vrouwelijk meervoud is in de vorm: sebu `ot. Alleen in
dit hoofdstuk van Danil staat het er in het mannelijk meervoud sabu`im. (De
enige andere gebeurtenis in de combinatie sebu `e sebu` ot [heptaden of
weken] in Ezechil 21:28 [21:23 Engels tekst]). Daarom is het sterk
suggestief voor het idee van een heptade (een serie of een combinatie van
zevens), in plaats van een week in de zin van een serie van zeven dagen. Er
is geen twijfel over dat we het in dit geval worden gepresenteerd met
zeventig zevens van jaren, eerder dan van dagen. Dit leidt tot een totaal van
490 jaar. (G.L. Archer,Encyclopedia of Bible Difficulties, Zondervan, 1982,
blz.289).
slechts een symbolische tijd van 490 jaar zijn. Het is een VOLLE tijd van Gods
handelen in de geschiedenis van Isral, want 7 x 7 x 10 is de
vermenigvuldiging van enkele volmaakte getallen. Want dit moeten we
onthouden: de profetie ergens anders beginnen dan met Kores komt niet
overeen met de werkelijkheid. De realiteit dwingt ons tot deze symbolische
verklaring. Ook in het NT krijgen we van Jezus te horen dat getal van 7 x 70
(490 in totaal) in symbolische zin gebruikt kan worden! Dit staat in Mattheus
18: 21 Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal
mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? 22 Tot
zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe,
maar tot zeventig maal zevenmaal. Dit laat geen letterlijke uitleg toe,
veronderstel eens dat je letterlijk 490 maal vergeeft, moet het dan nog niet
een volgende keer? Sommige amillennaristen gebruiken echter wel een
letterlijke tijdseenheid in jaren, voor alles of gedeeltelijk. Voor de eerste
negenenzestig weken heeft Philip Mauro een letterlijke tijd in jaren maar geeft
een onbepaalde periode voor de laatste zeven jaar (blz.232-237).
De boeken van Ezra en Nehemia geven de uitleg erbij. Ezra kwam naar
Jeruzalem, in v.Chr. 457; hij werkte bij het herstel van het Joodse staatsbestel,
binnen en buiten, voor 13 jaar, voordat Nehemia werd gezonden door
Artaxerxes, BC 444. [Neh 2:1 e.v.] ... We hebben zondermeer voor deze
periode de twee grote restauratoren van het Joodse staatsbestel, Ezra en
Nehemia werken eensgezind, OVER EEN TIJD VAN IETS MEER DAN 45
JAAR; zodat we weten dat het herstel werd voltooid in het laatste deel van de
7de week van de jaren. Het is waarschijnlijk dat het niet was afgesloten vr
het eind ervan. Met betrekking tot de druk der tijden te midden waarvan dit
herstel zou plaatsvinden, daar geven de boeken van Ezra en Nehemia het
commentaar bij. Tot aan de voltooiing van de muren, was er een opeenvolging
van tegenwerkingen van de kant van de vijanden van de Joden. (E.B. Pusey,
Daniel the Prophet, Nine Lectures, Delivered in the Divinity School of the
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 109
University of Oxford. With Copious Notes. Funk & Wagnalls, 1885, blz.189-
191).
Mensen van de dispensatieleer zeggen dat een symbolische uitleg van
de 70 jaarweken niet mogelijk is. Men neemt dan ofwel Danil als voorbeeld,
maar aangezien ze geen conformiteit hebben in de uitleg van de cijfers uit
Danil 12 neemt men dan maar meestal de Openbaring van Johannes als
voorbeeld. Volgens Robert L. Thomas, in zijn Revelation 8 to 22: An Exegetical
Commentary, (Chicago: Moody Press, 1992), blz.408 staan er in het boek
Openbaring geen teksten met een symbolische betekenis van cijfers. No
verifiably symbolic numbers = zegt hij, zodat het niet-symbolische voor
hem de norm is. Dat geloven we niet en de redenen staan in het volgende. We
nemen ook het boek Openbaring als tekst hierbij.
Het getal 1 vinden we als symbool niet in dit boek. Maar in bepaalde
uitdrukkingen zoals de alpha en de omega zien we toch het idee van
nheid. Het is in Opb.1:8 op YaHWeH van toepassing en in Opb.1:17,18 / 2:8
en 22:13 op Christus. Aangezien alpha en omega de eerste en laatste letter is
van het Griekse alfabet wijst dit erop dat God en Christus beiden een nheid
zijn die alomvattend is. Bij God is het zijn eeuwigheid welke er door
aangegeven is (Jes.44:6) en bij Christus de enigzijnde (unieke, nige, ne),
volgens de letterlijke vertaling van het gebeuren bij de opstanding aangezien
alle opstanding door hem zal komen.
Het getal 3 is niet altijd een goddelijk getal. Het herhalen van de
lofprijzing Heilig, tot driemaal toe is hier het belangrijkste (Opb.4:8 / vgl.
Jes.6:3). Driedelig was ook de zegen van Aron (Num.6:24-26). Drie maal per
jaar, op de grote feestdagen, moest de gelovige naar Jeruzalem optrekken om
er te aanbidden. In het boek Openbaring is het soms een aards en satanisch
getal. Johannes zegt o.a. dat het derde deel van de aarde brand (Opb.8:7) het
derde van de zee wordt bloed (Opb.8:8-11 het derde van de hemelen is
getroffen (Opb.8:12,13). Gedurende het tweede wee sterft het derde der
mensheid (Opb.9:13 e.v.) en drie onreine geesten zijn de aanstichters van de
oorlog van Armageddon (Opb.16:12-16).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 110
Het getal 6 is het teken van het kwade en zonde. Het nummer van
het beest in Opb.13:18 is 666. Dit wil zeggen, zes maal honderd, zes maal
tien en zes; de volledigheid van zonde. Kwaad in al zijn macht. Op de zesde
dag van de schepping is de mens geschapen. Goliath was zes kubits lang. Het
beeld dat Nebukadnessar laat bouwen is zestig kubits hoog en zes kubits
breed.
shabua ook daar als een periode van zeven jaren is weergegeven. Men
leest er (wij onderlijnen): En gij moet u zeven jaarsabbatten tellen,
zeven maal zeven jaren en de dagen van de zeven jaarsabbatten
moeten negenenveertig jaren voor u bedragen. Door vergelijking zien
we dat;
zeven jaarsabbatten = zeven maal zeven jaren, en
zeven jaarsabbatten = negenenveertig jaren.
Ex.20:8-10 Weeksabbat
Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt; zes dagen zult gij
arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van
den HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen
Lev.25:2-4 Jaarsabbat
dan zal het land rusten, een sabbat voor den HERE. Zes jaar zult gij
uw akker bezaaien; en zes jaar zult gij uw wijngaard snoeien maar in
het zevende jaar zal het land een volkomen sabbat hebben, een
sabbat voor den HERE.
Een laatste opmerking, veeleer een vraag: heeft dit gedeelte uit Danil 9
iets te maken met het begrip van het zevenvoudig straffen door God in
Lev.26:18? S.R. Driver zegt dat zijn collega Bevan deze twee zaken aan elkaar
heeft verbonden en hij doet hetzelfde. De zeventig jaar van 2 Kron.36:20 e.v.
worden met zeventig vermenigvuldigd om Gods straf compleet te maken.
Maar zo een uitleg zegt ons persoonlijk niet zoveel. Om de reden: Danil 9
beschrijft in de eerste plaats herstel en gn straf, Danil 9 is een
troostwoord!
In een min of meer letterlijke weergave (dat zegt men zelf) van een
lezing van D. Steenhuis met als titel WIKKEN EN WEKENgevonden op
Internet, staat het volgende:
Over de 70 jaarweken van Danil is al heel veel gezegd en geschreven. Voor
een ieder die genteresseerd is in de profetie, zal het duidelijk zijn dat je niet
om de 70 jaarweken van Danil heen kunt. Bij de uitleg van de profetie zijn de
70 jaarweken van Danil namelijk van essentieel belang. Uitgangspunt blijft
altijd Gods genade en Gods voorziening; op grond van Gods voorziening kan
er berhaupt iets gebeuren in ons leven maar ook in dat wat van Isral
geschreven staat.
70 weken zijn bepaald over uw volk, over uw heilige stad (vers 24). Hier gaat
het over Isral, niet over u of over de gemeente; Danils volk wordt genoemd.
Het zijn geen weken van 7 dagen elk, maar zeventig zevens. Zeventig
perioden van 7 jaar elk; 490 jaar dus. Alhoewel de Bijbel geen puzzelboek is,
worden toch veel stukjes aan elkaar gelegd in dit stuk. Deze zeventig zevens
zien als een symbolisch getal, is onjuist (wij onderlijnen). Maar wat als het
getal zeven hier symbolisch (490 = 7 x 7 x 10) is en al de rest letterlijk?
dat we met hem verschillen in de uitleg) van G. Hasel, The Seventy weeks of
Danil 9:24-27, extra nummer bij een tijdschrift van de Adventkerk, The
Ministry, May 1976, blz.7.
1) De Symbolische
7 weken: van 538 voor Chr. tot 1ste Komst van Jezus
62 weken: van 1 komst tot 2de komst in relatie tot de zichtbare Kerk
H.C. Leupold (Lutheraan) zegt over deze visie in zijn Exposition of Daniel,
Augsburg Publishing House, reprint 1961, blz.409: Daarom zijn zeventig
heptaden 7 x 7 x 10 - de periode waarin Gods werk op een groots moment
tot zijn voltooiing gebracht wordt. Voor de uitlegger is hierin niets fantastisch
of abnormaal gezien in de Schriften, symbolen van cijfers een belangrijke
plaats innemen.
2) De half symbolische
van de voorstanders van de leer der bedelingen, t.t.z. die een toekomstige
Millennium leren.
69 weken: van 445 voor Chr. tot de intocht van Jezus in Jeruzalem op 6 april 32
na Chr.
of van 444 voor Chr. tot de intocht van Jezus in Jeruzalem in 33 na
Chr.
daarna een niet nader gekende tijd van onderbreking: tot opname van de
gemeente
1 week: in de toekomst
3) De historisch-kritische
De langste berekening die start in 605 voor Chr., toen Jeremiah zijn profetie
der 70 jaren verdrukking predikte tot 146 voor Chr. beloopt slechts 441 jaar,
geen 490 letterlijke jaren. Maar meestal rekent men vanaf 587 voor Chr. als
volgt:
7 weken: van 587 voor Chr. tot 539 voor Chr. vanaf val van Jeruzalem tot val
van Babylon
62 weken: van 539 voor Chr. tot 171 voor Chr. vanaf val van Babylon tot de
moord op de
hogepriester Onias III
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 116
1 week: van 171 voor Chr. tot 164 voor Chr. de aanval van Antiochus
Epiphanes en veront-
reiniging van de tempel
4) De traditionele
Visie van Adventisten: vanaf 7de jaar van Artaxerxes Ezra 7:7-26.
7 weken: van 457 voor Chr. tot 408 voor Chr. bouw van de muur en de stad
62 weken: 408 voor Chr. tot 27 na Chr. tot aan de doop van Jezus
De vier mogelijke startpunten die gegeven zijn als begin van de 70 jaarweken
zijn dus mogelijk de volgende:
1) een BEVEL van Kores in 538/537/536 v. Chr. (Ezra 1:1-4 / Jesaja 45:1),
2) een BEVEL van Darius in 520 v. Chr. (Ezra 6:1-12),
3) een BEVEL van Artaxerxes in 457 v. Chr. (Ezra 7:12-26),
4) een TOELATING (en u leest goed want dit is gn bevel) van Artaxerxes
aan
Nehemiah de muur van Jeruzalem af te werken in 446/445/444 v. Chr.
(Nehemia 2).
Hoe kunnen we iets zinnigs maken uit de profetie van Danil van de
zeventig weken? De profetie van de zeventig weken in Danil 9:24-27 is N
VAN DE MEEST OPMERKELIJKE VOORSPELLINGEN OVER LANGE
AFSTAND in de hele Bijbel. Dit is waarschijnlijk een van de meest besproken
zaken, door studenten en geleerden van elke overtuiging in het spectrum van
de christelijke kerk. En toch, als het zorgvuldig wordt onderzocht in het licht
van alle relevante gegevens van de geschiedenis en de beschikbare
informatie uit andere delen van de Schrift: het is heel duidelijk EEN
NAUWKEURIGE VOORSPELLING van het moment van de komst van
Christus en een vooruitblik van de bloedstollende laatste akte van het drama
van de menselijke geschiedenis vr die wederkomst. (G.L.
Archer,Encyclopedia of Bible Difficulties, Zondervan, 1982, blz.289).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 118
Als, dan, het decreet van 457 toegekend aan Ezra, als de terminus a quo
is genomen, dat is de aanvang - voor de 69 heptaden - of 483 jaar, komen we
uit bij het PRECIEZE JAAR van de verschijning van Jezus van Nazareth als
Messias (of Christus): 483 minus 457 komt uit op AD 26. (...) Een zeer
OPMERKELIJKE NAUWKEURIGHEID in de vervulling van een dergelijke oude
profetie. Alleen God kon met een dergelijke GEWELDIGE PRECISIE iets
voorspeld hebben over de komst van zijn zoon: het TART ALLE
RATIONALISTISCHE UITLEG. (G.L. Archer, Encyclopedia of Bible
Difficulties, Zondervan, 1982, blz.290,291.)
(...) Wij merken op dat vers 25 - de herbouw van de stad Jeruzalem met
straten en grachten - zal worden afgerond binnen negenenveertig jaar en
specificeert de terminus a quo. ( ...) Als, dan, het a quo (begin) voor het
decreet in vers 25 gerekend wordt als 457 v.Chr. (De datum van Ezras
terugkeer naar Jeruzalem), dan kunnen we berekenen dat de eerste zeven
heptaden lopen van 457 tot 408. De tijd binnen welke de herbouw van de
muren, straten en grachten werden voltooid. Dan tellen we van 408 de
tweenzestig heptaden uit, ook vermeld in vers 25, en komt tot AD 26 (408 is
26 jaar minder dan 434). Maar eigenlijk kunnen we toch uitkomen met AD 27,
sinds een jaar ongedaan is gemaakt met onze rekening want als we
rechtstreeks van 1 v.Chr. op n.Chr 1 gaan, is er geen jaar nul tussenin. Als
Christus gekruisigd werd op 14 Abib 30 AD, zoals algemeen wordt
aangenomen () zou dit uitkomen op EEN OPMERKELIJK EXACTE
VERVULLING van de voorwaarden van vers 25. Het openbaar leven van
Christus, vanaf het moment van zijn doop in de Jordaan tot aan zijn dood en
opstanding in Jeruzalem, moet ongeveer drie jaar hebben geduurd. De 483
jaar na de start van het decreet van Artaxerxes tot het einde is dan AD 27,
het jaar van de komst van de Messias als heerser (nasi). Het was inderdaad
na de tweenzestig zevens - drie jaar nadien - dat de Gezalfde werd
afgesneden. (G.L. Archer, 1985, Daniel, in Gaebelein, F.E., ed., Expositor's
Bible Commentary, Vol. 7: Daniel and the Minor Prophets, Zondervan,
blz.113,114.)
De zeventig zevens worden meestal verstaan als weken van jaren (het
woord zeven kan ook betekenen week, zie. NIV noot), maar de
gebruikelijke vrouwelijke vorm voor week die optreedt op een andere plaats
in het OT, wordt hier niet gebruikt. Bovendien, in overeenstemming met het
gebruik elders gevonden in dit boek, wil Danil ons door deze zeventig
heptaden zegen dat het is als zeventig eenheden van zeven jaar, of
zeventig keer zeven jaar (dat wil zeggen, 490 jaar). Deze jaren zijn
afgekondigd door Gods vooraf bepaalde plan door de eeuwen heen en nu
worden geconfronteerd, tot Daniel aangekondigd in EEN VAN DE MEEST
VERBAZINGWEKKENDE ONTHULLINGEN van de toekomst om te vinden in
het OT. Maar let er op dat de heptaden voor het volk van Danil Isral
bestemd zijn en voor hun hoofdstad, Jeruzalem. (W.C. Kaiser Jr., The Messiah
in the Old Testament, Zondervan, 1995, blz.202).
1-4), (2) de brief van ARTAXERXES AAN EZRA IN 457 v. Chr (Die blijkbaar
ook de bevoegdheid omvat de muren rond Jeruzalem te bouwen, cfr. Ezra 7.6,
7; 9,9), (3) het bevel tot Nehemia in 445 vr Christus voor het uitvoeren van
de herbouw van de muren (dat Ezra niet had kunnen bereiken). Van deze
keuzes moet (1) worden uitgesloten omdat ze nergens in de tijd van Christus
uitkomt, (3) komt te laat, tenzij maanjaren gebruikt zijn in de berekening.
Alleen (2) komt volgens het gebruik van regelmatige zonnejaren uit, want het
geeft het resultaat van AD 27, of het begin van de bediening van Christus.
Ezra en Nehemia zijn een verslag van de herbouw van Jeruzalem in
negenenveertig jaar in een benauwdheid der tijden. Vervolgens komen de
tweenzestig weken, waarna de Messias werd afgesneden voor de zonde. (H.
Lindsell, ed., Harper Study Bible, Revised Standard Version, Zondervan,
1964, Nineteenth printing, 1983, blz.1312,1313).
Tot Messias, de Prins, zijn zeven weken en zestig en twee weken [vers
25], dat zijn de eerste 483 jaar van de periode, waarbij de laatste 7
uitgeschakeld worden. Maar 483 jaar vanaf het BEGIN VAN 457 v.Chr.
werden afgesloten tijdens het begin van 27 AD, die (sinds de geboorte van
Jezus 4 jaar eerder was dan onze jaartelling) wat zou samenvallen met Zijn
doopsel, van ongeveer 30 jaar oud, wanneer de afdaling van de Heilige
Geest op hem geopenbaard werd en de zalving met de Heilige Geest, de
Christus plaats had. Meer nog, de gehele periode van 70 weken is verdeeld in
drie opeenvolgende perioden, 7, 62, 1 (...) Elk woord in deze gecondenseerde
profetie heeft zijn plaats en betekenis en de verdeling zou nietszeggend zijn,
tenzij er iets aan werd toegewezen in dit eerste gedeelte. De tekst gaat er toe
wijzen. Die zegt: hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in
de druk der tijden. De boeken van Ezra en Nehemia geven de uitleg erbij.
Ezra kwam naar Jeruzalem, in v.Chr. 457; hij werkte bij het herstel van het
Joodse staatsbestel, binnen en buiten, voor 13 jaar, voordat Nehemia werd
gezonden door Artaxerxes, BC 444. [Neh 2:1 e.v.] ... We hebben zondermeer
voor deze periode de twee grote restauratoren van het Joodse staatsbestel,
Ezra en Nehemia werken eensgezind, OVER EEN TIJD VAN IETS MEER DAN
45 JAAR... (E.B. Pusey, Daniel the Prophet, Nine Lectures, Delivered in the
Divinity School of the University of Oxford. With Copious Notes. Funk &
Wagnalls, 1885, blz.189-191).
Waarschijnlijk was het Ezra, de schrijver, die het woord gaf van herstellen
en om Jeruzalem te bouwen in het voorjaar van 457 v. Chr. (...) Dit is de
terminus a quo van de passage. Gerekend vanaf die datum - zeven zevens en
tweenzestig zevens jaren - zou het duren voordat de Messias-Prins zou
verschijnen. Zeven jaar zevens zijn gelijk 49 jaar: tweenzestig zeventallen
gelijk aan 434 jaar. (...) 483 jaar afgetrokken VAN HET UITGANGSPUNT VAN
457 VOOR CHRISTUS dan is het jaar 27 n.Chr bereikt. In het moderne
systeem van het tellen van jaren is er geen jaar nul. Van daaruit moet het jaar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 121
Zeven weken en twee en zestig weken zijn negen en zestig weken of 483
profetische dagen (483 letterlijke jaren). Gerekend vanaf de herfst van 457
voor Christus brengen 483 jaren ons tot de herfst van 27 A. D. Volgens de
profetie verschijnt dan de Messias. Messias is het Hebreeuwse woord voor
gezalfde. De Bijbel vertelt ons hoe God Hem (Jezus Christus)met de Heilige
Geest en met kracht heeft gezalfd. Handelingen 10:38. Deze zalving vond
plaats bij Zijn doop (Joh. 1:32). Jezus werd gedoopt in de herfst van 27 A. D.,
op HET PRECIEZE TIJDSTIP voorzegd in de profetie van Daniel.
********
445 of 444 voor Christus als start: EXACTE TIJD VOORSPELD,
BOVEN ELKE REDELIJKE TWIJFEL, VOLGENS SOMMIGEN, OF OOK WEER
NIET?
Het volgende is een citaat uit The Wonders of Prophecy, van John
Urquhart, Charles C. Cook, Fifth Edition. Een woord of twee van uitleg zal het
nu volledig duidelijk maken. De 476 jaren van toepassing brengen op de
voorspelling van dit punt (446 jaar vr de geboorte van onze Heer) vinden
we dat we zijn teruggebracht tot die gebeurtenis en is er meer dan 30 jaar
over gelaten. Dat het jaar 30 AD is opgegeven als dat van het afsnijden van
de Heiland in zijn kruisiging. Terwijl iedereen zal voelen HOE ONGEWOON
HET IS dat het jaar en de betrokken maand, de maand Nisan - van de dood
van onze Heer eeuwen tevoren voorzegd was, kunnen sommige
veronderstellen dat er toch een lichte onnauwkeurigheid was. Er wordt ons
verteld (Lucas 3:23) dat Jezus met dit getuigenis begon toen hij ongeveer 30
jaar oud was. Het jaar 30 AD zou derhalve het jaar zijn waarin zijn openbaar
leven zou beginnen en niet het jaar van zijn kruisiging zijn. DE SCHRIFT IS
ABSOLUUT NAUWKEURIG. Wanneer de scheiding tussen de tijd voor
Christus en de tijd na Christus werd gemaakt, was het jaar 1 na Christus, in
werkelijkheid het jaar 5 na Christus. Het jaar 10 in feite het jaar 14 AD, en het
jaar 30 het jaar 34 na Christus. En zo is het jaar 30 na Christus in onze
tijdrekening echt het jaar van onze Heer de dood. De chronologie heeft
gedwaald, ER WAS GEEN FOUT IN DE SCHRIFT; en het offer dat werd
aangeboden OP DE AFGESPROKEN TIJD, dat zal herdacht en gevierd
worden tot in de eeuwigheid.
Op http://home.insightbb.com/~callihan/24Jul05Sermon%20Daniel.htm
vonden we van John E. Callihan, Daniel 9:20-27, Seventy Sevens, versie
van 24 July 05 en de man zegt er dit: Hoe geweldig is het dat wanneer we
HET MEEST WAARSCHIJNLIJKE DECREET kiezen en gebruik maken van het
maanjaar (soms ook wel profetische jaar genoemd), en de 69 zevens tellen,
we ongeveer belanden bij het tijdstip van de kruisiging. Hij kiest 445 of 444
als de start van de vervulling van Danil 9.
Op http://ldolphin.org/70weeks.html er is een artikel uit NW Hutchings,
Seventy Prophetic Weeks of Daniel. We citeren: Door de overgrote
meerderheid van de Bijbelse autoriteiten is het aangenomen dat Christus
gekruisigd werd op de leeftijd van 33 1 / 2 jaar. Daarom vond deze plaats in
n.Chr 34. Er is ontdekt en dat is op grote schaal gemeld in duizenden
betrouwbare publicaties, dat er een fout van 4 jaar werd gemaakt door de
Romeinen bij het opzetten van hun kalender, dezelfde kalender die we nu nog
gebruiken. Dit was een plus factor, daarom hebben wij aan de 34 jaar, 4 jaar
toe gevoegd. Vervolgens hebben 483 jaar van de 69 weken afgetrokken, de
som van 34 jaar en 4 jaar, en KOMEN WE UIT OP 445 JAAR. Artaxerxes
ondertekende toen het decreet om Jeruzalem te herbouwen in 445 voor
Christus, waaruit BOVEN ELKE REDELIJKE TWIJFEL dat Jezus Christus de
Messias van Isral. De Messias moest worden afgesneden in AD 34, en
Christus is de enige persoon die de geschiedenis inging met de bewering dat
hij de Beloofde was.
Van Thomas Ice vonden we op The Seventy Weeks of Daniel, Part VI, on
http://ldolphin.org: Ik denk dat ik aangetoond heb in mijn vorig artikel dat het
uitgangspunt voor de profetie in Danil 9:25 het decreet van Artaxerxes
(Nehemia 2:5-8,17,18) is om Jeruzalem te herbouwen. In dit artikel hoop ik
aan te tonen dat het decreet werd gegeven aan Nehemia OP 5 MAART, 444
BC (...) Een andere waarde van de letterlijke benadering komt van Dr Hoehner
waar deze profetie een EXACTE TIJD VOORSPELD waarin de Messias van
Isral te voorschijn zou komen in de geschiedenit. 41 En toen Hij nog
dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, 42 en zeide:
Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is
het verborgen voor uw ogen. 44 en u omsingelen en u van alle zijden in het
nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u
geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God
naar u omzag. (Lucas 19:41-42, 44). Hoe kon Isral kennis hebben van de tijd
van hun bezoeking? Van een letterlijke interpretatie van de profetie van
Danil.
John Walvoord publiceerde: EVERY PROPHECY OF THE BIBLE, Chariot
Victor Publishing, 1999. Pagina's 248-259 hebben met 'Daniel's Zeventig
weken' te maken heeft: Geleerden verschillen van mening over de vraag of
de precieze datum is de laatste maand van 445 voor Christus of de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 124
enz.) nemen de start van de profetie van Danil 9:24-27 vanaf Nehemiah 2.
We geloven dat men hier niet moet starten met de profetie. Ze hebben
trouwens enkele variaties op die berekening, een start in 446 of 445 of 444 v.
Chr. Opgepast er bestaat gn jaar nul. Want van 1 voor Chr. tot 1 n
Christus is slechts n jaar en geen twee zoals wel eens gedacht wordt. We
denken dat men niet vanaf Ezra 7:12-26 mag tellen, zoals men doet onder het
dispensationalisme omdat dit, in onze visie, niet overeenkomt met wat de
profetie zegt in Jesaja 44/45. Het bevel tot herstel van JERUZALEM als stad is
gegeven door Kores in 538 v. Christus.
Dat klopt allemaal natuurlijk niet met de werkelijkheid van 1 jaar = 365
1/4 dagen. Maar ook 360 dagen interpreteren als dagen van een
profetisch jaar doet de Bijbel NERGENS EN NOOIT. Door een jaar aan te
passen als een profetisch jaar van 360 dagen, zijn 476 gewone jaren gelijk aan
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 127
Van de 17de dag van de tweede maand tot de 17de dag van de zevende
maand is volgens deze rekening (van Mozes of van diegenen van wie Mozes
het verhaal overschreef) gewoon, 5 maanden = 150 dagen. Daar valt niets op
aan te merken. Alleen mogen we niet zeggen dat hier zou staan dat
n maand = 30 dagen. Want dat staat niet in het verslag. Stel dat
men toen rekende met alternatief maanden van 29 dagen en 31 dagen. Ook
dan is de som van 5 maanden = 150 dagen. Wat denkt u van deze rekening
die de onze is:
Februari = 28 dagen
Maart = 31 dagen
April = 30 dagen
Mei = 31 dagen
Juni = 30dagen
Juli = 31 dagen, een mooie optelling van bijna 180 dagen (181
inclusief?), zes
maanden in het totaal of 6 x 30!
Mozes was echter ook geen dommerik: zelfs indien hij rekende met maanden
van 30 dagen dan moet hij om het jaar rond te maken op het einde van die 12
maanden van 30 dagen nog de ontbrekende dagen invoeren. Want Mozes
heeft van God in de Thora een instructie gekregen te rekenen volgens de
maan EN de zon. Dat is wat men gedaan heeft in Egypte honderden jaren
lang: een jaar van 360 dagen rond, maar ze hadden geen feesten die
berekend waren op de stand van de maan, de Joden wel. Bij de Joden heeft zo
een jaar van 360 dagen NOOIT bestaan, niet bij Mozes en niet in de rest van
het OT. We gaan nu nog een stap verder. Er staat niet dat daarom in die tijd
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 128
n jaar gelijk is aan 360 dagen. En er staat ook niet dat daarom n
profetisch jaar = 360 dagen. Dat zijn twee conclusies die voortijdig en zonder
nige dwingende reden door de leerlingen van het dispensationalisme
gemaakt worden. Wanneer we Schrift-met-Schrift vergelijken dan is er nog een
tekst dwingend aan de orde. Dit staat in Handelingen 7:22: En Mozes werd
onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren en was machtig in zijn
woorden en werken.
DATUM vanaf
de ouderdom GEBEURTENIS BRONTEKST
van Noah
God gebied Noah een ark te bouwen, Genesis 6:14-
Jaar 480.
om later dieren in te verzamelen. 21.
de
Jaar 600: 10
Noah moet de ark vullen met dieren. De
van de 2de Genesis 7:4.
vloed zal beginnen in 7 dagen.
maand.
Jaar 600: 17de
Waterdiepten gaan open. De regens
van de 2de Genesis 7:4 en
beginnen te stromen. Ze vallen voor
maand. 10,11.
veertig dagen en veertig nachten.
Jaar 600: 27st
van de 3de De regen stopt. Genesis 7:12.
maand.
Jaar 600: 17de De aarde staat onder water voor 150 Genesis 7:24
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 129
In deze rekening moet men van n en ander uitgaan waar geen echte
zekerheid over bestaat. Spreekt Nehemiah 2:1 over een gebeurtenis die op de
eerste Nisan plaats vond? Gewoon elke dag van de maand zou passen in dit
verhaal zonder iets uit de tekst tegen te spreken! Dus opgepast met dit
axioma! Wanneer iets zeer belangrijk is moeten we ervan uitgaan dat de Bijbel
ons dat ook weet te vertellen. In Nehemiah 8:2 wordt dan iets gemeld op de
eerste dag van de zevende maand. Waarom? Omdat de Schrift die informatie
belangrijk acht. Dan moeten we ook vanuit Neh.2:1 besluiten dat de dag van
de gebeurtenis niet belangrijk is; de profetie komt niet in het geding indien
de start ervan enkele dagen later zou zijn. Het gaat niet om het rekenen van
de dagen, maar van de jaren! Daar gaat het dispensationalisme in de fout wat
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 131
betreft het begin van de periode. Want de 173.880 dagen zijn hier als een
wettekst in het systeem ingebakken.
Berekening van Sir Robert Anderson AANGEPASTE VERSIE (die ook fout
is)
173.740 dagen
116 dagen (schrikkeljaren)
+ 17 dagen (20 maart tot 6 april) = 173.873 dagen
---------------
173.864 dagen
- 360 dagen (per profetisch jaar)
---------------
482 jaren (of 360-dagen lengte)
(plus 353 dagen)
Volgens deze telling is de laatste dag van de 69st week 17 Nisan, de dag
van de opstanding van Christus. Nu zegt de profetie van Danil dat de Messias
afgesneden wordt NA de 69ste week. Wat we hier voorstellen klopt dus ook niet
met de voorzegging. Dat wil ook zeggen dat deze van Anderson in zijn geheel
niet klopt. Slechts indien we zeggen dat de aanvang van de voorspelling
begint VR 5 NISAN kan de profetie juist zijn. Natuurlijk dan nog steeds
gerekend met de verkeerde visie dat n profetisch jaar = 360 dagen.
Let us not immediately assume that these 'years' are earthly years of
365.2422 days. This is where many have gone wrong in their calculations of
the 70 weeks of Daniel. Remember that these 'seventy weeks (sevens) of
years' are issued to us from the throne of God.
Dit moet het volgens hem zijn:
Het eerste deel van de 70 weken omvat 7 + 62 = 69 weken (heptaden).
Je moet het rekenen als 69 zevens of Bijbelse jaren.
Die 69 weken tijdspanne = 69 x 7 = 483 Bijbelse jaren.
483 Bijbelse jaren = 483 x 360 dagen = 173.880 dagen.
This is the all important time span. Our task now is to insert this time
segment between two auspicious dates in holy history. Hij laat het inpassen
in zijn schema als volgt: As we trace out the first 69 of the 70 weeks through
time we see that the time span began very early in the month of Nisan in the
20th year of Artaxerxes Longinus. (Nehemiah 2) This was the spring of 445
B.C. We know that it was soon after the new moon of Nisan because 173,880
days is 5,888 moons plus 8 days. Going back 8 days from Nisan 10, (Palm
Sunday) we get Nisan 2, (Sir Robert Anderson said it was Nisan 1 but this
difference is of little consequence) (wij onderlijnen). Wij zeggen: het bouwen
van de muur (muren) in Nehemia is NIET DE SLEUTEL om de profetie te
begrijpen. De sleutel is dat Kores de toelating geeft om naar Juda terug te
keren en een nieuwe tempel te bouwen. Jesaja hoofdstukken 44 en 45 zijn
vl belangrijker dan Nehemia 2.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 134
Zoals zoveel kalenders uit vroegere tijd was die van de Joden gebaseerd
op de standen van de maan. Zodat iedereen die het geleerd was, aan de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 135
stand van de maan (des nachts) je kon vertellen welke dag van de maand het
ongeveer was. Een geoefend oog kon dat met een zekere nauwkeurigeheid
zeggen. Maar het grootste probleem was het vaststellen van de eerste dag
van die nieuwe maanmaand. Bij slecht weer kon je het niet en wie geen echte
telling gevolgd had van de vorige maanmaanden (die allen 29,5 dagen
duurden) was n of twee dagen mis. Normaal was de nieuwe maan slechts
24 uur nadien echt zichtbaar. Op de Islamietische website moonsighting.com/
kan je er veel over te weten komen. Die rekenen namelijk liturgisch met dat
soort maandagen, maar passen alles aan de wereldse kalender aan voor het
gewone leven.
Hieronder een ander argument en illustratie van Finley. Dit is nog niets
vergeleken bij de twee verschillen tussen Gavin Finley en Robert Andersons
berekeningen.
BIBLICAL
TIME
AND THE
SEVENTY
WEEKS
OF DANIEL
360
DEGREES TO
A SICLE,
AND 360
DAYS TO A
YEAR.
12 SECTORS
OF 30
DEGREES,
AND 12
MONTHS OF
30 DAYS.
THE SOLAR
CYCLES AND
LUNAR
CYCLES IN
THE
MATHEMATIC
AL AND
GEOMETRIC
PERFECTION
OF GOD.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 136
Hieronder een ander argument en illustratie van Finley. Dit is nog niets
vergeleken bij de twee verschillen tussen Gavin Finley en Robert Andersons
berekeningen.
Gavin Finley komt met een kalender aanzetten van 360 dagen = Gods
superkalender. (Finley is niet de nige die met zo een superkalender werkt
maar ook bijvoorbeeld de leiders van www.360calendar.com) Dit lezen we bij
G. Finley:
In Genesis we are told that the flood of Noah began on the 17th day of the
2nd month. -Gen.7:11) On that day the "fountains of the deep were broken up
and the windows of heaven were opened". Exactly five months later on the
17th day of the 7th month "the floodwaters receded and the ark came to rest
on Mount Ararat". This five month span of time is stated twice in Genesis to be
150 days. -Gen.7:24 and 8:3)
150 divided by 5 = 30 days.
This is a bit different from what we see in our damaged solar system today.
Five of our present months/lunar cycles would be 5 x 29.530 = 147.5 days.
But the Genesis account records a span of precisely 150 days. So we must
conclude that edicts coming to us from the throne of God up in the third
heaven regarding time involve perfect months containing 30.0000000000
days each. Wanneer Finley gaat schrijven over het jaar van 365,2422 dagen
gebruikt hij; nmaal de uitdrukking damaged and imperfect cosmos en
tweemaal damaged cosmos. En daarbij heeft hij in zijn artikelen met
regelmaat een tabel die ons dat moet duidelijk maken. Met de vloed is de
dagindeling van de aarde rond de zon veranderd van 360 dagen naar
365,2422 dagen. Dit is zijn besluit: This is a bit different from what we see in
our damaged solar system today. Five of our present months/lunar cycles
would be 5 x 29.530 = 147.5 days. But the Genesis account records a span of
precisely 150 days. So we must conclude that edicts coming to us from the
throne of God up in the third heaven regarding time involve perfect months
containing 30.0000000000 days each.
Hier een andere tabel van Finley, die op die manier zijn zaak wil halen
tegenover Anderson en Dr. Harold Hoehner.
Het is waarschijnlijk bij een eerste oogopslag voor velen niet duidelijk
wat het verschil is. Het is dit: Finley is er van uitgegaan dat het jaar waar
Nehemia toelating krijgt van Artaxerxes om naar Jeruzalem te gaan er n was
van 13 MAANDEN. Wetenschappelijke term hiervoor: een embolysmaal jaar. U
merkt op de tekening dat er 3 varianten zijn;
1) Gavin Finley
2) Robert Anderson
3) Harold Hoehner (hierover later meer)
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 137
En de betekenis van een ander begrip dat we nog enkele malen tegenkomen,
equinox: van http://www.astro.uu.nl/~strous/AA/nl/woordenboek.html#E
De equinox is
het tijdstip waarop de Zon de hemelevenaar oversteekt. Dit wordt ook wel de
nachtevening genoemd. Rond zo'n tijd zijn de dag en nacht overal op Aarde
bijna even lang. Het begin van de (astronomische) seizoenen van lente en
herfst worden door een equinox aangegeven (waar die seizoenen relevant
zijn).
Dit is een gedeelte van het commentaar van Gavin Finley bij de
illustratie. Wij wijzen erop dat dit niet onze visie is, maar het bewijst dat de
argumentatie tussen de aanhangers van Nehemia als het startsein van de 69
weken niet verschoond is van harde onderlinge kritiek. Dit zegt Finley:
In de tabel zien we dat de periode van 173.880 dagen in onze
tijdsberekening bijna een maand langer duurt van de 476 jaar, gerekend van
equinox tot equinox. Dat is een lange tijdsperiode en het moet beginnen in de
maand van Pasen, de maand nisan in de dagen van Nehemia en eindigend in
de maand nisan van het jaar van de kruisiging. Men ziet dat slechts in het
geval van een late Pasen van de kruisiging zoals in een embolistisch-jaar (een
jaar met een extra dertiende maand Adar), deze extra lengte kan opleveren.
Dit zijn de feiten in dat verband. Slechts het jaar 32 na Christus past in dit
plaatje. Elke andere berekening eindigende in 30, 31, 33 of 34 na Christus is
foutief. Zowel de periode eindigend in 31 en 33 na Christus komen te vroeg in
die jaren om de 173.880 dagen vol te maken. En deze tijdslijnen beginnen
werkelijk ook in een embolistisch-jaar. Men start dus te laat. De tussentijd van
de ne nisan naar de andere is in werkelijkheid te kort. In het totaal is die
tijdspanne te kort voor het aantal dagen van de 69 jaarweken. Elke periode,
anders dan deze van 32 na Christus, kan geen 173.880 dagen volmaken door
de 25 dagen extra van die 476 jaren te vullen.
We zien dat de tijdspanne #2, beginnend in het jaar 445 v. Chr. en eindigend
in 32 na Christus alles laat kloppen. Dat is de tijdspanne voorgesteld door Sir
Robert Anderson in zijn klassiek werk, The coming Prince. Slechts deze
tijdslijn kan een verbinding maken tussen de twee maanstanden van de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 138
Dus straffe taal van Finley: One year = 360 days = 12 months.
And each month is a time period of precisely 30 days.
The biblical or prophetic year is made up of twelve 30 day months.
So the biblical year does not match our present cosmos. It is not 365 days, 5
hours, 48 minutes and 45.51 seconds. It is not 365.2422 days.
It is precisely 360 days.
This matches perfectly the 360 degrees of a circle (wij onderlijnen).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 139
Dr. Harold Hoehner heeft volgens Gavin Finley een fout van n jaar in
zijn berekeningen en die aantekeningen zijn interresant genoeg om te
vertalen. Vergeet het niet; wie niet de leer van Anderson volgt, is meestal
leerling van deze man. Dit zegt Gavin Finley als kritiek op H. Hoehner:
Laat ons nu gaan kijken naar de derde oplossing, deze van Dr. Harold
Hoehner.
Hij stelt voor dat de 173.880 dagen in hun tijdslijn eindigen in Nisan van het
jaar 33 na Christus. Maar zoals u kunt merken in de grafische voorstelling was
het jaar na Christus gn embolistisch jaar. Wanneer de tijdspanne doorlopen
wordt zal ze eindigen in het jaar 33 na Christus, met een vroege nisanmaan.
Bovendien, terugrekenend naar het begin van de 476 jaren en 25 dagen kom
je in 444 v. Christus terecht in een vroege lente, dan ben je 15 dagen
verkeerd, 15 dagen vr de lente equinox. Die maan zou te vroeg zijn om als
een nisanmaand gebruikt te kunnen worden. Je zit in werkelijkheid in de
twaalfde maand, de maand adar.
Wat zien we in de bovenstaande diagramvoorstelling, de nieuwe maan van die
bepaalde maand zou in de vroege uren vallen van 2 maart. De volle maan zou
14 dagen later vallen op 16 maart. Deze lentemaand zou zijn volheid bereiken
op 16 maart en zou 5 dagen vroeger zijn dan de werkelijke lente-equinox
(punt 'E' en dat is 21 maart). Een fout van dien aard geeft aan dat deze
maand in dat jaar geen kandidaat kan zijn voor de maand nisan. Er zou een
deriende maand moeten aan zijn toegevoegd en een embolistiche maand zijn.
Een kalenderjaar met een tweede adarmaand.
Ons besluit is dan, dat Professor Hoehner gefaald heeft om de werkelijke
verbinding te leggen tussen de maand nisan uit de tijd van Nehemia en de
173.880 dagen. Nehemia zou op geen enkele wijze de tweede maand, de
maand nisan genoemd hebben, maar zondermeer adar. Een Rabbijn of
elke goede onderzoeker zou in het verband van de maan tegenover de
lenteequinox, geen fout hebben gemaakt van zo een groot kaliber.
Dit hebben we gezien, 444 v. Chr. kan niet de start zijn van Nehemia die naar
de koning gaat. En 33 na Chr. was niet het jaar waar we de passie van Jezus
moeten zetten. Deze tijdspanne geeft gn nisanmaanden in de betrokken
jaren. Dat alles is n jaar te laat en slechts de tijdslijn tussen 445 v. Chr en
32 na Chr. komt overeen met alle feiten. Er zijn nog andere Scriftuurlijke
gegevens die hier bij aansluiten. Er is in de geschiedenis genoeg bewijs voor
het 20ste jaar van Artaxerxes Longinus uit Nehemia 2 als 445 v. Chr.
445 B.C.
+30 A.D.
---------------
476 jaren (inclusief)
476 jaren
x 365 dagen (per jaar)
---------------
173.740 dagen
173.740 dagen
119 dagen (schrikkeljaren)
+ 20 dagen (14 maart tot 2 april, inclusief)
---------------
173.879 dagen
173.879 dagen
- 360 dagen (voor een profetisch jaar)
---------------
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 142
Clarence Larkin was een ingenieur mechanica en architect. Hoe komt het dan
dat hij zoveel fouten maakt in zijn berekeningen.? Hier zijn ze;
1) Ten eerste: van 445 voor Chr. tot 30 na Chr. is niet 476 jaar inclusief
gerekend, want er bestaat
gn jaar 0. Wanneer je Larkin goed volgt moet Jezus sterven in het jaar
31 na Chr., maar
hij zegt dat het 30 na Chr is.
2) Ten tweede: welke formule is er om jaren inclusief te tellen? Is dat op alles
toepasselijk of
slechts in dit n geval?
3) Ten derde: welke formule is er om dagen inclusief te tellen? Zodat Larkin
de fout maakt van
TWEE JAAR EN N DAG! Moet je de profetie geloven of de berekenaars?
En we geven in het kort nog de rest van zijn bezwaren (zie blz.8-10)
tegen R. Anderson, hier en daar door ons aangevuld.
We denken niet dat de uitleg van n dag = n jaar een goede visie is
op, hoe het OT spreekt over tijd. Wanneer in verband met een voorzegging,
een tijd gekoppeld is lijkt het voor ons, dat de tijd letterlijk moet opgevat
worden. We geven enkele voorbeelden:
PROFETIE VERVULLING
Aankondiging van de zondvloed (zeven dagen) (*) Gen.7:4 en
7:10
NOTA: Om alles niet nog complexer te maken hebben we het niet over de
jaarkalender, die sommigen gebruikten in de tijd van Jezus, die 364 dagen
telde. En jaar was verdeeld in vier delen van 90 dagen + 1 supplementaire
dag. En uiteindelijk had men in elk jaar een tekort van 11/2 dag. Er zit wat
symboliek achter van; 52 weken x 7 dagen. De extra dagen werden volgens
het apocriefe boek Jubileen 6:23 gerekend na de 1ste, 4 de,7de en 10de maand.
(Dr. Shemaryahu Talmon de grote specialist van kalenders uit die periode van
Christus geeft aan dat deze sekte elke zeven jaar een extra week invoegde en
twee weken elke 28 jaar. Zie Talmon, Shemaryahu, The World of Qumran from
Within: Collected Studies Jerusalem: Magnes Press, 1989, blz.147-185.)
En we gaan ook niet verder uitwerken wat er allemaal aan de orde kwam
op chronologisch gebied in de 1ste en 2de eeuw voor Christus. Maar vernoemen
we toch deze: de menselijke geschiedenis telt 4.900 jaar.
[1] Sir Anderson R., The Coming Prince 10th ed., Kregel, rep. 1980.
Goede kritiek op R. Anderson is: Bob Pickle, An Examination of
Andersons Chronological Errors Regarding Daniel 9s First 69 Weeks.
Op http://www.pickle-publishing.com/
Recente Babylonische kalenders tonen aan dat 1 Nisan in 445 v. Chr. viel
in een SCHRIK-KELJAAR en dat 1 Nisan = 13 april. Dat is niet wat Sir R.
Anderson leert. Zodat ook de Palmzondagdatum van die schrijver niet
klopt in de berekening. Zie: Richard A. Parker and Waldo H. Dubberstein,
Babylonian Chronology 626 BC - AD 75, Brown University Press, 1956,
blz.32. Op The Shepherd's Page (http://www.abdicate.net/cal.aspx)
staat een programma om de omrekening te maken van een Joodse dag
naar de Juliaanse of Gregoriaanse kalenderdag.
De zondag 6 april was geen 10de Nisan, maar waarschijnlijk 6 Nisan, en
Pasen acht dagen later op maandag 14 Nisan.
Vern Sheridan Poythress, Hermeneutical Factors In Determining The
Beginning Of The Seventy Weeks (Daniel 9:25), Trinity Journal 6:2 (Fall
1985), blz.146-149 heeft nog een andere kritiek op Anderson, namelijk
zijn berekeningen van de 70 jaren van ballingschap. Neen, er zijn geen
twee of zelfs drie perioden hierin te onderscheiden. Zie dit op
http://www.biblicalstudies.org.uk/
Chuck Missler schreef op www.khouse.org/articles/2004/552/ een
artikel, Daniels 70 Weeks en zegt er bijvoorbeeld dit:
De nauwkeurigheid van profetie
Wanneer we de periode bekijken van 14 maart 445 v. Chr. tot 6 april 32
na Chr. en de correcties maken voor de schrikkeljaren hebben we exact
173.880 dagen! Hoe kon Danil zoiets van tevoren weten? Hoe zou
iemand zo een gedetailleerde voorzegging kunnen geweten hebben.
Dit is een ingekort artikel van zijn boek met dezelfde titel verschenen bij
Koinonia House, 2004. Dus vrij recent, een promotie voor Andersons
berekeningen. Deze Chuck Missler is n van de schrijvers voor The
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 147
Blue letter Bible. Heeft hij nog niets gehoord van al de fouten in de zaak
die R. Anderson heeft bedacht?
In A Bible Study van Jack Kelley The 70 Weeks of Daniel geschreven
in de laatste jaren vr het jaar 2.000 p
www.gracethrufaith.com/ikvot/the-70-weeks-of-daniel lezen we: Maar
volgens Nehemia 2:1 is het bevel gegeven om Jeruzalem te herbouwen
in de eerste maand van het 20 ste jaar van de regering van koning
Artaxerxes van Perzi (maart van 445 v. Chr. op onze kalender ).
Exact 483 jaar daarna reed de Heer Jezus in Jeruzalem op een ezel en
riep men Hosanna. Dat was de enige dag in Zijn leven dat Hij toeliet
dat zijn discipelen hem koning van Isral noemden, zodat de profetie
van Danil tot op de dag vervult werd. We hebben hier eenzelfde
vraag: heeft hij nog niet gehoord van al de fouten in de zaak die R.
Anderson heeft bedacht? Hij was geen goede rechercheur, want
uitgaande van een verkeerde inlichting kwam hij tot een verkeerde
uitslag.
Op
http://www.harvardhouse.com/prophetictech/elephantine.htm#elephant
ine staat een vertaling van enkele documenten uit Elephantine (Egypte)
waar de datum van Koning Artaxerxes' 20ste jaar begon op 18
september 446 v. Chr. en liep tot 5 september 445 v. Chr. (Hebreeuwse
kalender). Hoe dit past met het vorige is ons een raadsel. Wellicht heeft
Egypte op dat moment een andere maand in zijn kalender dan Suza
waar Nehemia is! Maar het zou eenvoudiger kunnen zijn dan dat. De
schrijver is tweemaal gezalfd met de Heilige Geest, heeft telepatische
gaven en heeft uit-het-lichaam ervaringen. En dergelijke zaken klasseer
ik in een bepaald verband, maar niet in Bijbels verband. Bovendien
staan er zaken in, die doen denken aan valse profetie, die de schrijver
na het evenement met veel verve weet te minimaliseren. U hoeft het
artikel dus niet echt te lezen tenzij u alle rarigheden over Danil 9 moet
onder ogen hebben gehad, zoals wijzelf.
[2] Dr. Hoehner H. W., Chronological Aspects of the Life of Christ, Zondervan,
1977.
Dr. Hoehner zegt dat de datum 445 v. Chr. zoals Anderson die geeft niet
historisch juist is. Want het 20ste jaar van Artaxerxes is 444 v. Chr. Dr.
Hoehner geeft een ander probleem aan van Anderson, men mag niet
eindigen in 32 na Christus. Hij toont aan dat wanneer we uitgaan van
de 10de Nisan, zoals Sir Robert Anderson doet, Christus gestorven zou
zijn op een zondag of maandag. Wie rekent op een sterven van de Heer
op een vrijdag komt met Anderson verkeerd uit. Wie rekent zoals
anderen doen dat Christus stierf op een woensdag komt ook verkeerd
uit met de berekeningen van Anderson.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 148
[4] Op de site van The Moorings (USA) staat nog een andere uitleg die
weinigen zullen aannemen.
Nehemia hoofdstuk n start op 24 november in 446 v. Chr. Daar
rekenen we nog 173.880 dagen aan toe en dat geeft 15 december 31 na
Christus, de dag van de tranfiguratie = verheerlijking op de berg. Daar
bovenop een periode van 62 gewone weken van 7 dagen die eindigen
wanneer Jezus, Lazarus opwekt uit de doden. Dat is dan 20 februari van
het jaar 33 na Christus. Onmiddellijk daarop veroordelen de Joodse
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 149
leiders Jezus, Hij moet sterven (Joh.11:45-57). Daarbij moet men volgens
een Joodse regeling in de Talmud veertig dagen rekenen van de
verdediging. Jezus mag personen oproepen ter zijner verdediging,
mensen laten spreken als getuigen vr hem. De 42 dagen later (begin
en einddag van die 40 dagen) brengen ons op 3 april 33 na Christus, de
dag van de kruisiging.
Zie naar
http://www.themoorings.org/apologetics/prophecy/69weeks/weeks1.html
En ook dit hebben we gevonden, Nehemia gecombineerd met het jaar 446
v Chr. Op het Internet: http://www.morgenster.org/profetie.htm Hun uitleg is
deze:
446 v 445 v
... 1 v Chr 1 AD ... 30 AD 31 AD .
Chr Chr
. 1 2 ... 446 447... ... 476
Zelfs het jaar 30 als eind-datum van de 69 weken is nog in zwang. Van
Wayne Jackson onder andere is dit zijn Daniels Prophecy of the Seventy
Weeks, November 9, 1998: op
www.christiancourier.com/articles/read/daniels_prophecy_of_the_seventy_wee
ks lezen we
In werkelijkheid is deze chronologie verdeeld in drie stukken, waar het totaal
486 jaar beslaat. Dat is de periode tussen het bevel Jeruzalem te bouwen en
de dood van de Messias. () Inderdaad. Wanneer we starten in 457 v. Chr. en
486 jaar verder gaan komen we in 30 na Chr. het ware jaar van de
kruisiging van Christus! Dat is de algemene opvatting (Scott, blz.364 [1]). ()
In het midden van de zeventigste week, na de vervulling van de 486 jaren
wordt de Gezalfde afgesneden. Dat wijst naar de dood van Jezus. Ook Jesaja
voorzei dat op eenzelfde wijze, dat Christus zou afgesneden worden van de
levenden (Jesaja 53:8). ()
Het tweede segment van de tweenzestig weken (434 jaar), opgeteld bij de
vroegere negenenveertig geven een resultaat van 483 jaren. Dat cijfer mogen
we rekenen vanaf 457 v. Chr., en loopt tot 26 na Chr. Dat was het jaar dat
Jezus werd gedoopt en begon aan zijn openbaar leven.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 150
Tot slot, het midden van de week (3 jaar) geeft de tijd aan hoelang de
prediking duurde. Dat gedeelte stopt in 30 na Chr. Het jaar van de dood van
de Verlosser.
[1] Scott J.B., Seventy Weeks, Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible
ed. Merrill C. Tenney, Zondervan, 1975. (Over het jaar 29 als eind-datum van
de 69 weken, in zwang in de 18 de tot begon 20ste eeuw, zie naar de vroegere
publicaties daarover.)
De verklaring en de teksten
Vers 24
We moeten in het oog houden dat God van Zijn volk wil, dat ze: het
verbond in gedachten houden en Zijn raad is gedenk het verbond
gesloten met de vaderen (Leviticus 26:42,45). Dat is dan ook wat Danil
beleden heeft in zijn gebed aan het begin van hoofdstuk 9. En het antwoord is
de profetie van de zeventig jaarweken. Het heeft dus betrekking op Isral.
1. Terugkeren naar YaHWeh (Deuteronomium 30:2 / Danil 9:13 / 9:4)
2. Zijn hart openstellen voor God (Leviticus 26:41 / Danil 9:5)
3. Begrijpen en aanvaarden dat God met reden straft (Leviticus 26:41 /
Danil 9:7,11,12)
4. Luisteren naar God (Deuteronomium 30:10)
5. Alle persoonlijke zonden belijden (Leviticus 25:40 / Danil 9:4,14-15)
6. Zonden van de vaderen belijden (Leviticus 26:40 / Danil 9:4)
7. Wetten en geboden onderhouden (Deuteronomium 30:2,16)
8. God liefhebben (Deuteronomium 30:15,20)
9. In Gods wegen wandelen (Deuteronomium 30:16)
Hieronder de voetnoten en aantekeningen van de Statenvertaling bij
Dan.9:24.
69
Zeventig
)
Danil had maar gebeden om de verlossing van zijn volk uit Babel, de
Heere geeft hem dat niet alleen, maar oneindig meer, want Hij openbaart
hem daarenboven den tijd, wanneer niet alleen de Joden, maar ook zijn
ganse volk uit de macht des duivels en der eeuwige verdoemenis door den
Messias zou verlost worden.
70
weken
)
Versta hier jaarweken, gelijk Lev. 25:8; elke week van zeven jaren, tezamen
makende vier honderd en negentig jaren; waar nu deze vier honderd en
negentig jaren beginnen en waar zij eindigen, daarvan is verscheiden
gevoelen. Sommigen beginnen ze van het eerste jaar der monarchie van
Cyrus, en eindigen ze in den dood van Christus; hetwelk wel de
eenvoudigste mening schijnt te zijn, uit Jes. 44:28, en Jes. 45:13; 2 Kron.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 152
36:22,23; Ezra 1:1, enz.; doch anderen beginnen ze van het zevende jaar
van Artaxerxes Longimanus, en eindigen ze ook in den dood van Christus.
Anderen beginnen ze van het tweede jaar van Darius Nothus, en eindigen
ze in de verstoring van Jeruzalem door Titus. Van welk alles de verstandige
lezer zal mogen oordelen.
71
zijn bestemd
)
Te weten van God. Hebreeuws, zijn afgehouwen, of afgesneden; dat is
bescheiden, besloten.
72
over uw volk,
)
Gedurende welke uw volk en uw heilige stad zal overkomen hetgeen ik u
straks zal openbaren.
73
om de overtreding te sluiten,
)
Of, om op te sluiten, of om te bedwingen de overtreding. Anders: dat Hij, te
weten Christus] de overtreding besluit; dat is, dat hij voor de zonden des
volks genoeg doe, opdat dezelve als in een kerker besloten worden, dat zij
niet meer voor Gods aangezicht komen.
74
om de zonden te verzegelen,
)
Dat is, om te bedekken de zonden der uitverkorenen, dat zij voor het
aangezicht van God niet komen. Dit heeft Christus door zijnen dood teweeg
gebracht. Anders: om de zonden te verdelgen.
75
om de ongerechtigheid te verzoenen,
)
Te weten door de offerande van Christus aan het kruis.
76
om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen,
)
Hebreeuws, ene gerechtigheid der eeuwigheden, door welke alleen zij, die
ooit gerechtvaardigd zijn en rechtvaardig zullen worden, moeten
gerechtvaardigd worden voor God, Hebr. 9:12. Deze gerechtigheid is
gelegen in de vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid van
Jezus Christus.
77
den profeet te verzegelen,
)
Dat is, de profetie, te weten de profetien der profeten van Christus' lijden
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 153
78
de heiligheid der heiligheden
)
Dat is, den Heere Christus, die daar is het waarachtige heilige der heiligen,
omdat in Hem al de schatten van heiligheid, rechtvaardigheid, en ook van
wijsheid en kennis van God verborgen zijn, ons ten goede; en dat Hij is de
ware ark des verbonds, door welken God de woorden des levens tot de
wereld spreekt; de rechte genadestoel, door welken wij de verzoening
hebben, enz.
79
te zalven.
)
Te weten met den Heiligen Geest; dat is als in te wijden en te bereiden tot
zijn zaligmakend
ambt.
Een onderbreking
De beschrijving die Danil geeft, maakt duidelijk dat er een onderbreking is in
de tijdsorde. Er is een indeling in 7 weken, 62 weken en tenslotte een laatste
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 155
week die valt na de 69e, , de 70e week dus. Uit de tekst blijkt dat deze 70e
jaarweek niet direct op de 69e week volgt, want de vervulling ervan heeft
nooit plaats gevonden. De periode tussen de 69e en 70e jaarweek duurt dus
ondertussen al bijna 2000 jaar. Uit de tekenen der tijd kunnen we echter
opmaken dat de aanvang van deze 70e jaarweek niet lang meer op zich zal
laten wachten (wij onderlijnen).
gesproken door
de Zoon eenmaal
de Vorst geopenbaard is
Erfgenaam vangeopenbaard
alles
En na die twee (vr de
en zestig weken grond-legging
in deze laatstein de voleinding
zal de Messas der wereld) in
dagen der eeuwen
uitgeroeid deze laatste tij-
worden den
nadat Hij de
reinigmaking
maar het zal
onzer zondendoor de offerande
niet voor om uwentwil
door Zichzelf tevan Zichzelf
Hemzelf zijn
weeg gebracht
heeft
en om de
is gezeten aan (als van een
zonden te
de rechter hand onbe-straffelijk
verzegelen, en om de zonde te
der Majesteit in en onbe-vlekt)
om de niet te doen,
de hoogste Lam om
ongerechtigheid
hemelen uwentwil
te verzoenen.
toegepast worden. Op zijn hoogst zou er kunnen gezegd worden dat de Heer
de tegenbeeldige tempel zalfde die Mozes heeft gezien (Heb.8:1,2 / 9:12 /
Opb.11:19). Ook dit laat als uitleg te wensen over aangezien we feitelijk niets
weten over dat hemelse heiligdom. Bovendien omdat de voorgaande
Scriftuurplaatsen gemakkelijk symbolisch verklaard kunnen worden. De derde
uitleg die overblijft, is dat de Messias, de geestelijke tempel (zijn gemeente)
heeft gezalfd door haar te doordringen van Heilige Geest die figuurlijk als het
ware zalfolie is (2 Cor.3:3 / Heb.10:15-18). De tekst bij uitstek bij dit is
Joh.16:15: Hij (de Heilige Geest) neemt uit het mijne en zal het u
verkondigen. Hoe we dit ook maar uitleggen, de 1 ste, 2de, of 3de: het verwijst
naar het werk van de Messias Jezus van Nazareth.
2 Corinthe 5:21 Hij neemt de zonde op zich zodat we er vrij van zijn en
gerechtvaardigd Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij
voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden
gerechtigheid Gods in Hem.
1 Petrus 2:24 Wij zijn door Zijn striemen geheeld: die zelf onze
zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij,
aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden
leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.
De zonde die Jezus heeft verzoend had het niet nodig om later dan eens
gebruikt te worden en toegepast. Het had een onmiddellijke vervulling.
Het is toen aan het kruis volbracht.
Hebreen 9:23-28 Het was een nmalige gebeurtenis:
Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de
hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf
met betere offeranden dan deze. Want Christus is niet
binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een
afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons
ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; ook niet om
Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met
ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat, want dan had
Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld;
maar thans is Hij nmaal, bij de voleinding der eeuwen,
verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. En zoals
het de mensen beschikt is, nmaal te sterven en daarna het
oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich nmaal geofferd
heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male
zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun
heil verwachten.
2. Verzegelen wil zeggen dat iets tot zijn vervulling is gekomen. De zaak
is opge
lost en afgesloten. Men hoeft er niet meer aan te sleutelen op n of
andere manier.
1 Corinthe 15:3: Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb
ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze
zonden is gestorven, zoals in de Scriften staat. En dat is nogal
wat, dat wil zeggen dat in de Scriften van het Oude Verbond al voorzegd
is dat HEIDENEN met God verzoend worden.
3. In het OT is voorzegd dat de zonde zal ophouden.
Jer.3:12 SV77: Ga heen, en roep deze woorden uit tegen het
noorden, en zeg: Bekeer u, gij afkerige Isral! spreekt de
HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op u niet doen vallen; want Ik ben
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 164
de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan
heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. Maar het
behaagde de HERE hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek.
Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij
nakomelin-gen zien en een lang leven hebben en het voornemen
des HEREN zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn
moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe.
Jesaja 53 is regelmatig in het NT gebruikt om het offer van Jezus te
beschrijven.
Mattheus 8:17: opdat in vervulling ging wat gezegd is door
de profeet Jesaja: Hij was het die onze ziekten wegnam en
onze kwalen op zich heeft genomen.
Marcus 9:12: Hij antwoordde: Elia komt inderdaad eerst en
herstelt alles, maar over de Mensenzoon staat toch
geschreven dat hij veel moet lijden en met verachting
behandeld zal worden?
Handelingen 8:32: Dit was het schriftgedeelte dat hij las:
Als een schaap werd hij naar de slacht geleid; als een lam
dat stil is bij zijn scheerder deed hij zijn mond niet open.
Romeinen 4:25: hij die werd prijsgegeven om onze zonden
en werd opgewekt omwille van onze rechtvaardiging.
1 Petrus 2:24: Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het
kruishout op gedra-gen, opdat wij, dood voor de zonde,
rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u
genezen.
gelden. Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door
het offer van het lichaam van Jezus Christus.
Jezus nagelde de Wet van Mozes aan het kruis en heeft hem hierdoor
ongeldig gemaakt - Colossenzen 2:14: door het bewijsstuk uit te
wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons
bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te
nagelen.
5. Jezus heeft de vijandschap tussen Joden en heidenen weggedaan.
Ephezirs 2:13-17: Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die
eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van
Christus. Want Hij is onze vrede, die de twee n heeft gemaakt
en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap,
weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der
geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld
heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot n nieuwe
mens te scheppen, en de twee, tot n lichaam verbonden,
weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de
vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede
verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die
dichtbij waren.
Het oude verbond zal door een totaal nieuw worden vervangen -
Hebreen 8:7-9: Want indien dat eerste onberispelijk ware
geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. Want
Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de
Here, dat Ik voor het huis Israls en het huis Juda een nieuw
verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik
met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam
om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet
gehouden aan mijn verbond.
Jezus is de Middelaar van het Nieuw Verbond - Hebreen 9:15: En
daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu
Hij de dood had ondergaan om te be-vrijden van de
overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de
belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.
Verzegelen wil zeggen dat iets tot zijn vervulling is gekomen. De zaak
is opgelost en men hoeft er niet meer aan te sleutelen op n of andere
manier.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 168
De profetie van het OT heeft meerdere malen Jezus en Zijn lijden op het
oog. - 1 Petrus 1:10-12: Naar deze zaligheid hebben gezocht en
gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade
geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden, op welke of
hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij
vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou
komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd
geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die
dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die
door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het
evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen
begeren een blik te slaan.
Met de komst van de Nieuwe Wet was er geen noodzaak meer voor een
blijvende vorm van profetie - 1 Corinthe 13:8-13: De liefde vergaat
nimmermeer; maar profetien, zij zullen afgedaan hebben;
tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben.
Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren.
Doch, als het volmaakte komt, zal het onvolkomene afgedaan
hebben. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik
als een kind, overlegde ik als een kind. Nu ik een man ben
geworden, heb ik afgelegd wat kinderlijk was. Want nu zien wij
nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht
tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle
kennen, zoals ik zelf gekend ben. Zo blijven dan: Geloof, hoop
en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.
God zou op een bepaald moment stoppen met het zenden van profeten
- Zacharia 13:2,3: En Ik zal te dien dage, luidt het woord van de
HERE der heerscharen, de namen van de afgoden uit het land
uitroeien, zodat niet meer aan hen gedacht zal worden; ook de
profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen.
Wanneer dan nog iemand als profeet optreedt, zullen zijn vader
en zijn moeder, die hem ver-wekt hebben, tot hem zeggen: Gij
zult niet blijven leven, omdat gij leugens gesproken hebt in de
naam des HEREN; ja, zijn vader en zijn moeder, die hem verwekt
hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij als profeet
optreedt.
Er vanuit gaan dat we Jezus volgen en al dan niet profetische gaven
hebben is niet de basis - Mattheus 7:21-23: Niet een ieder, die tot
Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen
binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de
hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here,
Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam
boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 169
1 Cor.3:16,17 NBG: Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat
de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt,
God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is
heilig!
1 Cor.6:19 NBG: Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is
van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen
hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?
2 Cor.6:16b NBG: Wij toch zijn de tempel van de levende God.
Eph.2:21,22 NBG: In Hem wast elk bouwwerk, goed
ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook
gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Vers 25
80
Weet dan, en versta:
)
Onze Heere Jezus Christus doet even deze zelfde vermaning, aangaande
deze profetie; Matth. 24:15.
81
van den uitgang des woords,
)
Dat is, van dien tijd af, dat er een bevel zal uitgaan dat men het volk, [te
weten het Joodse volk] wederbrengen, dat is loslaten zal uit de
Babylonische gevangenschap, en hetzelve Jeruzalem herbouwen zal. Versta
hier door het woord het bevel, gelijk Dan. 9:23, te weten het bevel van
Cyrus, naar sommiger gevoelen. Zie 2 Kron. 36:22,23, en Ezra 1:1, en
boven de aantekening Dan. 9:24, van het begin der zeventig weken.
Anders: om weder te brengen; dat is, om weder ter hand te stellen; te
weten de vaten des tempels, die uit den tempel naar Babel gevoerd waren.
Anders: om te herstellen, namelijk den staat der kerk en der regering.
82
Messias
)
Dat is, tot op Christus, het Hebreeuwse woord Messias, [hetwelk even
hetzelfde, dat Christus betekent, namelijk een gezalfde] staat ook Joh. 1:42,
en Joh. 4:25.
83
den Vorst,
)
Of, leidsman, gelijk Jes. 55:4, of hertog, gelijk 2 Sam. 7:8, en 2 Kon. 20:5.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 173
84
de straten,
)
Hebreeuws, de straat en de gracht. Anders: uitgehouwen gracht. Versta dit
van de stadsgrachten.
85
in benauwdheid der tijden.
)
Want al wat onder Ezra aan de muren gebouwd was, dat werd kort daarna
door de vijanden der Joden weder omvergeworpen, en de poorten met vuur
verbrand. En onder Nehemia moesten zij bouwen met den troffel in de ene
en het geweer in de andere hand, Neh. 4:17; waarom de Joden zich zozeer
haastten, dat zij het gebouw van den muur optrokken in twee en vijftig
dagen.
Vers 25 zegt volgens de NBG: vanaf het ogenblik, dat het woord
uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een
gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweenzestig weken lang
zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de
druk der tijden. Volgens deze vertaling zou er na het bevel tot heropbouw
en de komst van een gezalfde, slechts 7 (zeven) jaarweken zijn of 49 jaren.
Dat is verkeerd omdat deze tekst is gebaseerd op de Masoretische tekst die
tussen zeven weken en twee en zestig weken een atnach-teken
heeft. Dat teken dat door de Masoreten achter het woord zeven
(sibhah) is gezet brengt dus verwarring. Het gaat dus om een teken dat is
toegevoegd aan de Hebreeuwse tekst NA de 6de eeuw na Christus.
We hebben een opmerking in dat verband van Gerald Sigal de Jood die
een kritisch artikel schreef over hoe christenen dat gedeelte vertalen. Titel:
Daniels 70 Weeks: Dan. 9:24-27op www.word-gems.com/ De Masoretische
tekst zegt niet dat Jeruzalem 434 jaar zou worden gebouwd, maar dat zij zou
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 174
worden opgebouwd gedurende deze lengte van de tijd. Het werkwoord banah
is als op te bouwen maar wordt soms gebruikt voor uitbreiding. Zoals te
zien is, bijvoorbeeld in de uitdrukking: Vanaf de dag dat deze stad gebouwd
werd tot op de dag van vandaag, heeft ze [dat is Jeruzalem] zozeer mijn
boosheid en mijn woede opgewekt dat Ik haar laat verdwijnen. (Jeremia
32:31 ). (In 1 Koningen 12:25 heeft het werkwoord banah in werkelijkheid de
betekenis van versterken.) Sinds Jeruzalem als stad bestond, lang voordat
de verovering door David van de Jebusieten plaats had, is het duidelijk dat
wat wordt bedoeld met Jeremia naar de periode verwijst waarin de stad
uitgebreid werd door David en degenen die hem opvolgden. Dit is hier ook de
betekenis van het werkwoord in Danil. Het is een verwijzing naar de periode
van toen de uitbreiding van de stad, zoals trouwens het was tijdens de tweede
gemenebest.
Het 25ste vers zegt ons dat wanneer het woord uitgaat om
Jeruzalem te bouwen tot op een gezalfde (een vorst) er 7 weken + 62 weken
zijn. De vertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap is zeer duister. Er
wordt precies in gezegd alsof er tot op de Messias slechts zeven weken
zouden zijn (vanwage het atnach-teken) wat niet het geval is en ook niet
overeenkomt met vele vertalingen. De Griekse Septuaginta is hierin veel
duidelijker. Zij zegt (volgens de Thomson vertaling): Gij behoort te weten
en te begrijpen dat van het uitvaardigen van een woord voor het
geven van een antwoord en voor het bouwen van Jeruzalem tot een
gezalfden heerser zijn: zeven weken en twee en zestig weken. Zij
zullen inderdaad terugkeren en een straat zal worden gebouwd en
een muur, en deze tijden zullen worden vervuld.
hiermee rekening houden: KJV, ASV, ERV (voetnoot), MLB, JB. Tot aan de
Messias is er volgens deze 7 + 62 jaarweken. Maar de andere lezing is ook
gangbaar die is gebaseerd op de veel latere punctuatie van de Masoretische
tekst. En dat is gevolgd in o.a.: ERV, RSV, NEB, NASB. Tot slot: die tekst is op
zijn minst niet ouder dan de 6 de eeuw na Christus en waarschijnlijker nog
de 8ste eeuw.
Zou hier kunnen achterzitten dat de Joodse Masoreten zich door deze
punctuatie willen distantiren van de christelijke uitleg en Messiaanse
interpretatie van Dan.9:24-27? Een opmerking bij Rabbi Rashi schijnt dit
vermoeden te ondersteunen. Ofschoon: we moeten in oprechtheid ook
toegeven dat de Septuaginta sterk afwijkt van de Masoretische tekst en we
ons niet slechts daarop mogen blind staren. In vele Septuagintamanuscripten
staat ook niet de versie van de Septuaginta voor Dan.9:24-27, maar een
aangepaste uit de Griekse Theodotion.
Gerald Sigal is een Jood die de uitleg van christenen over deze profetie
van Danil heftig aanvalt. Hij schreef Daniel's 70 Weeks: Dan. 9:24-27 op
www.word-gems.com/ Hij gaat uit de van de Engelse King James vertaling,
maar het is evengoed van toepassing op onze Nederlandse. Wij citeren er dit
uit:
De King James Version gaat voorbij aan de Hebreeuwse interpunctie:
a. Het leesteken atnah fungeert als de belangrijkste pauze in een zin. De
atnah is als het ingeschatte equivalent van de puntkomma in de moderne
systemen van leestekens. Het heeft dus het effect van het scheiden van de
zeven weken na de tweenzestig weken: Totdat een gezalfde, een vorst, zijn
zeven weken, daarna voor tweenzestig weken zal het weer worden
opgebouwd. (9:25).
b. Door het creren van een aaneenschakeling van negenenzestig weken die
niet zijn opgedeeld in twee afzonderlijke periodes van zeven weken en
tweenzestig weken respectievelijk komen christelijke zendelingen tot een
onjuiste conclusie: dat de Messias zal komen 483 jaar na de verwoesting van
de eerste tempel. We gaan daar niet dieper op in, omdat het begrip atnah,
dat is weergegeven door een LEESTEKEN maar geen echte letter is die iets
aan de TEKST toevoegt, volgens andere Joodse uitleggingen geen tijd
inschakelt tussen de zeven en de tweenzestig weken. Dus ook in die Joodse
kringen zijn er theologen die het als n gedeelte lezen, waar twee
opeenvolgende evenementen plaats hebben.
Er staat niet vanaf het moment, dat men wederkeerde of dat men begon
met Jeruzalem te bouwen, noch vanaf het moment, dat men de tempel
begon te bouwen/ verfraaien. In 536, in het eerste jaar van Kores, kregen
de Joden toestemming om terug te keren en de tempel te herbouwen. In het
jaar 520 werd de fundering van de tempel gelegd (Ezra 4 : 24 en Hagga: op
de 24e van de negende maand). Dit was het tweede jaar van Darus, de
koning van Perzi (een andere Darus dan de Darus uit Danil 6). Beide
situaties beantwoorden niet aan de beschrijving van Danil 9 : 25,
want er wordt niet over de tempel gesproken. Het jaar 458 voor onze
jaartelling (Ezra 7), toen men toestemming kreeg om de inmiddels gebouwde
tempel te verfraaien, heeft evenmin met Danil 9 : 25 te maken. De enige
juiste datum is die van het jaar 445 vr onze jaartelling. Dit is het twintigste
jaar van Artaxerxes (of: Arthasastha/Ahasvros), in de maand nisan (de eerste
maand van het Joodse godsdienstige jaar; Nehema 2 : 1). Wanneer er geen
datum van een maand wordt genoemd, dan wordt de eerste dag van de
maand bedoeld. Over datgene wat we onderlijnen gaan we uitvoerig
aantonen dat dit een verkeerde kijk is op de zaak.
Dat 25ste vers spreekt ook over herbouw van plein en gracht
volgens de NBG. De Septuaginta echter zegt straat en muur en dat is te
verkiezen, zo ook de King James en andere vertalingen. Dat de stad werkelijk
in moeilijke tijden is herbouwd daarvoor moet men slechts Neh.4:1-14 / 6:1-14
/ 9:36,37 na lezen. Dat er pleinen waren in Jeruzalem is niet te betwisten
zoals uit Nehemia 8:1,3,16 blijkt. Op die pleinen werden er uitspraken gedaan
op politiek en religieus vlak volgens Ezra 10:9: En alle mannen van Juda
en Benjamin verzamelden zich binnen drie dagen te Jeruzalem, en wel
in de negende maand, op de twintigste der maand. Het gehele volk
zat neer op het plein van het huis Gods, rillend zowel om de zaak als
door de regenbuien. Het was in die dagen een tijd van tegenstand. De
profeten spreken over de weerstand die men heeft ondervonden van
Samaritanen en omliggende volkeren bij de bouw van de poorten van de stad
en de muur. En in Neh.12:27-43 is de inhuldiging van de muur beschreven.
(Enkele vertalingen suggereren een tegenstand van 483 jaar, wat historisch
echt niet klopt.Wat niet wil zeggen dat het geen moeilijke tijden voor Isral
waren.) Gezien het belang van de uitdrukking van deze begrippen, ook enkele
vertalingen ter illustratie.
Engelse vertalingen.
Franse vertalingen.
Er zijn niet zoveel moeilijkheden met de tekst. Wel met het laatste
woord dat slechts nmaal gebruikt is in het OT. De meest waarschijnlijke
vertaling is dat het gaat om de muur of de gracht die rond de stad loopt. Een
vergelijk van het Hebreeuws met een deel uit de Koperen Rol van de
manuscripten uit de Dode Zeegrotten zou dit ondersteunen. (Zie bijvoorbeeld
het commentaar van Porteus blz.142).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 178
die in het land leefden als gevangenen meegevoerd naar zijn land en de rest
van de bevolking is uit schrik naar het land Egypte gevlucht. Zo kwam het dan
dat in oktober van 587 voor Chr. Jeruzalem volledig van mensen was ontdaan
en deze toestand heeft zolang geduurd om de profetien van Jeremia in
vervulling te laten gaan. Maar voordien, in 606 (605) voor Chr. was
Nebukadnessar al verwoester van Jeruzalem wanneer hij de edelen van het
volk als slaven nam en de tempel plunderde (Dan.1:1,2). In 537 voor Chr.
kwam er verandering in deze woeste toestand. In het jaar 537 (of 536) voor
Chr. vaardigde de Perzische koning Kores de Grote (die had namelijk Babylon
veroverd) een bevel uit dat alle volkeren die als gevangenen naar Babylon
waren gekomen terug mochten keren naar hun geboorteplaats, om daar terug
hun eigen aanbidding te beoefenen. Aan de Joden in Babylon werd dan het
volgende bevel gegeven zoals Ezra 1:2,3 zegt: Zo zegt Kores, de koning
van Perzi: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des
hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te
bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn
volk behoort - zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in
Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Isral, dat is de
God, die in Jeruzalem woont. (Vergelijk en zie ook 2 Kron.36:22,23). Het
blijkt hieruit ogenschijnlijk dat deze Joden niet het bevel kregen om de stad
en stadsmuren rond Jeruzalem te herbouwen. Het bevel had alleen betrekking
op de tempelbouw. Maar zoals uit het boek Hagga blijkt is men ook
bezig met huizenbouw. De profetie der 70 jaarweken neemt dus
zondermeer in 537 voor Chr. haar aanvang. Dit heeft te maken met het begrp
shb waar we naar verwijzen in de bespreking van vers 1. Er is door Kores
een sociaal en politiek herstel aan Isral gegeven.
macht van zijn vijanden en van wie hem naar het leven staan, zoals Ik
Sedekia, de koning van Juda, gegeven heb in de macht van
Nebukadressar, de koning van Babel, zijn vijand, die hem ook naar
het leven stond. Ook dezen ontlopen de straf van God niet.
In elk geval, er is gebouwd zonder dat een bevel ervoor gegeven was
door, de koningen van Perzi. Zonder dat het woord gesproken was. Maar
de bouwers hebben uit het bevel van Kores begrepen dat het bouwen van de
muur deel uitmaakte van de herbouw van de stad. Zie hiervoor Ezra 5:3,9: In
diezelfde tijd echter kwam Tattenai, de stadhouder van het gebied
over de Rivier, tot hen met Setar-Boznai en hun ambtgenoten en zij
spraken tot hen aldus: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te bouwen
en deze muur te voltooien? () Daarop hebben wij die oudsten
ondervraagd; wij hebben tot hen aldus gezegd: Wie heeft u bevel
gegeven dit huis te bouwen en deze muur te voltooien? Dit is duidelijk
uit de viering van de afwerking van de muur in Nehemia 6:15. Men heeft
alleen maar bressen gedicht en gn volledige muur gebouwd. Dat kan men
niet op zo een korte tijd. Hier enkele vertalingen van die tekst:
De Nieuwe Bijbelvertaling zegt: Na tweenvijftig dagen was de muur
voltooid, op 25 elul.
De Statenvertaling, editie 1977 zegt: De muur nu werd volbracht op de
vijf en twintigste van Elul, in twee en vijftig dagen.
De NBG-vertaling 1951 zegt: De muur nu was voltooid op de
vijfentwintigste Elul, in tweenvijftig dagen.
De Willibrordvertaling (herziene editie 1995) zegt: De muur was hersteld
op vijfentwintig elul; men had er tweenvijftig dagen aan gewerkt.
Hier nog enkele vertalingen van uit de Engelse taal bij Nehemia 6:15:
King James Version 1611, 1769: So the wall was finished in the
twenty and fifth [day] of [the month] Elul, in fifty and two days.
New King James Version, 1982 Thomas Nelson: So the wall was
finished on the twenty-fifth day of Elul, in fifty-two days.
New Living Translation, 1996 Tyndale Charitable Trust: So on October
2 the wall was finally finished-just fifty-two days after we had
begun.
New International Version, 1973, 1978, 1984 International Bible Society:
So the wall was completed on the twenty-fifth of Elul, in fifty-
two days.
The Holy Bible, English Standard Version, 2001 Crossway Bibles: So
the wall was finished on the twenty-fifth day of the month Elul,
in fifty-two days.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 182
Dertien jaren nadat Ezra de tempel ging versieren (457 v. Chr.) gebeurde
er het volgende met Nehemia (445/444 v. Chr.). Deze persoon was de
schenker van Koning Artachsasta (zijn Bijbelse naam) volgens de wereldse
geschiedschrijvers Arthaxerxes I Longimanus genaamd. In het 20 ste jaar van de
regering van Artachsasta kreeg deze Nehemia bezoek van verwanten uit Juda.
Nehemia die in Susan (Perzi) woonde, in het paleis van de koning, was zeer
verontrust. Hij hoorde van hen het volgende, over Jeruzalem en zijn inwoners:
De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap
zijn overgebleven, verkeren in groten rampspoed en smaad, en de
muur van Jeruzalem is afgebroken en zijn poorten zijn met vuur
verbrand (Neh.1:3). Hieruit blijkt dat Jeruzalems muren nog niet volledig
hersteld waren (of opnieuw al afgebroken waren zoals we zelf denken) en dit
bedroefde Nehemia zeer. Bij wijze van illustratie: iedereen, zowel vriend als
vijand, loopt Jeruzalem binnen en buiten zoals het hem belieft. Kort nadien,
toen Nehemia wijn schonk aan de koning, bemerkte deze hoe mistroostig zijn
getrouwe onderdaan was en ontspon zich het volgende gesprek waarin de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 183
koning het woord nam. Nehemia schrijft in zijn boek: De koning zeide tot
mij: waarom staat uw gezicht zo somber, hoewel gij niet ziek zijt? Dit
kan niets anders dan hartzeer zijn. Toen werd ik ten zeerste
bevreesd, en zeide tot den koning: De koning leve in eeuwigheid. Hoe
zou mijn gezicht niet somber staan, DAAR DE STAD, DE PLAATS WAAR
DE GRAVEN MIJNER VADEREN ZIJN, VERWOEST IS en haar poorten
door vuur verteerd zijn? En de koning zeide tot mij: Wat is dan uw
verzoek? Toen bad ik tot den God des Hemels. En ik zeide tot den
koning: Dat gij, indien het den koning goeddunkt en indien uw knecht
u welgevallig is, mij zendt naar Juda, naar de stad waar de graven
mijner vaderen zijn; om haar te herbouwen Neh.2:2-5, wij onderlijnen.
Nehemia loopt nogal hard van stapel, want men is Jeruzalem beginnen
bouwen in 537 (536 of 535) voor Christus. DE STAD WAS IN ZIJN DAGEN DUS
NIET VERWOEST. Hij heeft dus wel een nogal diplomatische aanpak. Het enige
besluit van dit alles is dat men zijn visie niet als het begin mag nemen van de
profetie van Danil negen.
Laat ons dit alles in het kort herhalen. We weten dat het woord =
dabar in Hebreeuws om Jeruzalem te herbouwen gegeven is door Kores. Bij
Nehemia gaat het zondermeer om de AFWERKING en niet de volledige bouw.
De bouw van de muur (muren) was voordien begonnen, wel tachtig jaar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 184
27 na Chr.
Van Artaxerxes I
Jezus gedoopt. Herhaling van wat
in
Ezra Begin van Zijn volgens Kores
457 v. Chr.
Ezra 7:1-10 prediking. was vastgelegd
Start vlg.
Klopt niet met de
Adventisten.
feiten.
Van Artaxerxes I 40 na Chr. te laat Gn bevel iets te
in op de kalender om bouwen, de rest
445/444 v. Chr. Nehemia waar te zijn. was al gebouwd:
Start vlg. Nehemia 2:1-11 Rekenen dat n maar alleen
Dispensationalist jaar = 360 dagen toelating de muur
en. mag niet. af te werken.
In het kort verlopen de zeventig weken van 365,25 dagen als volgt:
Waarom het jaar 587 v. Chr.? God heeft HET WOORD GESPROKEN TOT
JEREMIA DAT ER EEN EIND KOMT AAN gevangenschap en de herbouw
van Jeruzalem zal starten (Jer.32:1,6-9,13-17,24-27).Dat is het begin, de
profetie van herstel!
Hoe komt F. Zaspel aan het jaar 440 v. Chr.? Nehemia doet een aanvraag
bij Artaxerxes om terug te keren naar Jeruzalem in april, 444 v. Chr. (Neh.2:1).
Maar volgens Josephus (in zijn Oudheden, XI, V, 7), gaat Nehemia vooraf naar
Babylon om helpers en vrijwilligers te vinden onder de Joden om terug te
keren. Hij moet ook nog verdere voorbereidingen doen en bouwmaterialen
uitzoeken (en dat is zeer waarschijnlijk want bij zijn terugkeer begint men
onmiddellijk aan de bouw in Jeruzalem). Zijn werkelijke opgang naar Jeruzalem
neemt waarschijnlijk enkele jaren in beslag. Volgens Josephus is dat het
vijfentwintigste jaar van Artaxerxes dus: 440 v. Chr. Zaspel zegt dan: Again
the years fit exactly = Alles klopt wonderbaarlijk. Bij de bespreking van de
geboorte van Jezus in 6 v. Chr. zegt hij: The prophecy fits perfectly with the
events of history = deze profetie komt perfect overeen met de feiten uit de
geschiedenis. Maar ik ben er niet door overtuigd. Integendeel! Al die
onderbrekingen lijken me teveel, in een profetie die uitgesneden is uit de
wereldgeschiedenis en een aparte heilstijd voor Isral moet benadrukken.
Vers 26
87
uitgeroeid worden,
)
Het Hebreeuwse woord betekent somtijds zoveel als een misdadiger om het
leven brengen. Zie Lev. 17:4.
88
maar het zal niet voor Hem zelven zijn;
)
Dat is, niet tot zijn voordeel, maar tot voordeel van zijne uitverkorenen; of
niet om zijner zonden wil. Anders, doch Hij zal gene [schuld] hebben, of
maar zonder zijne [misdaad]. Of, zonder enige [schuld]. Anders, en zal geen
[helper] hebben. Zie Dan. 11:44. Anders, en niet meer zijn; te weten onder
de mensen, opgenomen zijnde ter rechterhand des Vaders. Vergelijk Gen.
5:24.
89
een volk des vorsten,
)
Dat is, het heirleger der Romeinen.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 188
90
zijn einde zal zijn met een overstromende vloed,
)
Te weten het einde, hetwelk de Romeinse vorst het Joodse volk zal
aanbrengen. Of, het laatste dat hij het Joodse volk zal aandoen.
91
vastelijk besloten verwoestingen.
)
De zin is: Zij zijn vastelijk besloten, en de tijd is precies bestemd, wanneer
zij komen en wanneer zij ophouden zullen. Sommigen verstaan dit aldus:
Totdat Gods oorlog tegen zijn volk een einde hebbe, zijn de verwoestingen
precies bestemd.
Wat zij op dat gebied zeggen
gaat het bij de profetien over de Koning der Koningen en over de Here der
Heren. Gezicht en profeet te bezegelen duidt op een punt waarop alles tot
volheid komt wat de profeten hebben gezegd in de loop van de eeuwen. Het
loopt uit op de zalving van iets allerheiligst. Dan zal de ongerechtigheid
verzoend zijn. Het is voor mij zo dat hier gedoeld wordt op de komende
Gezalfde, de Messias, de Christus (gezalfde) (wij onderlijnen).
unto the anointed one, the prince American Standard Version, 1901
until God's chosen leader comes Good News Bible, 1992 (parafrase)
until the coming of the Chosen Leader Contemporary English Version, 1999
(parafrase)
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 190
Let er ook op: je krijgt in Joodse vertalingen zowel the anointed one als an
anointed one.
woordkeuze laat beide vertaleningen toe zonder dat er gezondigd wordt tegen
duidelijke regels. Een concordantie maakt dat duidelijk. Dit leren we: het was
niet de bedoeling van Christus om op Palmzondag naar de macht te grijpen of
koning te worden op dat moment.
Er was natuurlijk een aanbod van het koninkrijk, maar dan alleen in de
boodschap dat het niet van deze wereld was. Je kon je er wel al, door
bekering, op voorbereiden.
Mat.11:12: Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe
breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en
geweldenaars grijpen ernaar.
Luc.16:16: De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die
tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en
ieder dringt zich erin.
Joh.18:36: Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze
wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was,
zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 192
Dit is de derde reden: Hij kwam om Zijn bloed = Zijn leven te geven voor
zondaars. Dispensationalisten geven ook om deze reden een verkeerde indruk
van die Palmzondag. In het boek Jesaja staan de profetien die over De
Knecht des HEEREN handelen. Wat er zou moeten gebeurd zijn, op die
dag, moet afgemeten worden aan de dood van Jezus aan het kruis en dat is
dan nog toekomst. DAT STAAT OP HET PROGRAMMA VAN DE REDEN VAN DE
KOMST VAN JEZUS. Dit moet trouwens voorafgaan aan de stichting van Zijn
koninkrijk. Er kan dus theologisch geen sprake zijn, van een greep naar de
macht op deze dag en de Romeinen gewoon buiten Judea te vegen. Lees eens
dat verhaal van Palmzondag vanuit deze bril van wat Jesaja voorzei:
Hij zal door Zijn volk verworpen worden, Jesaja 53:3 SV77: Hij was
veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van
smarten, en verzocht in krankheid; en een ieder was als
verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij
hebben Hem niet geacht.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 195
Hij zal sterven voor de zonden van Isral, zoals uitgelegd door de
apostelen voor elke gelovige, ook die uit de heidenen, Jesaja 53:6 SV77:
Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een ieder naar
zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheden op
Hem doen aanlopen.
Hij zal voor eeuwig leven na gestorven te zijn, Jesaja 53:10 SV77: Doch
het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft Hem
krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal
hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het
welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkig
voortgaan.
Hij zal alle gelovigen rechtvaardigen, ook heidenen, zeggen later de
discipelen van Jezus, Jesaja 53:11 SV77: Om de arbeid van Zijn ziel
zal Hij het zien, en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn
Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij
zal hun ongerechtigheden dragen.
Hij zal de plaag van het volk op zich nemen, Jesaja 53:8 SV77: Hij is
uit de angst en uit het gericht weggenomen; en wie zal Zijn
leeftijd uitspreken? Want Hij is afgesneden uit het land der
levenden; om de overtreding van Mijn volk is de plaag op Hem
geweest.
Hij is de onschuld zelf en toch moet Hij sterven, Jesaja 53:7 SV77: Toen
deze geist werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn
mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als
een schaap, dat stom is voor het aangezicht van zijn
scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open.
Hij is niet slechts voor de Joden gekomen maar ook voor de heidenen,
Jesaja 49:6 SV77: Verder zeide Hij: Het is te gering, dat Gij Mij
een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob,
en om terug te brengen de bewaarden in Isral; Ik heb U ook
gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan
het einde der aarde.
Hij zal gewoon afgesneden worden = vermoord (Dan.9:24-27).
koning van
Isral!
En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk
geschreven is:
Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt,
gezeten op het veulen
van een ezel.
DIT BEGREPEN ZIJN DISCIPELEN AANVANKELIJK NIET. MAAR TOEN
JEZUS VERHEERLIJKT WAS, TOEN HERINNERDEN ZIJ ZICH, DAT DIT MET
HET OOG OP HEM GESCHREVEN WAS en dat zij dit met Hem gedaan
hadden. De schare dan, die bij Hem was geweest, toen Hij Lazarus uit
het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde
daarvan. Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij
gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had. De Farizeen dan
zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie,
de gehele wereld loopt Hem na. De discipelen van Jezus begrepen de
ware toedracht van het gebeuren van Palmzondag slechts nadat ze de Heilige
Geest hadden ontvangen, meer dan vijftig dagen na de gebeurtenis. Zodat we
het gewone volk in Jeruzalem niet moeten aansmeren dat ze hun koning
verwerpen en daar dan de reden zoeken van het einde van de
negenenzestigste week. De echte verwerping komt later met de 14 de nisan,
wanneer Hij aan het kruis sterft nadat men hem enkele uren voordien als
Messias verworpen heeft. Zijn koninkrijk is niet van deze wereld. Dat kan de
man in de straat niet begrijpen. Zo zijn ze niet opgevoed en ook zijn discipelen
dachten nog aan een aards rijk veertig dagen n zijn opstanding uit de doden
(Handelingen 1:6,7).
De teksten uit het evangelie van Johannes spreken duidelijk niet van een
rijk dat moet opgericht worden op aarde in die dagen met Jezus als koning
ervan. Integendeel:
Joh.3:3: Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar,
voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan
hij het Koninkrijk Gods niet zien.
Joh.3:5: Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij
iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk
Gods niet binnengaan.
Joh.18:36: Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze
wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was,
zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de
Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk
niet van hier.
Die enkele dagen vr de dood van Jezus is er dus een opflakkering van
nationalisme onder de Joden en is er de tocht van Jezus naar Jeruzalem
(Joh.12:13). Hoe interpreteren we het dan? Bij Zijn aanhouding zal Jezus,
wellicht om deze reden, aangeklaagd worden als iemand met politieke aardse
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 198
ambities (Joh.18:33 / 19:12). Men stelt Hem voor als de rivaal van de keizer,
maar Jezus maakt het duidelijk, Hij is koning. Maar Zijn rijk is niet van DEZE
WERELD en Zijn discipelen mogen niet op de vuist gaan met de Romeinse
overheerser (Joh.18:36). Christus heeft trouwens al eens geweigerd koning te
worden in deze aardse omstandigheden (Joh.6:15). Jezus, kwam niet om
Pilatus buiten te zetten, Zijn tijd komt nog en is trouwens niet zo ver meer af
(Joh.19:10,11). Maar het is een geestelijk rijk, de keizer moet niet bang zijn.
Wanneer Jezus gegeseld wordt als inleiding op zijn kruisiging dan zal men ook
een plakkaat op het kruis spijkeren dat Hij gezegd heeft koning te zijn van de
Joden (Joh.19:1-3 / John 19:19). Zijn vijanden weten dus wat ze aan Hem
hebben. Zijn leerlingen begrijpen dat later beter, na de uitstorting van de
Heilige Geest.
Dit zegt de apostel Petrus, enkele minuten voordien opnieuw
herboren, in Handelingen 2:29-32: Gij mannen broeders, het is
mij geoorloofd vrijuit tot u te spreken van de patriarch David,
dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is onder
ons tot op deze dag. Alzo hij dan een profeet was, en wist,
dat God hem met ede gezworen had, dat hij uit de vrucht
zijner lendenen, zoveel het vlees aangaat, de Christus
verwekken zou, om Hem op zijn troon te zetten; ZO HEEFT
HIJ, DIT VOORZIENDE, GESPROKEN VAN DE OPSTANDING VAN
CHRISTUS, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn
vlees verderving heeft gezien. Deze Jezus heeft God
opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn (wij onderlijnen).
Wie het geheim van de prediking van Petrus begrijpt kan ook Amen
zeggen op dit: in het Book of Church Order van The Presbyterian
Church in America is de aanhef deze: Jesus Christ ... sits upon the
throne of David. = Jezus Christus zit op de troon van David.
niet wanneer hij zegt dat Jezus boven alles verheven is, boven alles wat er in
het universum is (Phil.2:9-11). Johannes liegt toch niet wanneer hij zegt dat de
Vader leven geeft aan de gelovige dr Zijn Zoon (1 Joh.5:11). Of liegt Jacobus
wanneer hij schrijft dat wanneer iemand lijdt en tot de Here gaat, Hij hem
zal oprichten (Jac.5:15)? Dat wijst er toch op dat de Heer over allen en
alles regeert (Hand.10:36).
het offer van Jezus. De Wet van Mozes had voorzegd dat verzoening wordt
gemaakt door het vergieten van bloed (Leviticus 17:11). We weten dat de
dood van de Messias niet voor zichzelf is, maar voor anderen, zodat Hij op
die manier, de zonden en ongerechtigheid van Isral voor God verzoent. DE
NBG geeft de vertaling: terwijl er niets tegen hem is en dat zou er kunnen
op wijzen. Het belangrijke punt is dan, dat tussen het einde van het tweede
deel (de 69 zeven) en vr het begin van de 70 ste zeven, de Messias zou
worden gedood en zou sterven in een plaatsvervangende dood. Hij hoeft niet
te sterven (voor zichzelf) maar doet het voor anderen. We weten dat de
Here God niets doet zonder Zijn geheim te onthullen aan Zijn knechten, de
profeten (Amos 3:7) en dat heeft Hij ook gedaan. Jesaja 53 spreekt over die
gruwelijke dood van Jezus, Hij hoefde het niet te doen maar al voor de
grondlegging van de Nieuw Wereld heeft de drie-enige het al gepland.
KJV
And after threescore and two weeks shall Messiah be cut off, but not for
himself
NKJV
And after the sixty-two weeks Messiah shall be cut off, but not for Himself
NLT
After this period of sixty-two sets of seven,* the Anointed One will be killed,
appearing to have accomplished nothing,
Footnote:
* Hebrew After 62 sevens.
NIV
After the sixty-two sevens, the Anointed One will be cut off and will have
nothing.*
Footnote:
* Or off and will have no one; or off, but not for himself
ESV
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 201
And after the sixty-two weeks, an anointed one shall be cut off and shall
have nothing.
NASB
Then after the sixty-two weeks the Messiah will be cut off and have nothing
RSV
And after the sixty-two weeks, an anointed one shall be cut off, and shall
have nothing
ASV
And after the threescore and two weeks shall the anointed one be cut off, and
shall have nothing YNG
And after the sixty and two weeks, cut off is Messiah, and the city and the holy
place are not his (dat is een tegenstrijdigheid inbouwen in de vertaling)
DBY
And after the sixty-two weeks shall Messiah be cut off, and shall have
nothing
WEB
And after sixty and two weeks shall Messiah be cut off, but not for himself
HNV
After the sixty-two weeks the Anointed One shall be cut off, and shall have
nothing VUL
Vers 26b verteld van een volk en een vorst die komen om de stad en de
tempel te vernietigen. De Hebreeuwse tekst zegt nagid habbo wat wil
zeggen de komende vorst. Sommigen hebben dit daarom verklaard als
ware Christus zelf de vernietiger van Jeruzalem in het jaar 70 na Chr. En het is
waar dat Christus de komende genoemd wordt in Luc.7:19 en Mat.11:3 /
21:9. Anderen hebben zelfs de parabel van de bruiloft verklaard als vervuld in
deze vernietiging (Mat.22:7). Christus voorzei ook dat vrdat zijn discipelen
de steden van Isral zouden doorgelopen hebben, de Zoon des mensen zou
komen (Mat.10:23). Maar al deze dingen kunnen ook anders verklaard worden.
Zo is het niet naar de vernietiging van Jeruzalem dat de parabel van de
bruiloft verwijst, maar naar de Wederkomst. Niet vergeten dat Mat.10:23
voorzeker wijst naar de transfiguratie op de berg volgens Mat.17. Er is dus alle
reden om aan te nemen dat de komende vorst in Dan.9:26b een verwijzing is
naar de Romeinse generaal die Jeruzalem in 70 na Chr. veroverde. Of het is
een verwijzing naar de caesar in Rome voor wie de generaal werkt. Toen ging
in vervulling de woorden die de Joden hadden uitgesproken: Zijn bloed
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 203
Een opmerking over de derde visie (de historisch kritische) van dit 26ste
vers. Antiochus Epiphanus (de vorst) heeft de tempel niet verwoest, alleen
maar ontheiligd (1 Mak.1:54). En dat is te weinig om dit als de vervulling te
beschouwen (1 Mak.1:31,38). En de stad Jeruzalem bleef in die tijd ongedeerd.
Een Joodse exegeet, Gerald Sigal, schreef een kritisch artikel over de
wijze waarop christenen dat gedeelte vertalen. Titel: Daniels 70 Weeks: Dan.
9:24-27op www.word-gems.com/
3. De King James Version verzuimt het bepaald lidwoord in Danil 9:26, dat
moet lezen: En na de tweenzestig weken. Door het behandelen van de
tweenzestig weken als een aparte periode, geeft dit vers, in het
oorspronkelijke Hebreeuws, er blijk van dat de tweenzestig weken genoemd
in vers 25 gescheiden zijn van de zeven weken door de atnah.
Daarom is er over twee gezalfden gesproken in dit hoofdstuk, van wie er n
komt na zeven weken, en de andere na een nieuwere periode van
tweenzestig weken.
Op de site van Jews for Jesus vonden we: The Evolution of Some Messiah
Legends van David Brickner, gearchiveerd op March 1, 1987. Het toont op
een overzichtelijke manier dat Joodse exegeten het niet altijd met elkaar eens
zijn over wat de Messias doet/moet doen en de varianten op dat thema door
de eeuwen heen.
We geven u ook dit mee: twee rabbijnse uitleggingen die voor zowel de
eerste als de tweede gezalfde een andere persoon invullen. Neem wat Joodse
geleerden zeggen dus niet als de echte waarheid en laat u niet inpakken
door exegetische hoogstandjes.
Jewish Study Bible Notes Rashis Comments (Orthodox)
Comments 2004
(Reform/Conservative)
25-26 Anointed leader Daniel 9:25 And you shall know and
anointed one: The word understand from the emergence of the word
anointed in vv. 25 and 26 is From the emergence of this word, which
the Heb mashiah emerged at the beginning of your
(Messiah); thus these vv. supplications to tell you, you shall know to
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 204
Vers 27
En hij zal velen het En hij zal velen het Hij zal een week
verbond versterken verbond versterken lang met velen een
een week; en in de eene week lang; en innig verbond sluiten
helft der week zal hij midden in de week en op de helft dier
het slachtoffer en het zal het slachtoffer en week slacht offer en
spijsoffer doen spijsoffer ophouden; meeloffer doen
ophouden, en over en bij de vleugels ophouden, en in de
den gruwelijken zullen staan gruwelen plaats daarvan komt
vleugel zal een der verwoesting, en een ontzettende
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 205
93
een week;
)
Dat is, zeven jaren, in het midden van welke de Heere Christus is gedood,
en in den overigen tijd hebben de apostelen de Joden met het Evangelie
van Christus bediend.
94
in de helft der week
)
Te weten in het midden van die zeventigste week.
95
doen ophouden,
)
Te weten door zijnen dood, die een offerande en slachtoffer is, waardoor
alle heiligen in der eeuwigheid geheiligd worden, voor welken al de
Levietische offeranden verdwenen zijn, gelijk de schaduw voor de zon.
Want hoewel zij nog een weinig tijds na de hemelvaart van Christus
geduurd hebben, zo heeft nochtans met den dood van Christus straks al
hare wettelijkheid en nuttigheid opgehouden.
96
over den gruwelijken
)
Hebreeuws, over den vleugel der verfoeiselen, of verfoeiingen. Versta, het
verfoeilijke heidense Romeinse krijgsvolk, [Matth. 24:15], over hetwelk een
krijgsoverste zal zijn, die deze verwoesting zal aanrichten naar Gods
rechtvaardig oordeel.
97
vleugel
)
Of, benden. Zie Ezech. 12:14.
)
Zie de aantekening Jer. 4:27.
99
die vastelijk besloten zijnde,
)
Zie Jes. 28:22.
Wat zij op dat gebied zeggen over vers 27 (over de laatste week)
P.A. Slagter zegt in Isral en de Bijbel, februari 1994, blz.4 het volgende
over de zeventigste week:
Een vorst die komen zal
Nadat dus de 69 jaarweek voorbijgegaan was, is de geschiedenis
onderbroken (nu bijna 2.000 jaar) en zal straks worden voortgezet met de
70ste, oftewel de laatste jaarweek. Danil 9:27 beschrijft verder de relatie
tussen een vorst... die komen zal en het volk Isral: En hij (dit is dus: een
vorst in de eindtijd) zal het (beter: een) verbond voor (de) velen zwaar maken,
een week lang. De uitdrukking zwaar maken kan ook worden vertaald met
bekrachtigen of versterken (zie bijv. de Statenvertaling). Het feit dat Hij
(= die vorst) het zal doen, wijst op een figuur die veel macht c.q. invloed zal
hebben op de gang van zaken in het Midden-Oosten. Isral zal hem veel
vertrouwen schenken. Dit verbond zal door velen worden begroet en
aanvaard. Niet door allemaal! Er zullen mensen zijn die zich er van
distantiren. In het verleden heeft Isral, onder aanvoering van de leiders,
dikwijls vertrouwd op verbonden met anderen. Telkens opnieuw werd dat
vertrouwen beschaamd! Gods Woord waarschuwt er ook uitdrukkelijk voor:
Het is beter tot de HEERE toevlucht te nemen, dan op prinsen te vertrouwen
(Ps.118:9 SV; zie ook Ps.146:3; Jes.28:15 e.a.). Ook deze prins, de vorst van
de eindtijd, zal het vertrouwen volledig beschamen en zich zelfs tegen hen
keren! (wij onderlijnen).
Zijn conclusies zijn dan, aan het slot, onder andere deze:
3 Door de dood van de spreker, die hier een Messiaans zelfbewustzijn
toont, zal het oordeel van God over volk en stad komen en breekt er een
heilloze tijd aan voor Isral.
4. ermos in vs.38 is mogelijk een toespeling op Danil 9:26b-27,
waar het wel drie keer voorkomt.
Om bij punt drie te beginnen, neen, er breekt GEEN heilloze tijd aan voor
Isral wanneer ze Christus verwerpen. De rest van de gelovigen onder de
Isralieten, die Jezus aannemen als verlosser, zijn opgenomen in wat de
gemeente van Christus zal genoemd worden. Ze hebben hun heil gevonden in
Jezus en daar zijn meerdere teksten bij aan te voeren (Rom.3:21-26). Het heil
van Isral verbinden aan een letterlijke tempel is sinds Jezus een verkeerde
conclusie. Lees wat Hij zegt tot de Samaritaanse in Johannes 4:21-24.
Ps.69:26: Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.
Jes.1:7: Uw land is een verwoesting, uw steden zijn met het vuur
verbrand; uw bouwland verteren de vreemden in uw
tegenwoordigheid, en een verwoesting is er, als een omkering door
de vreemden.
Jer.7:34: En Ik zal uit de steden van Juda en uit de straten van
Jeruzalem doen ophouden de stem der vrolijkheid en de stem der
vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid; want
het land zal tot een verwoesting worden.
Micha 3:12: Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd
worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg van dit
huis tot hoogten van een woud.
Hand.1:20: Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn
woonstede worde woest, en er zij niemand die daarin wone. En: Een
ander neme zijn opzienersambt.
We leren hieruit dat er van Godswege een aankondiging was van vernietiging.
Van braakleggen van stad en cultuur indien Isral blijft doorgaan met Zijn
God ontrouw te zijn. Isral, het volk en de steden waarin ze wonen zullen als
een wildernis worden als men zich niet onder God wil plaatsen. Er komt een
ermos = (Strong's G2048) aan de orde, een wildernis, verwoesting,
verlaten enz. in zowel Daniel 9 als Mat.23. Dat klopt! We geven dat grif toe
aan G. van den Brink.
Maar G. van den Brink vergeet de achtergrond te vertellen: hoe was het
vr de vernietiging in het jaar 70 na Christus. Jezus, heeft de tempel verlaten
toen hij stierf aan het kruis. Geen enkele van Zijn verschijningen ging door in
de tempel of heeft wat te maken met die plaats. Het is duidelijk dat zowel de
Vader, de Zoon als de Heilige Geest waren niet meer was nadien. Het huis
Gods, de tempel Gods, het huis mijns Vaders de termen die Jezus gebruikt
voor de tempel krijgen ineens een andere dimensie. Het is UW HUIS geworden
in Matt. 23:37-39 = Luc. 13:34,35. Dat geeft aan dat het complex door God
verlaten word. Nu is het Zijn tempel niet meer. Ook in Ezechil verlaat God
de tempel die zal vernietigd worden in vier stappen.
Men blijft het toch maar proberen, als de breuk tussen de 69st en 70st
week er niet is dan klopt het plaatje niet. Van het Internet citeren we zo een
tabel, van:
http://www.bijbels-panorama.nl/S19_Profetieen_tijdslijn_van_de_profetie.html
vonden we deze uitleg en tekening van de breuk tussen de 69ste week en de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 215
70ste week: Gezien vanuit het Nieuwe Testament kunnen we opmaken dat
God de klok aangaande de 70 jaarweken voor het volk Isral stil zette bij het
eind van de 69e week. In het in het jaar 70 A.D. werd Jeruzalem verwoest en
de Joodse inwoners gedood of in ballingschap weggevoerd.
Het gehele tweede gedeelte van het boek Danil moet volstaan de domheid
aan te tonen van deze misleide zielen: die ofwel met opzet of per ongeluk het
werk van de Antichrist aan Christus toeschrijven! In het beste geval zijn het
de mensen van de prins - NIET de prins die komt die Jeruzalem en de
Tempel verwoesten in 70 na Christus - en dit is geen kleine technische
opmerking die ik hier vernoem.
Want nadat de Messias is afgesneden en na de stad en tempel vernietigd
zijn, net wat doet de Messias (hun hij) dan nu: hij maakt een verbond met
Isral verbreekt het in het midden van de week. Ze zijn verward met behulp
van hun eigen kronkels, het grote punt van de feiten is dat de Messias dan al
gekruisigd is: afgesneden! Dus, hoe kan 'hij' nu een verbond maken met de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 217
vele voor een week - in zijn herrezen staat? In Zijn opgevaren staat? Genoeg
van al deze onzin!
Twee opmerkingen voordat we verder gaan met het onderzoek van wie
de Hij is uit vers 27. Doug Krieger, schrijver van het citaat hierboven, is een
sprookjesverteller. Hij beschrijft wat de niet-dispensationalist zou zeggen over
dit laatste vers van Danil hoofdstuk negen. Maar wat hij ervan maakt is een
gedrocht en dat leert niemand van ons. Wij leren dat Jezus sterft IN de
zeventigste week terwijl hij, als dispensationalist, leert dat Jezus stierf tussen
de negenenzestigste week en de zeventigste. Dus in een periode die buiten de
70 weken valt en hoe kan Hij dan de zaken vervullen die in vers 24 staan? Wij
leren, als tweede opmerking, dat Jezus in de zeventigste week Zijn verbond
met Isral OPNIEUW heeft bevestigd. Zoals het ook vroeger al gebeurd was zo
is het op het Laatste avondmaal nog maar eens verkondigd. Of niet soms? Je
weet toch, Doug Krieger, dat tijdens het avondmaal Jezus verwijst naar het
Nieuwe Verbond waarover Jeremia 31:31-34 wat aankondigde. Wij leren dat als
Hij sterft, de dag nadien Zijn bloed het offer is om dat verbond te
VERNIEUWEN. U leert dat Satan een verbond met Isral vernieuwt maar
vergeet erbij te citeren waar er ergens zou staan in de Schrift dat Satan al
eens een verbond was aangegaan met dat volk. Het staat er niet, in het Oud
Testament, en je weet het ook maar tracht wat wij leren belachelijk te maken
met wat we niet onderwijzen. Vertel me ook eens waarom met het
daaropvolgende Pinksteren niet zou aangeven zijn, dat het Nieuwe Verbond
met Isral in voege zou gegaan zijn! Het is dus niet oprecht wat u zegt, Doug
Krieger, en is werkelijke onzin en is zondermeer te bewijzen, dat het om een
sprookje gaat dat u de mensen wijs maakt.
John Walvoord zegt dit in zijn commentaar op Danil bij dit vers 27 nadat
hij enkele manieren van het benaderen van de tekst heeft besproken:
Uiteindelijk is de vraag die elke uitlegger moet onder ogen zien: wat is de
interpretatie die de meest natuurlijke en intelligente uiteenzetting van de
tekst geeft. Als het niet nodig is dit als letterlijke profetie te beschouwen, en
de tijdseenheden niet letterlijk zijn, is een verscheidenheid aan interpretatie
onmiddellijk mogelijk geworden. Walvoord wist waarschijnlijk wel dat geen
enkele theoloog of Bijbelcommentator tot het jaar 1740 een andere uitleg gaf
over de HIJ in het begin van vers 27, dan dat het over de Messias Jezus
sprak. Als ik zijn conclusie doortrek, dan waren dat allen personen van een
MINDERE intelligentie dan hijzelf en wat andere dispensationalisten leerden.
Zijn redenering loopt ook mank zoals we zullen aantonen.
PUT = PRED.10:10
STRENGTHEN = ZACH.10:6 / ZACH.10:12
STRENGTHENETH = JOB 15:25
STRONGER = 2 SAM.1:23
VALIANT = JER.9:3
Er zit in het Hebreeuwse begrip higbir zoveel van het verbond dat
God heeft met Isral dat er uitgesloten door wordt dat een toekomstige
antichrist, daar niets kan aan wijzigen. Volgens dispensationalisten gaat dat
verbond Isral en de antichrist in voege aan het begin van de nog
toekomstige zeventigste jaarweek. En in het midden van die week zal hij zijn
contract verbreken en de offers doen ophouden in de toekomstige tempel.
Zelfs indien dat werkwoord higbir alleen zou verwijzen naar de zeventigste
week, ook dan is een verbond met de antichrist uitgesloten. Behalve karath
heeft het Hebreeuws nog enkele andere werkwoorden die te maken hebben
met het aangaan of bevestigen van een verbond. Dit zijn de belangrijkste:
Heqim = bevestigen of confirmeren
Nathan = geven
Sim = plaatsen
Tsiwwah = bevelen
`abhar = voorbijgaan gevolgd door be, tot
Bo = binnen gaan
heqim gebruikt maar voor de toekomst mag zeker een sterker begrip dat
onderlijnen higbir = make strong, cause to prevail = sterk maken,
doen overheersen.
Het is niet zo dat God dit verschrikkelijke lot zou afgeschaft hebben en
de Joden zondermeer met Zijn vaderhart vergiffenis schenkt. Laat n parabel
dat illustreren. Mat.22:1-13 zegt ons dit: En Jezus, antwoordende, sprak
tot hen weer door gelijkenissen, zeggende: Het koninkrijk der
hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft bereid
had; En zond zijn dienstknechten uit, om de genodigden ter bruiloft
te roepen; en zij wilden niet komen. Weer zond hij andere
dienstknechten uit, zeggende: Zegt de genodigden: Ziet, ik heb mijn
middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste beesten zijn geslacht,
en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft. Maar zij, zulks niet
achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot zijn
koopmanschap. En de anderen grepen zijn dienstknechten, deden
hun smaadheid aan, en doodden hen. Toen nu de koning dat hoorde,
werd hij toornig, en zijn legers zendende, heeft die doodslagers
vernield, en hun stad in brand gestoken. Toen zeide hij tot zijn
dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genodigden waren
het niet waardig. Daarom gaat op de uitgangen der wegen, en
zovelen als gij er zult vinden, roept ze tot de bruiloft. En die
dienstknechten, uitgaande op de wegen, vergaderden allen, die zij
vonden, beiden kwaden en goeden; en de bruiloft werd vervuld met
aanzittende gasten. En toen de koning ingegaan was, om de
aanzittende gasten te overzien, zag hij aldaar een mens, niet gekleed
zijnde met een bruiloftskleed; En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij
hier ingekomen, geen bruiloftskleed aanhebbende? En hij verstomde.
Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten,
neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal
zijn wening en knersing der tanden. Want velen zijn geroepen, maar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 223
weinigen uitverkoren. Met God valt niet te spotten, ook niet als je een
liefderijk verbond met Hem bent aangegaan!
Vernieuwing door Josia. Josia was slechts acht toen hij koning werd
en begon God te zoeken (2 Kron.34:3). Toen hij twaalf was reinigde hij
Jeruzalem, Juda, Manasse, Ephram en Simeon van de altaren van
afgoden (34:4-7). Op zijn achttiende werd het boek van de wet
opnieuw gevonden in de tempel (2 Kon.22:3-10 / 2 Kron.34:14-18).
Vanaf die tijd gaat hij op zoek naar andere afgodische praktijken in het
ganse land (2 Kon.23:1-25) en laat het Pesach vieren (2 Kron.35:1-19).
Dit was volgens de historicus die Kronieken schreef het grootste Paas-
feest ooit gehouden sinds de dagen van Samul (2 Kron.35:18).
Het heeft ook geen zin zich te verschuilen achter de gedachte dat er nog
andere profetie is waarin tijdselementen afgebroken worden. Ook dat is niet
waar. In dat verband geeft men graag het volgende citaat ter ondersteuning.
Louis Berkhof professor aan het Calvin Theological beschreef hoe we profetie
dienen te bekijken: Het begrip tijd is iets dat mag verwaarloosd worden bij de
profeten. (The element of time is a rather negligible quantity in the prophets.)
De profeten duwen alle grote gebeurtenissen van de toekomst in n tijdelijke
beweging, dicht bij elkaar in n momentopname. Je ziet het allemaal in n
oogopslag. Dat noemt men profetisch perspectief of zoals Delitzsch het
beschreef het inkrimpen van de profetische horizon. Men bezag de toekomst
als reiziger die een gebergte bekijkt van op grote afstand. Hij ziet de ene
bergtop neven de andere terwijl in werkelijkheid tussen elke bergtop in grote
afstanden zijn. Zo is het ook in profetie met betrekking tot de Dag van de
Heer en de tweevoudige komst van Christus in Louis Berkhof, Principles of
Biblical Interpretation, Baker, 1950, blz.150. Maar vanuit zo een opmerking de
lijn doortrekken dat er een toekomstige antichrist is die met Isral een
verbond aangaat is op zijn minst twee bruggen te ver. Het boek Openbaring
spreekt NIET van een verbond van Isral/antichrist. Integendeel zelfs, Satan
en zijn trawanten hebben het daar aan de stok met al wie het teken heeft van
Christus, aan de hand en het voorhoofd! Het is de strijd tussen twee soorten
getekenden, deze van de satan en deze van het Lam.
uiteindelijk ten koste van het volk van Isral uitdraaien, hoe veelbelovend de
oprichting er van kan gezien worden.
Er zijn ook enkele dispensationalisten die het eerste deel van vers 27
gewoon laten slaan op Christus en n zijn dood een breuk maken voor de
toekomst. Ook dat kan onze goedkeuring niet wegdragen. Dit is zo een
variante op vers 27 van Messiasbelijdende Joden in de USA, waar Christus
sterft in het midden van de zeventigste week. Daar ligt ook de
onderbreking.Zodat ik dit voorstel; er is gn zevenjarige verdrukking of een
zevenjarige periode van de Antichrist. Dat is alles het resultaat van een
onnauwkeurige interpretatie van Danil 9:27 en heeft geen andere
schriftuurlijke ondersteuning. De laatste 31/2 jaar uit de 70ste week is nog te
vervullen in de toekomst. Zie het artikel: Daniel 9:25-27 and Messiah the
Prince, http://shalach.org/index.htm Volgens V. Condarcuri, Daniels prophecy
9:24-27 Opinions, is de Hij van vers 27 = Christus die op het einde van die
week sterft en in 2016 zal waarschijnlijk het tweede deel van die laatste week
aanvangen. http://www.geocities.com/daniel999_ca/index.html#My
%20Interpretation
We hebben nog een opmerking in dat verband van Gerald Sigal, de Jood,
die ook kritisch reageert op een andere groep. Titel: Daniels 70 Weeks: Dan.
9:24-27op www.word-gems.com/ Hij maakt ook bezwaren tegen de manier
van vertalen zoals men gedaan heeft in de Nieuwe Wereldvertaling van
Jehovahs Getuigen. Aangezien hij een boek van hen citeert maar dat slechts
gedeeltelijk doet, neem ik de betrokken paragraaf in zijn geheel over uit
Inzicht in de Schrift, deel 2 uit het artikel zeventig jaarweken.Enkele
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 228
Dit is het antwoord van Sigal: James Strong is verkeerd door te stellen
dat de vertaling in kwestie een harde constructie van het tweede lid
weergeeft, want het staat zonder voorzetsel. De Masoretische tekst is prima
en correct Bijbels Hebreeuws. Er is geen vergelijking met het Engels van
waarde noodzakelijk, omdat elke taal zijn eigen grammaticale en syntactische
regels heeft. In feite, terwijl in het Engels het voorzetsel voor wordt vaak
gebruikt met de tijdsduur, in het Bijbelse Hebreeuws is het grammaticaal
onjuist het zo weer te geven (bijvoorbeeld; 5:6 Genesis, 9, 12, enz. a.fr.). De
King James Version volgt meestal de letterlijke Hebreeuwse en geeft niet het
voorzetsel voor niet weer. Echter, de Nieuwe Wereld vertaling van de Heilige
Schrift, de vertaling van de Jehovahs Getuigen van de Bijbel, heeft voor toe
gevoegd om te voldoen aan het gewone Engelse gebruik. Dit is een zwak
argument, want als de grammatica van twee talen verschillen zal er een tekst
ontstaan die aan die taal voldoet. De voorbeelden die Sigal aanhaalt bewijzen
niet zoveel, neem er eens enkele andere vertalingen bij en u merkt wel dat
het argument van James Strong hout snijdt.
gekoppeld zijn, die niet in vervulling gaan zoals het er staat. Men heeft van
tevoren gezegd dat in de leer van de bedelingen er nog een antichrist komt
die vers 27 moet vervullen. Wist God niet van tevoren dat Isral Zijn Messias
zou verwerpen? Een profetie van 69 weken zou dan veel logischer zijn, want
dan zou alles kloppen zonder tijdssprongen te maken? Alleen nu niet, omdat
Isral niet wil meegaan met de Messias Jezus die mr dan bewezen heeft de
Godsgezant te zijn! Maar, nogmaals, wist God dit niet? Krijgt u geen
onaangenaam gevoel, alleen maar bij de gedachte dat zoiets zou kunnen waar
zijn!
Gerald Sigal is een Jood die een kritisch artikel schreef over de wijze
waarop christenen dat gedeelte uitleggen. We citeren van: Daniels 70
Weeks: Dan. 9:24-27op www.word-gems.com/
Na die negenenzestig opeenvolgende weken, worden de meeste christelijke
missionarissen en apologeten gedwongen om de zeventigste week apart van
de rest van die periode te zien. Deze laatste week verbannen ze naar een
toekomstige tijd. Maar er is geen overeenstemming tussen de christelijke
evangelisten en exegeten over de wijze waarop deze laatste week uitlgelegd
moet worden en ook nog een directe voortzetting van de voorgaande
negenenzestig weken is. In feite heeft men het negende hoofdstuk van Danil
in een profetie van negenenzestig weken veranderd. Dat is een terechte
opmerking, hoewel we de uitlegging van deze man over Danil 9 niet
aannemen.
A 1 Opbouw B 1 Opbouw
msiah ngid
A 2 Afbouw B 2 Afbouw
am ngid
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 230
En de tweede:
A 2 Afbouw B 2 Afbouw
msiah ngid
A 3 Afbouw B 3 Afbouw
am ngid
De 70 jaarweken zijn dus door God als n geheel van de tijd afgekort of
afgemeten. Ze zijn gerechtelijk door Hem bepaald als n specifiek deel uit de
geschiedenis van het Joodse volk. De 70 ste week verklaren als een apart en
nog toekomstig deel der Joodse geschiedenis is daarom verkeerd en strijdig
met de tekstverbanden. Men kan zich niet wegsteken achter het argument dat
vers 27a naar het slot van 26 verwijst. Doen we dat, dan komen we met een
argumentatie die nietszeggend is; want het is niet de vorst waarnaar zou
kunnen verwezen worden, maar naar HET VOLK VAN DE VORST. Er is
niemand onder de volgelingen van de bedelingenleer die dat aanneemt, maar
dat is toch, na zinsontleding, het onderwerp in vers 26b = het volk, niet de
vorst.
Dit zijn enkele details over verbonden en het verbond. God heeft een
verbond aangegaan met:
Abraham Genesis 15:7-18 / 17:2-14 / Lucas 1:72-75 / Hand.3:25 /
Gal.3:16
Isaak - Genesis 17:19,21 / 26:3,4
Jacob - Genesis 28:13,14 / 1 Kron.16:16,17
Isral - Exodus 6:4 / Handelingen 3:25
David 2 Samul 23:5 / Ps.89:3,4
Christus, is inhoudelijk dat verbond Jesaja 42:6 / 49:8
Christus, is de engel; van dat verbond Maleachi 3:1
Christus, is de Middelaar van dat verbond Heb.8:6 / 9:15 / 12:14
Door het evangelie vernieuwd Jer.31:31-33 / Rom.11:27 / Heb.8:8-10,13
Vervuld in Christus Lucas 1:68-79
Bevestigd door Christus DANIL 9:27 / Gal.3:17
Bekrachtigd door Jezus bloed DANIL 9:26 / Heb.9:11-14,16-23
Straf voor wie het niet aanneemt Heb.10:29,30
Wat anders te doen dan wat in de wet stond, anders is men verdoemd
Jesaja 30:2-5 / Hosea 12:1
Alle teksten in het boek Danil die over een verbond spreken zijn
deze hier onder in de SV77. Alleen deze van Danil 9:27 zou over een verbond
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 232
7 vindplaatsen in 6 verzen
1. Dan.9:4: Ik bad dan tot de HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en
zeide: Och Heere! ij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en
de weldadigheid houdt hen, die Hem liefhebben en Zijn geboden
houden.
2. Dan.9:27: En hij zal velen het verbond versterken, n week; en op
de helft van de week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen
ophouden, en over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, ook
tot de voleinding toe, die vast besloten zijnde, zal uitgestort worden
over de verwoeste.
3. Dan.11:22: En de armen der overstroming zullen overstroomd
worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en
ook de vorst van het verbond.
4. Dan.11:28: En hij zal in zijn land weerkeren met groot goed, en zijn
hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen, en
weerkeren in zijn land.
5. Dan.11:30: Want er zullen schepen van Kittim tegen hem komen,
daarom zal hij met smart bevangen worden, en hij zal weerkeren, en
gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want
weerkerende zal hij acht geven op de verlaters van het heilig
verbond.
6. Dan.11:32: En die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij
doen huichelen door vleierijen; maar het volk, die hun God kennen,
zullen zij grijpen, en zullen het doen.
Het verbond van deze 70ste week heeft zijn aanvang bij de doop van
Jezus (Luc.3:21 / Heb.10:8,9). Vanaf dat moment worden de dingen voor Isral
zwaar gemaakt. De Messias vergeeft wie Hij wil, maar spreekt ook, waar het
moet, de vervloeking uit. Afvalligen van het verbond horen niet in het Rijk
Gods. Bekijk eens deze teksten:
Mat.9:2-7: En daar Jezus hun geloof zag, zeide Hij tot de
verlamde: Houd moed, mijn kind, uw zonden worden vergeven.
En zie, sommige der schriftgeleerden zeiden bij zichzelf: Deze
lastert God. En daar Jezus hun overleggingen kende, zeide Hij:
Waarom overlegt gij kwaad in uw hart? Want wat is
gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden worden vergeven, of te
zeggen: Sta op en wandel? Maar, opdat gij weten moogt, dat de
Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven
toen zeide Hij tot de verlamde: Sta op, neem uw bed op en ga
naar uw huis. En hij stond op en ging naar huis.
Luc.5:20-25: En hun geloof ziende, zeide Hij: Mens, uw zonden
zijn u vergeven. En de schriftgeleerden en de Farizeen
begonnen te overleggen en zeiden: Wie is deze, die (zulke)
godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God
alleen? Doch Jezus doorzag hun overleggingen en antwoordde
en zeide tot hen: Wat overlegt gij in uw harten? Wat is
gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te
zeggen: Sta op en wandel? Maar, opdat gij moogt weten, dat de
Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven
zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op, neem uw bed op
en ga naar uw huis. En onmiddellijk stond hij voor hun ogen op,
nam hetgeen, waar hij op gelegen had, mede en ging naar zijn
huis, God verheerlijkende.
Luc.7:47-50: Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven,
al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig
vergeven wordt, die betoont weinig liefde. En Hij zeide tot haar:
Uw zonden zijn u vergeven. En die met Hem aan tafel waren,
begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs de
zonden vergeeft? En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u
behouden, ga heen in vrede!
De uitleg van de dispensationalisten dat Satan met Isral een verbond sluit is
een verschrikkelijke uitleg. Wanneer ze dat echt doen is hun band met
God verbroken en kan zelfs Hij die niet meer herstellen. Dan nog wat naar
voren schuiven over de bekering van 144.000 Joden is dan toch op individuele
basis en heeft niets meer te maken met het volk op zich! Herstel van het volk
kan dan toch niet meer!
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 234
Over Maleachi 3:1 b mag niet gezegd worden zoals men in de kringen
van de bedelingen doet; dat is voor de toekomst. HIJ = JEZUS is al tot zijn
tempel gekomen, Hij is de Engel van het verbond. Die profetie is al vervuld.
Bekijk eens elk onderdeel:
de Here
zie Johannes 12:19 = het volk liep Jezus achterna en ziet hem als de
komende = Hij die komt voor de schapen van Isral = Mat.15:24 = DE
GELOVIGE JODEN, WANT DE REST ZIJN VOLGELINGEN VAN DE SATAN VOLGENS
JOHANNES 8:44.
Volgens de uitspraak van Jezus in Joh.8:56 zou Abraham zich verheugen Hem
te horen preken (zie ook Heb.11:13).
Profeten en rechtvaardigen zouden dit hebben willen zien, namelijk dat wat
Jezus aan het doen was Mat.13:17.
1. Het verbond is hier niet gemaakt in de zin dat van een nieuw verbond
sprake is. Het is de bevestiging van iets dat al bestond. Dit is eigenlijk niets
meer dan de bevestiging van een al bestaand verdrag. Dat wil zeggen, het
verbond van verlossende genade Gods aan de vaderen van Isral, is opnieuw
bevestigd door Christus (Romeinen 15:8). Die visie van de dispensatieleer
gaat mank.
2. De term die van de naam van de engel van God beschreven is: Gabriel
( God is groot) staat ook in verband met het bericht aan Daniel gegeven. Die
engel onthult de zeventig weken aan Danil. Er is een woordkundige relatie
tussen de naam van de engel van God en de bevestiging van het verbond. Het
wijst op verbondsgehoorzaamheid zoals in Deut.7:9, 21 / 10:17 / Jes.9:6 /
Dan.9:4.
3. Het onbepaald voornaamwoord hij (vers 27) wijst niet terug naar de
prins die komt van vers 26. Dat de prins een achtergesteld zelfstandig
naamwoord is en dat het volk daar het dominante zelfstandig naamwoord is
kan niet aangevochten worden. Zo verwijst hij naar de laatste dominante
figuur afzonderlijk vermeld als de Messias (vers 26a). De Messias is de
centrale figuur in de gehele profetie. Zodat we de vernietiging van de tempel
in relatie aan Zijn dood moeten bekijken. In feite, de mensen die de
vernietiging van de tempel veroorzaken kunnen zondermeer als Zijn legers
beschreven worden (Matthes 22:2-7). Het is een straf van God die ze
ondergaan.
4. Het parallellisme met vers 26 geeft aan dat de dood van de Messias
rechtstreeks verband houdt met de bevestiging van het verbond. Hij is
afgesneden, maar niet voor zichzelf (v. 26a), want Hij confirmeert het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 236
verbond voor de vele van Isral (v. 27a). Zijn afsnijding brengt de
bevestiging van het verbond, want zonder bloedstorting is er geen
vergeving (Hebreen 9:22).
We willen graag een opmerking maken over de eventuele bouw van een
tempel in Jeuzalem. Voor Jezus komt die er niet en een vroegere poging
daartoe is op een sisser uitgelopen. In de regering van keizer Julianus, de
Afvallige, (361-363) verkregen de Joden de toelating om de tempel in
Jeruzalem te herbouwen. De werkzaamheden begonnen op 18 mei 363. Maar
n dag later al, op 19 mei, werd alles onderbroken na een aardbeving. Dit
zag men als een voorteken: Een aardbeving en een vuur dat opschoot uit de
grondvesten hebben geleid tot het stilleggen van de pas begonnen
werkzaamheden, niet alleen omdat het verder zetten ervan materieel
onmogelijk werd, maar ook omdat het gebeuren begrepen werd als een
goddelijke straf en een veroordeling van deze onderneming. (F. Thelamon,
Paens et chrtiens au quatrime sicle. Lapport de lHistoire ecclsiastique
de Rufin d.Aquile, tudes augustiniennes, 1981, blz.304).
Rufinus van Aquilea, Latijns schrijver, zegt er wat over in het begin van de
vijfde eeuw. We citeren uit zijn geschiedenis van de Kerk in de vierde eeuw.
Wie het leest, beseft de grote weerslag van die gebeurtenis op de tijdgenoten:
De laatste nacht vr het begin van de werkzaamheden vond een geweldige
aardbeving plaats. Niet alleen vlogen de rotsblokken van de funderingen in
alle richtingen, maar bovendien werden bijna alle gebouwen in de buurt
verwoest. De publieke portieken waar zich een massa joden bevond die zich
bezighielden met de uitvoering van het werk, stortten in en verpletterden alle
joden die zich daar ophielden. Toen de dag aanbrak, dachten de anderen dat
zij aan de ramp ontsnapt waren en zij liepen toe om op zoek te gaan naar hen
die onder het puin bedolven waren.
John Walvoord zegt dit in zijn commentaar op Danil over dit gedeelte:
De laatste periode van zeven jaar begint met de introductie van een verbond
tussen de toekomstige prins die zal komen en de velen, het volk van
Isral. Dit pact wordt genomen in de eerste helft van de toekomstige periode
van zeven jaar, vandaar de bijzondere vrijheden en de bescherming verleend
aan Isral. Als die zijn weggehaald, en Isral wordt vervolgd zijn we in hun tijd
van grote verdrukking beland.
Bekijken we nog eens die zeventigste week en het verbond. Jezus heeft
tijdens zijn prediking in Isral meermalen de druk op de ketel gezet; Hij maakt
het zwaar voor Isral in de zin dat ze bij hoogdringendheid het verzoek krijgen
zich te BEKEREN. Mat.23:31-38: Gij getuigt dus van uzelf, dat gij zonen
zijt van de moordenaars der profeten. Maakt ook gij de maat uwer
vaderen vol! Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan
het oordeel der hel? Daarom, zie, Ik zend tot u profeten en wijzen en
schriftgeleerden. Van hen zult gij sommigen doden en kruisigen en
van hen zult gij anderen geselen in uw synagogen en vervolgen van
stad tot stad, opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat
vergoten werd op de aarde, van het bloed van Abel, de
rechtvaardige, tot het bloed van Zacharias, de zoon van Berekja, die
gij vermoord hebt tussen het tempelhuis en het altaar. Voorwaar, Ik
zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht. Jeruzalem,
Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn,
hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen
haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild.
Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.
predikte drie jaar, lang genoeg om Isral tot bezinning te brengen. Komt dat
niet ongeveer overeen met het eerste deel van de laatste zeventigste
jaarweek?
Het eerste deel van dit 27ste vers zegt verder dat: in de helft van de
week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden. Over de helft
(chasi) hebben we al opgemerkt dat dit niet speciaal juist de helft moet zijn
daar we niet met zekerheid weten hoe Lucas 3:23 moet begrepen worden.
Moeten we dat echter wel weten? Wat belangrijker is en ook blijft is dat het
Christus was die slachtoffer en spijsoffer der Joodse wet heeft doen ophouden
door de schaduw te vervullen. De wet was slechts een schaduw van het ware
offer dat Christus bracht en verloor dus zijn waarde toen Christus aan het kruis
stierf. Zie hiervoor 2 Cor.5:21 / Rom.3:25 / Heb.10:1-10. Dit is ook in
overeenstemming met vers 26 waar staat dat n de 62 weken (+ de 7 andere)
de Messias uitgeroeid wordt. De belangrijkste recente verdedigers, uit de 19 de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 240
en 20ste eeuw, van de Messias die sterft in het midden der 70 ste week zijn o.a.;
Auberlen, Boutflower, Hvernick, Hengstenberg, Keil, Wright.
Wat is die gruwel die er op Gods tempel is? Het woord gruwel is in
het Hebreeuws soms een synoniem van afgod. Dat de Joden tijdens de 70 ste
jaarweek en daarna nog tot aan de vernietiging een zichtbare afgod over hun
tempel brachten is niet te bewijzen en voorzeker onwaarschijnlijk. Maar een
geestelijke afgod die de tempel verontreinigde was o.a. de hypocrisie van
Schriftgeleerden en Farizeen, de blinde leiders, de schijnheiligen. Voor hen is
iemand die zweert bij de tempel niet gebonden zijn eed te houden, maar wie
het zweert bij de gaven op het altaar dient dat wel te doen (Mat.23:16-22).
Een handelswijze der Joden die de Heer in Mat.23 speciaal aan de kaak heeft
gesteld en zelfs als reden aangeeft voor hun verwerping is Mat.23:37,38. We
citeren dit uit de Willibrordvertaling: Jeruzalem, Jeruzalem, dat de
profeten doodt en diegenen stenigt die tot haar gezonden zijn! Hoe
vaak heb Ik uw kinderen niet onder mijn hoede willen nemen, zoals
een kip haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels. Maar u hebt
het niet gewild. Een nog grotere gruwel is de samenzwering in de
tempel om de Gezalfde van God en koning van Isral aan te klagen bij de
Romeinse macht is er zeker niet (Mat.26:56-58 en vooral Joh.11:55-57). Laten
we dat niet minimaliseren. Daarom zijn de verwijzingen naar de betrokkenheid
van het volk of van de priesters naar de dood (moord) op Jezus een belangrijk
onderdeel in de prediking door de eerste discipelen (Hand.2:33,36 / 3:13-15 /
4:10 / 5:30 / 10:39). Wanneer Isral de Heer verloochend, is er ook de
mogelijkheid dat een deel van het nieuwe Isral Hem verloochend
(Mat.10:33 / 2 Tim.2:12). Ook nu is er afval van de leer van Christus. (Een
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 241
degelijke achtergrond, waar we het toch niet steeds mee eens zijn, van de
situatie waarin de schuld van de priesters voor Jezus dood besproken wordt is
te vinden in Dictionaire de la Bible, Supplement 6, Letouzay 1 An, 1966,
kol.1100-1110.)
Vergeten we niet dat de Heer ooit een scherpe analyse heeft gemaakt
van de wereldgeschiedenis en de relatie van Gods profeten en de
handelswijze van Gods volk. Isral verwerpt Gods profeten die tot haar
gezonden zijn. Het is volgens Lucas 11:50,51 dan ook zo dat van het geslacht
dat leeft in de tijd van de prediking van Jezus, het bloed van de profeten die ze
vergoten hebben zal afgeist worden. En de situatie van de inval van de
Romeinen in Jeruzalem en de vernietiging van de tempel in het jaar 70 is daar
de vervulling van. Nadat het in de profetie beloofde herstel kwam is diezelfde
tempel opnieuw de plaats geworden van verdrukking van Gods profeten. In dit
geval van de Messias en zijn volgelingen. God vervloekte hen in de 6 de eeuw
voor Christus al eens voor dergelijke zaken. Deze maal zal er ook geen
ontkomen aan zijn. De Romeinen zullen hun zwaarden en speren slijpen en het
Joodse bloed zal vloeien bij deze straf van God. De tempel die volgens de
boodschap van de engel Gabriel hersteld wordt, diezelfde gaat ook nog
vernietigd worden. Het is een profetie van hoop, maar ook van tranen!
We lezen in Uit het Woord der Waarheid, n10 van oktober 1999 het
volgende: Wanneer we Matthes 24 vergelijken met Lukas 21, zien we dat er
tussen beide profetien een groot verschil bestaat. In Lukas voorzegt de Heer
de verwoesting van Jeruzalem (zie vs. 20) en de daaraan voorafgaande
gebeurtenissen; in Matthes voorzegt Hij de gebeurtenissen van de laatste
dagen. Toch zijn er vele overeenkomsten tussen de beide hoofdstukken van
de verwoesting van Jeruzalem en lijken op die van de laatste dagen. Dat is
een straffe hersenkronkel die hier op papier staat. Geen enkel van de
synoptische evangelin die we bezitten (en dat zijn er toch drie) geeft weer
wat men hier beweerd. Het gaat in de eerste verzen om hetzelfde, zowel in
Matthes als in Lucas (en ook Marcus); de val van Jeruzalem. Al de rest is het
niet willen aanvaarden van de evidentie zelf die uit de teksten naar voor wordt
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 243
gebracht. Dat is een iets uitdokteren en het dan bewijzen, wat het ook mag
kosten aan geloofwaardigheid uit Gods Woord. Men wil het probleem waarover
het hier gaat gewoon omzeilen. Dan.9:27 in Matthes 24:15 lezen is niet
bewezen, want waarschijnlijker is de verwijzing naar Danil 11:31 of Danil
12:11. De vergelijking met de parallelteksten van Marc.13:14,15 en
Luc.21:20,21 is hier duidelijk. Vergeet niet dat de val van Jeruzalem ook al
eens voorzegd was in Luc.19:43,44. Daar staat: Want er zullen dagen
over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen
opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen,
en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen u geen
steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat
God naar u omzag. Daarom zeggen sommigen: men moet rekening houden
met twee vervullingen. Daarop zeggen we categorisch en zonder mogelijke
tegenspraak; een tweede vervulling bestaat niet, zo werkt de Bijbel niet.
We hebben ook nog een opmerking bij wat we lezen in de New Scofield
Bible, O.U.P., 1970, blz.913: Het bewijs dat de laatste week nog niet is
vervuld zien we in het feit dat Christus daarover een definitief verband maakt
met betrekking tot zijn tweede komst (Mat.24:6,15). Er moet dan een
tussenperiode zijn tussen de 69st en 70st week, dat het tijdperk is van de
Kerk, maar niet was voorzegd in het OT. De Heer zegt in Mat.24:15,16:
Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Danil
gesproken is, op de heilige plaats ziet staan - wie het leest, geve er acht op -
laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen. Laten we de opmerking
van de nieuwe Scofield eens letterlijk toepassen en zien waar we
terechtkomen! Wat krijgen we dan? Dat de 70 ste week volgens Mat.24:15 in
vervulling gaat in en rond de verwoesting van de stad en de (nog te bouwen)
tempel in een nog toekomende week. Terug is het de vergelijking met Lucas
die deze visie onmogelijk maakt? In Lucas 21:22 is de tijd van de vernietiging
van stad en tempel, IN HET JAAR ZEVENTIG NA CHRISTUS, beschreven als:
dagen der wraak (SV / Luther / Canisius) of dagen der vergelding
(Leidse Vert.) / Brouwer / NBG). En ook Luc.2341: En wij terecht, want wij
ontvangen vergelding, naar wat wij gedaan hebben, maar deze heeft
niets onbehoorlijks gedaan. Tussen haakjes dezelfde termen die gebruikt
worden voor de vernietiging van de eerste tempel. Dit staat in 2 Kron.36:15,16
De HERE, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen,
vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning,
16 maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en
hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des HEREN zich zozeer
tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was. Zo moet
het in het jaar 70 na Chr. geschieden: ter vervulling van de gehele
schrift (vers 22b). Dan beginnen ook de tijden der heidenen (vers 24).
Maar in de uitleg van de New Scofield loopt wat vr 70 geschiedt en wat
vr de onzichtbare komst van de Heer, allemaal door elkaar. Is er ook nog
een tijd der heidenen n de Wederkomst? Wanneer er nog een massale
bekering is van de Joden zoals de New Scofield ze verwacht, waarom is de leer
van Jezus dan deze van een kleine kudde die in Hem zal geloven? En waarom
spreekt Petrus op die eerste dag van het apostelenconcilie uit dat Joden en
heidenen dezelfde genade van de Heilige Geest hebben ontvangen? En
waarom is er volgens de stelling van Paulus gn onderscheid tussen Joden en
heidenen? Zie: Luc.12:32 / Hand.15:11 / Col.3:11.
Als u een volgeling bent van Scofield, dan is dit een vraag aan u: de
tempel waarover de profetie van Danil 9:24-26 spreekt is verwoest in het jaar
70 na Christus. Maar u zegt dat vers 27 van de verwoesting van een tempel
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 245
spreekt. Als u zegt diezelfde tempel uit de profetie, is uw uitleg verkeerd. Dat
wijst naar een nabije toekomst en een nog te bouwen tempel zal u wellicht
zeggen. Maar dan heeft het niets te maken met Danil 9:27! Is de tempel uit
vers 27 dezelfde die de antichrist zal herbergen? Dat is de hamvaag!
Over Mat.24:15 zegt J.T. Nielsen dan ook terecht het volgende: Met
woorden en beelden die volledig aan het jodendom ontleend zijn, wordt in dit
gedeelte (vs.15-28, vgl. Marc.13:14-22 en Luc.21:20-26) gesproken over wat
Jeruzalem en Judea te wachten staat. De val van de stad Jeruzalem en de
oorlogsellende worden samen gezien met het einde van deze aeon. (Het
evangelie naar Matthes, Callenbach, 1974, deel III, blz.42.) Besluit:
Mat.24:15 toepassen op iets anders, dan met de verwoesting van de tempel te
Jeruzalem in het jaar 70 na Chr., is aan de woorden van Christus een uitleg
geven die Hij er zelf niet heeft ingelegd. Men tracht dan iets te bewijzen uit
woorden die de Heer niet heeft gezegd en niet kan bedoeld hebben. En nog
een kort citaat uit J. Schmid, Het evangelie van Mattes, Patmos 1963,
blz.409: In v.15 maakt Mattes door het uitdrukkelijk vernoemen van de
profeet Danil de bij Mc 13,14 onduidelijke betrekking tot hem duidelijk. Waar
hij niet zijn mag (Mc.13,14) is omschreven door op heilige plaats, waarmee
door de betrekking met Dan. 9,27 alleen de tempel bedoeld kan zijn (vgl.
Hand.6,13, en niet het heilige land.
In het laatste deel van Dan.9:27 staat wat over die gruwel: en wel tot
het einde toe, en waartoe vast besloten is dat zal zich uitstorten over
wat woest is. Hier wordt gezegd dat God in Zijn voorkennis der
geschiedenis van Isral weet dat het Joodse volk, stad en tempel verwoest zal
worden. Het ongelovige Isral toonde zich een onproductieve plant en wordt
daarom uitgeroeid (Luc.13:6-9). Meer zelfs, het volk dat leefde toen ze de
Christus verwierpen zondigde tegen Gods Geest. Zie hierover Marc.3:29,30 /
Hand.7:51. En vergelijk Jes.1:4 en 63:10 in het OT. Dit is ook de reden waarom
ze als volk door God verworpen zijn (Luc.20:13-18). En ofschoon God hen in de
eerste plaats de gelofte aan Abraham zou hebben doen toekomen kon dit niet
omwille van hun ongeloof (Ex.19:5,6 / Gen.22:18). Gods belofte is daarom dan
ook overgedragen naar de gemeente, het waarachtige Isral van God, van
Joden en heidenen (Gal.6:16). Slechts een rest van het volk; dezen die geloof
oefenden in de Christus werden daarom ook gered van de vernietigende
Romeinse macht in het jaar 66-70 na Chr. Toen deze grootmacht de stad en
tempel vernietigde, werd het Nieuwe Jeruzalem gered (Amos 3:13 / Jer.50:20 /
Micha 2:12 / Zef.3:13 / Rom.11:5). Nadat God jaren met open armen voor hen
klaarstond. Die vernietiging, ofschoon zichtbaar door de Romeinen
toegebracht, was in werkelijkheid de straf van God. Zie hiervoor Hosea 9:17 /
Jer.19:11 / Hand.13:46. H.C. Leupold merkt dan terecht op dat de vorst uit
vers 26 nu een andere naam ontvangt de vernieler = Hebreeuws
meshomem. Zie ook Scofield blz.914,915 die een gelijkaardige opmerking
maakt. Zelf geloven we niet dat het om de Antichrist gaat maar om de
vernietiger van de stad in 70 na Chr.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 247
Hier is ook een begrip na te gaan dat in het NT, in het boek Openbaring
aan de orde is: uitgieten om te vernietigen. Dit is hoe Luther Danil 9:27c
weergeeft: totdat het vast besloten verderf zal uitgestort worden
over de verwoesting. In het OT, zie daarover deze teksten:
2 Kron.12:7 SV77: Toen nu de HEERE zag, dat zij zich
verootmoedigden, geschiedde het woord des HEEREN tot
Semja, zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen
niet verderven; maar Ik zal hun in korte tijd ontkoming geven,
dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand van Sisak
niet zal uitgegoten worden.
2 Kron.34:25 SV77: Daarom dat zij Mij verlaten, en andere goden
gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met alle
werken hunner handen; zo zal Mijn grimmigheid uitgegoten
worden tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden.
Jer.7:20 SV77: Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Mijn
toorn en Mijn grimmigheid zal uitgestort worden over deze
plaats, over de mensen en over de beesten, en over het
geboomte des velds, en over de vrucht van het aardrijk; en zal
branden, en niet uitgeblust worden.
Jer.42:18 SV77: Want zo zegt de HEERE der heerscharen, de God
Israls: Zoals Mijn toorn, en Mijn grimmigheid is uitgestort over
de inwoners van Jeruzalem, alzo zal Mijn grimmigheid over u
uitgestort worden, als gij in Egypte zult gekomen zijn; en gij zult
wezen tot een vervloeking, en tot een ontzetting, en tot een
vloek, en tot smaadheid, en zult deze plaats niet meer zien.
Eze.22:22 SV77: Gelijk het zilver in het midden van de oven
gesmolten wordt, alzo zult gij in het midden van haar gesmolten
worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE, Mijn grimmigheid
over u uitgegoten heb.
Dan.9:11 SV77: Maar geheel Isral heeft Uw wet overtreden,
door af te wijken, dat zij Uw stem niet gehoorzaamden; daarom
is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in
de wet van Mozes, de knecht Gods, omdat wij tegen Hem
gezondigd hebben.
1901 zegt: and even unto the full end, and that determined, shall
[wrath] be poured out upon the desolate. New King James Version,
1982 Thomas Nelson: Even until the consummation, which is
determined, Is poured out on the desolate. Noah Webster Version 1833:
even until the consummation, and that determined shall be poured
upon the desolate. Hebrew Names Version 2000: and that determined,
shall [wrath] be poured out on the desolate. Hieronymus Latijnse
Vulgata, 405: et usque ad consummationem et finem perseverabit
desolatio.
En nog drie Franstalige in diezelfde aard;
Darby: et jusqu' ce que la consomption et ce qui est dcrt soient
verss sur la dsole.
Ostervald: jusqu' ce que la ruine qui a t dtermine fonde sur le
dsol.
Martin: mme jusqu' une consomption dtermine, [la dsolation]
fondra sur le dsol.
Maar uit zowel het OT als het NT blijkt toch ook nog wat geheel anders.
Al die zaken die we citeren liggen in de lijn van de vervulling van beloften
van God in het Oude Testament. Men zou in die kringen van bedelingen, toch
moeten beseffen dat er sinds de dood (moord) van Jezus van Nazareth geen
echte onderscheidingen meer zijn. Bekijk eens de teksten hieronder en laat
wat Scofield zegt je niet van het belangrijkste weerhouden.
1 in het OT is slechts ISRAL uitverkoren (zie teksten A en B hieronder)
2 In het OT is er een belofte van Gods aanvaarding voor andere volkeren.
Vanaf Jezus zal dit in
voege gaan (zie teksten C hieronder) (ALLE TEKSTEN UIT DE SV77.)
Exodus 19:5 : Zo zult gij mijn eigendom zijn uit alle volken.
Deuteronomium 7:6: U heeft de HEERE uw God verkoren.
Deuteronomium 14:2: En u heeft de HEERE verkoren, () uit al de
volken.
1 Kronieken 16:13: Gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene.
Psalm 33:12: Het volk, () dat Hij Zich ten erve verkoren heeft.
Psalm 105:6: Gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene.
Psalm 105:43: Zijn volk () Zijn uitverkorenen.
Psalm 135:4: Jakob verkoren, Isral tot Zijn eigendom.
Jesaja 41:8, 9: Gij Jakob, die Ik verkoren heb.
Jesaja 43:20: Mijn volk, () Mijn uitverkorenen.
Jesaja 44:1: Mijn knecht Jakob, en Isral, dien Ik uitverkoren heb.
Jesaja 44:2: Jakob () die Ik uitverkoren heb.
B) Isral is volgens een andere uitdrukking het erfdeel van God, ZIJN VOLK:
Exodus 34:9: Neem ons aan tot een erfdeel.
Deuteronomium 9:26: Verderf Uw volk en Uw erfdeel niet.
Deuteronomium 9:29: Zij zijn toch Uw volk, en Uw erfdeel.
1 Samuel 10:1: Dat de HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel
gezalfd heeft?
1 Samuel 26:19: Dat ik niet mag vastgehecht blijven in het erfdeel des
HEEREN.
2 Samuel 20:19: Waarom zoudt gij het erfdeel des HEEREN
verslinden?
2 Samuel 21:3: Dat gij het erfdeel des HEEREN zegent?
1 Koningen 8:51: Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij
uitgevoerd hebt.
2 Koningen 21:14: En Ik zal het overblijfsel van Mijn erfdeel verlaten.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 250
Psalm 65:6: O God van ons heil! o Vertrouwen van alle einden der
aarde, en van de ver gelegenen aan de zee!
Jesaja 19:25: Want de HEERE der heerscharen zal hen zegenen,
zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyrirs,
het werk Mijner handen, en Isral, Mijn erfdeel!
Jesaja 57:19: Ik schep de vrucht der lippen, vrede, vrede hun, die ver
zijn, en hun, die nabij zijn, zegt de HEERE, en Ik zal hen genezen.
Jesaja 59:14: De gerechtigheid staat van verre.
Jesaja 59:20: En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor
hen, die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de
HEERE. Dat is de tekst die in Romeinen 11:26 gedeeltelijk is aangehaald.
Wie zal dat erven en meemaken; alle Joden of hen, die zich bekeren.
Jesaja 66:19: En Ik zal een teken aan hen stellen, en uit hen, die het
ontkomen zullen zijn, zal Ik zenden tot de heidenen, naar Tarsis, Pul,
en Lud, de boogschutters, naar Tubal en Javan, tot de ver gelegen
eilanden, die Mijn gerucht niet gehoord, noch Mijn heerlijkheid gezien
hebben; en zij zullen Mijn heerlijkheid onder de heidenen
verkondigen.
Jeremia 30:10: Ontzet u niet, Isral! want zie, Ik zal u uit verre landen
verlossen, en uw zaad uit het land van hun gevangenis.
Jeremia 31:10: Hoort het woord des HEEREN, gij heidenen! en
verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Isral
verstrooid heeft, zal hem weer vergaderen, en hem bewaren als een
herder zijn kudde.
Jeremia 46:27: O Isral! want zie, Ik zal u verlossen uit verre landen.
Jeremia 51:50: Gedenkt des HEEREN van verre.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 251
Micha 4:3: En het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard
opheffen, en zij zullen de krijg niet meer leren.
Moet er nog wat vervult worden uit Danil 9:24-27. Neen, en dit is waarom!
Een gedeelte uit de tekst Handelingen 3:24 zegt volgens de Willibrordvertaling
van 1995: Vanaf Samul en zijn opvolgers hebben alle profeten die
gesproken hebben, deze dagen aangekondigd. U bent de zonen van
de profeten en van het verbond dat God met uw vaderen heeft
gesloten, en dit wijst op vervulling want het zijn deze dagen die zijn
aangekondigd. Geboorte, prediking, verwerping door het volk, en
onverdiende moord op de persoon van Jezus, is voorzegd en in DIE DAGEN
vervuld. Na de opstanding en verschijning aan twee discipelen is de
opmerking van Jezus dat de Christus moest lijden op die wijze om zijn
heerlijkheid in te gaan (Luc.24:16). Ook dat had te maken met vervulling.
Enkele dagen later zegt in: Mozes en de profeten en de psalmen staat
moet vervuld worden (...) zodat zij de Schriften begrepen
(Luc.24:44,45). De beloofde Messias is gekomen, m.a.w. de ware Koning van
Isral is gekomen (Hand.13:22-34 / Rom.1:1-7). We citeren n klein stukje uit
deze laatste teksten: En wij verkondigen u de belofte, die tot de
vaderen geschied is dat namelijk God deze vervuld heeft aan ons,
hun kinderen, toen Hij Jezus verwekt heeft. Zo zegt Paulus volgens
Hand.13:32 SV. Waarom zijn er dan die beweren dat de belofte niet is
vervuld, maar uitgesteld, en nog eens opnieuw aan Isral zal
aangeboden worden? En tot Agrippa spreekt hij jaren later als volgt,: En
nu sta ik, en wordt geoordeeld over de hoop der belofte die van God
tot de vaderen geschied is; Tot welke onze twaalf stammen, gedurig
dag en nacht God dienende, hopen te komen over welke hoop ik, o
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 253
Wij geven hieronder een vergelijking (in een licht gewijzigde vorm) uit J.
Barton Payne, The theology of the Older Testament, Zondervan, 8ste druk,
december 1975, blz.520-522. Hij citeert uit volgende werken om een viertal
interpretaties te belichten van Danil 9:2-27:
Symbolisch; H.C. Leupold, Exposition of Daniel, Wartburg Press, 1949,
Bedelingen; Joseph A. Seiss, Voices from Babylon or, the Records of
Daniel the Prophet, Philadelphia: Muhlenberg Press, c. 1879, met
aanvullingen van A.C. Gaebelein, The Prophet Daniel, New York, Our Hope
Publishing Co., c. 1911),
Liberaal; James A. Montgomery, A Critical and Exegetical Commentary on
the book Daniel, New York, Charles Scribners Sons, 1927,
Traditioneel; E.B. Pusey, Daniel the Prophet, New York, Funk and Wagnalls,
1891.
De bladzijdennummers verwijzen naar de aangehaalde werken.
We gebruiken de volgende afkortingen:
Symbolisch = Symb
Bedelingen = Bed
Liberaal = Lib
Traditioneel = Trad
Danil 9:26 - aan het einde zal er volgens het besluit een
verwoestende oorlog plaatsvinden
Symb: Tot de dood van de Antichrist bij het verschijnen van de Christus
blz.429
Bed: Tot het herstel van Isral 7 jaar vr de verschijning van Christus blz.250
Lib: Tot zijn dood in 164 voor Chr. blz.384
Trad: Tot de val van Jeruzalem blz.201
Symb: Na 3 jaren voor eerste deel blz.432 Voor tweede deel later blz.433
Bed: Na 3 jaren in de grote verdrukking blz.252 eerste deel, later andere
helft
Lib: van 168 - 165 voor Chr. voor 3 jaren blz.386
Trad: Na 3 jaren in 30 na Chr. blz.192
Laten we toch ook nog vermelden dat niet allen die in de bedelingen
geloven, hetzelfde zeggen. S. van Mierlo, leerling van E. Bullinger maar deze
volgt diens chronologie NIET - is zo een uitzondering. Alle weken zijn
gescheiden volgens hem en moeten als volgt aanvangen. We verwijzen naar
zijn De zeventig weken van Danil 9, Uitg. Uit de Schriften, z.j. (ongeveer
1955).
1st jaarweek van 588 voor Chr. tot 539 voor Chr.
62 daaropvolgende jaarweken van 437 voor Chr. tot 30 na Chr.
70ste week in de toekomst.
De tempel in de 70st week zal slechts een klein gebouwtje zijn (blz.22). Zelf
heeft hij kritiek op de uitleg van Anderson waarvan we de 4de opmerking
citeren: Dan 9:25 zegt dat Messias eerst n de 62 weken uitgeroeid wordt?
Niets laat ons toe deze gebeurtenis juist aan het einde van de 62 weken te
plaatsen (blz.16).
hebben maar is
onoplosbaar.
3) Kranichfeld (1868) 7 weken van 588 voor Chr. tot 539 voor Chr.
De gezalfde, de prins is Cyrus.
62 weken van 539 voor Chr. tot aan de dood van de gezalfde (Christus).
De lacune van 135
jaar heeft Danil in zijn profetisch perspectief niet gezien.
4) Von Orelli (1882) 7 weken van 588 voor Chr. tot 536 voor Chr.
62 weken van 536 voor Chr. tot 29 na Chr. = de dood van Christus = de
gezalfde van verzen 25
n 26. Het zijn geen echte weken maar typische weken.
Laatste week zit tussenin de andere 62 weken in de tijd van Antiochus van
171 voor Chr. tot
164 voor Chr.
5) Ngelsbach (1858) 7 weken van 536 voor Chr. tot feest van de stadswal
volgens Neh.12 in
434 voor Chr.
62 weken vanaf Neh.12 (434 voor Chr. tot de geboorte van Christus.
Laatste week van geboorte van Christus tot vernietiging van Jeruzalem in
70 na Chr. De we-
ken zijn symbolisch en kunnen elke totaalsom van 7 voorstellen. De eerste
7 is eigenlijk
7 + 7=14 jaarweken.
De laatste week is 7 x 10 = 70 jaarweken.
6) Kliefoth (1868) en Keil (1869) De weken zijn symbolen.
7 weken van Edict van Cyrus (537 voor Chr.) tot komst van Christus.
62 weken van Christus tot komst van de Antichrist.
Laatste week, week van de grote afval afgesloten door Wederkomst van
Christus. Vers 27
spreekt over de Antichrist.
7) Van Lennep (1888) Bespreekt enkele mogelijke oplossingen. Letterlijk of
figuurlijk of combi-
naties van beiden. Men mag rekenen volgens 6 + 62 + 1 week / of / 62 +
7 + 1 week / of / 62 +
1 + 7 week schema. Al naar gelang de schrijver kunnen er hiaten zijn
tussen een tijdstip. We
hebben te kiezen tussen maanjaren, Egyptische jaren (als ze echt hebben
bestaan) of zonnejaren, of symbolische en typische Godstijden.
Weinig mensen weten dat er in de Bijbel maar vier teksten zijn die over
een antichrist of over DE antichrist spreken, allen te vinden in twee
brieven van de apostel Johannes.
1ste tekst 1 Joh.2.18 SV77 (voetnoten uit de gewone SV): Kinderkens, het is
de laatste ure; (61) en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist (62)
komt, zo zijn ook (63) nu vele antichristen (64) geworden; waaruit wij
kennen, dat het de laatste ure (65) is.
Voetnoten:
Voetnoten:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 261
3de tekst 1 Joh 4:3 SV77 (voetnoten uit de gewone SV): En alle geest, die
niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God
niet; maar dit is de geest van (13) den antichrist, welken geest gij
gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld.
Voetnoot:
13) de geest van
Dat is, de leer van den antichrist, die strijdt tegen de waarheid van
den persoon en het ambt van Christus.
4de tekst 2 Joh 1:7 SV77 (voetnoten uit de gewone SV): Want er zijn vele
verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, (20) dat Jezus
Christus (21) in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de
antichrist. (22)
Voetnoten:
20) die niet belijden,
Zie de aantekeningen 1 Joh. 2:22, en 1 Joh. 4:2.
21) dat Jezus Christus
Grieks Jezus Christus in het vlees komende. Zie dergelijke wijze
van spreken 1 Joh. 4:2.
22) de antichrist.
Zie 1 Joh. 4:3.
dispensationalisten een reeks teksten uit het boek Danil toegepast worden of
een komende antichrist. Daarvan beweren de meesten dan nog dat er een
kleine vervulling is in de persoon van Antiochus Epiphanes (later met de
bijnaam Epimanes = de gek) en een latere vervulling in n nog komende
antichrist.
Conclusie
We komen aan het slot toe van de profetie, het vers 27. In de bedelingen
heeft men hier een uitleg die niet voldoet aan de betekenis van dat vers 26.
Laat ons eens nagaan of de argumenten van de leer van de bedelingen
kunnen standhouden in een vergelijk van logische conclusies. We zetten alles
in een tabelvorm uitgaande van twee publicaties. Dat is voor de Bedelingen;
Joseph A. Seiss, Voices from Babylon or, the Records of Daniel the Prophet,
Philadelphia: Muhlenberg Press, c. 1879, met aantekeningen van A.C.
Gaebelein, The Prophet Daniel, New York, Our Hope Publishing Co., c. 1911).
En voor de Traditionele uitleg; E.B. Pusey, Daniel the Prophet, New York,
Funk and Wagnalls, 1891.
De bladzijdennummers verwijzen naar de aangehaalde werken.
We gebruiken de volgende afkortingen:
Bedelingen = Bed
Traditioneel = Trad
Danil 9:26 - aan het einde zal er volgens het besluit een
verwoestende oorlog plaatsvinden
Bed: Tot het herstel van Isral 7 jaar vr de verschijning van Christus blz.250
Trad: Tot de val van Jeruzalem blz.201
Bed: Antichrist gaat een verbond aan met de afvallige Joden blz.252
Trad: Christus Nieuw Verbond met hen die gered zijn blz.193
Wat leren we hieruit? Dat de leer van de dispensaties een verband legt
van de aanhef van en hij in het begin van 27 dat niet van de Messias
spreekt, maar van de antichrist. Lezen we toch eens wat er staat in vers 26 als
een verwijzing naar twee personen: zal een gezalfde gedood worden
(Jezus) en een vorst die komt (de Romeinse generaal Titus). Dus, let er
op, er is in vers 26 gn sprake van een antichrist, en Titus is nergens een
antichrist genoemd in de Bijbel. De aanhangers van de leer van de bedelingen
zeggen dat en hij moet verwijzen naar de persoon die het dichts genoemd
is in vers 26. In hun visie dus Titus! Verder geredeneerd is het dus die
persoon (generaal Titus) die een verbond met Isral aangaat enz. Neen zegt
men dan, dat wijst naar de antichrist die op het punt staat zich nu (we zijn
2008) te openbaren. Is die dan de rencarnatie van generaal Titus? Neen, zal
men zeggen. Maar daar hoeven we niet in te trappen, dat is een on-Bijbelse
redenering. Titus is het werktuig in Gods hand om Isral te straffen voor een
laffe daad: de moord op hun gezalfde. Zodat we moeten aannemen dat het
en hij naar de andere persoon wijst die ook in vers 26a genoemd is, de
gezalfde die zal gedood worden: Jezus de Messias.
bedelingen wanneer die antichrist komt in vers 27 ineens, opkomende uit het
niets, een nieuwe tempel zijn.
Joden hebben een andere uitleg bij Danil 9:23-27 en vertellen ons graag
waarom de christelijke interpretatie fout is. Op
http://www.geocities.com/bergZion/Daniel9NL.htm is alles uit de doeken
gedaan. Wij onderlijnen zelf enkele zaken in wat volgt en het zijn onze
hoofdletters.
Wat ze hier zeggen over Kores: Wanneer ging er voor het eerst een
woord uit, werd er voor het eerst gesproken over het feit dat de joden zouden
terugkeren vanuit de babylonische ballingschap en Jeruzalem zouden
herbouwen? Dat was bij monde van de profeet Jeremiah, die dat profeteerde
aan het begin van de babylonische ballingschap. Zie Jer. 25:11-12. En het was
deze profetie die Daniel aan het bestuderen was toen hij het visioen kreeg
betreffende de 70 weken. Zie het begin van Daniel 9.
Dus de uitgang van het woord is niet de toestemming van koning Kores om
terug te keren, maar Jeremiahs profetieen aan het begin van de Babylonische
ballingschap.
52 jaar na het begin van de ballingschap kwam koning Kores aan de macht in
Babel, en hij was het die de joden toestemming gaf terug te keren en de
tempel te herbouwen, zoals beschreven is in Ezra 1:1. Kijk nu in Jesaja
45:1; "Zo zegt de Here tot zijn gezalfde, tot Kores, ..." Hier noemt God bij
monde van de profeet Jesaja de niet joodse koning Kores Zijn gezalfde. In
het hebreeuws: meshiach. Dus Kores die toestemming gaf voor de herbouw
van de tempel is de gezalfde, de messias. Koning Kores besteeg de troon 52
jaar nadat de joden in ballingschap waren gegaan, dat is 7 profetische weken
die staan voor 49 jaar, plus 3 jaar. (de drie jaar zijn niet vermeld omdat het
geen volledige week is) () De 7 weken, 49 jaar, starten in het jaar 3338 na
creatie, 423 BCE. Ze eindigen in 3380 na creatie met het verschijnen van
koning Kores, 377 BCE. Ze worden gevolgd door de 62 weken, oftewel 434
jaar, en dat brengt ons tot het jaar 3824 na creatie, 63 CE. Blijft er over 1
week, die ons brengt tot 3828 na creatie, 70 CE."
Wat ze hier zeggen over het slot : In het midden van de laatste
week die loopt van 63 tot 70, zouden de dieroffers ophouden. De
tempeldienst met de dieroffers was na de dood van JC gewoon doorgegaan,
totdat in 66 de joden rebbelleerden tegen de romeinen. Als reactie hierop
belegerden de romeinen Jeruzalem. Door de omsingeling was het onmogelijk
voor de joden om schapen en stieren de stad in te brengen voor de
offerdienst, en daardoor werd de offerdienst onderbroken. "En het volk van
een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten," Dit
gaat over de romein Titus, die het bevel gaf tot de verwoesting van Jeruzalem
en de tempel.
24. Seventy weeks 24. Seventy weeks are 24. Seventy weeks [of
have been decreed decreed upon thy people years] have been
for your people and and upon thy holy city, to decreed upon your
your holy city until finish the transgression, and people and upon the
the measure of to make an end of sin, and city of your Sanctuary
transgression is filled to forgive iniquity, and to to terminate the
and that of sin bring in everlasting transgression and to
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 268
25. You must know 25. Know therefore and 25. And you shall know
and understand: From discern, that from the going and understand that
the issuance of the forth of the word to restore from the emergence of
word to restore and and to build Jerusalem unto the word to restore and
rebuild Jerusalem one anointed, a prince, shall to rebuild Jerusalem
until the [time of the] be seven weeks; and for until the anointed
anointed leader is threescore and two weeks, it king [shall be] seven
seven weeks; and for shall be built again, with weeks, and [in] sixty-
sixty-two weeks it will broad place and moat, but two weeks it will return
be rebuilt, square and in troublous times. and be built street and
moat, but in a time of moat, but in troubled
distress. times.
26. And after those 26. And after the threescore 26. And after the sixty-
sixty-two weeks, the and two weeks shall an two weeks, the
anointed one will anointed one be cut off, and anointed one will be cut
disappear and be no more; and the people off, and he will be no
vanish. The army of of a prince that shall come more, and the people of
a leader who is to shall destroy the city and the coming monarch
come will destroy the the sanctuary; but his end will destroy the city and
city and the shall be with a flood; and the Sanctuary, and his
sanctuary, but its end unto the end of the war end will come about by
will come through a desolations are determined. inundation, and until
flood. Desolation is the end of the war, it
decreed until the end will be cut off into
of war. desolation.
27. During one week 27. And he shall make a firm 27. And he will
he will make a firm covenant with many for one strengthen a covenant
covenant with many. week; and for half of the for the princes for one
For half a week he week he shall cause the week, and half the
will put a stop to the sacrifice and the offering to week he will abolish
sacrifice and the meal cease; and upon the wing of sacrifice and meal-
offering. At the detestable things shall be offering, and on high,
corner [of the altar] that which causeth among abominations,
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 269
will be an appalling appalment; and that until will be the dumb one,
abomination until the the extermination wholly and until destruction
decreed destruction determined be poured out and extermination
will be poured down upon that which causeth befall the dumb one.
upon the appalling appalment.'
thing.
En ook dit:
Aquila geciteerd in Demonstratio Evangelica Book VIII leert: Over uw
volk, en over uw heilige stad (...) Voor het beindigen van hun
ongehoorzaamheid, en voor het aanvullen van hun overtreding. Voor de
vervulling van hun ongehoorzaamheid en de voltooiing van hun zonde.
Voor de verzoening van hun overtreding, Voor het brengen van eeuwige
gerechtigheid. En voor het vervullen aan de visie en de profeet. Voor de
zalving van de meest geheiligde.
Josephus schreef: Danil profeteerde en schreef over al deze zaken
vele jaren geleden. We kunnen in zijn geschriften ook lezen over de
manier waarop onze mensen onder het juk van de Romeinse slavernij
kwamen en de manier waarop onze natie werd vernietigd door de
Romeinen. Al deze geschriften van Danil, door Gods opdracht
achtergelaten, geven aan de lezers en studenten van de geschiedenis,
het bewijs van de grote eer die God hem had verleend. Bovendien iets
voor de twijfelaars, die alle mogelijkheid van leiding in het leven
verwerpen, dat God nog steeds bezig is met de koers van de
geschiedenis te bepalen.(Josephus, Antiquities, X.10 en 11).
Rabbi Judah (Grote verzamelaar van de Talmud): Deze tijden zijn al
lang voorbij. (Regarding Daniel's prophecy - Babylonian Talmud
Sanhedrin 98b and 97a)
Samuel Samuel Levine (1925): Christenen, bij gebrek aan een beter
antwoord, beweren dat de 70ste week zal plaatsvinden wanneer Jezus
terugkeert als een koning bij zijn tweede komst. Het probleem werd
veroorzaakt doordat Danil een totaal van 70 weken heeft genoemd en
ze heeft weergegeven als 7 plus 62, waardoor een week is
overgebleven. De christenen zeggen dat de eerste 69 weken na elkaar
waren, maar dan is er minstens een 1900 jarige kloof voordat vroeg of
laat de 70ste week kan plaatsvinden. Dit is natuurlijk een zeer
gedwongen uitleg, geboren uit wanhoop. (You take Jesus, I'll Take God:
How to Refute Christian Missionaries, Los Angeles: Hamoroh Press,
1980, blz.31).
John Pratt, is een Mormoons astronoom die enkele artikelen schreef over
de datum van de geboorte en dood van Christus. In een artikel verschenen in
The Quarterly Journal of Royal Astronomical Society 32, (Sept. 1991),
blz.301-304, staat een lijst van mogelijke data wanneer Christus stierf. Het is
gebaseerd op de Bijbelse maankalender die vanuit enkele tabellen kan
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 271
afgelezen worden. Jezus stierf volgens hem op 14 Nisan van het jaar 33. Dat is
het jaar dat we zelf aannemen.
(Voor dergelijke tabellen zie:
http://sunearth.gsfc.nasa.gov/eclipse/LEcat/LE0001-0100.html )
(Of een andere: Redshift 3 Astronomy software)
Wanneer we ervan uitgaan dat de kruisiging op een vrijdag was, dan zijn er
enkele mogelijkheden: 14 nisan was een vrijdag in de jaren 27 / 33 / 36. Ook
het jaar 30 kan een mogelijke dag zijn, wanneer de waarneming van de
nieuwe maan toen zichtbaar was in Jeruzalem. Joden rekenden niet
astronomisch, maar met het blote oog om de start te bepalen van een nieuwe
maan.
Jewish
month of
Nisan
always
equinox) equaled
the
Babylonia
n month
of Nisanu
[3/24-4/21] or
[3/25-4/22]
(3/22 sun/moon
conjunction @
approx.13:08
Jerusalem time,
angular separation
Th, 4/6 or Fr, btwn sun & moon: same as
30 A.D. same as right
4/7 4.734 degrees; far left
visible new moon
evening of 3/23
[sunset @ 17:51 &
moonset @ 18:33]
or 3/24 [sunset @
17:52 & moonset
@ 19:27])
31 A.D. Mo, 3/26 or Tu, [3/13-4/10] or 4/12-5/11 We, 4/25
3/27 [3/14-4/11] (4/10 sun/moon
(3/11 sun/moon conjunction @
conjunction @ approx.09:47
approx.18:58 Jerusalem time,
Jerusalem time, angular separation
angular btwn sun & moon:
separation btwn 2.492 degrees;
sun & moon: visible new moon
3.915 degrees; evening of 4/11
visible new [sunset @ 18:02 &
moon evening of moonset @
3/12 [sunset @ 19:03])
17:44 &
moonset @
18:20] or 3/13
[sunset @ 17:45
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 273
& moonset @
19:19])
[3/31-4/28] or
[4/1-4/29]
(3/29 sun/moon
conjunction @
approx.16:24
Jerusalem time,
angular separation
Su, 4/13 or btwn sun & moon: same as
32 A.D. same as right
Mo, 4/14 1.630 degrees; far left
visible new moon
evening of 3/30
[sunset @ 17:56 &
moonset @ 18:42]
or 3/31 [sunset @
17:56 & moonset
@ 19:46])
3/21-4/18
(3/19 sun/moon 4/19-5/18
conjunction @ (4/17 sun/moon
approx.08:05 conjunction @
Jerusalem time, approx.17:31
angular Jerusalem time,
separation btwn angular separation
33 A.D. Fr, 4/3 sun & moon: btwn sun & moon: Sa, 5/2
0.787 degrees; 1.150 degrees;
visible new visible new moon
moon evening of evening of 4/18
3/20 [sunset @ [sunset @ 18:07 &
17:50 & moonset @
moonset @ 19:04])
19:08])
34 A.D. Tu, 3/23 or We, [3/10-4/7] or 4/9-5/7 Th, 4/22
3/24 [3/11-4/8] (4/7 sun/moon
(3/9 sun/moon conjunction @
conjunction @ approx.07:31
approx.00:49 Jerusalem time,
Jerusalem time, angular separation
angular btwn sun & moon:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 274
separation btwn
sun & moon:
0.344 degrees;
visible new 2.176 degrees;
moon evening of visible new moon
3/9 [sunset @ evening of 4/8
17:43 & [sunset @ 18:01 &
moonset @ moonset @
18:13] or 3/10 19:23])
[sunset @ 17:43
& moonset @
19:24])
[3/29-4/26] or
[3/30-4/27]
(3/28 sun/moon
conjunction @
approx.02:15
Jerusalem time,
angular separation
Mo, 4/11 or Tu, btwn sun & moon: same as
35 A.D. same as right
4/12 2.316 degrees; far left
visible new moon
evening of 3/28
[sunset @ 17:54 &
moonset @ 18:25]
or 3/29 [sunset @
17:55 & moonset
@ 19:35])
36 A.D. Sa, 3/31 3/18-4/16 [4/16-5/14] or Su, 4/29
(3/16 sun/moon [4/17-5/15] or Mo,
conjunction @ (4/15 sun/moon 4/30
approx.11:44 conjunction @
Jerusalem time, approx.01:13
angular Jerusalem time,
separation btwn angular separation
sun & moon: btwn sun & moon:
2.970 degrees; 4.172 degrees;
visible new visible new moon
moon evening of evening of 4/15
3/17 [sunset @ [sunset @ 18:05 &
17:48 & moonset @ 18:41]
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 275
or 4/16 [sunset @
moonset @
18:06 & moonset
18:46])
@ 19:50])
De schrijver zegt: The only possible crucifixion date, based on the reasoning
in the above article, is Wednesday, 3/28/31. Copyright 1998 by Kevin
Kluetz.
Van Dr. J. Paul Tanner, een USA dispensationalist verscheen het artikel
SURVEY OF VIEWS ON DANIEL'S "SEVENTY WEEKS" PROPHECY gedateerd 24
maart 1999. Oorspronkelijk staat het in n lang document, maar we hebben
het gesplitst in drie te vergelijken uitleggingen. Zo zie je in een eerste
oogopslag de drie grote verschillen: niet-messiaanse (eerste tabel) en
Messiaanse verklaringen (twee latere tabellen). We geven het onvertaald
weer. Deze opmerking geven we wel mee, de schrijver geeft voor de laatste
tabel meer dan in de andere tabellen een reeks voorstanders van de leer van
de dispensaties. We kunnen echter in de 3 de 4de en 5de nog tientallen namen
toevoegen. Ofwel wil hij de indruk wekken dat de dispensatieleer goed
vertegenwoordigd is of dat de andere onbelangrijk zijn, maar dat zijn ze niet.
Dispensatiegedachten stammen uit de beginjaren van de 19 de eeuw, vergeet
dat niet. Maar u krijgt het oorspronkelijke zonder enige aanpassing.
NON-MESSIANIC VIEWS
Name of MACCABEAN VIEW ROMAN DESTRUCTION VIEW
view
Adherents Porphyry (232-c. 305) Jewish Sources:
Critical Scholars: Seder Olam Rabbah
Montgomery (ICC) Rashi (AD 1040-1105)
Collins (Hermeneia) Ibn Ezra (AD 1089-1164)
Hartman-DiL. (Anchor)
Goldingay (Word)
Description All details fulfilled in the The prophecy culminates
Maccabean era during the with the destruction of the
time of Antiochus 2nd Temple in AD 70 (or
Epiphanes (171-164 BC) possibly as late as AD 135)
Decree God's command - Jer 25:1 Cyrus' decree - 538 BC
1st 7 wks 587/86 538/36 BC 1st exile until 538 BC (or 520)
2nd 62 wks 538/36 BC 171/70 BC time in land until 1st Jewish
revolt of the 60's AD
3rd - 70th 171/70 164 BC Dest of Jeru. in AD 70
(possibly extending to 135)
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 276
MESSIANIC VIEWS
J. Barton Payne
(Payne is premill.post-
trib.)
Description The "anointed" of vs 26 is 70 "weeks" are symbolic of 3
Christ who is crucified; and periods. The 62 wks are the
Christ makes a covenant present age as "spir. Jer." being
with built. 70th wk is for Antichrist.
God's people in vs 27.
Decree Cyrus' decree - 538 BC Cyrus' decree - 538 BC
1st 7 wks 538/37 BC until completion 538 BC until the 1st Coming of
587/86 of Christ
work by Ezra-Neh
2nd 62 wks Completion of work by After 1st Coming as "spiritual
Ezra-Neh until 1st Advent Jerusalem" (Church) is built
of Christ
3rd - 70th Most say 1st Century Era of the Antichrist before the
(mid. of wk = crucifixion) 2nd Coming of Christ
Anointed Christ Jesus (after the 1st Christ Jesus (after the 1st 7 weeks)
of vs 25 69 weeks)
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 277
Anointed Jesus Christ ("cut off" = Jesus Christ ("cut off" = His
of vs 26 crucifixion; presum. AD 30) influence cut off by Antichrist)
Prince to Titus (so Young); or The Antichrist
Come Jesus Christ (so Kline)
One who A covenant by Christ with1) Leopold - made in imitation of
Makes the Church ("ratified" atChrist and imposed on masses; or
covenant time of crucifixion) 2) Keil - made to deceive people to
(vs 27) follow him as God
Makes Christ de-legitimizes the Presumably the work of
Desolation sacrificial system; the Antichrist
Jewish temple is an
abomin. to be destroyed
later by Titus
2nd Half of (1) Young, Hoekema - work Judgment the Antichrist's hatred
70th Week of Titus in AD 70 for the city and temple
(2) Kline, West - an
eschatological
MESSIANIC VIEWS
POSTPONEMENT VIEWS
Name of SOLAR-YEAR CALCULATION PROPHETIC-YEAR CALCULATION
view
Adherents Gleason Archer Sir Robert Anderson
Leon Wood Alva J. McClain
John Walvoord
Charles L. Feinberg
Paul Feinberg
Harold Hoehner
Josh McDowell
DescriptionFirst 69 weeks culminate First 69 weeks culminate with
with crux. of Christ, and crux. of Christ, and 70th wk is still
70th wk is still future future awaiting Antichrist. Calcul.
awaiting Antichrist. Calcul. based on 360-day year.
based on 365-day yr.
Decree Artaxerxes' decree of 458- Artaxerxes' decree of 445-44 BC
57 BC
1st 7 wks 458/57 ca. 409 BC 445/44 ca. 396/95 BC
587/86
2nd 62 wks ca. 409 BC ca. AD 26 445/44 BC AD 32/33
3rd - 70th Future 7 years before the Future 7 years before the 2nd
2nd Coming of Christ
Coming of Christ
Anointed Christ Jesus (after the 1st Christ Jesus (after the 1st 69
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 278
of vs 25 69 weeks) weeks)
Anointed Jesus Christ ("cut off" = Jesus Christ ("cut off" = crucifixion
of vs 26 crucifixion in AD 32/33) in AD 32/33)
Prince to The Antichrist The Antichrist
Come
One whoA covenant made by the A covenant made by the Antichrist
Makes Antichrist with the Jews. with the Jews.
covenant Breaking the covenant Breaking the covenant starts the
(vs 27) starts the final 3 1/2 yrs of final 3 1/2 yrs of the Tribulation.
the Tribulation.
Makes The Antichrist halts The Antichrist halts sacrificial
Desolation sacrificial system and system and commits the
commits the "abomination "abomination of desolation" in the
of desolation" in the Jewish Jewish temple of Trib.(cf. Mt 24:15;
temple of Trib.(cf. Mt 24:15; 2 Thes 2:4)
2 Thes 2:4)
2nd Half of The 3 1/2 years of the The 3 1/2 years of the Great
70th Week Great Tribulation when the Antichrist is in
Tribulation when the power
Antichrist is in power
We gaan in het kortste hoofdstuk van dit werk enkele zaken aangeven
waarom men niet mag cijferen in Bijbelse profetie zoals in de bedelingenleer
gedaan wordt: n maand = 30 dagen. Om daar te geraken moeten we in
deze hof eerst wat onkruid wieden zodat men een klaar overzicht krijgt.
Bij wijze van inleiding enkele jaarkalenders vergeleken met ons jaar 2000
is:
maanstand. Een kalenderjaar van 354 dagen geeft na drie jaar echter een
verschuiving van bijna 34 dagen t.o.v. de seizoenen.
Het artikel van Remy Landau, Hebrew Calendar Science and Myths, op
Internet is het belangrijkste voor de berekeningen volgens de Joodse kalender.
Op www.geocities.com/Athens/1584/
belegering: bouw een schans tegen haar, werp een wal op tegen haar,
sla legerkampen tegen haar op, breng aan alle kanten stormrammen
tegen haar in stelling. 3 En gij, neem u een ijzeren bakplaat en zet
die als een ijzeren muur tussen u en de stad. Richt uw blikken vast op
haar, zodat zij in staat van belegering komt; en beleger haar. Dit zal
voor het huis Israls een teken zijn. 4 En gij, ga op uw linkerzijde
liggen en leg daarop de ongerechtigheid van het huis Israls; naar
het getal der dagen dat gij daarop liggen zult, zult gij hun
ongerechtigheid dragen. 5 En Ik leg u de jaren van hun
ongerechtigheid op, naar het getal der dagen: driehonderd en
negentig dagen. Zo zult gij de ongerechtigheid van het huis Israls
dragen. 6 Als gij dit hebt volbracht, zult gij opnieuw gaan liggen, op
uw rechterzijde; dan zult gij de ongerechtigheid dragen van het huis
van Juda: veertig dagen; voor elk jaar leg Ik u een dag op. 7 Gij zult
uw blikken vast op het belegerde Jeruzalem richten, met ontblote
arm, en ertegen profeteren. 8 En zie, Ik zal touwen om u heen slaan,
zodat gij u niet van de ene op de andere zijde kunt keren, totdat gij
de dagen van uw belegering ten einde hebt gebracht.
Ezechil 8:1: In het zesde jaar, in de zesde maand, op de vijfde der
maand, toen ik in mijn huis zat en de oudsten van Juda vr mij
zaten, viel daar de hand van de Here HERE op mij.
In Ezechil 1:1,2 geeft YaHWeH een visioen van iets weer, over 5de dag
van de vierde maand, in het vijfde jaar van de gevangenschap van Jehoiachin.
In Ezechil 2:7 moet de profeet in de naam van YaHWeH een aanklacht tegen
het volk doen. In Ezechil 3:15 zijn we in 11de dag van de vierde maand van
het vijfde jaar gevangenschap. Daarna gaat Ezechil 4:1-8 van start, de
profeet zal 430 jaar profetisch handelen om het volk op hun overtredingen te
wijzen. De daaropvolgende datum is deze van Ezechil 8:1. Ezechil zit in het
huis op de vijfde dag van de zesde maand van het zesde jaar gevangenschap.
Hij zit op dat moment in zijn huis, zodat zijn profetisch handelen voorbij is. Nu
is er een simpele rekening: van dag 11 van de vierde maand van het vijfde
jaar tot en met dag 5 van de zesde mand van het zesde jaar is = 413 dagen.
Het is 17 dagen minder dan wat men zou verwachten. Dat is volgens de
maandkalender. Maar, met een extra 13de maand hebben we exact 430
dagen en is de profetie vervuld. Bedenk hierbij dat de profeet ineens, voordat
de profetie aanvangt, alle broden voor deze 430 dagen ineens bakt volgens
Ezechil 4:9,10. En bovendien deze kalender vangt aan in de lente en niet in
de herfst zoals men soms zegt. Want de kalender van de feesten moet
kloppen.
De namen van de maanden en het aantal dagen van de maand zijn de
volgende:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 282
Deze tabel geeft weer hoe dat er uit ziet wat betreft de Joodse feesten:
DATUM vanaf
de ouderdom GEBEURTENIS BRONTEKST
van Noah
God gebied Noah een ark te bouwen,
Jaar 480. Genesis 6:14-21.
om later dieren in te verzamelen.
Jaar 600: 10de
Noah moet de ark vullen met dieren.
van de 2de Genesis 7:4.
De vloed zal beginnen in 7 dagen.
maand.
Jaar 600: 17de
Waterdiepten gaan open. De regens
van de 2de Genesis 7:4
beginnen te stromen. Ze vallen voor
maand. en10,11.
veertig dagen en veertig nachten.
Jaar 600: 27st De regen stopt. Genesis 7:12.
van de 3de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 285
maand.
Jaar 600: 17de
De aarde staat onder water voor 150
van de
dagen. De ark komt tot rust op de Genesis 7:24 en
7demaand.
bergen van Ararat en de wateren 8:3,4.
beginnen te zakken.
De wateren trekken terug tot deze
Jaar 600: 1st van
datum. Toppen der bergen worden Genesis 8:5.
de 10de maand.
zichtbaar.
Jaar 600: 11de
Noach zend een raaf uit en blijft nog
van de 11de Genesis 8:6,7.
40 dagen in de ark.
maand.
Jaar 600: 18de
Noach zend een duif uit die
van de 11de Genesis 8:8,9.
terugkeert.
maand.
Jaar 600: 25st
Noach zend opnieuw de duif uit die
van Genesis 8:10,11.
terugkeert met een tak in de bek.
de 11de maand.
Jaar 600: 2st van Noach zend een derde maal de duif uit
Genesis 8:12.
12de maand. die niet terugkeert.
Jaar 601: 1st van De aarde is bijna gedroogd. Noah
Genesis 8:13.
de 1st maand. opent de ark.
Jaar 601: 27st
De aarde is droog en men verlaat de
van de 2de Genesis 8:14-19.
ark.
maand.
Dit is de eerste tekst, Num.14:34 SV77: Naar het getal der dagen,
in welke gij dat land verspied hebt, veertig dagen, elke dag voor elk
jaar, zult gij uw ongerechtigheden dragen, veertig jaren, en gij zult
gewaar worden Mijn afbreken. En dit zijn de varianten erop. Ps.95:10
SV77 heeft daar een reactie op: Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan
dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en
zij kennen Mijn wegen niet. En ook Heb.3:17 SV77: Over wie nu is Hij
vertoornd geweest, veertig jaren? Was het niet over degenen, die
gezondigd hadden, wier lichamen gevallen zijn in de woestijn?
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 286
Juda te dragen, waarbij hij per dag een maaltijd van 20 shekels brood,
ongeveer 200 gram mocht eten, gekookt op een vuur van uitwerpselen.
Drinken mocht hij 1/6 hin, dat is ongeveer 1 liter (zie Ezech.4)
Hij moest zijn hoofd en baard kaalscheren (zie Ezech.5:1) vanwege de
verontreiniging van het Heiligdom (zie Ezech.5:11)
Teken voor het opstandige volk in Ezech.12
Hij mocht geen verdriet tonen over de dood van zijn vrouw (zie
Ezech.24:16)
Wat wil Ezech.4:4-6 dan wel zeggen? Laat ons ook dat nader bezien. Dan
zal men als eerste punt moeten aannemen dat hier geen sprake is van een
profetie maar van een symbolische handeling van Ezechil. Als profetische
handeling moest de profeet veertig dagen op n zijde liggen en 390 dagen
op een andere zijde. Die dagen waren symbolisch de voorstelling van een straf
die Isral al had uitgemaakt en een andere die over Juda nog komt. Het
is dus gedeeltelijk een handeling die plaatsvond nadat de straf al
grotendeels ten einde was. Wanneer we het gaan narekenen spreekt dit
NIET van profetische jaren van als beginsel van 360 jaardagen. Maar het gaat
om werkelijke jaren van 365 dagen. Indien dat zou toegepast worden op alle
straffen die Isral gehad heeft door God dan zou de 70jarige dienstbaarheid
aan Babylon als 70 x 360 = 25.200 jaren moeten gerekend worden wat absurd
is. Over voorspellingen die gn straf bespreken vinden we in de Scrift nog
minder gezegd: namelijk niets. Op zulke wankele basis is die leer dan
gebaseerd.
Philip B. Brown schreef nog een andere uitleg neer over de dagen van
Danil 12 in Problems with the Pre-Tribulation Rapture (op
www.newwine.org ) Er staat onder andere dit: 9 The rapture is not directly
mentioned in Daniel 12. However, those who are alive at the rapture are
those who will have waited for and reached the end of the 1,335 days.
Blessed is the one who waits for and reaches the end of the 1,335 days
(Daniel 12:12). Therefore, the resurrection precedes the rapture (1st
Thessalonians 4:16). En wat vereder; Earlier, from our study of Daniel 12,
we learned that the resurrection occurs 1290 days after the abomination.
Then the rapture is 45 days after that. The resurrection is the last day
before the millennium. So 1290 days after the abomination is the last day
before the millennium.
Margaret Odell schreef een zeer degelijk commentaar op het boek
Ezechil (The Smyth & Helwys Bible commentary, 2005). Ze heeft
enekel zeer goede aantekeningen bij de symboliek. We citeren uit dat
commentaar bij Ezechil 4 (onze hoofdletters).
Tekenen en Geloof
In Ezech.4:4, voert Ezechil een handeling uit die een teken wordt
genoemd voor het huis van Isral. In twee andere verhalen, zijn acties
van hem als de aanwijzing dat de profeet zelf als een teken is (Ezechil
12:1-16 / 24:15-24). Terwijl twee verschillende woorden worden gebruikt,
<ot in 4:3 en mopt in de hoofdstukken 12 en 24, zijn de woorden
synoniem en vaak weergegeven als een paar, zoals in de tekenen en
wonderen die Mozes heeft uitgevoerd in Egypte. In feite zijn de termen
het meest intensief gebruikt in de verhalen van de Exodus (Ex.7:3 /
8:19 / 10:1,2 / Num.14:11,17,20 / Deut.4:34 / 6:22 / 7:19 / 11:2,3 / 26:8 /
29:2 / 34:11 / Jozua 24:17 / Ps.78:43).
Fasen van deze symbolische daad. Als de huizen van Isral en Juda
dezelfde entiteit vertegenwoordigen, zijn de twee fasen van deze
symbolische daad, van het liggen aan de linkerkant voor 390 dagen en
aan de rechterkant voor 40, geen sancties opgelegd op twee
verschillende koninkrijken, maar is dit in n beweging de geschiedenis
van Isral, vanaf het begin van zijn overtreding tot aan het einde, van de
ballingschap. Het eerste deel van de handeling, dat 390 dagen duurt, is
de lange geschiedenis van de schuld van Isral. Het cijfer van 390 dagen
voor 390 jaar zou erop wijzen dat de schuld van Isral begon in 982,
ongeveer aan het begin van de monarchie. Dit is consequent met de
karakterisering door Ezechil van de geschiedenis van Isral als EEN
LANGE REEKS VAN OPSTANDEN (zie Ezechil hoofdstukken 16,20,23).
Het tweede deel van de handeling, dat duurt 40 dagen, betekent Juda's
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 290
straf voor deze lange opeenhoping van schuld. Het cijfer van 40
dagen/40 jaar kunnen Ezechils gedachten reflecteren dat de
ballingschap een tweede wildernis-ervaring is, die zal duren voor een
hele generatie (20:33-39 / vergelijk Num.14).
Maar terug naar Ezechil. Er staat dus in Ezechil 4: voor elke dag
n jaar en voor elk jaar leg Ik u een dag op. Maar we moeten ons
niet vergalopperen aan gewaagde verklaringen waar er profetisch gesproken
wordt. Nog enkele opmerkingen. Wil dit zeggen dat in alle voorspellingen die
God geeft er een dag als een jaar moet gerekend worden? Want het zou dan
natuurlijk in meerdere gevallen moeten terug te vinden zijn en niet in een
aantal profetische uitspraken waar we het graag zouden in vinden. Laat ons
die basis toepassen van n dag = n jaar en zien hoe absurd dat is. Het
eerste voorbeeld is Joh.2:19 en daar lezen we: Jezus antwoordde en zeide
tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen
herrijzen. Sprak Christus hier een profetie uit? Jazeker! Maar als de n dag
= n jaar teorie juist is, zou men dan niet moeten lezen dat Christus na drie
jaren uit de doden is opgestaan. Waren het maanjaren (= 354 dagen) of
zonnejaren (= 365 dagen) of de hypothetische profetische jaren (= 360
dagen)? Indien Christus drie jaar in het graf was is Hij dan geen valse Messias
(Mat.12:38-40)?
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 291
Hoe men die jaren moet berekenen weet ik momenteel zelf niet zo goed.
Maar het heeft in elk geval te maken met afvalligheid. Dit argument is dan als
volgt in te schatten. Ahia de profeet moest van God aan Jerobeam het
volgende bekend maken volgens 1 Kon.11 SV77: En hij zeide tot
Jerbeam: Neem u tien stukken; want alzo zegt de HEERE, de God
Israls: Zie, Ik zal het koninkrijk van de hand van Slomo scheuren,
en u tien stammen geven. Na de verdeling van het koninkrijk Isral in Juda
(de 2 stammen) en Isral (de 10 stammen) gaat het van kwaad tot erger.
Salomo (die 40 jaren regeerde) heeft ook Juda toegelaten de goden van de
heidenen te vereren.
1 Kon.11:33 SV77: omdat hij Mij heeft verlaten, en zich
neergebogen heeft voor Astarte, de godin der Sidonirs, voor
Kemos, de god van Moab, en voor Milkom, de god der
Ammonieten, en niet in mijn wegen gewandeld heeft en niet
gedaan heeft wat recht is in mijn ogen: mijn inzettingen en mijn
verordeningen, zoals zijn vader David.
2 Kon.23:13 SV77: De hoogten ten oosten van Jeruzalem, ten
zuiden van de berg der Verwoesting, welke Salomo, de koning
van Isral, gebouwd had voor Astoret, de gruwel der Sidonirs,
voor Kemos, de gruwel van Moab, en voor Milkom, de afschuw
der Ammonieten, ook die verontreinigde de koning.
Men heeft ook getracht het bewijs van dag = jaar beginsel te vinden in
Dan.9:24-27. In die Scriftuur is een speciaal woord gebruikt shabua.
Volgens Gesenius, een Hebreeuws lexicograaf, wil dit woord zeggen een
zeventallig nummer, een heptade of een hebdomades. Shabua
kan dus betrekking hebben op zowel een periode van zeven dagen, of zeven
jaren of zeven tijdperken. Soms nu, zoals in Dan.10:2,3 is er duidelijk sprake
over een shabua van dagen, maar het merendeel van die verwijzingen
heeft betrekking op jaren. Zo is het ook in Dan.9:24-27 waar de 70 shabua
in feite 70 x 7 = 490 jaren zijn. Zie ook nog naar Gen.29:10 en Ezech.45:21.
Men ziet dus dat het dag = jaar beginsel geen steun heeft bij het gebruik van
shabua. Het zegt alleen dat iets waarover sprake is zevendelig is.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 292
4. De profetie van Danil geeft geen enkele aanwijzing dat er een breuk is
te verwachten tussen de 69st en 70st week van jaren. Alles wijst erop
dat die voorspelling van de engel, verwijst naar DE EERSTE KOMST EN
NIET NAAR DE WEDERKOMST VOOR EEN TWEEDE MAAL. Dat is een
veilige menselijke uitleg van die profetie, je hoeft er geen goddelijke
uitstel ergens in te voeren.
zeggen dat het over een tempel gaat van latere datum, nog altijd een
toekomstig bouwwerk. Dat klopt dan niet meer met de profetie want
Mat.24:15 spreekt van de toen bestaande tempel, deze die men heeft
gebouwd in de periode van de 70 jaarweken. Over een nieuwe tempel n
de verneitiging in 70 na Chr. is geen sprake.
8. Bij een volgeling van Charles Taze Russell, lezen we het volgende om de
profetische kalender te verklaren: 12 maanmaanden (plusminus 354,367
dagen) + n zonnejaar (365,24) gedeeld door twee is 359,804 dagen,
bijna 360 dagen. Ook dat is een uitleg die geen Bijbelse uitleg is maar
een spel met cijfers die toevallig in de buurt komt van de 360.
9. Is het niet zo dat ook Jezus dat getal van 7 x 70 (490 in totaal) eens in
symbolische zin gebruikt? Dit is de tekst uit Mattheus 18: 21 Toen
kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn
broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? 22 Tot
zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal
toe, maar tot zeventig maal zevenmaal. Dit laat geen letterlijke
uitleg toe, veronderstel eens dat je letterlijk 490 maal vergeeft, moet het
dan nog niet een volgende keer?
10. Sommigen leren dat een Egyptisch kalenderjaar bestond uit 12
maanden van 30 dagen. Anderen zeggen echter dat de kalender met
365 dagen in gebruik was vanaf 4.000 v. Chr. Nog anderen zeggen dat de
invoering van een eerste Egyptische kalender in 4.236 v. Chr. plaats had.
Op zijn minst vanaf 1.500 v. Chr. werd n kalender gebruikt van 365
dagen. Dat jaar had 12 maanden van 30 dagen: Toth, Paophi, Athyr,
Choiakh, Tybi, Mecheir, Phamenoth, Pharmuti, Pachon, Payni, Epiphi,
Mesore. Om het jaar vol te maken werden nog vijf extra dagen
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 295
En dan nu de teksten!
Wat leert de dispensatieleer hier? Het is al duidelijk dat er iets niet klopt
met de uitleg van dit gedeelte met het slot van Danil 9:27. Want zegt men
niet: het gaat daar om jaren van 360 dagen zogenaamde profetische jaren.
Maar hier in hoofdstuk 12 komen we eens 1260 dagen tegen, 1290 en 1335.
Bekijk eens de volgende tabel.
Ik lees bij een dispensationalist: Profetische jaren zijn jaren van 360
dagen. Men moet ze voor berekeningen omrekenen naar dagen. De 70
jaarweken, of 490 profetische jaren, zijn dan eigenlijk 176.400 dagen,
opgesplitst in 173.880 dagen (69 jaarweken, tot aan de kruisdood) + 2.520
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 297
dagen (70ste jaarweek). Goede reden hiervoor is dat er PRECIES 1260 dagen
geteld worden (Op 11:3) voor 42 maanden (Op 11:2; 13:5) en voor een tijd,
tijden en een halve tijd (Dn 7:25; 9:27; 12:7; Op 12:14). Wij hebben de
naduk ergens gelegd door de hoofdletters en onderstreping. Waarom? Omdat
er duidelijk uit volgt dat men dan niet meer kan vertellen dat er n de 1260
nog dagen zijn tot 1290 en dan ook nog eens tot 1335. Want dan is dat
tweede deel van de 70ste jaarweek niet PRECIES gelijk aan wat Marc
Verhoeven zegt in De 70 jaarweken in het boek Danil. Want daar komt het
vandaan: users.skynet.be/fa390968/_70jaarwekenDaniel.doc
gruwel der verwoesting, ofwel de antichrist, zijn werk 1260 dagen zal doen.
Toch wordt in Dan.12:11 gesproken over 1290 dagen. Ik denk, dat hieruit valt
af te leiden, dat die antichrist 30 dagen in de tempel zal zitten, waarbij men
zal geloven dat hij een god is, de Messias, voordat hij de vervolgingen tegen
de heiligen, die het getuigenis van Jezus hebben, zal beginnen.
Dit staat op http://www.netrover.com waar de cijfers van Danil 12
gerekend zijn met een extra Joodse maand, iets dat men niet zo vlug ziet.
De 3 jaar (1260 of 1290 dagen) wordt verder onderverdeeld in een tijd,
tijden en een halve tijd. (Klik hier voor een nadere bespreking van de tijd,
tijden en een halve-tijd van Danil 7:25, 12:7 en Openbaring 12:14).
Ook dit op een andere plaats: De vier oordelen beschreven in drie van de
boeken (het boek van Danil, het boek van Ezechil hoofdstuk veertien en het
boek van de Openbaring hoofdstuk zes) stammen af van dezelfde God. In drie
van deze boeken hebben we een tijd gekregen (in het boek van de
Openbaring 1.260 dagen, in het boek van Daniel 1.290 dagen. In het boek van
Ezechil zien we 390 +40 dagen op de rechter- en linkerzijde en die 430 X 3 =
1.290 dagen ).Ook dat is een eenzijdige uitleg van kabbalistische inslag! Het
getal van 430 is ook het aantal jaren dat Israel in Egypte is geweest.
Sommigen leggen ook daar een link maar dat ook is pons niet erg
overtuigend.
Onze conclusie bij dit alles is zeer eenvoudig! Wil dit zeggen dat er na
de 1260 dagen = een tijd, tijden en een halve tijd = tweede helft van de
zeventigste week, er nog eens 1290 dagen komen of zijn het er slechts 30? Ja,
n van beide uitleggingen! Maar dat kan toch niet volgens de leer van de
dispensaties: die tweede helft van de laatste week mag maar 1260
dagen duren en gn dag langer. De profetie die tot op de dag klopt voor
de eerste 69 weken, volgens dispensationalisten, blijkt dus niet waar te zijn
voor de zeventigste week! Want het gaat dan niet meer om 7 x 360 dagen,
maar nog eens dertig dagen daarbij gerekend, of nog meer. Omdat God
zogezegd nog wat te doen heeft. Maar mag ik u, dispensationalist, dan deze
opmerking erbij geven; de opstanding van de gemeente van Christus duurt in
uw leer minder dan n seconde. God zal zowel levenden als doden uit die
gemeente opgewekt hebben in in n ogenblik. 1 Cor.15 leest: 51 Zie,
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 299
ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar
allen zullen wij veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, bij
de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen
onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.
God heeft echt geen tijdstip nodig om iets voor te bereiden. Wanneer die
periode langer duurt dan 7 x 360 dagen, dan is de profetie niet exact in uw
leer. Hetzelfde is ook van toepassing op de 1335 dagen. De leer van de
bedelingen, komt dus schaamteloos tekort bij welke uitleg men hier ook geeft.
Zodat het veel gemakkelijker is deze dagen niet te laten slaan op de tijd vr
de Wederkomst maar de tijd van de Makkabeen zoals het beschreven is in de
gelijknamige boeken. Het is daar, in die periode, dat we de koningen van het
noorden en het zuiden moeten situeren.
Over het eindpunt kan geen misverstand bestaan. Op 25 december van het
jaar 165 voor Chr. werd het heiligdom weer in rechte staat gebracht, toen in
de door Judas de Maccaber gerestaureerde tempel voor het eerst weer naar
de Mozasche inzettingen het dagelijkse morgen- en avondoffer werden
gebracht voor de Here.
Wanneer wij vanaf deze datum 1150 dagen terug tellen komen wij uit op 27
oktober 168, 3 jaren en 58 dagen ervoor. Daarbij is rekening gehouden met de
Joodse maanjaren van 354 dagen (12 maanden van 29 of 30 dagen) en met
een schrikkelmaand van 30 dagen. Deze schrikkelmaand werd om de drie
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 300
jaren ingelast, ter vereffening van het belangrijke verschil met het zonnejaar.
In de 1150 dagen zitten in elk geval 3 jaren, zodat zeker n schrikkelmaand
moet worden afgetrokken.
Het is niet precies bekend wanneer het bestendig offer is afgeschaft. Wel
weten we dat op 25 december 168, drie volle jaren voor het herstel van de
tempeldienst, het eerste heidense offer werd gebracht. Maar tien dagen
ervoor was het altaar gebouwd, waarop de heidense offers zouden worden
gebracht. En nog vroeger was het koninklijke besluit uitgevaardigd waarbij de
Joodse eredienst officieel verboden werd. Dat toen de dagelijkse morgen- en
avondoffers al niet meer gebracht werden is vanzelfsprekend. Helaas is de
juiste datum van dit besluit onbekend (KV Danil, 177-178).
En over het begrip profetische jaren dat zo nauw vastzit aan deze uitleg
hier wat de WT erover zegt. In DE WACHTTOREN, van 1 november 1993,
blz.11 interpreteren Jehovahs Getuigen de dagen van Danil als letterlijk 1
dag = 1dag. Hoewel ze ook in andere gevallen geloven in een profetisch jaar:
1260 dagen:
december 1914 tot juni 1918
________________
1290 dagen:
januari 1919 tot september 1922
________________
1335 dagen:
september 1922 tot mei 1926
________________
En u had waarschijnlijk niet anders verwacht, het is in de geschiedenis van
Jehovahs Getuigen dat deze voorspellingen (naar hun uitleg) vervuld worden!
En ook dit is een uitleg van deze dagen van Danil 12 onvertaald
weergegeven. De 1260 dagen zijn EXACT het aantal dagen dat de Holocaust in
Duitsland duurde.
Het citaat hieronder, vanuit Internet, geeft weer wat men zegt in kringen
van de bedelingen over de Antichrist en de Grote Verdrukking.
De Grote Verdrukking zal 7 jaar duren en bestaan uit twee gedeelten van 3
jaar. Dit blijkt o.a. uit: Dan. 7:25 "Hij zal de heiligen des allerhoogste te gronde
richten... voor een tijd, tijden en een halve tijd.". Een tijd is een jaar, tijden
zijn twee jaren.
Dan. 9.27 "in de helft van de week zal hij (de antichrist) slachtoffer en
spijsoffer doen ophouden... zal een verwoester komen". Een week van zeven
jaren.
Dan. 12:11 "vanaf... een gruwel wordt opgericht... zijn het 1290 dagen.".
Opb. 13:5 het beest "werd macht gegeven... 42 maanden lang." 42 maanden
van 30 dagen.
Mag ik daarbij, een voor enkelen wellicht rare opmerking maken. In zijn
boek De planeet die aarde heette zegt Hall Lindsey op blz.58: Eeuwenlang,
lange tijd voor de huidige gebeurtenissen de ideen zouden hebben kunnen
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 303
benvloeden van mannen die de bijbel verklaarden, heeft men al erkend dat
Ezechil in zijn profetie over het land dat de noordelijke volken aankondigde,
op Rusland doelde. Lindsey heeft zo tientallen uitspraken en anderen teveel
om op te noemen - met hem, hebben tot de val van de communistische
overheersing in Rusland en omstreken geleerd dat er een grote oorlog op til is
tussen de URSS (Rusland met al zijn trawanten) en Isral. Men heeft dat spoor
verlaten, maar wie het geleerd heeft past het schoentje: hij/zij is een valse
profeet geweest. Momenteel zoekt men de vijand van Isral ergens anders.
Daar geven we al een besluit bij; dispensationalisten hebben door de twee
eeuwen dat ze bestaan, al allerhande uitleggingen gegeven over allerlei
profetische zaken. Zelfs een Johannes de Heer bezondigde zich aan uitspraken
die hij later heeft teruggenomen. (Zie zijn brochure over het Romeinse
vraagstuk uit de tijd van de duce Mussolini.)
Dan wijst men ons op wat een echte gelijkenis zou moeten zijn van het
aantal dagen.
Hij zal woorden spreken tegen de
Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten
te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en
Danil 7:25
wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht
gegeven worden voor een tijd en tijden en een
halve tijd.
Verwijst dit naar wat hier onder staat?
Maar laat de voorhof, die buiten de tempel is,
erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de
Openbaring 11:2
heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad
vertreden, tweenveertig maanden lang.
En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om,
Openbaring 11:3 met een zak bekleed, te profeteren,
twaalfhonderd zestig dagen lang.
Dat roept vragen op! Zijn de 1260 dagen letterlijk of een symbool van
iets anders? Er worden in deze perikoop van Openbaring 11 twee perioden van
ongeveer gelijke lengte genoemd, het optreden der twee getuigen dat 1260
dagen duurt en het vertreden van de heilige stad door de heidenen voor een
periode van 42 maanden. Vallen deze twee perioden wel samen? Of komen ze
na elkaar? Of overlappen ze elkaar gedeeltelijk? Dat zegt de tekst allemaal
niet en alles is dan mogelijk als uitleg.
gevolgd door het vertreden van de heilige stad door de heidenen gedurende
42 maanden. Welke redenen zijn hiervoor aan te voeren? Dispensationalisten
zeggen hierover: het is logisch, dat tijdens het optreden der twee getuigen
Jeruzalem voor de heidenen geen aanlokkelijke plaats is. De profeten
beschikken namelijk over een grote macht, hoewel ze niet echt bewapend zijn.
Maar nadat ze gedood zijn door het beest uit de afgrond, zal het voor de
heidenen gemakkelijker zijn naar Jeruzalem te komen en het aan te vallen.
Er staat in Openbaring 11:2,3 NIET dat 1260 dagen exact gelijk is aan
42 maanden, want er is ook aanwijzing in de Scrift, dat er wel eens afgerond
wordt naar onder (= 42,5 maanden) of naar boven (= 41,5 maanden). Je kunt
er dus geen staat op maken dat n jaar exact 360 dagen zou omvatten. We
moeten bij dit alles ook synchroon blijven. Want men zegt in de kringen van
de bedelingen, dat dan de feesten in het land Isral opnieuw zullen ingevoegd
worden. Met een zogenaamd profetische kalender klopt dat niet. Men is na
drie jaar en zes maanden namelijk al 17 dagen niet meer in evenwicht met de
zonnekalender. Het heeft bovendien weinig zin om te beweren, wat
dispensationalisten doen: te zeggen dat de periode van Openbaring 11:2,3 te
maken heeft met wat in Danil 9:27 staat. Waarom niet? Omdat ze zelf zeggen
dat dit naar slechts n deel van die periode in Danil verwijst. Het is dus
geen optelling van deel drie en een half plus drie en een half om de zeven van
Danil te bekomen!
van de gemeente van Christus. Zeven is het beeld van volheid, iets dat op
zichzelf staat en waar niets meer aan toegevoegd moet worden. Zo is 3, de
helft van een volle tijdsperiode. Zou het de voorstelling kunnen zijn van de
tijd van nmaal de tijd van het OT en nmaal deze van het NT. Gewoon
maar 3 + 3 = zeven tijden van verdrukking van Gods volk. Dit spreekt me
wel aan als oplossing.
Ik las ook dit: dat in het boek Esther er een rekening is van 30 dagen in
n maand. Ja, dat klopt waarschijnlijk, maar daar heb ik niets aan want dat is
de tijdsrekening van de Perzische koningen en niet deze van de Scrift. Dit zijn
de betrokken teksten. Esther 1:3,4 SV77: In het derde jaar van zijn
regering maakte hij een maaltijd voor al zijn vorsten en zijn
knechten; de macht van Perzen en Meden, de grootste heren en de
oversten der landschappen waren voor zijn aangezicht; Toen hij
vertoonde de rijkdom der heerlijkheid van zijn rijk, en de
kostbaarheid van het sieraad van zijn grootheid, vele dagen lang,
honderd en tachtig dagen. Esther 2:10-12 SV77: Esther had haar volk
en haar afkomst niet te kennen gegeven; want Mrdechai had haar
geboden, dat zij het niet zou te kennen geven. Mrdechai nu
wandelde elke dag voor het voorhof van het huis der vrouwen om te
vernemen naar de welstand van Esther, en wat met haar geschieden
zou. Toen nu de beurt van elke jonge dochter naderde, om tot de
koning Ahasvros te komen, nadat haar twaalf maanden lang naar de
wet der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld de dagen
van haar versieringen, zes maanden met mirre-olie, en zes maanden
met specerijen, en met andere versierselen der vrouwen.
Ellis H. Skolfield is een USA theoloog die onder andere een tweedelig
werk schreef over The False Prophet. Dit staat in deel n: Before that date,
both Jew and Christian were free to worship in Jerusalem, even on the temple
mount itself. After 688 the Moslems persecuted the Christians and Jews and
drove them out of the land. Voor hem zijn alle data van 1260, 1290 en1335
zaken die te maken hebben met n dag = n jaar systeem dat te maken
heeft met de opkomst en ondergang van de Islam. Zie:
http://www.ellisskolfield.com/downloadable-books.shtml
Het beest van Openbaring 13 = de Islam.
Op het Internet waar alles te rapen valt, ook de grootste rommel, lees ik
op n site dat er al 486,5 jaar verlopen zijn van de 490 jaar van Danil 9.
Logisch wanneer je het eerste deel van de laatste week laat eindigen bij de
dood van Christus aan het kruis. De laatste jaren zijn te beginnen bij 1967.
Vanaf de zesdaagse oorlog van Isral, daarbij opgeteld 49 jaar, zodat u in
2016 komt voor het begin van de prediking van de twee getuigen. Verder ga ik
er niet op in. Op de site van een Messiasbelijdende groep Joden
http://www.rockofoffence.com/ staat een artikel Those CERTAIN Years And
Days Of Daniels People waar Christus sterft in het midden van de tweede
helft van de 70 ste week. De verdrukking van Isral is slechts het laatste deel,
namelijk 3 en 1/2 jaar. Gans het artikel is een complex spel met cijfers.
Concentreren we ons op de tijdsbepalingen van Openbaring 12. Wie is
die vrouw in het verhaal, ze zal ons helpen te bepalen waar we die tijd moeten
inschakelen. De vrouw is NIET Isral zoals men in de kringen van de
dispensationalisten zegt. Zeker niet het vernieuwde Isral sinds 14 mei 1948.
Het is natuurlijk waar dat Christus uit/in het volk Isral is geboren. Want hij is
zoon van Abraham, Judah en David (Mat.1:1 / Heb.7:14 / 2 Tim.2:8). Maar
hiermede is men ook aan het einde van de gelijkenis. Vergeet niet dat het hier
NIET om letterlijke uitleggingen gaat, dat doen dezen die de bedelingleer
aanhangen ook niet. (Hun ijzeren regel, alles letterlijk uitleggen, is dus niet zo
sterk.) Is Isral door de draak vervolgd? Integendeel! Christus noemde hun
leiders wel: de zonen van de duivel die de draak is (Joh.8:40-44).
Wanneer was Isral in de woestijn onder Gods bescherming toen Christus werd
geboren? Zo een periode is er niet! En indien we zeggen: Christus is het
mannelijke kind, wie is dan het zaad?
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 308
Th. Niemeijer, volgeling van Darby, schrijft in, Het Zoeklicht, 7 maart
1998, blz.18 over deze uitleg.Zo wordt Isral in Openbaring 12:16
beschreven als de vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar
voeten en een krans van 12 sterren op haar hoofd... En zij baarde een
Zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een
ijzeren staf (vs.5). Daarmee wordt de profetie uit Jesaja 54:1 vervuld
waarin Isral als de onvruchtbare en eenzame beschreven wordt, die toch
zal baren. (wij onderlijnen).
Deze vrouw moet ook collectief zijn in plaats van slechts n individu.
Het idee dat n als velen is afgebeeld vinden we al verscheidene malen in
het O.T. In Dan.2:37,38 staat n koning afgebeeld voor een koninkrijk. En
beest is afgebeeld voor twee koninkrijken omdat het twee horens heeft
(Dan.8:20,21). Een beest met zeven hoofden is echter per definitie niet gelijk
aan zeven rijken. Opb.17:9 zou dat moeten ondersteunen maar die
identificatie die we bij Danil vinden is niet dezelfde. Zeven is het symbool
van volledigheid. Wat op elkaar lijkt is daarom nog niet gelijk aan! Want n
beest kan de afbeelding zijn van de totaliteit van alle aardse machten en de
zeven symbool van de volheid van iets.
Daar zien we dat iemand met de naam Zion is afgebeeld als de vrouw van
God in o.a. Jes.54:1,5,6 / Jer.3:20 / Ezech.16:8-14 / Hosea 2: 18,19. Die iemand
is Isral, maar dan gezien vanuit het gelovige volk van God. Zij is een
moeder met talloze kinderen en die kinderen zijn de individuele personen van
het gelovige Isral (Jes.49:21 / 50:1 / 66:7-11 / Hosea 4:5). Er zijn zelf enkele
Scriftuurplaatsen die over vrouw Zion spreken als in barensween (Micha
4:9,10 / Jes.26:16-18 / Jer.4:31 / 13:21). Deze vrouw is hemels in de zin van
haar planning maar aards in werking. Haar oorsprong is hemels en haar Man is
hemels. Zodat ze de voorstelling is van het ideale en ongerepte. Deze
Scriftuurplaatsen bewijzen echter twee dingen. Ze spreken ten eerste nooit
over het feit dat Zion een individuele Messias voortbrengt. Ten tweede dat
Zion in barensnood een volk voortbrengt. Dit laatste als kritiek op de
uitspraken van de Wachttoren. Volgens hen heeft Zion in 1914 een volk
voortgebracht, namelijk al dezen die op dat moment met Charles Taze Russell,
hun eerste president, mee werkten en hem als geestelijke leider
aanschouwden.
En ook Scofield heeft een opmerking in die aard. We citeren uit zijn
vertaalde cursus die verscheen bij Het Morgenrood.
Hij is de God en Overste dezer wereld
Joh.12:31 Overste dezer wereld (Kosmos, orde, organisatie)
Eph.2:2 Overste van de MACHT der lucht
Joh.14:30 Overste dezer wereld, ook Joh.16:11
Eph.6:11,12 Geweldhebbers der wereld, der duisternis
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 312
Hoofdstuk 2
Over profetie
Wat zij op dat gebied zeggen
Alle verdedigers van een toekomstig duizendjarig rijk leggen grote nadruk
op de letterlijke vervulling van profetie waar dit mogelijk is. Natuurlijk
moeten we daar amen op zeggen. We citeren uit een gekend boek van deze
theologische richting: Hal Lindsey, De planeet die aarde heette, Uitg.
Luitingh, 1972, blz.173, 174: Ons standpunt is premillemnionistisch. Het
wezenlijke tussen de amillenionisten en de premillenionisten is de vraag of de
profetien letterlijk of figuurlijk moeten worden opgevat. Zoals in het boek
vele malen is aangetoond, zijn bijna alle profetien omtrent gebeurtenissen
uit het verleden letterlijk uitgekomen, vooral de voorspellingen betreffende de
eerste komst van Christus. Het bewijs is geleverd dat de woorden letterlijk
moeten worden opgevat, dat wil zeggen dat ze hun normale betekenis
hadden voor de mensen die leefden in de tijd dat ze werden neergeschreven.
De woorden waren niet bedoeld om weggeredeneerd te worden door mensen
die niet kunnen geloven wat duidelijk is voorspeld. Daarop zeggen we echter:
dat er hier geen amen mag op volgen. Want de schrijver geeft blijk van
weinig respect voor wat het NT leert over vervullingen van voorspellingen uit
het OT. En we kunnen onze stelling ook waar maken, gezien er tientallen
voorbeelden zijn van voorzeggingen die we verder aanhalen maar niet
voldoen aan de definitie van Hal Lindsay.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 315
J. van Barneveld schrijft in Het Zoeklicht van 4 mei 1996, blz.6, 7: Vaak
horen we in de prediking en op bijbelstudies zeggen (en wellicht heeft u het
zelf ook wel eens gezegd): De Here Jezus komt spoedig!. Deze verwachting
van Zijn komst is een geweldige blijde verwachting. We mogen daar biddend
en vol hoop naar uitzien. Inderdaad, de laatste jaarweek kan elk moment
aanbreken. De beruchte antichrist, het beest dat in het boek Openbaring en
ook door de profeet Danil uitvoerig wordt beschreven, kan elk moment de
kop opsteken. De gebeurtenissen komen nu in een stroomversnelling terecht.
Alles gaat al razend snel (...)
Een advies van Luther. We moeten nu even gas terugnemen. Immers
overspannen verwachting en overtrokken aandacht kunnen tot vreemde,
extreme situaties leiden. Het is niet voor niets dat Luther heel nuchter heeft
opgemerkt dat, als hij wist dat de Here Jezus morgen terug zou komen, hij
vandaag nog een boompje zou planten. Petrus was ervan overtuigd dat de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 316
eindtijd toen al was aangebroken. Zijn eerste advies voor de gelovigen was:
komt tot bezinning en wordt nuchter en dan geeft hij allerlei regels voor een
hecht gemeenteleven en besluit dat hoofdstuk (1 Petrus 4) met ons dringend
aan te raden steeds het goede te doen. Wij moeten gewoon doorgaan met
het goede werk wat God van ons vraagt. Wat we hierboven opmerken bij J.
Schouten is gewoon hier ook te herhalen. We vragen ons af of deze mensen
wel een tekst als 2 Pet.3:1-7 naar hun waarde kunnen beoordelen.
R.H. Matzken zegt in zijn Het Koninkrijk Gods, Hier en nu, priv uitgave
rond 1976: Allereerst gaat het om een vraagstuk van hermeneutiek, dat is de
wijze van exegetiseren. Calvinisten en Lutheranen zullen daarbij impliciet
blijven binnen de kaders van hun theologische leiders, te beginnen bij Calvijn
en Luther. Evangelikalen beroepen zich principieel niet op; evangelische
theologen (die veelal theoloog waren buiten hun evangelist zijn), maar op de
Schrift en gaan daarbij van een aantal uitgangspunten uit, waarvan we er
enkele hier expliciet noemen:
1. De Schrift is de enige gezaghebbende vertolking van Gods spreken tot de
mens,
dus niet nst de Kerkvaders, de oude geloofsbelijdenissen, de concilies of
de tra-
dities, zoals de Rooms Katholieke Kerk leert.
2. De Schrift dient letterlijk verstaan te worden, d.w.z. lees de Schrift
gewoon.
Vergeestelijk of allegoriseer alln, indien dit uit het tekstverband
duidelijk blijkt.
3. De Schrift spreekt zichzelf niet tegen, met andere woorden: De Schrift
verklaart
zich zelf en kan niet gebroken worden.
4. De Geest van God is de sleutel om de Schrift te verstaan; lees daarom de
Bijbel in
overgave aan Hem die de schrijvers inspireerde (1 Cor.2:10-12;2
Pet.1:21,22). (...)
Deze vier uitgangspunten waren ook die welke Luther en Calvijn leerden; het
gezagsprincipe, de letterlijk uitleg, Schrift verklaart Schrift en de persoon van
de vertolker. Indien een Schriftgedeelte onduidelijk is, gaan we niet te rade bij
de Kerkvaders of de Kerktraditie - Rooms katholiek of Protestant - maar bij de
Schrift zelf, die gezaghebbend en zelfverklarend is (blz.54,55).
De manier waarop het NT omgaat met een voorspelling van het OT, geeft
aan dat niet alles letterlijk te vervullen is. Om een voorbeeld te noemen dat
zeker frappant is: profetisch zou de komende verlosser Immnul
genoemd worden. Matths, die schrijft onder Gods inspiratie, citeert in
Mat.1:23 een gedeelte uit een ander geinspireerde schrijver, uit Jes.7:14. Nu is
het duidelijk dat men Jezus bij Zijn geboorte niet Immnul noemt. Dat niet
n van Zijn discipelen Hem aanspreekt met die naam. En dat daarna het NT
deze naam voor Christus niet overneemt. Is hier iets aan de hand? Is Matths
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 318
zo dom dat hij dat niet kan inzien? Jezus, kan dan slechts een Immnul
genoemd worden in geestelijke zin. Hij was zoals het woord in werkelijkheid
moet vertaald worden: God is met ons. Ten onrechte zet Bultema het
(blz.34) bij de lijst van letterlijk te vervullen profetie.
Wij citeren uit, naar onze mening, een zeer belangrijke studie over de
vervulling van het OT, iets over deze Immnul-tekst. Bij de voorbereiding
van de exodus uit Egypte verzekert de Here zijn Immanulbelofte aan Mozes:
Ik ben immers met u (Ex.3:12). En aan het eind van de exodus heeft Mozes
dan ook aan het volk gezegd: De Here uw God was veertig jaar met u, gij
hebt aan niets gebrek gehad (Deut.2:7). En als gij te strijde trekt tegen uw
vijanden, dan zult gij niet vrezen, want uw God is met u (Deut.20:1) (...) Ook
mocht het volk van de Here met deze Immanulbelofte het beloofde land
binnengaan. (Ter ondersteuning volgt dan Joz.1:5,9 / 3:7 / Richt.2:18 /
6:12,16). Zie J.W. Smitt, Opdat vervuld zou worden, De Vuurbaak, deel 1,
1975, blz.49. Maar nu is God onder het volk Isral in een lichamelijke vorm
aanwezig, Immnul heeft onder ons gewoond (Joh.1:14). Hij is geestelijk met
ons, de gemeente, tot zij door Hem zal bevrijd worden bij Zijn Wederkomst.
Nog enkele voorbeelden. Volgens Ps.118:22,23 zal het Joodse volk, zijn
enige God, YaHWeH, verwerpen. Matths past dit toe op Jezus Christus,
verworpen door Zijn volk, die in zijn ogen dus God moet zijn. Isral verwerpt
God = Christus (Mat.21:42). Dit is echter nog niet het punt waarop we willen
wijzen: zowel het OT als het NT bedoelen met het begrip hoeksteen geen
letterlijke steen. De profetie spreekt niet over een letterlijk toekomstig
bouwwerk uit stenen opgetrokken. Integendeel, op een symbolische wijze is
God of Christus, de Rots en Hoeksteen van Isral. Het gaat in de aanhaling
van Matths niet echt om een vervulling. In de aanhaling van Matths wordt
n van Gods eigenschappen toegepast op Jezus van Nazareth, op een mens.
Dat is nieuw. En van de aspecten van de Messiaanse regering is dat het er
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 320
We beweren niet dat men zondermeer van een voorzegging uit het OT mag
zeggen: dit moet in het NT geestelijk verklaard worden. Laat ons verder naar
profetien i.v.m. de Messias kijken.
1) Geboren uit een vrouw Gen.3:15 / Gal.4:4.
2) Uit geslacht van Abraham Gen.12:3,7 / Rom.9:5.
3) Uit geslacht van Judah Gen.49:10 / Heb.7:14.
4) Uit geslacht van David 2 Sam.7:12,13 / Rom.1:3.
5) Geboren uit een maagd Jes.7:14 / Mat.1:22,23.
6) Geboren in Bethlehem Micha 5:2 / Mat.2:5,6.
7) Is vervuld van de Heilige Geest Ps.45:7 / Jes.11:2/ Luc.4:18,19.
enz... alles letterlijk vervuld. Zie o.a. zo een lijst bij Bultema vanaf
blz.33 e.v..
Een opmerking hierover maar vooraf nog een deel uit Rom.4:13-17: Want
niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij
een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid des
geloofs (...) opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou
gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar
ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons
allen is, gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik
u gesteld die (...) het niet zijnde tot aanzijn roept. Met ander woorden:
in Abraham n zijn afstammelingen is vervuld wat hm en hn is aangezegd.
Niet slechts aan de letterlijke vleselijke afstammelingen, maar ook aan allen
die hetzelfde geloof hebben aan de dag gelegd als Abraham. Er is niets meer
dat op een vervulling wacht. Abraham moet niet, zoals in kringen van de leer
der duizend jaar wordt geleerd, nog eens regeren over een stukje land in
Isral. Abraham zal toch niet de erfgenaam der wereld zijn? Zijn Zaad bij
uitstek, de mens-geworden Zoon van God heeft voor Zijn voorvader alle
gelovigen uit de volkeren n gemaakt. Niet Abraham maar zijn nazaat Jezus
van Nazaret zal over Isral regeren. En trouwens niet over dat land dat er nu is
maar over een nieuwe Isral dat op een nieuwe aarde zal gelegen zijn. Het
gaat ook niet om de letterlijke vervulling, maar om mr dan de
voorspelling zegt. Alle gelovigen ontvangen zelfs iets beters, volgens de
tekst uit de brief aan de Hebreen. Allen zullen in een onsterfelijk,
onverderfelijk en vernieuwd lichaam van deze dingen mogen genieten. God
doet aan elk van de vaderen mr dan er ooit in een profetie uit het OT aan
hen voorzegd was. De profetie gaat meestal dus niet zondermeer letterlijk
in vervulling. En zo verder...
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 323
Ook profetie moet gezien worden vanuit een oud Joods beginsel van
Bijbelinterpretatie dat verkort als pardes wordt weergegeven en hetzelfde
woord is als paradijs. Een verband dat waarschijnlijk om deze reden werd
gemaakt. We lezen daarover in The Encyclopedia of the Jewish Religion, edit.
R. Werblowsky en G. Wigoder, Phoenix house, London, 1967, blz.294 die de
term pardes als volgt beschrijft: In de Middeleeuwen was pardes
gebruikt als afkorting van de vier typen van bijbelse exegese waarvan de
eerste letter werd gelezen
peshat - letterlijke bedoeling
remez - versluierde zinspeling (symbolische)
derash - homilitische betekenis (lering )
sod - esoterische betekenis.
Conclusie
God heeft vele malen en op vele wijzen gesproken in de profeten (Heb.1:1).
Waarom kan een profetie dan niet op een andere wijze vervuld worden dan
een letterlijke? Wat wil zeggen dat men de Schrift geweld aandoet door zaken
die in figuurlijke zin staan opgetekend in letterlijke zin wil verklaren. Temeer
omdat er tientallen voorbeelden in het NT staan die een geestelijke vervulling
aangeven voor een voorzegging uit het OT. Gezien volgens een algemene
regel het NT de vervulling van het OT is, moet daar rekening mee gehouden
worden. We moeten een letterlijke vervulling niet forceren.
1) Ex.32:6-25 (voor vers 32:23 zie Hand.7:40). Dit is het verhaal van het
aanmaken van het gouden kalf en de grote schuld die het volk op zich heeft
geladen. Isral is zo gemakkelijk te verleiden.
1 Cor.10:7. Paulus verwijst naar het OT om erop te wijzen dat daar
voorbeelden staan van de wijze waarop God op een goede en niet de
verkeerde wijze aanbeden moet worden. Het principe daarvan is voor het OT
en het NT steeds hetzelfde gebleven en zelfs in de hof van Eden was het al
vastgelegd. Wie in verbond is getreden met God moet Hem op die wijze
aanbidden zoals Hij het heeft geopenbaard. Andere vormen zijn uitgesloten en
verkeerd. Sommigen gaan in deze typologische verklaringen zeer ver zoals
o.a. Jehovahs Getuigen. In dit verband kunnen we slechts enkele
opmerkingen maken. Bepaalde teksten hebben onder hen, over de jaren heen
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 325
drie of vier uitleggingen gekregen. Deze van Russell tot begin jaren 1920, het
nieuwe licht van Rutherford vanaf ongeveer 1925 af, het vernieuwde licht van
Knorr uit de jaren 1940 (tot 60), en nu het recente licht, met de vierde en
vijfde president, ng beter. En zo zonder eind, tot de Heer er een einde aan zal
maken. De waarheid van Jehovahs Getuigen is waarheid van de dag,
zoals een soep van de dag. Alles onderhevig aan de nieuwe voorzitter die zal
aantreden.
3) Ps.78:2. Asaf de profeet, beschrijft hetgeen God bewerkt heeft aan Isral,
vooral sinds Egypte. God is de verlosser en hier past dan het beeld van het
spreken in een spreuk. Want ons spreken over God is slechts gedeetelijk,
stamelen zie de kerkvader Augustinus hierover. Hoe Hijzelf de
heilsgeschiedenis ziet weten we niet (Deut.29:29 / Dan.2:28). De diepe zin van
Zijn handelswijze in de wereld begrijpen we niet, maar het toont dat de HERE
steeds meester is over de geschiedenis van mensen.
Mat.13:35. In een reeks gelijkenissen die de Heer uitspreekt merkt de
schrijver op dat Jezus in spreuken tot de mensen predikt. Dit kan de
alledaagse mens slechts gedeeltelijk begrijpen. Soms gaat zo wat al te diep
voor hun begrip. Ook gelijkenissen van Hem begrijpt men allicht verkeerd
(Mat.13:13-17). Niet dat er iets fout is aan het spreken in een spreuk of
parabel. Het probleem is de mens die zijn oren niet te luisteren legt naar wat
God te zeggen heeft.
4) Jes.1:9. In de tijd van Jesaja zijn slechts weinigen ontkomen aan de toorn
van God, want omwille van hun zondigheid heeft God zijn volk gestraft. Er
bleven slechts enkelen over; in vergelijking niet mr als toen Sodom werd
verwoest.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 326
6) Jes.29:13. In de verzen 9-16 klaagt Jesaja aan wat er schort aan het volk.
Ziende zijn ze blind voor hun Maker. Horende zijn ze doof voor wat Zijn
woorden brengen. In de plaats hebben wijzen en verstandigen een eigen
leer opgesteld die niet naar de wil van God is. Het volk heeft deze menselijke
kennis boven de wet van God gesteld.
Mat.15:8,9 en Col.2:22. Jezus wijst op het grote verschil dat er is tussen
wat God van de mens vraagt en wat de traditie van mensen (hier
vertegenwoordigd door de Farizeen) ervan gemaakt heeft. Maar God dienen
op die wijze is de mens op het verkeerde spoor zetten. Van deze lippendienst
wil de Christus niets weten. De aanhaling van Jes.29 gaat dan ook om het
algemene principe en niet een specifieke vervulling. Deze mensenwetten zijn
geen echte dienst aan God. Maar dat is niet nieuw in Isral. Het is hetzelfde
oud zeer sinds ze uit Egypte verlost zijn. Ook Jes.35 moeten we op dezelfde
basis uitleggen. Het gaat er vooral niet om mensen het letterlijk zicht weer te
geven (enzoverder), maar om het geestelijk zien. Vergelijk; Mat.9:3-6 /
Marc.7:35-37 en voor het gedeelte Jes.35:3 = Heb.12:12.
7) Jes.29:14 en 33:18. De context van dit gedeelte uit Jesaja heeft nog een
aanhaling in het NT. Zie voor vers 13 naar Mat.15:1-9. De wijsheid van de
wijzen is echter een verkeerdheid, een excuus om God niet te dienen op
de wijze die Hijzelf heeft bepaald. Het is een foutief inzicht te denken dat we
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 327
er iets kunnen aan toevoegen of afdoen (Deut. 12:32 / Spr.19:5,9 / 30:6). Dat
heeft dramatische proporties aangenomen in de tijd van Jezus.
1 Cor.1:19,20. Paulus past op de heidense Corinthirs toe wat eigenlijk
van toepassing was op de vleselijke afstammelingen van het volk dat uit
Egypte werd gered. Men kan God niet dienen op de wijze van de filosofen. Die
dingen weerhouden de gelovigen ervan om God op een correcte wijze God te
aanbidden.
9) Jes.53:4. Dit is een deel uit de vierde profetie van de knecht des Heren.
Hij neemt het lijden op zich, met ander woorden, Hij neemt ze voor zijn eigen
rekening. Hier gaat het om Zijn volk Isral, maar in de vervulling omsluit dat
ook de gehele wereld. Dat gaat verder dan de profetie zegt, maar is Gods
soevereine genade. Er wordt mr dan de voorspelling zegt vervuld. Want
welk lijden neemt de Heer op zich: het letterlijke of het figuurlijke?
Mat.8:17 en 1 Pet.2:24. In de context van Mat.8 neemt Jezus de
krankheid van de melaatse op zich, van de knecht van de honderdman en van
de schoonmoeder van Petrus. Zonde en ziekte neemt Hij op zich en daarvoor
moet Hij naar Jeruzalem gaan en moet op die plaats lijden. Zie
Mat.16:21 en vergelijk Hand.8:35.
11) Hosea 11:1. Het volk Isral (de 10 stammen) is ontrouw aan het
verbond en is afvallig geworden. Ze zullen naar Assyri in ballingschap
gevoerd worden. Dan zal God hen nogmaals redden uit een verdrukking die
gelijkenis vertoond met deze in Egypte.
Mat.2:15. Gods zoon was niet in verdrukking in Egypte. Dat land was
voor hem tijdelijk zelfs de plaats van bescherming.
13) Hab.1:5. Het begrip geweld is een sleutelwoord in dit geschrift van
Habakuk (1:3,9 / 2:8,17). Assyri is nog altijd aan de macht maar zal in korte
tijd zijn heerschappij moeten overlaten aan de Chaldeen (Babylon). Onder
deze heidenen is iets aan de orde dat in menselijke begrippen onmogelijk lijkt.
Voor Isral zal het echter geen enkele hulp brengen of hun lot tot een keer
brengen. De profeet wil Gods rechtvaardigheid tot zijn recht laten komen (vers
4) maar het zal de menselijke rechtvaardigheid van Babylon zijn die in de
plaats komt (vers 9). Isral is geen stap dichter tot God gekomen.
Hand.13:40,41. Er is gn rechtstreeks verband tussen de profetie van
Habakuk en wat Paulus aangeeft als de vervulling. Slechts n zaak is in beide
op te merken: menselijk is wat aan de orde is onmogelijk. Niemand in Joodse
kringen vr Jezus van Nazareth zou ooit kunnen bedenken wat nu allemaal en
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 329
overal geschied: heidenen bekeren zich in massa tot God! Wie is bij machte
om God daarin tegen te houden (Hand.11:17)?
14) Zach.4:3,11,14. Twee olijfbomen zijn hier het beeld van Zerubbabel en
Jozua. Het zijn ambtsdragers in de Joodse gemeente. Dan volgt een
beschrijving van de macht en majesteit van God.
Opb.11:4. Dit is gn herhaling, gn tweede vervulling van Zach.4. De
gelijkenis is echter overduidelijk. De dienaren van de Heer verkondigen wat
hun Heer als opdracht heeft gegeven. Ondanks tegenstand n vervolging zijn
ze overwinnaars in Christus. Het kwaad zal deze gemeente niet overwinnen
want ze is beschermd door haar Heer (Mat.28:20 / Hand.18:9,10 / Phil.4:13).
Uit Het geestelijke Isral van J.E. van den Brink, uitg. Kracht van omhoog,
Gorkum, z.j. blz.78,79 citeren we wat, waar we het ook mee eens zijn, in dit
verband.
Letterlijk of geestelijk?
De vraag die ons menigmaal gesteld wordt, is de volgende: Is het niet
inkonsekwent dat men het ene gedeelte van een tekst of van een
Schriftgedeelte letterlijk neemt en het andere vergeestelijkt? Waarom is
bijvoorbeeld de geboorte uit de maagd Maria een letterlike vervulling van de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 330
Conclusie
De lijst (van 15 betekeniswijzigingen of vergeestelijkingen tussen profetie en
vervulling) zou wellicht nog langer kunnen gemaakt worden, maar n ding is
zeker; gewaag u zelf niet aan een samenstelling die niet door de Schriften zelf
is gemaakt. U zou er wel eens mijlen kunnen naast zijn en Gods woord
misbruiken voor uw eigen vooropgestelde zaak (Deut.4:2 / 13:32 / Spr.30:6).
Elke vorm van privaatinterpretatie is zondermeer uitgesloten, verkeerd en
zondermeer verboden.
zaken betrekking hebben. Maar onder inspiratie doen schrijvers van het NT
dat toch, en waar zouden wij dan bezwaren maken? Hier volgt zo een lijst:
Mat.21:5 = Jes.62:11 en Zach.9:9
Mat.21:13 = Jes.56:7 en Jer.7:11
Marc.1:2,3 = Mal.3:1 en Jes.40:3
Luc.1:16,17 = Mal.4:5,6 en Mal.3:1
Luc.3:4,5 = Mal.3:1 en Jes.40:3
Hand.1:20 = Ps.69:25 en Ps.109:8
Rom.3:10-12 = Pred.7:20 en Ps.14:2,3 en Ps.53:2,3
Rom.3:13-18 = Ps.5:9 en Jes.59:7,8 en Ps.36:1
Rom.9:33 = Jes.28:16 en Jes.8:14
Rom.11:26,27 = Jes.59:20,21 en Jes.27:9
1 Cor.15:54-56 = Jes.25:8 en Hosea 13:14
2 Cor.6:16 = Lev.26:11,12 en Ezech.37:27
Gal.3:8,9 = Gen.12:3 en Gen.18:18
1 Pet.2:7,8 = Ps.118:22 en Jes.8:14
Sommige zaken uit het bovenstaande zijn zeer belangrijk voor ons begrip
van bijvoorbeeld: wie is de Messias. De teksten van Lucas hierboven leren
duidelijk dat Johannes de Doper werk doet als voorbereiding voor YaHWeH.
Maar in werkelijkheid is het voor Jezus dat het werk gedaan wordt. Besluit:
Jezus is YaHWeH. Zie ook nog Rom.9:33. Er komt ook aan het licht uit deze
teksten dat op de heidenen zaken worden toegepast die in de oorspronkelijke
context van het OT slechts op natuurlijke Isralieten slaan (Rom.3:13-18).
Heidenen worden zelfs geestelijke Isralieten genoemd. Dat is omdat ze
evenals de natuurlijke afstammelingen van Abraham in dezelfde God zijn gaan
geloven (Rom.11:26,27). En dat alles ligt in de lijn van de prediking van Jezus
en de apostelen. De Heer zei ooit om een groep Joden te typeren, dat ze op
geestelijke wijze kinderen van de duivel waren. Dat mag niet uitsluiten dat ze
natuurlijke zonen van Abraham waren (Joh.8:37,44).
Wat we moeten leren uit deze derde opmerking is dit: maak niet zelf een
combinatie van deze teksten. Zeker niet wanneer er uitspraken ontstaan
die indruisen tegen wat de Schrift in duidelijke bewoordingen leert. Men kan
bijvoorbeeld niet zondermeer enkele teksten bij elkaar zetten om nog een
komend herstel van Isral te leren of nog een heropbouw van een tempel in
Jeruzalem. Het NT geeft daartoe gn enkele aanleiding. Wie denkt het recht
te hebben profeet te spelen omdat er nog enkele voorspellingen niet vervuld
zijn - of onaangeroerd zijn - heeft geen respect voor het Woord van God. Het
Woord leent zich niet tot dergelijke misbruiken. Hierover meer in de stellingen
over Isral die we hierna formuleren.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 332
Een frappant voorbeeld van wat er kan verkeerd lopen is de leer van het
komende duizendjarig rijk. En dat om de volgende reden. Alle teksten uit het
Oude Testament die spreken over het Messiaanse rijk spreken erover in
termen van eeuwigheid. Zie o.a. Ps.145:13 / Dan.2:44 / 4:3 / Jes.9:7 enz...
Nu combineren de verdedigers van het duizendjarige rijk deze teksten die
over een eeuwig rijk spreken met Opb.20:1-6, een gedeelte dat over 1000
jaren spreekt. Dat is dus niet mogelijk want 1000 jaar is niet gelijk aan de
eeuwigheid. De combinatie is op verkeerde basis gemaakt.
Nog een voorbeeld in deze zin. Je leest wel eens meer in de boeken die de
bedelingen promoten dat wanneer gans Isral zal gered worden, volgens
Rom.11:26, er een herstelling komt van de staat Isral, het Milennium wordt
opgericht en de volkeren zullen naar Jeruzalem trekken om er te aanbidden.
Pas op: dat staat allemaal niet in de tekst of de context van dat gedeelte in
Romeinen hoofdstukken 9 tot 11. Men gaat aan de welvoeglijke interpretatie
van de Bijbelprofetie voorbij zoals deze in het NT wordt toegepast. Wie op de
betekenis van de letterlijke en figuurlijke zin van deze drie hoofdstukken wil
ingaan verwijzen we naar o.a.; D.N. Steel en C.C. Thomas, Romans, an
interpretive outline, Presbytarian and Reformed Publ. Company 1967, blz.96-
102. We komen in het volgende hoofdstuk uitvoerig op deze teksten uit
Romeinen terug.
Conclusie
Welke regels er aan de basis liggen om enkele teksten te combineren die een
bepaalde leer moeten ondersteunen geeft het NT niet aan. We mogen ons niet
op een terrein begeven waar het NT over zwijgt. Onze bezinning op de Schrift
is niet het laatste woord, dat is aan de Schriften zelf gegeven, slechts daar is
de laatste openbaring van God te vinden. De algemene regel is in elk geval:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 333
men moet niet iets willen aantonen waar het NT zelf over zwijgt. En een
tweede regel: tracht niet door middel van kunst- en vliegwerk een belofte uit
het OT over te dragen naar het NT.
Toen Abraham op het punt stond zijn zoon te offeren aan God verscheen hem
de engel des HEREN. Deze zegt het volgende: Ik zweer bij mijzelf; luidt
het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw
enigen, Mij niet onthouden hebt, zal ik u zeer rijkelijk zegenen, en uw
nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het
zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poorten zijner
vijanden in bezit nemen (Gen.22:16-18, wij onderlijnen). Dit is een
herhaling van vroegere voorspellingen van dezelfden aard, maar hier is iets
duidelijk gemaakt. Er staat aan het begin van de voorzegging omdat en
dat geeft aan dat het een bepaalde voorwaarde is in de vervulling die moet
voldaan worden. Gehoorzaamheid en geloof is gezet als conditie van wat er
zal gebeuren of geschied is.
Men mag niet blijven staan bij sommige teksten (en die zijn er) van wat lijkt
als een onvoorwaardelijke belofte van God. Onvoorwaardelijk zijn alle
eigenschappen van God (voorbeelden hieronder):
God is koning voor eeuwig en altoos Ps.10:6.
De hemelen vertellen Gods eer Ps.19:2.
Gods wegen zijn volmaakt 2 Sam.22:31.
Gods getrouwheid is van geslacht tot geslacht (maar in de nieuwe wereld
komen er
gn nieuwe geslachten bij!) Ps.119:90.
God slaapt niet Ps.121:3,4.
God is goed (maar zal alle onrechtvaardigen straffen!) Ps.135:3.
God verandert niet (maar past zich soms aan bij de omstandigheden van de
mens!)
Mal.3:6. God mag toch ook nog barmhartig zijn! Een mooi voorbeeld hiervan
is
Nineveh.
Ze zijn ns gespaard van vernietiging na de predkiking van de profeet Jona.
Maar na
een latere afval zijn ze toch in de handen van Babylon gevallen.
Maar hoewel van het Mozasche verbond werd gezegd dat het eeuwig
zou zijn is het opgehouden in zijn bestaan met Christus (Ex.31:16,17 /
Rom.10:4 / Gal.5:18 / Heb.7: 11-24). En ook het priesterschap dat was
afgesloten met Aron en zijn zonen is met Christus opgehouden. Het was niet
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 334
De vijf belangrijkste teksten van het NT waar over deze vrede van God =
Christus gesproken wordt zijn de volgende:
Rom.15:33: De God nu des vredes zij met u allen! Amen.
Rom.16:20: De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw
voeten vertreden.
De genade van de Here Jezus zij met u!
2 Cor.13:11: Overigens, broeders, weest blijde, laat u terecht
brengen, laat u ver
manen, weest eensgezind, houdt vrede, en de God der
liefde en des
vredes zal met u zijn.
Phil.4:9: wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord
en gezien hebt,
brengt dat in toepassing en de God des vredes zal met u
zijn.
1 Thes.5:23: En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en
geheel uw geest,
ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus
Christus blij-
ken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.
Veel van wat men soms ziet als een onvoorwaardelijke belofte van God is
dit in werkelijkheid niet. Men gaat al te vlug het Bijbelse element van geloof
vergeten. De HERE zal alles wat Hij verkondigt heeft uitvoeren (Jer.32: 42). Zijn
woord keert niet ledig tot Hem terug (Jes.56:11). Maar Hij die de dwaasheid
van de mens kent, zal hem ook verwittigen van het komende onheil (Ps.69:6).
God zal zijn verbond niet breken of ontwijden (Ps.89:35). Dat kan van de mens
echter niet altijd gezegd worden (Ps.92:10 / Jes.46:10,11).
Dat is niet alles. Daarom zijn er ook enkele teksten die te kennen geven dat
God een vraf aangekondigde vernietiging of straf na berouw van de
betrokkenen niet laat doorgaan. In barmhartigheid en rechtvaardigheid heeft
God een profetie niet laten vervullen. Zie o.a.: Ex.33:3-5 / Num.14:30 / 1
Sam.2:30,31 / 13:13,14 / 15:10,11 / 2 Kon. 20:1-6 / Jer.15:5,6 / Jona 3:10.
bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn
boosheid, dan zal ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht
te doen. Het andere ogenblik doe Ik over een volk en een koninkrijk
de uitspraak, dat Ik het zal bouwen en planten; maar, doet het wat
kwaad is in mijn ogen door niet naar mijn stem te horen, dan zal Ik
berouw hebben over het goede waarmede Ik had gezegd hun te
zullen weldoen. Nu dan zeg toch tot de mannen van Juda en de
inwoners van Jeruzalem. Zo zegt de HERE: zie, Ik bereid een
rampspoed over u en beraam tegen u een plan; bekeert u toch een
ieder van zijn boze weg en betert uw handel en wandel.
Dan.9:11,13,14 Ja, geheel Isral heeft uw wet overtreden en is
afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons
uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven
staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen
Hem gezondigd (...) Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al
dit onheil over ons gekomen, en wij hebben de HERE, onze God, niet
vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden en acht te
slaan op uw waarheid. Daarom was de HERE wakker om het onheil
over ons te brengen; want de HERE, onze God, is rechtvaardig in al
de werken die Hij doet, maar wij hebben niet geluisterd naar zijn
stem.
Als voorbeeld van dit beginsel verwijzen we naar het verhaal van de
zondvloed. God heeft alles goed gemaakt maar het mensenhart is zondig
geworden (Gen.1:31 / 6:6). God zal alles wat slecht is op aarde vernietigen
maar zegt de aarde niet meer op deze wijze te zullen straffen (Gen.6:7 / 8:21).
Toch zal daarna de mens nog afvallig worden en zal er kwaad zijn als in DE
DAGEN VAN NOACH. Bij de straf die hierop kortelings volgt zal de aarde
opgerold worden (Heb.1:10-13) en vergaan door vuur (2 Pet.3:11-13).
Dan zal de nieuwe aarde ontstaan waarop Gods kinderen eeuwig zullen
wonen.
Daarom dan de stelling dat veel voorzeggingen, ook waar dit niet is
geformuleerd, in zich een conditionele aard hebben. God zegt tot Mozes: Zie,
gij gaat bij uw vaderen te ruste en dit volk zal overspelig de vreemde
goden gaan nalopen van het land, waarin het komt; zij zullen Mij
verlaten en mijn verbond verbreken, dat Ik met hen gesloten heb. Te
dien dage zal mijn toorn tegen hen ontbranden, Ik zal hen verlaten en
mijn aangezicht voor hen verbergen, zodat zij verteerd worden en
vele rampen en benauwdheden hen treffen Deut.31:16,17. En zijn
opvolger Jozua zegt tot het volk: Wanneer gij het verbond schendt, dat
de HERE, uw God, u heeft opgelegd, en gij andere goden gaat dienen
en u voor hen nederbuigt, dan zal de toorn des HEREN tegen u
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 337
ontbranden en gij zult welhaast vergaan uit het goede land dat Hij u
gegeven heeft Jozua 23:16. Zie het antwoord van het volk op deze woorden
in Jozua 24:16-22 en het antwoord van Jezus in Mat.23:29-36. Het verbond
gesloten met Isral is een met een vervloeking bekrachtigd verdrag
Deut.19:12,14. Sleutelbegrippen in het bestuderen van de profetie zijn dan;
verbond, geloof, berouw en barmhartigheid van God, zowel voor Isral als de
wereld daarbuiten. Een ongelovige Jood sluit zich dus zelf uit van Gods
verbond. HET ANATHEMA DAT DAARUIT VOLGT HEEFT HIJ OVER ZICHZELF
UITGELOKT (Joh.5:40 / 8:22,24 / Rom.2:28,29 / Opb.13:8). Ook de ongelovige
Jood moet zich bekeren (Mat.18:3 / 25:10).
J. Schouten merkt onterecht op in, Het Zoeklicht, 16 juni 1996, blz.15, dat
alle profetie over de Wederkomst letterlijk vervuld moet worden. Maar dat
klopt niet. Zie in onze eerste stelling een reeks zaken die niet letterlijk te
vervullen zijn. Hierbij dan dat ongelukkig citaat: Er zijn vele beloften gegeven
aangaande de eerste komst van de Here Jezus Christus, Zijn komst in
vernedering. Deze beloften, teveel om hier op te noemen, zijn alle letterlijk
vervuld. Niet maar een beetje, niet, dat het er op leek, of zo dat we met enig
zoeken en een ingewikkelde uitleg daar achter kunnen komen. Neen, de
profetien zijn in die eerste komst letterlijk vervuld. Zo lezen we dat in Micha
5 vs. 1 staat dat de Here Jezus in Bethlehem geboren zou worden. In Zach. 9
vs. 9 dat Hij op een ezel Jeruzalem zou binnenkomen. De Here Jezus werd
verkocht voor dertig zilverlingen. Dat lezen we in Zach. 11:12. En aan het
kruis werden Zijn handen en voeten doorboord (Ps. 22 vs. 17). Zo is er veel
meer te noemen, maar het is wel allemaal letterlijk vervuld. De evangelist
Matthes schrijft het er ook meerdere keren bij: Opdat de Schriften vervuld
zouden worden. Er is dan ook geen enkele aanleiding om te denken dat de
profetien aangaande de wederkomst van de Here Jezus niet letterlijk vervuld
zullen worden (wij onderlijnen).
J. Schouten vergeet dat vooral de profetie in verband met Isral als volk
samengaat met een clausule van indien. We geven enkele voorbeelden;
indien gij aandachtig naar mij luistert (Ex.19;5),
indien gij luistert naar de stem van de HERE uw God (Deut.28:2),
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 338
Conclusie
Vanuit een reeks profetien uit het OT kan men niet met een absolute
stelligheid beweren dat ze vervuld zullen worden, of de wijze waarop. Daar
zal geloof van de mens en Gods barmhartigheid zijn rol spelen. Er zijn
trouwens teveel voorbeelden van onfeilbare uitleggingen die verkeerd
bleken te zijn. Van nog niet vervulde voorspellingen, daarvan is de wijze van
vervulling slechts door God gekend. Dat kan dus letterlijk of figuurlijk zijn of
gewoon niet.
Om de lezers een idee te geven van wat men ziet als meervoudige profetie,
citeren we een vrij lang gedeelte uit Hulp tot begrip van de Bijbel, deel 7,
1990, blz.1254, 1255. Wat Jehovahs Getuigen hier schrijven is representatief
voor alle vertegenwoordigers van de duizendjarige regering: Een groot
aantal profetien ging voor de eerste maal in vervulling ten aanzien
van de mensen die destijds leefden, aangezien veel profetien Gods
oordeel tot uitdrukking brachten jegens het vleselijke Isral en de
omringende natin en Israls en Judahs omverwerping en hun
daaropvolgende herstel voorzeiden. Toch verloren deze profetien
niet hun waarde voor latere generaties, zoals voor de christelijke
gemeente in de 1st eeuw G.T. of in onze tijd (...) Daarom konden
Jezus en zijn discipelen profetische uitspraken die eeuwen voordien
in vervulling waren gegaan, terecht ook op hun tijd van toepassing
brengen (Matth.15:7,8; Hand.28:25-27).. .
Het feit dat Jezus en zijn discipelen naar profetien verwezen, laat
zien dat een profetie waarin de toekomst wordt voorzegd, meer dan
n vervulling kan hebben, zoals Habakuks profetie, die voor de
eerste maal in vervulling ging toen de Babylonirs Juda verwoestten.
Paulus verwees naar deze profetie en paste ze op zijn tijd toe
(Hab.1:5,6;Hand.13:40,41). Jezus liet zien dat Danils profetie
betreffende het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt haar
vervulling zou hebben in het geslacht dat toen leefde; toch brengt
Danils profetie betreffende het walgelijk ding dat verwoesting
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 339
Tot slot. Het volledige verhaal van de nieuwe tempel zoals beschreven in
het slot van Ezechil heeft een eerste geestelijke vervulling na de terugkeer
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 340
We moeten dat aanklagen als n grote zeepbel, dus als iets dat slechts
bestaat uit lucht en een omhulsel van niemendal. Ware een theorie als deze
gegrond op enige vaste basis dan zou elke leer over voorspellingen gewoon
ophouden te bestaan. De Logos is toch niet tweemaal in Maria ontvangen?
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 341
M.S. Terry zegt in, Biblical Apocalyptics, Eaton & Mains, 1898, blz.218.
Het is nauwelijks nodig de voorstelling van een tweede of derde vervulling
(van een profetie) te weerleggen (...) De daarop gebaseerde uitleg zinkt onder
zijn eigen gewicht in elkaar. Er zijn weinig lezers van de evangelin die nu
zullen willen aanvaarden dat we als theorie moeten aannemen dat Jezus met
een dubbele betekenis speelt tegenover zijn discipelen. En de pogingen om
een scheidingslijn te trekken tussen wat betrekking heeft op de val van
Jeruzalem en wat wijst op de wederkomst van Jezus. De merkwaardige
verschillen in opvattingen die er zijn in verband met dat scheidingspunt, van
het ene naar het andere evenement zijn van dien aard dat men die hypothese
met argwaan moet bekijken .
Sommigen in de leer van de bedelingen weten hoe zwak het verhaal is van
de meervoudige profetie. Daarom geven enkelen dan ook toe dat er reeds een
geestelijke vervulling is van veel beloften uit het Oude Testament in de
gemeente van Christus. Er is een geestelijke vervulling in het kerkelijke
gebeuren en later nog een letterlijke voor de Joden zegt men dan. En daar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 342
komt dan het millennium achter de hoek kijken. We lezen bij E. Sauer, From
Eternity to Eternity, Eerdmans, 1954, blz.171: Het zou eenzijdig zijn
wanneeer we zeggen dat de voorspellingen van het Koninkrijk in hetb OT
nooit spreken over de zegeningen van de tegenwoordige tijd in de
evangelieprediking. Dit zou in het geheel geen recht doen aan de wijze
waarop het NT de profetin van het OT aanhaalt. Anderzijds zou het toch
eenzijdig zijn te beweren, dat gezien er reeds over de huidige zegeningen
gesproken wordt er geen latere - en wellicht nog grotere - vervulling dan de
huidige kan komen (...) Het ene zou in tegenstelling staan tot de wijze waarop
uit het OT iets toegepast wordt; het andere een tegenstelling tot de tekst zelf
uit het OT. Dit is een zeer zwak verhaal. Want wanneer God verplicht is een
profetie nmaal geestelijk te vervullen en daarna nog eens letterlijk dan
moeten we nog een tweede boek schrijven om de absurditeit daarvan aan te
tonen.
Conclusie
Met de leer van de meervoudige profetie is niets aan te vangen. Daardoor is
slechts de indruk gewekt dat profetie niet vast ligt en dus niet geloofwaardig.
Naast reeds vervulde profetien zijn er ook, die slechts gedeeltelijk vervuld
zijn. De volledige vervulling ligt nog in de toekomst. Hier volgen een aantal
voorbeelden.
1. Deuteronomium 18:15
Vervuld: Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben
zal de
HERE, uw God, u verwekken.
Toekomst: Naar Hem zult gij luisteren (...) .
2. Psalm 2:7-9
Vervuld: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij, Ik heb u heden
verwekt.
Hand.13:33.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 343
Het tweede deel, het stukslaan van de goddelozen zal zijn vervulling
hebben bij de tweede komst. Niet in de zin van wie geloofd in een nog
toekomstig rijk want dan is het tweemaal dat de profetie vervuld wordt: een
eerste maal bij de onzichtbare komst en 1007 jaar later nog eens aan het eind
van de duizendjarige regering (Opb.20:7-10). Dat is er n teveel. Hoe dat
oplossen! Gewoon gn duizendjarig rijk invoegen n de Wederkomst van de
Heer.
3) Psalm 22. Waarom dat gedeelte nog verplaatsen naar de toekomst
wanneer het evident is dat sinds Pinksteren en vooral vanaf de bekering van
Cornelius er bij God geen onderscheid in rassen meer is! Redding voor ieder
die zal geloven (Rom.1:16). De Heidenen die zich bekeren ontvangen dezelfde
Heilige Geest die drie jaar voordien met Pinksteren op die eerste discipelen is
gekomen (Hand.2:17 / 10:45). We moeten prediken dat mensen zich nu
dringend dienen te bekeren. Een tweede kans komt er niet (Mat.28:19 /
Luc.24:47), en uitzonderingen zijn er niet.
4) Psalm 110:1. Zelfde opmerking als punt twee. En alles is Hem nu al
onderworpen, slechts de uitvoering ervan is voor een deel toekomstig (1
Pet.3:22). Een koning of rechter die een uitspraak doet of veroordeling laat die
niet steeds onmiddellijk uitvoeren.
5) Jesaja 9:5,6. Waarom dat gedeelte in de toekomst gezocht? Indien het
gaat om begrippen die te maken hebben met de middelaarsfunctie van Jezus
dan is het toch nu dat we dit dienen te plaatsen!
Zie de volgende Scriftuurplaatsen i.v.m. de heerschappij van Christus
(Mat.28:18 / Eph.4:15,16 / Heb.2:8). Als wonderbare Raadsman zie 1
Cor.1:30 / Col.2:3. En dat is ten dienste van de gemeente in deze tijd. De
Heilige Geest zal daaruit nemen (Joh.16:14). Sterke God is een titel die Hij
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 347
samen deelt met de Vader, sinds altijd en dewelke spreekt over Zijn godheid.
Hij was (en is) er vr de aartsvader Abraham (Joh.8:58). Hij is (en was) n
met de Vader (Joh.10:30). En in Hem woont de godheid lichamelijk (Col.2:9).
Christus is onze eeuwige Vader als schepper volgens Joh.1:3 en
herschepper van de gevallen mens volgens Joh.1:4,5,14-18. En dat is
begonnen met zijn prediking. En gelukkig niet voor de toekomst! Anders ware
er nog geen sprake van de Kerk!
6) Jesaja 11:1-10. Natuurlijk zal Hij de aarde nog slaan met de roede van Zijn
mond bij zijn tweede komst. Maar zeg toch niet dat de Heer thans geen
gerechtigheid heeft waarmee Hij omgordt is! Zie Rom.14:17 / Rom.5:18. Indien
Jezus die eigenschap nog niet zou bezitten dan kan Hij momenteel ook nog
niemand rechtvaardig verklaren!
Op het verhaal van wolf en schaap komen we later uitvoerig terug. Zoek de
bladzijde voor uzelf op in de index indien u zich ondertussen niet zou kunnen
bedwingen.
7) Jesaja 53:12. Dit is symbolische taal om ons erop te wijzen dat dezen die
de leiding hebben in de Gemeente ook al recht spreken (Eph.4:8-10 /
Col.2:15). Heidenen die Gods woord horen bekeren zich van hun goddeloze
wandel (Hand.10:44,45 / 15:7). Wiens zonden zij zullen vergeven (volgens
Gods inzichten) zijn ook vergeven (Mat.16:19 / Joh.20:22,23).
8) Jesaja 61:1-4. Dit zou n der teksten zijn die aan Bijbelverklaarders het
recht geeft om ergens in een tekst op te houden en het tweede deel van de
tekst in de toekomst te zetten. Maar dat recht hebben we niet bij nader
onderzoek van dit gedeelte. Vooreerst: men zal toch niet beweren dat het
eerste gedeelte vervuld is en niet meer geldig zou zijn. Dat er nu niet meer
gepredikt dient te worden over het jaar van welbehagen. Het is toch
onze bedoeling om tot aan de Wederkomst te prediken dat er redding is in het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 348
bloed van Christus! Ten tweede: als u als gewone leek of als voorganger in
een gemeente niet tezelfdertijd de onbekeerden erop wijst dat ongeloof
uiteindelijk zal leiden tot Gods afkeuren voor de eeuwigheid dan heeft u een
half verhaal aan de man gebracht! God heeft de wereld lief, maar wie niet
hoort wat de Geest zegt komt in Gehenna en is al veroordeeld. Eigenlijk
voordat het laatste oordeel komt. Lees toch Joh.3:16-18 in n stuk door. Ten
derde: Jezus heeft een belangrijke reden om toen zo vroeg in zijn prediking
niet te verwijzen naar dat slot van Jes.61:1-4. Maar Hij komt later uitdrukkelijk
daarop terug. Hij kan en mag zich als profeet aan Zijn toehoorders aanpassen.
Nu met alle goed dat God voor hen in petto heeft, indien ze geloof oefenen.
Maar luister op andere momenten naar diezelfde Jezus die de wraak van God
en veroordeling predikt; de gelijkenissen van Mat.13, het oordeel over de
Scriftgeleerden in Mat.23 en het oordeel over Jeruzalem en haar ongelovige
inwoners in Mat.24. Laten we ons dus niet blind staren op Jes.61:1-4. Lezen we
het in het NT zoals het er staat, maar zonder te vergeten dat er ook nog wat
anders aanvullend staat.
9) Jol 2:23,24. Lezen we wat in de context staat: indien Isral zich bekeert
tot zijn God. Voor wie bede en boete doet zal waar worden wat er staat. Maar
dit komt tot gn vervulling zondermeer. Het zou voor die tijd zijn. De tijd dat
ze God nog gelovig konden volgen. Dat slaat op de periode van Nehemiah /
Ezra en kort daarop. De verzen daaropvolgend slaan duidelijk op een
vervulling met Pinksteren. Toen heeft God Zijn Heilige Geest uitgestort. Dit
van Jol is, toen vervuld. Zie Hand.1:5,8 / 2:17-21. Het gelovige Isral heeft
de vervulling dus ontvangen. Maar de ongelovige Joden zullen het nooit
ontvangen.
10) Micha 5:1-4. Het gedeelte dat spreekt over het overblijfsel zou nog
toekomst zijn. Maar wie Romeinen 9-11 leest kan het toch niet ontgaan dat
daar al over een bekeerd overblijfsel gesproken wordt. En dat overblijfsel is,
toen Paulus die brief schreef, al teruggekeerd. Niet naar het land in Palestina,
maar naar het geestelijke Isral. Daarin kan geen sprake zijn van
onrechtvaardigheid van Godswege (Rom.9:14). Heidenen die geloven in
de verzoening - in de persoon van Jezus - ontvangen dezelfde zegeningen als
het overblijfsel (Rom.9:24-29). De formule heeft dan ook betrekking op het
overblijfsel van gelovigen en deze tekst kan - tot men mij het
omgekeerde bewijst - niet op ongelovigen (joden of heidenen) toegepast
worden. Dat wil dit zeggen: we leven thans in de tijd van het GEESTELIJK
herstel van Isral. En Isral moet zich thans laten gezeggen wat de Messias
Jezus van hen wil.
11) Zacharia 9:9,10. Het eerste gedeelte van deze twee verzen is duidelijk
aangehaald bij de intocht van Jezus op een ezel in Jeruzalem. De koning van
Isral komt. Maar het volk en vooral de Scriftgeleerden hebben Hem verkeerd
begrepen. Want die Jezus voldoet niet aan wat ze over de Messias denken: Hij
grijpt niet naar het zwaard en predikt geen opstand tegen Rome. Hij is de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 349
beloofde Messias niet, daarom weg met Hem. Ook dat vers dat erop volgt past
niet in het kader van de Scriftgeleerden van toen en de leraren van een
toekomstig herstel van Isral. Toch moet men geen toekomstige vervulling
verwachten omdat ook dit thans geschiedt. Merk op dat er over de
ezelrijdende Messias staat dat Hij zegevierend op de ezel zit. Want Hij
overwint, zonde, dood en wereld. Hij heeft zodoende, volgens vers 10, de
echte oorlog weggedaan en vrede gebracht. Een heerschappij van zee tot zee
en tot de uiteinden der aarde, dus wereldwijd. Lees dus maar wat Jezus - door
de Kerk van Joden en Heidenen - doet in Eph.2:14,17. Dat was al de bedoeling
sinds Zijn geboorte op aarde (Luc.2:14). We hebben dus de vrede waarover
Zach.9:10 spreekt tijdens dit leven te ontvangen. Romeinen 5:1 is daar
duidelijk in.
12) Zacharia 13:7-9. Waarom dat tweede deel naar de toekomst versluisen?
De schapen werden verstrooid toen Jezus werd gevangen genomen. Maar is in
de geschiedenis die erop volgt niet duidelijk geworden dat dit is vervuld in de
tijd daaropvolgend. Dat het overgrote deel van Isral zich afkeert van de
Messias (zie het boek Handelingen). Dat een klein overblijfsel zich laat
reinigen, 3.000 op die Pinksterdag, enkele weken later nog 2.000 enz... En dat
Gods wet in hun binnenste is geschreven zodat ze werkelijk kunnen zeggen:
De Here is mijn God (Hand.2: 38,39). Maar ook dat de ongelovigen in de
daaropvolgende oorlog met Rome (van 66-70 NC) gruwelijk uitgemoord
worden. Voorzien door God en voorspeld door de profeet die Mozes heeft
beloofd (Mat.24:3-29). De profetie is dus wel degelijk vervuld!
We lezen in Nieuws uit Isral, n8, augustus 1994, blz.7 tot onze
verbazing: De zeven gelijkenissen in Matthes 13 worden ingeleid met de
zin: Op die dag ging Jezus het huis uit en Hij zat bij de zee (v.1). In
profetisch licht gezien, wil dat zeggen - zoals we in het eerste deel gezien
hebben -, dat Jezus het huis Israls verliet en naar de zee der naties ging, om
daar een andere akker voor het zaad van het Evangelie te zoeken. Uit liefde
voor ons liet Hij het huis Israls voor een tijd woest achter. Is men de simpele
regel vergeten alles in de Bijbel letterlijk te lezen tenzij er een andere reden
toe is? Maar welke reden is er op begrippen als het huis uitgaan en aan
zee zitten een gnostische symbolische uitleg toewijzen? Deed Origenes
niet hetzelfde? Maar de schrijver van het artikel, Norberth Lieth zal hem
waarschijnlijk niet willen aannemen als een goed Bijbelcommentator.
hen dat er een grote schare van mensen zal zijn die de 144.000 uit de
Openbaring zullen bijstaan in de prediking. Dat is een verwrongen exegese.
Hoofdstuk 3
Over Isral
Wat zij op dat gebied zeggen
* De volken van de aarde hebben hun eigen goden. Maar de Schepper van
hemel en aarde heeft Zich geopenbaard als de God van Isral .
Nu, in onze dagen brengt Hij Zijn volk terug in Zijn land om Hem daar te
ontmoeten. In het Beloofde Land zullen zij de Beloofde Messias als de Grote
Zoon van David toejuichen: Gezegend Hij, die komt, de Koning, in de Naam
van de HERE! Dan zal de gekomen Verlosser, Jesjoea, Zijn triomfantelijke
intocht in Jeruzalem afmaken .
Het land is en wordt hersteld. Het volk is teruggekeerd en de alija is nog
steeds aan de gang. Ook geestelijk is er heel wat in beweging .
Nu weten we uit het profetische Woord dat dit herstel van Isral gepaard gaat
met oordelen over de volken. De Here Jezus spreekt in Zijn profetische
eindtijdtoespraak over burgeroorlogen, stammentwisten, oorlogen,
aardbevingen, pestziekten en aardbevingen. (Lukas 21:10,11) Onder de
gelovigen signaleert Hij: omdat de wetsverachting toeneemt zal de liefde van
de meesten verkillen (Matt.-24: 12). Dit is precies wat we in onze
egosamenleving zien. Maar helaas ook in onze kerken en gemeenten!
De profeet Ezechil voorzegt in hoofdstuk 37 het herstel van Isral. Direct
daarop volgen de hoofdstukken 38 en 39 over de grote (wereld)oorlog onder
leiding van Gog, waarin veel bijbeluitleggers Rusland zien. Uit de grote
hoeveelheid profetien die het herstel van Isral koppelen aan een oordeel
over de volken noemen we alleen nog maar Jeremia 30:11: Want Ik ben met
u, luidt het woord van de HERE, om u te verlossen; want Ik zal met alle
volken, waaronder Ik u verstrooid heb, voorgoed afrekenen, maar met u zal ik
niet voorgoed afrekenen, maar naar recht u tuchtigen, al zal Ik u zeker niet
vrij laten uitgaan. Deze oordelen zijn al aan de gang en zullen uitlopen op een
vreselijke climax in de laatste 42 maanden van de tijd van de antichrist (wij
onderlijnen).
verantwoordelijk zijn voor hun daden, ook al gebruikt God die om Zijn
doeleinden te verwezenlijken. Er zijn genoeg voorbeelden uit het OT om dat te
illustreren. Daarom is het onjuist te beweren dat alles wat in de
wereldgeschiedenis heeft plaats gevonden in overeenstemming is met Gods
wil. Eens zal er weer een tijd komen dat Gods regering niet meer indirect en
verborgen zal zijn. Nu echter is er geloof nodig om uit te spreken dat God niet
buiten al het wereldgebeuren staat.
IN DIE ZIN KUNNEN WE ZEGGEN DAT GOD NIET STAAT BUITEN ALLES WAT ER
NU IS GEBEURD EN NOG GEBEURT MET DE JODEN EN DE STAAT ISRAL (wij
onderlijnen).
Wij citeren P.A. Slagter uit Isral en de Bijbel, oktober 1994, blz.3:
Voorzichtig. Dat betekent dus, dat wij heel voorzichtig moeten zijn met het
toepassen van profetien in deze tijd. Veel zaken worden vandaag als
vervulling van profetie verkondigd, terwijl die vervulling volgens Gods Woord
nog in de (nabije) toekomst ligt. Feitelijk kn de vervulling van vele beloften
van God niet eens plaatshebben, omdat nog niet is voldaan aan de
voorwaarde daarvan. Natuurlijk zien wij vandaag allerlei ontwikkelingen in en
rond Isral die profetisch te duiden zijn, maar te beweren, dat vandaag het
profetisch Woord in vervulling gaat, is ver bezijden de Bijbelse waarheid. Ik
zeg dit met alle voorzichtigheid, omdat ik niemand pijn wil doen en geenszins
twijfel aan de integriteit van goedwillende sprekers en schrijvers. Ik zeg het
echter ook in alle duidelijkheid, in de hoop, dat men echt de Schrift wil
onderzoeken op dit punt: Is de wens misschien de vader van de gedachte?
Gods Woord is de waarheid en spreekt duidelijke taal. De liefde voor land en
volk van Isral mag ons echter niet verleiden om verder te gaan dan wat Gods
Woord ons leert. Iedere prediker zal verantwoording af moeten leggen van
zijn verkondiging in woord en geschrift. Daarom is het zon grote
verantwoordelijkheid. De centrale vraag is altijd weer: is datgene wat ik zeg of
schrijf in overeenstemming met wat God in Zijn Woord openbaart? (wij
onderlijnen).
echter veel christelijke tegenstanders op, die met grote heftigheid Israls
nationale toekomst ontkennen.
Wanneer u slechts de brieven zou kunnen lezen, die wij desbetreffend
ontvangen! Ook in christelijke bladen verschijnen antisemitisch gekleurde
artikelen, waarbij de Christelijke antisemieten voor hun bewijsvoering
bijvoorbeeld steunen op Galaten 3:28: Hierbij is geen sprake van Jood of
Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt
immers n in Christus Jezus. Daarmee wordt beweerd, dat er geen
onderscheid bestaat tussen Jood en heiden! Dit woord in Galaten 3:28 bergt
een heerlijke waarheid in zich, doordat hier de onscheidbare organische
eenheid van de Gemeente van Christus verkondigd wordt; deze tekst is echter
niet iets anti-Isralisch, zoals velen aannemen, maar veel meer anti-
oecumenisch, want in de Gemeente van Christus hoeft geen splitsing uit de
weg te worden geruimd. De denominaties zijn gesplitst; de gemeente van
Christus echter niet. De organisaties als kerken, verenigingen en vrije kringen
zijn er vele, maar er is maar n lichaam van Christus als organisme. Galaten
3:28 zegt niet, dat een Jood, die zich tot Jezus bekeerd heeft, ophoudt, Jood te
zijn. Wanneer dat zo zijn, dan zou volgens dit Bijbelvers een man ophouden,
een man te zijn en een vrouw zou dan geen vrouw meer zijn, een knecht geen
knecht en een vrije geen vrije meer zijn. Nee, de hier genoemde verschillen,
Joden, Grieken enz. blijven bestaan; maar dat heeft niets met de geestelijke
eenheid en geestelijke voorrechten van de een ten opzichte van de ander te
maken.
Er wordt beweerd, dat het woord Jood of Joden ongeveer 200 keer in de
Scrift voorkomt. Ik heb het persoonlijk 230 keer geteld en het woord Jood of
Joden wordt altijd in tegenstelling tot heiden genoemd. Ook het probleem
van de Arabieren kan slechts vanuit de Schrift herkend worden. Zijn Isak en
Ismal beide zonen van Abraham? Jawel. Hebben zij echter dezelfde erfenis
en dezelfde beloften? Nee, Ismal, en Arabieren dus, hebben hun beloften van
zegen door God in Genesis 17:20 ontvangen (...) Dit onderscheid moet men
vasthouden (...) Wanneer ook de Gemeente van Christus Jood en Heiden, een
en dezelfde positie hebben volgens Colossenzen 3:11 als leden van Christus
geestelijke samengesmolten worden, dan heft dit heerlijke feit Gods
bijzondere plannen en bedoelingen met Isral niet op.
Laat ons beginnen met een opmerking te maken bij wat Wim Malgo zegt.
Dat heeft niet zoveel om het lijf. Ter illustratie het volgende. We lezen in A.
Vaucher (een theoloog van de Zevende-dag-adventisten), Le Jour de Repos,
Advent uitgeverij Fides, 1963, blz.23,24 dat gezien er 58 maal over de Sabbat
gesproken wordt in het NT er alle belang moet aan gehecht worden. Het is
trouwens niet afgeschaft en vervangen door de viering van de Zondag. Zo
redeneren dezen die nog steeds de Sabbat zien als de rustdag van God. Maar
dat zal Wim Malgo niet aannemen als argument en doen we ook niet. Het
belang en waarde van een tekst of begrip moet gezien worden in zijn
samenhang van het geheel en de vooruitgang die er ondertussen is gedaan
door Gods profeten in de Openbaring van de wil van God. We moeten daarom
nagaan wat Isral thans in Gods ogen te betekenen heeft en of wat vroeger
daarover is geopenbaard nog steeds geldend is.
Sinds YaHWeH aan Abraham de belofte gaf dat een nageslacht van hem in
Kanan zijn verblijfplaats zou hebben en wat er in werkelijkheid van is terecht
gekomen lopen theologische inzichten ver uit elkaar (Gen.15:17-21). We gaan
niet elke theorie tot in details weerleggen of een analyse erover maken, maar
op enkele knelpunten wijzen. Maar u ziet het wellicht in de aanhalingen; Het
Zoeklicht en Amen zijn het niet altijd eens over hoe de toekomst van Isral
er nu juist zal uitzien.
We kunnen niet zeggen dat Abraham zelf het land in bezit heeft genomen
ofschoon hij er gewoond heeft (Gen.26:3 / Heb.11:8-10). Maar jaren later
hebben zijn afstammelingen alles wat God had beloofd ook verkregen. Na de
verovering van Kanan geeft het boek Jozua hierop commentaar. We mogen
niet twijfelen aan deze verklaring of ze in vraag stellen. We lezen in Jozua
21:43-45 (wij onderlijnen): Zo heeft de HERE aan Isral het gehele land
gegeven, dat Hij gezworen had hun vaderen te zullen geven; zij
namen het in bezit en gingen er wonen. En de HERE gaf hun aan alle
zijden rust, geheel zoals Hij hun vaderen gezworen had; niet n van
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 355
Deuteronomium staan! Als hij niet weet, als profeet, wat de echte vervulling is
van de beloften wie moet het dan weten? Dat wil zeggen dat Isral ooit (voor
hoelang weten we niet) in het bezit was van het land gelegen tussen de rivier
in Egypte en de Euphraat. Bultema maakt dezelfde redenering als Scofield en
dus ook dezelfde fout op blz.220,221.
Over het Abrahamitisch verbond zegt Scofield (blz.25): De gift van het
land is gewijzigd bij voorspellingen van drie ontervingen en herstellingen
(Gen.15:13,14,16 / Jer.25:11,12 / Deut.28:62-65 / 30:1-3). Twee ont-ervingen
en herstellingen zijn nu voorbij. Isral zit nu in zijn derde verstrooiing, waaruit
ze zal hersteld worden bij de wederkomst van de Heer als koning in het
verbond met David (Deut.30:3 / Jer.23:5-8 / Ezech.37:21-25 / Luc.1:30-33 /
Hand.15:14-17). Het heeft weinig zin om enkele Schriftuurplaatsen bij elkaar
te zetten die wanneer ze op n hoop liggen de indruk moeten maken van een
Bijbelse grondslag. Dat doet Scofield hier. Hij spreekt o.a. over Hand.15:14-17
dat zou verwijzen naar een toekomstig herstel van Isral. Wie leest wat er
staat - in de context - komt echter tot de bevinding dat het nieuwe Isral
al is begonnen en dat zelfs heidenen er deel van uitmaken. Scofield
begaat niet alleen de fout de vervulling in een verkeerde tijd te plaatsen
maar ook zelfs een verkeerde identificering te maken. Het is ook totaal
verkeerd om Gen.15:18-21 uit te leggen als een profetie die nog moet vervuld
worden. Er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde gemaakt worden. Aan
de aartsvader zal er natuurlijk een plaats gegeven worden maar dat is niet in
vervulling van Gen.15. De profetie zal niet letterlijk vervuld worden. Zie ons
commentaar verder bij Mat.7:22 in hoofdstuk 5.
Wanneer Scofield drie teksten aanhaalt uit het OT en gewoon maar beweert
dat er dan ook drie voorspellingen van ontervingen en herstellingen zijn dan
heeft dat bij nader onderzoek geen enkele waarde. Ook Walvoord heeft drie
verstrooiingen volgens blz.88-94. De derde is beschreven in Deut.28:64 zegt
hij. Maar kijk je verder in die teksten tot verzen 68 dan blijkt er dat Isral bij
zijn wederkomst uit alle natin langs Egypte terug keert. En dat lijkt niet
letterlijk te zijn maar symbool van verdrukking zodat alle natin ook
beperkt is tot de landen waarheen ze verdreven zijn en niet werkelijk alle
natin omvat. . Wanneer Walvoord (blz.94) daaraan nog Luc.21:24 koppelt
maakt dat trouwens niet veel uit gezien deze tekst niet spreekt van een
herstel maar wel van de vertrapping van Jeruzalem. Totdat de tijden der
heidenen vervuld zijn zal dat geschieden. Er staat niet totdat Isral hersteld
wordt! Er staat niet totdat Isral uit alle landen teruggebracht wordt!
Volgens de context is Jeruzalem vertrapt tot en met de Wederkomst van
de Heer. Lees er niet meer in dan er in werkelijkheid staat!
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 357
En laat ons trouwens kijken naar de context van wat er allemaal staat in
Deut.28:64. Het vers 53 wijst naar wat duidelijk vervuld is tijdens de
verovering van Jeruzalem door de legers van Babylon. Toen hebben moeders
uit noodzaak hun eigen kinderen opgegeten want door de belegering was al
het eten opgeraakt. Daarover lezen we in Ezech.5:10 en Klaagliederen 2:20 /
4:10. Gruwelijk maar waar en in vervulling van wat God voorzegd had. En ook
vers 68 gaat in vervulling in die tijd. Zie het verhaal van de Juders die in
Egypte waren na hun vlucht uit Juda. Het staat beschreven in Jer. hoofdstuk
44. Zie vooral de verzen 11-19. En wat de betrokkenheid betreft in hun
navolgen van de vreemde afgoden, zoals voorzegd in Deut.28:64, ook dat is
een zaak van die tijd. Dat wat de 2 stammen - plus de Levieten - betreft. Van
de 10 stammen staat beschreven: zij zullen terugkeren naar Egypte en
zij zullen in het land des HEREN niet blijven, maar Efram zal naar
Egypte terugkeren en in Assur zullen ze het onreine eten (Hos.8:13 /
9:3). Isral is volgens 2 Kon.17:6 naar minimaal drie landen (versta natin)
van dat wereldrijk verbannen. En de afgoderij van Isral (de 10 stammen) is
uitvoerig beschreven in Hosea hoofdstuk 10. Isral volhardt in het
afdwalen van God (Hosea 11:7). Walvoord heeft dus gn degelijke uitleg
voor de tekst van Deut.28:64. En ook diegenen waar hij het gehaald heeft
(Scofield en Biederwolf) geven blijk van verwrongen uitleggingen.
Men moet deze teksten, over drie verstrooiingen, niet gewoon n, twee en
drie optellen. Deze drie - en nog enkele anderen - wijzen op het beginsel dat
God zijn volk wil, kan en mag vergeven zondermeer. Maar het zegt ook dat
God soeverein is in deze zaak; VERGEEFT DE HEER OP EEN BEPAALD
MOMENT NIET MR DAN IS OOK DIE HANDELSWIJZE PROFETISCH
VASTGELEGD. Nog een andere profetie (volgens Scofield) zijn de woorden
van de engel Gabril aan Maria wanneer ze hoort dat uit haar de Messias zal
geboren worden. En Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen
tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen
(Luc.1:33). Dan gaan de gedachten van Scofield in galop. Zijn conclusie is; dat
zal in een toekomstig duizendjarig rijk vervuld worden. Maar lezen we dan
toch wat er staat; tot in eeuwigheid en zijn koningschap zal geen
einde nemen. Dus gn duizendjarig koningschap. Scofield en zijn vrienden
hebben gn respect voor de profetie uit het OT waar steeds, zonder
uitzondering, staat dat de Heer een eeuwige koning is (Ps.145:13 / Dan.2:44 /
4:3 / 7:14,27 / Jes.9:7). Zijn regeerambt heeft met Pinksteren een aanvang
genomen en er komt geen eind meer aan. Alleen zullen er op een bepaald
moment specifieke aspecten van dat koninkrijk meer zichtbaar zijn dan op een
ander tijdstip. Zie ons verder commentaar bij Mat.7:22.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 358
We mogen dan ook beide zaken niet mengen zoals men doet in de bedelingen;
niet een stukje Mozes + een stukje Christus. Want onze Mozes is de nieuwe
Mozes met nieuwe wetten (Joh.12:48 /Gal.6:2). En daarom moet elke Jood - in
de bedeling van het NT - wedergeboren worden (Joh.3:5,6 / 1:12,13 / Tit.3:5).
God heeft een Eeuwig verbond met Abraham en dus ook met het volk
Isral:
Maar wat indien het volk op zo een wijze ontrouw is aan de princiepen van
vader Abraham en aan Abrahams God, hoe staat de zaak er dan voor? Dat
gaan we even na.
2) Alle volkeren der aarde worden in Abraham gezegend. Dat wil zeggen
dat een zegen op hen zal overgebracht worden. Ook hier, maar dat staat niet
in deze tekst maar wel in andere, moet geloof als voorwaarde ingerekend
worden. Want niet elk individu in elk van die volkeren zal gezegend worden.
Gn universalisme in de zin dat iedereen uiteindelijk dezelfde zegen zal
ontvangen.
En wat betreft de belofte van God aan Abraham dat hij de Vader van een
grote natie zal zijn! Ook dat is al vervuld! Zie die uitdrukking in Gen.12:2 /
46:3 / Deut.2:25 / 4:6,7 / Jozua 2:9-11 / 1 Kron.17:21. In dezelfde zin ook de
betekenis dat zijn zaad als het zand der zee zal zijn. Het is vervuld en
hoeft niet nog eens een vervulling te krijgen in een duizendjarige regering.
Dat is duidelijk in Gal.3:8,14 waar we lezen (wij onderlijnen): En de Schrift
die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft
tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle
volkeren gezegend worden (...) Zo is de zegen van Abraham tot de
heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des
Geestes ontvangen zouden door geloof. Met ander woorden; sinds
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 360
Hetzelfde nog eens anders geformuleerd. Omdat het belang van het
verbond met Abraham niet te onderschatten is. Want geroepen zijn wil
eigenlijk nog niets betekenen. Zo zijn koning Cyrus en Nebukadnessar ook ooit
geroepen door God om een speciaal werk voor Hem te verrichten (Jes.41:2 /
Jer.27:6). Als teken van het verbond God/Abraham en zijn nageslacht zal de
besnijdenis ingevoerd worden (Gen.17:7-11). Maar wie besneden is kan toch
niet steeds een echte zoon van Abraham genoemd worden (Joh.8:39).
Duidelijk is volgens het NT dat slechts zij die Christus hebben aangenomen de
echte kinderen van Abraham zijn ( Rom.9:7,8 / Gal.3;29).
Als tweede belofte aan Abraham zei God dat zijn naam groot zou worden.
Ook dit is vervuld want zowel voor het Joodse volk als de Christelijke
gemeente is Abraham een zegen. En door middel van zijn nageslacht, welke in
de eerste plaats Christus is, zal zijn naam bekend worden over de ganse
mensheid. De gemeente zorgt voor die bekendheid. We mogen ons baseren
op Gal.3:8,14 en Hand.3:25 en redeneren dat dit geheel vervuld is.
Dat het middelaarschap van Abraham en zijn zegen door middel van zijn
voornaamste zaad dit bewerkt is dus duidelijk. En dat God dat middelaarschap
van Abraham zelf aanneemt bewijst toch het geval van Sodom en Gomorra en
de twee andere steden. In Genesis hoofdstuk 18 zien we namelijk duidelijk dat
de aartsvader optrad als de voorspreker voor die steden. En indien er slechts
tien aanvaardbare personen geweest waren zou God de steden niet verwoest
hebben ter wille van Abraham (vers 32).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 361
Er zijn dus drie dingen die niet uit het oog mogen verloren worden:
1) het heil der volkeren komt door Isral (Joh.4:22 / Hand.2:39 / Rom.3:1 /
9:3,4).
2) het uitvoeren van Gods plan is door Abrahams zaad; Christus en de
gemeente
(Hand.4:12 / Opb.20:4).
3) Abraham is ook de vader van de tot de Messias Jezus bekeerde
Heidenen
(Gal.3:23-29)!
In zijn Zaad, Christus, ligt de vervulling van alles waar de mensheid naar
verlangd heeft. Nationaal herstel van alle volkeren (Ps.72:8-11). Een tijd van
gerechtigheid (Ps.72:2,4,7) van vrede (Jes.2:4 / 9:5,6 / Ps.72:3) materile
voorspoed (Ps.72:16 / Jes.30:23-25). Zelfs de schepping zal nieuw zijn
(Rom.8:21,22 / Jes.11:6-8 / 65:25). Er kmt een nieuwe hof van Eden, letterlijk
en symbolisch.
Het is belangrijk dat we ook nog verder uitweiden wat de beloften betreft
aan de aartsvaders. Dat heeft dan vooral betrekking op de roeping en
uitverkiezing van de vaderen zelf en het volk Isral als een geheel. Zo spreekt
Jesaja over Abraham als: Ik heb u van de grenzen der aarde gehaald en
van haar eindpaal geroepen (...) Gij zijt mijn dienstknecht. En verder:
Ziet op naar Abraham uw vader (...) hoe Ik hem heb geroepen Jesaja
41:9 / 51:2. En we geven de lezer ook de andere belangrijkste teksten die
verwijzen naar Abraham en zijn door God ontvangen belofte: Gen.12:2,3 /
18:18-20 / 22:15-18 / 26:2-4 / Jer.4:2 / Hand.13:46.
de Here Jezus tenslotte tot zegen voor alle geslachten der aarde worden: ...
en vele natin zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan
naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij
ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem
(Micha 4:2). In dit verband zegt Psalm 97:1: De Here is Koning. Dat de
aarde juiche, dat vele kustlanden zich verheugen (wij onderlijnen).
Drie vragen aan N. Lieth:
1) Waarom Isral voorstellen als de zegen van de volkeren terwijl in het NT
dit klaar en onomwonden door Jezus vervuld wordt?
2) Waarom aan Isral in de toekomst toeschrijven wat Jezus thans volbrengt?
Jezus is nu de Vredevorst en tot zegen van alle volkeren (Eph.2:14-22). Ook
dat was voorzegd in het OT: de Messias van Isral is de Koning van allen die
Hem aannemen zonder onderscheid van afstamming.
3) Waarom het opnieuw in bezit nemen van het land Isral door de kinderen
van Abraham voorstellen als de vervulling van de beloften? Want de
vervulling van de beloften - ook deze van het land - worden door Paulus
vergeestelijkt in zijn brief aan de Galaten. Want het zaad is er een geestelijk
zaad en de kinderen van Abraham zijn er geestelijke kinderen en niet
deze van het vlees ( Gal.3:16,19).
Biederwolf, de geestesgenoot van Scofield, gaat nog een stap verder in zijn
commentaar op Hand.15:14-17. Hij zegt: Welke vervullingen er ook geweest
mogen zijn, ze zijn stellig slechts een gedeeltelijke vervulling en zijn volle
werkelijkheid zal maar ontvangen worden in de Messias (blz.411). Een
gedeeltelijke en tijdelijke vervulling onder Zerubbabel geeft hij als uitleg bij
Amos 9:11-15, op blz.259. En J. de Heer zegt over dat gedeelte: Op Zijn
wederkomst volgt de wederopbouwing van den Tabernakel Davids, omdat de
Koning heerschen zal en daaruit vloeien vanzelf de rijkste zegeningen voort
(blz.39). Bultema zegt op blz.244: Hand. 15: 14-17. Dit is een zeer
belangrijke plaats, dewijl ze ons wijst op de orde der heilsfeiten. 1. Eerst moet
de gemeente als het volk uit de volken worden samengeroepen.
2. Als dit geschied is, zal de Heere Zelf wederkeren.
3. Waartoe komt Hij terug? - Om weder op te richten den tabernakel
Davids, die vervallen is. Vgl. Amos 9:8-15.
4. Gevolg van s Heeren komst zal zijn, dat de overgeblevene menschen
den Heere zullen zoeken. Dan komt de bekeering aller volken, in het
vrederijk.
weer voor deze eeuw en het begin van de volgende. 1) Uit de heidenen een
volk vergaderen voor zijn naam is het belangrijkste in deze bedeling. De kerk
is de ecclesia, de uitgeroepen gemeenschap. Precies dat is in onze tijd sinds
Pinksteren aan de orde (blz.1169, wij onderlijnen). Dan komt hij echter tot de
opmerking dat er nog een herstel zal zijn van Isral op basis van de geciteerde
tekst uit Amos 9:11,12 en ook nog het herstel van het verbond met David.
Men krijgt de indruk dat geen enkele van deze schrijvers ooit de moeite
gedaan heeft Amos 9 en Hand 15 naast elkaar te leggen. Laat ons goed
beseffen dat de apostelen ofwel gelijk hebben of niet. Indien niet, dan mag
men de Schrift naar de prullenmand verwijzen. Dan komt het er in de praktijk
op neer te zeggen dat het niet Gods woord is. Anderzijds, indien we zeggen
dat de apostelen Gods gezanten zijn voor hun tijd en voor alle tijden dan
moeten we ook luisteren naar wat ze te zeggen hebben en het ook beamen. In
een boek dat we voor de volle 100% kunnen aanbevelen en het onderwerp
betreft dat hier aan de orde is staat de korte formulering: In den beginne
koos God uit alle natin in de wereld n volk. Sinds Kalvarie kiest hij n volk
uit van mensen uit alle natin in de wereld. R.B. Yerby, The once and Future
Isral, Reiner Publications, Swengel, 1978, blz.75. Ze zijn tevens uitgever van
bijna alle belangrijke (een tiental) latere geschriften van Philip Mauro. Niet
recent meer als publicaties, maar nog steeds van het beste contra Scofield
e.a.. Hij was ooit geerd als n van de beste in kringen van het duizendjarige
rijk en weet waarover hij schrijft. Hierbij een aanhaling uit Bultema blz.72: Dr.
C.I. Scofield, Dr.I.M. Haldeman, Philip Mauro, A.C. Gaebelein en vele anderen
in Amerika. Al deze mannen, zoo nuchter als geleerd als godvruchtig. Begrijpt
u de Engelse taal, lees a.u.b. Philip Mauro n zijn bekering van de leer van het
duizendjarige rijk. Na zijn bekering van de leer van het duizendjarige rijk was
Mauro nog steeds: nuchter als geleerd als godvruchtig. Of wellicht nog meer
dan voordien!
Een opmerking van H.M. Matter over Hand.15:14-17 is dan ook zeer terecht.
Hij zegt: (Deze Jacobus) spreekt van herbouw van Davids vervallen hut,
maar (...) opdat het overige deel der mensen de Here zoeke en alle
heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen (vs 17). Ook deze belofte is
dus niet langer onvervuld. In Christus verschijning is de vervallen hut van
David weer opgericht, en van dat ogenblik af deelt zich het heil mee ook aan
het overige deel der mensen.
De van de zijde van het chiliasme c.a. voorgedragen opvatting, dat we in het
daarna van vs 16 te doen zouden hebben met de tijdsbepaling van Israls
komende bekering is dan ook reine fantasie. Er zou hier dan te lezen staan,
dat God Isral een tijdlang laat wandelen in zijn eigen wegen, om zich te
wenden tot de heidenen, en dat Hij daarna tot Isral terugkeert om ook
Isral te brengen binnen de poorten van het koninkrijk. Het doet hier niet
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 364
terzake, dat er ook in Amos 9 van een eerst toebrengen van de heidenen en
een daarna volgende bekering van Isral geen sprake is. Het moge
voldoende zijn, dat Jacobus in Hand.15 van deze dingen in het geheel niets
weet. Het is hem genoeg, dat het uur voor de heidenen thns aangebroken is,
nadat het uur voor de Joden reeds eerder aanbrak, nl. in Abraham en zijn
verkiezing uit de volkeren. Het moge voor de chiliasten ook genoeg zijn (wij
onderlijnen). De toekomst van Isral, Bosch & Keuning, 1953, blz.121. (Er
verscheen ooit een kritiek op dit werk van H.M. Matter geschreven door H.
Verwey, Kerk en Isral, Utrecht, 1973. Dat het enige succes had komt
doordat H. Matter vooral nadruk legt op de Kerk bestaande uit Joden en
Heidenen) die de voortzetting is van het vleselijke Isral. Zijn kritiek op de
duizendjarige regering was voor hem in dat geschrift dus een bijzaak. Daar
pikt H. Verwey natuurlijk gretig op in.)
Nu zal men zeggen: ze zijn er ooit uit verdreven en recent zijn ze er terug
naar toe gegaan om de profetie aan Abraham nog eens opnieuw te
vervullen. (Voorbeeld: H.L. Willmington, Book of Bible lists, Tyndale House,
1987, blz.274. Of Biederwolf blz.9,10 die Scofield aanhaalt). Ook dat klopt
niet met de feiten, want deze terugkeer is niet naar Gods beloften. Daar gaat
veel menselijk zwoegen aan vooraf. (We komen hier nog op terug.) En
eigenlijk is het belangrijkste element achterwege gebleven: het geloof in God
en de trouw aan het verbond. Want dt was en is voorwaarde tot het in
bezit nemen van het land. Zo was het de eerste maal en ook nog eens nadat
ze in Babylonische gevangenschap hadden vertoefd en gestraft waren voor 70
jaren. Vergelijk hiervoor Lev.26:40-45 met 2 Kron.36:21 / Jer.25:9-12 / 26:4-6 /
29:12-14 / Neh.1:8-10. Het bezit van het land is voorwaardelijk gemaakt aan
geloof (Deut.8:19,20 / 30:11-20 / Ezra 1:1-4 / 7:12,13,25-29). Maar het is toch
fout om zich steeds maar te blijven beroepen op Deut.30 en te beweren dat
God verplicht is, dit altijd opnieuw aan hen in vervulling te laten gaan. Dat
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 366
Vers. Citaat.
Ezechil 37:4 Opb.11:11
37:9 Opb.7:1
37:10 Opb.11:11
37:12 Mat.27:52,53
37:14 1 Thes.4:8
37:23 Titus 2:14
37:24 Joh.10:16
37:26 Heb.13:20
37:27 2 Cor.6:16
Opb.21:3
God heeft door middel van de profeten zijn volk steeds op de goede
weg gewezen (Jer.6:16). En de noodzaak, zelfs voor een vleselijke
afstammeling van Jacob, is en blijft steeds geloof. Toen Jezus kwam als hun
bevrijder, hun verlosser, hun koning hebben de meesten gezegd: wij willen
hem niet (Marc.15:14 / Joh.1:46,47 / 7:40-44). Er kan uit Nazareth toch niets
goeds komen! Uiteindelijk is slechts een kleine kudde Hem gevolgd
(Luc.12:32). Een overblijfsel van echte gelovigen zoals het voordien al
eens was voorgevallen (1 Kon.19:9-18 / Rom.11:3-5). Daarom heeft God de
definitie van het ware, gelovige, met God verbondene Isral verder
uitgebreid tot gelovigen uit alle natin en stammen en talen (Mat.15:13). God
mag met het Zijne doen wat Hij wil (Mat.20:15 / 21:43). Maar dat is slechts na
een moeilijke tijd van oproep tot bekering: gelijk een hen haar kuikens
onder haar vleugels vergadert, en gij hebt het niet gewild
(Mat.23:38). Gezien ze geen vrucht dragen tot eer van hun God zijn de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 367
We kunnen dan ook niet beamen wat B. Plaisier schrijft over de verkiezing
van Isral met betrekking tot Isral. Hij geeft trouwens een verwrongen beeld
van de Calvinistische leer daarover en maakt van daaruit een argument. Hij
schrijft in Christenen voor Isral april 2001, blz.24: Als in calvinistische
kringen het woord verwerping valt, vallen ook alle deuren dicht. Eenmaal
verworpen, altijd verworpen. Als je dan toch gelooft in de bijzondere plaats
van Isral, dan kan het niet zo zijn, dat Isral verworpen is. Ik heb zelf ook een
moment gedacht dat het woord verwerping in vers 15 misschien wel wees
op de activiteit van Isral, namelijk in de zin dat de Joden Jezus verworpen
hebben. Dat lijkt zeer onwaarschijnlijk. Er is volgens de apostel wel degelijk
sprake van Gods verwerping van Isral. We moeten dit woord echter wel in de
context zien, waarin een Jood als Paulus spreekt. Er blijkt geen sprake te zijn
van eeuwige verwerping, maar van een tijdelijke terzijde geschoven zijn door
God; omdat zij de Messias Jezus niet aanvaard hebben. In die tijd ging Gods
voorkeur uit naar de heidenen (...) De apostel waagt het om over Isral zelfs
in zijn staat van verval te blijven spreken als een volk waardoor het heil in de
wereld komt. We hebben problemen met een uitdrukking als: een tijdelijke
terzijde geschoven zijn door God. Dat lijkt ons niet op te maken uit de tekst
van Romeinen hoofdstukken 9 tot 11. En toch zou het daar te vinden moeten
zijn ware het alzo.
Daarom geven we in de navolgende lijst met titels ook nog aan op welke
wijze die ne groep uit alle stammen en rassen en talen omschreven wordt
(Opb.7:9). Daar komt geen enkele raciale onderscheiding meer aan de orde
ofschoon een groot deel van die titels oorspronkelijk slechts over een
vleselijke Isral spraken. Om die reden staat er ook een tekst uit het OT bij elk
onderdeel in de lijst:
Zo is voor het gedeelte van Heidenen die de Messias Jezus van Nazaret
hebben aangenomen vervuld wat 1 Pet.2:10 ons zegt: gij die eertijds geen
volk waart, maar nu Gods volk zijt, en eertijds niet in genade waart,
maar nu in genade zijt (Luther vertaling). Terecht wijst de Statenvertaling
bij deze tekst naar Hosea 1:20 / 2:22 / Rom.9:26. Nog enkele soms minder
frappante gelijkenissen tussen Isral en de Kerk in C.D. Provan, The church is
Isral, Ross House Books, Vallecito Ca, 1987.
J. de Heer zet zijn lezers dan ook op het verkeerde pad wanneer hij over de
Gemeente het volgende zegt: De gemeente in dezen tijd wordt in allerlei
beelden geschetst
als schapen met een herder ,
als stenen op het fundament ,
als ranken aan een wijnstok,
als leden van een lichaam,
als priesters van het Heiligdom,
als kandelaren in de duisternis,
als bruid van den Bruidegom.
Al deze beelden worden verwerkelijkt op deze aarde en tenslotte zal zich alles
oplossen in Christus (blz.187). Deze schrijver heeft geen enkel verband
gevonden tussen het vleselijke Isral en het geestelijke Isral en toch is het dit
beeld dat in het oog springt wanneer we het NT lezen. Mogen we o.a. wijzen
op Hand.15:14 / Rom.2:28,29 / 9:6,17-24 / Gal.3:28,29. Het is hem ook niet
opgevallen, bewust of onbewust, dat in het NT de titel uitverkoren
gedragen is door de discipelen van Jezus. Of ze dan van Joodse origine zijn of
Heidense doet er niet toe. Toch heeft hij het doorheen zijn boek steeds over
Isral als de uitverkorenen van het NT. Maar zoals gezegd, dat doet het
NT zelf nooit. Sinds de Heer is gestorven kan men die titel niet zondermeer
terug op hen toepassen, slechts een discipel van Christus is uitverkoren. J.
de Heer doet dus alsof de dood van Jezus niets zou gewijzigd hebben in Gods
bestel! Raar maar waar! Zie Gal.3:18,29 / Col.1:24 / Tit.2:14 / 1 Pet.2:9.
Dit is wat M. Vincent over de tekst schrijft in zijn Word Studies in the New
Testament vol.4, blz.180: De zovelen als zal dan verwijzen naar alle
individuele christenen, Joden en heidenen en het Isral van God voor dezelfde
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 370
Dat is ook niet wat Paulus leert, die opmerkt dat de scheidingmuur tussen
Joden en heidenen door Christus is afgebroken (Epheze 2:11-22 wij
onderlijnen): Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart
naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde
besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij te
dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht
Israls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en
zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die
eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.
Want Hij is onze vrede, die de twee n heeft gemaakt en de
tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken
heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen
bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede
makende, de twee tot n nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot
n lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis,
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 371
waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij
vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die
dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in n Geest de
toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en
bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten
Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten,
terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk
bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here,
in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de
Geest.
Wat C. Ryrie beweerde heeft hij van zijn geestelijke vader C.I. Scofield. Die
schreef ook nog dit in zijn Rightly dividing the Word of Truth, Loizeaux
Brothers, 1888: Wanneer we de zaken vergelijken wat er gezegd is in de
Schrift met betrekking tot Isral en de Kerk zal men (een nauwkeurig
bijbelstudent) dan dit vinden; dat in roeping, uitverkiezing, belofte,
aanbidding, gedragsregels en uiteindelijke toekomst alles anders is. Raar
maar waar dat men dan in de Scofieldbijbel die enkele jaren later verscheen,
in zijn uitgave van 1917, er een verwijzing staat bij Galaten 6:16 naar
Romeinen 4:12. Een prachtige tekst, hier uit de NBG: en een vader van de
besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn,
maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader
Abraham in zijn onbesneden staat bezat. En in de SV 77: En een
vader der besnijdenis, hun namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis
zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen van het geloof van
onze vader Abraham, dat in de voorhuid was. Deze tekst is de
gangbare om te zeggen dat het Isral van God = alle gelovige Joden en alle
gelovige heidenen. In de nieuwe Scofield-Bible die in de jaren 60 een revisie
kreeg is er gn verwijzing meer van Galaten 6:16 naar Romeinen 4:12. Men
heeft ingezien dat dit fout is in hun leer en de mensen op een verkeerd spoor
zet. Maar dat is niet oprecht, het gaat wel degelijk om allen die Jezus
aannemen. Zowel Joden als heidenen die Jezus aannemen als hun verlosser
zijn kinderen van Abraham er is geen sprake van een tweesporenbeleid. Ze
leven vanuit dezelfde genade, vanuit dezelfde belofte want Paulus zou anders
dit niet kunnen schrijven aan de Galaten 3:26-29: Want gij zijt allen zonen
van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want gij allen, die in
Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. Hierbij is geen
sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en
vrouwelijk: gij allen zijt immers n in Christus Jezus. Indien gij nu
van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte
erfgenamen. Er is geen plaats meer voor twee volkeren apart levend en
apart zijn weg zoekend naar God. Of men is gescheiden van Gods genade of
men is het niet, tussenwegen zijn er niet.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 372
Wanneer Paulus zijn eerste brief aan de Corinthirs schrijft heeft hij het over
het avondmaal. Niet over een avondmaal voor de Joden en een ander voor de
gemeente van heidenen (eventueel met nog een groepje Joden erbij). Wat hij
doet is verwijzen naar het Isral van het vlees en erover opmerken dat de
gemeente van Christus wat kan leren over hun gedragingen. We lezen
bijvoorbeeld in 1 Cor.10:18: Ziet, hoe het gaat bij het Isral naar het
vlees: hebben niet zij, die de offers eten, gemeenschap met het
altaar? Maar de gemeente is niet het vleselijke Isral maar het geestelijke
bestaande uit Joden en heidenen. Wat zegt immers Rom.3:27-30: mens
door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet. Of is God
alleen de God der Joden? Niet ook der heidenen? Zeker, ook der
heidenen. Indien er namelijk n God is, die de besnedenen
rechtvaardigen zal uit het geloof en de onbesnedenen door het
geloof. In de brief aan de Galaten is het duidelijk en dat is de brief waarin
onze probleemtekst staat (Gal:6:16): Ik bedoel dit: zolang de erfgenaam
onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, al is hij ook eigenaar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 373
van alles; maar hij staat onder voogdij en toezicht tot op het tijdstip,
dat door zijn vader tevoren bepaald was. Zo bleven ook wij, zolang
wij onmondig waren, onderworpen aan de wereldgeesten. Maar toen
de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden,
geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de
wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden
verkrijgen. En, dat gij zonen zijt God heeft de Geest zijns Zoons
uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. Gij zijt dus niet
meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam
door God (Galaten 4:1-7, wij onderlijnen).
De verwanten van Paulus naar het vlees zullen uiteindelijk Jezus moeten
aannemen of verworpen worden. Rom.9:3 leert: Want zelf zou ik wel
wensen van Christus verbannen te zijn ten behoeve van mijn
broeders, mijn verwanten naar het vlees. Christus is zondermeer het
einde der wet en dan is een Jood naar zijn gevoelen verloren, hij kan gn
andere zaak bekenken om God welgevallig te zijn. God heeft echter een ander
antwoord en een definitieve oplossing die Paulus beschrijft in Rom.10:4-13 (wij
onderlijnen): Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid
voor een ieder, die gelooft. Want Mozes schrijft: De mens, die de
gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. Maar de
gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie
zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; of:
Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden
te doen opkomen. Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw
mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken.
Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw
hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij
behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid
en met de mond belijdt men tot behoudenis. Immers het Scriftwoord
zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.
Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek. Immers, n en
dezelfde is Heer over allen, rijk voor allen, die Hem aanroepen; want:
al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. De wet
van Mozes opnieuw invoeren in zijn geheel of gedeeltelijk zou van Paulus
zondermeer een valse profeet maken, zijn woorden zijn niet terug te
schroeven of om te keren. Jezus heeft de wet van Mozes ns en voor ALTIJD
VERVULD EN AFGESCHREVEN ALS HET MIDDEL OM TOT GOD TE KOMEN. De
leer van de dispensationalisten uit vorige tijden is niet naar het evangelie van
de Bijbel. Een klein beetje invoeren met een nieuwe tempel in een
duizendjarig rijk is om dezelfde reden onmogelijk te realiseren.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 374
en (King James, American Revised Version and New English Bible) dan is
daaruit de gevolgtrekking; dat nadat Gods zegen is uitgesproken over alle
mensen die hun hoop gesteld hebben op de gekruisigde Christus, de apostel
nog een aanvullende zegen uitspreekt over het Isral Gods. Dat moet dan zo
uitgelegd worden dat het wijst op de Joden of alle Joden die in een
toekomstige tijd nog tot Christus zullen bekeerd worden enz... Ik kan deze
vertaling niet accepteren. Het geeft de indruk dat Paulus de wijze van
redenering in dit epistel dan tegenspreekt. Ik toon u dat in detail in mijn
Nieuw Testament, Commentaar op de brief aan de Galaten (in het Engels) (...)
Deze vertaling volgens dewelke kai is weergegeven als zelfs (even in
origineel) of niet is vertaald vinden we bij de volgenden: The Amplified New
Testament, Berkeley Version, Calvijn, Erdman, Lenski, Lightfoot, Philips,
Rendall, Revised Standard Version en Williams. John Murray zegt terecht in
zijn (New International) Commentary on Romans (deel II, blz.9 en 10) dat in
Gal.6:16 de uitdrukking het Isral van God wijst op het volk Gods uit
alle natien. (Isral in prophecy, Baker Book House, 1968, blz.33,34).
In dezelfde zin moet men ook het volgende verhaal lezen: Enkele jaren
geleden verliet ik de Verenigde Staten voor een studieverlof in Isral. Tijdens
de vlucht zat ik naast een Orthodoxe Jood, professor aan de Yeschiva
Universiteit in New York. Toen hij hoorde dat ik een Hebreeuws Christen was
zei hij zondermeer dat ik gn Jood meer was. Wanneer ik hem naar de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 376
definitie vroeg van wat een Jood in werkelijkheid is, was zijn antwoord dat
Jood (Joods) zijn een zuiver godsdienstige aangelegenheid was. Waarop ik
hem vroeg of een Reform Jood (een modern religieuze Jood) dan eigenlijk nog
een Jood was. Zijn antwoord daarop was ja, want een Reform Jood had toch
nog steeds enkele regels van het Jodendom die hij onderhield. Toen vroeg ik
hem of een athestische Jood en een communistische Jood volgens zijn
opvatting nog Joods was. Ook daarop was zijn antwoord nog positief. Daarop
vroeg ik hem tot slot; hoe hij een athestische Jood of een communistische
Jood die geen enkele binding had met het Jodendom steeds Jood bleef
beschouwen en mijzelf die veel meer gemeen had met de Orthodoxe of
Reform Joden de titel van Jood weigerde. Hij had daarop geen antwoord maar
bleef beweren dat een athestische Jood nog Joods was en ik geen Jood meer
was. Dat is het verhaal van een Hebreeuws-Christen (hij noemt zich niet
Christen-Jood!) A.G. Fruchtenbaum in Hebrew Christianity. Its theology, history
and Philosophy, Canon Press, 1974, blz.2.
Onvertaald geven we ook wat William Hendriksen over Galaten 6:16 schrijft,
een betere uitleg kennen we niet:
Paul continues: 16. And as many as shall walk by this rule, peace (be)
upon them and mercy, even upon the Israel of God. According to the
preceding context, this rule is the one by which before God only this is of
consequence, that a person places his complete trust in Christ crucified, and
that, therefore, he regulates his life by this principle. This will mean that his
life will be one of gratitude and Christian service out of love for his wonderful
Savior. Upon those all those and only those who are governed by this
rule peace and mercy are pronounced. Peace is the serenity of heart that is
the portion of all those who have been justified by faith (Rom. 5:1). In the
midst of the storms of life they are safe because they have found shelter in
the cleft of the rock. In the day of wrath, wasteness, and desolation God
"hides" all those who take refuge in him (Zeph. 1:2 ff.; 2:3; 3:12). See on 1:3.
Hence, peace is spiritual wholeness and prosperity. Peace and mercy are
inseparable. Had not the mercy of God been shown to his people they would
not have enjoyed peace. God's mercy is his love directed toward sinners
viewed in their wretchedness and need. See N.T.C. on Philippians, p. 142, for a
list of over one hundred Old and New Testament passages in which this divine
attribute is described.
So far the interpretation runs smoothly. A difficulty arises because of the last
phrase of this verse. That last phrase is: "kai upon the Israel of God." Now,
varying with the specific context in which this conjunction kai occurs, it can be
rendered: and, and so, also, likewise, even, nevertheless, and yet, but, etc.
Sometimes it is best left untranslated. Now when this conjunction is rendered
and (as in A.V., A.R.V., N.E.B.), it yields this result, that after having
pronounced God's blessing upon all those who place their trust exclusively in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 377
Aan de hand van vier uitgeschreven teksten van Paulus, de apostel der
heidenen, willen we dan ook op vier punten wijzen.
1) Alle christenen, uit Isral of uit de volkeren, zijn kinderen van het nieuwe
verbond. Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem
dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen
(Phil.3:3). De letterlijke besnijdenis heeft geen belang meer. Voorafgaande aan
het geestelijke kindschap van zowel de Jood als de Heiden moet een
geestelijke verwekking plaats vinden door de Heilige Geest (Joh.3:3-7). Anders
gezegd; het OT(oude verbond) is een zaak van afstamming van de persoon
van Abraham. Het NT (nieuwe verbond) is een zaak van discipel worden van
Jezus waarbij ras geen enkel belang meer heeft.
2) Alle christenen, uit Isral of uit de volkeren, hebben in Jezus alle beloften
ontvangen. Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja;
daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons (2
Cor.1:20). In Christus zijn alle beloften vervuld, voor alle rassen, voor alle
tijden en daarover spreekt Paulus zonder iets achter te houden. Hij heeft geen
verborgen agenda. Gods genade is heilbrengend voor alle mensen
(Tit.2:11).
3) Alle christenen, uit Isral of uit de volkeren, hebben nzelfde geestelijke
voorvader van wien ze volgens de belofte erfgenaam zijn: Indien gij nu van
Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham en naar de belofte
erfgenamen (Gal.3:29). Met nadruk op n gezamenlijke vader, n
gezamenlijke belofte en n gezamenlijke erfgenaam. De Heer stierf voor de
verstrooide kinderen en daar heeft ras niets mee te maken.
4) Alle christenen, uit Isral of uit de volkeren, hebben nzelfde verzoening
ontvangen door het ne offer van Christus: Bedenkt daarom dat gij, die
vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd
werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden
aan het vlees is, dat gij ten dien tijde zonder Christus waart,
uitgesloten van het burgerrecht Israls en vreemd aan de verbonden
der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in
Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door
het bloed van Christus (Eph.2:11-13, wij onderlijnen). Besneden zijn of
onbesneden zijn heeft alle belang verloren voor God. Maar wie zich verzoend
heeft met Christus heeft deel aan de verbonden der belofte en die zijn
voor alle gelovigen dezelfde.
Laat ons enkele opmerkingen maken over het begrip belofte uit deze
laatste tekst. We citeren met genoegen wat W.C. Kaiser jr. hierover zegt in zijn,
Toward an Old Testament theology, Zondervan, 1978, blz.264, 265: De NT
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 379
In The Zondervan Pictorial Dictionary of the Bible, deel 4, blz.874 zegt G.B.
Funderburk over de beloften van Abraham: Paulus verklaarde dat niettemin
afstammelingen van Abraham erfgenamen zouden genoemd worden in Izak:
Dat wil zeggen: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen Gods,
maar de kinderen der belofte gelden voor het nageslacht (Rom.9:8)
Bovendien, de ware erfgenamen zijn niet dezen die de wet van Mozes
onderhouden maar het geloof hebben van Abraham.
De belofte aan Abraham en zijn afstammelingen dat zij de wereld zouden
bezitten kwam er niet door de wet maar door de rechtvaardiging in het geloof.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 380
Indien de onderhouders van de wet erfgenamen zullen zijn, dan is het geloof
zonder waarde en de belofte zonder inhoud (...) het is dus afhankelijk van
geloof, zodanig dat de belofte steeds op geloof zou gebaseerd zijn en aldus
een zekerheid voor allen (...) allen die het geloof van Abraham bezitten (Rom.
4:13-16).
En in overeenstemming met deze interpretatie sluit Paulus de
christenheidenen in bij de erfgenamen van de belofte (wij onderlijnen).
Vergeten we niet dat er drie dingen zijn die onafscheidelijk met elkaar te
maken hebben. Wie er n van vergeet zal allicht verkeerde besluiten trekken.
Deze drie zijn: verbond, geloof en herstel. Toen Isral in de woestijn opstandig
werd in ongeloof kregen ze een straf van veertig jaren. In ongeloof vervallen
werden ze later zeventig jaar overgegeven aan Babyloni. Terug in Gods gunst
kwamen ze slechts nadat ze berouw hadden; en slechts dn zijn ze hersteld.
Zie voor het eerste: Lev.26:39-42 / Deut.4:27-30 en Deut.30:1-10 als
algemene regel. Voor het tweede zie: Jer.3:14-18 / 29:11-14 / Ezech. 6:9 /
Hosea 5:14,15. Ook nu kan het niet anders zijn!
Tot slot enkele teksten die te kennen geven dat het Isral uit het OT met de
eerste komst van de Heer in een nieuwe relatie tot God is getreden. God heeft
ze aangeklaagd als wetsovertreders en de afvalligen verworpen. Laat de lezer
niet denken dat we enige sympathie hebben voor haters van Isral. Want
niemand, zeker een christen niet, zal iemand haten omwille van zijn
afstamming. Zie bijvoorbeeld de leer in het NT hierover: Mat.5:7,43-48 / 6:14 /
7:12 / Luc.6:31-36 / 23:34 / Hand.7:60 / Rom.12: 20 / 1 Pet.2:23. We citeren
echter wel de Schrift zoals apostelen en profeten van het Nieuwe Verbond de
feiten optekenen. Ook de harde aanklacht van God over ongeloof en ontrouw
zijn deel van de Schriften en tot ons onderricht geschreven.
Mat.7:21-23 Niet een ieder, die tot mij zegt: Here, Here, zal het
koninkrijk der hemelen binnen gaan, maar wie doet de wil mijns
Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij
zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in
uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten
gedaan? En dan zal ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend;
gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid. Een Israliet die Hem
niet zal belijden, volgens de regeling dat men Gods wil moet doen, wordt
verworpen. Het behoren tot Isral of dat zoonschap bezitten is niet voldoende
om gered te worden (Ex.4:22 / Hosea 11:1-4 / Rom.9:4). Daar gaat geen
onvoorwaardelijkheid mee gepaard maar juist omgekeerd. En in realiteit
waren er vele afvalligen en opstandigen ten tijde van de prediking van Jezus
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 381
Waarom zulke zware aanklachten aan het adres van het volk van God?
Laten twee teksten uit tientallen dat onderlijnen. En toch wilt gij niet tot
Mij komen om leven te hebben (Joh.5:40). Ik heb u dan gezegd, dat
gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft dat Ik het
ben, zult gij in uw zonden sterven (Joh.8:24). En bemerk dat vanaf de
teksten uit Romeinen die we aanhalen er een gelijkschakeling is van alle
rassen. Vanaf de bekering van de Heidenen die in de Christus zijn gaan
geloven zijn we in een totaal nieuwe situatie beland.
Wat kunnen we daar op zeggen? S. ben-Chorin kan zeker niet beweren dat
na het vergeven van de Vader alles ook werkelijk weer koek en ei is tussen
God en Isral. De geschiedenis van de laatste negentienhonderd jaren is het
bewijs dat dit niet het geval is. Hij kan niet wegcijferen dat de Heer de harde
voorspellingen over Isral deed en dat zijn leerlingen dezelfde dingen zeggen
als hun Heer. Men moet zowel de positieve als de negatieve teksten in de
Scrift laten zeggen wat er staat. Isral is dus nog niet vergeven! Wat niet wil
zeggen dat het niet z zou kunnen zijn in de toekomst! De opmerking van Dr.
Neusner is een zeer diepzinnige gedachte en geeft blijk van een inzicht in
Gods rechtvaardigheid die we bij S. ben-Chorin niet vinden. Zie bijvoorbeeld
Lev.26:39,40. De hemelse Vader staat klaar om al deze afstammelingen van
dat gezegende volk te vergeven, hun zonden te vergeten (en wellicht) hen te
herstellen in het hun beloofde land. Daarom blijft het de taak van de Kerk om
aan haar broeder Isral te verkondigen dat de Messias in de persoon van
Jezus is gekomen en dat Hij de nige is met wie ze zich moeten verzoenen.
Dat is de boodschap die al door de eerste apostelen werd uitgedragen en die
nog onveranderd blijft staan (Hand.4:12). Dat evangelie is eeuwig en hoeft
kan zich niet wijzigen of aan te passen aan veranderende omstandigheden.
Het is de mens die er mee geconfronteerd wordt die er zich moet naar
schikken zowel de Jood als de Heiden.
Wie denkt dat er toch een waarheid zit in de woorden van S. ben-Chorin
vragen we ook aandacht voor het volgende. In De Waarheidsvriend van 14
maart 1991 lezen we van de hand van W. van Vlastuin naar aanleiding van het
kruiswoord van de Heer: Vader vergeef het hun Luc.23:34a: Het zijn de
Joden niet die de Zaligmaker kruisigden. Het zijn de Romeinse soldaten niet.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 386
Neen, het zijn onze zonden (vgl. H.C. zondag 15). Iedere zondige gedachte is
Godsmoord! (...) Hier opent de Zaligmaker Zijn mond. Wat is nu te
verwachten? Is er iets anders te verwachten dan dat Hij zal bidden om vuur
van de hemel zoals Elia? Is er iets anders te verwachten dan dat Hij Zijn Vader
zal bidden om de fiolen van Zijn gramschap uit te storten op deze grenzeloos
goddeloze menigte? De wet zegt dat dit gebeuren moet. De duivel maakt het
iedere zondaar met schuldbesef duidelijk dat dit de enige uitkomst kan zijn.
Ook mijn geweten ziet geen andere weg. Het evangelie getuigt echter anders.
Het evangelie komt hier zo helder naar buiten. Christus bidt niet om de
verdelging van Zijn vijanden, maar Hij bidt voor hun behoud. Hij heeft Zijn
vijanden lief. Hij zegent degenen die Hem vervloeken. Hij doet wel degenen
die Hem haten en Hij bidt voor degenen die Hem geweld doen en Hem
vervolgen (Matth. 5:44). Zijn er ooit woorden te vinden om deze
zondaarsliefde te verwoorden? Een eeuwigheid is nodig om Hem te prijzen!
Als zelfgenoegzaam christen ligt hierin weinig troost. Ik erger mij aan Gods
ontferming over goddelozen. Dat wordt echter anders als ik er enigermate
achter kom dat heel mijn nette en aktieve christelijke leven voor de Heere
afschuwelijk is. Dan denk ik aan dat meisje van 17 jaar dat zichzelf niet beter
acht dan al die Joden. Zij weent over haar harde hart. Ze voelt zichzelf zon
huichelaar. s Morgens staat ze op en denkt: Het lijkt wel alsof ik geboren ben
om te zondigen. Ik denk aan die grijsaard van 78 die heel zijn leven lang
precies wist hoe het allemaal moest, maar nu de werkelijkheid onder ogen
krijgt. Hij beseft dat heel zijn leven niet in Gods dienst stond, maar in dienst
van het eigen ik. Hij buigt zijn stramme knien om met schorre stem de
Heere aan te lopen. Ik weet wel dat dit evangelie van troost niet aansluit bij
uw geweten, maar toch wil ik het u voorhouden. Jezus bidt voor zulke mensen
als u bent!. Het is een goede zaak dat de vloek (perfidia) die de Roomse
Kerk steeds uitsprak op Goede Vrijdag over het Joodse volk, wegens hun
aandeel aan de dood van Jezus, door de Paus Johannes XXIII is afgeschaft.
Maar zowel in parabels als uitspraken wordt het duidelijk dat het
Joodse volk in zijn geheel of gedeeltelijk (zijn leiders), door de Heer
en zijn discipelen aan de kaak gesteld worden als zondaars,
weerspannigen, en vijanden van het evangelie. God zit ondertussen
niet stil tot ze zich bekeren! Heidenen waren ns van God
vervreemd en zonder hoop in deze wereld of de toekomst, maar God
heeft daar een keer in gebracht (Hand.14:16 / 17:26-28 /
Rom.8:15,23).
Want ook de gemeente heeft wel iets waarop ze haar recht kan doen
gelden. Mogen we hier in gedachten houden dat bij God de eersten de
laatsten zijn (Mat.19:30 / Luc. 13:30). De kredentiebrieven van de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 387
Vincent Mora geeft in zijn boek Le Refus dIsral, Mattieu 27,25, Editions
du Cerf, 1986, blz.46, volgende korte inhoud van het evangelie van Matthes.
Hierdoor wordt duidelijk dat Isral in conflict staat tot zijn God. En dat is het
minst wat er over gezegd kan worden.
A) Voorspel: de weigering van Isral;
het verhaal van de wijzen uit het Oosten (Mat.2:1-23
Jezus in Galilea;
het ongeloof van Isral en het geloof van de volkeren (8:5-13).
Zo is dan de positie van Isral dan ook een zaak van het hart, en dat hart is:
van steen, Ezech.11:19 /36:26
hard als diamant, Zach.7:12
onbesneden, Deut.10:16 / Jer.9:25,26
afgeweken, Deut.17:17
ver van God, Jes.29:13
vet geworden, Jes.6:10 / Ps.119:70
verduisterd, Rom:1:21
ontrouw, Ps.78:36,37
zonder hart (t.t.z. zonder verstand), Spr.10:13
gaat uit naar woekerwinst, Ezech.33:31
en ook de koning zal afwijken, 1 Kon.11:1-4
Isral keert vandaag naar het land terug, maar niet doordat de HERE het volk
roept. Het volk keert terug in ongeloof en in eigen kracht. In de
geschiedkundige geschriften hebben we ontdekt, dat de HERE Isral door
andere volken heeft laten verstrooien. In de profetische geschriften zagen we,
dat de beloofde vergadering van het Joodse volk nog moet plaatsvinden. Het
volk dat tot nu toe in ongeloof naar het beloofde land is teruggekeerd, heeft
door eigen inspanning het land weer bevolkt en herbouwd en zelf zijn plaats
onder de volken ingenomen. Het kan dus niet de vervulling zijn van: Ik
zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug
(Jes.43:6) .
Voor veel christenen is het een tegenstrijdigheid, dat, hoewel de Jood weer in
Zijn land woont, de Bijbelse beloften nog niet vervuld zijn .
Er wordt beweerd, dat sommige beloften een gedeeltelijke vervulling hebben
gekregen, zoals de steppe zal juichen en bloeien als een narcis
(Jes.35:1b), en: Want de Here troost Sion, Hij troost al haar
puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de
hof des HEREN; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden,
loflied en geklank van gezang (Jes.51:3).
Maar is dit werkelijkheid geworden in onze dagen? De Isralis werken hard
om deze dingen tot stand te brengen, maar dit is zeer zeker niet wat
door het Woord van God is beloofd. De Schriften zullen precies vervuld
worden op de manier die ze zelf aanduiden. De HERE, en niet de mens, staat
garant voor de vervulling van Zijn Woord.
Er zijn meerdere pogingen om aan het unieke van Jezus van Nazareth en
het christendom van Zijn/haar waarde af te nemen. We wijzen op n zo een
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 390
poging in de weerlegging ervan door een theoloog die nog steeds wat te
zeggen heeft. Toen men in 1978 aan de Gereformeerden in Nederland vanuit
het Deputaatschap voor Kerk en Isral voorstelde een Isralzondag in te
voeren reageerde H.M. Matter daarop met wat volgt in het citaat. Om alles
goed te begrijpen moeten we u vertellen dat het gaat om een reactie op de
stelling van Drs. Zuidema dat het Onze Vader niet echt van Jezus is maar
een compositie van beden die door andere rabbis waren uitgesproken. We
citeren het Gereformeerd Weekblad van 29 september 1978, blz.126: In de
laatste alinea van zijn bijdrage verklaart Drs. Zuidema: Wat mij persoonlijk
boeit in de joodse wijze van bidden, is, dat het zo ontspannen is. Dat is dus
de achtergrond, Jezus moet nl. vooral uit zijn Joodse achtergronden
verklaard worden.
Waarom eigenlijk? Als iemand Luther wil begrijpen zeggen we: Dan moet je
Luther lezen. We zeggen niet: Je moet eerst eens allerlei andere auteurs uit
Luthers tijd lezen, want: je kunt Luther alleen begrijpen tegen zijn
achtergrond. Dat zou weinig helpen want die auteurs hebben ook weer een
achtergrond, en zo blijf je aan de gang .
Je zou bij zon eventueel onderzoek kunnen ontdekken dat Luther helemaal
niet oorspronkelijk was, en dat hij zijn gedachten bij anderen heeft
weggehaald. Maar daar verklaar je die gedachten niet mee. Je kunt ze dan
alleen maar uit Luthers oeuvre wegschrappen en ze in hun oorspronkelijke
context bestuderen.
We weten dat Luther duizenden anonieme medestanders en voorlopers heeft
gehad, maar we begrijpen Luther pas als we zijn tegenstanders begrijpen. We
willen iets van Luthers achtergrond weten, niet omdat Luther vanuit maar
omdat hij tegen die achtergrond in heeft gepraat. M.a.w. om Luther te
begrijpen, moeten wij het katholicisme van zijn dagen begrijpen.
Ik dacht dat we het daar wel over eens waren. Maar met Jezus schijnt dat
allemaal anders te liggen (...)
Het Onze Vader is dus eigenlijk niet van Jezus. Nu, goed dan. We kunnen het
dus uit de evangelin schrappen. Maar: We zouden het verklaren? Zie boven.
Wat wordt hier nu eigenlijk verklaard?
De oude Kerk heeft met dat Abba in haar liturgische gebeden gemeend de
ipsissima vox, de allereigenste stem van Jezus te horen en zelfs te
reproduceren. Dit gebed kon volgens haar alleen maar van Jezus zijn. We
kunnen nu zeggen: Het is niet van Jezus maar een compositie van enz. We
kunnen het (dit tussen haakjes) misschien beter nalaten, want voor zover ik
iets weet van het ontstaan van het N. Testament begrijp ik niet waar Drs.
Zuidema dat vandaan haalt. Maar als ons dan wordt gesuggereerd (en dat
gebeurt hier, en dan door een van onze eigen synodale organen!) dat het er
ook niet zoveel toe doet wie de auteur is, want het waren toch allemaal
Joden met joodse gedachten, dan stel ik de vraag wat we dan moeten met al
de andere woorden van Jezus, b.v. de gelijkenissen. Dat zijn voor een goed
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 391
deel maar vrij slappe verhalen waarover eeuwenlang slap, d.i. moraliserend
en dogmatiserend, is gepreekt omdat men vergat dat ze gesproken zijn door
Jezus en door niemand anders, en tot achtergrond hebben het beslissende feit
dat in Hem het einde der eeuwen over ons gekomen is (1 Cor.10:11) .
Ik zal niet aan een Isralzondag meewerken. Ik zal steeds gewoon preken.
Misschien zeg ik in de preek wel eens waar we als kerken met Isralzondagen
e.d. terechtkomen.
Nog een tweede maal wat P. Slagter zegt in het Bijbelstudie-katern van het
tijdschrift Amen, n 10, december 1996, blz.18:
Is dat zo?
Is God inderdaad thans bezig Zijn beloften te vervullen? We moeten bedenken
dat de profetien verband houden met Gods regeringswegen met Isral en de
wereld. Het volk Isral staat centraal in de profetien. En de verheerlijking van
Jezus Christus is het doel.
Bij al het wereldgebeuren van nu staat God achter de schermen. Hij regeert
de wereld ondanks het feit dat Satan nog altijd de overste van deze wereld is
en de god dezer eeuw. Maar God regeert thans niet op een directe en
zichtbare wijze. Het lijkt erop dat de aardse machthebbers kunnen doen wat
zij willen, terwijl het in wezen de wil van satan is, want diens slaven zijn zij;
toch kunnen zij niet verder gaan dan de grenzen die God hun stelt. Ja, God
gebruikt hen zelfs om Zijn plannen te laten uitvoeren en tot Zijn doel te
komen. Maar dat neemt niet weg, dat de aardse machthebbers en de volken
verantwoordelijk zijn voor hun daden, ook al gebruikt God die om Zijn
doeleinden te verwezenlijken. Er zijn genoeg voorbeelden uit het OT om dat te
illustreren. Daarom is het onjuist te beweren dat alles wat in de
wereldgeschiedenis heeft plaats gevonden in overeenstemming is met Gods
wil. Eens zal er weer een tijd komen dat Gods regering niet meer indirect en
verborgen zal zijn. Nu echter is er geloof nodig om uit te spreken dat God niet
buiten al het wereldgebeuren staat.
IN DIE ZIN KUNNEN WE ZEGGEN DAT GOD NIET STAAT BUITEN ALLES WAT ER
NU IS GEBEURD EN NOG GEBEURT MET DE JODEN EN DE STAAT ISRAL (wij
onderlijnen).
In dit citaat zegt P. Slagter dat Isral centraal staat in de profetie uit de
Bijbel. Maar dat klopt niet. Noch Christus, noch de discipelen van Hem staan
achter deze stelling. Wat is het belangrijkste en wie is de belangrijkste in de
Schrift, zowel OT als NT, is nochtans gemakkelijk op te lossen. Niet de Wet van
Mozes! Niet de beloften aan de Aartsvaders! Maar het individuele geloof van
de Jood of de Griek is alles waar het om draait. Dat is duidelijk in Hab.2:4 /
Rom.1:7 / Gal.3:18 / Heb.10:38. Met ander woorden datgene wat de
Reformatoren hun leven lang van de daken geschreeuwd hebben.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 392
We mogen van n zaak zeker zijn; het is duidelijk dat vanuit het NT
duidelijk wordt gemaakt dat het begrip Isral uitgebreid is naar een geestelijke
betekenis. De gelovige heiden draagt k de titel van geestelijk Israliet. Zo
kunnen n of meerdere van de profetien over herstel van Isral geestelijk
opgevat worden en hoeven niet letterlijk te zijn. We nodigen u uit dit zelf te
onderzoeken na een beschouwing over dat Nieuw Testamentisch principe.
Conclusie
Sinds Pinksteren heeft God een nieuwe Isral opgericht bestaande uit; een
rest van natuurlijke gelovige Joden en aangevuld door Heidenen, maar slechts
bestaande uit hen die zich tot Jezus bekeerd hebben.
Een artikel uit Isral en de Bijbel, 23e jaargang-nr.3, maart 1992 blz.8,
geschreven door Orman L. Norwood Tempeldienst in het duizendjarig rijk,
zegt: Toch geloof ik, dat we wel kunnen begrijpen, waarom er gedurende het
duizendjarig rijk offers zullen worden gebracht. Als een Jood in het Oude
Testament een offerdier naar de tempel bracht, wees dat offer heen naar de
dag, dat Degene Die komen zou, zichzelf zou offeren op Golgotha. Het liet
zien, wat in de toekomst zou gebeuren. En in het Nieuwe Testament en
daarna hebben de gelovigen het Heilig Avondmaal gevierd en de doop
bediend, die beide naar Golgotha wijzen en naar het offer dat daar gebracht is
voor onze zonden. Ik geloof stellig, dat de offers die in het duizendjarig rijk
worden gebracht, zullen dienen als herinnering aan het offer van Golgotha om
ons telkens opnieuw te laten beseffen, dat we zondaars zijn die door genade
zijn gered. We zullen er altijd aan herinnerd worden, dat we daar zijn vanwege
het vergoten bloed van de Messias, het ware Lam van God.
Deze opmerking van O. Norwood klopt niet met de feiten. Een gelovige in
het OT kon nog geen verband leggen met het offer van Christus omdat dat
verband een openbaring is uit het NT. Ook Jesaja 53 kan zo niet uitgelegd
worden, dan achteraf. Want ook dat moet gezien worden vanuit het leven en
werk van onze Heer.
ons zien, dat de Here Jezus dan tegelijkertijd Koning en Priester zal zijn: Ja
Hij zal de tempel des Heren bouwen en Hij zal met majesteit bekleed
zijn en als heerser zitten op zijn troon (6:13). Dit zal allemaal tijdens het
Duizendjarig Vrederijk plaatsvinden: de Here Jezus zal hier op aarde als
Koning maar ook als Priester regeren. Tijdens dit vrederijk zullen de aardse
beloften aangaande het volk Isral vervuld worden en zal dit volk hier op
aarde tot een wereldwijde zegen worden. Jeruzalem zal hier op aarde het
centrum zijn, waar vanuit de zegen verspreid wordt. Zowel het Evangelie, als
ook de materile zegen zal dan vanuit de stad van de Grote Koning verspreid
worden.
In deze derde tempel zullen nog wel offers gebracht worden, maar dan wel
offers, die niet meer vooruitzien, maar terugzien op het volmaakte offer:
Christus als het Lam van God aan het kruis van Golgotha.
Volgens Walvoord (blz.471) is het niet slechts Ezechil die spreekt over een
toekomstig herstel van de tempel en de daarbij horende offers in het
Millennium. Ook Jes.56:7 / 66:20- 23 / Jer.33:18 / Zach.14:16-21 / Mal.3:3,4
spreken over offeren van dieren in een toekomende herstelde tempel. Vraag is
natuurlijk of het gaat om een tempel in een duizendjarige rijk. Laat ons dat
eens nader onderzoeken.
Deze teksten laten dus geen onduidelijkheden overeind staan. Wat God aan
het Isral in het vlees had opgedragen heeft Hij ook doen ophouden. De wet
van Mozes met zijn verplichtingen is voor God thans niet meer geldig. Ook
geen verplichting meer voor de Joden. Want bedenk wat de schrijver aan de
Hebreen schrijft aan de letterlijke Isralieten; uw priesterschap en offerdienst
is afgeschaft (Heb.7:12 / 10:9). Ook niet-Joden waren en zijn niet verplicht
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 395
zich te stellen onder een wet die verouderd is en aan vervanging toe was.
Daar heeft de Heilige Geest voor gezorgd dat ze dit niet zouden doen
(Hand.15:12-21, 28,29).
Uit een boekje van nog geen honderd bladzijden, zonder enige reserve
aanbevolen als een geestelijke goudmijn, citeren we in dit opzicht het
volgende. Die misvatting is zonder meer aanwijsbaar in de uitspraak dat de
gojim alleen in Isral gezegend zullen worden; opdat de Schrift zegt: En in uw
zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde (Gen.22:18). Het lijkt wel
alsof de apostel Paulus voorvoeld heeft dat deze belofte verkeerd opgevat zou
worden in de zin dat men bij uw zaad zou denken aan het natuurlijke
nageslacht van Abraham, dus het volk Isral, in plaats van Christus. Dat we
hier inderdaad niet moeten denken aan Isral, maakt hij op een merkwaardige
manier duidelijk door te stellen dat er niet staat: de zaden, maar uw zaad,
zodat slechts n persoon is bedoeld (Gal.3:16). De zegening van Abraham
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 396
zou dan niet tot de heidenen komen in Isral, maar in Christus Jezus (vs.14)!
Men lijkt tegenwordig blind te zijn voor deze aanwijzingen van de apostel. Uit
A. Maljaars, Niet allen Isral, Uitg. J.P. van de Tol, Dordrecht, 1976, blz.84.
Offers van stieren en lammeren in het Oude Verbond gebracht zijn toch
vervuld in dat wat Christus bewerkt heeft aan het kruis (Heb.9:1-10 / 10:1-10)!
Heeft de Heer aan de Samaritaanse vrouw niet gezegd dat er ns en voor
altijd een aanbidding zou komen: niet in een tempel, maar in geest en
waarheid (Joh.4:23)? En het uur van die aanbiddingsvorm van YaHWeH was
niet ver af, het was zelfs aangebroken! Wat Isral op Gods bevel heeft
nagevolgd voor een periode is thans door de komst van het tegenbeeld
vervuld (Col.2:14 / Heb.8:8-12). Of is het oude niet verouderd (Heb. 8:13)?
Is Christus niet de grotere Salomo, groter dan de bouwer van de eerste tempel
(Luc.11:31)? Christus heeft Zijn tempel gebouwd: de gemeente = een rots
(Mat.16:18). De Opgestane Heer is toch de nieuwe Hogepriester! En zijn wij
niet door Hem uitverkoren; als het nieuwe priesterlijke geslacht tot eer van
God (Heb.7:7 / 1 Pet.2:6)! Wat afgeschaft is en vervuld ga je toch niet weer
opnieuw invoeren als folklore! We gaan dat Oude Verbond toch niet opnieuw
bewierroken (Rom.3:25 / 1 Cor.5:7,8 / Col.2:11)? De 613 geboden en verboden
uit de wet van Mozes zijn niet meer geldig, afgeschaft en/of vervuld. Het staat
in duidelijke taal te lezen in het NT (Eph.2:11-23 / Col.2:14). Buiten de wet om
is gerechtigheid geschied! We kunnen die wet dan niet meer in voege laten
(Rom.3:21,22)!
Met het oog daarop kan Scofield (blz.962, 963) geen gelijk hebben
wanneer hij over Hagga 2:1-9 het volgende schrijft: De profeet roept de
oude mannen op die zich de tempel van Salomo nog kunnen herinneren om
aan de nieuwe generatie te getuigen hoe groots dit bouwwerk was vergeleken
bij het huidige. En hij spreekt dan een profetie uit (verzen 7-9) die slechts
naar het komende koninkrijk kan verwijzen en de tempel die in Ezechil is
beschreven. Voor Scofield spreekt deze tekst over de duizendjarige regering.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 397
Hoewel hij zelf opmerkt dat Hag.2:6 wordt aangehaald in Heb.12:26 (met
betrekking tot de tijd van de schrijver van het boek aan de Hebreen) maakt
hij toch een verkeerde conclusie over vers 7. Dat zou spreken over de grote
verdrukking van Mat.24:29,30 en zo kan hij verzen 8 en 9 drna plaatsen
(blz.963). Zelfs indien we die koppeling maken, laat de tekst van Hagga ons
niet toe nog een letterlijke tempel te verwachten in een komende
duizendjarige regering. Want vrdat de grote verdrukking begint is elke vorm
van dienst in een tempel afgeschaft. Toen de Heer ns en voor altijd stierf
aan het kruis is letterlijk offeren in een letterlijke tempeldienst ongedaan
gemaakt. De auteur van het boek aan de Hebreen schrijft daarover als volgt:
(wat) veroudert en verjaart is niet ver van verdwijning (Heb.10:9, zie
ook 2 Cor.3:11,13). En mt Pinksteren ging in vervulling dat we God niet
aanbidden in tempels, maar in geest en in waarheid (Joh.4:23,24). Vanaf
de aardbeving die er in de Joodse cultus is bewerkt, door het optreden van
de Messias (en Zijn volgelingen), is het uur gekomen om dat oude te
verlaten en niet weer opnieuw leven in te blazen. Voor de wijze van
aanbidding door een christen zie o.a. Eph.6:18 / Phil.3:3 / 1 Pet. 2:5 / Judas
20 / Rom.8:26. Het wankelbare Oude Verbond is vervangen door wat
niet wankel is = het eeuwige nieuwe verbond (Heb.12:27,28).
Wanneer we zeggen dat er nog een derde tempel zal opgericht worden uit
letterlijke stenen in het letterlijke Jeruzalem dan heeft men de schrijver van de
Hebreenbrief niet begrepen. Dan heeft men ook een verkeerd zicht op het
offeren van zowel wat in de letterlijke tempel geschiedde als wat Jezus aan het
kruis bewerkt heeft. Prediken over een nog toekomstige tempel, ware het zelfs
maar als aandenken of monument van het offer van Jezus, het maakt
niet uit. Dat hoeft niet, want Christus doet nu dienst in de hemelse tempel ten
bate van allen die Hem aanroepen (Heb.7:25 / 10:21). Zo mag men Ezechil
40-48 niet als een nog toekomstig bouwwerk in steen beschouwen. Het is de
symbolische beschrijving van wat de echte cultus aan de Almachtige is:
ordelijk, adembenemend, niet bezoedeld en ook alleen voor het verbondsvolk
bestemd. Elke stam heeft er zijn plaats en functie, Isral is er n volk,
opnieuw verenigd zoals door God oorspronkelijk gepland. Het plan van de
ideale verhouding van de Heer met Zijn volk, maar gn plan voor een nieuwe
tempel die het offer van Christus moet afbeelden, aanvullen of wat dan ook.
Scofield is trouwens niet consequent in zijn uitleg. Op blz.93 bij de bespreking
van het Mozasche verbond zegt hij dat Isral: de genade opgeeft voor de
wet en over deze wet: Ze was slechts van tijdelijke opvoedkundige aard
totdat het Zaad zou komen (slot voetnota twee). Maar het Zaad is
gekomen onder de wet om hem te vervullen. Laten we er dan ook niet meer
naar teruggrijpen (Gal.4:4 / Heb.5:8). Tempel en offers verwezen slechts naar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 398
wat in het offer van de Christus werkelijkheid zou worden: een effectieve
verzoening, verlossing en vergeving van schuld.
Wanneer we zeggen dat dit de derde tempel is dan zou men ook kunnen
spreken van de vierde. Technisch gesproken dan toch. Want wanneer Herodus
in 20/19 vr Christus aan de herbouw van de tempel begint is dit zeer
drastisch. Wanneer we Josephus mogen geloven zijn is de vorige tempel met
op de grond gelijk gemaakt. Zie Josephus, De Joodse oorlog, I,XXI,1 en De
Joodse oudheden, XV,XI,3. In de dagen van Jezus was men 46 jaren bezig aan
deze herbouw (Joh.2:20). De latere Joodse traditie heeft deze tempel van
Herodes nooit aanvaardt als een herbouw. Voor hen is dit niet de derde tempel
maar de verfraaiing van de tweede. Herodes was voor hen een heiden en
geen Jood; men kan toch niet een heiden de tempel laten (her)bouwen!
Vers. Citaat .
Ezech.40:2 Opb.21:10
40:3 Opb.11:1
40:3,5 Opb.21:15
43:2 Opb.1:15
14:2
19:6
44:4 Opb.1:15
44:7 Hand.15:8
44:30 Rom.11:16
47:12 Opb.22:1
22:14
22:19
48:16,17 Opb.21:16,17
48:30-35 Opb.21:12,13
48:35 Opb.3:12
In Nestle / Aland nog Ezech.47:1,7 = Opb.22:1,2 en Ezech. 48:31-35 in plaats
vanaf vers 30.
Er zijn in dit slot van Ezechil zaken te vinden die niet te verenigen zijn met
de leer van de duizendjarige regering en een letterlijk herstelde Isral. Zo
spreekt Ezech.43:7 van koningen die niet begraven kunnen worden in
Jeruzalem want dan zou de tempel ontheiligd worden. Maar er zijn in die tijd
gn koningen dan slechts Jezus en David volgens deze leer. En van de
grotere David (Jezus) zal men toch niet beweren dat Hij nog eens sterft. En
David die volgens de leer een viceregent zal zijn van de Heer zal toch ook niet
sterven! De teksten die men daarvoor gebruikt zijn: 2 Sam.7:16 / Jer.30:9 /
Ezech.34:23,24 / 37:24,25 / Hosea 3:5. (Zie vb. H. Wilmington, Book of bible
lists, Tyndale House, 1987, blz.283.) Details kloppen niet, dus ook het geheel
niet. Dat er nog een vorst zal zijn die offers zal brengen om verzoening te
brengen is nog zo iets (Ezech.45:17 / 46: 4,12). En die vorst zal zelfs nog
zonen hebben (Ezech.46:16). David of de grotere David? Is er dan geen vrede
onder mens en dier in dat rijk, want men offert dieren? Hoe past Jes.11:6-9 in
dit beeld? Is er dan nog procreatie in dat rijk?
Volgens Walvoord (blz.478, 488) zal er met de komst van de Heer een z
grote en drastische verandering in Isral plaatsvinden op topografisch gebied
dat men voorzeggingen als Ezech.47:8 en Zach.14:10,11 gerust letterlijk mag
nemen. Dat lijkt ons echter niet meer het echte Isral te zijn zoals we het nu
kennen, maar een totaal vernieuwd land. Komt de Nieuwe Aarde er dan toch
met de wederkomst? Maar dan een totaal andere Nieuwe Aarde!
En nog een andere opmerking over Jes.66:19-21 een tekst die ook misbruikt
word. Aangehaald uit de NBG: Ik zal onder hen een teken doen en Ik zal
uit hen de ontkomenen zenden naar de volken - naar Tarsis, Pul en
Lud, die den boog spannen, naar Tubal en Javan, de verre kustlanden,
die de tijding aangaande Mij niet hebben gehoord noch mijn
heerlijkheid hebben gezien - opdat zij mijn heerlijkheden onder de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 401
lezen alvorens men het dertigste levensjaar ten einde gebracht had. Het
belangrijkste punt in de exegetische discussie is ongetwijfeld of men een
letterlijke dan wel een symbolische exegese heeft te aanvaarden. ook ten
aanzien van talrijke details zijn er moeilijkheden, die bij de behandeling van
vers voor vers ter sprake moeten komen (men raadplege daarbij ERNST
KHN, Ezechils Gesicht vom Tempel der Vollendungszeit, ThSK 1882, blz.
603-688); maar de hoofdzaak waar het om gaat, is de beschouwing van het
geheel, waarover we daarom thans eerst het een en ander moeten te berde
brengen (...)
De symbolische verklaring is daarentegen nagenoeg algemeen door de
oudere Christelijke exegeten gegeven en heeft ook onder nieuwere
verklaarders besliste voorstanders gevonden in mannen als HAEVERNICK,
KLIEFOTH, HENGSTENBERG, KEIL, en in zeer recente tijd nog bij EDWARD J.
YOUNG, An Introduction to the Old Testament, Grand Rapids 1950, blz. 241 v.
Te haren gunste spreekt allereerst een woord van gewicht het feit dat we met
een visionaire openbaring te doen hebben: men denke aan het visioen van
37: 1-14, alsmede aan tal van visioenen bij andere profeten, bv. Am. 7:1-9;
8:1-3; 9:1-6; Jer.1:11,13,24. Verder zijn er in de beschrijving van het visioen
zoals die hier gegeven wordt bepaalde elementen die een letterlijke verklaring
beslist uitsluiten: zo de tempelbron in hfdst. 47, waarvan de letterlijke
interpretatie zelfs niet door een verwijzing naar een mogelijk rele bron op de
tempelberg (SMEND, KRAETZSCHMAR, BERTHOLET HBAT) kan worden
verdedigd, en de verdeling van het land zoals die in hfdst. 48 wordt
aangegeven: het gehele land door rechte lijnen van Oost naar West in twaalf
precies even brede stroken gesplitst zonder dat met de natuurlijke
bodemgesteldheid, of met de grootte der verschillende stammen, laat staan
met vroegere historische toestanden en rechten gerekend wordt; benevens
tal van andere (...)
(...) door SKINNER de vraag opgeworpen: waarom gaat het hier, om een
werkprogram of om een aankondiging van wat Jahwe doen zal, en die hij
terecht in de laatste zin beantwoord. De tempel door Ezechil gezien is a
house not made with hands, en hij stelt die op n lijn met de stroom die
volgens hfdst. 47 eruit voortvloeit. Het zeer gedetailleerde karakter van de
beschrijving kan niet als een argument tegen de zinnebeeldige opvatting
worden aangevoerd: gedetailleerde uitwerking van symbolen treffen we juist
bij Ezechil meer aan, bv. in het zinnebeeld van het te vondeling gelegde en
door Jahwe aangenomen kind (Ez. 16), in de allegorie van arend en wijnstok
(Ez. 17), in de symbolische vrouwenfiguren Ohola en Oholiba (Ez. 23) (...)
Onder Chiliastischgezinde exegeten zijn er die consequent de letterlijke
uitlegging accepteren, en dan menen dat alles precies zoals het in het visioen
getekend wordt in het millennium zal worden gerealiseerd. Dat brengt mee
dat er dus in het duizendjarig rijk ook weer een tempel en een offerdienst zal
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 404
zijn. Het fatale van deze consequentie is, dat men in flagrante strijd geraakt
met het getuigenis van het NT, dat tempel en offerdienst hebben afgedaan.
Het zal de lezer wel duidelijk zijn dat we, zoals trouwens het merendeel van
de theologen, de eerste uitleg kiezen: telos wijst op het einde als een
slotfase. De wet van Mozes is niet meer geldig! Niet voor Isralieten die
Christus hebben aangenomen en niet voor Heidenen.
de bruidegom en daarom moet men niet vasten. Meer zelfs men doet geen
jonge wijn in oude zakken. Het evangelie van Gods Koninkrijk is een
nieuwigheid op theologisch vlak. Het gaat verder dan wat de wet van
Mozes zegt, verder dan de theocratie die bestond in de dagen van de
koningen van Isral en moet daarom anders gebracht worden dan wat
Johannes de Doper zegt of wat Farizeen willen.
En een tweede tekst in Marc.7:18,19. En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij
zo onbevattelijk? Begrijpt gij niet, dat al wat van buiten in de mens
komt, hem niet onrein kan maken omdat het niet in zijn hart komt,
maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij
alle spijzen rein. Dat is ongehoord voor een rabbi. Men kan de wet van
Mozes toch niet tegenspreken? Toch doet die Jezus dat! Jaren later zal Paulus
het formuleren als dat Joodse wetten over eten en drinken aan het kruis
zijn genageld (Col.2:14-16).
Een nieuw begrip komt daarbij naar boven, tegen het eind van zijn
prediking: mijn gemeente. En de nadruk mag gerust om mijn vallen.
Hij is er ontwerper en Heer van. In den beginne slechts bestaande uit
vleselijke zonen van Isral. Maar het gaat om een uiteindelijke universaliteit.
Zijn gemeente zal bestaan uit gelovigen uit alle rassen. U leest hierbij
Mat.16:18 / 18:15-18 / 28:18-20. En gezien de stand van zaken en de
verhouding Isral - Kerk van de Heer niet meer kan wijzigen is de
onderstaande gevolgtrekking de enige juiste.
volkeren (Mat.28:19-20).
5) Het OT gaat om het behoren tot het volk. In het NT gaat het om persoonlijk
ge-
loof in het werk van Christus en niet het tot een bepaald ras behoren
(Hand.2:32,33,38).
6) In het NT is God nabij Zijn volk zoals nooit het geval was in het OT
(Joh.1:17 /
Rom.6:14 / Gal.2:15-21) .
7) De wet van Mozes die volkeren scheidde is niet meer van tel in het NT,
waar alle
volkeren n kunnen zijn in Christus (Eph.2:11-22).
Conclusie
Een herstel, tijdelijk of voor een langere termijn, van de tempel en zijn offers is
uitgesloten. Het zou erop neerkomen het werk van de Heer aan het kruis
belachelijk te maken en voor onbelangrijk of niet efficint aan te zien. En ook
voor niet-Joden zou dergelijk herstel waardeloos zijn. Wij, die uit de heidenen
komen, die eertijds vreemdelingen waren voor God, zijn door het ne offer van
de Heer en Zijn bloed dat op de aarde vloeide in vrede tot God mogen komen
(Eph.2:11-16). Laat ons dus nooit of nimmer leren dat er nog eens een aardse
tempel zal opgericht worden (Opb.21:22-25).
Ware het niet dat de schrijvers van het NT zelf het principe toepassen om
een letterlijke profetie (of wat letterlijk lijkt) uit het OT, symbolisch over te
dragen op een geestelijk Isral, dan zou deze stelling zeker niet
geformuleerd kunnen worden. We gaan daar uitvoerig op in in de vijf volgende
onderdelen. Maar eerst wat ter inleiding.
Over het verband van Hosea 2:23 en Rom.9:25 zegt Walvoord (blz.74): Dit
is in Romeinen aangehaald, niet om Heidenen en Isral samen te voegen,
maar om als een toepassing te dienen. Evenals God sommigen zou zegenen in
Isral voor ze in Christus geloofden en toch het ware Isral niet waren, zo kan
God ook Heidenen zegenen die vroeger niet gered werden. Het is een zaak
van een tekst toepassen en niet interpreteren. Er is hier dus geen rede
Heidenen en Isral te verwarren. Alhoewel, Gods handelen met hen is op
dezelfde wijze in dit gedeelte. Zowel Isralieten die geloven als Isralieten die
niet geloven zijn echte afstammelingen van Jacob, maar slechts dezen die
geloven worden gered. Op die wijze is de afstamming van Joden en Heidenen
aangehouden.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 409
Dit is al gebleken uit de 2de stelling; alle letterlijke offers, waarvan het OT
zegt dat ze eeuwig zijn, werden vervangen door het ne offer van de Heer
aan het kruis. Dat er met Isral wat mis was blijkt o.a. uit het spel dat de
profeet Hosea moet spelen om af te beelden dat de Almachtige aanneemt
en verwerpt wie Hij wil. Hosea krijgt opdracht van God om n van zijn
zonen die geboren wordt de naam te geven: Lo-ammi, letterlijk vertaald
niet mijn volk. Een andere zoon geeft hij de naam Lo-ruchamah,
letterlijk gn barmhartigheid. Dit is een beeld van het volk Isral en
profetisch wat God met hen zal doen (Hosea 1:6,9). God gaat het met Zijn volk
opnieuw beginnen.
Er komt nog eens een vernieuwing van het verbond (Hosea 2:17-19). En het
volk zal dan opnieuw belijden: Mijn God (Hosea 2:22). Nu is het toch
verbazingwekkend dat dit Bijbelgedeelte door niemand minder dan Paulus
onder goddelijke inspiratie toegepast wordt op Gods volk dat Hij heeft
uitverkoren uit alle mensen, zowel Joden als Heidenen. Dus allen die Zijn
Zoon hebben beleden en aangenomen als de Verlosser van hun zonden. Zo
staat het in Rom.9:25,26 en lees gerust de context. Daar bestaat geen twijfel
over. Dit gedeelte spreekt ook over heidenen. Wanneer we het zeer kritisch
bekijken gaat het bij Hosea slechts over het tien-stammen-rijk. Maar Paulus
geeft aan het begrip Isral de wijdere betekenis, die ook de oorspronkelijke in
het OT is: het ganse volk bestaande uit de twaalf stammen. De gedachte van
Paulus gaat veel verder; hier gaat het om de twaalf geestelijke stammen van
Isral die uit gelovige christenen van alle natin is samengesteld.
Wat men in een eerste opwelling slechts ziet als de vervulling aan het
letterlijke Isral is in werkelijkheid aan de kerk, bestaande uit gelovigen
(heidenen en Joden), in vervulling gegaan. Het herstel van Isral gaat
zich waar maken aan een groep mensen waarvan het grootste deel niets te
maken heeft met de vleselijke afstamming van Isral. Wat Paulus hier
beschrijft is door Jezus van Nazareth voorzegd in de gelijkenis van de
onrechtvaardige pachters. Die afvallige Isralieten zullen hun rechten en
voorrechten ontnomen worden en een ander volk zal er door gezegend
worden. Mat.21:43 zegt: Daarom, Ik zeg u, dat het Gods Koninkrijk van
u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk,
dat de vruchten daarvan opbrengt. Vergelijk hetzelfde beeld in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 410
Een tweede voorbeeld van deze overdracht van wat aan Isral is beloofd en
aan een geestelijk Isral in vervulling gaat is wat in Jol 2:27-29 werd
voorzegd. En terug zou men zeggen: dat kan slechts op het vleselijke Isral
betrekking hebben gezien Jol 3:1. Zo zegt Bultema het op blz.231. Maar dat
is het niet. Op de Pinksterdag, n de Hemelvaart van Jezus, geeft Petrus
zondermeer te kennen: wat Jol schreef gaat vandaag in vervulling
(Hand.2:14-21). Wie dan goed leest zal zeggen: dit gaat toch in vervulling aan
vleselijke Joden! Dat is juist! Het was wel een groep van alleen selecte Joden;
zij die Jezus van Nazareth hadden aangenomen als hun Messias. En later
wordt in dezelfde groep aan wie dit in vervulling gaat nog een groep
Samaritanen (half-Joden) toegevoegd (Hand.8:4-7). Later ook heidenen
(Hand.10). Daarom schrijft Lucas terecht over deze laatste: Terwijl Petrus
deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord
hoorden. En al de gelovigen uit de besnijdenis, die met Petrus waren
medegekomen, stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest
ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in
tongen en God grootmaken. Toen merkte Petrus op: Zou iemand het
water kunnen weren om dezen te dopen, die evenals wij de Heilige
Geest hebben ontvangen? (Hand.10:44-47, wij onderlijnen). Zie ook nog
Hand.11: 17 / 15: 8,9 / Rom.10:12.
Slechts voor een korte tijd was Jol 2:27-29 exclusief weggelegd voor het
vleselijke Isral. De profetie van Jer.31 spreekt in vers 31 over een nieuw
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 411
verbond met zowel het huis van Isral als het huis van Juda dus alle
twaalf stammen van Isral. Daarna worden in deze groep gelovigen uit de
heidenen - mensen uit de volkeren - opgenomen (1 Cor.12:1-11). Die groep
wordt nog later, door de apostel Paulus, omwille van de afbakening van
theologische begrippen het Isral Gods genoemd (Gal.6:15,16). Het
appendix n183 van Bullinger is in dit geval betreurenswaardig. Hij zegt dat
gezien de geest niet was uitgestort op alle vlees zonder onderscheid
met Pinksteren, de vervulling van Jol toen niet is geschied. Petrus zou op die
morgen slechts naar de profetie verwezen hebben om aan te tonen dat ze op
dat uur van de dag nog niet dronken waren. Niet om de vervulling ervan aan
te kondigen. Anderen zeggen dat er nog een grotere vervulling zal geschieden
wanneer gans Isral zich zal bekeren. Maar de context van Handelingen twee
is duidelijk. De bekering van de gelovige Isralieten op dat ogenblik en de
hoorders uit de volkeren die er op dat moment aanwezig waren hebben de
vervulling ontvangen. Voor de aanwezigen uit de andere volkeren gaat het
natuurlijk om bekeerlingen tot de godsdienst van Isral die zich dan tot
christenen hebben laten herdopen. Ook dan gaat het om Isral die eerst is
geroepen en gezegend, om negen uur in de ochtend. En later tegen het eind
van de dag de enkele proselieten die zich laten dopen nadat ze Jezus als
persoonlijk verlosser hebben aangenomen.
Daarom een opmerking over proselieten. Die zijn er in Isral bijna altijd
geweest. In de tijden van David zijn gekend Ittai, een Filistijn van Gath (2
Sam.15:19-22), Arauna de Jebusiet een Kananiet die David een plaats schenkt
voor het altaar van YaHWeH (2 Sam.24:18-25). En natuurlijk Uriah de Hethiet
wiens vrouw David op slinkse wijze weet te bemachtigen volgens 2 Sam.11.
En nog wat over de situatie in Samaria nadat het overgrote deel van de 10
stammen waren weggevoerd naar Assyri. Mensen vanuit Assyri,
gemporteerd naar Samaria, trouwden met enkele overgeblevenen en deze
afstammelingen kregen de ware naam van Samaritanen (2 Kon.17). Een
gemporteerde priester uit de vroegere bannelingen kwam terug om hen de
juiste dienst van de God des lands (te) leren (vers 27).
In dat Isral, dat Gods werk is, worden erfgenamen van alle volkeren
opgenomen (Gal.3:26-29). En dat wil zeggen dat: niet allen die van Isral
afstammen, Isral zijn (Rom.9:6). Zo is het echte onvervalste nageslacht
van Abraham hij of zij die handelt zoals Abraham zou gedaan hebben; in
waarachtig geloof. Wie Jezus van Nazareth de echte zoon van Abraham
heeft aangenomen heeft zich met die aartsvader gedentificeerd en mag ook
zijn naam dragen (Gal.3:8,9,16). Daarom geeft Paulus ook ns een speciale
term aan de gelovigen. Een eigen (Grieks periousion) volk zegt hij in
Titus 2:14. In enkele Engelse vertalingen staat er peculiar en geeft volgens
ons nog meer weer. De kerk bestaande uit Joden en Heidenen is uniek.
Afgezonderd uit de wereld voor een ambt als priesters en koningen (1 Pet.2:9).
Nog enkele opmerkingen over de vervulling van de belofte van Jol 2. Ook
hier schermt men met twee of meerdere vervullingen van deze ene tekst. Dat
is natuurlijk om iets te verbergen nl. dat de Kerk van Joden, en Heidenen in de
plaats van Isral gekomen is. Of men gebruikt het om te beweren dat zijn
eigen groep de vervulling van die tekst waar maakt. Dat doen o.a. Jehovahs
Getuigen met volgende woorden: Die profetische woorden van Jol
maakten diepe indruk op zachtmoedige mensen in de eerste eeuw.
Maar tegenwoordig is hun uitwerking nog krachtiger omdat er, zoals
de gebeurtenissen in de twintigste eeuw aantonen, een tweede
vervulling van Jols profetie heeft plaatsgehad... In 1919 begon
Jehovah zijn geest op zijn volk uit te storten op een manier die deed
denken aan Pinksteren 33 G.T.. De Wachttoren van 1 mei 1998, blz.14.
Of ook nog dit. In De Wachttoren, van 1 mei 1992, blz.13 lezen we: Er zou
echter nog een verdere toepassing van Jol 2:28-32 zijn. Ja, deze
profetie heeft een opmerkelijke vervulling gehad sinds september
1919. Er werd toen een gedenkwaardig congres van Jehovahs volk
gehouden in Cedar Point (Ohio, VS). Gods geest was duidelijk
aanwezig, en zijn gezalfde dienstknechten werden gestimuleerd om
een aanvang te maken met de wereldomvattende
getuigeniscampagne die heden ten dage nog steeds aan de gang is.
Over Jesaja 11 kunnen we kort dit zeggen. Het is een lievelingsprofetie van
wie in de duizendjarige regering geloofd. In H.L. Wilmington, Book of Bible
lists, Tyndale House, 1987, blz.283, 284 vinden we volgende verwijzingen:
De oorspronkelijke vloek op de schepping zal ophouden (zie Gen.3:17-19)
met de verwijzing naar Jes.11:6-9.
De wolf, lam en leeuw zullen bij elkander liggen met de verwijzing naar
Jes.11:6,7.
Een klein kind zal er spelen met slangen met de verwijzing naar Jes.11:8.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 413
Vers. Citaat.
Jes.11:1 Mat.2:23
Hand.13:23
Heb.7:14
Opb.5:5
Opb.22:16
11:2 Eph.1:17
1 Pet.4:14
11:3 Joh.7:24
11:4 Joh.7:24
Eph.6:17
2 Thes.2:8
Opb.19:11
11:5 Eph.6:14
11:10 Rom.15:12
Opb.5:5
Opb.22:16
Nestle / Aland hebben verder nog: Jes.11:2 = Opb.5:6 en Jes.11:4 =
Opb.22:16.
Zie ook de geestelijke uitleg van een andere gelijkaardige profetie die in dit
verband verkeerd gelezen wordt; Jes.2:3 = Joh.4:22 en Jes.2:5 = 1 Joh.1:7.
Jehovahs Getuigen verklaren in De Wachttoren van 1 mei, 1998, blz.14, 24,
25 dat zij het enige volk zijn aan wie deze profetie van Jes.2:4 op een
geestelijke wijze in vervulling gaat.
In Jezus echter kan elke gelovige rust voor zijn ziel vinden: Komt tot Mij
allen die vermoeid en belast zijt; en Ik zal u rust geven: neemt mijn
juk op u en leert van Mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van
hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is licht en
mijn last is licht (Mat.11:28, 29).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 415
Mensen hebben soms moeilijkheden dit dubbele aspect van Gods Koninkrijk
te begrijpen. Wellicht kan de volgende illustratie helpen. We leven thans in
wat men zegt de eeuw van de vooruitgang te zijn. Maar dat is n manier
om ons tijdperk te typeren. In deze eeuw is er mr dan vroeger;
hongersnood, nieuwe ziekten, wereldomvattende armoede enz...
De kloof tussen rijk en arm wordt steeds groter. De helft (en meer) van
grote steden zoals New York, Chicago, Mexico, Rio de Janeiro e.a. geven een
indruk dat aan hen die eeuw van vooruitgang is voorbij gegaan. Dan zeggen
we nog niets over de 3de wereld. Op dezelfde wijze is het Koninkrijk Gods nu
in volle expansie en staat open voor alle mensen van goede wil. Ongelovigen
hebben daar echter geen weet van, aan hen lijkt het Koninkrijk Gods voorbij te
zijn gegaan. En hetzelfde beeld krijgen we ook in Ps.2 beschreven, de Heer is
gekomen en regeert, met Zijn volk, in het midden van Zijn vijanden. Niet in de
letterlijke zin van het woord maar in zijn volle betekenis op geestelijk vlak.
Dieren die symbolisch mensen voorstellen is ook iets waar we niet moeten
over vallen. Men kan dat regelmatig terugvinden in de Schrift. We geven
enkele voorbeelden. De koningen van Assyri en Babylon zijn leeuwen
(Jer.4:7 / 50:17). De prinsen van Isral zijn briesende leeuwen en hun
rechters wolven (Zef.3:3). De prinsen van Isral zijn ook op een andere
plaats welpen genoemd van een leeuwin (Ezech.19:1-9). Vijanden van
David worden vergeleken met stieren (Ps.22:12). Bepaalde personen
worden door Amos vergeleken als koeien van Basan (Amos 4:1). Jezus
vergelijkt sommigen als zijn ze wolven (Mat.7:15 / 10:16). En Paulus
spreekt over valse leraars als wolven (Hand.20:29).
Maar ook dan zal men nog opmerken: er is toch niet zoveel vrede in de
kerk(en)? Laten we daar het antwoord op geven dat Paulus gaf en waaraan we
niet moeten twijfelen of het correct is. Hij zegt in Rom.15:12,13 het volgende:
En verder zegt Jesaja: Komen zal de wortel van Isa, en Hij, die
opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen
hopen. De God nu der hope vervulle u met louter vreugde en vrede in
uw geloof, om overvloedig te zijn in de hoop, door de kracht des
heiligen Geestes (wij onderlijnen). De twee Scriftuurplaatsen die Paulus
gebruikt ter ondersteuning van zijn argument zijn de volgende; Jes.32:17,18
en Jes.55:12. Daar lezen we dan: En de vrucht der gerechtigheid zal
vrede zijn, de uitwerking der gerechtigheid rust en veiligheid tot in
eeuwigheid. En mijn volk zal in een verblijf des vredes wonen, in
veilige woningen, in oorden van ongestoorde rust... Want in vreugde
zult gij uittrekken en in vrede geleid worden; de bergen en de
heuvelen zullen voor u uitbreken in gejuich en alle bomen des velds
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 416
Wacht dus niet op een verdere vervulling. U zegt: dat is geen genspireerd
Bijbelboek! Dat klopt, maar het is toch geschiedkundig juist en wordt als
historisch document niet in twijfel getrokken. Hou er dus ook rekening mee.
grote mannen en vrouwen die in de 18-20e eeuw vanuit hun Joods geloof
belijders van de Messias geworden zijn. Edersheim, Baron, Da Coste, Montifiori
en de huidige bisschop van Parijs! We vergeten er nog honderden anderen!
Men zegt dat heden, 0,5% van de Joden in Christus geloven!
Is het nieuwe verbond slechts iets van de toekomst! Slechts voor Joden!
Walvoord geeft over het Nieuwe Verbond de volgende details: (we korten
in)
1) Het verbond is specifiek gemaakt voor de natie Isral... dit verbond
spreekt niet over iemand die geen afstammeling is van Jacob...
2) Het Nieuwe Verbond is daarom voorzegd ter vervanging van het
Mozasche verbond...
3) De belangrijkste voorziening van het Nieuwe Verbond zal vervuld worden
na de tijd van de verdrukking van Isral, speciaal de Grote Verdrukking... de
beloofde vervulling is na die tijd van verdrukking (Jer.30:7)...
4) Het Nieuwe Verbond vervangt het Mozasche verbond en zal in de harten
geschreven zijn en niet op stenen tafelen (Jer.31:33).
5) Het Nieuwe Verbond zal een grote geestelijke zegen zijn voor Isral...
6) Het Nieuwe Verbond zal met zich de openbaring brengen van de
heerlijkheid van God... Het verwijst in het kort naar het Koninkrijk van Christus
dat opgericht wordt met de tweede komst...
7) Het Nieuwe Verbond spreekt van vergeving, genade en zegen...
De voorzieningen van het Nieuwe Verbond zijn zo gedetailleerd dat het voor
elke zorgvuldige onderzoeker duidelijk moet zijn dat dit Verbond in het
verleden nog niet werd vervuld en ook nu zich niet vervuld. Het is daarom de
hoeksteen van het geloof in een duizendjarig koninkrijk dat komt met de
tweede komst van Christus. Daarom dienen de a-millenialisten, die het
komende duizend rijk niet aannemen, trachten te bewijzen dat het verbond
nu wordt vervuld alhoewel al de details ervan nog niet verwezenlijkt zijn
(blz.209, 210).
Het N.T. gebruikt Jeremia 31 niet in de zin van een nog toekomstige
profetie die aan Isral en gelovige Heidenen in vervulling gaat na de
Wederkomst van de Heer.
Vers Citaat
Jer.31:31 Mat.26:28
Luc.22:20
1 Cor.11:25
2 Cor.3:6
31-34 Heb.8:8-12
31:33 2 Cor.3:3
Heb.10:16 (en 7 in Nestle / Aland)
31:33-34 Rom.11:27
1 Thes.4:9
1 Joh.2:27
32:40 Luc.22:20
1 Cor.11:25
2 Cor.3:6
Ezech.11:19 2 Cor.3:3
Ezech.36:25 Heb.10:22
36:26 2 Cor.3:3
36:27 1 Thes.4:8
Nestle / Aland hebben nog Jer.31:31 = Marc.14:24
Wilmington laat de Bijbel hier buikspreken. Deze teksten geven gn
toekomstig herstel aan van Isral. Aan herstel is de Heilige Geest sinds
Pinksteren bezig en blijft dit doen tot aan de Wederkomst van Christus.
J. de Heer geeft (blz.34-50) in zijn lijst van 50 nog te vervullen profetien,
in verband met het herstel van Isral, dit vers niet op. Maar in de tekst van
zijn boek doet hij dat wel (o.a. blz.149, 185). Is hij zijn eigen regels vergeten?
Of had hij juist de kracht nodig van deze verwijzing om zijn leer toch een
stevig uitzicht te geven!
Bij wijze van formule: het Nieuwe Verbond van Jer.31:31-37 = Heb.8:8-12 =
gelovige Joden en Heidenen = alle geestelijke zonen van de Vaderen. Zo is
dan elke onbekeerde Jood voor God een verloren Jood (Joh.3:3-7). Ook de Jood
moet om door God aangenomen te worden gereinigd worden voordat hij kan
behoren tot Gods eigen volk volgens Titus 2:14. De schrijvers van het
N.T. hebben deze tekst (van Ezechil) dan ook niet ge-judaseerd of ge-
literaliseerd, maar wel ge-universaliseerd.
Een aanhaling met betrekking tot het geestelijk Koninkrijk van God over alle
Natien is Amos 9:11-15 = Hand.15:15-18. Hij die recht heeft op de troon van
David is gekomen (Ezech.21:27). Jezus heeft de troon van YaHWeH op zich
genomen (1 Kron.29:23). Zie ons commentaar bij stelling n1 in verband met
Isral en verder bij Mat.7:22 in hoofdstuk vier. Om u een idee te geven van de
voorwaarden waaraan Isral moet voldoen om gezegend te worden in dat rijk
lezen we wat de HERE zelf tot Salomo spreekt: Wat u aangaat, indien gij
voor mijn aangezicht wandelt zoals uw vader David in volkomenheid
van hart en in oprechtheid gewandeld heeft, en doet naar alles wat Ik
u geboden heb, als gij mijn inzettingen en verordeningen in acht
neemt, dan zal Ik uw koningstroon over Isral voor altijd bevestigen,
zoals ik tot uw vader David gesproken heb; nimmer zal u een man
ontbreken op de troon van Isral. Maar indien gij u ooit met uw zonen
afkeert en Mij niet volgt, mijn geboden en inzettingen niet volbrengt,
maar andere goden gaat dienen, en u voor die nederbuigt, dan zal ik
Isral uitroeien van de bodem die Ik hem gegeven heb, en het huis
dat Ik aan mijn naam geheiligd heb, zal Ik u van mij wegstoten, zodat
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 421
Isral tot een spreekwoord en een spotrede onder alle volken zal
worden. Dit huis zal tot puinhopen worden (1 Kon.9:4-8a wij
onderlijnen). Wat we met dubbele strepen onderlijnen is normaal wat men in
bepaalde Isralkringen aanhaalt. Wat we in de enkele streep zetten is datgene
waaraan moet voldaan worden wil de zegen van God op Isral blijven. Dat is
van hun kant uit de primaire voorwaarde. Is Salomo afvallig dan zal hij
tezamen met het volk mee moeten delen in de straffen van God. Hij heeft het
beginsel van gemeenschapsverantwoordelijkheid geschonden. Indien er geen
berouw op volgt dan is er van gn herstel sprake.
We citeren H.M. Ohmann uit, Wie kent uw toorn?, Oosterbaan & Le Cointre,
Goes, 1988, blz.107, 108 die hierover schrijft: En even later: gij zijt immers
een hardnekkig volk. Tot zesmaal toe vertelt Mozes hun dat zij de HERE tot
toorn hebben verwekt of dat de HERE Zich tegen hen vertoornde
(9:7,8,18,19,20,22). Hoe de HERE hen zal weten te treffen, lezen we in
hoofdstuk 11:17: ... en Hij zou de hemel toesluiten, zodat er geen
regen komt, de bodem zijn opbrengst niet geeft en gij weldra te
gronde gaat in het goede land, dat de HERE u geven zal. Nogmaals
citeren we B. Holwerda: Ze gaan dan verdwijnen uit dit goede land, cf. I 35,
VIII 7-10; immers de heerlijkheid van dit land is het grote motief van dit boek;
in het feit dat ze het in bezit gaan nemen openbaart zich de trouw en de
genade van Jahwe; maar daarom betekent zijn toorn ook het verlies van die
rijkdom die ze nu op het punt staan in ontvangst te gaan nemen.
In hetzelfde verband van een mogelijks herstel van Isral duiken steeds een
reeks teksten op bij de verdedigers ervan, trouwens altijd dezelfde. Hier
enkele met een kort commentaar.
Lev.26:40-45: gaat in vervulling met de terugkeer uit de Babylonische
gevangenschap. Zie 2 Kron.36:21 / Jer.25:9-12 / 26:4-6 / 29:12-14. En wat is
vervuld op basis van geloof hoeft niet meer nog eens vervuld te worden in een
duizendjarig rijk. Trouwens het berouw van het volk van het verbond leidde tot
een herstel als natie terwijl, sinds de komst van de Heer het om een
individuele verzoening gaat na een persoonlijk belijden van zonde. Duidelijk is
dat bij vergelijk van de volgende teksten: 1 Kon.8:33 / Neh.9:2-4 / Dan.9:5 met
Hand.2:36-40. Geslachtsregisters zijn hierbij een hindernis en zijn thans niet
meer belangrijk. Onder christenen is het Jood-zijn niet de belangrijkste factor
tot verzoening (1 Tim.1:4 / Tit.3:9). Ook de Jood-christen mag niet meer op zijn
vlees vertrouwen (Phil.3:3 / Gal.3:7).
Het is raadzaam om bij de verklaring van deze teksten uit het O.T. altijd een
lijst bij de hand te hebben met de verwijzingen in het N.T.. Dat lost vele
vragen op zonder lang zoekwerk, want die tekst, of een nabijgelegen, heeft
soms betrekking op de christelijke gemeente zonder dat men er erg in heeft.
(Zie bijvoorbeeld de lijst die we terugvinden in The Greek Testament, ed. K.
Aland / M. Black / B. Metzger / A. Wikgren, United Bible Societies, 1966.)
We hebben het principe van deze overdracht van een profetie uit het O.T.
naar het geestelijke Isral slechts kunnen aangeven. Het N.T. geeft er nog veel
meer. Volgens professor A. A. van Ruler is het Oude Testament de eigenlijke
Bijbel en het Nieuwe Testament is niet meer dan het lijstje met vreemde
woorden ter nadere verklaring achterin. (Religie en politiek, Nijkerk 1945,
blz.123.) Dat beeld is niet volledig correct, maar n ding is zeker. Het N.T.
bevat de sleutel om het O.T. te begrijpen. Dat zal een Jood natuurlijk niet
aannemen. Sinds Golgotha staan de zaken echter definitief vast op die wijze!
(Zie o.a. H. de Knijf, Sleutel en slot, Kok, 4de druk 1995.)
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 423
Er moet ook op gelet worden dat sommige teksten spreken over het volk
van Isral in de betekenis van de 10 stammen die hersteld zijn met de
terugkeer uit de Babylonische gevangenschap (Jer.31:2-22 / Ezech.37:16-19 /
Hosea 1:10,11). De profetie van Jer.31:1 maakt het duidelijk dat het herstel er
zal zijn voor alle geslachten van Isral, dus alle twaalf stammen van dat volk.
Na de herbouw van de tempel in de tijd van Ezra worden er twaalf bokken
geofferd volgens het aantal van de 12 stammen, wat wijst op hun herstel
(Ezra 6:16,17). En dat was volgens de voorzegging van Jer.33:7 en 50:19. In
een symbolische handeling illustreert Jeremiah dat ook: twee stokken worden
n stok (Jer.37:15-28). Zo vinden we in het N.T. ook verwijzingen naar het
bestaan van de twaalf stammen in de tijd van Jezus. Anna, de profetes, was
van het geslacht van Aser volgens Luc.2:36. Ook 1 Kron. 9:3 / Ezra 2:70 /
Hand.26:7 om u te overtuigen. Zie hoe Jesaja dezelfde term Isral
wisselend voor de twaalf stammen en de tien stammen gebruikt (Jes.1:4-8 /
8:18 / 9:7-11). Jesaja gebruikt zelfs nmaal de uitdrukking de beide
huizen van Isral in Jes.8:14. Velen zien dat niet in en maken dan ook
verkeerde gevolgtrekkingen. Want wat God aan de 10 stammen vervuld heeft
of aan 2 stammen moet Hij niet nogmaals aan de 12 stammen vervullen.
het verhaal van Ester valt namelijk op te merken dat deze koning Ahasverus
(zeer waarschijnlijk Xerxes I, zoon van Cyrus) koning is over 127 landen en dat
de Joden in verschillende van deze landen terug te vinden zijn volgens Ester
1:1 / 3:8.
2) De latere profeten spreken dus niet meer over herstel. Zo ook niet over
het bezit van het land. Na 537 V.C. zijn er geen teksten meer die spreken
over een mogelijk herstel bij een nieuwe afvalligheid. Integendeel in het N.T.
zijn de uitspraken van Christus en Zijn discipelen duidelijk tegenovergesteld
aan deze stelling. In het O.T. wordt het begrip land ongeveer 1600 maal
gebruikt, bijna altijd m.b.t. Isral. In het N.T. slechts 50 maal en nooit m.b.t.
een herstel in het land. Over terugkeer spreekt het O.T. 245 maal waarvan
het grootste deel i.v.m. de Babylonische gevangenschap. Maar slechts 13
maal in het N.T. en dan altijd zonder verwijzing naar herstel en terugkeer in
het letterlijke Isral. Terugkeer heeft in het N.T. te maken met een
terugkeer naar God, bekering eraan voorafgaande.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 425
En omdat volgens de norm en theologie van het N.T. Isral hersteld is vanaf
537 V.C. vinden we deze term daar ook steeds in gebruik en niet Judah
zoals te verwachten zou zijn. Jezus is de heerser van Isral (Mat.2:6). Het
land Judah + Canaan = Isral (Mat.2:20,21). De discipelen moeten
prediken tot Isral (Mat.10:23) en de inwoners ervan krijgen de naam
volk van Isral (Mat.2:6 / Luc.2:32 / Hand.4:10). Ze zijn de zonen van
Isral (Mat.27:9 / Luc.1:16 / Hand.5:21 / 7:23,37). En ze worden
daadwerkelijk aangesproken als Isralieten (Hand.2:22 / 5:35 / 13:16). Het
is niet in Isral dat Jezus geloof vindt maar bij een heidense honderdman
(Mat.8:10 / Luc.5:9). Ze moeten niet hersteld worden en zijn ook niet volgens
een andere leer van het BritsIsral terug te vinden in het UK en/of de USA. Of
volgens de Mormonen voor wie Isral is terug te vinden onder de Amerikaanse
Indianen.
Daarom nog het volgende citaat bij dit alles: Indien de uiteindelijke
betekenis van het O.T. terug is te vinden in het Nieuwe, wat moeten we er dan
van maken gezien daar niets terug te vinden is over het herstel van Isral.
Rom. 9-11) heeft het slechts over de geestelijke aspecten van de beloften die
aan de vaderen gedaan zijn. Volgens Paulus bestaat Israls redding daarin;
dat ze opnieuw ingent worden in de Olijfboom waarin reeds Heidenen
ingent zijn door hun geloof in Christus (Rom. 11:13-36). Het is dan ook de
beste uitleg om de vele profetien van het herstel in het land te verklaren met
betrekking tot de terugkeer onder Ezra en Nehemia, wanneer de Tempel en de
stad Jeruzalem herbouwd werden; en de uiteindelijke vervulling te zien als de
hemelse geestelijke zegeningen in een hemels land dat is weggelegd voor het
ganse volk van God, alle gelovigen in Christus P. Jewett in The Zondervan
Pictorial Encyclopedia of the Bible, edit. Merrill C. Tenney, deel 2, Zondervan,
1975, blz.344, 345.
De hiernavolgende tabel kan u ook duidelijk maken dat men zich niet moet
verliezen in het gebruik van n of ander beeld of gedachte in verband met de
gemeente. Want n beeld geeft aan dat een bepaald aspect van de
gemeente zo is. Een ander beeld geeft iets anders te kennen. De conclusie
van de tabel is in elk geval deze; de kerk = de gemeente = de synagoge
van het OT is = deze uit het NT, want ze hebben dezelfde namen en
titels. In deze gemeente van het Nieuwe Testament oorspronkelijk bestaande
uit Joden krijgen gelovigen uit de Heidenen dezelfde rechten (ook aangepaste
plichten!) als de gelovigen uit Isral.
Een nog steeds prachtig boek dat ingaat op het geheel van deze zaken is:
H. Matter, De toekomst van Isral, in het licht van het Nieuwe Testament,
Bosch en Keunig, 1953.
Conclusie
Het is in het NT overduidelijk dat teksten die in het OT over vleselijke Joden
spreken, onder inspiratie van de Heilige Geest, op een geestelijk Isral zijn
toegepast. De Schriften worden daarbij geen onrecht aangedaan. Integendeel,
dat is voor hen soms de nige mogelijke uitleg.
Isral nog een heel moeilijke tijd aanbreken, die Jeremia de Tijd van
benauwdheid van Jacob (30:7) noemt. Wij kennen deze tijd meer onder de
benaming Grote verdrukking. Gedurende deze periode zal Hijzelf zijn volk
louteren, tot hen spreken en Zich aan hen openbaren. Aan het einde van deze
moeilijke tijd zal de Here Jezus als Messias wederkeren en dan zal het moment
aangebroken zijn, dat het gehele volk Isral de Here Jezus als Messias
aanvaarden zal.
In Zacharia 12:10 lezen we:Ik zal over het huis van David en over de
inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij
zullen Hem aanschouwen die zij doorstoken hebben en over Hem een
rouwklacht aanheffen als over een enig kind, ja, zij zullen bitter leed dragen
als het leed om een eerstgeborene. Wanneer Christus op aarde terugkeert en
als koning Zich op de troon van David zal zetten, zal het volk Isral tot op de
laatste man zich tot de Here Jezus bekeren en als hun koning aanvaarden
(wij onderlijnen).
We geloven niet dat deze uitleg naar de Schriften is. Daarom moeten we op
een en ander dieper ingaan? Onze stelling ligt hier ver vandaan. Laat ons
trachten aan te geven waarom we Het Zoeklicht niet kunnen of niet willen
volgen.
Het boek Richteren is het mooiste voorbeeld van de wijze waarop God redt.
En ofschoon Isral op dat moment nog in het land vertoefde waren ze er toch
niet hun eigen meester. Door ontrouw aan het verbond werden ze
overgeleverd aan de machten en volkeren rondom hen zoals vooraf voorspeld
in Deut.31:29. Tot tienmaal toe krijgen we een beeld van: geloofsafval gevolgd
door overheersing van een vreemd volk, God zend een Richter-Profeet, het
volk heeft berouw en ze worden terug in Gods gunst aangenomen. Zie
Richt.1:1-9 / 3:9,10 / 3:15 / 4:4-9 / 6:11-16 / 11:29 / 13:24,25. Een ander
voorbeeld is de Babylonische gevangenschap, de tijd van de
eindafrekening (Ezech.7:1-6 / 21:25). Het was slechts nadat het volk daar
zijn afvalligheid en zondigheid betreurde dat God hen terug liet gaan naar het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 430
beloofde land (Neh.1:4-11). Maar ook daarna is het volk opnieuw afgevallen.
Christus geeft aan zijn 12 apostelen de raad zich niet te begeven naar de
steden der Samaritanen wanneer Hij ze uitstuurde. Ze mogen zich slechts
richten tot de verloren schapen van Isral (Mat.10:5-7). Deze opdracht
zal slechts na Hemelvaartsdag wijzigen (Hand.1:8 / 10:44-47). En uit
Handelingen weten we dat Isral zich ook niet heeft bekeerd tot de boodschap
van Jezus en zijn discipelen. Hun harten bleven verhard! Aan de voorwaarde
van berouw voldoet het huidige Isral ook nu nog niet en dus is wat er zich
momenteel voordoet in de moderne staat het resultaat van menselijk streven,
niet Gods handelen.
Ook aan de tweede voorwaarde van herstel voldoet het huidige Isral niet.
Moderne godsdienstfilosofen van Joodse oosprong hebben over Jezus van
Nazareth veelvuldig en veelzijdig geschreven. Of je nu H.J. Schoeps, D.
Flusser, P. Lapide of J. Klausner (en vele anderen) neemt ze hebben dit
gemeen: Jezus is niet de ware Messias die voorspeld werd in het OT. Maar dan
zegt het getuigenis van het NT; totdat ze Hem niet hebben beleden en
verkondigd kan Gods gunst niet op hen rusten (Mat.23:39).
Want wij gaan tot (de) rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn
zegt de schrijver aan de Hebreen duidelijk (Heb.4:3). Een Jood die
schrijft aan Joden! Elke Jood moet om deze rust in te gaan toegaan
tot de troon der genade en die troon der genade is den groten
hogepriester (...) Jezus (Heb.4:14-16). Voor de uitdrukking totdat
in Mat.23:39 en zijn betekenis zie nog Mat.2:13 / 5:18 / 5:26 / 10:11 /
11:23 / 16:28 / 24:34 en vergelijk de paralleltekst in Luc.13:25.
Een ongelovige Jood is in Gods ogen sinds Golgotha niets meer dan een
ongelovige Belg of Nederlander. De Hemelse Vader wacht tot men Hem
nadert met de woorden Ik heb gezondigd (Luc.15:21). Daarbij heeft
de Jood wel al dit voordeel: hij heeft van God de woorden ontvangen die
hem tot de Messias moeten brengen (Rom.3:1-4). Maar gezien het
algemene ongeloof van de huidige doorsnee Israliet en het verwerpen
van de Messias Jezus, kan wat thans in Isral geschied gn vervulling
zijn van n of andere profetie. Of is juist niet Isral's verwerping van
zijn Messias profetisch! Dat zegt o.a. Jer.7:13-15 / Mat.21:9 / 2
Cor.3:15,16. Dat geeft Paulus toch toe in Rom.9-11! Het overgrote deel
van Isral is niet tot geloof gekomen en deelt dus niet in Gods beloften
van hoop en herstel (Rom.9:6).
Deze verzen die in het OT slechts kunnen spreken over het Joodse volk
worden in dit gedeelte door Paulus toegepast op de kerk van de gelovigen in
Jezus, gelovigen zowel uit de Joden als de Heidenen. Zij vormen samen het
Nieuwe Isral. Romeinen 9:25 spreekt over Isral n Heidenen en aan beiden
gaan de drie aangehaalde verzen uit het OT die daarop volgen in vervulling.
De gedachte dat ook aan heidenen deze teksten in vervulling gaan is
aangegeven door de gevolgtrekking in vers 30. Slechts in vers 31 wordt de
draad met het vleselijke Isral terug opgenomen. In een commentaar hierop
zegt J.S. Vos: In vs.24-29 vindt, zoals reeds gezegd, de identificatie plaats
van de voorwerpen des erbarmens: zij zijn de geroepenen uit de joden en
heidenen. De gemeente uit joden en heidenen staat in het spoor van Izak,
Jacob en Mozes. Met citaten uit de profeten Hosea en Jesaja bewijst Paulus
deze identificatie. Hosea spreekt reeds over de roeping van de heidenen,
terwijl Jesaja de redding van een rest van Isral aankondigt. Zie Paulus en
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 432
de andere Joden, edit. T. Baarda, H. Jansen, S.J. Noorda, J.S. Vos, Meimema
Delft, 1984; artikel van J.S. Vos op blz.114-145. In de schematische
voorstelling van Rom.9-11 volgens de schrijver (blz.119) lezen we over de
verzen 25-30: dit geldt voor ons, geroepenen uit joden en heidenen; volgens
de profetie van Hosea en Jesaja: God heeft een niet-volk tot volk geroepen en
in Isral een rest overgelaten.
Wat is de situatie van het vleselijke Isral in Rom.9-11? Zij hebben zich
gestoten aan de steen des aanstoots (9:32), hebben zich aan de
gerechtigheid Gods niet onderworpen (10:4), niet allen hebben aan
het evangelie gehoor gegeven (10:16), een ongehoorzaam en
tegensprekend volk (10:21), door hun val (11:11,12), hun tekort
(11:12), nu ongehoorzaam geworden (11:31), allen onder
ongehoorzaamheid besloten (11:32).
Maar ook de Griekse tekst van Rom.11:26 laat niet toe een volledig herstel
van Isral te leren op het tijdstip van de Wederkomst. In de Korte verklaring
der Heilige Schrift, Romeinen J.A.C. van Leeuwen en D. Jacobs, 3de druk,
1952, blz.249 lezen we: De toebrenging van alle geroepenen uit de
heidenen, tezamen met het overblijfsel uit Isral zal zijn de redding van
gans Isral; vandaar dat hij zegt: en alzo, op die wijze zal gans Isral zalig
worden.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 434
En alzo, dus niet: en dan, zoals meermalen wordt opgevat. Het Griekse
woord betekent: z, op die wijze, vgl. 1 Cor.11:28 / 14:25; ook 1 Thess.4:17.
Het wijst natuurlijk wel terug op hetgeen onmiddellijk voorafgaat, maar op
geen der aangehaalde plaatsen wijst het zonder meer een tijdstip aan. Ook
hier, 11:25, ligt de nadruk meer op de volheid der heidenen in tegenstelling
met Israls gedeeltelijke verharding dan op het: totdat. Ware er sprake van
een tijdstip, dan zou het op een andere wijze uitgedrukt zijn, vgl. 1 Cor.4:5 /
13:12 / 15:28,54 / 16:2 / 2 Cor.12:10 / Col.3:4, waar onze St. V. heeft alsdan
of dan.
Zo opgevat, dat nl. onder gans Isral verstaan moet worden de geroepenen
uit de heidenen tezamen met het overblijfsel van Isral, spreekt Paulus hier
dus niet van een bekering van Isral als volk, als volksgeheel, tot den
Christus, aan het eind der dagen, wanneer het evangelie aan alle volken zal
gebracht zijn; maar hij zegt eenvoudig positief, wat in 9:6 negatief was
gezegd: niet allen, die uit Isral zijn, die vormen Isral; positief kan en mag
deze gedachte z aangevuld worden: zij zijn Isral, die door het geloof
erfgenamen der belofte, het zaad Abrahams zijn. En dit temeer, wanneer
men in aanmerking neemt, dat de brief aan de Romeinen na dien aan de
Galatirs is geschreven, en meermalen Gal. in Rom. sterk naklinkt. Z
betekent hier gans Isral, het gehele geestelijk Isral, alle erfgenamen der
belofte, door Paulus Gal.6:16 het Isral Gods genoemd, vgl. ook Ef.2:12 (wij
onderlijnen).
Uit de Griekse tekst blijkt dat Rom.11:26 niet verwijst naar een
momentopname van de komst van Christus of iets dat drna moet
geschieden. Het wijst op gans de periode van verwerping van Isral en
aanvaarding van de heidenen tot aan de Wederkomst. Dat wil zeggen vanaf
Pinksteren tot de tweede komst; de tijd van de christelijke heilsperiode. En de
meeste vertalingen zijn hier ook correct:
en alzoo SV / Luther,
en zo Leidse Vert.,
en zo J.B. Poukens S.J.,
en op die wijze Brouwer,
en dan Canisius,
en zo zal tenslotte Willibrord,
en aldus NBG
Canisius is fout indien hij verwijst naar een nog toekomend gebeuren na de
Wederkomst, de anderen correct.
alors Maredsous,
et aprs cela E. Stapfer (is duidelijk fout),
and then Diaglott van B. Wilson (Jehovahs Getuigen),
and thus K.I.T. interlineair (Jehovahs Getuigen),
and in this manner K.I.T. tekst (Jehovahs Getuigen),
and in this manner The better version C. Estes,
and thus The bible in living English, Steven T. Byington (Uitgegeven
door Jehovahs Getuigen vooral omdat deze vertaling de naam
Jehovah bevat)
and so J. Rotherham / American SV van 1901 / H. Schonfield / Douay /
N.I.V.,
and then KJV / R.SV 1881 / F. Fenton / The New American Bible,
this done James Moffatt,
once this has happened Philips.
De parafrase van Philips is er n om enkele dagen in zak en as te lopen
want ze is beduidend bevooroordeeld. Een staaltje van INLEGHUNDE.
Toch is niet iedereen overtuigd door dit argument. Men wil aanhouden dat
er bij de tweede komst een herstel is van Isral, het grootste argument berust
dan op de uitverkiezing als volk. Hoe de invulling in te schatten is, geven ook
de schrijvers uit het vorige citaat aan en zeggen dan (blz.249, J.A.C. van
Leeuwen en D. Jacobs): Velen menen, dat Paulus hier tot vs. 32 een bekering
van Isral als volksgeheel leert. De beslissing is moeilijk, misschien mag men
haar in Paulus woorden lezen. De boven uiteengezette opvatting lijkt
verkieslijker.
De uitdrukking gans Isral komt elders bij Paulus niet voor; had Paulus
bedoeld een bekering van Isral als volksgeheel, dan zou het toch wel wat
duidelijker mogen gezegd worden; in de woorden gedeeltelijke verharding
ligt dit toch niet opgesloten; zij ontkennen, in aansluiting aan het tevoren
gezegde, eenvoudig, dat Isral in zijn geheel zonder enige uitzondering, zich
zou verhard hebben; en evenmin mag men het lezen uit het voegwoord:
totdat. Indien na het ingaan van de volheid der heidenen een andere
toestand voor Isral als natie, een andere houding tegenover den Christus zou
volgen, had dit toch wel met zoveel woorden mogen gezegd zijn.
121. Voor wie een andere uitgave heeft de referentie is: Part IV., Ch III,
par.2 en 5.
En wat denkt bijvoorbeeld iemand als Calvijn hierover: Wederom, nadat hij
hun het ijdel vertrouwen op hun afkomst ontnomen had, en toch aan de
andere kant zag, dat het verbond, dat God eenmaal met Abrahams
nakomelingen had aangegaan, geenszins teniet gemaakt kon worden, betoogt
hij in het 11e hoofdstuk, dat de vleselijke verwantschap met Abraham niet
van haar waardigheid beroofd mag worden, door welke weldaad, zo leert hij,
de Joden de eerste en natuurlijke erfgenamen van het evangelie zijn, behalve
voorzover zij door hun ondankbaarheid, als onwaardigen, verstoten zijn; maar
toch zo, dat de hemelse zegening niet geheel van hun volk is weggegaan.
Daarom noemt hij hen, ofschoon ze hardnekkig en verbondbrekers waren,
niettemin heilig. Zoveel eer betoont hij aan het heilige geslacht, hetwelk God
zijn heilig verbond waardig gekeurd had (...) Opdat ze dus niet van hun
voorrecht zouden worden beroofd, moest hun in de eerste plaats het
evangelie verkondigd worden. Want ze zijn in Gods huisgezin als het ware de
eerstgeborenen. Daarom moest hun deze eer betoond worden, totdat ze de
hun aangeboden eer verwierpen en door hun ondankbaarheid maakten, dat
ze naar de heidenen werd overgebracht. En met hoe grote hardnekkigheid zij
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 438
ook volhouden oorlog te voeren tegen het evangelie, zo mogen wij hen
daarom toch niet verachten, wanneer wij bedenken, dat Gods zegening, ter
wille van de belofte, nog onder hen overblijft, gelijk de apostel betuigt, dat ze
nooit geheel van hen zal wijken; want Gods gaven en roeping berouwen Hem
niet. Institutie Boek IV, hoofdstuk 16, slot par.14, W.D. Meinema Delft, z.j.,
vertaling Dr. Sizoo.
Met het oog op alles wat we hebben gezegd in dit verband moet dan ook de
uitleg van J. De Vreugd over de term gans Isral verkeerd zijn. Hij zegt in
het tijdschrift Christenen voor Isral, mei 2001, blz. 24: Vanuit het bijbels
taalgebruik moeten we in ieder geval vaststellen dat geheel Isral ongeveer
de helft van de gevallen dat de term wordt gebruikt, inderdaad betekent alle
Isralieten hoofd voor hoofd, en in de andere helft gaat het om een deel van
Isral, maar dat dan wel weer in zijn totaliteit. Zo komt de term in het Oud
Testament nogal eens voor als het om het leger van Isral gaat; met geheel
Isral wordt dan het totale leger van Isral bedoeld. Maar dat lijkt ons te
gemakkelijk als oplossing en vooral de conclusie die hij hieruit heeft getroffen;
allen van Isral uit de eindtijd. Ten eerste wordt de term geheel Isral in het
NT niet zomaar gebruikt zoals hij in het OT gebruikt is. De term ontbreekt er
bijna totaal en een vergelijk vanuit dat standpunt dringt zich niet op. Wanneer
we zr breed zijn in onze berekeningen dan komt de term in het NT slechts
driemaal voor, waarvan Rom.11:26 er n is. Ten tweede heeft de term gans
Isral wanneer gebruikt in betrekking tot het leger van Isral niet de betekenis
van allen. Want daarbij moeten dezen uit het leger die kortelings getrouwd zijn
uitgesloten worden. Ze hebben namelijk recht op n jaar verlof uit het leger
wanneer ze trouwen. En er zijn nog enkele andere uitzonderingen (Deut.20:5-
7). Tot slot: waarom dit beweren wanneer er klaar en onomwonden in het NT
staat dat niet allen Isral zijn die uit de aartsvader Abraham stammen
(Gal.3:14,26-29). We gaan dus nog wat verder in op de tekst!
We citeren van F. Refoul en zijn Et ainsi tout Isral sera sauv, Editions du
Cerf, 1984, blz.36-45,181 (sterk ingekort).
Deze verklaring wordt door het grootste deel van de huidige commentators
aangenomen. Volgens deze uitleg is Isral in 11:26a de aanduiding van het
historische Isral of het vleselijke Isral. Aan dit Isral kondigt Paulus het heil
aan (...) In zijn voordeel zijn de volgende argumenten.
1) Vooreerst de context: vanaf het begin van hoofdstuk 9 spreekt Paulus over
de toekomst
van dit volk (...)
2) De term Isral kan in vers 26a geen andere betekenis hebben dan in vers
25 (...)
3) Gans staat in tegenstelling met het gedeeltelijke van vers 25.. .
4) Gans is het tegenbeeld van volheid der heidenen in 11:25 (...)
5) Tenslotte. In de Septuaginta is de uitdrukking gans Isral hetzelfde als
gans het
volk van Isral.
2 In dezelfde lijn ligt Rom.11:32: Want God heeft hen allen onder
ongehoorzaamheid besloten, om Zich over hen allen te ontfermen.
3 houts is die uitleg gunstig (...) men moet aan vers 25 de toevoeging
doen dat ook het andere deel zal terugkeren.
4 Tenslotte (...) het thema van de pelgrimstocht van de volkeren aan de
horizon van deze verzen. Paulus zou hier het visioen van de profeten op het
oog hebben dat heidenen optrekken naar Jeruzalem om daar hun schatten
aan te bieden (...)
Bij deze uitleg gelden dezelfde bezwaren als voor de vorige uitleg (...)
argument van Paulus. Want teksten in de profeten die over Isral spreken
worden door Paulus in het voorgaande (Rom.9:25 vv.) op de gemeente van
Joden en Heidenen toegepast!
Een opmerking bij deze teksten van G.C. Berkouwer De wederkomst van
Christus, deel II, Kok, 1963, blz.144 die zegt: Het is echter goed er aan te
denken, dat de vanzelfsprekendheid m.n. over de verliesbare verkiezing het
grote probleem van Isral is geweest en dat de profeten (Amos!) haar met de
meeste stelligheid hebben weersproken als een misvatting, als een onjuiste
conclusie uit de trouw van God. We komen dan nl. in een totaal andere sfeer
dan wanneer Paulus over die trouw van God handelt. Het is juist voor het
verstn van de trouw Gods essentieel, te beseffen, dat het ongeoorloofd en
onmogelijk is hieruit als uit een stelling conclusies te trekken en dat het
alleen in de weg van geloof en bekering kan worden verstaan. De
vanzelfsprekendheid is een aan de trouw van God vreemde kategorie, die dan
ook nimmer als algemene waarheid in het kerugma kn worden opgenomen.
Als Paulus over Gods trouw spreekt, dan handelt hij niet over een goddelijke
vanzelfsprekendheid, maar dan wijst hij de correlatie aan tussen Gods
barmhartigheid en het geloof.
Citeren we vooreerst H.C.G. Moule, The epistle to the Romans, Pickering &
Inglis, 7th edition, z.j., blz.151: We denken ook niet, wanneer we nadenken
over vers 18, dat omwille van de veroordeling over alle mensen in de
betekenis van niet slechts de mogelijkheid veroordeeld te worden maar het
ook in werkelijkheid nog te zijn, daarom alle mensen een rechtvaardiging
ten leven ontvangen. Ook hier is de boodschap van Paulus zoals altijd, zowel
in deze brief als de andere van Paulus, deze van het persoonlijk aanvaarden
van de boodschap. De voorziening is er voor de mensheid als geheel, maar
het bezitten ervan is slechts voor de gelovigen weggelegd. Neen, deze grote
onderscheidingen in de parallel moeten onze hoogste zorg zijn.
dat er nog steeds mensen zullen zijn die de Zoon onder de voeten
vertrampelen. Maar ze zullen van God verwijderd worden. In meerdere
bijbelpassages komen we de begrippen alle mensen, ieder mens, of
onder de mensen tegen. Maar ze betekenen daar zonder enige twijfel
alle gelovige mensen, ieder gelovig mens of onder de gelovige
mensen. De gelovige is deze die Gods uitspraak over zijn eigen zonde heeft
aanvaard en daarenboven aanneemt dat zijn persoonlijke zonden op het kruis
is geplaatst en dat de rechtvaardiging van de Redder op het krediet van de
zondaar is overgedragen. In 1 Cor.3:11-15 is er geen twijfel mogelijk dat
ieder en alle slechts over de gelovigen spreekt. Want allen die in de
tekst genoemd worden zijn gered, sommigen ontvangen zo waar ook een
aanvullende beloning, ze worden allen gered als door het vuur heen. Zo
moeten we ook de uitdrukking alle mensen in deze tekst verstaan. Het is
de rest van de Scrift waaruit we begrijpen dat de vrije gift van Gods genade
en rechtvaardigheid voor alle wedergeborenen de rechtvaardiging meebrengt
door het werk van de Verlosser. We citeren de herdruk van 1977 bij Wm.
Eerdmans, deel 3, blz.89,90.
Ook hier kunnen we twee kanten op met allen. Allen als alle
afstammelingen van Adam of allen slechts en alln de gelovigen in
Christus. En bij dit laatste zijn er nog twee visies, een groep die gn
onderscheid maakt tussen gelovigen vr of na Christus en dezen die dat
onderscheid wel maken. Maar op dit laatste gaan we niet in. Dat de
opstanding van deze allen slechts over gelovigen spreekt hiervoor de
volgende citaten. Vooreerst uit F.W. Grosheide, Korte Verklaring der Heilige
Scrift, 1 Korinthe, Kok, 3de druk 1966, blz.188, 189.
In de mens Adam sterven allen, in de mens Christus worden allen levend
gemaakt. Dat dit allen niet absoluut moet genomen worden, ligt in de aard
der zaak. Paulus spreekt alleen van de gelovigen. Dat blijkt, wat de
levendmaking betreft, duidelijk uit vs. 23: die in Christus zijn. Men kan het ook
z zeggen. De daad van Adam en die van Christus heeft betekenis voor hen,
die in hen zijn, gelijk er uitdrukkelijk staat. Dit vers mag in geen geval
gebruikt worden als bewijsplaats voor de leer, dat alle mensen in Christus
behouden worden. Sterven staat in de tegenwoordige tijd. De apostel stelt het
dus niet z voor, dat, toen Adam stierf, allen stierven, maar hij denkt aan het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 446
Laten we dan nu onze aandacht richten op enkele teksten uit het OT die
spreken over het herstel van Isral en de manier waarop alle daar is
gebruikt. Lezen we eerst (wij onderlijnen):
Jes.60:4: Hef uw ogen op en zie rondom: zij allen verzamelen
zich, komen tot u; uw zonen komen van verre en uw dochters
worden op de heup aangedragen (vergelijk 49:18).
En passen we dit beginsel ook nog toe op het NT. Neem het evangelie van
Johannes als voorbeeld:
1) Jezus kwam (de Logos werd mens) opdat allen door Hem
geloven zouden 1:7.
2) En zij zullen allen door God geleerd worden 6:45a.
3) Maar het zijn slechts allen die God aan Jezus heeft
gegeven die geloven volgens 6:45b en 17:2.
Dus niet alle Isralieten werden gered toen Jezus rondging, goeddoende en de
zonden vergevende. Maar waarom zou er nog eens een herstel moeten zijn in
de toekomst? Waar Hijzelf zich niet over uitspreekt? Hij ging toch niet om met
een boodschap: kijk mensen dit is jullie voorlaatste kans! Een toekomstig
letterlijk herstel prediken lijkt ons daarom een utopie want bij Jezus gaat het
om het geestelijke. Het is dus duidelijk dat niet alle Isralieten gered worden
bij de Wederkomst. Wie dat beweren ontnemen ook aan Paulus de
argumenten die hij tevoren in zijn brief aan de Romeinen heeft gezegd. Hij
heeft duidelijk gemaakt dat niet allen die uit Abraham stammen of die uit
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 448
Nog een klein detail. Ook in de Talmoed komt de uitdrukking gans Isral
eens voor in de betekenis dat er toch een reeks Joodse mensen zijn
uitgesloten. Zie Sanhedrin X.1., en het commentaar van C.K. Barrett, Romans,
Black, 1974.
Een tweede citaat van A.F.N. Lekkerkerker uit, De brief van Paulus aan de
Romeinen, deel 2, Callenbach, 1965, blz.94: De apostel gaat nu over naar de
verkondiging van een mysterie. Dit woord heeft in de apocalyptiek de zin
van een verborgen goddelijk raadsbesluit dat aan het einde der tijden in de
openbaarheid treedt en zich gaat verwerkelijken. Deze betekenis is vrijwel op
alle plaatsen in het Nieuwe Testament duidelijk aanwezig. Bijvoorbeeld in wat
de apostel in 1 Cor.15:51 vlg. meedeelt over de verandering van hen die nog
in leven zijn bij de laatste bazuin (vgl;1 Thess 4:13-18) (...) In onze pericoop
gaat het over het mysterie van Isral. Het lijkt wel, alsof de apostel een gans
nieuw inzicht gaat mededelen, op de manier van een apocalypticus die meer
weet heeft van de onzichtbare wereld dan andere mensen?. Bij nader inzicht
blijken de verzen 25-27 een conclusie te bevatten waartoe de gehele
voorafgaande gedachtengang wel mest leiden (feitelijk is bijna alles al
gezegd in de verzen 11,12 en in vs.24); bovendien beroept de apostel zich
voor de herkomst van het door hem medegedeelde mysterie niet op een hem
ten deel gevallen persoonlijke openbaring, maar op de Schrift (Jes.59:20; Jer.
31:33; Jes.27:9), zoals hij tevoren voortdurend uitging van het geheel van de
oudtestamentische openbaring (wij onderlijnen).
Het is goed om het begrip mysterie dan naar zijn waarde in te schatten
wanneer we naar Rom.11:25 kijken. Daarom hieronder een lijst van alle
teksten waar het woord is terug te vinden in het NT.
En dan gaat het niet om spectaculaire zaken waarin Paulus is ingewijd maar
gewoon om: zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in
overvloed als in gebrek. Een mysterie kan dus aangeleerd worden. De
geheimenissen waarover de Schrift melding maakt zijn deze die God heeft
geopenbaard. En dan ook in een voor gelovigen begrijpelijke taal. Wat niet
wil zeggen dat de ongelovige het begrijpt. Dat is onder andere duidelijk uit de
ne leermethode die Christus gebruikt en gelijkenissen genoemd worden.
Het zijn geheimenissen van het Koninkrijk Gods die geopenbaard worden.
Maar ofschoon eenvoudig, ontsnapt het geheim aan de omstanders en
zelfs bij wijlen aan de discipelen (Mat. 13:11-13 / Luc.8:10).
(Wet), zouden we deze tweeheid in het licht van zijn hele werk opnieuw
moeten overdenken. Gods heilige, rechtvaardige en goede Wet (Rom. 7, 12)
waarin ook de apostel der heidenen zijn behagen schept (Rom. 7, 22), is
volgens Paulus alleen en uitsluitend aan het volk Isral gegeven, nadat
daaraan eerst het verbond en de belofte waren geschonken, die het
fundament en de bodem van de voortaan geldende Tora zijn en blijven. Maar
zoals er onder verbond en belofte geen Wet bestaat, zo is het net zo zinloos
aan de heidenchristenen die vreemd waren aan de verbonden der belofte
(Ef. 2, 12), de Wet op te leggen, zoals het ook onzin zou zijn aan de joden, die
immers ook na Pasen leden van het godsvolk, en verbondspartners van God
blijven (Rom. 9, 4 en 11, 29), en die allen zeker zijn van het uiteindelijke heil
(Rom. 11, 26), de Christus te willen opdringen (...)
Dat Jezus de heiland van de heidenen is geworden, ook zonder dat hij de
Messias van Isral is, hoeft helemaal niet iets tegenstrijdigs te zijn. Tenzij wij
met alle geweld Gods veelkleurige wijsheid (Ef.3, 10) en zijn menigvuldige
genade (1 Petr. 4, 10) in een bekrompen zwart-wit-schema willen persen, dat
slechts n of-of kent: of gedoopt, of verdoemd. Zouden wij aan God nu
eindelijk eens niet wat meer fantasie toekennen dan de exclusiviteit van n
enkele straat met eenrichtingsverkeer, die dan naar zijn heil voert? (...)
Het gaat er niet om of iemand besneden of onbesneden is, het gaat alleen om
het onderhouden van Gods geboden (1 Kor. 7, 18).
Dat de jood Jezus ons zowel met elkaar verbindt als scheidt, dat hij zowel brug
als scheidsmuur is - die ambivalentie zou ons moeten aanzetten tot
nadenken, om ons in een dialoog te verdiepen in de ondoorgrondelijkheid van
Gods wegen (wij onderlijnen).
En hier een laatste visie uit J. Vlaardingerbroek, Jezus Christus tussen joden
en christenen, Kok, 1989, blz.68, 69. In zekere zin kan men zeggen: de
tamme olijfboom is Isral. Leden van dit volk worden als takken van de olijf
aangeduid (verzen 17,19). Maar niet Isral als zodanig wordt hier bedoeld,
maar Isral als resultaat van het werk van God. Het gaat hier niet over de
geschiedenis zonder meer maar over de heilshistorie. Heidenen hebben door
de prediking van het Evangelie van Christus deel gekregen aan dit heilswerk
van God. In die zin zijn ze op de olijfboom gent. Ze zijn dus niet in Isral
ingelijfd of zelfs geworteld(?) in Isral, maar opgenomen in het werk van
God in de geschiedenis, dat zich vroeger (in hoofdzaak) tot Isral beperkte.
Het is n boom, n werk van God, het werk van de genade. De wel
gehoorde bewering, dat het christendom is voortgekomen uit het jodendom,
is dus niet juist; ze miskent zowel het openbaringskarakter van het werk van
God in Isral als het geheel nieuwe dat met de komst van Christus verschenen
is. Het overtrokken gebruik, dat dikwijls van het beeld van de olijfboom
gemaakt wordt, alsof de kerk niet anders zou zijn dan dat er een paar takken
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 454
aan Isral toegevoegd zijn, brengt in strijd met andere in het NT gebruikte
beelden zoals dat van de kerk als lichaam van Christus (...)
De bedoeling van het beeld van de enting is duidelijk: alle
vanzelfsprekendheid is vreemd aan het behoren tot dit genadewerk en wie
zich daarop laat voorstaan kon er juist daardoor wel eens uit vallen. Ook
tegenover Isral past daarom de gelovigen uit de heidenen geen hoogmoed:
Isral had in dit werk van God eerder een plaats dan zij en via Isral is het heil
tot hen gekomen. Juist omdat het n boom is, n weg van het heil van God
door de geschiedenis, mag men hier geen weg van Isral naar het heil lezen
die buiten Christus zou omgaan. Evenmin is het in strijd met dit beeld
wanneer de kerk zich beschouwt als het volk van God, het nieuwe Isral.
Dat is geen vervangingstheorie maar een serieus nemen van de weg van
God door de geschiedenis. Dit nieuwe Isral omvat gelovigen uit Joden en
heidenen. Binnen die ene boom horen het oude en het nieuwe Isral bij
elkaar.
Daarmee is niet gezegd, dat er niet een opvatting van de kerk als het nieuwe
Isral mogelijk en ook werkelijk voorgekomen is, die in strijd is met de
vermaning van Paulus zich niet hoogmoedig op te stellen tegen de
weggebroken takken. Eerder in dit hoofdstuk werd erop gewezen, dat het
gebruik van woorden als Isral en volk van God voortdurend het gevaar van
onduidelijkheid en misverstand in zich draagt. De kerk zal daarvoor altijd op
haar hoede moeten zijn. Maar die bescheidenheid zal nooit mogen betekenen:
te kort doen aan het beslissende van het Evangelie van Christus. Wat de kerk
in haar verhouding tegenover de Joden verweten kan worden, is heel veel.
Maar dat heel vele houdt eerder verband met een te weinig dan met een te
veel leven uit het Evangelie van Christus als de weg van genade alleen. De
erkenning van die schuld mag er dan ook nooit toe leiden iets af te doen van
dat evangelie als enige weg tot behoud. Schuldgevoelens - die terecht
aanwezig zijn - mogen niet theologisch worden opgelost (wij onderlijnen).
BOOM:
Moeten we niet uitleggen want Paulus geeft ook geen uitleg: Lard blz.360 en
Lard Quarterly Jan.1867 blz.1-21 / De Welt blz.183 / J. Allen blz.97
Boom van Gods beloften: W. Newell blz.421
Joodse natie: Vincent Word studies deel 3, blz.126
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 455
Ideale theocratie: Olshausen (U.K. uitgave) blz.368, 369 idem De Wette daar
aangehaald.
Natie Isral: Greydanus deel 2, blz.500-503 / Lekkerkerker blz.90 / J. Murray
deel, 2 blz.85-88 / H. Liddon (U.K. uitgave) blz.208.
WORTEL:
TAKKEN:
Conclusie
Men mag vanuit Rom.11:26 niet beweren dat er een volledig herstel komt van
Isral, of de bekering van alle levende natuurlijke Joden bij de Wederkomst des
Heren. Doen we dat, dan moet ook geleerd worden dat alle heidenen op dat
ogenblik gered worden, want Rom.11:25 spreekt van de volheid der
heidenen die moet ingaan. En omdat de volheid der heidenen is ingegaan
bij de Wederkomst, hoeft er gn duizendjarig rijk meer te zijn waar Joden
daarna de heidenen nog moeten bekeren. De n onlogische bewering zou
dus tot een andere leiden en daardoor de Schriften tegenstrijdige dingen laten
zeggen.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 457
Hoofdstuk 4
Uit W.J. Ouweneel, Wat is Christelijke hoop, deel 5 van de serie Wat is...,
Uitgave Uit het Woord der Waarheid, Windschoten, z.j., blz.41, 42, 43 citeren
we een lang citaat:
HEERSEN MET CHRISTUS. Heerst Christus dan nu al niet met de
ontslapen gelovigen over de wereld? Zeker niet. Nooit zegt de Schrift dat
ontslapen maar nog niet opgewekte gelovigen nu al heersen. Zij zllen over
de aarde heersen (Openb.5:10), maar pas na de eerste opstanding. Maar wat
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 458
nog veel sterker spreekt: ook Christus Zelf heerst nu nog niet! Niet het
tegenwoordige maar het toekomstige aardrijk is aan Christus onderworpen;
nu wij nog niet alle dingen aan Hem onderworpen (Hebr.2:5,8). God heeft tot
de Heere Jezus gezegd: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet
heb tot een voetbank voor Uw voeten (Hand.2: 34,35). Is dat al vervuld? Nee,
Christus wcht Zelf nog op de vervulling van dit woord (Hebr.10:12,13). God
zal Hem stellig straks de troon van zijn vader David geven (Luk.1:32), maar nu
zit de Heere Jezus nog niet op deze eigen troon van Hem, maar ter
rechterhand van God in Diens troon. De Heere zegt Zelf: Wie overwint, die
ZAL Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen en Mij
gezet HEB met Mijn Vader op Zijn troon (Openb.3:21). De regering van
Christus wordt onveranderlijk gezien als plaatshebbend na Zijn Wederkomst,
zoals we ook zagen in Openb.19 (vs.15) en 20 (vs.4 en 6).
Ja, dat zijn wel heel duidelijke Schriftbewijzen. Straks zal alles aan Christus
voeten onderworpen zijn en dan zullen wij mt Hem heersen. Is dat eigenlijk
nu al niet een troost: Als wij verdragen, zullen wij ook met Hem heersen (2
Tim.2:12)?
Zeker, en het wordt ook als vermaning gehanteerd: Paulus betoogt dat de
gelovigen toch in staat moeten zijn onder elkaar problemen op te lossen;
straks zullen zij immers de wereld en de engelen oordelen, d.w.z. besturen
(1 Kor.6:2,3)? Maar het heerlijkst van alles is dat onze regering met Christus
het onderwerp is van een eeuwig raadsbesluit van God! Een raadsbesluit dat
in het OT nog een verborgenheid was, want nimmer was het in het OT bekend
dat wanneer Christus zou regeren over Isral en de volken, de verheerlijkte
heiligen mt Hem dezelfde positie van heerlijkheid en macht zouden delen.
Het dichtste komt Danil 7 daar nog bij, waar we zien dat de heiligen van de
hoge plaatsen (d.i. hemelse heiligen) mt de Zoon des mensen het koninkrijk
ontvangen (vs.18,22,27), maar er wordt niet eens over hun regering
gesproken, laat staan over het wonderbare feit dat deze heiligen dezelfde
macht en heerlijkheid als de Zoon des mensen zullen bezitten. Dat is pas nu
geopenbaard: nu weten wij dat God niet alleen de Zoon des mensen met
heerlijkheid en eer gekroond heeft en alles aan Zijn voeten zal onderwerpen,
maar k dat het in Zijn hart was vle van zulke zonen tot heerlijkheid te
leiden (Hebr. 2:5-10; vgl. Ps.8:5-7). Nu is aan ons de verborgenheid van Gods
wil geopenbaard, dat er naar Zijn voornemen niet alleen een bedling zal
aanbreken waarin alles onder Christus zal worden samengebracht, maar
waarin de heiligen mederfgenamen zullen zijn (Ef.1:9-11; vgl. Rom.8: 17). Ja,
wanneer Psalm 8 in vervulling zal gaan en alles aan Christus voeten
onderworpen zal zijn, dan zal niet alleen de Vader daarop een uitzondering
vormen (zie 1 Kor.15:27), maar ook de Gemeente zal niet horen tot de dingen
die Hem onderworpen zullen zijn; integendeel, God heeft Christus juist als
Hoofd boven alles gegeven aan de Gemeente, die Zijn lichaam is, de volheid
van Hem, die alles in allen vervult (Efez.1:20-23) (wij onderlijnen).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 459
Een tweede aanhaling komt uit Het Zoeklicht van 1 november 1997,
blz.12, schrijver is H. Schouten. Christus heerst! Maar hoe? Wij mensen
waren oorspronkelijk door God bestemd om te heersen over Zijn schepping;
maar door onze ongehoorzaamheid aan God en ons gehoorzamen aan de
duivel, zijn we uit die bevoorrechte positie gevallen. We zijn verkocht aan de
boze, die nu in onze plaats heerst. De Here Jezus, Gods Zoon, heeft Zichzelf
vernederd, is aan ons gelijk geworden, doch Hij was wel gehoorzaam, zelfs tot
de dood aan het kruis. Zo kon Hij het verloren koningschap voor ons mensen
herstellen en alles terugbrengen tot eer van God, de Vader. Jezus is na Zijn
schiterende overwinning over satan, over dood en graf opgestaan en
opgevaren naar de hemel, waar God Hem een naam boven alle naam
gegeven heeft, opdat: alle knie zich zou buigen van hen, die in de hemel en
die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus
Christus is Heer (Filippenzen 2:10,11).
Pas dan!, wanneer dit alles gebeurd zal zijn, zal de heerlijkheid van God op
aarde hersteld wezen. We lezen dit ook duidelijk in 1 Corinthirs 15:28; waar
staat: Wanneer alles Hem (de Here Jezus) onderworpen is, zal ook de
Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen
heeft, opdat God zij alles in allen.
Hieruit begrijpen we, dat het verlossingswerk van de Heer nog vanuit de
hemel moet worden uitgewerkt op aarde. Want de koninklijke heerschappij
van Christus op aarde is nog geen feit. Het is nog niet zo, dat alle knie zich
heeft gebogen en dat alle tong Hem belijdt. Verre van dat. Christus heerst!
Maar hoe? (Wij onderlijnen).
En een derde lang citaat. Th. Niemeijer schrijft in Het Zoeklicht, 2 mei
1998, blz.19: In hoeverre heeft het herstel van het koningschap voor Isral te
maken met de vestiging van Gods Koninkrijk op aarde? Dit is de vraag
waarmee we ons in dit artikel bezig gaan houden. Wanneer wordt nu het
gebed, dat de Here Jezus ons Zelf leerde: Uw koninkrijk kome, Uw wil
geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde (Matthes 6:10) nu
eindelijk vervuld? Sommigen menen, dat Zijn koninkrijk reeds op aarde
gevestigd werd toen de Heilige Geest op de Pinksterdag te Jeruzalem
uitgestort werd. Anderen geloven, dat het Koninkrijk Gods door de groei van
de kerk op aarde gevestigd wordt (...) . Zou God ooit Zijn koninkrijk op aarde
vestigen buiten Zijn volk Isral om? Heeft Hij juist niet het volk Isral
geroepen en bestemd om Zijn koninkrijk op aarde te vestigen?
Th. Niemijer zegt in het Het Zoeklicht, van 24 jan. 1998, blz.19: Met het
Koninkrijk Gods bedoelen we Zijn eeuwige heerschappij, die van eeuwigheid
tot eeuwigheid, zonder enige onderbreking, bestaat. Met het Koninkrijk der
(vanuit de) Hemelen bedoelen we het Koninkrijk Gods, dat nu al in de harten
van de gelovigen ervaren kan worden en dat straks bij de wederkomst van
Christus op aarde zal komen, waarin Christus 1000 jaar vanuit Jeruzalem over
de gehele wereld zal regeren. Het is het koninkrijk, dat vanuit de hemel op
aarde gevestigd zal worden. Daarvoor maar ook daarna zullen we te maken
hebben met het eeuwige Koninkrijk Gods. Het Koninkrijk der Hemelen is dus
het op aarde geopenbaarde en gevestigde Koninkrijk Gods. Het zichtbare
Koninkrijk der Hemelen heeft alles te maken met het volk Isral. De Here God
heeft het volk Isral uitgekozen om Zijn koningschap op aarde te openbaren
(...) Toch laten de profeten er geen onduidelijkheid over bestaan, dat er voor
de stad, het huis en de troon van David een geweldige toekomst in
het verschiet ligt! De apostelen vroegen de Here Jezus voor zijn hemelvaart
nog naar het tijdstip van het herstel van het koningschap voor Isral
(Handelingen 1:6). Het antwoord van de Here Jezus was niet, dat het
koningschap van Isral weggenomen was! De Here Jezus zei, dat het niet
hun zaak was de tijden en de gelegenheden te weten. Het zichtbare
Koninkrijk der Hemelen ligt voor ons nog in de toekomst. Het zal geopenbaard
worden bij de wederkomst van Christus. Het Koninkrijk Gods kunnen we nu,
vandaag al ervaren. Van de Farizeers en Overpriesters werd het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 462
weggenomen, omdat ze de Here Jezus verwierpen. Zij die de Here Jezus nu als
hun Verlosser aanvaarden, ervaren nu al het Koninkrijk Gods in hun leven. Ze
ervaren de vergeving van zonden, ze ontvangen een nieuw, een eeuwig leven,
ze worden uit God geboren en ontvangen de Heilige Geest, ze ervaren de
kracht van Gods Geest om in de strijd te overwinnen (...) dit is Gods
Koninkrijk vandaag voor ons door de Here Jezus Christus. In Romeinen 5:17
lezen we, dat we door de overvloed van genade en de geschonken
gerechtigheid niet alleen het leven ontvangen hebben maar tegelijkertijd het
koningschap: Veel meer zullen zij, die de overvloed van genade en
van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen
heersen door de ene, Jezus Christus. Dit ligt niet in de toekomst, nee we
mogen nu al het leven, maar ook het koningschap in ons huidige leven
ervaren. De zonde hoeft niet langer als koning over ons te heersen, we zijn nu
al met Christus meer dan overwinnaar! Zo mogen we nu reeds als koningen
met Hem heersen! Bij Zijn wederkomst zal deze heerschappij een zichtbare
heerschappij worden! Er wordt niet gezegd, dat dit koninkrijk aan een ander
volk gegeven wordt, nee, er wordt gezegd, dat het aan een volk gegeven
wordt, dat de vruchten daarvan opbrengt. Het volk dat hier bedoeld wordt is
niet speciaal het volk Isral, maar ook niet een heidens volk. Iedereen mag bij
dit volk behoren. Het is het volk dat in de Here Jezus, Gods Zoon gelooft! Het
Koninkrijk van God is Gods aanwezigheid in het leven van iemand die tot
geloof in Christus gekomen is (wij onderlijnen).
Dit is de eerste tekst in het Nieuwe Testament waar het begrip het
Koninkrijk der hemelen gebruikt wordt.
Als inleiding tot ons onderzoek van de term het Koninkrijk der
hemelen moeten we opmerken dat deze hetzelfde is als Koninkrijk
Gods (vergelijk Mat.4:17 met Marc.1:15 of Mat.5:3 met Luc.6:20). Wat de
vorige schrijver zegt (Koninkrijk Gods en Koninkrijk der hemelen zijn
verschillend aan elkaar) is voor ons eenvoudigweg een verkeerde voorstelling
van de werkelijkheid in dit verband. We geven enkele teksten uit het NT zodat
de lezer zich een beeld kan vormen van wat het moet voorstellen. Waarom
zeggen we dat beide begrippen gelijk zijn? In Mat.11:12,13 is de term het
Koninkrijk der hemelen = de paralleltekst Koninkrijk Gods van
Luc.16:16. Prediken dat het Koninkrijk der hemelen nabij is is hetzelfde
als prediken dat Gods Koninkrijk nabij is (Mat.3:1-3 en Marc.1:15). En in
een mooi voorbeeld uit het NT van Hebreeuws parallellisme zien we dat
wanneer Hij spreekt over het Koninkrijk der hemelen Hij spreekt over het
Koninkrijk Gods (zie Mat.19:23,24). Twee termen die hetzelfde
voorstellen, zoals men tevens kan spreken over de kinderen van Isral en over
de kinderen van Jacob en een zelfde volk beschrijven.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 463
Joh.19:19,20 Aan het kruis hangt het bewijs dat Christus zichzelf als Koning
zag: En Pilatus liet ook een opschrift schrijven en op het kruis
plaatsen; er was geschreven: Jezus, de Nazoreer, de Koning der
Joden. Dit opschrift lazen dan vele Joden, want de plaats waar Jezus
gekruisigd werd, was dicht bij de stad, en het was geschreven in het
Hebreeuws, in het Latijn en in het Grieks.
Hand.1:3 De opgestane Heer spreekt tot zijn discipelen: aan wie Hij Zich
ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig
dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat Gods
Koninkrijk betreft.
Hand.1:6 Bij de Hemelvaart is hun vraag: Zij dan, die daar
bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in
deze tijd het koningschap voor
Isral?
Hand.8:12 Philippus de evangelist preekt: Toen zij echter geloof
schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en
van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel
mannen als vrouwen.
Hand.14:22 Discipelen hebben veel verdrukking: om de zielen der
discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het
geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods
moeten binnengaan.
Hand.17:7 Vijanden van de gemeente geven toe dat: en Jason heeft hen
in zijn huis opgenomen. En zij handelden allen in strijd met de
geboden van de keizer door te be-weren, dat er een andere koning,
Jezus, is.
Hand.19:8 Paulus preekt in de Synagoge van Epheze: En Paulus ging naar
de synagoge en trad drie maanden lang vrijmoedig op, om hen door
besprekingen te overtuigen aangaande het Koninkrijk Gods.
Hand.20:25 Paulus heeft rondgereisd met de boodschap: En nu, zie, ik
weet, dat gij allen, onder wie ik rondgereisd heb met de prediking
van het Koninkrijk, mijn aangezicht niet meer zien zult.
Col.1:13 We zijn nu opgenomen in het Koninkrijk van Christus: Hij heeft
ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het
Koninkrijk van de Zoon zijner liefde.
Heb.1:8 Met de verheerlijking heeft Jezus de scepter van Zijn koningschap
(zelfde woord als koninkrijk) op zich genomen: maar van de Zoon: Uw
troon, o God, is in alle eeuwigheid; en de scepter der rechtmatigheid
is de scepter van zijn koningschap.
Heb.12:28 Een gelovige ontvangt tijdens dit leven het koninkrijk: Laten wij
derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen,
dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke
wijze met eerbied en ontzag.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 465
De indruk die men krijgt bij het lezen van de opmerkingen van Johannes en
Jezus dat het rijk nabij is deze: het rijk staat op het punt uit te breken in de
wereld. Een uitstel van tweeduizend jaren hier tussen voegen zoals men doet
in de kringen waar de duizendjarige regering nog toekomst is, is uitgesloten.
De Hebreen die Jezus in die tijd ontvangen hebben als hun Messias hebben
daadwerkelijk het rijk ontvangen en zijn er binnen gegaan (Heb.12:28). Dat is
in overeenstemming met de voorzegging van Jezus dat sommigen niet zullen
gestorven zijn voordat ze het rijk Gods zien komen in al zijn heerlijkheid
(Marc.9:1).
2) Breukvlak tussen het nabijzijn van dat rijk en de werkelijkheid van die
regering ligt op het Pinksterfeest van Hand.2. Dan is de boodschap duidelijk
dat de opgestane zowel Heer als Messias is (Hand.2:36, zie verder ons
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 466
commentaar bij dit vers in dit hoofdstuk). Engelen, machten en krachten zijn
Hem nu reeds onderworpen (1 Pet.3:22). Hij zit nu reeds aan Gods
rechterhand en regeert (Eph.1:21). Nu reeds heerst zijn genade over wie
Hem wil dienen (Rom.5:22). De gemeente heeft nu reeds dat
onwankelbaar Koninkrijk ontvangen (Heb.12:28). Hij regeert nu reeds
tot de dood is overwonnen (1 Cor.15:25-27). Christus is nu reeds Zijn
heerlijkheid in gegaan en regeert (2 Thes.2:14 / 2 Tim.2:10 / Heb.2:9).
3) Met de Wederkomst zal het Koninkrijk Gods in een andere fase treden.
Dat is evident. Want dit komen van Christus is er op gericht de definitieve
afscheiding te maken tussen het kwaad en het goed; in de gemeente, in de
wereld en zelfs daarbuiten. Dat is de dag dat God het in het verborgene
oordeelt volgens het evangelie van Christus Jezus (Rom.2:16). Meerdere
parabels gaan dit dan ook breedvoerig uitwerken, vb. deze van de schapen en
de bokken (Mat.25:31,32,40,46). Het avondmaal dat volgelingen van Jezus
wordt aanbevolen te vieren is de voorsmaak van die nog komende volle
werkelijkheid van dat Rijk (Luc.22:18). Bij de komst, dat het einde afsluit van
deze eeuw, van de tijd dat men zich kn bekeren tot God en het Rijk
waardig zijn, zal de Heer alles overgeven aan de Vader (Mat.6:33 / Joh.3:3,5 / 1
Cor.15:24-28). Deze teksten zeggen dan ook dat het Rijk Gods verdergaat
en dat het met het ophouden van het tussenrijk gewoon verder gezet zonder
dat er nog inmenging is van enige vijand van dat Rijk.
Ook nog vijf aanhalingen uit het boek aan de Hebreen bevestigen dit (wij
onderlijnen):
Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen,
die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft na de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 467
reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de
rechterhand van de majesteit in den hoge Heb.1:3.
En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet U aan mijn
rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank
voor uw voeten? Heb.1:13.
De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester
hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in
de hemelen Heb.8:1.
deze echter is, na n offer voor de zonden te hebben gebracht,
voor altijd gezeten aan de rechterhand van God Heb.10:12.
Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en
voleinder des geloofs, die om de vreugde welke voor Hem lag, het
kruis op zich genomen heeft, de schande niet achtende en gezeten is
ter rechterzijde van de troon Gods Heb.12:2.
Het is duidelijk uit deze teksten dat Jezus reeds regeert in volle heerlijkheid.
Het gaat om vijf verwijzingen naar Ps.110:1. De ware Zoon van David zit op
zijn troon. Hij heeft de sleutel van David, symbool van de macht van David. Hij
sluit en opent wie zich bij Hem zal aanbieden in het Koninkrijk (Jes.22:22 /
Opb.3:7). In Christus zijn hoevele beloften Gods er ook zijn dan ook
ja en amen geworden, t.t.z. vervuld (2 Cor.1:20-22). Hij zit in
symbolische zin op de troon van zijn vader David. Hij is met eer en
heerlijkheid gekroond staat in de brief aan de Hebreen (Heb.2:9).
Vergelijk dit met 2 Thes.2:14 / 2 Tim.2:10. Een toekomstige duizendjarige
regering zou aan Zijn macht en aan Zijn koninklijke waardigheid geen iota
kunnen toevoegen. De beloften gedaan aan de Vaderen zijn door Christus
vervuld. Aan de Vaderen n aan de Heidenen. Over Zijn Koninkrijk werd de
voorzegging gedaan dat er in rechtvaardigheid zou gehandeld worden en dat
is precies wat er in het geestelijke Koninkrijk thans aan de orde is (Jes.16:5 /
Rom.14:17).
Dat Christus nu reeds hogepriester is volgt tevens uit de lezing van het
boek aan de Hebreen. Daar staat:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 468
Heb.2:17 Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk
worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou
worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen.
Heb.3:1 Daarom, heilige broeders, deelgenoten der hemelse
roeping, richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis,
Jezus, (...) .
Heb.4:14 Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de
hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die
belijdenis vasthouden.
Heb.5:6 zoals Hij ook op een andere plaats spreekt: Gij zijt priester
in eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek.
Heb.6:20 waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan
naar de ordening van Melchizedek hogepriester geworden in
eeuwigheid.
Heb.7:26 Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig:
heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven
de hemelen verheven; (...) .
Heb.8:1 De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een
hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der
majesteit in de hemelen.
Heb.9:11 Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen,
die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel,
niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping.
Heb.10:21 en wij een grote priester over het huis Gods hebben.
vernietiging van de Heilige Stad, maar niet het einde van de geschiedenis van
het heil: in plaats van de verwoeste Tempel, staat de Heer op en wordt het
centrum van de hereniging van het universum, van Joden en Heidenen, van
de volkeren en de diaspora. Zo is in Christus de nieuwe Tempel opgestaan,
een nieuw gebedshuis voor alle volkeren. In Hem is de zegen van Abraham
overgegaan op alle volkeren. Een christen kan daarin het ontstaan van de
Kerk van Christus onderkennen, uit de verzameling van zonen van Isral en
zonen uit de volkeren.
We komen nog even terug op de vijf aanhalingen die we gedaan hebben uit
het boek aan de Hebreen. In zijn commentaar op deze brief schrijft W.
Ouweneel, theoloog uit de kringen van de Broeders en zo dus verdediger van
een komend duizendjarig rijk, over deze teksten als volgt: Hij zit thans aan
de rechterhand van God, totdat Deze zijn vijanden zal stellen tot een
voetbank voor zijn voeten (1:13). Dit totdat duidt dus het ogenblik aan:
a. dat Christus zal opstaan van Gods rechterhand (waar Hij nu wacht:10:13)
en zal wederkomen naar deze aarde (1:6; 9:28);
b. dat zijn troon in Sion geplaatst zal worden (1:5,8; Ps.2:6v);
c. dat zijn vijanden zich aan Hem zullen onderwerpen
(1:13; vgl. Ps 18:44-51; 72:7-11; 110:1-7).
Uit Op 20:1-6 weten we dat deze regering over het toekomstig aardrijk
duizend jaar zal duren (...) Er zijn dus twee fasen in de verheerlijking van de
Zoon des mensen na het kruis, zoals ook Jh 13:31v. in een notedop aanduidt:
1) nadat Christus voor alles de dood gesmaakt had, heeft God Hem terstond
verheerlijkt (Jh 13:32v.) door Hem uit de doden op te wekken (...)
2) zo zal Christus ook straks publiekelijk verheerlijkt worden (Jh 13:32a) en
zijn regering over het aardrijk aanvangen. W.J. Ouweneel, Wij zien Jezus,
deel 1, Medema, 1982, blz.33, 34.
doen, doet Hij thans, waardoor er geen nood is aan zo een rijk. De schrijver
verwijst naar Psalm 2 maar zie ons commentaar daarover bij Mat.25:31-46 in
het volgende hoofdstuk. En voor Psalm 110 zie Luc.17:21 in dit hoofdstuk.
W. Ouweneel verwijst vervolgens nog naar Joh.13:32 dat naar twee fasen
zou verwijzen in het werk van de Heer. Ja, en dan! In zijn uitleg zijn het; 1)
verheerlijkt met de opwekking, 2) verheerlijkt in de duizendjarige regering.
Maar het is toch anders ingedeeld in Joh.13. Tijdens Zijn prediking op aarde
hebben we (wie Hem hoorde en zag) een heerlijkheid gezien als van de
Vader. Dat staat in Joh.1:14 en daar spreekt Joh.13:31 over. Het laatste met
het oog op Zijn bloedig offer dat zal volgen. Dat is de wil van God. Dat
moet vervuld worden. Waarop de Vader Hem zal verheerlijken in de
Opstanding. Maar verder gaat het niet. Van een duizendjarige regering lezen
we hier niets, trouwens nooit in de evangelin! Wie het doet heeft zich
schuldig gemaakt aan een inlezing van zijn eigen vertrouwde leerstelling.
Zodat we de vijf aangehaalde teksten die spreken over het zitten van de
Zoon aan de rechterhand van de Vader in de brief aan de Hebreen als een
beschrijving moeten zien van Zijn regeerambt dat Hij thans uitoefent.
Men zou eens meer moeten luisteren naar de Schrift in plaats van enkele
Oud Testamentische teksten te willen overbrengen naar een nog komende
regering. Sinds de Opstanding is Christus Zoon Gods in kracht (Rom.1:4).
Hij is thans voor Joden zowel als Grieken de kracht Gods (1 Cor.1:24). Aan
Hem hoort alle heerlijkheid nu en in de dag der eeuwigheid (2 Pet.3:18).
Vergeet niet al te vlug dat de term koninkrijk zowel in het Hebreeuws als in
het Grieks twee betekenissen heeft: 1) koninkrijksmacht 2)
koninkrijksgebied. In het Latijn heeft regnum ook die dubbele betekenis.
Maar een Franse vertaling moet dan om recht te doen in haar tekst twee
woorden gebruiken: rgne en andermaal royaume. Ook het Nederlands
zou dat kunnen doen maar dat is niet altijd waar. In elk geval: sinds Zijn
kroning (Hemelvaart of Pinksterdag naar gelang waar het accent ligt) is Jezus
koning over een gebied zo groots als hemel, aarde en onder de aarde! Bij de
benadering van het begrip koninkrijk in het NT moet dan ook gedacht worden
aan een opmerking van Paulus die over Christus sprak als diegene die we nu
niet meer vleselijk kennen (2 Cor.5:14,15). Zo ook moet zijn Rijk niet
slechts zichtbaar ge zien worden in Rome (Katholieke Kerk) of Jeruzalem (leer
van de bedelingen).
Wanneer we een overzicht maken van de wijze waarop zowel het Oud als
het Nieuw Testament over het begrip Koninkrijk spreken kan men dat onder
zes aspecten beschouwen. En met Koninkrijk moeten we verstaan dat het gaat
om de koninklijke macht, om het koninklijke ambt en om het koningschap van
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 473
Christus heeft toch nu reeds alle macht, zowel in hemel als op aarde
(Mat.28:18)? Scofield zegt ergens (blz.1149):
Wanneer Petrus de deur van het koninkrijk opende
voor de Heidenen (Hand.10) ontvingen allen die ge-
geloofden zonder voorwaarden of uitstel, dan slechts
geloof, de Heilige Geest.
Maar Scofield heeft de gedachte dat de Heidenen in deze bedeling
opgenomen zijn in het Koninkrijk jammer genoeg niet verder uitgewerkt. Had
hij dat gedaan dan zou zijn theologie van de toekomst er gans anders hebben
uitgezien. In de New Scofield Reference Bible heeft men dan die vervelende
opmerking, met de verwijzing naar het Koninkrijk, laten vallen (blz.1163).
En nog een pittig detail uit P. Mauro, The gospel of the kingdom with an
examination of Modern dispensationalism, Hamilton Brothers, 1928, blz.83
e.v.. Mauro zegt dat Scofield in zijn Bible, van de 139 teksten die er staan in
het NT verwijzend naar het Koninkrijk, hij er slechts 21 aanhaalt. Over 118
teksten heeft hij blijkbaar niets te zeggen. Van de 17 geschriften uit het NT
waar naar het Koninkrijk verwezen wordt heeft Scofield er slechts 5
aangehaald. Dat wil zeggen dat hij aan zijn lezers n en ander verzwijgt.
God is dus niet slechts de koning van Isral (of der Joden) maar
zeker ook der heidenen (Rom.3:29). Dus van allen die Hem
aanroepen (Rom.10:12,13).
Vergeten we dan ook niet dat God de eeuwige God is, en dat Hij altijd
regeert; in het verleden, het heden en de toekomst. Zie hiervoor o.a.
Ps.10:16 / 97:1 / 99:1,2 / 145:13 / 1 Tim.1:17. Dus ook in de periode vrdat er
een zichtbare koning is in Isral, is YaHWeH hun koning. En wanneer er in
Isral gn zichtbare koning is, ook dan is YaHWeH hun koning. Ook nu nog.
Soms wordt dit schoorvoetend toegegeven zoals in R.J. Reid, Remarks on the
Amillenialism and kindred teachings of Philip Mauro, Loizeaux, 1948. We lezen
daar op blz.39, 40: Laat ons zeggen dat uitdrukkingen als Koninkrijk der
hemelen, Koninkrijk van God, Koninkrijk van de Zoon, Koninkrijk van de
Vader betrekking hebben op hetzelfde Koninkrijk, en slechts bepaalde
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 475
Conclusie
Evenals het begrip eeuwig leven in het NT een grootheid weergeeft van zowel
het heden als van de toekomst, zo geeft het NT daar waar ze spreekt over
het Koninkrijk de werkelijkheid weer van het al aanwezig zijn en het zijn
in volheid bij de Wederkomst. Sinds Pinksteren is de man gekend als Jezus van
Nazareth tot Heer = Koning, Heerser en Messias aangesteld door de Eeuwige.
wees de meerderheid van het volk de Messias af (...) Het volk der Joden had
de Here verworpen en nu begon God zijn aardse volk terzijde te stellen. De
verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus zette een voorlopige
streep onder deze bedeling (...) .
Bij de zevende bedeling (het duizendjarig rijk) staat er:
Isral zal dan als Gods volk tot zegen zijn, zoals God eenmaal aan zijn vriend
Abraham beloofd had. De volkeren zullen de Here onderworpen zijn, want het
is in hun aardse belang te luisteren naar Gods geboden. Jaarlijks zullen zij
optrekken naar Jeruzalem om deze God en zijn Christus te aanbidden. Deze
tijd is vanouds door de profeten; genspireerd door de Geest Gods, in vele
kleuren geschilderd.
H. Ironside zegt: Vanaf het ogenblik dat Christus zijn hoofd neerboog en Zijn
geest aan de Vader overgaf, zijn alle heerlijkheden van het Koninkrijk
waarover de zieners en profeten in het OT spraken tijdelijk uitgesteld (...) De
profetische klok stopte op Calvarie. Sindsdien is er op die klok geen enkele tik
gehoord. The Mysteries of God, Loizeaux Brothers, 1946, blz.54.
J. Walvoord zegt: de kerk is een apart deel van God dat zijn voltooiing
bereikt vrdat het goddelijke programma dat God met Isral heeft opnieuw
wordt opgestart. The Millennial Kingdom, Zondervan, 1976, blz.247.
Bij het lezen van deze dingen is onze eerste indruk dat Christus de Joden wat
heeft voorgelogen toen Hij predikend rondging. Want Zijn boodschap was het
Koninkrijk Gods is, nabij. En dat kwam er niet! Zou zelfs uitgesteld
worden! Maar liegt God wel? Zie o.a. 1 Sam. 15:29 / Titus 1:2 / Heb.6:18.
Bovendien krijgen we hier een herhaling van wat er in de tijd van de profeet
Samul geschiedde. Ook toen zocht het volk zich een koning en gaf daardoor
te kennen het koningschap van YaHWeH niet meer te verkiezen. Hun
redenering was: liever een zichtbare koning dan een verre God die regeert. Uit
hun opstand maakt God nog het beste en geeft hen de koning. Aan de
zonden die ze al op hun palmares hebben voegen ze er nog een ander aan toe
door naar deze koning te vragen zegt 1 Sam.12:19. Zie dit verhaal in 1
Sam.8:4-22, vooral vanaf vers 18.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 477
2) Voorbeeld: We lezen in Bultema blz.231 over een profetie uit het OT: Jol
3:1-3 Want zie in die dagen en te dier tijd als ik de gevangenis van Juda en
Jezuzalem zal wenden enz.
1. De tijd dezer wederkeering is de dag van het gericht over de volken, de
groote en de vreeselijke dag des Heeren, waarin alleen op de berg Sion
ontkoming zal zijn, dewijl de Here Zelf aldaar zal wezen met de Zijnen.
2. Deze profetie kan op geenerlei manier verklaard van de kerk, omdat deze
niet in de gevangenis zit.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 478
3. De uitstorting des H. Geestes wordt door allen opgevat als eenen letterlijke,
historische gebeurtenis. Waarom kan Israls verlossing dan niet eene
historische gebeurtenis van de toekomst zijn?
Bullinger zegt dat dit hoofdstuk volgt op Jol hoofdstuk twee en wijst op
het oordeel van Mat.25 over de schapen en de bokken. (Zie de voetnoten bij
de tekst in The Companion Bible). Ook Bultema wil hoofdstuk drie laten
volgen op hoofdstuk twee. Scofield zegt over Jol 3:1-8 = Herstel van Isral,
over verzen 9-14 = Hebben betrekking op Armageddon, Een achterwaartse
blik en Van verzen 9 tot 16 hebben we een rsum van Jol 2:9-32
(blz.933).
De New Scofield Reference Bible gaat nog verder met op te merken
verzen 15-21 zijn parallel met 2:30-32 (blz.931). In Bijbels Panorama wordt
Jol 3:18 toegepast op het duizendjarige rijk samen met Jes.35:10 en 65:19-25
(zie de 12de schets). Met andere woorden, de verdedigers van het
duizendjarige rijk zijn het volledig oneens onder elkander over de tijd van
vervulling en betekenis van Jol hoofdstuk drie.
Ook nog een andere opmerking over dat gedeelte van Jesaja 19. Er staat in
het vers 18 namelijk dat er: vijf steden in het land Egypte zijn, die de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 479
taal van Kanan spreken. Is dt dan het povere resultaat van de nieuwe
regering van de Messias in het Millennium? Vijf steden! Zijn de anderen dan
allemaal ongelovig!
Tekst Citaat.
Het gaat hier duidelijk niet om de vervulling van dit = dat. We vinden
beelden en flarden van een gedeelte uit Jol drie terug in het NT om naar n
of andere toestand te verwijzen die een gelijkenis vertoont, maar niet naar
een vervulling. In Jol drie zijn Tyrus en Sidon afgeschilderd als de
aartsvijanden van Isral. In Mat.11 en Luc.10 worden beide steden in een zeer
gunstig daglicht gesteld tegenover Isral. In het oordeel staan ze er beter voor
dan de vleselijke Isralieten en deze Heidenen zullen Gods volk aanklagen op
die dag. Dit is voor ons geen probleem, maar wel voor hen die in de
duizendjarige regering geloven. Want over welke oordeelsdag zou het dan
gaan in Mat.11 en Luc.10; de opname der gemeente, het herstel van Isral
daarna of het slot van de duizendjarige regering? In de drie gevallen heeft
men daar problemen mee. Maar wie geloofd in een nmalige
allesomvattende en unieke oordeelsperiode kan daar geen moeilijkheid
bespeuren.
Wat staat er in Jol 3:13? De tijd van de oogst is aangebroken. Het eerste
gedeelte ervan gebruikt Christus om te zeggen dat het voor Isral de tijd is
van de oogst. Wellicht mogen we dit wel verklaren als de oogst van Isral
als volk. Dat God hierbij zijn betrekkingen tot hen totaal verandert. En denk
hier aan de tijd van Pinksteren en de bekering van Cornelius die de
belangrijkste momenten zijn uit die vroege kerk. En het laatste deel, van de
wijnoogst, wijst ook duidelijk naar oordeel. Mogelijks over Isral (denk aan de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 480
Dit zijn enige van de treffende voorbeelden (?) die men gebruikt (misbruikt)
wanneer men naar de nog toekomende vervullingen van voorspellingen
verwijst. Bultema geeft er nog een twintigtal die allen vanuit dezelfde
principes die we bij deze teksten hebben toegepast niet gebruikt kunnen
worden als het bewijs van een herstel van Isral in een toekomstig
duizendjarig rijk.
We zijn het dan ook volledig oneens met wat in een evangeliesatieblad van
de Broeders staat. In Het Woord der waarheid van augustus 1998 staat op
blz.187, 188 een artikel van H.C. Voorhoeve (dus een zr oude herdruk). Daar
lezen we: Het blijkt dan ook dat uit alle profetische Schriften van het Oude
Testament, dat voor de genspireerde schrijvers van die dagen de Gemeente
een verborgenheid was; ja, dat zelfs de tijd van de gemeente, de tijd waarin
wij leven, in het geheel niet te vinden is in hun profetien. Drie voorbeelden
uit de vele voorbeelden die er zijn, kunnen dit voldoende aantonen.
In Jesaja 11 worden de eerste en de tweede komst van Christus op zon wijze
aan elkaar verbonden, dat niemand bij de lezing van die profetie eraan kan
denken dat daartussen zoveel eeuwen verlopen zijn. En toch is het zo. Tot de
helft van vers 4 is de profetie vervuld, terwijl het verdere gedeelte nog
vervuld moet worden bij, de tweede komst van Christus.
En Jesaja 61 is al een even duidelijk voorbeeld. Iedereen zal bij de lezing van
die voorzegging gedacht hebben, dat alles achtereenvolgens zou gebeuren
zoals het daar voorzegd wordt. En toch weten wij, dat er nu reeds bijna 20
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 481
eeuwen verlopen zijn tussen het prediken van het aangename jaar van de
Heer en van de dag van de wraak van onze God.
In Psalm 2 vinden wij hetzelfde. In Handelingen 4 wordt het begin van deze
Psalm aangehaald en gezien als de vervulling van de verwerping van de Heer
Jezus door Herodes en Pontius Pilatus. Men zou nu verwachten dat in het
vervolg van de Psalm gesproken zou worden over de gemeente; maar het
tegendeel is het geval, omdat het verdere gedeelte een beschrijving is van
het oordeel van God over zijn vijanden en van het koninkrijk van Christus.
De tijd waarin wij leven en waarin de gemeente van Christus bijeenvergaderd
wordt, neemt dus in de profetien van het Oude testament geen plaats in. Dit
geeft ons de sleutel tot het juiste verstaan van de profetie.
Voor onze aantekeningen bij Jesaja 11 zie de 3de stelling over Isral. Onze
aantekeningen bij Psalm 2 zie Mat.25:31-46 in hoofdstuk 5. Wat is er te
zeggen over Jesaja 61. Het is natuurlijk waar dat we in Lucas 4:18,19 de
gedeeltelijke aanhaling terugvinden in een prediking van de Heer te Nazareth.
Over de wraak van God, ook een deel van die profetie, rept de Heer op dat
moment met gn woord. Daar zijn gegronde pastorale redenen voor. Men
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 482
gaat niet gewoon het slechte nieuws vertellen aan de mensen zonder dat ze
de kans hebben gehad zich te bekeren. Maar dat wil niet zeggen dat Hij het
niet doet op latere tijdstippen. Integendeel, tientallen malen en dat naarmate
Zijn dood voorspeld wordt (vanaf Mat.16:21, en ook enkele parabels spreken
daarover) voorzegt Hij dat Isral de wraak van God tegemoet gaat. Vooreerst
dat de tempel zal vernietigd worden, voor de tweede maal (Marc.13:14-20 /
Luc.19:41-44 / 21:20-24 / 23:29). Bovendien zal hun het Koninkrijk worden
afgenomen en anderen gegeven (Mat.8:12 / 21:43 / 23:31,32). Van een herstel
van Isral spreekt Jezus niet, alln enkelingen uit Isral zullen gered worden
(Mat.22:14 / Luc.10:11,12 / Joh.8:44,45). En zo is het geschied naar de raad en
het besluit van God (Hand.4:24-28 / 13:26-29).
Daarom zegt H.M. Matter in dit verband terecht in De toekomst van Isral
Bosch & Keuning, 1953, blz.34,35: Isral heeft zich niet maar verzet tegen
het heil, maar van zijn verzet een nationale zaak gemaakt. Men denke aan
Matth.27:25; Joh.11:48;19:15! God had in de ironie van zijn oordeel Isral op
zijn weg kunnen volgen en nationaal van het heil uitsluiten, gelijk hij voorheen
de heidenen deed volgens Hand.14:16. God heeft dit niet gedaan. Er is geen
enkele discriminatie ten voordele van de heidense volkeren, die nimmer
nationaal verzet hebben gepleegd en soms massaal het evangelie hebben
aanvaard. De wateren van het heil stromen vanuit Isral de wereld in. Zij
stijgen daar tot dezelfde hoogte, waarop ze in Isral de eeuwen door hebben
gestaan. Dit geschiedt zonder enig verlies voor het schuldige Isral. De
wateren van het heil behouden in Isral hun oude hoge peil.
Men mag bij alles wat we weten over de gemeente en het Koninkrijk dus niet
beweren dat de kerk en het Koninkrijk andere zaken voorstellen. Men doet dat
in de kringen van verdedigers van de duizendjarige regering. Zo schept men
de gedachte dat er nog iets ontbreekt aan zowel het Koninkrijk dat aan
Christus toebehoort, als aan de Kerk waarover Hij Heer is. Verschillen die
kunnen aangetoond worden zijn daarom trouwens geen bewijs dat er nog een
rijk zal worden opgericht voor duizend jaar. Integendeel. Zoals de gemeente
Gods met meer dan tien titels is omschreven zo is ook het Koninkrijk van
God (de Heer) er n van. Hieronder daarom enkele gelijkenissen die dat
beginsel illustreren:
Mat.16:18,19 maakt het duidelijk dat beide gelijk zijn. Vers 18 spreekt over
het ontstaan van de Kerk en vers 19 over het ontstaan van het Koninkrijk. Dat
rijk is niet voor een verre toekomst want de 12 apostelen krijgen er de sleutels
van en die gebruiken ze tijdens hun leven reeds (n Pinksteren!).
Men kan het Koninkrijk Gods niet zo maar zien als het verlengde van het
zichtbare koninkrijk in Isral al dan niet hersteld in dat land of erbuiten. Want
daarvoor zijn de verschillen dan ook te groot.
De bewering van enkele schrijvers dat het bestaan van de Kerk niet terug te
vinden is in het OT kan niet bewezen worden. Men maakt dan twee fouten. 1)
In het NT worden teksten die ogenschijnlijk betrekking hebben op Isral
toegepast op het Nieuwe Isral bestaande uit Joden en Heidenen. 2) In het
goddelijke plan der eeuwen dat God heeft zijn de Heidenen opgenomen vr
de grondlegging der wereld en dat is de juiste interpretatie (Eph.1:4 /
Rom.8:28-30 / 2 Thes.2:13 / 2 Tim.1:9).
En daarom hebben we een vraag aan allen die deze leer van Darby
geloven: indien het Joodse volk Jezus als Messias had aangenomen hoe is het
te rijmen met de zekerheid dat de Heer mens is geworden om te sterven als
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 485
verzoening voor alle mensen? God wist dus dat het Joodse volk Jezus masaal
niet zou aannemen! Dat ze Hem niet als hun Messias zouden aannemen! Was
Zijn aanbod dan niet oprecht? Of was het dat wel, gezien er toch een rest Hem
heeft aangenomen! Is het niet dat wat de Heer heeft voorzegd in Luc.12:32?
Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft Uw vader
behaagd u het Koninkrijk te geven. Moeten we niet op de eerste plaats
stellen dat de mens door geloof gered wordt en niet door zijn nationaliteit?
Zoals Luther terecht opnieuw mocht ontdekken in de Schriften van zowel het
OT als het NT (Hab.2:4 / Rom.1:17 / Gal.3:11 / Heb.10:38). Zodat het van den
beginne af aan de bedoeling was van God om n kudde en n herder te
hebben. Dat zowel Joden als Heidenen in geloof n kudde zouden zijn
(Joh.10:16)! Van een uitstel van de belofte aan Isral staat er niets in de
Schriften voor deze tijd. Er staat wel dat God aan alle volkeren hetzelfde
aanbod doet; Jezus van Nazareth is voor u gestorven en dat moet u aannemen
om door Hem gezegend te worden. Hij is de enige ware weg!
En een laatste vraag die rechtstreeks volgt uit de vorige. Waar zijn in het
Nieuwe Testament de aanwijzingen te vinden die klaar en duidelijk,
zondermeer zeggen dat in de dagen van de apostelen het aanbod van het
Koninkrijk aan het Joodse volk voor een tijd is opgeschort en uitgesteld? Graag
schijver(s), hoofdstuk(ken) en vers(en) a.u.b..
De zegeningen van Deut. 30 zijn voorwaardelijk gesteld aan het geloven van
de Jood. Aan wat in het wetboek staat! Wensen deze vrienden van Isral zoiets
dan hebben ze dat volk een verkeerde leer voorgehouden! Want ondertussen
is dat wetboek door Christus afgeschaft, en dat maakt het de Jood onmogelijk
om langs deze weg opnieuw in Gods gunst te komen. Hij kan slechts opnieuw
in het verbond opgenomen worden door tot de Messias Jezus te komen. Een
ander herstel prediken is het offer van Jezus minimaliseren of zijn werking
ervan verdraaien.
We citeren u die leer uit Amen, maar slechts ter illustratie en niet omdat
we er iets van zouden geloven.
Naam
Het evangelie van God
(Rom.1:1 / 1 Pet.4:17)
Ook met andere namen is het Evangelie bekend. Het Evangelie van Christus (2
Cor.10:14) of het Evangelie van Zijn Zoon (Rom.1:9).
Verkondigd door
alle apostelen, zowel de Twaalven en Paulus met zijn mededienstknechten.
Verkondigd aan
Iedereen (Rom.1:16). Eerst de Jood, maar ook de Griek.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 487
Dat is een opgeblazen en opgeklopte grote souffl en niets meer dan dat.
Leg dat gewoon neven de tekst van Marcus 1:15: de tijd is vervuld en het
Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie
(wij onderlijnen). Er wordt n boodschap gepredikt, er is n goed nieuws en
dat is nabijgekomen. Van een ander evangelie staat er niets en wordt er
niets gesuggereerd. Dat is overduidelijk uit een uitspraak van Paulus aan
koning Agrippa. Hij zegt dat hij als predikant en als evangelist sprak: zonder
iets anders te zeggen dan wat de profeten en Mozes gesproken
hebben(Hand.26:22). De leer dat er dus nog een ander evangelie dan dat
wat in het OT staat en werd verkondigd, door Christus en zijn apostelen, stoelt
dan ook nergens op. Of zou Paulus aan Agrippa gewoon wat voorliegen? Dat
wil dan ook duidelijk zeggen dat de gemeente wel degelijk voorzegd werd in
de leringen van Mozes en de profeten! Aan de Romeinen schreef Paulus ooit
over: het evangelie van God, dat Hij tevoren door zijn profeten
beloofd had in de heilige Schriften (Rom.1:1,2). Kortelings na de
Pinksterdag zegt Petrus: En al de profeten, van Samul af en
vervolgens, en zovelen er hebben gesproken, hebben ook deze dagen
aangekondigd (Hand.3:24). De kerk - de gemeente - is dus wel degelijk
voorzegd door de profeten. Wanneer de indruk gewekt wordt dat dit niet zo is,
stoelt dat op vooroordeel en niet op Bijbeluitleg.
Tot slot citeren we uit A. Maljaars, Niet allen Isral, Uitg. J.P. van de Tol,
Dordrecht, 1976, blz.81 een opmerking die hier iets mee te maken heeft: Ten
aanzien van het volk Isral komt in veler gedachten het Kruis en de
Verzoening uit het centrum te staan. Prechiliasten leren, dat wanneer de
Joden Jezus als Messias aanvaard hadden, het Koninkrijk Gods gekomen zou
zijn van vrede en gerechtigheid. Men denke zich deze visie eens in! Ze
impliceert niets meer en niets minder dan dat het Kruis dan eigenlijk
overbodig geweest zou zijn. Tot onze niet geringe verbazing troffen we echter
een zelfde soort gedachtengang aan in Berkhofs christelijke geloofsleer
(blz.276). Berkhof spreekt zelfs over het uitsel (blz.271). Het Rijk is nog niet
aangebroken, en als de Kerk toch wil doen alsof dat wel het geval is, dan komt
het Jodendom met zijn eindeloze lijdensweg deze illusie verstoren (blz.277).
Hieruit blijkt wel hoe men zich de sjaloom als een valse vrede, in de
horizontale verhoudingen denkt, in plaats van een geestelijke, hemelse vrede,
door de Heilige Geest (Rom.14:17). Kohlbrgge zou zeggen: men is net zo
dwaas als de Joden, die zich afvroegen of er uit Galilea ooit een profeet zou
opstaan, terwijl de Zaligmaker in hun midden was.
Om u als lezer een beeld te kunnen schetsen van wat Jehovahs Getuigen
leren op het gebied van het Koninkrijk moeten we vooraf een lang citaat
aanhalen uit Hulp tot begrip van de Bijbel, deel 5, 1988, blz.889,890. Daar
staat:
Wat echter degenen betreft die niet bereid waren zich aan Christus
Jezus te onderwerpen, hij trad destijds nog niet handelend tegen hen
op maar ging aan de rechterhand van God (...) zitten, van die tijd af
wachtend totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten
gesteld zouden worden (Hebr. 10:12, 13; Hand. 2:34-36; vergelijk
Hebreen 2:8). Jezus had voorzegd dat er tussen zijn hemelvaart en
de tijd waarin hij zowel zijn goedgekeurde onderdanen als zijn
tegenstanders zou oordelen, een bepaalde tijd zou verstrijken. Hij
vergeleek zichzelf met een mens van edele geboorte die naar een
ver land (reisde) om koningsmacht voor zich te verkrijgen en dan
terug te keren. Zijn getrouwe dienstknechten zou hij dan belonen,
doch de vijanden van zijn Koninkrijksregering ter dood brengen. -
Luk.19:11-27.
De apostel Johannes, die tegen het einde van de 1ste eeuw G.T.
schreef, kreeg door middel van een goddelijke openbaring ook een
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 490
gekant is). Vervolgens draagt hij het koninkrijk aan zijn God en
Vader over en onderwerpt zichzelf aan Degene die alle dingen aan
hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen. - 1 Kor. 15:21-28.
Daarna worden echter alle aardse onderdanen definitief op hun
rechtschapenheid en toewijding beproefd.
Het is zeker niet onze bedoeling reclame te maken voor n of ander leer
van De Wachttoren. Laat het lange citaat u niet misleiden. In de eerste
paragraaf geeft men toe dat Gods koninkrijksregering is begonnen met
Pinksteren maar slechts alleen voor het geestelijke Isral. Maar over de wereld
regeert de Christus dan nog niet. Het Koninkrijk begint maar echt wanneer
Satan uit de hemel is geworpen (in 1914) en zal voor allen die al gestorven
zijn slechts na de Wederkomst zijn: in n regering van 1000 jaren. Dat zal in
tegenstelling tot de volgelingen van Darby / Scofield niet vanuit het letterlijke
Jeruzalem zijn maar vanuit het hemelse Jeruzalem.
We geven drie citaten van Russell de eerste president met zijn visie op zijn
profetische aanspraken.
In 1890 zegt hij: Our own views are not prophecy, but interpretations of the
holy prophets of old. Watch Tower, October 1890, page 8
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 492
In 1893 zegt hij: Neither must you lean upon the DAWN and the TOWER as
infallible teachers. Watch Tower, June 1893, page 168.
Is daarme de kous af? Integendeel! Russell leerde dat Jezus in 1874 op de
troon was gaan zitten om te regeren. Maar zoals ze het nu zeggen: dat was in
1914. Iemand was/is fout en je mag het zelf kiezen: Russell of de WT in haar
huidige vorm. Russell leerde dat de koninkrijken letterlijk aan hun einde
zouden gekomen zijn in 1914, maar dat leren ze niet meer. Het zou natuurlijk
onzichtbaar in de hemel zijn en oncontroleerbaar.
Ik geef u nog 4 citaten zodat we elkaar goed verstaan: hun eerste stichter
profileerde zich zeker al als profeet. Wat we doen met deze citaten is enkele
markante zaken in hoofdletters zetten:
beginning, but for the end of the time of trouble. Zions Watch Tower, July
15, 1894, blz.226 Onze vertaling: Wij zien geen reden voor het veranderen
van de cijfers -, NOCH KUNNEN WE ZE VERANDEREN ALS WE DAT ZOUDEN
KUNNEN DOEN. ZE ZIJN, WIJ GELOVEN DAT, GODS DATA, NIET DE ONZE. Maar
houd in gedachten dat het einde van 1914 niet de datum voor het begin is,
maar voor het einde van de tijd van onrust. Zions Watch Tower, July 15,
1894, blz.226.
Het is duidelijk dat zijzelf de feiten geweld aandoen door het slechts af te
doen als een beetje teveel anti-JG gehalte. In de Ontwaakt! van 22 maart
1993 verdedigt het JG-leiderschap zich als volgt:
*** g93 22/3 blz. 4 Waarom zo vaak een vals alarm? *** Jehovahs Getuigen
hebben in hun vurige verlangen naar Jezus tweede komst jaartallen genoemd
die onjuist zijn gebleken. Daarom hebben sommigen hen valse profeten
genoemd. In geen van deze gevallen hebben zij zich echter aangematigd
voorzeggingen in de naam van Jehovah te uiten. Nooit hebben zij gezegd:
Dit zijn de woorden van Jehovah.
Maar dit Bovenstaande citaat blijkt helaas een grove leugen, als je
bijvoorbeeld onderstaande uitspraak analyseert uit hun nadere verklaringen:
*** w84 15/8 blz. 6-7 1914 Het geslacht dat niet voorbij zal gaan *** Vanuit
puur menselijk gezichtspunt kan het schijnen dat er nauwelijks nog tijd is voor
deze ontwikkelingen voordat de generatie van 1914 van het toneel verdwijnt.
Maar de vervulling van alle voorzegde gebeurtenissen waarmee het geslacht
van 1914 te maken heeft, is niet afhankelijk van het betrekkelijk trage
handelen van de mensheid. Jezus Christus zei*: Dit geslacht [van 1914]
zal geenszins voorbijgaan totdat alle dingen geschieden (Lukas
21:32). En Jehovah, de bron van genspireerde en onfeilbare
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 495
2) Macht over de hemel sinds 1914 (en de hele wereld, zie hierover
verder).
Maar... Christus regeert sinds Pinksteren in volle zin van het woord zowel
over vriend als vijand. Dat is o.a. duidelijk uit Bijbelse profetie. Uit Ezech.21:27
blijkt dat Isral omvergeworpen wordt om als koninkrijk te fungeren voor
YaHWeH. Ze blijft een puinhoop totdat Hij komt die recht heeft op de
troon. En deze rechthebbende is gekomen in de persoon van Jezus van
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 496
Nazareth. Hij is vermoord maar God heeft Hem uit de doden opgewekt en Hem
aangesteld tot Heer en Messias (Hand.2:36). Daarbij is geen grens gesteld aan
Zijn macht. Hij regeert over levenden n zelfs doden. Want Hij heeft de
sleutels van het dodenrijk (Opb.1:18). En die troon van David die was
omvergeworpen is in Hem opnieuw opgericht zegt Jacobus in zijn redevoering
op dat eerste concilie van de Kerk. Vergelijk Amos 9:11 en Hand.15:15-18. De
uitleg van de Wachttoren in verband met Ezech.21:27, die zegt dat het
koninkrijk omvergeworpen is van 607 VC tot 1914 NC doet denken aan de
Joodse kabbalistiek waar men met cijfers (en letters) allerhande data tracht te
bevestigen.
Zijn macht begrenzen zoals de WT doet is de Schrift niet lezen zoals het er
staat. Ook 2 Thes.2:14 / 2 Tim.2:10 en de vijf teksten in Hebreen die we
hiervoor citeerden spreken dat allemaal tegen (Heb.1:3 / 1:13 / 8:1 / 10:12 /
12:2). Hij regeert nu over allen. We komen later terug tot de verwijzingen
van Ps.110:1 en 4 waar dit duidelijk is. Zie de aantekeningen van Luc.17:21 in
dit hoofdstuk.
In de herwerkte uitgave van Hulp tot begrip van de Bijbel nu gekend als
Inzicht in de Schrift is het lange citaat iets anders en we citeren daaruit ook
nog een klein stukje (zie deel 2, 1997, blz.98, 99). Het is onze Heer, de
Soevereine Heer Jehovah, die zijn autoriteit over het koninkrijk der
wereld doet gelden door middel van een nieuwe uitdrukking van zijn
soevereiniteit ten aanzien van onze aarde. Hij geeft aan zijn Zoon,
Jezus Christus, een ondergeschikt aandeel aan dat koninkrijk, zodat
het het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus wordt
genoemd. Dit koninkrijk, is omvangrijker en groter dan het
koninkrijk van de Zoon van zijn liefde waarover in Kolossenzen 1:13
wordt gesproken. Het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde begon
met Pinksteren 33 G.T. en heerst over Christus gezalfde discipelen;
het koninkrijk van onze heer en van zijn Christus werd aan het
einde van de bestemde tijden der natin opgericht en heerst over
de hele mensheid op aarde.- Lukas 21:24. En in De Wachttoren van 15
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 497
Een ander voorbeeld zou Genesis 15:12-16 kunnen zijn. Daar voorzei God
dat de nakomelingen van de aartsvader Abraham 400 jaren in een vreemd
land verdrukt zouden worden. Volgens het jaarbeginsel van deze theorie
zouden het echter 144.000 jaren worden want dat is de som van 400 x 360.
Als laatste voorbeeld de 70 jarige dienstbaarheid van Jeruzalem aan Babylon
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 498
(Jer.25:9-11). Gerekend volgens die theorie dat n dag = n jaar zou dit
25.200 jaren zijn. Men ziet hoe onwaarschijnlijk zulk een leer is. Maar wat leert
Num.14:34 in wezenlijkheid?
En Ezech.4:4-6 dan zal men vragen? Laat ons ook dat bekijken. Dan zal men
als eerste punt moeten aannemen dat hier geen sprake is van een profetie
maar van een symbolische handeling van de profeet Ezechil. En als
profetische handeling moest de profeet veertig dagen op n zijde liggen en
390 dagen op een andere zijde. Die dagen waren symbolisch de voorstelling
van een straf die Isral al uitgemaakt had. Het is dus een handeling die
plaatsvond nadat de straf al ten einde was. En het gaat wanneer we het
narekenen niet om profetische jaren van als beginsel 360 jaardagen maar om
werkelijke jaren van 365 dagen. Indien dat zou toegepast worden op alle
straffen die Isral gehad heeft door God dan zou de 70jarige dienstbaarheid
aan Babylon als 70x360 = 25.200 jaren moeten gerekend worden wat absurd
is. En over voorspellingen die over gn straf spreken vinden we hier nog
minder gezegd, namelijk niets. Op zulke wankele basis is die leeer dan
gebaseerd.
Men heeft ook getracht het bewijs van het dag = jaar beginsel te vinden in
Dan.9:24-27. In die Schriftuur is een speciaal woord gebruikt shabua.
Volgens Gesenius, een Hebreeuws lexicograaf, wil dit woord zeggen een
zeventallig nummer, een heptade of een hebdomades. Shabua
kan dus betrekking hebben op zowel een periode van zeven dagen, of zeven
jaren of zeven tijdperken. Soms nu zoals in Dan.10:2,3 is er duidelijk sprake
over een shabua van dagen, maar het merendeel van die verwijzingen
heeft betrekking op jaren. Zo is het ook in Dan.9:24-27 waar de 70 shabua
in feite 70x7 = 490 jaren zijn. Zie ook nog naar Gen.29:10 en Ezech.45:21.
Men ziet dus dat het dag = jaar beginsel geen steun heeft bij het gebruik van
shabua. Het zegt alleen dat iets waarover sprake is zevendelig is.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 499
Toen Darius de Meder, een heiden, de stad Babylon veroverde gaf hij het
volgende decreet vrij: Daarna schreef Darius aan alle volken, natien
en talen, die de ganse aarde bewonen: Uw vrede zij groot! Door mij
wordt bevel gegeven, dat men in het gehele machtsgebied van mijn
koninkrijk voor de God van Danil zal vrezen en beven; want Hij is de
levende God, die blijft in eeuwigheid: zijn koningschap is
onverderfelijk en zijn heerschappij duurt tot het einde; Hij bevrijdt en
redt, en doet tekenen en wonderen in hemel en op aarde, Hij, die
Danil uit de macht der leeuwen heeft bevrijd. En deze Danil stond
in hoog aanzien onder het koningschap van Darius en onder het
koningschap van Kores, de Pers. (Dan.6:26-29, wij onderlijnen). Dat moet
dan een puzzel zijn voor Jehovahs Getuigen want hier geeft een heidense
koning toe dat God boven hem regeert. Volgens hun eigen chronologie zitten
we dan namelijk al bijna zeventig jaren in de tijden der heidenen.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 500
Een voorbeeld van een tegenstrijdigheid met de leer van de 2.520 jaren van
heidense regering is het volgende. Toen Nebukadnessar na het herstel van zijn
waanzin zijn verhaal schreef waren deze tijden al jaren begonnen. Toch zegt
hij: Koning Nebukadnessar aan alle volken en natin en talen, die op
de gehele aarde wonen: uw vrede zij groot! Het heeft mij behaagd de
tekenen en wonderen die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft
te verkondigen; hoe groot zijn zijn tekenen en hoe machtig zijn
wonderen! Zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en zijn
heerschappij van geslacht tot geslacht (...) en mijn verstand keerde
in mij terug. Toen prees ik de Allerhoogste en roemde ik de eeuwige
Levende, omdat zijn heerschappij een eeuwige heerschappij is en zijn
koningschap van geslacht tot geslacht (Dan.4:13,34, wij onderlijnen).
Jehovahs Getuigen nemen hier zelf een loopje met hun chronologie. Dan.2:1
is volgens hen het tweede jaar van de koning nadat de tempel is verwoest. Nu
moet Dan.4 nog jaren later gedateerd worden. Dan geeft Nebukadnessar toe
dat de Allerhoogste ook Wereldheerser is en niet hijzelf. God regeert boven
hem. Zie Inzicht in de Schrift, deel 2, 1997, blz.415,416. In Inzicht in de
Schrift, deel 1, 1995, blz.302 zeggen ze dat het niet logisch is dat het
verhaal slechts op Nebukadnessar zou betrekking hebben. Maar wat evident is
blijkt dat niet altijd voor een Jehovahs Getuige. Dan.4 leert duidelijk dat een
hoogmoedige houding tot nadenken moet stemmen, voor hen is dat niet
genoeg. Daarom gaan ze onlogisch te werk en combineren enkele teksten
die met elkaar niets te maken hebben en scheppen een leer over 2.520 jaren
waarin God niet regeert over de wereld. En tussen haakjes, de Zevendedag
Adventisten die toch ook geloven in het dag = jaar principe leggen Dan.4 zo
niet uit.
De tekst van Lucas 21:24 is nog te vergelijken bij wat er staat in Lucas
19:43,44: Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden
een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle
zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u
vertreden en zij zullen u geen steen op de andere laten, omdat gij de
tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag. Hier dan ook een
zelfde toekomstig beeld. Voor het begrip vertreden in deze weergave heeft
de Leidse vertaling tegronderichten en Brouwer tegen den grond
verpletteren en dat lijkt ons beter ter weergave.
In het kort gezegd is die theorie dan slechts een Bijbelse mythe,
gebaseerd op zogenaamde bewijzen. Zo is het met alle dag = jaar profetien
die door Bijbelcommentators uitgerekend zijn. Eenzelfde beeld van een
onaanvaardbare uitleg van het dag = jaar principe is de uitleg van de
Adventisten over de 2.300 avonden en morgens uit Dan.8:13,14. Zie Ce
que croient les Adventistes, Vie et Sant, 1990, blz.315-332. Op wat de
Adventisten leren in dit verband kunnen we niet ingaan. Kort gezegd is het dit.
In 457 VC begint een periode van 2.300 jaren die dus zal eindigen in 1844. Dat
jaar zou het onderzoekend oordeel begonnen zijn over Gods gemeente. Een
complexe leer over het verzoenend werk van Christus zogezegd gebaseerd
op Heb.7:26,27 / 8:3 / 10:12 en Opb.11:19. Maar ook hierover moeten we
zeggen; vl fantasie.
Een kleine opmerking over het Griekse woordje kairos dat Jehovahs
Getuigen vertalen als bestemde tijden. Dat woord verschilt van het
gewone begrip tijd (Grieks chronos) in die zin dat kairos verwijst
naar een deel in het tijdsgebeuren. Zo is er een kairos van de oogst
wanneer die wordt binnengehaald (Mat.13:30 / 21:34). Of een kairos
waarop de demonen zullen gepijnigd worden. Zo ook spreekt de Schrift over
de kairos van het werk van de Heer, gelegen tussen zijn kroning in de
hemel bij de Hemelvaart en Zijn Wederkomst (Eph.1:9,10). We lezen daar het
volgende: door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 502
Slotconclusies:
1) De Heer regeert sinds Pinksteren over zowel vriend als vijand.
2) In zijn eerste fase is het Koninkrijk opgericht en zal nadat de vijanden
ervan verwijderd zijn, overgaan in een eeuwig rijk. Bij de Wederkomst wordt
het Koninkrijk tot volmaaktheid gebracht. Bavinck zegt in zijn Dogmatiek
terecht: De tweede komst is het complement der eerste (deel IV, blz.763).
3) Het nieuwe verbond met Isral is sinds Pinksteren begonnen.
4) We hebben gn toekomstig duizendjarig rijk meer nodig om iets te
vervullen wat niet vr of tijdens Zijn Wederkomst vervuld kan worden.
5) Alleen voorspellingen voor de eeuwigheid blijven nog vervuld te worden en
deze worden bij de Wederkomst bevestigd voor zowel gelovigen als
ongelovigen.
monothesten alleen maar als afvallig van het joodse geloof worden
uitgelegd.
Deze tekst laat een interpretatie zoals deze van Jehovahs Getuigen niet
toe. We gaan hierop in nadat we enkele dingen duidelijk maken aan de hand
van de synoptische teksten. Want zo een vergelijk maakt bepaalde zaken
klaar en helder.
Een eerste opmerking. Wanneer u hier leest over het smaken en zien
ga niet onmiddellijk aan een letterlijk zien en smaken denken. Want ook reeds
in het OT zijn dergelijke uitdrukkingen gebruikt om o.a. aan te geven dat
YaHWeH een goede God is (Ps.34:8). De woorden van de HERE smaken
zoet (Ps.119:103). Mensen kunnen genieten van de hemelse gaven en
smaken wat de krachten zijn van de toekomende eeuw (Heb.6:5,6). Het
gaat om geestelijk te onderscheiden wat soort werk God verricht.
van Jehovah als de enige ware God (...) De apostel Petrus bezag de
transfiguratie als een prachtige bevestiging van het profetische
woord, en doordat hij een ooggetuige van Christus luister was
geweest, kon hij zijn lezers bekendmaken met de kracht en
tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus (2Pe 1:16, 19). De
apostel had de vervulling meegemaakt van Christus belofte dat
sommige van zijn volgelingen geenzins de dood (zouden) smaken
voordat zij eerst het reeds in kracht gekomen koninkrijk Gods
(hadden gezien) (Mr 9:1). Het is mogelijk dat de apostel Johannes in
Johannes 1:14 eveneens op de transfiguratie zinspeelde (...) De
transfiguratie diende naar het schijnt om Christus te sterken voor
zijn lijden en dood, terwijl ook zijn volgelingen erdoor werden
vertroost en hun geloof werd versterkt. Ze toonde aan dat Jezus
Gods goedkeuring genoot, en ze verschafte een toekomstbeeld van
zijn heerlijkheid en Koninkrijksmacht. Ze voorzei de
tegenwoordigheid van Christus, wanneer hij over volledige
koninklijke autoriteit zou beschikken. Uit, Inzicht in de Schrift, deel 2,
1997, blz.1045-1047, sterk ingekort, wij onderlijnen.
Maar M.H. Bolkestein, Het evangelie naar Marcus, Callenbach, 2de druk,
1966, blz.192,193 klinkt enigermate anders. Hij schrijft: De vraag, wat
bedoeld is met de komst van het Rijk met kracht, heeft veel verschillende
antwoorden gevonden in de loop van de geschiedenis (...) De meesten echter
- en wel terecht - in de parousie. De finale komst van het Rijk wordt bedoeld
en dat op een tamelijk overzienbare termijn. Ook uit andere synoptische
teksten blijkt, dat Jezus een dergelijke termijn verwachtte (Matth. 10:23; Marc.
13:30 par.). Toch is het aantal teksten gering. En de verwachte termijn is niet
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 509
van wezenlijk belang. Men kan hier wel met Cullmann van een
Perspektivenirrtum spreken. Maar met Ridderbos moet men wel erkennen,
dat in het profetische perspectief van Jezus opstanding en parousie
samenvielen. Ze worden nooit tegelijk genoemd als Jezus over de toekomst
spreekt. Er zijn twee lijnen in Jezus toekomstverwachting: een die op de
opstanding uitloopt, en een die op de parousie uitloopt.
Schrift terugvinden, dat is Titus 3:5. Daar staat: Hij heeft: niet om werken
der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn
ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der
vernieuwing door de heilige Geest. De wedergeboorte in deze tekst
spreekt zonder twijfel over een rege-neratie in deze tijd, de tijd die er is,
vrdat de Heer terugkeert voor een tweede maal. Het is tijdens deze periode
dat God aan de mensen heeft toebedeeld, opnieuw herboren te worden om
het Rijk van God te berven. En een reeks teksten bewijzen dat, en daar zijn
de begrippen paln (opnieuw of van boven) en genesis
(ontstaan) regelmatig de sleutelwoorden. Zie Joh.3:6,7 / 1 Pet.1:3,23 / 1
Joh.2:19 / 3:9 / 4:7 / 5:1,4,18. Ze worden kinderen Gods niet door bloed of
vlees maar door God (Joh.1:12,13).
Het commentaar van E.L. Smelik op de tekst van Titus 3:4,5 is de volgende
in De brieven van Paulus aan Timothes, Titus en Filemon, Callenbach N.V.,
Nijkerk, 1961, blz.142, 143: Wij vinden noch de term wedergeboorte, noch
de combinatie bad der wedergeboorte bij Paulus ergens elders. Het woord
wedergeboorte treffen wij op bijbels terrein slechts aan in Matth.19: 28,
waar het de betekenis heeft van algehele wereldvernieuwing. De parallelle
plaatsen in de andere evangelin geven Luk. 22: 30: in mijn koninkrijk,
Mark. 10:30 en Luk. 18:30: in de komende aeon.
Paulus woorden in Tit.3: 5 zeggen dus niet, dat het waterbad als een
magischwerkend instrument de vernieuwing tot gevolg heeft, integendeel, er
staat met nadruk bij, dat deze bewerkt wordt door de Heilige Geest. Ook van
deze uitgieting van de Heilige Geest is het waterbad een teken. Wij worden
erdoor gerechtvaardigd en in een nieuwe positie tegenover God gesteld, die
van erfgenamen van het eeuwig leven, waarop wij hopen.
honderdman is van dien aard dat Hij zoiets in gans Isral nog niet heeft
gezien. Een opmerking die Hij richt tot zijn discipelen die erbij staan.
Waarom gaan de discipelen van Jezus in die tijd nog naar de tempel? Niet
uit wettische overtuiging. Wel om er te bidden, iets wat men ook op alle
plaatsen kn. Maar in de tempel is er toch een speciale sfeer. Want daar had
God Zijn aanwezigheid getoond. Vervolgens omdat het de plaats bij uitstek is
om er te prediken over de Messias. Naar de tempel komen gelovigen en die
hebben het recht om te horen dat er wat veranderd is in Gods bestel. En
daarom gaan evangelisten ook alle synagogen bezoeken in de steden die ze
aandoen. Zie Hand.13:5 / 14:1 / 17:1-3, 10 / 18:4-7 / 19:8,9.
We hebben dus niet nog een andere regering nodig die duizend jaar duurt
waarin er op letterlijke tronen zal gezeten zijn en waar geregeerd wordt met
het oog alle volkeren te bekeren tot de Messias. De vervulling is er voor de
toekomende eeuw vanuit het tijdstip gerekend van de tekst. En zo is er maar
n toekomende eeuw. In Het evangelie naar Matthes, deel II, Callenbach,
Nijkerk, 1973, blz.149, zegt J.T. Nielsen: Daarmee wordt bedoeld - en het
vervolg van de zin bewijst dat - die apocalyptische verwachting die in het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 512
jodendom van die tijd leefde, namelijk dat de wereld in de komende aeon (vgl.
Marc. 10: 30 en Luc. 18: 30: in de toekomende eeuw = en tooi aiooni tooi
erchomenooi) zal worden vernieuwd in de tijd van de Messias. De komende
aeon (olam haba) van het jodendom is aangebroken door de komst van Jezus
de Messias. Eenmaal zal de wedergeboorte, d.i. de vernieuwing van de gehele
aarde volledig werkelijkheid worden, wanneer de Messias als de Zoon des
mensen op de troon van zijn heerlijkheid zal zitten. vgl. ook Matth. 20: 21 en
25: 31. Dit gebeuren is verbonden met de parousia van Jezus in kracht en
heerlijkheid, vgl. ook Matth. 26: 64. Bij de vernieuwing van de aarde zal ook
het herstel van Isral plaatsvinden in de glorie van de twaalf stammen,
gezuiverd en gelouterd door het oordeel dat de hemelse Rechter zal
uitspreken, bijgestaan door de oudsten van het volk, vgl. Jes. 3: 14.
Aan de gij die Jezus gevolgd zijn, geeft Hij plaats op de twaalf tronen om de
twaalf stammen van Isral te richten. Richten hier in de betekenis van
regeren. Zij zijn de stamvaders van het nieuwe Isral. Evenals in Matth. 10: 5
en 15: 24 gaat het hier om Isral in de betekenis van het nieuwe Isral in het
volledige aantal van zijn stammen, zoals de joodse verwachting was. De in
deze aeon (olam haz) verachte discipelen van Jezus, die alles hebben
prijsgegeven en Hem gevolgd zijn, zullen in het eindgericht samen met Jezus
als Zoon des mensen het oordeel uitspreken. Dit is het loon dat hun wordt
toegezegd (wij onderlijnen).
Dat anderzijds afgezien van het herstel van alle dingen in de toekomst, er
geregeerd werdt door de 12 apostelen is o.a. duidelijk uit Joh.20:23. Daar
lezen we: Wie gij hun zonden kwijtscheld, die zijn ze kwijtgescholden;
wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend. De apostelen hebben het
recht en de plicht om in de gemeente op te treden als rechters. Ze stellen
mensen vrij van schuld en anderen worden hun schuld aangerekend. Niet
volgens eigen beginselen maar op basis van wat ze geleerd hebben van de
Heer en wat de Heilige Geest hen ingeeft. Duidelijk is toch dat volgens de
uitspraak van Petrus op die gespireerde dag van het Pinksterfeest
zondermeer verkondigd dat Jezus Heer en Messias is (Hand.2:30-36). (Zie
verder ons commentaar bij deze tekst). Het koninkrijk is begonnen en zijn
discipelen regeren met Hem, in vallen en opstaan, maar ze regeren
desalniettemin.
Vooral Opb.14:1 tot 15:5 zijn belangrijk in dit verband. Men ziet dat de
144.000 de harpspelers zijn die overwinnen over het beest en het beeld van
Opb.13. Voordat ze tot bestaan komen kan er dus ook geen verzegeling zijn.
Daarom moet men de winden der vernietiging zien als de gramschap van God
over de goddelozen. Het is dan ook tijdens de werking van het beeld en beest
dat de 144.000 gezegeld worden, de jaren van de tijd van het einde. En die
zijn begonnen met Pinksteren. Een andere mogelijke uitleg is deze die de
144.000 en de grote schare als een zelfde groep in dezelfde tijd ziet. De
beiden zijn dan het symbool van alle gelovigen van alle tijden. Want de eerste
gelovige is en blijft steeds Abel volgens Heb.11:1-4.
Daarna hoorde maar zag Johannes niet dat er 144.000 werden verzegeld of
gezegeld; in totaal 12 x 12.000 uit twaalf stammen. Enkele vragen ofschoon
met slechts n mogelijk antwoord. Zijn de 144.000 als getal letterlijk of
symbolisch? Is dit het Isral in het vlees of in de geest? Indien het geestelijk is,
waarom dan de verdeling in 12 x 12.000? Hebben ze een aardse of hemelse
roeping?
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 514
schare van alle christenen. Ofwel zijn de grote schare = alle gelovigen van alle
tijden. In het laatste geval zijn de 144.000 daar een deel van. Men zegt: indien
we de 144.000 als een symbool zien dan is de kracht van de vergelijking
verloren gegaan met de grote schare. Of: Indien de 144.000 een symbolisch
getal is dan zouden we willen vragen: een symbool van wat? Want men komt
indien we het getal letterlijk nemen in nog andere problemen. Gaat het om
letterlijk alleen maar mannen, en allemaal maagden (Opb.14)? Gaat God dan
een aanzien des persoon invoeren in strijd met beginselen die Jezus en Paulus
prediken (Gal.3:28,29)? Ten derde. Hoewel het boek Openbaring vol zit met
symbolische dingen, is niet alles hier symbolisch, ook niet wat zijn getallen
betreft. We hebben o.a. Opb.21:14 welke spreekt over de twaalf apostelen van
het Lam. Een letterlijk getal. Maar zijn de 4 engelen rondom de troon een
letterlijke telling, of zijn ze het symbool van 4 groepen van engelen?
Het kind van de slavin is het Het kind van de vrije vrouw is
beeld van het natuurlijke, de voorstelling van allen die tot
vleselijke Isral Christus behoren, Zijn
gemeente, stammend uit alle
volkeren der aarde
In een andere versie gegoten bezien vanuit de twee vrouwen:
MOEDER Sarah Hagar
HAAR STATUS Vrije vrouw Slavin
HAAR ZOON Izaak Ismal
ZIJN STATUS Vervolgde Vervolger
GEBOREN DOOR De belofte Het vlees
VERBOND Het evangelie De Wet
MIDDELAAR Jezus [God] Mozes [Man]
Hemels
HUN ERFDEEL Aards Jeruzalem
Jeruzalem
RESULTAAT Opgericht Afgeschaft
2de aantekening: De 144.000 zijn niet een vleselijke Isral maar leden van
de gemeente. Om dit te begrijpen moeten we iets vertellen over de profetien
en de vervulling uit het OT. Er zijn vier regels om een profetie te onderzoeken:
a) Wat heeft het te maken met het letterlijke Isral. b) Zijn aan de vervulling
der profetie voorwaarden verbonden. c) Is deze profetie aangehaald in het NT?
Op welke wijze? d) Is dit een profetie of een voorafschaduwing? (Rom.15:4 / 1
Cor.10:11).
De tweede regel van deze vier mag niet genegeerd worden. Het mag
sommigen wel vreemd schijnen maar toch zijn er vele voorzeggingen aan
Isral die nooit aan hen vervuld geweest zijn, omdat er aan de voorwaarden
niet voldaan werd. Enkelen hiervan zijn: Jes.2:25 / 42:6 / 49:6 / 52: 10 /
56:6,7 / 60:13 / 61:9 / 62:2 / Zach.2:11 / 8:22 / Jer.17:25 / Ezechil
hoofdstukken 40-48.
God heeft niet gefaald. Het waren de Joden die niet aan de voorwaarden
voldeden. Het gros van het vleselijke Isral heeft gefaald (Mat.21:43 / 1
Cor.10:18). Daarom worden bepaalde onvervulde profetien van Isral
overgebracht op de gemeente, het nieuwe Isral, dat bestaat uit een klein
aantal gelovige Joden en een groot aantal gelovige Heidenen (Jes.46:10 /
Rom.9:6). Het geestelijke Isral zal niet falen. Hierna volgt een korte lijst van
profetien die Isral moest vervullen maar die in de gemeente in vervulling
gegaan zijn sinds Pinksteren:
Al deze profetien (en vele anderen) bewijzen dat het letterlijke Isral in
deze tijd is vervangen door de gemeente. De beloften aan Isral komen nu toe
aan de kerk en worden vergeestelijkt waar het moet. Bijvoorbeeld de profetie
aan David dat er altijd iemand uit zijn geslacht op de troon zal zitten is
overgegaan naar Christus en heeft een geestelijke vervulling (Col.1:13). De
kerk is ook het nieuwe priesterschap (1 Pet.2:5,9) de nieuwe tempel (1
Cor.3:16 / Eph.2:20-22) het nieuwe Jeruzalem (Opb.21:2), het nieuwe Zion
(Heb.12:22) het nieuwe volk van God (Gal.6:16). Waarom was Isral
vervangen? Omdat zij geen goede vruchten hebben voortgebracht
(Mat.21:43), zij hadden de werken van Abraham niet (Joh.9:39). Het huis van
Isral is hen verwoest nagelaten (Mat.23:38) met geen enkele bevestiging dat
het ooit terug hersteld zou worden zoals vroeger het geval was (Jer.5:10,18).
Het is echter ook mogelijk dat Jer.5:10,18 slechts over de tegenwoordige aioon
spreekt. Alln een overblijfsel van hen heeft Christus aangenomen
(Rom.11:5).
Alle beloften die Isral door ongeloof niet heeft vervuld kunnen (maar
hoeven niet gezien sommige niet vervuld worden) naar de gemeente
overgaan. En de voorkennis van God weet dat ze door hen vervuld zullen
worden Rom.2:28,29 / 9:6. Wanneer we dan al deze beginselen toepassen is er
in deze tijd gn plaats voor een aparte klasse 144.000 genomen uit het
letterlijke Isral. Ook niet op een later tijdstip. Deze groep van Opb.7:4-8 is
dus een deel van de gemeente. Of op zichzelf een voorstelling van de
Gemeente!
Een ander bewijs dat deze twaalf stammen een symbolische voorstelling
zijn is het feit dat de stam van Dan geheel ontbreekt. Deze van Manasse is
toegevoegd ofschoon ze gn aparte stam is maar een zoon van Jozef. Ook
het feit dat de nummering van deze stammen niet overeenkomt met n van
de achttien of negentien lijsten der stammen in het Oude Testament verwijst
naar symboliek.
Maar staren we ons niet blind op deze uitdrukking hemelse hoop gezien
we die gebruiken in tegenstelling tot wat het OT leert. Want dat wist men toen
nog niet. Gelovigen uit het OT verwachten te leven op een herstelde nieuwe
aarde. Van gelovigen uit het NT staat er dat ze in n van de vele woningen
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 518
zullen wonen die de Heer voor hen zal klaarmaken. Maar waar komt het in de
praktijk alles op neer: God zal op de nieuwe aarde wonen, zodat ertussen
hetgeen Abraham verwacht geen verschil is met dat wat Paulus verwacht. Het
is hetzelfde vanuit een ander oogpunt (Opb.21:2:8). Het Koninkrijk Gods zal
zowel aards als hemels zijn. Dat laat ons dan toe het volgende in dit
verband te besluiten. Er is gn enkel onderscheid aan te duiden, zoals de WT
tracht te bewijzen tussen de toekomst van iemand uit het OT en iemand uit
het NT: beiden erven het nieuwe.
We citeren uit H.M. Matter, De toekomst van Isral, Bosch & Keuning,
1953, blz.60, 61: Als enige operatiebasis voor de constructie van een eigen
toekomst voor Isral in Jezus prediking blijft dan in feite Matth. 19:28, met
zijn parallelle tekst Lus.22:30. Daar wordt aan de discipelen beloofd, dat zij
eenmaal zullen zitten op twaalf tronen, om de twaalf stammen Israls te
richten. Van een zijde, die we volkomen ernstig hebben te nemen, wordt bij
deze verzen aangetekend: Niet slechts aan het individu wordt hier het
eeuwige leven, maar aan geheel Israls volksbestaan wordt de vernieuwing
toegezegd (A. Schlatter). Niets meer en vooral niets minder!
Het gebruikelijke bezwaar tegen de verletterlijking van deze teksten is, dat
Judas toch niet op een troon zou zitten. Het is alleen iets te simpel. Judas was
ook een Jood en wanneer dan toch geheel Isral hersteld moet worden is het
niet in te zien, waarom Judas daarvan zou zijn buitengesloten.
Het is evenwel nog minder in te zien, waarom in Matth.19 dit vers letterlijk
zou moeten worden genomen en het volgende niet. Dat laatste is evenzeer
een onderdeel van de beschrijving van het loon voor het volgen van Jezus.
Het spreekt van huizen en broeders en zusters en kinderen en akkers, die in
veelvoud zullen worden ontvangen. Daar is in dit verband niets letterlijks bij.
Het letterlijke moeten wij uit Marc.10:30 halen! En daar is het niet letterlijk.
J. Schmid zegt over deze tekst het volgende (Het evangelie van Matttes,
Patmos, 1963, blz.345): Wanneeer de Mensenzoon op zijn heerlijkheidstroon
zit komt overeen met het begin van de schildering van het gericht 25,31
(vgl.24:30). Het tijdstip waarop dit zal geschieden geeft de Mattestekst aan
met de overigens in het NT geheel ongewone (vgl.nog Tit.3,5), maar in de
griekse wereld gebruikelijke uitdrukking wedervernieuwing (palingenesia).
Daarin komt evenwel een ook het Jodendom, voor alles de apocalyptiek (vgl. 4
Esdras 7,75;Syr. Bar.-Ap 32:6), vanuit het OT (Is.65,17;66,22;vgl. ook Hand.
3,21; Ap.21,1-5) vertrouwde gedachte tot uitdrukking, dat nl. de toekomstige
eoon, de nieuwe wereld, het herstel van de oorspronkelijke, door de zonde en
de demonische machten verstoorde orde in de wereld zal brengen. Volgens de
onderhavige plaats is daarmee de parousia van de Mensenzoon en het gericht
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 519
Daarom zegt ook J. Nielsen over de paralleltekst van Lucas: Het kan zijn
dat Jezus deze beschikking aan zijn discipelen eschatologisch bedoeld heeft,
maar de werkwoordvorm staat duidelijk in het presens en de gehele context
wijst er naar onze mening op, dat Jezus hier een officile overdracht bedoelt
te geven van de koninklijke macht en heerschappij (basileia) aan zijn
discipelen zoals God deze Hem destijds had toevertrouwd (...) De twaalf
discipelen zullen de taak krijgen om de twaalf stammen van Isral te richten:
de twaalf representeren de nieuwe heilsgemeente, het nieuwe volk van God
dat de gehele wereld omspant (...) Mogelijk is hier (in vers 30) een futurum
gebruikt (vgl. ook Matth 19:28) omdat dit gedeelte van de overdracht nog
openstaat naar de toekomst, als de Zoon des mensen zal terugkeren bij de
parousia (Het evangelie naar Lucas, Callenbach, 1983, blz.198,199). In de
laatste opmerking, het toekomstige in vers 30, zien we veeleer de komst van
de Heilige Geest met Pinksteren. Want dan is reeds duidelijk dat er van een
overdracht moet sprake zijn. De discipelen kunnen toch niet zonder volmacht
die taak op zich nemen?
In het Het Zoeklicht, 17 oktober 1998, blz.19 lezen wij (wij onderlijnen):
Het geheim van het uitgestelde koninkrijk.
Jacobus legt de Eerste Gemeente op grond van een profetie van Amos, uit dat
de vervallen hut van David weer zal worden opgebouwd
(Hand.15:16). Petrus spreekt over tijden van verademing als Christus
terugkomt. Paulus legt er de nadruk op dat de Verlosser uit Sion zal
komen. De Here Jezus Zelf wekte zelf deze verwachting op bij het Joodse
volk toen Hij, volgens de profetie van Zacharia op een ezel Jeruzalem
binnenreed. Immers die profetie zegt dat Hij de volken vrede zal
verkondigen en dat Zijn heerschappij zich zal uitstrekken van zee tot
zee en van de Rivier tot de einden van de aarde (Zach.9:9,10). Je kunt
het de Joden van die tijd niet kwalijk nemen dat ze, toen ze zagen hoe
Zach.9:9 vervuld werd, doordat Jezus op die ezel Jeruzalem binnenreed,
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 520
verwachtten dat ook het directe vervolg van die profetie vervuld zou worden,
namelijk het herstel van het Koninkrijk voor Isral. Dan had de Heer maar niet
op die ezel Jeruzalem moeten binnengaan. Maar waarom dan dat
eeuwenlange uitstel? Waarom moeten Isral en eigenlijk ook de hele
schepping nu al bijna tweeduizend jaar wachten? Heel kort noemen we twee
redenen van dit uitstel. De eerste reden betreft Isral. Petrus zegt: Komt
dan tot berouw en bekering (...). (Hand.3:18). De Here Jezus zegt: u
zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat u zegt: Gezegend Hij, die
komt in de Naam van de HERE (Matt.23:38). Op dit moment wordt Isral
nu voorbereid. De tweede reden betreft ons, gelovigen-uit-de-volken. Jacobus
zegt: God is er van begin aan erop bedacht geweest een volk voor
Zijn Naam uit de heidenen te vergaderen (...) daarna zal Ik
wederkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen (...) .
(Hand.15:15). En Jezus Zelf merkt op dat het einde pas kan komen als aan alle
volken het Evangelie is gepredikt (Matt.24:14 en Marc.13:10). Dat betekent
zending en evangelisatie als hoofdtaak van de kerk. In dit verband is het
belangrijk op te merken dat het evangelie in onze tijd wel heel snel en met
grote zegen over de hele aarde gaat. Het is zoals Psalm 147:15 zegt: Hij
zendt Zijn bevel op aarde, Zijn woord loop zeer snel. Wat is Zijn
bevel? Dat wij geloven in de Naam van de Here Jezus. Wie is het Woord?
Jezus Messias!
De Heer was permanent in controverse met de clerus van het oude Joodse
volk. Hier is aan de orde een vraag van de Farizeen aan Jezus: wanneer zal
Gods Koninkrijk komen? Ook wij stellen die vraag maar wel met een andere
bedoeling. Want dat geeft ook n en ander te kennen over de Wederkomst en
wat er zal geschieden met gelovigen, ongelovigen en de wereld op dat
moment.
We willen vooraf enkele dingen aantonen aan de hand van wat het NT zegt
over de vervulling van Ps.110 dat daar de meest aangehaalde Psalm is.
Zo vinden we vers 1 terug in = Jezus is mijn Koning:
Mat.22:44 / 26:64 / Marc.12:36 / 14:62 / 16:19 / Luc.20:42,43 / 22:69 /
Hand.2:34,35 / Rom.8:34 / 1 Cor.15:25 / Eph.1:20 / Col.3:1 / Heb.1:3 / 1:13 /
8:1 / 10:12 / 10:13 / 12:2.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 523
Uit een haarscherpe analyse van deze tekst (Luc.17:21) door J. van Andel
citeren we: Het rijk is er reeds, zegt Jezus: het is binnen ulieden, zoo luidt het
woord; of Hij hier zeggen wil dat het in hun midden, dan wel, dat het in het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 524
binnenste is, kan moeilijk uitgemaakt; hoe het ook zij, dat staat vast, dat het
rijk er is. Wie er in gaan wil, heeft zich te haasten; want als het zichtbaar
verschijnt, is het voor wie er niet in is, te laat om er in te gaan. God heeft het
alzoo beschikt dat de tijd om er in te gaan samenvalt met den tijd zijner
geestelijke verschijning, opdat alleen de wedergeborene er zou kunnen
ingaan; deze toch alleen kan het thans zien en vinden. (Het evangelie naar
de beschrijving van Lucas, Kok, 2de druk 1932, blz.367).
Met andere woorden: een juiste lezing van Lucas 17:21 laat niet toe om nog
een toekomstige duizendjarige regering in te lassen in de menselijke
geschiedenis na de we-derkomst van de Heer.
3) Meel dat zuurdesem bevat, ander meel bevat het niet Mat.13:33.
4) Een schat in een akker, vele akkers hebben gn schat Mat.13:44.
5) Een koopman die een waardevolle parel koopt, veel parels zijn waardeloos
Mat.13:45,46.
6) Een sleepnet dat alle soorten van goede (en slechte) vissen oppikt
Mat.13:47-50.
7) Wie tegenover het evangelie een houding als een kind heeft, voor de
meeste
mensen een aanslag op hun persoonlijkheid Mat.18:4.
8) Een koning die zal afrekenen in goede en slechte zin over zijn onderdanen
Mat.18:23-35.
9) Een toestand waar rijken en armen leven, en voor de rijken zal het
koninkrijk
ingaan zr moeilijk zijn Mat.19:23-26.
10) Zoals een wijngaard waarin mensen werkzaam zijn Mat.20:1-16.
11) Als een bruiloftsmaal waar mensen uitgenodigd en uitgesloten worden
Mat.
22:1-14.
12) Tien maagden waarvan slechts vijf aangenomen worden Mat.25:1-13.
13) Een mens die zijn slaven een werkopdracht geeft, maar het gaat voor n
slaaf
verkeerd Mat.25:14-30.
14) Een scheiding van schapen en bokken Mat.25:31-46.
15) Als een veld dat bezaaid is Marc.4:26-29.
In het doctorale proefschrift van Chung Hoon Taik (warm aanbevolen) zegt
hij in verband met het Koninkrijk zonder ook maar Luc.17:21 te vernoemen het
volgende. Wij citeren uit Aan hun vruchten zult gij hen kennen, Kok, 1989,
blz.106,107 (alle verwijzingen zijn naar het evangelie van Matths): Omdat
de Koning zelf in de wereld gekomen is en de heerschappij van God niet meer
door een boodschapper geschiedt, is de komst van Jezus enigermate het
begin van het koninkrijk. De boodschap van Johannes de Doper over het
nabijgekomen koninkrijk klinkt alsof het koninkrijk vroeger niet bestond en
geheel nieuw is. Jezus brengt dezelfde boodschap en beveelt zijn discipelen
het ook zo te verkondigen of aldus te bidden: Uw koninkrijk kome. Dit
koninkrijk ligt niet verder in de toekomst na zijn openbaar optreden maar is
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 526
daardoor een tegenwoordige grootheid geworden 11,12), zodat men dit kan
zoeken en vinden of dit als een schat of een kostbare parel kan kopen en in
bezit kan nemen (13,44-46). Gods heerschappij, zijn reddend of straffend
handelen begint nu. De Koning oefent zijn macht uit en geneest alle ziekte en
alle kwaal (4,23;9,25). Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen
worden gereinigd, doven horen en doden worden opgewekt en armen
ontvangen het evangelie van het koninkrijk (11,5). Hij geeft het brood aan de
scharen. De winden en de zee gehoorzamen Hem. Deze macht van Jezus
(vooral over de boze geesten) is het teken van het tegenwoordige koninkrijk
(12,28). Jezus zaait met macht het woord van het koninkrijk, waardoor men,
als men dit aanneemt, vrucht kan dragen (13,18-23). Hij zaait ook de kinderen
van het koninkrijk (v.24-30). Hier zien wij dezelfde samenhang tussen de
Koning als het subject, het volk als het object en de heerschappij van God als
de verbindende kracht tussen de beide elementen. Het koninkrijk bestaat niet
alleen uit de Koning, zijn koningschap of zijn heerschappij maar ook uit het
object van zijn goddelijke handelingen, het volk, hoewel het koninkrijk - zoals
vele onderzoekers erkennen - alleen door de koning bepaald kan worden.
Zodanige activiteit van de Koning bepaalt het karakter van het koninkrijk: de
komst van het koninkrijk bedoelt geen einde van de wereldgeschiedenis en
geen stichting van Gods wereldrijk tegenover een andere wereldmacht. Zijn
koninkrijk kwam in deze wereld en bestaat binnen deze wereld (vgl. 13,37).
Het begin ervan is onmerkbaar zoals een mosterdzaadje maar het koninkrijk
groeit tot een grote boom (13,31-32). het is dus een allergeringst begin, maar
het koninkrijk volgroeit zoals een zuurdesem die het gehele meel doorzuurt
(13,33-35). Deze twee gelijkenissen van het koninkrijk spitsen zich weer op
het volk van het koninkrijk toe. Dat wil zeggen dat de kinderen van het
koninkrijk waarop Gods heerschappij berust, in de loop van de tijd meer en
meer in aantal toenemen en Gods heerschappij daardoor volgroeit en de
gehele wereld doorzuurt. Deze gedachte vinden we ook in de
zendingsopdracht: de zending staat in dienst van de uitbreiding van het
koninkrijk, de heerschappij van God en Jezus. In die zin overhandigt Jezus de
sleutel van het koninkrijk aan Petrus en zijn discipelen, zijn kerk
(16,19;18,18). Jezus ziet echter geen verschil tussen stammen, volken en
rijken. Er zijn voor Hem alleen twee soorten mensen: de kinderen van het
koninkrijk en de kinderen van de boze (13,38-39), rechtvaardigen en
onrechtvaardigen (25,31-46). De kinderen van het koninkrijk beginnen nu
gestalte te krijgen door Jezus leer, door zijn werken en vooral door zijn dood.
Zo oefent Hij zijn heerschappij uit en Hij zal voortdurend bij hen blijven om zijn
heerschappij verder uit te oefenen (28,20 vgl. 10,19-20 en 18,19-20). Wij
kunnen dit koninkrijk dus alleen in geestelijke zin verstaan (wij onderlijnen).
(Het belangrijkste werk over het Koninkrjk Gods voor het Nederlandse
taalgebied blijft nog steeds: H. Ridderbos, De komst van het Koninkrijk, Kok,
1950).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 527
Allen die een toekomstig herstel van Isral en een duizendjarige regering
prediken, spreken van paradijselijke toestanden van dat Rijk Gods.
Favoriete teksten zijn Jes.2:1-5, Jes.11:1-10 en Micha 4:1-3. Deze teksten
kunnen echter niet verwijzen naar zo een duizendjarig rijk. Want na dat rijk
volgt nog een catastrofe en een opstand tegen God. Maar het beeld van de
profeten zegt dat er in Gods vrederijk gn dood is of leed enz... zal zijn. Er zal
gn kwaad geschieden op gans de heilige berg Gods. Nu is het beeld uit
Openbaring 20:7-10 daarmee niet in overeenstemming te brengen. Gods volk
komt onder de volle lading van Satans haat te leven voor een kleine
tijdsspanne. Daarom kunnen de profetien die men in dat verband aanhaalt
niet als een duizendjarige regering in de toekomst worden uitgelegd. Het
Koninkrijk is geen zaak van woorden maar van kracht (1 Cor.4:20). Het
koninkrijk is eeuwig; niet slechts voor 1000 jaren (2 Pet.1:11). Zie ons
commentaar op Jes.11 in de derde stelling over Isral (hoofdstuk 3).
Conclusies
Door alle stukken van de puzzel neven en in elkaar te leggen is er slechts n
uitleg mogelijk.
1) Het Koninkrijk van Christus begon met Pinksteren.
2) Tot aan Zijn Wederkomst vervullen zich de parabels van het Koninkrijk,
goed en kwaad
bestaan neven elkaar.
3) Met de komst is er een definitieve scheiding tussen mensen en zaken,
tussen goed
en kwaad.
4) Dan begint voor de eeuwigheid een voortzetting van Gods Koninkrijk
zonder dat er
nog inmenging zal zijn van kwaad, zonde en dood.
(Er is dus gn plaats voor een letterlijk rijk van duizend jaren!).
Voor het onderscheiden van de nuances in het begrip van het Koninkrijk
Gods is dit n van de belangrijkste teksten. We gaan er dan ook uitvoerig op
in, waar dit nog nodig zou blijken.
Als commentaar bij deze tekst schrijft Biederwolf blz. 406,407: Het is niet
mogelijk om slechts vanuit deze tekst al dan niet te beslissen of Christus
thans op de troon van David zit. Want het is overduidelijk dat dit gedeelte
gn verwijzing is naar het oorspronkelijke regeringsdomein dat Christus als
God bezat. En het is ook overduidelijk dat het hier om de troon van
bemiddeling gaat, het resultaat van loon voor Zijn lijden, waartoe Hij
voornamelijk als Heer en Christus is aangesteld. Maar is dit de troon van
David? (wij onderlijnen).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 529
Walvoord heeft een gemakkelijk antwoord in verband met de komst van het
Koninkrijk Gods. Hij zegt het volgende (blz.119): Op het ogenblik dat Christus
zal ten hemel opvaren vragen de discipelen Here herstelt Gij in dezen tijd het
koningschap voor Isral (Hand.1:6). Daarop is het antwoord van Christus:
Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader
de beschikking aan zich gehouden heeft (Hand.1:7). Het is zeker dat, indien
de belofte van een toekomend Koninkrijk een geestelijke belofte zou zijn voor
alle gelovigen in Christus, en in dit tijdperk vervuld, dan zou dit het geschikt
moment voor Christus geweest zijn het bestaande geloof van het herstel van
het letterlijke koninkrijk in Isral te bevestigen. Het feit dat Christus dit
concept niet weersproken heeft, maar de discipelen slechts erop attent maakt
dat het hen niet toekomt dat tijdstip te kennen is dus de bevestiging van deze
visie.
Maar is dit de troon van David?, vraagt Biederwolf zich hierboven af. Voor
hem kan dat niet, maar we gaan aantonen dat dit de enige uitleg moet zijn die
met enige oprechte visie te verdedigen is. We gaan ons richten op twee lijnen
uit het OT die elkaar op Pinksterdag ontmoeten. 1) De Messias is beloofd, het
is een afstammeling van koning David, zijn naam is Jezus en Hij stond op uit
de doden. 2) In Danil hoofdstuk twee is een steen beschreven die alle
koninkrijken der aarde zal omverwerpen.
Men denkt hier meestal onwillekeurig aan Salomo, maar dat gaat niet op
gezien de onderdelen van de voorspelling niet door hem zijn vervuld. Het rijk
van Salomo bestaat niet meer en we weten uit de Scrift dat deze wijze koning
tijdens zijn leven ontrouw was aan God. Uit de profetie van 2 Sam. is het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 530
1) Want het is nadat hij (David) al ontslapen is met de vaderen dat God hem
een zoon (nazaat) zal verwekken. Gezien zijn dood als eerste genoemd is - en
zijn zoon Salomo toen een jongeling was - komt Salomo in het geheel niet in
aanmerking om de profetie te vervullen. Dat is ook het grote verschil tussen
deze profetie en de voorspelling die in 1 Kron.22:6-10 staat. Deze spreekt wel
degelijk over Salomo (zelfs bij naam genoemd) volgens vers 9. Jezus voldoet
wel aan dit onderdeel van de profetie. Hij is uit het zaad van David.
2) Het huis dat Salomo ooit heeft gebouwd is ondertussen totaal vernietigd.
Het geestelijk huis dat Jezus van Nazareth voor God gebouwd heeft blijft
echter in eeuwigheid bestaan (2 Pet.2:4-9 / Heb.3:3-6).
Jes.55:3: Neigt uw oor en komt tot Mij; hoort, opdat uw ziel leve; Ik
zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare
genadebewijzen van David.
Hij aldus gezegd: Ik zal U het heilige van David geven, dat
betrouwbaar is. De Scrift maakt het duidelijk dat deze belofte aan David
door God gezworen is met een eed, zodat de stellige vervulling ervan voor de
100% gewaarborgd is. Dat blijkt uit o.a. Ps.89:3,4,35 / 132:11.
En daaruit volgt dat dit ander verbond reeds is aangegaan: het eeuwig
verbond = het nieuwe verbond uit Jer.31:31-34. Het is vervuld doordat God
Zijn Zoon heeft opgewekt zegt de tekst die we zojuist hebben aangehaald.
Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij
zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen,
mannen broeders? En Petrus antwoorde hun: Bekeert u en een ieder
van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus (Hand.2:37,38a).
Dit is nieuw en niet slechts een variante op de doop van Johannes, maar een
premire. Want aan deze doop gaat gepaard waar men heeft op gewacht
sinds de profeet Jol: de Heilige Geest.
Een opmerking over de term Heer (Grieks Kurios). In een nog steeds
degelijk commentaar op Handelingen (F. Grosheide, uitg. H. van Bottenburg,
1942, blz.85) lezen we: Daarom is niet te handhaven, wat Joh. Weiss (...)
beweert, dat onze plaats de oude meening geeft dat Jezus eerst bij de
verhooging Messias werd? Dat wordt ook weersproken door plaatsen als
Matth. 26:63, vgl. ook Rom.1:4 (in kracht). Juist in Lukas is Jezus herhaaldelijk
vr de opstanding Heer gemoemd (2:11; 7:13; 10:1; 39, 41; 11:39; 12:42;
13:15; 17:5; 19:31). Met ander woorden; het is niet omdat hier een indruk
zou gewekt worden door Petrus, dat Jezus gn Heer zou zijn vr zijn
opstanding. Dat is het ook niet. Integendeel, we hebben hier iets zoals het
begrip koning. Hij is met die titel geboren, Hij is zoon van David van in de
wieg. En wat is de titel Heer dan de Griekse vertaling van wat men in het
Hebreeuws de koning noemt! In de visie van die tijd, de titel die slechts
aan de keizer toekwam. Petrus maakt het zodoende duidelijk dat Jezus de
leider (keizer = koning) is van alle Joden die zijn preek aanhoren. Want het is
tot dezen die hij het woord voert op die dag.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 533
zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Isral? Hij
zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te
weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft,
maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u
komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en
Samaria en tot het uiterste der aarde (Hand.1:5-9).
Vraagt u zich dan af: moeten we nog bidden voor dat Rijk? Of: waarom zijn er
nog zoveel vijanden in de wereld die geen deel willen aan Gods Rijk? Dat is
omdat Zijn manier van strijden geestelijk is, niet werelds. God dwingt
niemand. Jezus tracht iedereen te bekeren tot zijn Rijk, en de wapenen
daartoe gebruikt Zijn; liefde, genade, wedergeboorte en rechtvaardiging.
Mensen die een aardse Koninkrijk verwachten kunnen de kracht van deze
wapens moeilijk aannemen of waarderen. Toch zitten ze ook in Zijn Rijk(-
smacht) in de zin dat elke knie zich uiteindelijk voor Hem zal moeten buigen
(Rom.14:10-11 / Phil.2:9-11 / 1 Pet.3:22). Christus is een strijdende Koning:
Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder
zijn voeten gelegd heeft. Het goddelijke moeten komt hier achter de
hoek kijken in 1 Cor.15:25. Er is niets en niemand dat aan de vorm van Zijn
regering wat kan wijzigen. Diezelfde betekenis heeft ook Ps.110:1 en Heb.1:3.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 535
Dat wil zeggen dat het regeren van Christus universeel is in die zin dat alle
mensen het aanbod krijgen om er deel van uit te maken, zonder onderscheid
van rang, rijkdom of sekse. En het is ook niet te meten in een oppervlakte van
X-aantal vierkante kilometers. Want het gaat om een geestelijk Rijk, het
gaat om mensen die het hart op de juiste plaats hebben (Luc.17:21). Tot de
tijd van Zijn Wederkomst laat de Heer en Messias de mensen nog steeds de
vrije keuze of ze er deel van willen uitmaken of niet.
Laten we ook nog opmerken dat ondanks de negatie van dezen die in de
bedelingen geloven er wel degelijk in het Oude Testament voorzegd is dat de
Heidenen ooit tot Gods volk zullen behoren op basis van het geloof zoals de
aartsvader Abraham het aan de dag legde. Zie daartoe bijvoorbeeld: Ps.2:8 /
68:31,32 / 110:4-6 / Hosea 2:23 / Amos 9:12,12 / Mal.1:11. Daarom noemt
Paulus Jezus de Heer van de cosmos (Eph.4:5 / Col.2:15).
En dan een andere visie van een andere groep: de WT. In De Wachttoren,
van 15 november 1998, blz.17, 18 lezen we het volgende als interpretatie van
deze tekst: Dit kon ook van Christus discipelen worden gezegd. Jezus
kwam vlak voor zijn hemelvaart met hen samen. Het verslag zegt:
Toen zij nu bijeengekomen waren, gingen zij hem vragen: Heer,
herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Isral? Net als hun
Meester zagen zij reikhalzend uit naar de komst van het Koninkrijk.
Toch antwoordde Jezus: Het komt u niet toe kennis te verkrijgen van
de tijden of tijdperken die de Vader onder zijn eigen rechtsmacht
heeft gesteld, maar gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige
geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in
Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde
streek der aarde. - Handelingen 1:6-8. Er bestaat geen aanwijzing
dat de discipelen door dit antwoord ontmoedigd waren. In plaats
daarvan waren zij heel druk bezig met het predikingswerk. Binnen
een paar weken hadden zij Jeruzalem met hun leer vervuld
(Handelingen 5:28). En binnen dertig jaar hadden zij hun
predikingsactiviteit dermate uitgebreid dat Paulus kon zeggen dat
het goede nieuws in heel de schepping die onder de hemel is, werd
gepredikt (Kolossenzen 1:23). Hoewel het Koninkrijk niet was
hersteld voor Isral, zoals de discipelen ten onrechte hadden
verwacht, en het niet tijdens hun leven in de hemel werd opgericht,
bleven zij Jehovah ijverig dienen met de eeuwigheid voor ogen.
We hoeven hier zoveel niet meer op aan te merken gezien we dat al gedaan
hebben in het vorige. Men heeft in die kringen dus ook toegegeven dat er op
de Pinksterdag geen Koninkrijk bestond, want ze zeggen dat: het niet
tijdens hun leven in de hemel werd opgericht. Dat is bedroevend in het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 536
licht van Hand.2:36. Alsof Petrus de mensen toen maar enkele losse woorden
in het gezicht slingerde om indruk te maken. Jezus is de Heer en de Messias
en heerst sindsdien over vriend en vijand. Het zou slechts in 1914 gebeuren
zegt men aldaar. Ook dat hebben we uitvoerig weerlegd in de pagina's 198-
207.
Voordat er ooit sprake was van een leer van de bedelingen (of iets dat er op
leek) hebben de vaderen van de Reformatie een prachtig document opgesteld
dat de naam kreeg van Heidelberger Catechismus. We citeren in aansluiting
daarom de vraag 31 (zondag 12) uit dit belijdenisgeschrift:
Met ander woorden de functies van de Heer zijn onlosmakelijk aan elkaar
verbonden. De uitoefening van het ne is gepaard aan de twee andere. Voor
de discipelen zijn die niet te scheiden. En theologisch mag men daaraan niet
toegeven zonder een alles overtreffende visie op Jezus aan te vallen en af te
breken.
In Het Zoeklicht, 15 nov.1997, blz.22 lezen we: De God des Hemels zal
zijn koninkrijk hier op aarde nooit buiten zijn verbondsvolk om vestigen (...).
De twee benen van het beeld (Rome fase 1) zijn verleden tijd. Nu zijn we bij
de twee voeten en de tien tenen aangeland (Rome fase 2). Het is heel
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 537
Wie/Wat is die steen? Indien we het OT aanhouden dan zou men volgens de
symboliek daar kunnen zeggen dat het uitverkoren volk de steen is. Maar dat
zou ook moeilijkheden geven in de uitleg. Gezien het echter gaat om een zaak
van het NT is er maar n oplossing op die vraag. Jezus van Nazareth is voor
de gelovigen uit de gemeente, de hoeksteen, en voor de ongelovigen een
struikelsteen. Zie Mat.21:42 / Marc.12:10,11 / Luc.20: 17,18 / Rom.9:32,33 /
1 Pet.2:6-8. En vergelijk de profetie van Jes.22:22 en de vervulling volgens
Opb.3:7.
En men zegt (soms) dat de opbouw van dat rijk nu aan de gang is. Wanneer
men ze er dan op wijst dat het Verenigde Europa nu reeds (begin 2000) met
14 staten verenigd zijn dan klopt dat reeds niet meer met de symboliek. Want
10 tenen is in symboliek dan 14 staten! En zoals het echte Rome kan dit rijk
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 539
nooit worden of men moet er nog delen van Noord-Afrika en Azi in dat
Verenigd Europa inlijven. Trouwens, indien er ooit iets zou komen als een
hersteld Romeinse Rijk, dan is dat een nieuw Rijk - een vijfde - dat niet in
het beeld van Danil twee en ook in Danil 7 niet beschreven is. Dan zou de
profetie niet vervuld zijn! Er wordt dan wat anders vervuld met de vraag: wat
dan wel?
Een andere groep van wie in de bedelingen geloofd zegt dat de opkomst
van dat herstelde rijk slechts n de opname van de gemeente zal geschieden.
Het is dus allemaal nog toekomstig. Dat zou beschreven zijn in Openbaring 13
en 17. Zie o.a. H.C. Voorhoeve, De Toekomst des Heeren, Druk. J.N.
Voorhoeve, negende druk, blz.86-95. Of een andere publicatie uit die kringen
van Darbysten, R. Brockhaus, Door het vuur, Beschouwing over het boek
Danil, Druk. J.N. Voorhoeve, z.j. maar n 1933, blz.79-84. Men speelt in die
uitleg met het begrip tien, van de tien tenen en tien horens. Tien heeft echter
in de Bijbel niet steeds de betekenis van een telwoord maar staat voor de
volledigheid van de besproken zaak. Want, waarom heeft het beest van
Opb.17:3 dan zeven koppen en tien horens; dat is toch om de volheid ervan
aan te duiden. Of zijn de zeven koppen ook nog zeven andere koninkrijken.
Zoals reeds gezegd hierboven; dan is er geen sprake meer van de vervulling
van Danil twee, want daar gaat het over 4 rijken en niets meer. Een vijfde
Rijk is er al n teveel, en zeven is drie teveel. Ook Opb.2:10 spreekt van 10
in de zin van volheid: tien dagen verdrukking = een totale verdrukking.
In Danil 7 is het vierde beest opnieuw gezien vanuit de hardheid van dat
rijk, het heeft ijzeren tanden. Rome is harteloos in de veroveringen die ze
aangaat. Dan zegt de profeet: Ik zag dat die horen strijd voerde tegen
de heiligen en hen overmocht, totdat de Oude van dagen kwam en
recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd
naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen (vers
21,22). Bij die machtsovername (wellicht niet de goede term) zullen de
heiligen des Allerhoogsten het koningschap ontvangen, en zij zullen
het koningschap bezitten tot in eeuwigheid vers 18 en vergelijk vers
27). In profetisch opzicht is het Pilatus die aan de Joden toont dat Jezus de
koning der Joden is, want hij laat dat opschrift aanbrengen op het kruis
(Joh.19:20,21). Maar Hij is nog mr dan dat.
Het artikel met verwijzingen over de Kerk of Gemeente (dus niet Koninkrijk)
dat we vinden in Naves Study Bible, Revised edition, Baker Book House,
1978, blz.1331, 1332 geeft het volgende:
In die zin citeren we voor u de Katholieke theoloog J.T. Nelis die zegt in,
Danil, uit de grondtekst vertaald en uitgelegd Romen & Zonen, 1954,
blz.40, 41. Het ingrijpen van God is geheel onverwacht, zoals plotseling,
schijnbaar zonder oorzaak, op een berghelling een steen losraakt. De steen,
welke uitgroeit tot een berg, is het messiaanse rijk. Vele kerkvaders en
exegeten zien in de steen de Messias; teksten als Eph. 2, 20 (Christus de
hoeksteen); 1 Kor 3, 11; 10, 4 en Lc 20, 17, waar Jesus Ps 118, 22 (de steen,
welke de bouwlieden verworpen hebben, is tot hoeksteen geworden) op zich
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 541
Er is echter een andere Scriftuurplaats die ongeveer hetzelfde zegt zoals dit
gedeelte. We lezen namelijk in Hand.13:46: Maar Paulus en Barnabbas
zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods
werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet
waardig keurt, zie nu wenden wij ons tot de heidenen. Hierop citeert
Lukas een profetie over de heidenen uit het OT die in vervulling gaat nl.
Jes.42:6 en 49:6. Waarop volgt: Toen nu de heidenen dit hoorden
verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord des Heren; en allen,
die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof. Men
moet de beide teksten op dezelfde wijze verklaren; daar waar er Joden zijn
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 543
hebben ze als kinderen van het Oude Verbond het voorrecht om het eerst te
horen dat de Messias is gekomen. Luisteren ze niet en verwerpen ze hem, dan
gaan ze over tot het tweede deel van hun opdracht (want het goede nieuws
moet aan alle mensen gepredikt worden!) en wenden zich tot de heidenen.
God is tenslotte God der ganse aarde en dus ook van de heidenen
(Jes.54:5 / Hand.10:34,35 / 11:18). Niet uit eigen overtuiging doen ze dat,
maar vanuit het bevel dat ze van de Heer ontvangen hebben (Mat.28:18-20).
De slotbeschouwing mag dus niet zijn dat Paulus - of iemand anders in die
tijd - recht heeft dan een ander evangelie te prediken. Er is maar n soort
evangelie; hetzelfde dat geldend is voor natuurlijke Joden, maar ook alle
soorten heidenen. De gevangenisbrieven leren gn nieuw evangelie, gn
nieuwe hoop voor de mensen (hemelse zegt men dan). De brief aan de
Ephesirs spreekt niet over een nieuwe vorm van redding van de heidenen
maar spreekt nog over dezelfde hoop die Cornelius 25 jaar voordien hoorde
van Petrus. En dat is ook duidelijk uit Rom.16:25,26. Er staat op die plaats dat:
de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen is,
maar thans geopenbaard en door profetische Scriften volgens bevel
van de eeuwigen God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs
bekend gemaakt onder ALLE VOLKEN. Met ander woorden Paulus
preekte het geheimenis, geruime tijd vrdat hij in gevangenschap gaat
naar Rome. En daar verkondigde hij verbaal en in geschriften nog dezelfde
boodschap, dat alle volken inclusief Joden tot bekering moeten komen. Hij en
zijn discipelen daar ter plaatse in Rome, hebben gn nieuwe evangelische
waarheid door God (Christus) ontvangen en opdracht gekregen ze te prediken.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 544
Hoofdstuk 5
1
Dag des oordeels, dag des Heren
Alles zal tot as verteren,
zoals de profeten leren.
2
Dag van schrik die aan zal breken
als de Rechter recht zal spreken
en het kwaad op aarde wreken.
3
De bazuinen zullen schallen
door het dodenrijk en allen
voor de troon terneer doen vallen.
4
Dood en schepping zullen beven
als de mens verrijst ten leven,
als hij rekenschap moet geven.
12
Schuldig ben ik aan het kwade
rood van schaamte om mijn daden.
God, ik smeek U, schenk genade.
15
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 545
17
Hoor ik roep in angstig klagen,
thart verbrijzeld en verslagen,
red mij op die dag der dagen.
In Het Zoeklicht 25 juli 1998, blz.20,22 zegt Theo Niemeijer: Het is heel
belangrijk om de bijbelse lijnen, die we in Gods Woord tegenkomen weten te
onderscheiden. Zo lezen we in de Bijbel over drie groepen: de Gemeente,
de Joden en de ongelovige volkeren (1 Corinthirs 10:32). Met elk van
deze drie heeft de Here God een eigen plan, dat we onderling niet moeten
verwisselen. De Here Jezus komt voor de Gemeente terug als Verlosser
(Hoofd van het lichaam, bruidegom van de bruid, Herder van de schapen,
enz.). Hij komt voor Isral terug als de Koning der Joden om zijn volk van
de vijanden te verlossen en zijn Vrederijk in Jeruzalem te stichten. Voor de
ongelovige volkeren komt Hij terug als de Rechter om de ongelovigen te
oordelen. We hebben dan ook te maken met drie verschillende tronen: de
Rechterstoel van Christus (2 Corinthirs 5:10), waar Hij de Gemeente
beoordeelt, de Troon zijner heerlijkheid (Matthes 25:31), waarop Hij met
al de tegenstanders van zijn volk Isral afrekent en tenslotte de Grote witte
Troon (Openbaring 20:11), waar Hij op grond van het in Boeken geschrevene
de ongelovigen voor eeuwig zal veroordelen. De onnauwkeurige bijbellezer
zegt, dat het hier om n en dezelfde troon en hetzelfde oordeel gaat, terwijl
een eenvoudige vergelijking van deze oordelen met elkaar duidelijk maakt,
dat het hier om drie verschillende gebeurtenissen gaat! Zo wordt ons
duidelijk, dat er in Matthes 24 helemaal niet over de toekomst van de
Gemeente gesproken wordt, maar over de toekomst van Isral en de, daaraan
verbonden, toekomst voor de wereld. Vanuit vers 3 wordt ons duidelijk, dat de
Here Jezus in deze eindtijdsrede antwoord geeft op een drievoudige vraag:
1. Wanneer zal de tempel verwoest worden?
2. Wat is het teken van zijn (weder)komst?
3. Wat is het teken van de voleinding der wereld?
Deze drie vragen beantwoordt de Here Jezus in Matthes 24. U begrijpt dan
ook wel, dat er in dit hoofdstuk niet over de Opname van de Gemeente
gesproken wordt (...) Het Evangelie van het Koninkrijk is dan ook niet
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 546
We lezen hierover als volgt in Het Zoeklicht van 27 juli, 1996, blz.12:
eerder hebben we gesproken over drie oordelen of gerichten. Het eerste
oordeel geschiedt straks op aarde, als de troon der heerlijkheid zal worden
opgesteld in het dal van Josafat en de volkeren geoordeeld zullen worden ten
aanzien van hun houding tegen het volk Isral. We kunnen daartoe lezen
Matth. 25 v.a. vs. 32 en Jol 2 vanaf vs. 1. Op deze laatste plaats lezen we hoe
God zegt: Ik zal alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van
Josafat, en ik zal aldaar met hen in gericht treden ter oorzake van
mijn erfdeel Isral, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl
zij mijn land verdeelden. Een oordeel over de volken als geheel.
Het tweede gericht waar we eveneens eerder over hebben geschreven betreft
de Gemeente, die dan opgenomen is tot de Here. 2 Cor. 5 zegt ons dat wij
daar voor de rechterstoel van Christus gesteld zullen worden, want Christus
Jezus heeft voor eens en altijd het oordeel gedragen aan het kruis van
Golgotha, voor allen die in Zijn Naam geloven. We zullen echter wel
beoordeeld worden. De Bijbel zegt daarvan: Opdat een ieder wegdrage
wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij
goed, hetzij kwaad. We denken daarbij ook aan 1 Cor. 3 waar de apostel
schrijft over het bouwen op het Fundament. Het Fundament is Christus
waarom wij ons leven hebben ingericht. Maar hoe is het verder gegaan?
Brengen wij iets mee of worden wij behouden als door vuur heen? Dit is het
tweede gericht.
Het derde is het laatste. Het laatste oordeel. Dat laatste oordeel heeft altijd
zeer tot de verbeelding van de mensen gesproken. Het heeft schilders en
dichters genspireerd tot het maken van ware kunstwerken. Maar wie zal
werkelijk in dit aardse bestaan kunnen overzien hoe dat laatste oordeel zijn
zal? Dan zijn de duivel en zijn demonen voor eeuwig onschadelijk gemaakt. Zij
kunnen de mensen niet meer verleiden. Dan is er voor de mens ook niets
meer om zich achter te verschuilen. Nu gaat ook duidelijk worden hoe diep de
zonde in het hart van de mens zelf zit. Niet alleen de mens, maar de ganse
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 547
Wie wat over de Kerkvaders opzoekt in dit verband (bijvoorbeeld met Leroy
Froom, The condionalist faith of our Fathers, 2 delen, Advent Kerk) zal tot de
vaststelling komen dat het slechts in de 4de eeuw is dat men leert dat met de
dood ook het individuele oordeel al wordt uitgesproken. Het is slechts vanaf
Eusebius van Caesarea dat de leer enige substantie krijgt. En zelfs bij hem is
niet de Schrift het hoofdargument van zijn stelling, maar de leer van Platon
over de onsterfelijke ziel. Ziet o.a. naar de Griekse Patrologie van Migne XXI,
C. 935-938 en 943-948 / ook XII, 6, C. 957-964 en XIII, 16, C. 1147-1154. En
het duidelijkst in Prep. Evang. XI, 35,38. Voor wat we zelf geloven over
onsterfelijkheid en andere begrippen zie onze Bijbelse aantekeningen over
leven, dood en opstanding.
Er komt dus een oordeel over alle mensen en ook de (afgevallen) engelen
(1 Cor.6:3 / 2 Pet.2:4 / Judas 6). Het is een universeel beoordelen van de zonde
in mensen en demonen (Pred.3:17 / 12:16 / Rom.2:5-8). Het is een oordeel
over:
a) Handelingen Pred.12:16
b) Woorden Mat.12:36,37
c) Gedachten 1 Cor.4:5 / Heb.4:12
Dat oordeel zullen we trachten te beschrijven en enkele aspecten ervan
belichten.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 548
Een eerste vraag waar we moeten op antwoorden is deze: waarom zal God
in de toekomst mensen ten oordeel roepen en ook daadwerkelijk veroordelen.
Want is God niet het summum van liefde? Wij citeren iets dat we ten volle
beamen. Uit B. Wentsel, Het gericht en de gerichtsbeleving, Buijten &
Schipperheijn, Amsterdam, 1967, blz.17, 18:
De vraag of de hel als definitief gericht in strijd is met de liefde Gods, wordt
vaak gesteld. Heeft God een welbehagen in de definitieve ondergang van de
goddelozen? Geantwoord dient te worden dat God en het geluk bij elkander
horen en God geen welbehagen heeft in de dood van een zondaar. Zeg tot
hen: zowaar Ik leef, luidt het woord van de Here HERE, Ik heb geen
behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de
goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u
van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israls?
(Ez.33:11). De prediking van het gericht is daarom ten diepste een oproep om
te leven. In de oude christelijke kerk namen Clemens van Alexandri en
Origenes het op voor de redding van alle mensen. Origenes heeft krachtig
het absoluut karakter van de algemene heilswil van God verdedigd. Wat ze
ook doen, alle mensen zullen ten slotte gered worden; alle opstand zal tot
vrede komen; alle trots zal zich buigen; allen zullen op slot van rekening en na
een loutering die ze om hun fouten ondergaan moesten, het heil en de
zaligheid ontvangen. (...) Maar dit universalisme van de zaligheid voor allen
vindt geen steun in de bijbel en komt veeleer voort uit de behoefte van de
mens zich een God te vormen, die beantwoordt aan de eigen voorstellingen
van de mens en de behoefte aan een happy end.
Wie de hel ontkent, construeert zich een God naar zijn zondige
voorstellingen. De liefde Gods is zeer groot. Wie niet liefheeft, kent God
niet, want God is liefde (1 Joh.4:8). Wie aan de liefde Gods in Christus
voorbijgaat, blijft in zijn zonde in deze tijd en in de eeuwigheid. Daarom is niet
God, maar de zondige mens het diepste probleem van de hel. En waar de
huidige mens de zonde ontkent en de strafbaarheid en verdoemelijkheid niet
meer accepteert, daar kan hij ook niet meer het bestaan van de eeuwige straf
aanvaarden. Daarom komt de vraag: is de hel bestaanbaar met Gods liefde?
neer op de vraag: is de mens zondaar en strafwaardig? Het is de zondige
mens die God ter verantwoording wil roepen, terwijl juist de heilige God de
zondige mens ter verantwoording roept. Wanneer velen in de 20e eeuw
moeite hebben om het bestaan van de hel te rijmen met de liefde van God, is
dit weliswaar begrijpelijk omdat geen probleem zo aangrijpend is als dit. Maar
dezulken gaan ook voorbij aan de aangrijpende werkelijkheid van de
vervloeking van de zoon van God aan het kruis, waarin de liefde Gods en de
rechtvaardigheid Gods beide een volkomen eenheid vormen. Alln in de weg
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 549
van de voldoening aan het straffende en eisende recht van God door de zoon
van God is de verzoening met God verworven. En vanuit het kruis van
Christus, waarin de liefde en de rechtvaardigheid Gods een eenheid vormen,
kan de vraag naar de realiteit van de hel in verband met de liefde Gods op de
juiste wijze gesteld worden (...). En om deze reden is de opgave van de
getuigende kerk niet om het gerichtshandelen Gods in de eindtijd te
verzwijgen, maar vanuit het kruis de mensheid op te roepen de liefde Gods in
het heden te aanvaarden opdat men niet verloren ga, maar het eeuwige leven
verwerve!
Daar wij dan weten, hoe zeer de Here te vrezen is, trachten wij de
mensen te overtuigen (2 Cor.5:11). Want de liefde van Christus dringt
ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat n voor allen
gestorven is (14,15a). Het motief van de toorn en van de liefde vormen
voor Paulus een duidelijke eenheid in de evangelieverkondiging (...) (wij
onderlijnen).
jaar waarin de mens kan leren om de heilige God te gehoorzamen. Zal dat ook
gebeuren?
(...)
Dat wordt het laatste oordeel. In eerder verschenen artikelen hebben we
gesproken over drie oordelen of gerichten. Het eerste oordeel geschiedt
straks op deze aarde, als de troon der heerlijkheid zal worden opgesteld in het
dal van Josafat en de volkeren geoordeeld zullen worden ten aanzien van hun
houding tegen het volk Isral. We kunnen daartoe lezen Matth. 25 v.a. vs. 32
en Jol 2 vanaf vs. 1. Op deze laatste plaats lezen we hoe God zegt: Ik zal
alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en ik zal aldaar
met hen in gericht treden ter oorzake van mijn erfdeel Isral, dat zij onder de
volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden. Een oordeel over
de volken als geheel.
Het tweede gericht waar we eveneens eerder over hebben geschreven betreft
de Gemeente, die dan opgenomen is tot de Here. 2 Cor. 5 zegt ons dat wij
daar voor de rechterstoel van Christus gesteld zullen worden. Niet om
veroordeeld te worden, want Christus Jezus heeft voor eens en altijd het
oordeel gedragen aan het kruis van Golgotha, voor allen die in Zijn Naam
geloven. We zullen echter wel beoordeeld worden. De Bijbel zegt daarvan:
Opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij
gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. We denken daarbij ook aan 1 Cor. 3
waar de apostel schrijft over het bouwen op het Fundament. Het Fundament is
Christus waarop wij ons leven hebben ingericht. Maar hoe is het verder
gegaan? Brengen wij iets mee of worden we behouden als door vuur heen? Dit
is het tweede gericht.
Het derde is het laatste. Het laatste oordeel.
Maar gezien het beeld dat Johannes de Doper gebruikt, toch veel gelijkenis
vertoond met twee gelijkaardige in het boek Openbaring, is het veeleer het
laatste oordeel dat hier voorzegd wordt. Er zijn volgens het laatste
Bijbelboek overwinnaars maar ook verliezers (Opb.15:1-4 / 19:6-21). Die
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 551
Wanneer Johannes over Jezus zegt dat de dorsvloer opgekuist wordt en kaf
van koren gescheiden dan is het duidelijk in nmaal en op hetzelfde tijdstip.
Het ne kan toch niet zonder het andere geschieden. Niet over een periode
van maanden of jaren, maar n nmalige oogst.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 552
J. Nelis een Rooms katholieke theoloog geeft als definitie van het begrip
eschatologie het volgende in Bijbels Woordenboek, Romen & Zonen, edit. A.
van den Born, 1966-1969, kol.378. In de bijbelse theologie bedoelt men met
de term eschatologie de leer van de H. Schrift omtrent de laatste dingen. Er
bestaat echter geen eenstemmigheid over de omvang van deze term. Terwijl
velen menen dat men tot de bijbelse eschatologie zowel de opvattingen
omtrent het definitieve lot van het individu als die omtrent het einde van de
wereld heeft te rekenen, beperken Gressmann, Volz, Hlscher, Lindblom e.a.
de term tot het complex van ideen die betrekking hebben op het einde en de
vernieuwing van de wereld. Daar de bijbel echter in tal van gevallen (Nm
23,10; Ps 49,14; 73,17; Job 8,7; Jr 17,11 enz...) ook voor de eindbestemming
van het individu de term uiterste (hebr. aharit, in de LXX dikwijls door
eschata weergegeven) bezigt, is de eerste opvatting gerechtvaardigd. - Naast
de individuele eschatologie, die in wezen handelt over het leven na de dood
van het individu (...) kent men een nationale eschatologie die zich bezig houdt
met de toekomst van het uitverkoren volk, en een universele eschatologie, die
het definitieve lot van geheel de mensheid binnen haar gezichtskring betrekt.
Waar het definitieve, toekomstige heil naar een bovenaardse sfeer wordt
verplaatst, heeft men te doen met transcendentele eschatologie. Naar de
mate waarin de toekomstbeschouwingen definitief zijn kan men in de
nationale en universele eschatologie onderscheiden tussen eschatologie in
strikte en ruimere zin. Kenmerkend voor de eschatologie in strikte zin, door
velen (Wellhausen, Dihm, Volz, Hlscher, Mowinckel, Fohrer enz) eschatologie
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 554
Ds. J. Schouten zegt in Het Zoeklicht, 16 mei 1998, blz.8: De Bijbel leert
ons dat er drie gerichten, drie oordelen, zijn. Het eerste dat gaat komen
hebben we beschreven in het vorige nummer van ons blad. Het gaat om de
openbaarmaking van Gods kinderen voor de rechterstoel van Christus, zoals
beschreven in 2 Cor.5 vs. 10 of 1 Cor.3 vs. 10 en ook in onze serie, wat de
talenten betreft. Hierbij gaat het voor Gods kinderen niet om het verloren
gaan of behouden worden, maar om de vraag hoe we gewerkt hebben met
onze door God gegeven talenten; hoe hebben we gebouwd op het enige
Fundament dat gelegd is, de Here Jezus Christus. Hebben we met goud, zilver
of edelstenen gebouwd, of met hout, hooi en stro? Als het dat laatste is, dan
worden we wel behouden, maar als door vuur. Deze beoordeling van Gods
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 555
Dit is de eerste maal dat in het NT het begrip dag gebruikt wordt om te
verwijzen naar de dag van het oordeel. Dit oordeel geeft aan wat de mens
te wachten staat: aanvaarding fwel verwerping. Voor n groep mensen gaat
het Koninkrijk Gods definitief geopend worden, anderen zijn er voor altijd van
uitgesloten. De context leert dat duidelijk aan de hand van 3 gelijkenissen:
1) een brede weg voor goddelozen, een smalle weg voor gelovigen.
2) goede bomen brengen goede vruchten voort, bomen zonder vruchten
zullen uitge-
houwen worden.
3) ook goddelozen hebben werken waarop ze trots zijn, maar de gelovige erft
het
Koninkrijk Gods niet op basis van zijn werken. De werkers der
wetteloosheid
zullen weg het aangezicht van de Heer Jezus Christus.
Vraagt u mij of het hier om een tijdstip gaat van menselijk gesproken een
dag van 24 uren dan hebben we daar geen echt antwoord op. Persoonlijk
denken we dat het slechts een zaak is van (menselijk gesproken): luttele
seconden. Want in een ondeelbaar ogenblik van de tijd worden alle
gelovigen met inbegrip van hen die overleden waren onvergankelijk
opgewekt (1 Cor.15:51,52). Om alle ongelovigen op te wekken zal God niet
veel meer tijd nodig hebben. En in de wijze van hun opwekking staat hun
oordeel reeds vast. Zeer algemeen is het de periode van de tijden en
gelegenheden (Hand.1:7). Maar scherper gesteld gaat het om een dag en
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 557
Ter illustratie van het feit dat we ons niet moeten vastklampen aan wat voor
ons menselijke termen zijn, een gedeelte uit C. Vonk De voorzeide leer, deel
Ib, Uitg; Barendrecht, 1963, blz.90, 91: Men mag toch het spreken en
rekenen van ons, levenden, niet tot het enig geoorloofde. We zullen daarmee
niet uitkomen. Als we eens bedenken, dat alle mensen eenmaal voor Christus
rekenschap zullen moeten afleggen, 2 Cor. 5:10. Als we daarvoor eens
aannemen n vraag en n antwoord, die samen 1 minuut zullen duren. Dan
zou Christus straks in n eeuw tijds nog maar 100 x 365 x 24 x 60 = slechts
even meer dan 52 1/2 millioen mensen kunnen oordelen. Hoe lang zou dan de
dag des oordeels niet moeten duren? (...) Bijbellezen is niet altijd
gemakkelijk. Oorzaak daarvan is natuurlijk niet de bijbel. Want de Schrift is
geen klomp duisternis, maar een lamp en een licht. Maar we hebben een
zware strijd te voeren tegen de satan, die ons telkens poogt te verblinden. Hij
is er o.a. ook de schuld van, dat wij vaak verkeerde ideen in ons hoofd
meebrengen, wanneer wij tot de Heilige Schrift gaan en daarin dingen inlezen,
die er heel niet thuishoren. Daarbij komt vanzelfsprekend ook de factor van
onkunde. Een mens leert dagelijks. Hij moet ook toenemen in het verstaan
van sommige woorden, die in de Schrift vaak voorkomen. Wanneer hij
eenmaal in zon woord een verkeerde inhoud gelegd heeft, kan hem dat
levenslang parten spelen. Door gewenning.
Jesaja en het boek Openbaring dan wil dit nog niet zeggen: dit = dat.
Een mooi voorbeeld voor vervulling van een profetie uit het OT is de
opmerking van Petrus op Pinksterdag: Dit is het waarvan gesproken is
door den profeet Jol. Dan volgt het citaat uit Jol 2:28-32 (Hand.2:16-21
en vergelijk Jes.44:3). Zie ook ons commentaar op Hand.2:17.
Het heil van Gods Gezalfde reikt tot het einde der aarde, over alle volkeren.
Zo had Jesaja het voorzegd in Jes.49:6 en zo is het ook in vervulling gegaan
sinds de apostelen na een jarenlange prediking tot een niet-luisterende Joodse
natie, zich bijna uitsluitend richten tot de volkeren (zie Hand.13:46,47 /
26:22,23). Daarom maakt Paulus ook duidelijk aan de gemeente te Rome
(waar het overgrote deel gelovigen uit de volkeren zijn en niet van Joodse
herkomst) dat het Messiaanse Koninkrijk aan de gemeente Gods in vervulling
is gegaan. En daar drukken we nogmaals op = in vervulling gegaan. Paulus
citeert in Rom.15:7-13 een deel van Jesaja 11:10 en dat gedeelte is voor wie in
een toekomstige duizendjarige regering geloofd n van zijn bewijsplaatsen.
Maar dat gaat reeds in vervulling sinds de apostelen bekeerlingen gemaakt
hebben uit de heidenen. In dat citaat worden vier bewijsplaatsen aangegeven
door Paulus in de betekenis van dit = dat. Zie 2 Sam.22:50 / Deut.32:43
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 559
/ Ps.117:1 en Jes.11:10. Voor het citaat uit het boek Samul, zie ook nog naar
een parallel in Ps.18:49.
Laten we er toch op wijzen dat in het NT klaar en duidelijk geleerd wordt dat
natuurlijke Joden en natuurlijke Heidenen door geloof in Christus als n volk
geworden zijn. Christenen van Joodse of Heidense afkomst zijn mede-
erfgenamen en mede-deelgenoten geworden aan het offer van de Heer.
Samen hebben ze de belofte van de vaderen ontvangen (Gal.3:9 /
Eph.3:6 / Hand.2:39 / 13: 32). Beiden zitten ze tezamen met Abraham,
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 560
Izak en Jacob in het Koninkrijk van God (Mat.8:11). Het NT geeft dat heil van
de volkeren toch aan! Waarom dan blijven negeren dat we rekening moeten
houden met deze meerwaarde tegenover het OT.
Het Koninkrijk Gods is begonnen. En ook het Nieuwe verbond met Isral
is met Pinksteren begonnen. Dat is duidelijk wanneer we de oorspronkelijke
profetie in Jer.31:31-34 vergelijken met Heb.8:8-13 / 10:15-17 / Mat. 26:28 en
Rom.8:4. Het gaat niet meer om de besnijdenis van het vlees maar om
de besnijdenis van het hart (Deut.10:16 / 30:6 / Rom.2:28,29 / 9:6-8).
*********
11. Wij vinden geen heen- 11. Satan wordt voor 1000
wijzing tot Satan. jaar gebonden (Op.20:1-3).
De dag
Rom.2:16. In n dag oordeelt God alle mensen op basis van het evangelie, en
de reactie van mensen daarop, is de basis.
1 Thes.5:4. De (of die) dag zal de gelovigen niet overvallen als een dief, een
dag van ween en verderf over goddelozen, (vers 3) maar gelovigen staan
niet onder toorn maar ontvangen zaligheid (vers 9).
Dien dag
2 Thes.1:10. Bij de openbaring (apocalypsis) van Jezus met Zijn engelen (vers
8, en in vers 10 zijn ze heiligen genoemd) oefent Hij straf uit over die Hem
ongehoorzaam zijn (vers 8) en de christenvervolgers (vers 6). De vervolgers
en de ongehoorzamen worden gestraft. Een schouwspel tot verbazing van de
gelovigen.
Eph.4:30. Voor de gelovigen want die zijn nu reeds verzegeld door de Heilige
Geest.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 563
2 Thes.2:2. De dag van de komst van Christus. Voorafgaande aan die dag is er
een tijd van afval en bedrieglijke wonderen. Wie de waarheid niet geloofd
heeft zal geoordeeld worden (vers 12).
onberispelijk bewaren. Op de dag van onze Heer vangt een nieuw tijdperk
voor hen aan.
1 Cor.5:5. In (op) de dag des Heren worden gelovigen behouden, er is dan een
oordeel.
2 Cor.1:14. Het werk dat gedaan wordt in de naam van Jezus, zal indien het
een goed werk blijkt te zijn, tot roem van de gelovige blijken te zijn op de dag
des Heren.
1 Thes.2:19. Bij de parousia van de Heer zijn de werken gedaan tot Zijn eer als
een erekrans. Maar nu al schijnt het aangezicht van Gods Zoon in onze harten
(2 Cor.4:6). Want de gemeente behoort niet tot de duisternis of tot de nacht (1
Thes.5:5).
1 Thes.3:13. Bij de parousia van de Heer met Zijn heiligen zal aan het licht
komen dat gelovigen onberispelijk zijn, in genade vergeven en aanvaard als
kinderen Gods.
Tot slot nog een historische opmerking. Wie thuis is in de leer van de
bedelingen zal wellicht al gemerkt hebben dat men niet steeds hetzelfde leert
of geleerd heeft. Zo begint de dag van Jehovah volgens de eerste versie
van Scofield met de wederkomst van de Heer in heerlijkheid volgens
Mat.24:29,30 (blz.1349). Maar de Revised Scofield (blz.1373) begint de dag
van Jehovah zeven jaar vroeger, namelijk bij de opname van de Gemeente.
En dat merkt men ook nu soms nog. Vergelijk bijvoorbeeld de oudere
uitleggers van de bedelingen met de nieuwe uitleggers. Bijvoorbeeld;
Gaebelein (Harmony of the Prophetic Word, blz.41), Anderson (The coming
Prince blz.184), Thiessen (Will the church pass trough the tribulation?
blz.39). En dus ook de vraag daarbij gekoppeld; gaat de Kerk de grote
verdrukking meemaken of niet? Voor dezen die de bedeling aannemen zijn er
vr- en tegenstanders. Wij echter geloven dat deze grote verdrukking al
begon na het Pinksterfeest waarbij de Heilige Geest aan de leden van de Kerk
is geschonken. Handelingen twee en drie zijn hier duidelijk in. De Heer blijft
met zijn gemeente in de verdrukking, en beschermt haar door dik en door dun
(Joh.14:10,17 / 15:6,7,9,10).
*********
Vines Expository Dictionary of Old and New Testament Words, 1981, deel
1, blz.208,209 zegt over: PAROUSIA (...) duidt op zowel een aankomst als
een daaruit voortvloeiende tegenwoordigheid. Zo spreekt een vooraanstaande
vrouw in een (...) papyrusbrief over de noodzaak van haar parousia op een
bepaalde plaats om de aangelegenheden in verband met de bezittingen die zij
daar heeft, te behartigen (...) Wanneer het (...) gebruikt wordt in verband met
de wederkomst van Christus, bij de opname van de Kerk, duidt het niet louter
op het moment van Zijn komst voor Zijn heiligen, maar op Zijn
tegenwoordigheid bij hen vanaf dat moment tot aan Zijn openbaring en
manifestatie aan de wereld. Vine geeft dus de indruk dat er tijdens de
periode van de komst van de Heer een tegenwoordigheid is die overgaat naar
een openbaring en een manifestatie. Dat is met ander woorden de leer van de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 566
In dit verband maakt J. Nielsen in zijn Het evangelie naar Lukas, deel II,
Callenbach, 1983, blz.99, 100 deze aantekening BIJ EEN PARALLELTEKST VAN
MAT.24:37-39 namelijk Lucas 17:26-30: Nu richt Jezus zich weer tot zijn
discipelen: Er zullen dagen komen (eleusontai hmerai) - de meervoudsvorm
ongetwijfeld naar analogie van de dagen van Noach (vs26). Het moet
hier wel de betekenis hebben van: de periode die voorafgaat aan een
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 567
belangrijke gebeurtenis, vgl. ook 9:51, terwijl Jes.39:6 dagen gebruikt als
een periode van oordeel over koning Hizkia en de zijnen.
Welke dagen worden hier bedoeld? Dagen waarin men tevergeefs zal wensen
op n van die dagen de Zoon des mensen te zien. Of is n (mia) hier
bedoeld in de zin van de eerste (prootos)? Het komt ons voor dat dit hier niet
juist is omdat het bepalend lidwoord ontbreekt. Eerder valt te denken aan
kritieke dagen, die zullen komen, vgl.5:35.
En dezelfde schrijver zegt in zijn Het evangelie naar Matthus deel III,
Callenbach, 1974, blz.55: Omdat niemand weet wanneer de Zoon des
mensen komt; is waakzaamheid geboden. Dat wordt duidelijk gemaakt door
te verwijzen naar de dagen van Noach, vgl. Gen.6:11-13. In de dagen vr de
zondvloed leefde iedereen rustig en tevreden voort, tot op de dag waarop
Noach in de ark ging. Niemand bemerkte iets (kai ouk egnoosan), totdat de
zondvloed als een gericht over de mensheid kwam, zo onverwacht zal de
komst van de Zoon des mensen zijn.
Het is dus duidelijk dat parousia in Mat.24:36 niet wijst op een periode
die gebeurtenissen overlapt van enkele jaren. Het gaat dus om het schetsen
van de toestand in die dagen en niet de vloed. In die dagen van Noach gaat
het om 120 jaar en meer! De tekst geeft de gemoedstoestand weer van de
mensen voorfgaande aan de vloed of vr de Wederkomst. Want de vloed op
zichzelf duurde geen 120 jaar. Ook de Wederkomst (parousia) duurt niet
een X-aantal jaren. Het is dus het menselijke gedrag dat beschreven is in de
formule de dagen van. Als een spreekwoordelijk beeld maar niet als het
aantal uren, maanden of jaren. De mensen in de dagen VAN VOOR DE VLOED
leefden onbezonnen, zorgeloos, onboetvaardig en blind voor wat komen zou.
DEZEN UIT DE TIJD VAN VOOR DE KOMST VAN JEZUS DOEN HETZELFDE.
Er is nog een andere redenering die de WT volgt om van dat woord een
tijdsperiode te maken en niet een tijdstip. De Wachttoren zegt over het begrip
parousia ook nog het volgende. Wij citeren uit Inzicht in de Schrift, deel 2,
1997, blz.997: Bewijs dat ertegen pleit dat Jezus tegenwoordigheid
zichtbaar zou zijn (in de zin dat Jezus zou verschijnen in een voor
menselijke ogen zichtbare lichamelijke gedaante), is te vinden in
Jezus eigen uitspraak dat hij door zijn dood zijn vlees ten behoeve
van het leven der wereld zou offeren (Jo 6:51) en in de woorden van
de apostel Paulus, die zegt dat de uit de dood opgewekte Jezus in
een ontoegankelijk licht woont en dat geen der mensen hem gezien
heeft of zien kan (1 Ti 6:14-16). Daarom kon Jezus tot zijn discipelen
zeggen: Nog een korte tijd en de wereld zal mij niet meer
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 568
gekomen. Nog niet is hier het woord ouketi. Wil dit zeggen dat
Paulus nooit meer naar Corinthe gaat? Integendeel want in 2 Cor.12:14 / 13:1
zegt hij dat hij naar Corinthe komt voor de derde maal. Niet meer in 2
Cor.1:23 wil dus zeggen dat Paulus voor het ogenblik nog niet komt, maar dat
dit later zal gebeuren.
Een ander voorbeeld is Joh.16:10 waar Christus tot zijn discipelen zegt: en
Gij mij niet meer zult zien. Niet meer is hier terug ouketi. Wil dit
zeggen dat de discipelen van Christus Hem nooit meer kunnen zien? Hoe
absurd indien we zo redeneren. Eerst en vooral hebben de discipelen Hem
gezien n zijn Opstanding zoals er duidelijk gezegd is in 1 Cor.15:4-8 en alle
andere teksten die over de tijd spreken tussen de Opstanding en de
Hemelvaart van Christus. Handelingen hoofdstuk 1 vers 3 vat al deze dingen
samen door te zeggen: Ook aan hen (de discipelen) toonde hij, nadat
hij had geleden, door vele onweerlegbare bewijzen dat hij levend
was, daar hij gedurende veertig dagen door hen (de discipelen) werd
gezien. Niet alleen met hun menselijke ogen hebben de discipelen de
opgewekte Christus gezien. Nadat zij zullen verheerlijkt zijn, zullen zij de
opgewekte Christus zien zoals Hij is, van aangezicht tot aangezicht. Zie
hiervoor bijvoorbeeld 1 Pet.1:3,4 / 2 Pet.1:4 / 1 Cor. 13:12 / 2 Cor.3:18.
Nog een voorbeeld is Joh.17:11. Hier zegt Christus: Ook ben ik niet
langer in de wereld. Het woord ouketi is hier vertaald als niet
langer. Wil dit zeggen dat Christus nooit meer in de wereld komt?
Integendeel in Heb.1:6 staat er dat YaHWeH zijn zoon terug in de wereld zal
zenden. Tussen haakjes kan er gezegd worden dat het woordje wereld in
Heb.1:6 oikoumene is wat duidelijkst vertaald kan worden als bewoonde
aarde: dus onder de mensen. (Zie hiervoor o.a. de NWV.) Vergelijk dit
met Opb.1:7.
Men ziet dus dat ouketi nergens de betekenis heeft van nooit meer
of nimmermeer. Het is een begrip dat gebruikt is om een tijdsperiode aan
te geven van minuten, uren of dagen tot het ogenblik dat hetgeen waarover
sprake is terug gebeuren kan of geschied. Dat is ook de betekenis van
Joh.14:19 wanneer hij zegt dat de wereld (kosmos) hem niet meer zal zien.
Tot wanneer? Tot zijn komst! De hogepriester, die Jezus voor Pilatus en
Herodes heeft gebracht, zal Christus zien (Mat.26:63,64). Diegenen die Hem
doorstoken hebben zullen Hem zien (Opb.1:7). En Job zal Hem zien (Job 19:25-
27). En David zal Hem zien (Ps.17:15). En Bileam zal Hem zien (Num.24:17).
En alle getrouwe mannen uit de oudheid en allen die aan de opstanding deel
hebben zullen Hem zien (Mat.17:1-3 / Luc.23:43).
Het is hieruit evident dat dit gezegde naar het vlees de betekenis heeft
van volgens menselijk standpunt of volgens werelds standpunt.
Dat is ook de betekenis van 2 Cor.5:16 want Paulus en de Corinthirs zagen
vr hun bekering Christus als iemand vanuit menselijk standpunt. Maar
daarna niet meer; dan beseften zij dat Hij de Zoon van God was en voor hen
gestorven was.
De WT tracht ons ervan te overtuigen (in het vorige citaat) dat Jezus na de
Opstanding slechts een geest is. Verwijzen we naar Luc.24:39 waar staat dat
Christus aan zijn discipelen in een lichaam van vlees en beenderen
verscheen. Christus zegt daar: betast mij en ziet, dat ik het zelf ben,
betast mij en ziet want ik ben geen geest, een geest heeft geen vlees
en beenderen, zoals gij aanschouwt dat ik heb. Wanneer de opgestane
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 571
Het is duidelijk dat Christus is geboren in een menselijk lichaam van bloed,
vlees en beenderen. In die toestand was hij lager gesteld dan de engelen
(Heb.2:7). Ter bestemder tijd is Hij dan gestorven en gaf zijn menselijk leven =
bloed als vervulling van de dieren die volgens de Joodse wet werden geslacht.
In het OT was dit als een afbeelding van Zijn offer (Heb.9:14 / 10:1-10 /
13:11,12). Dan kwam een geestelijke Opstanding door God (1 Pet.3:18 / 1
Tim.3:16 / 6:15,16 / 1 Cor.6:16,17). Door zulk een Opstanding te ontvangen
gaf God aan Jezus heerlijkheid die Hij niet zou bezitten met een gewoon
menselijk lichaam dat niet onverderfelijk, onvergankelijk en onsterfelijk
gemaakt was. Hoe kan Paulus Christus anders vergelijken als het
tegenbeeld van God in Heb.1:3,4. Het is dus niettemin een lichaam van
vlees en beenderen. Jezus liegt hierover toch niet! (In onze Bijbelse
aantekeningen over Leven, Dood en Opstanding hoofdstuk twee zijn we hier
uitvoerig op ingegaan.)
De Wachttoren zegt over het woord parousia ook nog het volgende. Wij
citeren uit Inzicht in de Schrift, deel 2, 1997, blz.998: Tot de
gebeurtenissen die Jezus tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht
kenmerken, behoren: De opstanding van degenen van zijn
volgelingen die gestorven zijn, aangezien zij met hem
mederfgenamen van het hemelse koninkrijk zijn (1 Cor.15:23 / Rom.
8:17); het bijeenvergaderen en in eendracht met zichzelf brengen
van andere volgelingen die ten tijde van zijn tegenwoordigheid leven
(Mat.24:31 / 2 Thes.2:1); het tenietdoen van de afvallige mens der
wetteloosheid, hetgeen tot stand gebracht zal worden door de
manifestatie (e-pi-fa-neiai) van zijn (Jezus) tegenwoordigheid (2
Thes.2:3-8; zie MENS DER WETTELOOSHEID); de vernietiging van
allen die geen acht slaan op de hun geboden gelegenheid om redding
te ontvangen (Mat.24:37-39); en, noodzakelijkerwijs, de invoering
van zijn duizendjarige regering (Opb. 20:1-6).
Men moet dus niet aan twee gebeurtenissen denken die van elkaar
gescheiden zijn in tijd.
P. Slagter zegt in Amen, nummer 7, april 1996, blz.42 het volgende: Het
woord komst is de vertaling van het Griekse parousia, hetgeen ook met
aanwezigheid of tegenwoordigheid kan worden weergegeven. In Filippenzen
2:12 bijvoorbeeld is parousia vertaald met tegenwoordigheid (NBG). De
parousia (in t algemeen vertaald met komst) van Christus is dus de tijd, die
verband houdt met Zijn aanwezigheid op aarde. De eerste komst van Christus
besloeg een periode van meer dan 30 jaar! In die periode van aanwezigheid
vonden allerlei gebeurtenissen plaats, beginnend met Zijn geboorte en
eindigend met Zijn hemelvaart. De parousia van Christus omvat dus een
hele periode, waarin allerlei dingen zullen plaatsvinden, die in de profetien
reeds zijn voorzegd. Paulus ziet Zijn komst hier ook als de tijd van
vereniging met Hem, waarmee hij waarschijnlijk ook doelt op wat hij
schreef in 1 Thessalonicenzen 4. Het woord episunagoge, hier vertaald met
vereniging, komt ook voor in Hebreen 10:25 bijeenkomst, en als
werkwoord bijvoorbeeld in Matthes 23:37 vergadert en 24:31
verzamelen. Bovendien wordt Zijn parousia in verband gebracht met de
Dag des HEREN, zoals uit het volgende vers blijkt.
Merkwaardig is dat Paulus het eens in zijn brieven heeft over een
nabijzijn (Gieks werkwoord pareimi) in de geest in 2 Cor.5:3. In de
zin van een geestelijke nabijheid zoals we ons die moeten indenken van de
onzichtbare aanwezigheid van de Heer sinds Pinksteren. Dus ook die
opmerking van Paulus weerlegt de leer dat Christus slechts sinds 1914 met
zijn gemeente is.
Maar zeggen Jehovahs Getuigen: anderen hebben toch ook dat woord
parousia vertaald als tegenwoordigheid of aanwezigheid. En dan
verwijzen ze steeds naar een andere poging die voor parousia gelukt (?) is
bij Rotherham. J.B. Rotherham schrijft in de appendix van zijn Emphasised
Bible, blz.271: In deze uitgave wordt het woord parousia uniform met
tegenwoordigheid weergegeven (komst als weergave van dit
woord komt niet in aanmerking) (...) De betekenis van
tegenwoordigheid blijkt zo duidelijk uit de tegenstelling met
afwezigheid, (...) dat vanzelfsprekend de vraag rijst: Waarom het
dan niet altijd zo weergegeven? We citeren deze aanhaling uit de reeds
aangehaalde tekst van de WT.
1) Het gedeelte uit de aanhaling van het woordenboek van Kittell past in
slechts een deel van wat de WT over parousia leert. En het gaat daar over
de kerkelijke interpretatie van sommige kerkvaders die de WT onmogelijk zal
aannemen. M.a.w. men misbruikt de tekst.
2) Men citeert Isral Warren, een schrijver uit de 19e eeuw, opnieuw
gedeeltelijk. We hebben dit werk niet in bezit en ook niet gelezen. Maar uit
wat men citeert lijkt duidelijk naar voren te komen dat de schrijver in de
bedelingentheorie geloofd. Het gaat dus opnieuw om een misbruik van een
citaat want der WT geloofd niet in de bedelingen-leer.
3) De aanhaling van het Lexicon van W. Bauer en F. Gingrich geeft alleen weer
dat er in het klassieke Grieks gebruik gemaakt wordt van het begrip
parousia om de komst aan te geven van een koning of van zijn
vertegenwoordiger. Komst in de zin van dat hij kortelings aankomt. En
zeggen de mensen van de WT, zo ook Mat.24:3 / 1 Thes.3:13 en 2 Thes.2:1.
Maar van daaruit concluderen onzichtbare tegenwoordigheid gaat niet
op. En dat heeft als argument dan ook niet dezelfde kracht. Want gezien
Christus koning is sinds de Hemelvaart of Pinksteren zou zijn parousia
ook vanaf die tijd gerekend moeten worden. Consequentie is bij de WT soms
vr te zoeken.
_________________________________________________________
2 Cor.10:10 Paulus verleden
_________________________________________________________
Fil.1:26 Paulus verleden
De wetteloze heden 1
1 Corinthirs 16:17
_________________________________________________________
lichame- persoon- persoonlijk bodily bodily
lijke te- lijke ver- optreden presence presence
genwoor- schijning
digheid
===============================================
==========
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 577
Philipenzen 1:26
Poukens N.B.G. Willibrordus K.J. American Revised
_________________________________________________________
terugkeer weder bij weer bij u coming presence
u kom kom
===============================================
==========
Philipenzen 2:12
Erchomai 641 maal gebruikt gewoonlijk vertaald als komen; voor dingen en
personen heden en toekomstig Luc.12:54 / Luc.17:20. Er zijn tientallen teksten
met betrekking tot de Wederkomst met dit werkwoord.
4:1 manifestatie
4:8 manifestatie
Titus 2:13 manifestatie
_________________________________________________________
helderheid 1x 2 Thes.2:8 manifestatie
brightness
_________________________________________________________
Epiphainoo
verschijn 1x Hand.27:20 verschenen
appear
_________________________________________________________
Licht geven 1x Luc.1:79 licht te geven
aan
give light to
_________________________________________________________
verschijnen 2x Titus 2:11 openbaar gemaakt
appear(pass) 3:4 openbaar gemaakt
_________________________________________________________
Parousia
tegenwoor- 2x 2 Cor.10:10 tegenwoordigheid
digheid Phil.2:12 tegenwoordigheid
presence
_________________________________________________________
komst 22x alle andere tegenwoordigheid
coming teksten
schetsen over Noach wordt op die wijze gn eer aangedaan, ja zelfs verminkt
en misbruikt.
Daarom, ter illustratie nog enkele voorbeelden van combinaties van twee of
mr termen of begrippen die verwijzen naar diezelfde ene Wederkomst. We
nemen de NWV als voorbeeld zodat Jehovahs Getuigen zich kunnen bezinnen
op dit punt.
1) Luc.17:24 evenals de bliksem (...) zo zal de Zoon (...) zijn
17:30 op dezelfde wijze waarop de Zoon des mensen
geopenbaard zal worden
(zichtbaar) zijn = apokalypsis = zichtbaar geopenbaard
worden
2) Opb.1:7: Hij komt met de wolken
en elk oog zal Hem zien
erchomai = komen = zien = gn onzichtbaarheid
3) Mat.24:27: evenals de bliksem (...) schijnt
zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen
zijn
schijnen (zichtbaar) = parousia = zichtbare aanwezigheid
4) 1 Thes.4:15: de levenden die in leven blijven tot de
tegenwoordigheid
4:16: de Heer zelf zal uit de hemel nederdalen
parousia = katabainoo = aanwezigheid = nederdalen
5) 2 Thes.1:7: bij de openbaring van de Heer Jezus
1:10: wanneer hij komt om verheerlijkt te worden
apokalypsis = erchomai = openbaring = komen
6) Mat.24:39: zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen
zijn
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 583
24:42: gij weet niet op welke dag uw Heer komt (zie ook verzen
44 en 46, de
discipelen vragen naar de parousia, Christus spreekt daarover
als Zijn er
erchomai) dus is parousia = erchomai = aanwezigheid =
komst
Het mag ons niet verwonderen dat aangezien God zowel rechtvaardig is als
liefdevol er een oordeel te verwachten is waar niets zal op aan te merken zijn.
God zal rechtspreken over de ganse aarde, dus over alle mensen (Gen.18:25 /
Ps.96:10 / Jes.33:32 / Heb.12:23 / Jac. 4:12 / 1 Pet.1:17). De rechtspraken van
God zijn voor wie Hem dient als een vorm van redding uit de wereld die
goddeloos is en die nog zal verdwijnen. Nu of in de toekomst (Deut. 32:36 / 1
Sam.24:13,16 / Ps.10:18 / 76:9 / Jes.30:18). Die rechtspraken bepalen voor wie
eraan onderworpen is het leven of de dood (Ps.96:13 / Pred.3:17 / Mat.12:36 /
Joh.12: 48 / Hand.17:31 / Rom.14:10 / 2 Cor.5:10 / 2 Thes.1:6,7 / Opb.6:10 /
11:18 / 14:9 / 20: 11-15).
Mat.3:7 wijst waarschijnlijk naar Gods oordeel van het Isral dat de Messias zal
verwerpen en de vernietiging van de tweede tempel in het jaar 70 NC: Zie ook
nog Luc.13:3-5 / 24:20 / 21:20-24.
Gods oordelen van tuchtiging over de gemeente van Christus in deze tijd: 1
Cor.11:32 / 1 Pet.4:17.
Wie het licht (Jezus) niet aanneemt is geoordeeld: Joh.3:19.
Wie gelooft komt niet in veroordeling: Joh.5:24.
Jezus oordeelt nu reeds in rechtvaardigheid: Joh.5:30.
Prediking van Jezus werkt als oordeel: Joh.8:16 / 9:39.
Door de prediking is de Satan geoordeeld: Joh.16:11.
De Heilige Geest overtuigt van zonde en oordeel: Joh.16:8.
Hoever we van die dag verwijderd zijn weten we zondermeer niet. Het
mag niets te maken hebben met fantasie of een omrekeningstabel met
betrekking tot bepaalde gebeurtenissen. Deze dag komt echter steeds
dichterbij, en ook de schrijvers van het NT hebben dezelfde opmerkingen
gemaakt. En daarin mogen wij gelovigen ook troost putten uit vervolgingen en
andere problemen wanneer ze zich voordoen (Rom.10:11 / 1 Cor.10:11 /
Phil.4:5 / 1 Thes.4:14,17 / Opb.16:15 / 22:20). Ook een tekst als 1 Cor.7:29
mag in dit verband gelezen worden. Onze gewone vertalingen zeggen hier:
de tijd is kort (SV / Luther / N.B.G. enz...). Maar dat staat er eigenlijk niet,
maar wel de tijd is ingekort of zoals de voetnota van de TOB - vertaling
zegt; letterlijk, de tijd heeft zijn zeilen gestreken. Prediken over die
dag is dus belangrijk.
Conclusies
Waarna nog een duizendjarige regering plaats vindt met Isral als centrale
plaats van aanbidding; Isral en de schapen hebben dit oordeel overleefd.
Dezen die beweren dat deze gelijkenis aan het begin van de letterlijke duizend
jaren uit Opb.20 zal plaats vinden kunnen dit niet wrmaken. Want aan deze
uitspraak van de Heer is niets meer te wijzigen, terwijl er nog een aantal in
het oordeel van Opb.20:11-15 zullen verworpen worden. Die worden dan
twmaal geoordeeld over een periode van 1000 jaar, iets dat tegen de
Schrift ingaat. Daar is iedereen nmaal geoordeeld. Zijn er twee boeken des
levens en twee boeken der werken? Van elk n; n voor het begin van de
duizendjarige regering en n erna? En het zijn dan ook (meestal) dezelfden
die zeggen dat men in die duizendjarige regering nog tot christelijk geloof kan
komen. Dit is dan toch bij deze teksten weerlegd! Er is dus slechts n
gevolgtrekking te maken in dit verband: er komt gn duizendjarige regering.
De parabel van de schapen en de bokken kan slechts in vervulling gaan op
het ogenblik van de tweede komst en zonder dralen daarop aansluitend de
schepping van de nieuwe hemel en aarde, want het is deze die de schapen
erven.
Laat ons aan die uitleggingen enige aandacht besteden. H. Berkhof, zegt in
De crisis der midden-orthodoxie, Nijkerk, 1952 blz.34,35: wij vermijden het
over de hel te spreken. Je mag de mensen immers niet bang maken. We
vergeten daarbij, dat Jezus in zijn gelijkenissen de mensen wl bang heeft
gemaakt. Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht
geven? De goede preek dringt ons in een hoek, waarin wij niet langer
vrijblijvend kunnen toekijken (...) Omdat wij niet over de hel durven te
spreken, wordt de hemel een bleek en vanzelfsprekend geval. Omdat wij geen
bedreigingen meer durven uit te spreken worden de beloften in onze mond
flauw en nietszeggend. En de mensen die voor ons zitten, behoeven niet te
beslissen.
We gaan daarom niet mee met de redenering van Jb. Klein Haneveld die het
volgende zegt in de brochure 'Het duizendjarig Rijk' (Het Morgenrood n35),
z.j., blz.8: De groep volkeren die zich aan de rechterhand van Christus
bevinden, zullen de kern vormen van de wereldbevolking gedurende het
Duizendjarig Rijk.
De volkeren die aan zijn linkerkant gezet zijn, zullen gaan naar de eeuwige
pijn. De grond van dit oordeel der volkeren is de wijze waarop zij Zijn
broeders behandeld hebben (d.i. het Joodse overblijfsel) gedurende de
verdrukking, die dan juist geindigd is.
Vele gelovigen verwarren het oordeel der volkeren in Matthes 25 met het
laatste oordeel voor de Grote Witte Troon in Openb. 20. Maar hierover
behoeft in het geheel geen verwarring te bestaan. In de eerste plaats moeten
wij letten op het verschil in tijd van deze beide oordelen. Het oordeel der
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 588
Vers: Citaat:
Ps.2:1 Opb.11:18
1,2 Hand.4:25,26
2 Opb.19:19
7 Mat.3:17
15:3
Marc.1:11
Luc.3:22
9:35
Joh.1:49
Hand.13:33
Heb.1:5
5:5
8 Heb.1:2
8,9 Opb.2:26,27
9 Opb.12:5
19:15
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 589
11 Phil.2:12
De paralleltekst van Jes.2 is te vinden in Micha 4:1-5. Het vers vier ervan
verwijst naar 1 Kon.4:25, bij wijze van illustratie. Naar de vredestijd van
Salomo tijdens zijn regering. Vers vijf wijst naar de eeuwigheid en niet naar
een duizendjarige regering. De tekst toepassen op zo een tijdstip is dus
foutief.
Men mag deze vervulling ook niet interpreteren zoals Jb. Klein Haneveld
doet die het volgende zegt van Ps.2: De Here Jezus leeft en zit thans aan de
Rechterhand van de troon Zijns Vaders in de hemel. Hij is daar, onbereikbaar
voor zijn vijanden, verborgen bij God! Maar de dag nadert, dat Jezus tot grote
schrik der naties andermaal in deze wereld zal komen om de volken te
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 590
Lees de volgende Scriftuurplaatsen die aantonen dat elk volwassen lid van
de gemeente van Christus thans is aangesteld als: priester, profeet en
koning. Daar komt geen onderscheid aan te pas van ras, stand of biologische
sekse (Gal.3:26-29). Bekeerde Joden zijn niet beter dan bekeerde heidenen.
thema aanhaalt lezen we over Hem dat Hij heerst in alle eeuwigheid en
Koning der koningen is (Opb.11:15 / 17:11). Maar wat in die tussentijd?
Wat vanaf Zijn opstandng tot Zijn tweede komst? Regeert Hij nu reeds? Zo ja,
sinds wanneer? En op welke wijze?
Zijn lijn van afstamming loopt van Abraham naar David de eerste echte
koning in Isral (Mat.1:1). De engel Gabril spreekt over Hem als de
toekomstige koning over het huis van Jacob (Luc.1:32,33). Maria
profeteert de vervulling van de beloften aan Abraham gegeven en daar is in
een later stadium de ganse wereld bij betrokken (Luc.1:46-56). Zacharias
bezingt het herstel van het huis van David. Het heilige verbond (...)
verbond dien Hij (God) zwoer aan Abraham zal God gedenken
(Luc.1:69,70,72,73). De Magirs gaan op zoek naar de koning der Joden
(...) want wij hebben zijn ster gezien (Mat.2:2). De profeet Simeon ten
slotte looft God wanneer hij de kleine Jezus in zijn armen neemt. Hij heeft nu
met eigen ogen het heil van de wereld gezien (Luc.2:29-32), dus de
heilbrenger voor de ganse wereld.
Scofield in Het Morgenrood brochure n27, z.j., blz.12; alle gelovigen zijn
priesters. En in Les n12, op blz.19 staat dat alle gelovigen getuigen
(profeten) moeten zijn; met verwijzing naar Hand.1:8 / Joh.3:11 / 2 Tim.1:12).
Alleen moeten we volgens hen het koningschap, dat we samen delen met de
Heer, in de toekomst zetten. Maar daar wringt dan iets gezien de teksten die
we hebben aangehaald. We zijn als gelovigen nu al opgenomen in: het
koninkrijk van de Zoon zijner liefde (Col.1:13). Dat wil niet zeggen in de
toekomst, maar vanaf het moment dat men door God uit de duisternis van de
wereld is weggenomen; m.a.w. op het moment van de wedergeboorte van
elke christen. Dat zegt de context in de brief aan de Colossenzen duidelijk.
Wat is dat koningschap van de gelovigen dan?
Een derde aantekening naar aanleiding van de opmerkingen van Jb. Klein
Haneveld is in verband met de behandeling van de broeders. Het zou om
Isral gaan en hoe de andere volkeren hen behandelen. Laat ons dan eerst
duidelijk stellen dat dit Scriftgedeelte zegt dat al de volken voor de Heer
verzameld worden. Dat wil zeggen dat ook Isral er moet bij gerekend worden
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 594
en dat ook zij geoordeeld en waar nodig veroordeeld worden. Dat de term
alle volkeren in het NT ook Isral insluit ziet men uit volgende
Scriftuurplaatsen. Het evangelie moet aan alle volkeren gepredikt worden,
dat wil zeggen ook aan Isral (Mat.28:19 / Hand.1:8). Abraham is de vader van
vele volkeren, letterlijk al zijn vleselijke afstammelingen, maar tevens
geestelijke vader van alle gelovigen uit de andere volkeren (Rom.4:16,17).
Thans moet gepredikt worden gehoorzaamheid des geloofs (...) onder
alle volken dus ook Isral is niet uitgesloten (Rom.16:26). Zie voor het
gebruik van de term alle volkeren nog Opb.5:9 / 10:11 / 14:6,8 / 18:3 /
21:24 / 22:2.
En nog een detail dat te maken heeft met de Griekse tekst. Het begrip
volken is in het origineel een onzijdig woord. Nu spreekt vers 32 over hen in
de mannelijke vorm. En gij gezegenden en gij vervloekten in vers 34
en 41 zijn dit eveneens. De grammatica verplicht ons om in de woorden ta
ethne niet n of andere vorm van regering te zien maar de individuen
waaruit ze zijn samengesteld. Wanneer de uitspraak volgt na de scheiding zijn
deze en de rechtvaardigen ook weergegeven in de mannelijke vorm.
Vierde opmerking over de leer van Jb. Klein Haneveld: de broeders = het
vleselijke Isral. Maar dat staat niet in de tekst. En een goed inzicht over wat
de prediking van Christus inhoudt verplicht ons zeker niet tot die interpretatie.
Integendeel. Ofschoon de Heer met nadruk zegt dat Hij gekomen is om Isral's
bekering te bewerken toch horen we ook reeds doorklinken dat heidenen
(andere volkeren) daar niet van uitgesloten zullen worden. Isral zowel als de
wereldse andere volkeren moeten zich bekeren of ze gaan hun eigen
veroordeling tegemoet. Zie voor Isral Mat.5:22,26,29 / 10:28,33 / Hand.5:31 /
13:24 en voor de volken Luc.24:47 / Hand.11:18 / Rom.2:4 / 2 Pet.3:9. Ook
omkeren (andere stappen zetten in je leven) zit er in voor Isral n
andere volkeren. Zie voor Isral Mat.13:15 / Marc.4:12 / Luc.1:16,17 /
Joh.12:40 / Hand.3:19 en voor andere volkeren Hand.11:21 / 14:15 /
15:19 / 26:18,20. Voor alle mensen zonder onderscheid zijn de voorwaarden
tot ontvangen van het zoonschap van God dezelfde. Er bestaat gn apart
evangelie voor Joden en een ander goed nieuws voor andere volkeren.
Daaruit volgt dat wanneer Christus over mijn broeders spreekt we twee
uitleggingen moeten openlaten maar zeker geen identificeren met het
vleselijke Isral voorop moeten stellen. De ene manier om over de broeders
van de Heer te spreken zou zijn dat het slaat op Zijn geestelijke broeders en
dat zijn niet slechts de gelovigen uit Isral. Uit welke stam of volk ze
dan komen doet er niet toe. En de tweede uitleg, een modernere, is dat de
broeders van de Heer alle verdrukten, hongerigen en dorstigen voorstellen. En
beide zijn verdedigbaar vanuit teksten uit het evangelie van Matths zelf. Zie
voor het eerste Mat.12:48-50 / 18:15,21,35 / 23:8 / 28:10 waar adelphos
(broeders) in de zin van geestelijke geloofsbroeders staat. Zie voor het
tweede, de identificatie van de adelphos als de arme, verdrukte in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 596
En nog een vijfde opmerking volgt uit de vierde. Er is in dit oordeel geen
sprake van verdienste van de schapen. Ook zij moeten, of ze er zich van
bewust zijn of niet, weten dat wt men ook doet, steeds in de optiek staat van
de onnutte slaaf (Luc.17:10). Achter het verhaal van de schapen en de
bokken staat de soevereine schuldvergeving van de Heer (Marc.2:10 /
Mat.10:22). Het gaat in het gericht steeds om liefde, dat het hoogste gebod is,
en schuldvergevende genade waar wij niet meester over zijn of zelf in de hand
hebben. De gelijkenis in Mat.18:21-35 is daar een goede illustratie van. Laat
ons het paard niet achter de kar spannen. Dat wij als gelovigen gn
antisemitische gevoelens mogen hebben is duidelijk, we mogen trouwens
geen nkel volk haten! Men mag Mat.25:31-46 dus niet uitleggen alsof het om
rassenhaat gaat, daar spreekt de parabel niet over. Over het al dan niet
accepteren van het Joodse volk in de staat Isral gaat het ook niet, terwijl de
verdedigers van de leer van de toekomstige duizendjarige regering dit
meestal voorop zetten. Hierin zijn Jehovah's Getuigen en Zevendedags
Adventisten uitzonderingen want dezen hebben een variante op de gewone
leer van de duizendjarige regering. Geen van beiden geloven in het herstel
van Isral als Gods volk in dat land in het Midden Oosten.
De korte inhoud van wat deze gelijkenis ons wil zeggen is dan deze:
3) Elk krijgt bij de scheiding een plaats toegewezen (Eph.1:4 / 2 Tim.1:9). Dat
wil zeg
gen dat de eerste fase van de Wederkomst reeds achter de rug is t.t.z.
de opstan-
ding uit de doden (Marc.13:27). De laatste bazuin heeft geklonken (1
Cor.15:52 /
1 Thes.4:16) en de opgewekte doden worden geoordeeld.
a) schapen aan n zijde, rechts, de plaats van eer
(Ps.110:1 / Marc.16:19 / Opb.1:16,17).
b) bokken aan de andere zijde, links, de plaats van oneer (Mat.7:23 / 2
Thes.1:9).
c) van een gulden middenweg is er gn sprake. Er kan na dit oordeel
geen verzoening
meer zijn of aflossing van zonden in een vagevuurtoestand
(Mat.7:13,14 / 12:30).
2) Zij gaan naar een plaats waar ook de duivel (Satan) en zijn engelen zullen
zijn;
voor eeuwig. Dat is wg van God, van Christus en van het koninkrijk.
2) Schapen gaan voor eeuwig met God - Vader, Zoon en Heilige Geest -
leven op een nieuwe hemel en aarde (Opb.21:1,2).
J. Schouten zegt in Het Zoeklicht van 30 mei 1998 op blz.10: Voor Isral
wordt de uitdrukking de laatste dagen vooral gebruikt als het gaat over de
terugkeer van het volk vanuit de diaspora, de verstrooiing. In het laatste der
dagen zult gij dat inzien. Dat Isral nu al tientallen jaren bezig is terug te
keren naar het land dat God hun heeft gegeven tot een eeuwige bezitting is
een belangrijk teken dat we in de laatste dagen zijn aangekomen.
Scofield zegt over de laatste dagen het volgende op blz.1151: Men moet
een onderscheid maken tussen de laatste dagen wanneer de voorspelling
betrekking heeft op Isral, en de laatste dagen wanneer de voorspelling
in verband staat tot de Kerk (1 Tim.4:1-3 / 2 Tim.3:1-8 / Heb.1:1,2 / 1 Pet.1:4,5
/ 2 Pet.3:1-9 / 1 Joh.2:18,19 / Jud. 17-19). Merk ook op dat er staat laatste
dagen (meervoud) en laatste dag (enkelvoud): het laatste heeft
betrekking op de opstandingen en het laatste oordeel (Joh.6:39,40,44,45 /
11:24 / 12:48). De laatste dagen in verband met de kerk begonnen met
de komst van Christus (Heb.1:2) maar hebben speciaal betrekking op de tijd
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 599
van afval en verval aan het einde van deze eeuw (2 Tim.3:1 / 4:4). De
laatste dagen met betrekking tot Isral zijn de dagen van de verhoging en
zegening van Isral, en zijn synoniem met de koninkrijkseeuw (Jes.2:2-4 /
Mich.4:1-7). Ze zijn de laatste niet met betrekking tot deze eeuw, maar
met betrekking tot de ganse geschiedenis van Isral.
voorafgaande aan Zijn Wederkomst (Hal Lindsay en vele anderen). Soms heeft
een tekst te maken met de duizendjarige regering zelf. Er zijn enkele teksten
uit het OT die op die wijze worden uitgelegd (Jes.2:2 / Ezech.38:16). Maar
laten we daar niet te hard van stapel mee lopen. Sommigen gaan gewoon in
vervulling in een korte tijd nadat de voorzegging is uitgesproken. Enkele
voorbeelden mogen dat duidelijk maken. De laatste (latere) dagen van
Isral van de Babylonische gevangenschap duren 70 jaren. In een visioen van
de tijd van het einde zijn bepaalde dingen voorzegd die niet lang nadien
in vervulling gaan. Zo is Dan.8:17-24, al vervuld wanneer Alexander de Grote
het Medo-Perzische Rijk veroverde en dat is slechts de 4 de eeuw vr Christus.
De laatste dagen van Dan.10:14 zijn vervuld in de 2de en 1st eeuw vr
Christus.
Daarom ook de lijst van bijna alle teksten in dit verband uit het OT. De
gevolgtrekking hierover volgt later.
Jes.13:6: Huilt gij lieden, want de dag des Heren is nabij; hij komt
als een verwoesting van de Almachtige. Over Babylon, vergelijk Jer.51:8.
Ezechil 7:10: Zie, de dag! Zie, het komt; de doem voltrekt zich; de
staf bloeit; de overmoed spruit uit.
Jol 1:15: Wee die dag, want nabij is, de dag des Heren; als een
verwoesting komt hij van de Almachtige.
Jol 2:11: En de Here verheft zijn stem voor zijn strijdmacht heen,
want zijn leger is zeer talrijk; want machtig is het leger dat zijn
woord volbrengt; want groot is de dag des Heren en zeer geducht!
Wie zal hem verdragen? Zie ook Num.24:23.
Amos 5:18: Wee dien, die des HEREN dag begeren! Waartoe toch zal
ulieden de dag des HEREN zijn? Hij zal duisternis wezen en geen
licht. Zie ook Jes.5:19 / Jer. 17:15.
Amos 5:20: Duisternis zal immers de dag des HEREN zijn en geen
licht, ja donker en zonder glans.
Obadja 1:15: Want nabij is de dag des HEREN over alle volken; zoals
gij gedaan hebt, zal u gedaan worden, uw daad zal op uw eigen hoofd
terugvallen. Vergelijk 1 Pet.4:17.
Mal.3:2: Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen, en wie zal
bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van de
smelter en als het loog van de blekers. Vervulling in Mat.3:10-12.
Mal.4:1: Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen
alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als
stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken - zegt de HERE
der heerscharen - welke hun wortel noch tak zal overlaten.
Vervulling in Mat.3:12 / 2 Pet.3:7.
Van alle teksten uit het OT is deze van Dan.2:28 n van de belangrijkste.
Daar staat het volgende: Maar er is een God in de hemel, die
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 602
Maar daar staat een tegenstrijdigheid. Het beeld heeft vier delen en het is
in het bestaan van het vierde deel dat de steen uit de hemel loskomt en de
regeringen vernietigd. Niet ineens want dan zou het beeld van enkele parabels
niet meer kloppen. Denk aan deze van de boom, hij groeit langzaam maar
zeker en zal vele dieren in zich verzamelen. Ook dezen die in de bedelingen
geloven leren wat in die aard maar dan verplaatst naar de tijd na de opname
van de gemeente. Er is toch bewijs genoeg dat we dicht tegen het einde zijn,
zegt men dan.
opgehouden als wettig te zijn met de dood van de Christus. Zie Jol 1:15 /
2:11 / 2:31 en vergelijk de vervulling in Hand.2:16,17 / Mal.3:2 / 4:1,5.
3) De laatste dagen die voorafgaan aan het herstel van de nieuwe hemel en
nieuwe aarde. Zie Jes.13:9,10 en vergelijk Jes.34:4,5.
J. Schouten geeft de volgende uitleg bij het gebeuren van Pinksteren (Het
Zoeklicht, 30 mei 1998, blz.10, 11): De laatste dagen. In de
theologiewetenschappen zijn de laatste dagen ingegaan met het
verlossingswerk van de Here Jezus Christus, de dood van de Heiland aan het
kruis en de opstanding uit de doden. Om het nog wat duidelijker te zeggen:
met de uitstorting van de Heilige Geest op de grote Pinksterdag.
(...)
In deze bijzondere Pinksterervaring voor de gemeente zijn de laatste dagen
ingegaan. Maar lezen wij de profetie wat nauwkeuriger dan zien we dat er op
die Pinksterdag niet een totale vervulling heeft plaatsgevonden. De volle
uitstorting van de Heilige Geest op het volk Isral, waarbij iedereen betrokken
zal zijn, zonen en dochters, dromende ouden en gezichten ziende jongelingen,
alsmede dienstknechten en dienstmaagden, zal plaatsvinden in de toespitsing
van deze laatste dagen, als het einde daar is.
(...)
In onze tijd zijn de laatste dagen aangebroken en in heel het wereldgebeuren
wordt zichtbaar dat de toespitsing van het einde daar is, en de wederkomst
van de Here Jezus Christus voor de deur staat. De Bijbel kent, wat dit betreft,
drie grote stromingen. De eerste is het volk Isral. De uitdrukking laatste
dagen wordt de meeste keren bij Isral gebruikt. Daarnaast ontkomt ook de
gemeente niet aan dit predikaat en ten laatste wordt het voor de hele wereld
gebruikt. Alles in deze laatste dagen is op weg naar de grote finale. In dit
artikel willen we nog een globaal overzicht van alles geven, om, later, in
afzonderlijke artikelen, daarop terug te komen.
Isral. Voor Isral wordt de uitdrukking de laatste dagen vooral gebruikt als
het gaat over de terugkeer van het volk vanuit de diaspora, de verstrooiing.
In het laatste der dagen zult gij dit inzien. Dat Isral nu al tientallen jaren
bezig is terug te keren naar het land dat God hun heeft gegeven tot een
eeuwige bezitting is een belangrijk teken dat we in de laatste dagen zijn
aangekomen.
(...)
Achter dit menselijke van de terugkeer, achter veel menselijke dingen die met
dit alles te maken hebben, zien we dan ook Gods machtige hand, die bezig is
zijn volk thuis te brengen. We zijn dankbaar dat we zien dat in veel kerken de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 605
gedachte leeft dat God met Isral bezig is. Tegelijk verbaast het ons te zien
dat sommigen nog willen vasthouden aan de verouderde
vervangingstheorie dat de kerk in plaats van Isral is gekomen (wij
onderlijnen).
In het Bijbels Woordenboek, Romen & Zonen, edit. A. van den Born, 1966-
1969, lezen wij bij kol.380: Bovendien moet nog rekening gehouden worden
met de isralitische manier van denken, die een voorkeur heeft voor scherpe
tegenstellingen en weinig oog voor gradatie en betrekkelijkheid. Heeft het
hebreeuws slechts n woord voor later en laatst, dan is begrijpelijk dat de
gewijde schrijvers lange tijd geen onderscheid hebben gemaakt tussen
historische toekomst en de eigenlijke eindtijd. Dit neemt echter niet weg dat
in vele gevallen uit het zinsverband kan blijken dat deze uitdrukking zakelijk
en eschatologische betekenis heeft; dit is in Gn 49 en vermoedelijk ook in Nm
24 het geval, daar het verbeide idyllische geluk te scherp afsteekt tegen de
minder begunstigde historische tijd.
1 Pet.1:5: die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot
de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de
laatste tijd.
tempel en het priesterschap van Aron. Het is opgehouden als wettig te zijn
met de dood van de Christus. Deze laatste dagen zijn opgehouden in het jaar
700 n. Chr. bij de vernietiging van de tempel. Zie Heb.1:1,2 / 9:26. En 1
Pet.1:20,21, indien deze brief gericht is aan de natuurlijke Joden uit die tijd.
Wat niet zeker is maar niet onmogelijk. Aangezien God de Geest aan Jezus niet
gaf met mate maar in volheid (Joh.3:34) moeten we niet twijfelen aan de
uitspraken van Jezus. Zo o.a. wat Hij zegt wat er zal geschieden in dit
geslacht (zie hierover verder). We moeten Zijn woorden niet aanpassen of
verdraaien zodat ze passen in wat we denken dat moet geschieden in de
toekomst.
3) De laatste dagen die voorafgaan aan het definitieve herstel van de nieuwe
hemel en nieuwe aarde. Maar met Pinksteren zijn ze begonnen. De gemeente
is reeds een nieuwe schepping. Met de Wederkomst zal alles vernieuwd
worden. Zie 1 Cor.10:11 / 1 Tim.4:1 / 2 Tim.3:1 / 2 Pet.3:3,4a.
4) Jesaja 2:2 en Micha 4:1 hebben gn betrekking op het herstel van Isral
in een duizendjarig rijk (zoals de New Scofield Bible blz.1164 zegt) maar
spreken over onze christelijke tijdsperiode voordat de Heer terugkomt.
We citeren de N.B.G.:
Marc.8:38: Want wie zich voor Mij en voor mijn woorden schaamt in
dit overspelig en zondig geslacht, de Zoon des mensen zal Zich ook
voor hem schamen, wanneer Hij komt in de heerlijkheid zijns Vaders,
met de heilige engelen. Bolkestein = Jezus zijn tijdgenoten,
commentaar bij Callenbach, blz.191.
Luc.11:50,51: opdat van dit geslacht afgeist worde het bloed van al
de profeten, dat vergoten is sinds de grondvesting der wereld, van
het bloed van Abel tot het bloed van Zacharias, die omgebracht is
tussen het altaar en het tempelhuis. Ja, Ik zeg u, het zal afgeist
worden van dit geslacht. Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de
sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en
hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden.
Dit betreft de toen levende generatie van Isralieten volgens o.a. Dorner
(blz.41). Nielsen = voorspellende uitspraak over de verwoesting van
Jeruzalem in 70 NC, commentaar bij Callenbach, deel 1, blz.350.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 610
Luc.17:25: Maar eerst moet Hij veel lijden en verworpen worden door
dit geslacht. Nielsen = Jezus ziet zich hier als de lijdende knecht des
Heren, verworpen door dit geslacht, commentaar bij Callenbach, deel 2,
blz.100.
Het einde
De dag
Mat.25:13 Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur
Luc.17:30 op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard
wordt
(in den dag in SV).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 612
Die dag
De grote dag
Eph.4:30 de Heilige Geest Gods (...) door wie gij verzegeld zijt tegen
de dag der verlossing
De laatste dag =
Ten jongste dage (Brouwer / N.B.G.)
Ten uitersten dage (SV)
Ten laasten dage (L.V.)
Joh.6:39 niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten
dag
6:40 en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage
6:44 en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage
6:54 en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage
11:24 Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten
dage
Over deze laatste serie teksten valt wat op te merken. Ze zijn stuk voor
stuk een bewijs dat de leer van de bedelingen en een komend duizendjarig rijk
niet kunnen waar zijn. Deze uit Matths spreken over een gezamelijk
oordeel van Joden en heidenen. 2 Pet.2:9 heeft het over n oordeelsdag voor
godvruchtigen en onrechtvaardigen. In 2 Pet.3:7 is het oordeel van
de onrechtvaardigen, hier goddelozen genoemd, op het moment van de
herschepping van de nieuwe hemel en aarde. 1 Joh.4:17 heeft het over de
vrijmoedigheid van elke gelovige op de dag van het oordeel. U moet u dat
eens laten uitleggen vanuit de visie van de bedelingen. Pas op en vergeet het
niet: hier staat duidelijk dat er n oordeelsdag is.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 614
zodat er geen mens meer in is, en het bouwland verwoest is tot een
wildernis
en de HERE de mensen ver verwijderd heeft en het verlaten gebied
in het land groot is (Jes.6:11,12).
Als we deze verzen van Jesaja lezen (waarin we bepaald worden bij het tijdstip
van Gods verborgenheid), begrijpen we waarom de wederoprichting aller
dingen nodig is (wij onderlijnen).
Dit gedeelte spreekt over herstel. Maar opgepast voor wensdromen. Gaan
we te rade bij de leerlingen van de leer van de bedelingen dan is dat voor hen
duidelijk: Isral, volk en koninkrijk zal hersteld worden, er komt zelfs een
nieuwe tempel (Scofield blz.1153). Al die dingen worden in dit gedeelte echter
niet vernoemd. Dit herstel zegt Petrus heeft te maken met de profeet
waarover Mozes heeft geprofeteerd. Wie niet naar die profeet zal luisteren, zal
de strengste straf moeten ondervinden die God reserveert voor zijn
opstandige kinderen; uitgeroeid worden, uitgesloten zijn, zonder verdere hoop.
Centraal moet dus staan wat Jezus heeft gepredikt. En wat de profeten gezegd
hebben moet daaraan ondergeschikt zijn. Verwijzen we nogmaals naar onze
stellingen in verband met de uitleg van voorspellingen; die kunnen letterlijk
vervuld worden. Maar ook indien ze niet letterlijk vervuld worden is Gods
woord nog steeds dat unieke woord.
herstel, de context laat ons meestal weten waar de nadruk op ligt. En zo ook
Hand.3:19 waar we dan apokatastasis vinden, slechts nmaal in gebruik
in het NT. Waar ligt de nadruk in dit gedeelte, op het letterlijke of het
geestelijke herstel? Duidelijk het laatste want dat volgt uit het vers 22. Er
staat dat de wederoprichting komt nadat Christus is opgenomen, en dan volgt
een verwijzing naar Deut.18:15-19, de tekst over de profeet zoals Mozes naar
wie moet geluisterd worden. Dat wordt ingeleid door de woorden Mozes
toch heeft gezegd (...), zodat het toch wijst naar het verband van vers
21 en 22. Wat wil dat zeggen? Gezien men in de Messias moet geloven
vrdat Jezus werkelijk de tweede maal zal terugkeren om dingen te
herstellen, is door/in geloof dat herstel reeds op geestelijke wijze begonnen.
En dezelfde opmerking mag gemaakt worden voor vers 24. Deze dagen
die aangekondigd zijn wijzen op de tijd van Petrus en niet naar de toekomst.
Dus is het geestelijk herstel vanaf Pinksteren begonnen. En ook de
wederoprichting van alle dingen, want herstellen houdt dan reeds in. Hierover
nog iets meer.
geschied is, blijft geldig tot Zijn Wederkomst volgens Gods nieuwe versie.
Tot de Mormonen en Brits-Isral zeggen we dit; de 12 stammen zijn in de
dagen van Paulus niet verloren, ze aanbidden God in die tijd, in de tempel!
Dus zetten we Handelingen 3:19-26 eens neer, met ons commentaar in rode
letters:
19 Komt dan tot berouw en bekering (een geestelijke zaak), opdat uw
zonden uitgedelgd worden, opdat (dus met de bekering die geestelijk is)
er tijden van verademing (geestelijk aspect is dan al begonnen) mogen
komen van het aangezicht des Heren,
20 en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende
(tot iedere bekeerling);
21 Hem moest de hemel opnemen (van de Hemelvaart tot de dag van
Pinksteren) tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan
God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van
oudsher.
22 Mozes toch (dat toch wijst erop dat wat de profeten voorspelden nu in
vervulling gaat) heeft gezegd: De Here God zal u een profeet doen
opstaan uit uw broeders, gelijk mij: naar hem zult gij (dat was al in de
dagen tijdens Zijn prediking en nu nog uitdrukkelijker) horen in alles wat hij
tot u spreken zal;
23 en het zal geschieden, dat alle ziel, die naar deze profeet niet
hoort, uit het volk zal worden uitgeroeid (die keuze maakt men in deze
tijd, niet in een toekomstig millennium).
24 En al de profeten, van Samul af en vervolgens, zovelen er hebben
gesproken, hebben ook deze dagen aangekondigd (de dagen sinds de
Heilige Geest kwam is de bevestiging van de rol van Jezus).
25 Gij zijt de zonen van de profeten en van het verbond, dat God met
uw vaderen gemaakt heeft, toen Hij tot Abraham zeide: En in uw
nageslacht zullen alle stammen der aarde gezegend worden (begon
met Cornelius). 26 God heeft in de eerste plaats voor u (heidenen komen
later in de nabije toekomst) zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u
gezonden, om u te zegenen (nu en niet in een verre toekomst), door een
ieder uwer af te brengen van zijn boosheden.
Dus zit Jezus op Zijn troon en regeert van daaruit (Heb.8:1,2 / 10:11-14),
over vriend en vijand. Elke gelovige kan die sabbatsvrede nu reeds erven
(Heb.4:1-7). De Messiaanse vrede van Jes.11 is vervuld aan de gemeente zegt
Paulus in Rom.15:8-12. God is gewoon verder gegaan met een programma
van redding van mensen uit alle stammen en talen. Zie o.a. Ps.9:9 / 96:9,10 /
98:9. Petrus zegt daarom ook wanneer hij verwezen heeft naar de belofte aan
Abraham: God heeft in de eerste plaats voor u zijn Knecht doen
opstaan en Hem tot u gezonden, om u te zegenen, door een ieder
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 618
In het licht van het bovenstaande moet het duidelijk zijn dat opmerkingen
als deze van Walvoord (blz.119) over Hand.1:6-8 verkeerd moeten zijn. Hij
tracht aan te tonen dat de apostelen vragen naar de komst van het Rijk, maar
dat de Heer ze niet een echt antwoord geeft. En gezien de Heer hen niet
terechtwijst moet Jezus ook geloven dat het Rijk niet onmiddellijk hersteld zal
worden maar slechts in een verre toekomst. Zo redeneert Walvoord. Christus
zegt in dit verband echter bovenal dat ze moeten wachten in Jeruzalem om de
bovenaardse kracht te ontvangen om alles te kennen waar ze nu geen enkele
notie van kunnen aanvaarden of begrijpen. We kunnen de Heer toch niet
verplichten alle verkeerd inzicht dat er toen nog leefde onder de discipelen in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 619
verband met Gods Rijk gewoon maar te ontzenuwen tot op het bot. Denk
vooral aan het volgende: we zien regelmatig de opmerking verschijnen in de
verslagen van de vier evangelisten dat ze een of ander slechts begrepen dan
toen de Heer was opgestaan. Ook dit punt van het Koninkrijk Gods begrepen
ze in geestelijk zin, zoals het hoort, nadat ze de Heilige Geest ontvingen.
*********
We gaan aan de hand van Dan.2:44, en wat we zien als de vervulling ervan
in het NT, de vijf specifieke onderdelen naast elkaar zetten. We gebruiken de
Statenvertaling voor Dan.2:44 maar de N.B.G. voor de andere aanhalingen. De
onderstreepte gedeelten zijn van onszelf.
Rom.2:29: ... maar hj is een Jood, die het in het verborgen is, en de
(ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de
letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.
Rom.6:6-8: dit weten wij immers, dat onze oude mens
medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou
ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn;
want wie gestorven is, is rechtens vrij van zonde. Indien wij dan met
Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen
leven, (...).
Phil.3:3: Want wij zijn de besnijdenis, die door de Geest Gods Hem
dienen, die in Christus Jezus roemen en niet op vlees vertrouwen.
Dan.2:35: ..toen werden tegelijkertijd het ijzer, het leem, het koper,
het zilver en het goud verbrijzeld, en zij werden gelijk kaf op een
dorsvloer in de zomer, en de wind voerde ze mee, zodat er geen
spoor meer van te vinden was; maar de steen die het beeld getroffen
had, werd tot een grote berg, die de gehele aarde vulde.
Mat.13:31,32: Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zeide: Het
Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand
nam en in zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden,
maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het
wordt een boom, zodat de vogelen des hemels in zijn takken kunnen
nestelen (Vergelijk Hand.3:25 en Gen.22:18).
Titus 2:14: die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken
van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk,
volijverig in goede werken.
1 Pet.2:9: Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk
priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om
de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis
geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: (...).
Opb.5:9,10: En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig
de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht
en Gij hebt (hen) voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en
taal en volk en natie; en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een
koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de
aarde.
gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning
heersen tot in alle eeuwigheden. God doet wat Hij gesproken heeft
Rom.9:28.
2) We lezen bij Scofield in de voetnota van Opb.20:5: We here learn for the
first time what interval of time seperates these resurrections (blz.1350). In
The New Scofield Reference Bible staat bij dat vers: here for the first time
the precise interval between the two resurrections is revealed as a period of
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 623
5) We citeren Th. Niemeijer, Het Zoeklicht, 24 juli 1999, blz.19 voor wie de
eerste opstanding verloopt over een periode van mr dan 1000 jaren. De
eerste opstanding verloopt in drie fasen (1 Corinthirs 15:23): Ieder in zijn
eigen rangorde: Christus als Eersteling. De ontslapen gelovigen bij de
opname van de gemeente. De martelaren uit de grote verdrukking
(Openbaring 20:4). Deze martelaren komen tijdens de grote verdrukking tot
geloof maar zullen door de terreur van de antichrist hun leven daarvoor
kwijtraken. Aan het begin van het duizendjarige vrederijk zal deze groep als
laatste opstaan, waarmee de slotfase van de eerste opstanding voleindigd is.
De doden die in hun graven achterblijven zullen pas na het duizendjarige
vrederijk opstaan, maar dan wel in de opstanding ten oordeel. Deze doden, de
groten en de kleinen zien we in Openbaring 20:11-15 voor de grote witte
troon van Christus verschijnen, alwaar ze op grond van het ontbreken van hun
naam in het boek des levens en dat wat in de andere boeken geschreven
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 624
Specifiek over punt 6 zegt hij dit: Volgens Dan.12:1 komt deze opstanding
bij het einde van de tijd der verdrukking uit Dan.11:36-45 (...) De opstanding
staat in verband met het vers dat volgt. Hoewel de chronologische volgorde
van dit gedeelte in betrekking tot de verdrukking niet is aangegeven in de
Schrift, is het waarschijnlijk dat dit volgt op de opstanding van de doden uit de
tijd van verdrukking en is deze van de Oudtestamentische gelovigen dus de
zesde opstanding en de laatste van de gelovigen.
7. De opstanding van de heiligen uit het 1000-jarige rijk, die tijdens deze
gestorven zijn (Jes.65:20) en op de door God geschapen nieuwe aarde over
zullen gaan (Opb.21:22-27).
Volgens mij wordt de eerste opstanding, die in zeven verschillende indelingen
uitgevoerd wordt, reeds in het Oude Testament profetisch afgetekend:
- In de geschiedenis van de Syrische generaal Naman, die melaats was. Een
beeld van de zonde en van de dood. Door een jonge, Isralische dienstmaagd
hoorde Naman, dat hij bij de profeet in Samaria genezing kon vinden. Zo
ging hij met een aanbeveling van de Syrische koning naar Isral en legde dit
voor aan de koning van Isral. Toen deze de brief gelezen had, riep hij
vertwijfeld uit: Ben ik God, om te kunnen doden en levend maken, dat
deze man een boodschap tot mij zendt om een man van zijn
melaatsheid te verlossen? (2 Kon.5:7). Vanuit het koninklijke paleis reed
Naman vervolgens met zijn gevolg naar de profeet Elisa, die hem door zijn
dienaar de boodschap over liet brengen, zich zeven keer in de Jordaan te
baden resp. onder te dompelen (v.10), wat hij dan tenslotte ook deed en
volledig genezen uit het water van de Jordaan opklom (v.14). Dat is een mooi
beeld voor de zevenvoudige opstanding uit de doden. (Dus meerdere
opstandingen.)
Als tweede punt is het duidelijk dat de Schrift spreekt van twee soorten
opstandingen: n voor rechtvaardigen, n voor onrechtvaardigen.
De teksten die dat ondersteunen zijn (wij onderlijnen):
Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken,
dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig
afgrijzen Dan.12:2.
Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de
graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het
goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade
bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel Joh.5:28,29.
Terwijl ik van God hoop, gelijk ook dezen zelf het verwachten, dat
er een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen zal zijn
Hand.24:15.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 627
Het uiteindelijk lot van de mens is: opstaan uit de dood. Maar niet om
iedereen op een zelfde basis vrij te spreken. Er is gn algemene amnestie.
Wie vr zijn dood als rechtvaardige was in Gods ogen is dat ook nog in de
opstanding. En hetzelfde voor de onrechtvaardigen. Dat was ook de manier
waarop leerlingen van Jezus de opstanding zagen. Bij de opwekking van
Lazarus zegt n van zijn zusters tot de Heer; Marta zeide tot Hem: Ik
weet dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongste dag
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 629
(Joh.11:24). Christus maakt geen correctie bij haar opmerking, ze heeft dus
juist geantwoord. Maar dan is het besluit dat er slechts n jongste dag is en
n opstanding voor allen (Joh.6:40). Toch kan men van twee soorten
mensen in de opstanding spreken. Er is vanuit het NT slechts plaats voor n
oordeel, wanneer de Heer met zijn engelen terugkeert om ieder te vergelden
naar zijn daden. We lezen in Mat.16:27: Want de Zoon des mensen zal
komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij
een ieder vergelden naar zijn daden. Drie vragen die men kan stellen
aan de hand van deze tekst over de dag van het oordeel zijn hier op een rij
gezet:
1) Wie: een ieder = levenden en doden, goed en slecht
2) Wanneer: en dan = bij die ene komst,
3) Waarover: naar zijn daden = de goede en slechte.
Er is dan ook geen plaats om daar ergens een tussentijd van 1000 jaar nog
tussen te voegen.
Die twee soorten opgestane mensen zijn niet gescheiden door dagen,
maanden of jaren zoals men ons wil leren in bepaalde kringen (contra
bijvoorbeeld Bultema blz.122,123). De teksten noemen een onderscheid
omdat ze vooruitzien op wat er bij de komst van de Heer zal gebeuren: een
scheiding tussen gelovigen en ongelovigen, rechtvaardigen en
onrechtvaardigen. En zoals we het al enkele malen gezegd hebben dat ligt bij
ieders dood al vast. Zie o.a. Joh.3:16-18 en 34-36. Wie niet zal geloven vr
zijn dood is in principe reeds geoordeeld en vroordeeld. Dat zal onmiddellijk
bij de opstanding al blijken. Want de gelovigen worden dn al in
onsterfelijkheid, onverderfelijkheid en onvergankelijkheid
opgewekt. Dat is niet het geval voor de ongelovigen. Daarom de
uitdrukkingen: opstanding ten leven en opstanding ten oordeel.
Deze eenvoudige woorden zijn door voorstanders van de duizendjarige
letterlijke regering zodanig uitgelegd dat ertussen de eerste en de tweede
opstanding 1000 jaren verlopen. Dat is een Scriftinleg en niet een schriftuitleg.
DE OPSTANDING
Eerste opstanding
vr het 1000-jarig vrederijk
Mark. 9: 9; ]
Luk. 20:35; ] hier genoemd de opstanding uit de doden;
1 Kor.15:20,23 ] alleen de in Jezus ontslapenen hebben
en Fil. 3:11 ] hieraan deel
Luk. 14: 14 en
Hand. 24: 15 het is de opstanding der rechtvaardigen
Joh. 5: 29 de opstanding des levens
1 Thess.4: 16 de gelovigen zullen eerst opstaan
Openb. 20: 4 eerste opstanding
Tweede opstanding
na het 1000-jarig vrederijk
Wanneer H. Moll en Jb. Klein Haneveld het aan het rechte eind hebben is het
schema van de opstandingen op zijn minst 3-delig:
1) Christus met Pasen.
2) Gelovigen bij de Wederkomst van Christus.
a) enkelen bij een onzichtbare Wederkomst, zeven jaar vroeger dan b)
hieronder.
b) nog andere gelovigen aan het begin van de duizendjarige regering en
een zichtbare
komst van de Heer, ineens of in meerdere malen afhankelijk van de
schrijvers die
men nagaat. Zie o.a. het begin van deze bespreking.
3) Ongelovigen na een duizendjarige regering.
Getuigen gaan nog verder in het uitleg van wie een opstanding krijgt in de
duizendjarige regering. Ze beweren dat Handelingen 24:15 slechts spreekt
over deze die in het millennium zullen opstaan. De rechtvaardigen zijn
alle getrouwen uit de oudheid (vb. Abel, Enoch, Noach, Abraham enz.) en
ook de duizenden godvrezende personen die in recentere tijden zijn
gestorven en die geen hemelse hoop hadden.
Daar heeft de Bijbel n antwoord op: wanneer het gaat over de opstanding
is het duidelijk dat die in nmaal plaats vindt, niet over een periode van
jaren. Alle andere theologische constructies zijn niet te bewijzen aan de hand
van de Schrift.
van de opstanding van den Doper en van Lazarus gesproken, dan wordt
telkens ek gebruikt, om aan te duiden, dat er vele dooden achterbleven.
Slechts in twee gevallen wordt ek weggelaten, als b.v. in
Matt.22:23,28;Joh.11:24;Hand. 23:8. In zulk een geval wijst de schrift alleen
maar op het toekomstig feit der opstanding, zonder meer. Dan is het volstrekt
de bedoeling niet, om op het bizondere in verband met de opstanding te
wijzen, en dient men de eerste opstanding eenvoudig als het species onder
het genusbegrip te denken. Olshausen merkt hierbij terecht op, dat de
profeten op dezelfde wijze de eerste komst van de Messias onder Diens
tweede komst begrepen hebben. Het meerdere omvat het mindere. Twee sluit
een niet uit, maar in.
doden. Want op welke wijze kunnen ze anders een opstanding krijgen? Zij
zijn het overschot dat automatisch overblijft en opstaat uit de doden.
Daarna wordt de dood zelf vernietigd. Zie ook Bultema blz.156 waar hij het
opstaan uit de doden van Christus en de gelovigen gelijkvormig noemt
want ze staan op in een heerlijk lichaam. Ook deze combinatie is fout
gezien Lazarus niet met een heerlijk lichaam, namelijk een onsterfelijk
lichaam is opgestaan.
Toen de mensen hoorden van Jezus van Nazareth en van Zijn werken zeiden
sommigen: Johannes de Doper is opgewekt uit de doden en daarom
werken die krachten in Hem (Marc.6:14, wij onderlijnen, vergelijk
Luc.9:7). Het blijkt hieruit dat de gewone Jood toen al een gedachte had van
opstanding en wat kon gebeuren. God kan een enkelvoudig mens uit de doden
doen opstaan terwijl alle anderen dood bleven. Een gunst Gods! Dat leek de
man van de straat niet onmogelijk want ook zij hadden dat in de Schrift
gelezen. Dat profeten doden hadden opgewekt terwijl alle andere doden niet
werden opgewekt. Dat had Abraham reeds gevat toen hij op het punt stond
zijn erfgenaam en wettelijke zoon te offeren (Heb.11:18). De gedachte van de
algemene opstanding uit de doden van zowel gelovigen als zondaars was
niet onbekend in het Isral van die dagen.
Daar is Danil 12:2 een prachtig voorbeeld van. Bultema (blz.132) doet
verwoede pogingen om in deze tekst twee afzonderlijke opstandingen te zien
in tijd gescheiden. Hij zoekt dat bijvoorbeeld in Danil 9:26 waar volgens hem
de afsnijding van de Messias en de verwoesting van de tempel door 40 jaren
gescheiden zijn. Zo zou er ook in Dan.12:2 een tussentijd zijn tussen het
ontwaken van de goeden en de bozen. Maar wanneer we iets dat duidelijk
blijkt uit de geschiedenislessen (maar slechts betrekking heeft op n
gebeurtenis) nemen als grond en basis om andere voorspellingen te verklaren
dan kunnen we alle kanten op. En het gaat in Dan.9:26 niet om het opschorten
van de profetie voor een bepaalde tijd, want dan klopt de profetie niet meer.
Het gaat dus niet om vergelijkbare eenheden. (Zie hoofdstuk 1.2.)
De verwijzing naar de oogst van de garf, door Jb. Klein Haneveld, heeft niets
met de opstanding te maken. Meer zelfs, de oogst die er geschied (ook van de
garf) zal in de werkelijkheid moeten inhouden dat het slechte van het goede
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 635
En nog een kort citaat uit De Wachttoren van 1 juli 1998, blz.17:
Paulus vervolgt: Christus is uit de de doden opgewekt. Wat meer
is, hij is de eersteling van hen die ontslapen zijn (1 Korinthirs
15:20). Wanneer de Isralieten Jehovah gehoorzaam de eerstelingen
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 636
van hun opbrengst gaven, zegende Jehovah hen met een grote oogst
(Exodus 22:29,30.23:19;Spreuken 3:9,10). Door Christus de
eersteling te noemen, impliceert Paulus dat er nog een verdere oogst
aan personen uit de dood tot hemels leven zou worden opgewekt.
Ook hier slaat de fantasie van Jehovahs Getuigen op hol. Niet het volk of de
priesters in Isral hebben Jezus als eersteling aan God gegeven of geofferd.
Integendeel! In het beeld is Christus de hogepriester en ook te zelfde tijd het
offer. In het boek aan de Hebreen staat dat in de duidelijkste bewoordingen
die in een taal gebruikt kunnen worden. Het beeld dat Paulus gebruikt heeft
dan gewoon de betekenis dat sommige vruchten eerder rijp zijn dan anderen.
Alle gelijkenissen met een offer moeten hier gemeden worden. Want het ene
soort offer sluit het andere uit indien we zoiets op letterlijke basis vergelijken
bij het offer van de Heer. En laten we ook niet doen zoals de Wachttoren doet,
het offer van de Messias vergelijken bij wat de gemeente (volgens hen de
144.000 uit Opb.7:1-8) als offer aan God brengt, hun leven of wat dan ook.
Dat vergelijk staat zover als het oosten van het westen staat en ze zullen
elkaar nooit ontmoeten.
Tot slot een argument dat steeds misbruikt is geworden in kringen van de
voorstanders van een duizendjarig rijk. En u had het wellicht aan het begin
van deze bespreking verwacht. Het betreft de uitleg van 1 Cor.15:23. We laten
daarbij Bultema aan het woord (blz.143-145): Een iegelijk in zijn orde.
Letterlijk zegt hij: een iegenlijk in zijn eigen legerafdeling, bende, cohort. De
term is ontleend aan de verschillende regimenten van soldaten. Hierin ligt op
zichzelf de idee van opvolging, tijdsopvolging, want de verschillende
legerafdelingen marcheeren immers niet naast maar achter elkander. Zo zegt
de Apostel hier, dat de opstanding geschiedt in drie verschillende troepen.
1. De eersteling Christus. Hier hebben we de eerste troepenafdeeling van de
opgewekten. Het beeld van eersteling is ontleend aan het leven onder de
schaduwen. Bij het rijpen van den oogst moest Isral de eerstelinggarven naar
den tempel brengen (...)
2. Daarna die van Christus zijn in Zijne toekomst.
a) Nadrukkelijk wordt hier de verbizondering gemaakt: die van Christus zijn.
Het eerste, dat Hij doen zal in Zijne toekomst, is het bijeenvergaderen van
Zijne juweelen, die alom verstrooid zijn, diep in de zeen en diep in de aarde.
b) Zijn volk vertegenwoordigt den vollen oogst, waarvan Hijzelf de eersteling
genaamd is. De ongelovige dooden zijn niet door den eersteling geheiligd. Dat
er geene anderen dan de Zijnen zullen verrijzen in Zijne toekomst, lag reeds
opgesloten in het pas gebruikte beeld, doch het wordt ons ten overvloede en
tot volle verduidelijking nog nadrukkelijk gezegd.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 637
3. Daarna zal het einde zijn. - Hier wordt gedoeld op de derde legerafdeeling.
Dat hier niet breder of duidelijker van gesproken wordt, vindt misschien
daarin zijn oorzaak, dat in deze troep niets dan de goddelozen gevonden
worden en de Schrift, hoewel ze de opstanding der goddelozen leert, spreekt
hiervan nimmer in eenige lengte. Ze wordt steeds veelmeer verondersteld
dan nadrukkelijk geleerd.
Zij die dit vers verklaren van de algemene opstanding vertalen hier alsof er
stond: Dan (d.i. bij Christus wederkomst) zal het einde zijn. Doch een ieder
die een weinig grieks kent, weet zeer wel, dat eita zo niet vertaald mag
worden. Het ontga de aandacht niet dat het eerste daarna reeds een tijdperk
van bijna tweeduizend jaren insluit. En wie geeft ons dan het recht, om dit
daarna, uitgesproken in hetzelfde verband, te vertalen door dan? Het woordje
wijst op een korter of langer tijdsverloop (...) Het mag dus ook niet vertaald
worden: onmiddellijk daarop, terstond of oogenblikkelijk daarna. Ter
aanduiding van deze gedachte worden de woorden exautees en euthepos
gebuikt (wat de schrijver in schuine letters schrijft hebben we onderstreept,
tweemaal hebben we daarna vet gedrukt).
Bultema tracht ons verder nog iets te bewijzen aan de hand van de
combinatie epeita-eita (vervolgens-dan). Maar wat hij tracht te bewijzen
staat er niet. Hij zegt: het mag dus ook niet vertaald worden: onmiddellijk
daarop, terstond of oogenblikkelijk daarna. We geven daarom in de tabel van
het gebruik van deze woorden aan, hoe de context aangeeft waarover het
gaat. Men mag niet een vooropgezet idee nemen als basis van de te geven
uitleg. Beide begrippen kunnen een tijdstip aangeven dat zowel enkele
seconden kan zijn, of maanden of jaren.
eita epeita
rijk, herstel van Isral, Jezus als zichtbare koning in Jeruzalem op de troon van
David, al dat staat hier niet maar wordt er regelmatig ingelezen. Dat is
verkeerd omgaan met de Bijbel.
Van twee belangrijke teksten waar een vergelijk gemaakt wordt tussen
Adam en Christus zegt men dat alle mensen een opstanding krijgen. Maar dit
is een verkeerde visie op deze Scriftuurplaatsen. Niet dat we het opstaan uit
de doden van de onrechtvaardigen niet zouden aannemen. We geloven dat
zeker, maar dan wel op basis van o.a. twee andere belangrijke teksten en dat
zijn; Joh.5:28,29 en Hand.24:15. En we citeren ze daarom ook nogmaals:
Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de
graven zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het
goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade
bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel Joh.5:28,29. En:
Terwijl ik van God hoop, gelijk ook dezen zelf het verwachten, dat er
een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen zal zijn
Hand.24:15.
Citeren we vooreerst H.C.G. Moule, The epistle to the Romans, Pickering &
Inglis, 7th edition, z.j., blz.151: We denken ook niet, wanneer we nadenken
over vers 18, dat omwille van de veroordeling over alle mensen in de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 641
Ook hier kunnen we twee kanten op met allen. Allen als alle
afstammelingen van Adam of allen slechts en alln de gelovigen in
Christus. En bij dit laatste zijn er nog twee visies, een groep die gn
onderscheid maakt tussen gelovigen vr of na Christus en dezen die dat
onderscheid wel maken. Maar op dit laatste gaan we niet in. Dat de
opstanding van de allen slechts over gelovigen spreekt hiervoor de
volgende citaten. Vooreerst uit F.W. Grosheide, Korte Verklaring der Heilige
Schrift, 1 Korinthe, Kok, 3de druk 1966, blz.188, 189. In de mens Adam
sterven allen, in de mens Christus worden allen levend gemaakt. Dat dit allen
niet absoluut moet genomen worden, ligt in de aard der zaak. Paulus spreekt
alleen van de gelovigen. Dat blijkt, wat de levendmaking betreft, duidelijk uit
vs. 23: die in Christus zijn. Men kan het ook z zeggen. De daad van Adam en
die van Christus heeft betekenis voor hen, die in hen zijn, gelijk er
uitdrukkelijk staat. Dit vers mag in geen geval gebruikt worden als
bewijsplaats voor de leer, dat alle mensen in Christus behouden worden.
Sterven staat in de tegenwoordige tijd. De apostel stelt het dus niet z voor,
dat, toen Adam stierf, allen stierven, maar hij denkt aan het voortdurend
sterven van Adams nakomelingen. Daarentegen staat levend gemaakt
worden in de toekomende tijd, Paulus denkt daarbij dus aan de opstanding,
die voor allen tegelijk vallen zal bij de wederkomst van Christus, zie vs. 23.
Die opstanding is, juist omdat de gestorvenen ook leven, wat wij noemen de
opstanding des vleses, zie vs. 44. Maar daarbij moet vooral op opstanding de
nadruk vallen, want de mens staat op, vs.23 (wij onderlijnen wat de schrijver
in schuinschrift heeft gezet).
Dat wil zeggen dat in de theologie van Paulus het begrip allen dus soms
een beperktheid kan inhouden! Daarom moeten we de opstanding van de
goddelozen niet trachten te bewijzen vanuit 1 Cor.15:20-28.
zeer degelijke brochure van J. Dijk, Hal Lindsey: profeet of fantast, Serie
verkenning en bezinning, Kok, 1979 staat er dit: Typerend voor de manier,
waarop Lindsey de profetie interpreteert, is de aanhef van zijn boek over de
Openbaring aan Johannes. Hij zegt daar: Het verslag, dat u in dit boek
gaat lezen is actueler dan de krant van morgen. En ik kan dit zo met
zekerheid zeggen, omdat de feiten en voorzeggingen, die hier
worden beschreven, genomen zijn uit de meest betrouwbare bron
over het wereldgebeuren van deze tijd - de bijbel. De eerste zin is een
vondst, vooral vanwege de typering: actueler dan de krant van morgen.
En door het woord verslag te gebruiken, omzeilt hij een eventueel verwijt
van onjuiste of oppervlakkige exegese, en plaatst zichzelf in de hoek van de
journalisten, die hij dan ook (vooral in zijn eerste boek) met een zekere
voorliefde citeert.
Erger is, dat hij niet alleen zijn eigen boek, maar k de Openbaring zelf
blijkbaar als een verslag beschouwt. Hij is ervan overtuigd, dat Johannes
de komende gebeurtenissen in chronologische volgorde beschrijft, een
volgorde, waarvan hij pas in hoofdstuk 17 en 18 afwijkt, om een terugblik
te kunnen slaan. Zo wordt voor hem de Openbaring aan Johannes een
soort blauwdruk voor de toekomst. Hoewel Lindsey zelf deze term niet
gebruikt, ligt ze opgesloten in tal van uitspraken, die hij erover doet, b.v. Als
u gelovig bent, kunt u in de hoofdstukken 4 en 5 van de Openbaring
precies lezen, wat u in de hemel zult ervaren. (Planeet, pag.142.) Van
dergelijke zekerheden wemelen Lindseys boeken. Woorden als
natuurlijk en vanzelfsprekend kom je telkens tegen, vooral wanneer
een nader exegetisch bewijs voor een uitgesproken bewering ontbreekt.
Iedere theoloog zal zich ervan bewust zijn, dat objectieve exegese altijd een
hachelijke onderneming is, omdat iedere exegeet k altijd een subjectief
mens blijft, die er steeds voor moet waken, om zijn eigen, persoonlijke
uitgangspunten en vooroordelen, in de bijbeltekst in te dragen, en ze als
absolute waarheden te verkondigen (blz.5,6). Deze opmerking is zeer
belangrijk gezien we ons nu gaan richten op de interpretatie van waar het op
aan komt in wat volgt. Want de interpretatie van de eerste verzen van
Openbaring hoofdstuk 4 bepalen voor een groot deel hoe het boek verder
moet uitgelegd worden.
van hen, ook niet Henoch, Mozes of Elia, is reeds ten hemel opgenomen
(Joh.3:13). Dit is de wil van YaHWeH. De belofte van God aan dezen was
trouwens: leven op aarde. Ze zullen prinsen zijn op de aarde (Ps.45:16 /
Heb.11:16). We komen op deze leer ook niet terug. We moeten, wel kiezen
tussen twee of drie. De tweede gedachte is ook verkeerd om mr dan n
reden en dat gaan we uit de doeken doen. Het is o.a. de visie van hen die in
de bedelingen geloven. A.M. Berkhoff zegt: Daar zitten de ouderlingen, de
Gemeente des Heeren in onverstootbare zielerust op hunne tronen, (De
Wederkomst van Christus, Kok, 1926, blz.154). Volgens deze schrijver zou dat
gedeelte van Opb.4 verwijzen naar: de gemeente rondom de troon. Maar
ook de Wachttoren heeft in De Openbaring blz.77 een lezing in dien aard.
Johannes de Heer zegt: het zijn vertegenwoordigers van de verloste
mensheid, 12 uit het oude verbond en 12 uit het nieuwe verbond (De
komende Koning, blz.31.). En hetzelfde staat in W. Pentecost, Things to
Come: A Study in Biblical Eschatology, 1959, Reprint Zondervan 1983,
blz.254,255. Voor allen een symbolisch getal, dus van de opgenomen
gemeente.
Hier zijn enkele teksten uit het Nieuw Testament waar het begrip
ouderlingen in gebruikt wordt en het is duidelijk dat die term zowel door de
Joden als de Christenen gebruikt werd. Deze teksten komen uit de
Statenvertaling. Dewelke gingen tot de overpriesters en de
ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking
vervloekt, niets te zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood
hebben. (Hand.23:14 = Joodse ouderlingen.)
En vijf dagen daarna kwam de hogepriester Ananias af met de
ouderlingen, en een zekeren voorspraak, genaamd Tertullus, dewelke
verschenen voor den stadhouder tegen Paulus. (Hand.24:1 = Joodse
ouderlingen.)
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 646
Het grote op te lossen probleem in dit gedeelte is dus dit: wie zijn de 24
ouderlingen? Ze worden 12 maal vernoemd in de Apocalyps en nergens
anders Opb.4:4,10 / 5:5,6,8,11,14 / 7:11,13 / 11:16 / 14:3 / 19:4. Veel
vergelijkende teksten hebben we dan ook niet.
Hierover eerst alle gegevens in een statistiek:
1) Vormen een cirkel rond Gods troon, 4:4a.
2) Zijn in totaal met 24, 4:4b.
3) Zitten op 24 tronen, 4:4c.
4) Dragen witte gewaden en gouden kronen, 4:4d.
5) Vallen neer en aanbidden God, 4:10.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 647
n ding is zeker: de Schrift zelf geeft niet aan dat de 24 ouderlingen het
symbool zijn van iets. Willen we dat toch doen, dan maken we daarin slechts
kans door de goede argumenten aan te voeren die dat bewijzen. Er moeten
dwingende redenen zijn om dat te doen. Want anders zou men de Schrift wel
eens geweld kunnen aan doen. Ze kunnen moeilijk een groep van uitsluitend
Joden voorstellen. Ze kunnen ook bezwaarlijk een groep voorstellen van 24
volkeren uit de heidenen. Want er waren volgens het verslag van Genesis toen
al 70 volkeren geteld (Genesis hoofdstuk 10). En ze kunnen ook moeilijk een
groep voorstellen die zou gekomen zijn uit de een of andere verdrukking,
vervolging of martelaarschap. Dat staat er allemaal niet. Dat wordt niet
aangegeven door wat we bovenaan over hen in kaart hebben gezet.
besturen in die dagen de kerk in Jeruzalem (want daar gaat het hier om)
samen met de apostelen. Indien we er nog verder op ingaan zijn de oudsten
plaatselijke bestuurders, van een plaatselijke gemeente. Ze stellen de
ALGEHELE KERK NIET VOOR, er is geen enkele tekst die dat leert. Het belang
van deze vergadering was dat de apostelen er waren en Paulus die het
probleem had aangekaart; heidense gelovigen hebben rechten en gn
Mozasche plichten.
De andere tekst is Handelingen 20:28 waar dit staat: Ziet dan toe op
uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot
opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij
Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft. Hier is het
duidelijk; de plaatselijke opzieners zijn de alln verantwoordelijken voor DIE
GEMEENTE en vertegenwoordigen geen enkele andere. Oudsten zijn nergens
in de Schrift de voorstelling van HET BESTUUR VAN DE GEMEENTE ALS N
GEHEEL. Wanneer het dan echt zou gaan om het bestuur van de kerk dat in
Openbaring beschreven is in de 24, waarom is niet alles met name genoemd
bijvoorbeeld; kijk mensen, dit = dat, dit zijn de twaalf patriarchen en dat zijn
de twaalf apostelen, de stamvaders van Isral en de kerk van Christus. Dat
staat er niet, maar waarom ze er dan langs een omweg invoeren.
(5:11,14 / 7:11 / 11:16 / 14:3 / 19:4). Ze brengen de gebeden der heiligen tot
God (5:6-8). En van hen geeft een aanmoediging aan Johannes (5:5). En is
ook een verklaarder van visioenen (7:13). Ze werpen hun kronen voor de
troon en loven God en het Lam (4:10). Aan het symboliseren van de 24
ouderlingen hebben we geen behoefte, deze 24 zijn wat ze zijn.
wie zouden de andere twaalven zijn? Een twaalftal bekende bekeerde figuren
uit de heidenen?
We maken deze drie opmerkingen met het oog op de New Scofieldbijbel die
pers in deze groep van 24 oudsten, de juist tevoren opgenomen
gemeente wil zien (zie blz.1356). Maar wanneer men zegt dat de
gemeente niet meer aanwezig is op aarde, n Opb.4:1, dan is n en ander
ons toch niet duidelijk. Er zijn bepaalde termen waarmee de gemeente van
Christus beschreven wordt in het NT. Het zijn diezelfde termen die we ook na
Opb.4:1 nog in het boek Apocalyps vinden. Zie de lijst hieronder. En de
teksten met betrekking tot de gemeente van Christus, die bij elk onderdeel
staan, komen uit het NT.
1) elke stam en taal en natie Opb.5:9 = Abraham is de geestelijke vader van
alle gelovigen in
elke natie vergelijk Rom.4:11,16-18 en Gen.17:1-6.
2) een koninkrijk van priesters Opb.5:10 = 1 Pet.1:18,19 / 1 Pet.2:9,10.
3) martelaren Opb.6:9 = Mat.10:22,23 / Joh.15:20 / Hand.4:1-3.
4) menigte Opb.7:9 / 19:5,6 = Hand.11:17,18 / 13:47-49.
5) slaven Opb.1:18/ 19:2,5 = 1 Cor.7:22,23 / 1 Pet.1:18,19.
6) broeders Opb.12:10 = 1 Cor.12:12,13 / Gal.3:28 / Col.3:11.
7) overschot (rest) 12:17 = Rom.9:24-27 / 11:5.
8) heiligen Opb.13:7,10 / 14:12 / 18:20,24 = Hand.9:13 / Rom.1:7 /
Rom.12:13 / 2 Cor.1:1.
9) bruid Opb.19:7 = Joh.3:28,29 / Eph.1:22,23 en 5:22,23 / 1 Cor.6:17.
De Messiasbelijdende Jood A. Fruchtenbaum zegt in zijn boek The Footsteps of
the Messiah, blz.113 zeer terecht dat de uitnodiging in Opb.4:1 slechts op de
apostel slaat en we hier gn rapture (opname) van de gemeente moeten
in zoeken. Maar, er zijn waarschijnlijk gn 1% van alle dispensationalisten die
dat geloven. En ook dezen geloven niet dat de 24 = de gemeente: E. W.
Bullinger, Commentary on Revelation, Kregel Publications, 1984, blz.217-220
en Thomas R.L., Revelation 1-7: An Exegetical Commentary (Wycliffe
Exegetical Commentary), Moody Press, 1992, blz.344-348. En toch een
dispensationalistisch uitgever.
haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt (hen) voor
God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; en
Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot
priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.
Dit leert ons dat Johannes door deze werkwoordvorm aangeeft dat er in de
hemel een permanente zang is, er is een zonder-ophouden-lofprijzing over
God te horen. Indien Jesaja de 24 ouderlingen gezien heeft maar niet
beschreven dan zullen ze vanuit deze teksten God ook toen geprezen
hebben en in alle toonaarden bezongen. Johannes heeft dat zo gezien en
genterpreteerd. En de Heilige Geest die hem begeleidde in het neerpennen
van die zaken heeft het goed geacht. Ware het niet zo dan zou er wat anders
beschreven staan. Dat leert ons wat; dat waarschijnlijk de 4 serafs (de 4
dieren van Openbaring?) en met zekerheid de 24 ouderlingen in de hemel een
dienst verrichten als de priesters in het Oud Testament hebben gedaan. En
toen het de boekrol nam, wierpen de vier dieren en de vierentwintig
oudsten zich voor het Lam neder, hebbende elk een citer en gouden
schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen lezen we in
Opb.5:8. De 24 oudsten doen wat een andere engel in de Openbaring doet
volgens Openbaring 8:3,4 (wij onderlijnen): En er kwam een andere
engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan, en
hem werd veel reukwerk geschonken om het te geven, met de
gebeden van alle heiligen, op het gouden altaar voor de troon. En de
rook van het reukwerk, mt de gebeden der heiligen, steeg uit de
hand van de engel voor Gods aangezicht op. Het ligt dus vanuit deze
tekst voor de hand dat de 24 ouderlingen ook engelen zijn.
Ook nog verder in het boek Openbaring zien we dat de 24 oudsten de zaken
behartigen van de verlosten. De 24 oudsten zingen van verlossing, van alle
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 655
heiligen die hun loon ontvangen maar ze rekenen zich daar zelf niet bij. Ze
bezingen zichzelf niet. Dit is zeer duidelijk in Openbaring 11:15-18 dat in de
NBG de titel heeft: De zevende bazuin De lofzang der oudsten. Er
staat: En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken
in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen
aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot
in alle eeuwigheden. En de vierentwintig oudsten, die voor God op
hun tronen gezeten waren, wierpen zich op hun aangezicht en
aanbaden God, zeggende: Wij danken U, Here God, Almachtige, die is
en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het
koningschap hebt aanvaard; en de volkeren waren toornig geworden,
maar uw toorn is gekomen EN de tijd voor de doden om geoordeeld te
worden EN om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan
de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de
groten en om te verderven wie de aarde verderven (wij onderlijnen).
Let er op: vier zaken die tezelfdertijd geschieden!
1) toorn,
2) oordeel,
3) heiligen die hun loon ontvangen en
4) het veroordelen van de goddeloze
dat alles in n vloeiende beweging van God zonder hier en daar een
tijdsperiode tussenin.
Er is nog iets waar we wat willen over zeggen. Het is duidelijk dat de dienst
van de tabernakel gedaan is vanuit dat wat Mozes gezien heeft in een hemels
visioen. Exodus 25:8,9 (SV) zegt: En zij zullen Mij een heiligdom maken,
dat Ik in het midden van hen wone naar al wat Ik u tot een voorbeeld
dezes tabernakels, en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap
wijzen zal, even alzo zult gijlieden dat maken. Exodus 25:40 (NBG)
zegt: Zie nu toe, dat gij alles maakt naar het model dat u daarvan op
de berg getoond is. Later zien we datzelfde beschreven in Hebreen 8:5
(SV): Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen
dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij
den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles
maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is. Het aardse
tabernakel is dus zowel volgens het OT als het NT een kopie van hemelse
aangelegenheden. Gaat het hier om uiterlijke zaken: een wierookvat, een bad
om dieren te reinigen enz. Waarschijnlijk niet, maar als het om het dienen in
de tabernakel gaat waarom zouden er geen engelen dienst verrichten in deze
hemelse tempel? Want toen was er nog geen n mens in de hemel om als
priester te fungeren. Ook het dienen van de priesters in Gods tempel was een
zaak van goddelijke ordening volgens 1 Kron.24:19 (SV): Het ambt van
dezen in hun dienst was te gaan in het huis des HEEREN, naar hun
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 656
ordening door de hand van Aaron, huns vaders; gelijk als hem de
HEERE, de God Israels, geboden had. Ook Numeri 16:5 (SV) zegt er wat
over: En hij sprak tot Korach, en tot zijn ganse vergadering,
zeggende: Morgen vroeg dan zal de HEERE bekend maken, wie de
Zijne, en de heilige is, dien Hij tot Zich zal doen naderen; en wien Hij
verkoren zal hebben, dien zal Hij tot Zich doen naderen. De drie
criteria van priesterschap uit het OT zijn ook vervuld in wat de 24 oudsten
doen in de hemel;
1) Ze zijn door God uitverkoren om dat werk te doen.
2) Ze zijn heilig.
3) Ze verrichten dienst in de hemel met Gods goedkeuring.
Denk daar eens rustig over na!
Men zegt dat de term ouderling op de engelen niet toepasselijk is want alle
engelen zijn op hetzelfde moment geschapen. Er zijn dus gn oudsten onder
hen. De Bijbel zegt echter nergens dat de engelen allen op n ogenblik het
levenslicht gezien hebben. Of het zo is of niet heeft toch geen belang. Stel je
voor, er zijn zoveel soorten engelen: serafijnen, cherubijnen, troonengelen
enz.
De vier dieren uit Openbaring hebben elk zes vleugels, dit vinden we
ook bij de Serafs in Jesaja 6:2.
God stelde Cherubs ten oosten van het Paradijs. Gen.3:24
Twee Cherubs van goud staan aan de einden van het verzoendeksel.
Exodus 25:18-20
Volgens Ezechil 28:14-16 was ook satan ns een Cherub (als dit op
hem slaat).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 657
Waarom zou God bij de schepping van de engelen dan geen engelenoudsten
geschapen hebben! Of ze later hebben aangesteld?
Al in het OT is geleerd dat YaHWeH in de hemel zit en omgeven is door een
raad van engelen. Vergelijk dit in:
Job 1:6 : Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de
HERE te stellen, en onder hen kwam ook de satan.
Job 2:1: Op zekere dag kwamen de zonen Gods om zich voor de HERE
te stellen, en onder hen kwam ook de satan om zich voor de HERE te
stellen.
Jes.24:23: Dan zal de blanke maan schaamrood worden, en de
gloeiende zon zal zich schamen, want de HERE der heerscharen zal
Koning zijn op de berg Sion en in Jeruzalem, en er zal heerlijkheid zijn
ten aanschouwen van zijn oudsten (hemels of aards naargelang iemands
uitleg).
Ps.89:8: God is zeer ontzagwekkend in de raad der heiligen, geducht
boven allen die rond- om Hem zijn.
En n tekst spreekt over ouderen onder die engelen, met de aantekening
wanneer die over hemelse ouderen spreekt. Een verwijzing naar de ouderen in
het Joodse volk is hier niet uitgesloten. Kijk er eens enkele commentaren op
na. En dit is die tekst, Jesaja:24:43: Dan zal de blanke maan schaamrood
worden, en de gloeiende zon zal zich schamen, want de HERE der
heerscharen zal Koning zijn op de berg Sion en in Jeruzalem, en er zal
heerlijkheid zijn ten aanschouwen van zijn oudsten.
Het is waar dat in het OT nooit gezegd wordt dat de engelen zitten rondom
Gods troon; ze worden steeds staande afgebeeld. Maar dit lijkt ons gn
handicap voor onze uitleg.
Het is tevens waar dat er geen melding gemaakt word van engelen als
ouderlingen, maar als dat een echt argument is moet men natuurlijk die
teksten uit Openbaring niet daartoe rekenen. Er zijn ter illustratie enkele titels
aan te halen die Jezus Christus heeft, maar slechts nmaal gebruikt worden
zodat men niet al te zeer zo iets unieks moet benadrukken. Kijk eens naar
deze vier voorbeelden, allen beginnend met de letter A; Adam (laatste) =
1 Cor.15:45, Afschijnsel van de heerlijkheid Gods = Heb.1:3, Amen =
Opb.3:14, Apostel onzer belijdenis = Heb.3:11. Maar er zijn er veel meer. Je
kunt hetzefde zeggen over uitdrukkingen. Eeuwig leven staat nmaal in
het OT (Dan.12:2), eeuwige redding staat nmaal in het OT (Jes.45:17)
en eeuwig verbond nmaal in het NT (Heb.13:20). Iets dat nmalig in
de Bijbel staat moeten we met evenveel zorg bekijken als dat het er tienmaal
staat. Waarom zou een engel dan niet de titel kunnen hebben van ouderling.
Wat wel mag onderstreept worden is, dat er nergens in de Schrift staat dat
de ouderlingen gn engelen KUNNEN zijn om deze of een andere reden. Er is
echter een aanwijzing om te zeggen dat ze het zijn, want het voorzetsel voor
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 658
oudere dat soms arche is in het Grieks, komt enkele malen voor met
betrekking tot engelen. Het woord aarts-engel bijvoorbeeld is Judas 1:9
NBG: Maar Michal, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in
twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk
oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u!). In het OT is
deze engel n van de voornaamste. Dan.10:13 NBG (wij onderlijnen) zegt
over hem: Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond
eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michal, een der
voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de
koningen der Perzen, de overhand behield;). De Statenvertaling
spreekt hier van: Michal, een van de eerste vorsten en eerste =
Griekse arche (wij onderlijnen). Die engel is een OUDSTE = iemand met
de functie van opziener, een premier zoals het Griekse arche ook vertaald
kan worden. Daarom moeten we ook nog dit opmerken. In 2 Kron.22:1 NBG:
Toen maakten de inwoners van Jeruzalem Achazja, zijn jongste zoon,
koning in zijn plaats, want een roverbende die met de Arabieren in de
legerplaats gekomen was, had al de ouderen gedood. Zo werd
Achazja, de zoon van Joram, de koning van Juda, koning (wij
onderlijnen). Oudsten is hier het Hebreeuws ri'shown en in de Griekse
Septuaginta presbyterous = oudsten = ouderlingen.
Nog een kleine nota over de kronen die de ouderlingen op hun hoofden
dragen. Men zegt in de kringen van de bedelingen (zie o.a. J.H. Alexander,
LApocalypse, verset par verse, La Maison de la bible, 1982) dat dit wijst op
overwinning en zodoende op verheerlijkte gelovigen. Men geeft dan de
volgende teksten in dat verband aan; 1 Cor.9:24-27 / 1 Pet.5:4 / 2 Thes.4:7,8 /
Jac.1:12. Dat zou het, in deze teksten, door het Griekse stephanos worden
aangegeven en dat in tegenstelling tot het andere Griekse woord diadema.
Dat verhaal klopt niet! Alsof mensen dat niet nagaan! Want ook diadema
staat in betrekking tot verheerlijkte gelovigen gebruikt in o.a.; Phil.4:1 / 1
Thes.2:19 / 2 Tim.4:8 / Jac.1:12 / 1 Pet.5:4. Wie heeft er allemaal een
stephanos op zijn hoofd in Openbaring: de ruiter op het witte paard, de
demonen-gelijkende-sprinkhanen, de vrouw die zal baren (Opb.6:2 / 9:7 /12:1)
en de 24 oudsten (Opb.4:4d). Vanuit zoiets, valt niets te bewijzen.
Dit is nog een argument dat men gebruikt tegen de identificatie oudsten =
engelen: de oudsten worden duidelijk onderscheiden van de engelen en de
vier dieren volgens Opb.5:11a en 7:11.
Deze ouderlingen worden duidelijk onderscheiden van mr dan deze twee:
1) (de) engelen, 5:11a / 7:11.
2) de vier dieren, 4:9,10.
3) de heiligen, 5:8.
4) zij die uit de grote verdrukking komen, 7:13.
5) de verlosten, 5:9,10.
6) die deel hebben aan de eerste opstanding, 11:16-18.
7) de eerstelingen, 14:15.
8) de vrouw van het lam, 19:4.
Engelen voeren/voerden in de Bijbel diverse taken uit: ze staan allemaal ten
dienste van God om Hem te dienen en zijn soms helpers van ons mensen.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 661
Tot slot de vraag: wanneer ontvangen de volgelingen van Jezus dan hun
loon als dat niet in Openbaring 4 geschiedt? De 24 oudsten zingen volgens
Opb.11:17,18: Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was,
dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt
aanvaard; en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is
gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om
het loon te geven aan uw knechten, profeten en aan de heiligen en
aan hen die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te
verderven wie de aarde verderven. De gemeente is in dit hoofdstuk, na
al de voorgaande gebeurtenissen en de verdrukkingen over de goddeloze, ook
dan nog niet in de hemel opgenomen. Dus ook niet in Openbaring
hoofdstukken 4 en 5. Want er is hier sprake van, zoveel tijd n Openbaring 4,
dat ze hun loon nog moeten ontvangen. In dit gedeelte is het nog een
toekomstige gebeurtenis. Over het loon aan de gemeente beloofd is ook
gesproken in Openbaring 22:12. Daar spreekt Jezus Zijn gemeente
aanmoedigend toe: Zie Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een
ieder te vergelden naardat zijn werk is.
Het ontvangen van dit loon voor de gelovigen gebeurt ook nog niet
onmiddellijk in de daarop volgende hoofdstukken, dus niet direct na
Opb.11:17,18. In Opb.14:13 vinden we de eerste tekst, die er op wijst, dat die
beloning op het punt staat in vervulling te gaan. En ik hoorde een stem
uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven,
van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want
hun werken volgen hen na. Daarbij staat in vers 14-16: En ik zag en
zie, een witte wolk, en op de wolk iemand gezeten als eens mensen
zoon met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 662
Hoe komt het dat die leer van de bedelingen over Openbaring 4 dan
ontstaan is. De wens is wellicht onbewust, de vader van de gedachte
geworden. De wens namelijk, dat de Heer spoedig zou komen. Dit verlangen is
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 663
natuurlijk niet on-Bijbels in zijn strikte zin. Maar men mag er niet al te
lichtvaardig een datum op plakken (zoals Jehovah Getuigen hebben gedaan)
of zwaaien met de zinssnede, de komst staat in onze generatie te gebeuren
(velen in de evangelische wereld). Hieruit komen ook nog andere verkeerde
uitleggingen voort. En ervan is deze: men gaat een verkeerde visie
ontwikkelen op het eeuwig onveranderbare evangelie. De verdedigers van de
opname vr de wraak van God zeggen dat na de opname der gemeente het
evangelie van het koninkrijk weer gepredikt zal worden. Dit zal gebeuren door
gelovige Joden. De vraag is dan echter: hoe zijn deze Joden gelovig geworden?
Want ook de Heilige Geest is van de aarde weggenomen toen de gemeente
werd opgenomen. Om er aan te ontsnappen heeft men de laatste tijd in die
kringen bedacht dat er enkelen van de gemeente niet zullen opgenomen
worden.
Dat staat niet in de teksten over de opname; niet in Mat:24:31 en ook niet
in 1 Thes.4:14-17. Allen die tot God behoren worden in een nmalige
operatie opgenomen. Tot zover onze aantekeningen dat de gemeente
niet kan zijn afgebeeld door de 24 ouderlingen. En vanuit de tekst in
Mat.24:31 is het duidelijk dat die dag er slechts komt NA DE VERDRUKKING.
Volgens de Latijnse Vulgata van Mat.24:29 en Marc.13:24 komt de
Wederkomst dan dus ook zondermeer: POST-TRIBULATIONEM. Wanneer
men er wel op uit is in de litteratuur een Latijns woord te gebruiken voor de
opname - rapture - moet het ook mogelijk zijn om een woord te gebruiken dat
in dezelfde context staat: POST-TRIBULATIONEM. Met andere woorden
omgezet in mooi Nederlands POST-TRIBULATIE. De Heer komt weer n
de verdrukking. Dan klopt het verhaal van dezen die de bedeling leren over
Openbaring 4 en 5 niet meer. Voor hen komt de grote verdrukking slechts
nadien. Het heeft geen zin om een onderscheid te maken, tussen de grote
verdrukking en de verdrukkingen van de gemeente (kerk) die aan deze
voorafgaat. Zie daarover ons commentaar bij Openbaring 7 (nog te
verschijnen). Hun uitleg over een zogenaamde 70ste week van Danil 9:24-27
verwerkt in hoofdstukken 6 tot 19 van Openbaring heeft dus geen
steekhoudend bewijs.
Paulus geeft enkele malen de dringende raad om zich niet maar te laten
bedriegen in zaken die met God te maken hebben. En dat is zeker waar met
betrekking tot deze tekst. Hij zegt te blijven bij (ww = werkwoord / adj =
adjectief of bijvoeglijk naamwoord):
1 Tim.1:10 (ww) de gezonde leer Tit.1:9 (ww) de gezonde leer
1 Tim.6:3 (ww) de gezonde woorden Tit.1:13 (ww) gezond in het
2 Tim.1:13 (ww) de gezonde woorden Tit.2:1 (ww) de gezonde leer
2 Tim.4:3 (ww) de gezonde leer Tit.2:2 (ww) gezond in het geloof
Tit.2:8 (adj) een gezonde prediking
Vers 13
Broeders, we willen niet dat gij onbekend blijft met betrekking tot
dezen die slapen, zodat gij niet zou treuren als de rest, dezen die
gn hoop hebben.
Paulus spreekt hier tot zijn medegelovigen, zijn broeders in het geloof. In de
strikte betekenis is een broeder iemand die volgens de woorden van de engel
uit Opb.22:9 diegene die de woorden van deze boekrol onderhouden.
Dat is het zuivere standpunt van God. In praktijk is het voor ons mensen
echter ietwat moeilijker. Want ofschoon God de zijnen werkelijk kent, is het
niet gemakkelijk om van ons standpunt uit een broeder te identificeren. Zo
zijn bijvoorbeeld allen op een vergadering broeders volgens Hand.1:16 /
Rom.1:13. Of nu al dezen in Handelingen of Romeinen aan de goddelijke
standaard voldaan hebben is een andere vraag. Daarin zijn er:
ouderlingen, dat zijn personen die in de wijsheid Gods ver gevorderd zijn.
Deze worden ook opzieners of episkopoi genoemd volgens
Hand.20:17,28 / Titus 1:5,7. Ook dienaren = diakonoi, een term die op
allen uit die broederschap in de kerk toepasselijk is volgens Joh.12:26 /
Eph.6:21 / Col.1:7 / 4:7. Maar ook op personen die in Schriftuurlijke term de
zwakken helpen (Rom.15:1,2 / Gal.6:2). En ook broeders (en zusters) zonder
een specifieke opdracht in de gemeente. En aan l dezen schrijft Paulus.
De apostel begint zijn uiteenzetting met de woorden: Wij willen niet dat
gij onwetend blijft een uitdrukking die hij in verscheidene brieven gebruikt
en speciaal dn wanneer hij grote nadruk op iets wil leggen. Zie voor deze
manier van spreken o.a. in Rom.1:13 / 11:25 / 1 Cor.10:1 / 2 Cor.1:8.
Paulus wil dat zijn geloofsgenoten kennis hebben betreffende dezen die
slapen. Bijna alle vertalingen spreken over het ontslapen maar dit
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 668
Dat ziet er op het eerste zicht voor sommigen misschien uit als dokterstaal.
We willen het daarom verduidelijken. Er bestaat eerst en vooral een bepaalde
theorie die gangbaar is en zegt dat de mens een onsterfelijke ziel bezit en dat
deze na zijn sterven overleeft in ofwel hemel, vagevuur of hel. Maar niets is
minder waar. Deze gedachte is namelijk gebaseerd op de eerste leugen die er
ooit is uitgesproken en dit door Satans medium, de slang uit de hof van Eden.
Indien men zich de moeite getroost om Gen.3:1-5 nauwkeurig te lezen dan
ziet men dat Eva degelijk wist dat Gods verbod op de boom niet iets
oppervlakkigs had. Want YaHWeH had gezegd dat, wie van de boom zou eten
de dood zou sterven. De slang echter, gemanipuleerd door Satan, verdraait
Gods woorden door te zeggen dat het eten van de boom zou betekenen dat ze
als God zelf zouden worden en voegt eraan toe: Gij zult volstrekt niet
sterven (vers 4). Dt is de eerste leugen.
Door allerhande argumenten wil de mens zich toch een onsterfelijke ziel
toebedelen. Maar wat is een ziel volgens Bijbelse terminologie? Dat antwoord
staat in Gen.2:7 waar een beschrijving gegeven is van de schepping van de
mens. Toen God de mens schiep nam Hij een stuk aarde blies daarin leven (of
geest) en zo werden die twee dingen tot een levende ziel zegt de Schrift.
Maar de Bijbel zegt zelfs nog verder dat ook dieren levende zielen zijn
(Gen.1:20,21,24). Mensen n dieren zijn levende zielen, maar hebben geen
onsterfelijkheid. Iets dat in hen woont en bewust overleeft na de dood.
Daarom zegt de Schrift dat wanneer de mens sterft hij teruggaat tot de aarde
en dat zijn gedachten ophouden te bestaan. (Ps.6:5 / 115:17 / 146:4). Maar er
is hoop voor de mens, want God beloofde na de zonde der eerste mensen Zijn
Zoon te sturen als losser = Hebreeuws goel (Gen.3:15). Christus bracht
dat offer om de mensheid te verlossen Joh.10:18 / Rom.5:12-18 / 1 Cor.6:20 / 2
Cor.5:18-21 / Eph.2:13 en is onze voorbidder (Rom.8:34).
Zonder nader in te gaan op details hierover in het kort dit. (Wie er meer wil
over weten zie onze Bijbelse aantekeningen over, leven, dood en
opstanding.) Er is niemand die bij zijn dood onmiddellijk zal genieten van de
waarde die dat offer van Jezus kan brengen: onsterfelijkheid. Ook zijn
discipelen zijn gestorven en doen dat ook nu nog. Maar dat offer is niet zonder
kracht, het effect ervan wacht nog om gedemonstreerd te worden bij de
opstanding uit de doden. Daar zullen we ook enkele dingen over zeggen bij dit
gedeelte uit 1 Thes.4:13-18.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 669
Om het onderscheid tussen het sterven van een gemeentelid nog scherper
te doen uitkomen, zegt Paulus dat er om dezen niet moet getreurd worden
want zij hebben een hoop terwijl de rest gn hoop heeft. Wat is nu die
hoop en wie is die rest? Want het n kan niet zonder het ander
begrepen worden. De rest waarover de apostel spreekt zijn de mensen uit
de wereld die niet tot Gods gemeente behoren. Hij gebruikt die uitdrukking
samen met twee andere (de anderen en de andere mensen)
regelmatig om mensen uit de wereld aan te duiden. Men zie hiervoor naar 1
Thes.5:6 / Rom.11:7 / 1 Cor.7:12 / 15:37 / 2 Cor.13:2 / Phil.1:13 / Eph.2:3. Het
zijn volgens hem mensen die gn hoop hebben. Klaarblijkelijk heeft hij dan
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 670
Wanneer er dan getreurd zou worden bij het sterven van iemand die ons
geliefd is zouden we hier dan het bewijs hebben dat dit onschriftuurlijk is? In
het geheel niet. Of zou men soms het voorbeeld van Christus vergeten die
weende om de dood van Lazarus? Of is Joh.11:33-35 dan geen deel van Gods
genspireerde woord? Wat Paulus wil zeggen is dat men niet hoeft te treuren
voor de doden, alsof alles voor hen verloren is. Alsof we ze nooit terugzien,
want dan zou men treuren als wereldse mensen. Het is dus niet het betreuren
van de doden dat hier afgekeurd is maar het waarom van deze handeling.
Vers 14
De Heer zei dat Hij zou sterven en opstaan uit de doden. Het was een
onderdeel van Zijn prediking ofschoon zijn discipelen niet altijd begrepen
waarover Hij sprak (Joh.2:19-22 / Mat.26:61 / Joh.10:11,15,17,18-21). Indien
Christus hierover niets had voorzegd zelfs dan zouden we nog het
overweldigende bewijs ervan bezitten door zijn discipelen. Want de prediking
over dood en opstanding van Jezus staat centraal in het NT. Daarover leze
men Rom.6:5 / 8:11 / 14:8 / 1 Cor.6:14 / 15:15 / 2 Cor.4:14 / 1 Pet.1:3-5, en
nog tientallen andere teksten.
Wanneer Paulus zegt indien we dat geloven, dan hoeft men dit niet
speciaal in negatieve zin te gaan beschouwen. Het moet eerder als een
neutrale opmerking gezien worden vooral door het feit dat deze leerstellingen
overbekend waren bij de christelijke gemeente. En dat die opstanding zelfs
nog meer betekenis heeft dan het sterven van Christus leert Paulus in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 671
Rom.8:34 door te zeggen: Christus is het die gestorven is, ja nog meer,
die ook opgewekt is. Het is daarom ook niet te verwonderen dat op
Pinksteren door Petrus speciaal de nadruk op die opstanding wordt gelegd
(Hand.2:24,31,32).
Laten we ook wat opmerken over het gebruik van het woord opstaan in
deze tekst, want veeleer spreekt Paulus liever over de opwekking van
Christus. Het Griekse werkwoord voor opstaan, is anistmi en het
zelfstandige naamwoord anastasis. Voorbeelden hiervan zijn Mat.17:9 /
20:19 / Joh.6:39,40,44,54 voor het werkwoord en Hand.1:22 / 2:31 / 4:33 /
Rom.1:4 voor het naamwoord. Het andere Griekse woord dat hieraan
synoniem is en als opwekken (opwekking) is vertaald is egeiroo (werk-
woord) en egersis (zelfstandig naamwoord). Voorbeelden van het
werkwoordgebruik vinden we in Mat.10:8 / 27:63,64 / Luc.20:37 / 24:6,34 /
Eph.1:20 / 5:14 enz. Slechts nmaal (in Mat.27:53) is egersis gebruikt. Of
men nu echter spreekt over het opwekken of opstaan uit de dood het
is eigenlijk hetzelfde. De Heer was dood maar Hij leeft opnieuw!
Nu wat betreft de vertaling zelf van dit vers. We vinden hier een zeer
moeilijke Griekse woordconstructie. We moeten dan eerst opmerken dat het
Grieks spreekt over ho theos en het best letterlijk vertaald is als de
God, met het lidwoord iets dat ontbreekt in alle vertalingen. Ook staat er
tou Iesou wat de nadruk legt op de persoon Jezus en dus als die Jezus
moet weergegeven worden. Het moeilijke van de vertaling is dat er staat dat
de God door die Jezus de ingeslapen met hem samenbrengt. Het probleem is
nu wie door hem bedoeld wordt? Is het God? Of is het Christus?
Het doet er eigenlijk niet veel toe want beide gedachten zijn Schriftuurlijk.
Zo wordt er verder in vers 17 geleerd dat de ontslapenen tot Christus komen
en altijd met hem zullen zijn. Maar verder leert ook 2 Cor.4:14 dat ze tot God
gebracht worden. Het is dus misschien best niet de nadruk te leggen op zowel
het een als het ander.
Vers 15
Want dit zeggen we u door het woord van de Heer, dat wij de
levenden die achterblijven tot de tegenwoordigheid van de Heer, de
ingeslapen in het geheel niet zullen vrgaan.
vanaf 1874 of 1914 zoals er zo velen leren, maar een nabij-zijn van de
werkelijke komst in macht en heerlijkheid.
Paulus leert dus duidelijk dat de slapenden tot-aan (en niet tot-in) de
tegenwoordigheid slapen en dat de levenden tot aan de tegenwoordigheid
achterblijven. Dit alleen weerlegt al de theorie dat er leden van de
Christusklasse levend achterblijven n Armageddon om de opgestane
mensheid te onderrichten. En toch leert de WT dit. Zowel de doden in Christus
als de levenden in Christus hebben geen enkel voordeel of nadeel met
betrekking tot de komst van de Heer. Wanneer zal men dat in die kringen eens
als Gods woord gaan geloven? We hebben dit ook trachten duidelijk te maken
in onze vertaling door dat Griekse ou me als in het geheel niet te
vertalen. Deze Griekse uitdrukking ou me is de sterkste Griekse
uitdrukking die er bestaat om te zeggen dat iets nooit of nimmer zal
gebeuren.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 674
Vers 16:
Want de Heer zelf zal met een oorlogsroep, met een aartsengelstem
en met een trompet van God nederdalen uit de hemel, en de doden in
Christus zullen eerst opstaan.
Doordat Paulus deze zin begint met want wil hij het verband leggen met
de voorafgaande gedachte. Het is het Griekse woordje hoti dat ook in vers
14 gebruikt is. Dit woord geeft de reden aan van iets of een verklaring van
voorgaande gedachte. Er is geen voordeel voor de levenden want eerst
zullen de doden opstaan. In het Grieks is het woord eerst = proton. Het is een
tijdsgedachte die hierin verscholen zit. Zo gezien is er tot aan de parousia
gn opstaan, maar bij de werkelijke tegenwoordigheid is de eerste
gebeurtenis het tot leven komen van de doden in eendracht met Christus.
Wanneer Christus dan komt is dit 1)met een oorlogsroep 2) een stem van
een aartsengel en 3) met een trompet van God. In al die uitdrukkingen
ontbreekt in het Grieks het lidwoord en hebben we ook alzo vertaald. Het
Griekse keleugsma hebben we vertaald als oorlogsroep. Hiervoor zijn
ook goede redenen ofschoon we niet willen beweren dat de vertalingen als
roep of bevelende roep verkeerd zijn. In de 19 eeuw heeft ook
Coneybeare als oorlogsroep vertaald. Dit woord heeft volgens Liddell-
Scott de betekenis van een woord van bevel tot oorlog. En Henry-Scott
schrijft dat dit woord gebruikt wordt om aan te geven dat een koning met een
leger een ander koninkrijk in bezit neemt. Dus de roep van een koning
(Num.23:21) zoals Christus werkelijk is. Deze roep is de stem van de Heer zelf
want alln Hij heeft macht over de dood en Hades (Opb.1:17,18) en alln
Zijn stem heeft de ingeslapene te horen om op te staan (Joh.5:28 / 11:43).
Bij zijn komst heeft de Heer ook een stem als van een aartsengel. De enige
persoon die een aartsengel in de Schrift genoemd wordt is Michal (Opb.12:7 /
Judas 9 / Dan.12:1). Maar Christus zelf is niet de aartsengel Michal. Hoe die
stem is en wat die stem zegt, laat ons daarover liever niet speculeren.
De Heer heeft bij zijn komst ook de bazuin van God dus niet zijn eigen
bazuin maar deze van God, de Vader. Hij is hier nog steeds Middelaar. Ten tijde
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 675
Vers 17:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 676
Het eerste wat onze aandacht verdiend is epeita wat we als daarna
vertaald hebben maar ook als dan of daarop kan weergegeven worden.
Dit woord geeft een tijdsbegrip aan, hoewel het niet mogelijk is om deze tijd
hier te bepalen. Een studie van epeita leert dat de zestien maal dat dit
woord gebruikt is, tijdsintervallen kan aangeven die gaan van enkele
seconden tot jaren. Zo zien we wanneer Christus zegt: Huichelaar doe
eerst dien balk uit uw oog weg, dan (epeita) zult gij scherp kunnen
zien (Mat.7:5) dan ziet men hier een voorbeeld waar epeita een
onbepaalde en ongekende tijdsduur heeft. Maar in Joh.11:7 zien we epeita
als een zeer korte tijd namelijk twee dagen (zie vers 6). Nog korter is de
epeita periode in Heb.7:27 waar sprake is over de offers van de
hogepriester die hij eerst voor zichzelf bracht en daarna (epeita) voor het volk.
Hier is het slechts enkele minuten. Langere epeita-periodes zijn dan
Gal.1:18 (drie jaren) en Gal.2:1 (14 jaren).
Daarom moet men eerst en vooral besluiten dat het woord op zichzelf niet
aantoont hoeveel tijd er verloopt tussen de opstanding der doden in Christus
en het wegrukken de Heer tegemoet. Maar men mag niet vergeten dat er
weinige getrouwen zijn die het waardig zullen zijn dit evenement mee te
maken (Mat.7:13,14 / Luc.13:23,24 / 1 Pet.4:18). Dat betekent dat de
miljoenen engelen die met Christus komen om de levenden van de Gemeente
Gods te vergaderen niet lang zullen moeten zoeken voordat dit gedaan is
(Mat.24:31). En de opstanding van dezen die in de Heer zijn duurt: en
atomos een klein onderdeel van de tijdsindeling. Dat alles wijst een zeer
korte tijd aan en niet jaren zoals de WT en anderen leren. Volgens hen is deze
periode begonnen in 1918 en duurt tot Armageddon. In elk geval, dt zegt
Paulus niet. Ze schrijven in U kunt Armageddon overleven, 1959, blz.105:
Het is daarom redelijk te geloven dat deze symbolische
tempelstenen die in de dood waren ontslapen, kort na de komst van
Adonai en zijn boodschapper des verbonds tot de geestelijke tempel
in de lente van 1918, werden opgewekt. Dus, de WT leert dat er nu
reeds getrouwen bij Christus in de hemel zijn, terwijl anderen nog op aarde
zijn. Zulk een scheiding is volledig in strijd met het woord van God, en wat
Paulus in dit gedeelte schrijft.
Eerst dan dat laatste woordje sun. Het is volgens Smiths concordantie
(dat is deze die alle Griekse woorden met hun vertaling in de King James in
tabelvorm weergeeft) 125 maal gebruikt in de Schrift. De King James vertaling
geeft dit 123 maal weer als met, dan nog nmaal als nabij (Luc.24:21)
en nog nmaal als in gezelschap met (Hand.11:12). Het is dus
overduidelijk dat sun als met moet vertaald worden. Waardoor we tot de
conclusie komen dat wanneer Paulus schrijft dat levenden met doden
weggerukt worden dan wil zeggen dat niemand uit de gelovigen een voordeel
of nadeel zal hebben wanneer zij tot de Heer gaan. Dat wil zeggen, dat op het
ogenblik dat dit zal geschieden er niemand achterblijft op aarde in ofwel een
vleselijk of geestelijk lichaam. Wanneer de levenden die geloven in de Heer
Hem tegemoet gaan, dan ook de doden die geloofd hebben in hun Verlosser.
Ten tweede, om dit nog verder te bevestigen gebruikt Paulus hier ook het
woord ama (uitspraak hama) in verband met sun. Het is een woord dat
tien maal gebruikt is in de Schrift en heeft altijd de betekenis van
tezelfdertijd. Door het gebruik ervan zien we dat dit woord speciaal dient
om een gebeurtenis aan te geven die aan twee dingen of twee personen op
een zelfde ogenblik geschieden. Dat begrip is z belangrijk dat we alle tien
gevallen waar het gebruikt is zullen citeren en onderzoeken.
1) Mat.13:29: opdat Gij niet soms bij het verzamelen van het
onkruid tegelijk (hama) daarmee de tarwe uittrekt (NWV). Dit is een
deel van een parabel van het goede zaad en het onkruid. Het ene mag niet
verwijderd worden want het andere zou gevaar lopen tegelijk uitgetrokken te
worden. Enkele andere vertalingen: tegelijk in Leidse vert. en Brouwer,
tevens in N.B.G..
tijdstip van de vroege morgen ook de laatste wacht genoemd wordt. Enkele
andere vertalingen: met in SV, maar is veelal onvertaald gebleven.
9) 1 Tim.5:13: Terzelfder tijd (hama) leren zij (...) door doelloos bij
de huizen rond te lopen, ja, niet alln zonder bezigheid, maar (zij
worden) ook roddelaarsters. (Volgens NWV en zo ook, Diaglott,
Rotherham, Young, Green enz...). Hier is sprake van weduwen die soms aan
twee geestelijke ziekten (ondeugden) tezelfdertijd lijden namelijk doelloosheid
en roddelen. Enkele andere vertalingen: tegelijkertijd in Canisius,
tegelijk in N.B.G., tevens in Luther en Brouwer.
10) Philemon 22: Maak terzelfertijd (hama) echter ook logies voor
mij gereed. Hier heeft Paulus verscheidene verzoeken gericht aan
Philemon, terzelfder tijd moet hij ook huisvesting zoeken en gereedmaken
voor de apostel. Enkele andere vertalingen: tegelijk in SV, tevens in
Luther, Brouwer, N.B.G. en Brouwer.
Citeer 3 boeken uit de vele anderen wat betreft de definitie van hama:
deze werken zijn regelmatig door de WT gebruikt.
1) Dit is een definitie van: A Greek English Lexicon of the New Testament by
Joseph Henry Thayer, AMERICAN BOOK COMPANY, 1889.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 680
Na deze studie van de tien teksten waarin hama is gebruikt hopen we dat
het duidelijk is dat de vertaling wel degelijk moet gelezen worden als
tegelijk of tezelfdertijd. Het is dan ook niet te verwonderen dat de
Vulgaat vertaling dit Grieks woord weergeeft met het Latijnse simul
waarvan onze Nederlandse simultaan komt. Maar dit is slechts een
grammaticale gevolgtrekking. Theologisch en dogmatisch heeft dit woord in
zichzelf een overweldigend getuigenis voor het feit dat de ganse gemeente op
een zelfde ogenblik de Heer tegemoet gaat. Moge de Heer aan allen licht
hierover geven zodanig dat ze beseffen dat er niet zoiets bestaat als partiele
opstandingen van de gemeente des Heren.
Als tweede punt is er het woord weggerukt wat een zeer mooi beeld
geeft van de handeling van de Heer bij deze gelegenheid. Het woord is
harpazoo en is ook nog gebruikt in Hand.8:39 / 2 Cor.12:2,4. In teksten als
Joh.6:15 / 10:12 / Hand.23:10 / Judas 23 heeft het woord betrekking op het
met grote kracht ontrukken. En die betekenis kan ook hier aangenomen
worden want de Heer ontneemt de gemeente als het ware van Satan en de
wereld.
Vers 18:
Blijft elkaar derhalve met deze woorden vertroosten. Deze woorden
zijn de afronding van wat Paulus zijn lezers wil bijbrengen, ofschoon hij nog
verder over deze dingen spreekt in 1 Thes. hoofdstuk 5, maar dan speciaal
over het niet kennen van het tijdstip van deze gebeurtenis.
Extra nota I
Over de opname (wegrukking) der gemeente.
dan wel en wat is de relatie tot Opb.11:12? En hierop hebben we nooit een
goed antwoord uit de kringen van Millennialisten wat de moeite waard is om
weerlegd te worden. De gelijkenis tussen Opb.11:12 en 1 Thes.4:16,17 spreekt
voor zichzelf, wanneer men maar de juiste identificatie heeft gedaan der twee
getuigen. Deze getuigen zijn volgens sommigen een symbool voor de Bijbel
zelf; t.t.z. Oud en Nieuw Testament. Maar wanneer men zich de moeite
getroost om dat ganse hoofdstuk te lezen dan ziet men toch dat dit
onmogelijk is. En waarom zou een stem uit de hemel zeggen tot deze twee
delen van de Bijbel stijg hierheen op? Anderen hebben dan gedacht aan
Mozes en Elia als de twee profeten en getuigen. Maar hoe klopt dat? Spreekt
de Schrift niet over die twee getuigen als predikende op aarde? O, ja er is de
leer dat die twee profeten niet gestorven zijn en opgenomen zijn tot God
zonder sterven. Wat dan onmiddellijk strijdig is met Heb.9:27 waar is gezegd
dat alle mensen ns moeten sterven. Indien het juist is dat Mozes en Elia (en
ook Enoch) zijn opgenomen dan is Paulus ook leugenaar wanneer hij in
Heb.11:39 schrijft dat al dezen (die getrouwen uit de oudheid) de belofte
niet hebben ontvangen.
Dan is ook Christus een leugenaar wanneer Hij tot Nicodemus zegt: geen
mens is opgevaren naar de hemel (Joh.3:13). En zegt de Bijbel soms niet
dat Mozes gestorven is en begraven (Deut. 34:5,6)? En de opname van Elia in
2 Kon.2 hoe is dit te verklaren als een opneming ten hemel, tot Gods
tegenwoordigheid, wanneer diezelfde profeet tien jaren nadien nog een brief
schrijft aan koning Jehoram (2 Kon.21:12-15). Sommigen redeneren over die
brief als wel degelijk van Elia maar geschreven vr zijn opneming, maar dat
is een verkeerde uitleg aangezien de brief een verwerping is van daden die
Jehoram (Joram) beging n die tijd. En aangezien mannen als Mozes en Elia n
de opstanding der gemeente tot leven komen (Heb.11:39,40) daarom kunnen
deze twee niet de profeten uit Opb.11 zijn.
Maar wie zijn deze dan? De enige juiste verklaring kan zijn dat deze twee
symbolisch de gemeente van de eindtijd voorstellen. Zij zijn twee omdat
dit getal het symbool is van eenheid in streven (Pred.4:9-12). Zij zijn als
kandelaars omdat zij het licht van de wereld zijn (Joh.5:35 / Mat.5:14-16). En
zij staan voor God omdat zij Zijn dienaren zijn (Zach.4:14). We kunnen er dan
ook aan toevoegen dat hun dood door het wilde beest slechts symbolisch kan
zijn want dit zou anders strijdig zijn met het getuigenis dat er levenden
overblijven tot bij de komst van Christus. Het feit dan dat levensgeest in hen
komt volgens vers 11 kan daarom alleen maar betekenen dat zij nog tot
activiteit aangespoord zijn door Gods Geest om een laatste maal tot prediking
over te gaan. Dan echter een prediking van vernietiging over de goddelozen.
Ofschoon dat levensgeest krijgen ook kan betekenen dat de gemeente dan
verheerlijkt wordt en het kan hierom juist zijn dat de wereld verbaasd is. In elk
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 685
Extra nota II
Sterven en veranderd worden
De apostel toont eerst en vooral dat het sterfelijke lichaam dat wij bezitten
zal afsterven als een zaad. De dood van een zaad geeft echter leven aan iets
geheel nieuws ofwel plant of boom. En zo ook dat sterfelijke lichaam dat
gedood wordt. Hetgeen er bij de opstanding uit voortkomt is iets nieuw. Het is
niet een vernieuwing van het oude maar een herschepping. Maar het is ook
het verlengde van het vorige; uit het zaad van een roos komt geen ajuin
voort! En zoals planten en hemellichamen verschillen in structuur zo ook voor
dezen die uit de doden opstaan. Dat is de inleiding van verzen 35-41. Over de
natuur zelf van het lichaam der opstanding, redeneert de apostel dat het een
onverderfelijk lichaam is (vers 42), een lichaam opgewekt in kracht (vers 43)
en een geestelijk lichaam (vers 44). Want zegt hij, de eerste zondige Adam gaf
ons een ziellichaam maar de tweede Adam, Jezus Christus, geeft ons het
geestelijke lichaam. En zoals Adam zijn we geweest, maar als Christus zullen
we worden (verzen 45-49).
Over de noodzaak tot het verkrijgen van een geestelijk lichaam zegt hij dat
vlees en bloed onmogelijk het Koninkrijk kan binnengaan (vers 50). En
ziet zegt Paulus ik vertel u een geheimenis. Een geheimenis (Grieks
mysterion) is niet iets dat niet begrepen kan worden. Het is een waarheid die
slechts begrepen kan worden door dezen die ingewijd zijn in de christelijke
leer en aan wie Gods Geest het openbaar zal maken Joh.14:16,17.
juist omgekeerd: wij zullen allen slapen, maar niet allen veranderd
worden. Zo staat het in de Codex Alexandrinus / Codex Ephraemi
rescriptus / Codex gamma 33 / Sinaticus MS. Men ziet dus dat drie van de
oudste manuscripten hierbij te vinden zijn.
Nu, wanneer de laatste manuscripten juist zijn dan is het geheimenis van
Paulus het volgende: dat allen uit de gemeente werkelijk zullen slapen,
ofschoon de levenden bij de komst van de Heer slechts slapen voor een
onderdeel van een atomos t.t.z. een ondeelbaar ogenblik zoals vers 52
leert. De tijd om het sterfelijke lichaam af te leggen en het geestelijke lichaam
aan te doen. Zulk een slaap zou in het geheel niet strijdig zijn met vers 52.
Het zou ook ondersteuning vinden in Heb.9:27 waar staat dat het voor ALLE
MENSEN weggelegd is ns te sterven. Ook door de gelijkenis van het zaad
zoals Paulus in 1 Cor.15:35-41 leert. Het zaad sterft om een nieuw leven te
geven.
Het komt dus hierop neer, dat we moeten kiezen tussen de Scriftuurlijke
voorstelling in 1 Cor.15:51 van enkele oude manuscripten en het grote
gedeelte manuscripten die om n of andere reden een volledig on-Bijbels
beeld geeft van de zaak. We kiezen dan ook het eerste en leren dan ook zo;
dat alle leden der gemeente werkelijk sterven al is dit voor de overblijvenden
tot de parousia van de Heer slechts voor een ondeelbaar ogenblik.
De Schrift geeft dan ook duidelijk te kennen dat ons sterfelijk lichaam moet
veranderd worden; verheerlijkt, onsterfelijk en geestelijk worden. Zelfs
Phil.3:20,21 moet ook zo gelezen worden. Want hoewel sommigen beweren
dat het lichaam waarover hier sprake is het lichaam van Christus is t.t.z.
de gemeente, dat is echter verkeerd. Wie goed leest ziet dat Phil.3:20,21
spreekt over ons vernederde lichaam, terwijl de gemeente zijn
lichaam genoemd wordt 1 Cor.12:27. Het spreken van Paulus in de
enkelvoudige zin als ons lichaam geeft nog niet het recht om een valse
leerstelling op te bouwen. Temeer nog dat onze geest (Rom.8:16), ons
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 687
De Bijbelse leer der opstanding van het lichaam (gemeente) van de Heer
leert daarom 1) levendmaking der doden = slapenden, 2) sterven en
onmiddellijk veranderd worden der levenden (Marc.12:27 / Rom.4:17).
Men heeft in de kringen van de bedelingen ook geen besef van de recente
ouderdom van de leer van de onzichtbare komst van Christus om zijn kerk
(gemeente) tot zich te nemen. Men denkt of geeft de indruk dat de Kerk zoiets
sinds onheuglijke tijden leert! We mogen dankbaar zijn dat een Amerikaanse
reporter (theoloog) het ware verhaal voor ons op papier heeft gezet. We
bedoelen het boek van Dave MacPherson The unbelievable PreTrib Origin,
Heart of America Bible Society, Kansas City, 1973, 123 paginas. Dit is een
meesterwerk en we geven u daarom ook de korte inhoud. De uitleg dat de
kerk zou worden opgenomen vrdat de grote verdrukking zou beginnen
is terug te voeren tot het jaar 1830. In Port Glasgow, Scotland, had een zekere
vrouw Margaret Mac-Donald behorende tot wat later The Catholic Apostolic
Church is genoemd een openbaring: de kerk zou opgenomen worden van op
deze aarde om gespaard te worden van de grote verdrukking die over de
wereld in de eindtijd zou komen.
Dit verhaal dat zich afspeelde in het begin van dat jaar werd opgetekend
door een niet nader bekende arts dr. Robert Norton. In zijn verhaal over die
bepaalde kerk beschreef hij de openbaring van deze vrouw. De gemeente zou
worden opgenomen op een onzichtbare wijze. Enkele mensen zouden er op
een bepaald ogenblik niet meer zijn, die worden opgenomen om bij de Heer te
zijn. Zo begon de onzichtbare parousia die zou eindigen in een zichtbare,
zeven jaar later. Maar het is niet vanuit deze Margaret MacDonald dat de leer
vermaard is geworden. In dat zelfde jaar was John Nelson Darby, stichter van
wat later de Broeders is genoemd op bezoek bij Margaret MacDonald, en het is
na dit bezoek dat hij vooreerst over de opname der gemeente gaat schrijven
in de zin van een onzichtbaar komen. De eerste sporen ervan vinden wij in zijn
tijdschrift Morning Watch van september 1830. En de leer van de pretrib
rapture was geboren om duisternis te brengen onder velen. Een korte
verklaring van de term hierboven: pre = voorafgaande / trib(ulation) =
verdrukking / rapture = opname, wegrukking.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 688
Toen S. Gundry, zijn The church and the triblutaion, Zondervan, schreef in
1973 (on-misbaar in deze optiek) had hij dit boek nog niet. Walvoord (blz.344)
doet nogal minnetjes over deze aanpak. Maar Gundry (blz.185-188) komt
langs andere wegen tot dezelfde gevolgtrekkingen zoals Dave MacPherson. U
MOET DIT EERST LEZEN VOORDAT U MET KENNIS VAN ZAKEN OVER HET
ONDERWERP KAN PRATEN
En een andere leer die langs een omweg in de leer van Jehovah Getuigen
belandde is deze van de Duitse exegeet Olshausen. Deze 19de eeuwse
theoloog (ook vertaald in het Engels bij T & T Clark) heeft een rare visie op 1
Thes. en de opname. De gemeente zal de Heer tegemoet gaan om dan terug
te reizen naar de hemel met Jezus. Het Millennium wordt opgericht op aarde
en als bewijs dat de hemelse gemeente regeert over (op) de aarde zullen
velen zich zichtbaar vertonen aan de mensen op aarde. Ze doen dat juist op
de manier zoals Jezus verscheen aan zijn discipelen tussen de Opstanding en
de Hemelvaart. Zo kan Opb.5:10 in zijn meest letterlijke vorm in vervulling
gaan volgens de schrijver. Ook dat hoort zeker tot de fantasieverhalen van
theologen.
3) Hoorbaar (1 Thes.4:16).
4) In de wolken (Mat.24:30 / 16:27 / 1 Thes.4:16,17).
5) In macht (Marc.13:26).
6) Met Zijn engelen die ook Zijn machtige engelen
genoemd worden (Mat.25:31). Zij zijn de helpers met de Heer, bij het
volein-
den van de aioon (Mat.13:41,42). Hoe machtig n engel is blijkt uit 2
Kon.19:35, want n van hen versloeg 185.000 soldaten van Assur.
(Voor alles wat u wil weten over engelen en niet durfde te vragen; zie het
prachti-
ge boek van R. Boon Over de goede engelen, Boekencentrum, 1983).
Wanneer komt het einde vragen mensen wel eens aan de gelovigen en
soms ontlokt dat eens een nadere tijdsbepaling. Jammer zoals u zal merken
loopt het wel eens fout in de beste kringen. We nemen er enkele uit het nog
steeds onovertroffen werk op dat gebied van de Adventist Leroy Edwin Froom:
Prophetic faith of our fathers 4 delen.
het zal, als van zo menige profetie, welker vervulling nog wacht, rst dn
kunnen gezien worden, wanneer niet alleen de goddeloze mens, maar ook
de Christus is zijn heerlijkheid openbaar worden (blz.197).
Vers 1,2
2 1 Wij vragen u echter broeders, met betrekking tot de komst van
onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem,
2 dat gij u niet (zo) spoedig het hoofd op hol laat brengen of
opgewonden raakt, noch door een geest(esuiting), noch met beroep
op een woord door een brief van ons, als zou de dag des Heren
aangebroken zijn.
waarvoor hij zal waarschuwen, beweerd dat in geestelijk opzicht de dag des
Heren reeds gekomen was. Het is een belangrijke stelling van de gnostische
christenen uit die (en latere) tijd. De tweede brief aan de Thessalonicensen is
geschreven met het oog op de gnostische ketterij van die tijd zegt M.
Bolkestein met veel nadruk in zijn commentaar (blz.211). Dat hij die
opmerking maakt is niet geheel ten onrechte. Men gaat over tot het
vergeestelijken van wat nog in de toekomst ligt. Dat is ook een kenmerk van
veel moderne theologen. Een gnostieker leeft al in de toekomst en de wereld
zelf is toekomstloos. Maar zo een opvatting betwist Paulus. Is er dan toch
iemand in de gemeente die dat zou beweren en zeggen; ik spreek in de
naam van Paulus hij worde dan gerekend tot de afvalligen. Men moet wat
hij zegt niet uit zijn verband rukken. We leven in de tijd van het einde maar
nog niet in de parousia, zegt Paulus.
Biederwolf zegt over het begrip nabij (de dag des Heren is er
al) het volgende: Het werkwoord heeft ook die betekenis in Rom.8:38 / 1
Cor.3:22 / 7:26 / Gal.1:4 / 2 Tim.3:1 / Heb.9:9 (blz.482). Maar bij het nazien
van deze teksten klopt die opmerking maar voor twee van de aanhalingen. Hij
is hier dus fout of geeft de verkeerde teksten op.
We moeten ons hoofd dus niet op hol laten slaan zoals een paard dat
geen teugels heeft door n of andere uitspraak. Het gaat wl om wachten
en verwachten zoals we aangeven in de volgende tabel van de belangrijkste
woorden in dat verband.
Wat zijn de laatste dagen? We lezen in dat verband bij E. Smelik het
volgende (De brieven van Paulus aan Timothes, Titus en Filemon,
Callenbach, 1961): De laatste dagen zijn tijden van crisis. Om nog
eenmaal Calvijns definitie te gebruiken, die hij bij I Joh.2:18 bezigt: de laatste
tijd is de tijd, waarin alles alzo tot vervulling komt, dat er niets overblijft dan
de laatste openbaring van Christus (vgl. bij I Tim.4:1). Crisistijden zijn tijden
van schifting, waarin de samenstellende delen uiteenvallen, gistingsstoffen
doen hun werking. De laatste dagen (zie de uitlegging bij I 4:1) zullen boze
tijden zijn. Zondemachten worden openbaar. Zelfzucht is het wezen ervan. De
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 699
Vers 3,4
3 Laat niemand op enige manier u misleiden, want eerst moet de
afval komen, en de goddeloze mens geopenbaard worden - het kind
des verderfs, - 4 die zich verzet en verheft tegen al wat God heet of
vereerd wordt; hij zal zelfs in de tempel plaats nemen, en (trachten
te) bewijzen dat hij God is.
Paulus spreekt zich enkele malen uit over de komst van het afval. Zo
staat het in verzen 3, 6 en 8. Dat er twee woorden daarvoor gebruikt worden
moet er ons niet toe laten verleiden om dat in twee komsten op te splitsen.
Want ook hier zijn apocalypsis en parousia gewoon maar synoniemen.
Wat men ook niet mag is, een specifieke tijd willen plakken tussen de periode
van de komst van de afval en de openbaring van de wetteloze.
De afval identificeren
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 700
1) Onreine dieren of het eten ervan Lev.7:21 / 11:10-13 / Jes.66:17. Maar dat
deel van de wet van Mozes is nu niet meer geldig (Hand.10:9-15).
2) Afgoderij. Toen Isral uit Egypte wegtrok zijn er enkelen onder hen die
terug wilden naar de strontgoden = shikkutz (Ex.20:6-9). En het blijven
achterna lopen van dezen is een reden waarom Isral in zeventigjarige
gevangenschap zal gaan (Ezech.6:11 / 7:3-9 / 12:6 / 33:29). Het woord komt
voor in 1 Kon.11:5-7, waar Salomo afgoderij pleegt. Hij bouwde er een
hoogte voor de gruwel van Moab (zie verder o.a. 2 Kon.23:13 en
Ezech.5:9-11) (...) Het Griekse woord voor gruwel is: bdelugma. We
vinden het zes keer in het Nieuwe Testament. Dit zijn ze:
Het woord gruwel onthult iets van wie die afval is. We leren van
de termen die gebruikt worden dat die mensen, dat ze ofwel ns
(theoretisch) tot de kerk behoorden of de openlijke tegenstanders van God en
Christus zijn. Die lijst volgt hieronder. En we veronderstellen ook in zijn
volledigheid.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 701
=========
zelfzuchtig zijn
(...).
Zonder moraal 2 Tim.3:3 liefdeloos, trouweloos,
lasteraars (...).
Zonder moraal 2 Tim.3:4 verraderlijk, roekeloos,
opgeblazen
met meer liefde voor genot.
Schijngelovigen 2 Tim.3:5 met een schijn van
godsvrucht.
Huichelaars 2 Tim.3:6 die zich in de huizen
indringen en
vrouwen weten in te palmen.
Verdorvenen 2 Tim.3:8 mensen wier denken
bedorven is.
Slechte mensen 2 Tim.3:13 slechte mensen en
bedriegers zul-
len van kwaad tot erger komen,
ze verleiden en
worden verleid.
Filosofen 2 Tim.4:3 naar hun eigen begeer te zich
(tal
van) leraars
zullen bijeenhalen
Eigenwijs 2 Tim.4:4 dat zij hun oor van de waarheid
zullen afkeren.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 704
=========
=========
=========
We nemen slechts dit ne citaat dat evengoed er n zou kunnen zijn uit
de vier tijschriften die we regelmatig aanhalen en die de leer der bedelingen
aannemen. Volgens dezen is het verval vooral merkbaar sinds 1948, de
oprichting van de nieuwe staat Isral. Daar is maar n antwoord op die allen:
men vergeet zeer waarschijnlijk bewust het daaropvolgende vers 6 te lezen of
te citeren, zoals ook Jehovahs Getuigen doen in het artikel. En dat vers zegt
dat al de dingen die Paulus in de verzen 1 tot 5 in zijn tijd reeds in vervulling
gaan. Laat u dus niet beetnemen. Laat u gn schrik aanjagen. De tijd van het
einde is reeds begonnen in de dagen vanaf dat de Heilige Geest is uitgestort
op de discipelen van Jezus. Het gaat om: een wezensaanduiding in plaats van
een tijdsaanduiding.
opstand, dan kan dit ook betrekking hebben op elk schepsel die in opstand
komt tegen zijn schepper (blz.219). Dat is mogelijk, maar niet zeer
waarschijnlijk, ofschoon Rom.1:18-31 daar toch licht zou op werpen. De
wetsverachting zl toenemen (Mat. 24:12).
We lezen daarover bij E. Smelik het volgende (De brieven van Paulus
aan Timothes, Titus en Filemon, Callenbach, 1961): Wat de christenheid
aangaat, zij levert een mensensoort op, dat de vorm der vroomheid cultiveert,
maar de veranderende kracht daarvan negeert. Hieronder vindt men de
indringerige en veroverende typen, fraseurs, die hun bekeringsijver bij
voorkeur richten op het vrouwelijk lichtgelovig gemoed. Gebruik makend van
hun overwicht als man, interesseren zij zich allereerst voor vrouwen van
bepaalde mentaliteit, wier verleden haar meer benvloedt dan ze zelf
beseffen. Zij weten bij dezen binnen te dringen en haar in te palmen. Ook in
die tijd schijnt er een zekere damescoterie te hebben bestaan, onbevredigde,
onrustige, suggestibele, voor modernreligieuze stromingen bijzonder
toegankelijke vrouwen, bij wie het gevoelsleven het wilsleven gemakkelijk
overheerste, zonder kritische zin of ethische weerstand, snelle prooi van
salonprofeten, in wier hand en mond de christelijke ernst tot een bijkans
wellustig machtsmiddel wordt. Als boetpredikers terroriseren en biologeren
deze verwende, barbaarsmysterieuze godsdiensttirannen de verveelde,
evenzeer verwende, overgevoelige individuen, die verzot zijn op afwisseling
en pikanterie, zelfvernedering en zondewaan of streling en zelfverheerlijking,
maar in wier leven de gezonde waarheid nooit tot een vormende en vaste
macht werd (blz.113).
Op de site van De Bijbel Open lees ik dit, en ben er niet gelukkig mee:
Danil spreekt op vijf plaatsen over de gruwel der verwoesting, die de
antichrist is.
1. Dan.7:8, 24b, 25 2
2. Dan.8:9-12, 24, 25 (hier gaat het over Antiochus IV Epifanes, maar het
is een dubbelprofetie, zo blijkt uit 25b.)
3. Dan.9:26,27
4. Dan.11:31
5. Dan.12:5-13
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 708
Weinig mensen weten dat er in de Bijbel maar vier teksten zijn die over
een antichrist of over DE antichrist spreken, allen te vinden in twee
brieven van de apostel Johannes. Aan de basis ligt de Statenvertaling en zijn
voetnoten.
Wanneer Johannes dit schrijft zijn er al een trits aan anti-christen aan
het werk en we zijn dan nog maar enkele jaren na de dood van de
Messias. En 2000 jaar later zijn ze nog altijd onder ons.
Johannes noemt dit als een teken van de laatste dagen, ja zelfs uren.
2de tekst 1 Joh.2:2 SV77: Wie is de leugenaar, dan (80) die loochent, dat
Jezus is de Christus? (81) Deze is de antichrist, die den Vader en (82)
den Zoon loochent. (83)
Voetnoten:
80) de leugenaar, dan
Dat is, de voornaamste valse leraar.
81) is de Christus?
Grieks niet is; dat is, die de waarheid loochenende zegt, dat Jezus
niet is de Christus, dat is, de Messias, de Gezalfde, de beloofde
Zaligmaker. Zie Joh. 20:31.
82) die den Vader en
Hoe de Vader wordt geloochend, wordt nader in 1 Joh. 2:23
verklaard.
83) den Zoon loochent.
De Zoon van God de Heere Jezus Christus wordt geloochend, niet
alleen ten opzichte van Zijn persoon, wanneer men loochent, f
Zijne Goddelijke, f Zijn ware menselijke natuur, f dergelijke;
maar ten opzichte van Zijn ambt, als men loochent dat Hij de
Zaligmaker is, of dat Hij de enige en volmaakte Zaligmaker is, en
als men benevens Hem nog andere middelaars tot de zaligheid
stelt, enz.
3de tekst 1 Joh 4:3 SV77: En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus
Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 710
geest van (13) den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat
komen zal, en is nu alrede in de wereld.
Voetnoot:
13) de geest van
Dat is, de leer van den antichrist, die strijdt tegen de waarheid van
den persoon en het ambt van Christus.
Voetnoten:
20) die niet belijden,
Zie de aantekeningen 1 Joh. 2:22, en 1 Joh. 4:2.
21) dat Jezus Christus
Grieks Jezus Christus in het vlees komende. Zie dergelijke wijze
van spreken 1 Joh. 4:2.
22) de antichrist.
Zie 1 Joh. 4:3.
Wie niet wil aannemen dat Chritus is gekomen in het vlees (of
komt in het vlees) is zo een antichrist.
Het is dus al bij al niet oprecht dat in de kringen van de
dispensationalisten een reeks teksten uit het boek Danil toegepast worden of
een komende antichrist. Daarvan beweren de meesten dan ook nog eens dat
er een kleine vervulling is in de persoon van Antiochus Epiphanes (later
met de bijnaam Epimanes = de gek) en een latere grotere vervulling in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 711
Maar het moet ons even duidelijk zijn dat wanneer het afval er reeds is
sinds het prille begin van de kerk, de man van zonde iemand (iets!) is van de
eindtijd. Van het allerlaatste der dagen, de periode onmiddellijk voorafgaande
aan de Wederkomst van de Heer. Wie hij zou zijn heeft menig theoloog en
exegeet beziggehouden. Hier volgen enkele onmogelijke voorstellen.
1) Het is niet de Satan
In vers 9 is gezegd dat hij komt naar de werking van Satan. Men
mag hem dus niet de titel geven van incarnatie van Satan zoals men hem
wel eens genoemd heeft. Zo dacht reeds de kerkvader Theodorus van
Mopsuesta en recenter zei de Duitse theoloog Olshausen uit de 19 de eeuw
hetzelfde.
De wetteloze (vers 3)
Dan.7:25
8:25
De tegenstander (vers 4)
Dan.7:25
Het is niet onwaarschijnlijk dat de gedachte die Paulus ons tracht over te
brengen als achtergrond een geschiedkundig feit heeft uit het leven van keizer
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 714
Laat ons voordat we een conclusie trekken naar het begrip tempel
kijken in zowel het OT en NT. In het Oude Testament lezen we dat het volk
Isral aanvankelijk een verplaatsbare tent had die als godshuis diende. Het
kreeg de naam van: het tabernakel. Het tabernakel is er niet meer en vergaan
tot stof. Onder koning Salomo werd in Jeruzalem een tempelgebouw met veel
pracht en praal opgericht. Een huis in steen en allerhande kostbare
materialen. Gods tempel was bedoeld als een bedehuis voor alle volken
(Jes.56:6-8 / Mat.21:13). Het beeld dat wij krijgen van de tempel in de dagen
van Jezus is echter niet zo fraai. In de loop der tijden was die tot een rovershol
gemaakt (Jer.7:1-11 / Marc.11:18a). Beweren dat het benaderen van God in
een tempel de enige goede weg is, wordt met een opmerking van Stefanus,
juist voor zijn dood, omvergehaald. Over de Vader van onze Heer Jezus
Christus zegt hij: De Allerhoogste echter woont niet in wat men met
handen maakt (Hand.7:48). Dit is een uitspraak als een doodsteek; voor de
Joden van die dagen en allen die nu nog beweren dat er een letterlijke tempel
in Jeruzalem komt waar God aanbeden MOET worden. God heeft sinds Zijn
Zoon stierf die ns en voor altijd geofferd werd, gn nood meer aan offers
en een aardse, stoffelijke en zichtbare tempel of heiligdom. Na de vernietiging
van die laatste tempel in Jeruzalem, naar onze tijd toe, spreekt men van
christelijke kerkgebouwen en kathedralen als het godshuis of godsverblijf.
Ook dat is geen Bijbelse taal.
In het Nieuwe Testament wordt het duidelijk met welke nige tempel wij
als christenen te maken hebben. Er zijn in dat verband teksten die aan
duidelijkheid niets te wensen over laten.
Dit zijn die teksten:
1 Cor.3:16,17 NBG: Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de
Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem
schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!
1 Cor.6:19 NBG: Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de
Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat
gij niet van uzelf zijt?
2 Cor.6:16b NBG: Wij toch zijn de tempel van de levende God.
Eph.2:21,22 NBG: In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op
tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt
tot een woonstede Gods in de Geest.
Drie besluiten uit deze teksten:
1) De ware tempel van God is de wedergeboren christen zelf. In hun stoffelijk
lichaam, als mens van ziel en geest is de ware wedergeboren gelovige een
tempel voor God. Vanaf de wedergeboorte door de Heilige Geest worden zij
door God bewoond (Joh.14:23b). Hij is er voor de tempel en de tempel is er
voor Hem. Op de wijze dat het lichaam er voor de Here is en de Here voor het
lichaam (1 Cor.6:13b). Als we toegeven tempel Gods te zijn dan is dat
krachtens Jezus' bloed. Wij zijn niet meer van onszelf (1 Cor.6:19b). Wij leven
niet meer voor onszelf (2 Cor.5:15b). Wij zullen niet leven voor onszelf maar
door Hem (Joh.6:57 / Col.1:17b / 1 Joh.4:9). Dat kan men omschrijven als
totale overgave aan Jezus. De gelovige is totaal afhankelijkheid van Jezus
(Joh.17:6b).
2) Maar ook de plaatselijke gemeente is een tempel Gods. Niet het register
van de ingeschreven gedoopte leden (belijdende leden) maar de echte
gelovigen als groep in n plaats samen. Wat soms in de praktijk aan de orde
is lijkt meer op ont-geestelijking = men doet wat men in de wereld doet. En
ook veruiterlijking = we hebben een fenomenaal orgel of een beroemd koor
van honderd zangers.
3) De gemeente over de ganse wereld verspreidt, is ook Gods tempel. Daar
woont Hij in. Deze universele tempel Gods zal eeuwig blijven bestaan en is
aan geen enkele vervanging toe. De tempel Gods bestaat uit levende stenen
gebruikt voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te
vormen, tot het brengen van geestelijke offers die God welgevallig zijn door
Jezus Christus (1 Petr.2:5). Gods gemeente is voor eens en altijd een koninklijk
priesterschap, een heilige natie om de grote daden Gods te verkondigen (1
Pet.2:9).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 717
Samengevat komt het erop neer dat de belofte dat Hij zijn heerlijkheid
over Zijn volk zal laten rusten, vervuld is. God bleef/blijft zowel bij zijn volk in
het OT als in het NT opdat het Joodse volk en wij geheel geheiligd worden door
Zijn aanwezigheid en tot volkomenheid opgroeien (Ex.29:43 / Jes.60:1 / 1
Thes.5:23). Maar het heiligdom van het OT is opgehouden te bestaan en heeft
geen herstel meer nodig omdat die manier van God-dienen niet meer aan de
orde is.
dan is dat niet in werkelijkheid zo. Want het gaat in elk geval om
zelfoverschatting (2 Pet.2:10,12 / Judas 8,10).
Vers 5,6
5 Herinnert gij u niet, dat ik toen ik bij u was, u dit (meer dan eens)
gezegd heb? 6 En voor t ogenblik weet gij wat hem weerhoudt; als
het zijn tijd is, moet hij geopenbaard worden.
Vers 7,8
7 Want als mysterie is de goddeloosheid reeds werkzaam: alleen
(niet langer dan) totdat die hem nu weerhoudt, uit de weg gedaan is.
8 En dan zal de goddeloze geopenbaard worden, die de Here Jezus
verdoen zal door de adem van zijn mond, en teniet zal doen als Hij
verschijnt bij zijn komst
Voor de adem van zijn mond vergelijk dit met Jes.11:4 / Opb.1:16 /
2:16. Het is een straffend zwaard dat zwaait over allen die de heerschappij
van de Christus niet willen aanvaarden. Het Griekse werkwoord dat Paulus
gebruikt voor werkzaam is een woord dat vooral te maken heeft met een
goddelijke of demonische macht, hier natuurlijk een duivelse macht. Zie o.a. 1
Cor.12:6,11 / 2 Cor.1:6 / Eph.2:20 / 3:20 in dat verband. Zou ook Johannes over
deze goddeloze spreken? Wanneer hij onder de vele antchristussen er n
speciaal noemt in 1 Joh.2:18? Uitzonderlijk staat hier de uitdrukking de
epiphaneia van zijn parousia. Sommigen uit de kringen van de Broeders
redeneren dan dat op het laatste moment de onzichtbare parousia zal
overgaan in een zichtbare epiphaneia. Maar dat is niet zo.
We moeten toch ook wat zeggen over het begrip: te niet doen van J.
Van Leeuwen in het voorgaande citaat. Het Grieks begrip katargeoo kan zo
vertaald worden maar ook andere mogelijkheden zijn voorgesteld. Dat komt
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 720
omdat dat woord in de Griekse taal nogal wat kan inhouden. In de King James
zijn er 17 woorden gebruikt om de 27 maal dat het woord is gebruikt in het NT
te vertalen. In de Revised zijn het er nog steeds 13. Het gaat om de
combinatie van a (zonder) + ergon (kracht), dus letterlijk krachteloos.
De Heer zet hem buiten spel en schaakmat. Dat wil zeggen dat wanneer we
over de Wederkomst spreken we ook over zijn anti moeten spreken. Over
de leugenaar die beweert zoals Christus te zijn.
Laat ons vooraf gaan zien wat de Statenvertalers in hun voetnota zetten
bij vers 7 omdat hier al n en ander duidelijk gesteld is.
Hierdoor wordt van sommigen verstaan de zuivere prediking van het
evangelie en de oprechtheid der leraars in de gemeente Gods, die zolang zij in
Christus kerk zijn behouden, zulke geestelijk heerschappijzucht en dwaling
hebben wederstaan en opgehouden. Doch van meest alle oude leraars en van
onze tijd wordt hierdoor verstaan de opperste autoriteit en aanzien der oude
keizers in het Romeinse rijk, die door hun wereldlijke macht de opkomende
geestelijke macht van de antichrist over de christenheid heeft weerhouden,
totdat deze keizerlijke autoriteit door de Saracenen en Mohamedanen in het
Oosten, en door verscheiden barbaarse volken in het Westen zeer is
gebroken, en onder de voet is gebracht, bij welke gelegenheid deze
geestelijke geusurpeerde macht in het christendom is doorgebroken, en heeft
haar heerschappij zelfs over de keizers, koningen, prinsen en volken openlijk
bevestigd, hetwelk omtrent 600 jaren na de geboorte van Christus geschied,
is van velen uit de historin van die tijd bewezen.
De ongelovigen mogen maar wat blij zijn, dat er nog christenen onder hen
leven, want als zij weggenomen zijn, zijn alle remmen los en begint Gods
oordeel over een ongelovige wereld (...) .In 1 Petrus 4:17 lezen we, dat het
oordeel bij Gods huis begint. Vanaf het begin van de gemeente is de Here zijn
gemeente aan het reinigen (...) . We moeten niet vergeten dat we momenteel
in de genadetijd leven. Zonder Gods genade, zouden we als gemeente
absoluut niet kunnen functioneren.
Punt a: Gen.6:3. Het gaat hier om een zeer moeilijke tekst voor de vertaler. De
Willibrord zegt: Mijn levensgeest zal niet altijd bij de mens blijven. De
NBG: Mijn Geest zal niet altoos in den mens blijven. Er staat in de
Hebreeuwse tekst volgens enkele deskundigen iets zoals: de Geest van
God die strijd voert in de mens. Maar er zou slechts nmaal in de Schrift
een zinswending zijn zoals deze. En daarom zegt men het meestal zoals in de
twee aangehaalde vertalingen. Zo staat het ook in de oudste vertalingen; de
Arabische, de Septuaginta, Syrische en Latijnse Vulgaat. Maar de interpretatie
van de New Scofield gaat dus toch te ver. Vergeten we niet dat Noach 120 jaar
voorafgaande aan de vloed, deze door God voorzegt krijgt. Want de mensen
zijn boosaardig (Gen.6:3 / 2 Pet.2:5). Het zijn slechts de gelovigen die de
Heilige Geest hebben (1 Pet.4:14) en erdoor gedreven worden, te spreken van
Godswege (2 Pet.1:21). Deze soort Geest hebben de tijdgenoten van Noach
nooit gehad en God heeft geen Geest in die mensen gelegd dan de
levensgeest zoals de Willibrordvertaling zegt. Met andere woorden de New
Scofield vergelijkt appels met appel-sienen. Over de verschillende
betekenissen van de term geest zie onze Bijbelse aantekeningen over
Leven, dood en opstanding. Volgens ons heeft Gen.6:3 niets te maken met 2
Thes.2.
die zin soms begrippen als het normaal. Maar juist in die teksten gaat het
om de Geest als persoon en niet de gaven (de geest met een kleine
letter). Zie hierover uitvoeriger in onze Bijbelse aantekeningen over Leven,
dood en opstanding. Wie 2 Thes.2:6,7 vergelijkt met de teksten die over de
Parakleet spreken moet naar onze mening dan mr uitleggen dat enige
bewijsvoering inhoudt. Ze hebben in onze visie niets te maken met een
zogenaamde gelijkenis. De tekst van 2 Thes. leert het op zichzelf duidelijk; dat
wat uit vers 6 een hij is in vers 7, maar dat geloven bijna alle exegeten
en is dus geen punt van discussie.
Punt c: Wanneer de Heilige Geest er niet meer is; t.t.z. wanneer Hij verwijderd
is op de aarde, anders gezegd, wanneer de gemeente is opgenomen tot haar
Heer, dan komt de goddeloze tot zijn ontplooiing. Maar dat staat niet in de
tekst. Dan zou zich verwezenlijken in de 70e jaarweek van Dan.9:24-27! Maar
ook dat staat niet in die tekst. Dan zou de goddeloze voor zichzelf een tempel
bouwen en zou een groot deel van het Joodse volk hem volgen als god of
Messias. Ook dat staat evenmin in deze tekst. Dan zou men er allemaal
moeten aan toevoegen om nige betekenis te hebben. Omdat de gemeente -
en dus de Heilige Geest - verwijderd zou zijn! En die Heilige Geest komt dan
onmddellijk terug in de 144.000, zodat we ons afvragen waarom Hij dan eerst
van de aarde moet verdwijnen. Dat heeft me niemand ooit goed kunnen
uitleggen.
Vers 9,10
9 zijn komst is naar de werking van de satan en allerlei kracht en
leugentekenen en wonderen
10 en allerlei verleiding van ongerechtigheid voor hen, die verloren
gaan, daarom, dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen
hebben tot hun behoud.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 724
Over de vertaling daarom willen we ook nog dit zeggen. Het Griekse
anti dat er staat wijst erop dat de massa het onrecht zelf verkiest, in de
plaats van liefde voor Gods waarheid aan te kweken.
Vers 11,12
En daarom zendt God hun een werking, die hen verleidt om aan de
leugen geloof te slaan, opdat allen geoordeeld worden, die de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 725
De tekst uit vers 12 spreekt over het oordeel. Dus niet veroordelen,
dat eerder te verwachten was in deze tekst. Maar ook in het evangelie van
Johannes vinden we dat werkwoord enkele malen in de betekenis van
veroordelen. Zie o.a. Joh.3:17,18 / 12:47,48 / Rom.2:12 / 1 Cor.11:31,32.
Over oordelen, veroordelen en de toorn (gramschap) Gods nog
deze opmerkingen.
Er zijn in het NT twee grote begrippen die verwijzen naar de gramschap van
God. Het Grieks thumos is 18 maal gebruikt in het NT. Negen maal wordt
het gebruikt in verband met God en allen staan in het boek Openbaring
(14:8,10 / 14:19 / 15:1,7 / 16:1 / 18:1 / 18:3 / 19:15).
En uit de studie van die twee begrippen is het tevens duidelijk dat zowel de
gelovigen als de ongelovigen in de verdrukking komen. We zeggen dit met het
oog op wat geleerd wordt in de leer van de bedelingen. Men leert daar dat
gelovigen niet in de grote verdrukking komen. We geloven dat niet. Zie
hiervoor ons commentaar op het boek Openbaring (hoofdstuk 7). Toch dit
erover. Het Grieks thilpsis staat in het NT 54 maal gebruikt en daarvan 47
maal met betrekking tot de gemeente. Wie Joh.16:33 / Hand.14:22 / Rom.5:3 /
Opb.1:9 leest zal dat wel duidelijk worden. Wat dan wel? Eenvoudig dit: met
de laatste grote verdrukking - met de Wederkomst van de Heer - zal God zijn
gemeente daaruit redden. God zal zijn gemeente beschermen, zodat hen niets
overkomt. Zie bijvoorbeeld Lucas 21:36 en geloof wat er staat!
Wij gebruiken voor dit gedeelte: H. Oort, Het Nieuwe Testament, Uitgevers
Maatschappij P.M. Wink, 1912.
2 Thes.2 Openbaring hoofdstuk 13/17
Mensch der goddeloos- en op zijn koppen gods-
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 726
hem die komt met het ge- De draak gaf hem zijn
weld van den Satan macht, zijn troon en groote
kracht (13:3)
(vers 9)
Conclusie
Iets waar men het bijna unaniem over eens is in de grote christelijke kerken
is dat er na de Wederkomst van de Heer een algemeen universeel oordeel
uitgesproken wordt door Jezus Christus. Want Hij is Heer over levenden n
doden (Rom.14:9 / Opb.1:18). Volgens het overgrote deel van Pinsterkerken en
Evangelische kerken komt dit oordeel na een duizendjarige regering over deze
aarde. De details uit dit gedeelte van Openbaring 20 geven echter bij nader
onderzoek duidelijk aan dat een letterlijk duizendjarige regering daaraan
voorafgaande uitgesloten moet worden. En daartoe zijn volgende redenen:
Joodse visie
We lezen nog eens uit The Encyclopedia of the Jewish Religion, edit. R.
Werblowsky en G. Wigoder, Phoenix house, London, 1967, zegt op blz.107
over de oordeelsdag het volgende: Het laatste oordeel van het mensdom
door God, of een door Hem aangesteld persoon, dat plaatsvindt aan het einde
van de dagen (aharit ha-yamim). Parallel aan de gedachte uit de schrift over
beloning en straf in de wereld was er een concept over de Dag des HEREN. De
dag waarbij Isral verhoogd zou worden en de vijanden overgeleverd aan de
Goddelijke gerechtigheid (...) In latere Apocalyptische werken (Syrische
Baruch, IV Esdras) wordt de gedachte weergegeven dat de eeuw van de
Messias slechts een overgangsperiode is van deze wereld naar een nieuwe
tijd, beschreven als de Komende Wereld (Olam ha - ba). Tannatische
geschriften schijnen ook een onderscheid te maken tussen de Messiaanse tijd
en de Komende Wereld. De Messiaanse tijd volgens deze gedachte is een
overgangstijd (ook terug te vinden in de vroege christelijke kringen) die plaats
heeft aan het einde van de Messiaanse tijd maar vr de komst van de
Komende Wereld (wij onderlijnen).
Hoofdstuk 6
Over het Duizendjarige rijk
Wat zij op dat gebied leren
We citeren een gedeelte uit Het Zoeklicht, 17 oktober 1998, blz.9 waarin
een gesprek opgenomen is met J. Koppelaar: Die Donatisten, de
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 732
Zij die geloven dat er een nog toekomstig rijk van duizend jaren te
verwachten is na de komst van de Heer zeggen dat er volgende dingen over
te noteren vallen:
1) Satan is duizend jaar gebonden gedurende deze periode:
Bultema blz.279 / Biederwolf blz.694 / Scofield blz.1350
2) Jezus regeert als Messias in Jeruzalem:
Bultema blz.274 / Biederwolf blz.702 / Scofield blz.1227
3) Het is een wereldwijd Koninkrijk:
Bultema blz.276 / Biederwolf blz.307 / Scofield blz.600
4) Opstandige Joden of opstandige heidenen sterven:
Bultema blz.279 / Biederwolf blz.135 / Scofield blz.769
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 733
Jezus sprak tot hen: Dwaalt gij niet daarom, dat gij de Schriften niet
kent noch de kracht Gods? Want wanneer zij uit de doden opstaan,
huwen zij niet, en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn
als engelen in de hemelen Marc.12:24,25.
maar die waardig gekeurd zijn deel te verkrijgen aan die eeuw en
aan de opstanding uit de doden, huwen niet en worden niet ten
huwelijk genomen Luc.20:35.
Men tracht ons ook nog uit te leggen dat die duizendjarige regering
noodzakelijk is om de profetien te vervullen. En daarvan is Jesaja 2:2-4 een
schoolvoorbeeld bij het vorige punt drie. Dat is een onmogelijke exegese van
die tekst. Deze hieronder echter wel.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 735
Mat.5:10
Walvoord (blz.133, 134) geeft over de leer van de vroegere Kerkvaders met
betrekking tot het Millennium volgend commentaar: De vraag is opgeworpen
naar wat de vroege Kerk hierover geloofde. Onderzoek van het Nieuwe
Testament en ook de buitenbijbelse geschriften leren dat in de eerste eeuw er
geen a-millennialisten waren. In werkelijkheid waren vele vroege Kerkvaders
aanhangers van de leer van het pre-millennialisme (...) Behalve Barnabas (...)
Maar vele Kerkvaders hebben zich niet uitgesproken over het onderwerp (...)
Ook in de tweede eeuw is er tot het jaar 190 geen enkele a-millennialist (...)
Sommige van hun uitspraken kunnen niet gedeeld worden in alle details (...)
Twist ontstond tussen beide partijen het begin van de 3de eeuw. Dit is een
simplificatie van een ingewikkeld probleem en is daarom slechts een
rookgordijn om de werkelijke visie van de Kerkvaders niet zichtbaar te laten.
De feiten staan hieronder.
f) Er zijn slechts enkele Kerkvaders die geloven dat de 70ste week toekomstig
is. Volgens de Kerkvaders is die week dan de week van de Messias en niet van
de antichrist. Zie o.a.: Tertullianus, Athanasius, Cyrillius van Jerusalem,
Polychronius en Augustinus. En dezen die geloven dat het gescheiden is van
de andere 69 weken, denken hierbij aan een vervulling binnen een korte
periode van hooguit enkele honderden jaren. Niemand van hen zou een
periode van 1970 jaar en meer hebben kunnen inschatten.
h) Kerkvaders leren dat de Kerk van Joden en Heidenen het nieuwe volk is van
God en dat een profetie die nog te vervullen, is door de Kerk geestelijk of
letterlijk zal vervuld worden. Dat leren Barnabas (begin 2de eeuw) en Justinus
(einde 2de eeuw).
i) En gezien het Joodse volk als natie niet mr voorrechten heeft tegenover
andere volkeren, maar dat de Kerk haar plaats heeft ingenomen (voortgezet)
sinds Pinksteren zullen aan Isral in de toekomst geen aparte voorrechten
door God verleend worden. De Kerk continueert waar de rechten van
Isral stopten.
j) Men mag niet de indruk wekken, bij wie de Kerkvaders niet zelf hebben
geraadpleegd, dat ze allen op dezelfde lijn zitten want niets is minder waar. Er
zijn verscheidene varianten op hun leer van de duizend jaar. Iemand, wiens
naam ons ontsnapt, merkte hierbij op: het is als in een Amerikaans ijssalon, je
kan er ijs krijgen in 31 verschillende smaken. Victorinus had de gedachte
ontwikkeld dat het Millennium een sabbattijd was, berekend volgens de
chronologie van de Septuaginta. 6000 jaar vanaf Adam tot de Wederkomst
van Christus, daaropvolgend 1000 jaar. (Jehovahs Getuigen leerden tot enkele
jaren terug hetzelfde, gebaseerd op hun eigen chronologie). Methodius
beweerde dat het Millennium een oordeelstijd was voor de mensen. Dat leren
ook de meeste moderne Millennialisten. Een klein aantal onder hen zei dat
Jeruzalem zou herbouwd worden, maar het merendeel leerde dat het Hemelse
Jeruzalem op aarde zou regeren. Tegen de tijd van Lactantius (die ook de 7000
jaren theorie aannam) dacht men over het tijdperk van het Millennium alsdat
de afstammelingen van de getrouwen zouden heersen over de
afstammelingen van de ongelovigen. Een tijd van eten en drinken.
m) Men heeft het in de kringen van de bedelingen steeds over Augustinus die
de kerk in een verkeerde richting zou geleid hebben door een
vervangingstheorie uit te dokteren. Die zegt dat de Kerk het oude Isral
heeft vervangen. Mogen we de lezer verwijzen naar een boek dat ofschoon
vluchtig ingaat op deze problematiek, duidelijk toont dat deze stelling van de
bedelingsleer hier een foutieve interpretatie heeft. Zie hiervoor door J. van der
Velden, Isral en het Anti-semitisme, Uitg. De Groot Goudriaan, 1990. Hij
noemt onder de verdedigers van de vervangingsleer kerkvaders vanaf
het einde der 1ste eeuw en verder tot aan Augustinus toe. Daaronder; Ignatius
van Antioch, de Brief van Barnabas, Justinus de martelaar, Melito van Sardes,
Cyprianus, Origenes, Tertullianus en de tijdgenoot van Augustinus, Johannes
Chrysostomos. De schrijver van het boekje zegt zelf (p.64) dat we geen
vervanging mogen leren wat we totaal oneens zijn met hem ofschoon
vervanging niet het juiste woord is. Wat we moeten leren is dit; de
messiasbelijdende heidenen worden ingelijfd in de edele olijfboom en samen
zijn zij = HET NIEUWE JERUZALEM.
n) Over Augustinus willen we nog iets apart zeggen. Men spreekt over hem
alsof hij de boeman is die alles heeft verdorven. Een citaat in dat verband:
Volledigheidshalve zij opgemerkt, dat de hierop volgende kursief gedrukte en
puntsgewijze weergegeven uitleg van Openb. 20:1-6, die de eerste opvatting
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 740
Daarom een opmerking van G.C. Berkouwer en wat hij zegt over Origenes,
maar het kan evengoed voor enkele uitleggers van vandaag gezegd worden.
Hij schrijft in, De wederkomst van Christus, deel II, Kok, 1963, blz.95:
Origenes bestreed - spiritualistisch - niet alleen het chiliasme, maar ook de
resurrectio carnis. Belangrijk is echter het feit, dat de kerk de resurrectio
carnis met de grootste nadruk beleed en tegelijkertijd het chiliasme afwees.
Er moet dan ook een ander motief liggen in deze afweer, die niet uit
spiritualisme te verklaren valt.
L.E. Froom, The Prophetic Faith of our Fathers, 4 delen. Uitgave van een
theoloog uit de Zevendedag Adventkerk zoals er geen ander ter vergelijking
op de markt is. Uitgever is Review and Herald, de eerste uitgave verscheen in
de jaren 50. (Bijna 5000 bladzijden buitengewone lektuur. Voor de
Kerkvaders natuurlijk slechts deel 1.)
Deze woorden schreef C.T. Russell, stichter van de WT, in 1889, wanneer hij
het bewijs trachtte te geven dat: van de schepping van Adam tot A.D.
1873 er zesduizend jaren waren. Met ander woorden dat er vanaf de
schepping van Adam tot aan de Wederkomst zesduizend jaar verlopen en dat
er daarop een periode volgt van een duizendjarige vrede op deze nog niet
vernieuwde aarde. Maar is deze traditie zo eerbiedwaardig? Is ze gebaseerd
op redelijke gronden? Waarom heeft C.T. Russell deze dan nooit in zijn
geschriften opgetekend? U kunt deze leer ook regelmatig terugvinden in
allerhande VROEGERE publicaties van Jehovah Getuigen. Wanneer we slechts
met Russell en de WT redeneren is dat omdat zij in die zin steeds geschreven
hebben en de dag van de Wederkomst erdoor bepaald. Afhankelijk van wat
men nagaat in hun publicaties was de schepping van de mens in; 4129, 4128,
4028, 4025, 4026 v.Chr. En gezien ze tot een twintigtal jaren terug leerden dat
Adam en Eva het laatst van de zesde scheppingsdag geschapen waren, zou de
Wederkomst en het begin van het Millennium zesduizend jaar daaropvolgend
zijn. Volgens hun laatste berekening zou het in 1975 moeten gekomen zijn.
Maar dat was de zoveelste fout en de zoveelste valse profetie. We geven deze
kleine Bijbelse en historische studie in de hoop dat men zou beseffen dat deze
lering alles behalve Bijbelse gronden heeft. Of de WT de leer nu nog aanneemt
is ons niet duidelijk. Dat geloofde men nog in Aid to bible understanding,
uitgave van 1971. Maar in Inzicht in de Schrift, deel 2, 1997, blz.825,826
blijkt dat niet meer zo duidelijk of nog een belangrijk punt voor hen te zijn.
Wij lezen over nog zo een voorbeeld waar de WT bijna tachtig jaar iets leren
en dan ermee ophouden en wat anders zeggen. In Licht op de Jehovahs
Getuigen, van Chr. Piette, Bijbelse literatuur vzw. Eigenbrakel, 1992, blz.76,77
staat: Het genootschap onderwees dat er een vaststaande hoop bestond dat
Adam voor altijd zou leven: Zal Adam tot degenen behooren, die tot
volmaaktheid hersteld worden en eeuwig zullen leven? Als hij aan de
bepalingen van het nieuwe verbond gehoorzaam is, zal hij hersteld
worden. Als hij onder de laatste beproeving zal tonen waarachtig en
oprecht tegenover God te zijn, zal hij voor eeuwig blijven leven.
Later onderwijst het Genootschap dat het lot van Adam definitief is! Hij zal in
het stof blijven: Er is niet het geringste bewijs, dat Adam berouw had.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 742
Vooraf dit: wie heeft als eerste geleerd dat het bestaan der mensen
verdeeld is in zesduizend jaren, plus een Messiaanse regering van duizend
jaar? Sommigen kunnen denken dat deze leer haar ontstaan heeft bij de Joden
uit de voorchristelijke tijd. Dit is echter niet zo. Dat het OT gn enkele maal
melding maakt van deze dingen heeft zelfs Russell dienen toe te geven. Zie
zijn eigen verklaring hierboven. Enkele apocriefe boeken maken melding van
deze leer maar ook zij zijn niet de eersten die er over schrijven.
Zonder omhaal van woorden kan worden gezegd dat deze idee haar
ontstaan heeft bij de heidenen. Het waren de Etrusken, de vroegere bewoners
van Itali, en de aanhangers van Zoroaster in Perzi die als eersten lering
gaven dat de mens zesduizend jaren zou bestaan onder de god van het kwade
waarna een duizendjarige Sabbat zou volgen. Dit alles 5 7 honderd jaren
vr Christus. Door de Hellenisering van de Oosterse wereld en de
veroveringen van Alexander de Grote hebben de Joden deze theorie
overgenomen en opgetekend in hun geschriften.
De volgende stap vinden we in het vierde boek van Esdras (Ezra) waar de
Messiasregering slechts vierhonderd jaren duurt. Dit hoeft ons echter niet te
verwonderen want op een andere plaats in ditzelfde boek is geleerd dat de
tijdsperiode van de mens in twaalf delen is verdeeld. Hiervan zijn volgens het
boek (in die tijd) negen delen reeds voorbij en wachten slechts twee delen en
een stuk van het tiende deel op hun vervulling. Vergelijk 4 Esdras hoofdstuk 7
en 14:11,12. Het werk is geschreven vr de verwoesting van de tempel in 70
A.D..
Een tweede bron is het boek van Baruch dat spreekt over de regering van
de Messias, echter, zonder er een tijdsperiode voor aan te geven. Ook dient
gezegd dat Flavius Josephus er melding van maakt. En de rabbijnen uit zijn tijd
en later geloofden dat de Messias zou komen in het zesde Millennium van het
bestaan der mensen.
Met dit alles bevinden we ons reeds in de periode van de eerste christenen.
Eerst en vooral merken we op dat nergens in het Nieuwe Testament melding is
gemaakt dat er zesduizend plus duizend jaren zijn voor n scheppingsdag of
wat dan ook.
De eerste aanwijzing in dit verband staat in het boek Barnabas. De schrijver
van dit werk, dat rond 135 A.D. het licht zag, is een overtuigd anti-sabbatist.
Om deze reden zegt hij daarom dat het vierde gebod niet naar een werkelijke
sabbat verwijst maar naar de zevende duizend jaren van rust in de toekomst.
Dit boek had zulke invloed op de christenen uit die tijd dat het niet moeilijk is
om een twintigtal schrijvers te noemen vanaf zijn tijd tot 400 A.D. die zijn leer
in min of meerdere mate hebben aangenomen. Hieronder waren bijvoorbeeld
Justinus de Martelaar, Hippolytus, Lactantius, Ambrosius, Victorinus en de
vroege Augustinus. Sommigen dezer, zoals Lactantius en Hippolytus, leerden
zelfs in heilige overtuiging dat de Messias zou terugkeren in het jaar 500 A.D..
Hierin waren ze niet alln verkeerd wat betreft de chronologie, maar tevens
op theologisch gebied, aangezien de Schrift duidelijk leert dat niemand de
bestemde tijd kent (Hand.1:7 / Marc.13:31-33). De heidense filosofie der
duizendjaren-theorie vierde hoogtij tijdens deze periode. Na de vierde eeuw
waren het vooral Bede, Villanova en Joachim de Flores die deze theorie
aanhingen.
heidense leerstelling en niets of niemand heeft het recht deze als christelijk of
Bijbels te aanvaarden.
twintig dan niet in termen van sabbat over die tijd spreken? Maar dat doet die
tekst niet! Natuurlijk spreekt dat gedeelte in Hebreen over mr dan n
soort sabbat. En wel als volgt (alle teksten uit Heb.4):
2) Een rust die de Joden konden ingaan indien ze een groot geloof hadden
gehad 4:6,8 / 3:19
Gezien Russell en dezen die een duizendjarige leer aanvaarden zeggen dat
er veel werk zal zijn in dat rijk, kan Heb.4:3 niet verwijzen naar die tijd. Maar
onze conclusie moet dan ook zijn dat die leer een gevaarlijk speelgoed is dat
langs heidense wegen en omwegen in bepaalde theologische kringen is
binnengeslopen. Grond voor de leer van de 6000 + 1000 jarenleer is er Bijbels
net niet.
Nog een opmerking. Enkele jaren had de WT er nog een ander argument bij
dat deze leer zou ondersteunen: Ps.90:2,4 en 2 Pet.3:7,8. Zie o.a. Dingen
waarin God onmogelijk kan liegen, 1966, blz.360-362. Maar men vergeet dat
de vergelijking van een goddelijke dag als een periode van duizend jaar is.
Het gaat niet op een gelijkteken te zetten tussen de twee waarden.
Integendeel; de beide teksten willen aantonen dat bij God tijd een andere
dimensie heeft dan voor mensen. Als tweede punt wijzen we op het begrip
rust in Heb.4. Daar worden twee woorden gebruikt. Het eerste is
katapausis in Heb.3:11,18 / 4:1,3 (2 maal),5,10,11. Dit begrip komt van
het werkwoord katapauoo zoals in Heb.4:4,8,10 gebruikt en heeft de
betekenis van een tot rust komen op een bepaalde plaats. De Septuaginta
vertaling heeft het woord o.a. in Num.10:36 en Deut.12:9. Het tweede woord
dat in Heb.4:9 gebruikt wordt is alleen daar te vinden. Het is in het klassieke
Grieks ook ongekend als begrip. Het gaat daar om het woord sabbatismos
en is afgeleid van sabbat, maar is er niet synoniem aan want anders zou
Paulus dt woord gebruiken. Hier gaat het om de uiteindelijke rust van de
gelovige. Dit sabbatismos verkrijgt men door tot Jezus te komen op de
door Hem aangeven weg. We moeten naar Hem (op)kijken (3:1), geloof
oefenen (4:2,3), niet onze eigen redding trachten te bewerken (4:10) en we
moeten ons op die rust voorbereiden (4:10,11).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 746
Tot slot in dit verband een korte opmerking. J. De Heer geeft in het
hoofdstuk 23 van zijn boek over het Duizendjarig Rijk een verwijzing naar
enkele Kerkvaders voor wie ook het beeld van de wekelijkse sabbat = beeld
van het Grote Sabbatsjaar = beeld van het Millennium. Alle argumenten
gebruikt om de leer van Jehovah Getuigen te verwerpen zijn hier evenzeer
geldig. Opnieuw was die redenering op de chronologie van de Septuaginta
gebouwd.
2) Getallen (zoals het getal 1000) zijn regelmatig symbool in de Bijbel, vb.
Ps.90:4 / 1 Cor.4:15 / 14:19 / 2 Pet.3:8.
3) Wanneer we het getal 1000 letterlijk lezen zit er een mogelijkheid in dat
we dat tijdstip, en zo ook de tijd van de Wederkomst, gaan bepalen. Daar zijn
wel honderden voorbeelden van en ze hebben allemaal gefaald. Zie de
boeken van een theoloog van de Zevende-dag-Adventisten Le Roy Edwin
Froom, The prophetic faith of our fathers, 4 delen, Review and Herald
(Adventist). Dat tijdstip mag niet bepaald worden volgens de leer van Christus
(Marc.13:32 / Luc.12:40) en ook niet volgens Johannes (Opb.22:20) of Paulus
(1 Thes.5:1,2).
4) Johannes zegt duidelijk dat Openbaring grotendeels gaat over zaken die
hierna (n de gevangenschap van Johannes) geschieden. Maar niets wijst erop
dat dit allemaal moet plaatsvinden na de opname van de gemeente. Dat is
juist de belangrijkste stelling van Darby, Bullinger, Scofield e.a.. Het gaat
echter vanaf Opb.4:1 nog steeds over dezelfde gemeente van Christenen en
dezelfde soort ongelovige volgelingen van Satan.
Laat ons dat even toepassen op wat men beweert. Er zou een nieuw
verbond komen voor de duizendjarige regering. Maar het NT zegt
zondermeer dat met Pinksteren het nieuwe verbond al is begonnen
(Mat.26:28 / Hand.2:36-40). En het eeuwige priesterschap der Levieten is
vervangen door dat van alle christengelovigen, dus is er absoluut geen
priesterschap meer nodig in een duizendjarig rijk (1 Pet.1:2 / 1 Pet.2:9 /
Opb.1:6). En het eeuwige priesterschap van Aaron is vervangen door dat van
het priesterschap van Melchisedek en berust exclusief in de persoon van Jezus
(Heb.7:15-28). De theologie van het nieuwe - om welke reden ook -
verzetten naar een duizendjarig rijk is verkeerde theologie. Stop ermee m:et
bijvoorbeeld Ezechil 40-48 uit te leggen met betrekking tot een duizendjarig
rijk in de nabije toekomst. God heeft zijn priesters al uitverkoren: het is de
gemeente van Christus bestaande uit joden en heidenen.
6) Opb.20:1-6 zegt niet dat alle lichamen van dezen die opgestaan zijn, hier
op aarde regeren op letterlijke tronen! Het zegt niets van Joden in het vlees
die regeren over de andere volkeren. Het zegt niets over een paradijs voor
dan nog goddeloze mensen die door Jezus geleidt worden. Het zegt niets over
een Messiaanse Koninkrijk. Het zegt niets over de tweede komst van de Heer
voorafgaande aan die 1000 jaar. Wie in de duizendjarige regering geloofd
moet al deze dingen daar in lezen.
1007 jaar opgenomen zijn. Het moet op hetzelfde moment zijn van het
oordeel van de goddelozen of zeer kort ervoor.
11) Letterlijkheid inleggen in de 1000 jaar wil zeggen dat er twee soorten
Joden zijn. Deze die tot de gemeente behoren en reeds opgenomen zijn. En
dan een andere groep die zich gedurende de volgende zeven jaar later
bekeerd. Is dat geen onderscheid des persoon? Titels gegeven aan de
christelijke gemeente zijn hierin duidelijk. Ze waren bijna allen ooit exclusief
toegepast op Isral. De gelovigen uit Isral en de gelovigen uit de Heidenen
zijn n sinds de dood aan het kruis van de Heer (Rom.10:13-15 / Eph.2:11-
13). Met welk recht gaat men daar nog iets aan wijzigen. Zie wat NT-ische
schrijvers zeggen en schrijven in de onderstaande lijst over de christelijke
Gods-gemeente waarin vertegenwoordigers zijn van alle rassen, inclusief de
Joden:
Paulus:
Petrus:
Jacobus:
Johannes:
13) Johannes zegt in Opb.1:6 dat de gemeente het rijk Gods is. En in Opb.1:9
zegt hij over zichzelf deelgenoot in dat Rijk te zijn. Waarom dan nog een rijk
verwachten van 1000 jaren? Voor de onbekeerden hoeft het, niet want die zijn
geoordeeld bij de Wederkomst! Voor dezen die zullen opstaan uit de graven
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 752
kan ook niet. Want dat zou een tweede kans op redding veronderstellen! Het
is aan allen gegeven geoordeeld te worden op wat ze tijdens hun nige aardse
leven gedaan hebben (Heb.9:27,28).
14) In het OT of het NT wordt ernooit melding gemaakt van een regering
van de Heer voor de beperkte periode van 1000 jaren. Het Koninkrijk van
God (van de Heer) is er altijd weergegeven als een eeuwig Koninkrijk. Geen
enkele voorspelling ervan in het Oude Testament spreekt over een beperkte
tijd van dat rijk. Allemaal spreken ze van een eeuwigheid die de gelovige in
Zijn rijk te wachten staat (Dan.2:44 / 7:14,27 / Micha 4:7 / Luc.1:31,33).
15) Petrus zegt eens dat bij God n dag als duizend jaar is (2 Pet.3:8).
Wanneer we letterlijk toepassen wat sommigen als het 1 dag = 1 jaar beginsel
zien dan gaat het hier om 365.000 (of 360.000) jaren. Maar de woorden van
Johannes en Petrus zijn zeker niet in strijd met elkaar. Ze spreken dezelfde
soort woorden en taal wanneer het over de tijd van het einde gaat (2 Pet.3:3-7
/ 1 Joh.2:18,28 / 4:17).
17) Wanneer we na de Wederkomst van Opb.1:7 nog een aards rijk leren dan
gaan we een anticlimax leren die de Schrift niet kent. Want alles is volbracht!
Wat kan een duizendjarig rijk daar nog aan toevoegen? Heeft Isral, en wij
Heidenen met hen, het belangrijkste niet reeds ontvangen? En dat schrijft de
auteur nota bene aan afstammelingen van Abraham, de echte vleselijke
Joden. Wij Heidenen mogen daar alleen in meedelen omdat er juist, oh zo
weinig Joden, die enige Messias hebben aangenomen. Dat is trouwens wat
God van tevoren voorzegd heeft aan Abraham.
18) De duizendjarige regering is aards. Een zaak van eten en drinken. In Gods
ogen - en volgens Zijn woord - is het koninkrijk van God niet zo (1
Cor.4:9-13). Moet dit eten en drinken in een paradijs op deze wijze de volkeren
op een geestelijke wijze tot God brengen? Is dat geen omkoperij? Twee
maten en twee gewichten! Zoals zij die Jezus koning willen maken omdat Hij
een grote schare met slechts enkele broden te eten heeft gegeven (Joh.6:15).
Een eerst zien-en-dan-geloven-theorie!
20) Terwijl velen opgenomen zijn, anderen gestraft voor eeuwig bij de
Wederkomst, zijn er zowel Joden als Heidenen die levend overblijven, in hun
oud lichaam volgens de leer van de duizendjarige regering. Waar heeft Jezus
deze twee soorten evangelie gepredikt? Of n van zijn discipelen? Graag
schrijver, hoofdstuk en vers?
Hemelvaart
3) Pre-Millennium-leer 2) Post-
Millennium-leer
Het Millennium heeft Komst van Christus Het Millennium heeft
plaats vr de plaats na de
tweede komst tweede komst
1) A-Millennium-leer
Er is gn Millennium
omdat het een symbolische
voorstelling is. Dit was de leer
van Augustinus en deze van veel
moderne exegeten, ook enkele
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 755
Gereformeerden.
De definities van de drie visies geven we hieronder uit C. van der Waal,
Openbaring van Jezus Christus, deel 1, Uitg. De Vuurbaak, 1971, blz.113.
1. Amillennialisme. Het woord is afgeleid van a: niet, geen, en millennium:
duizend jaren. Aanhangers heten: amillennialisten. Hierdoor wordt uitgedrukt,
dat men de duizend jaren niet verbindt met een bepaalde periode in de
geschiedenis. Zij zouden de zalige staat van de gelovigen in de hemel
aanduiden.
2. Postmillennialisme. Post betekent na. De aanhangers van deze leer zeggen,
dat het millennium achter de rug is, of dat we thans er in leven of dat er nog
een bepaalde periode te verwachten is, waarin het openbaar zal worden in
een gouden eeuw der kerk. Maar in elk geval zal het toch aan de zichtbare
verschijning van Christus op aarde voorafgaan; de laatste advent komt post,
na dit duizendjarige rijk (als historische periode).
3. Premillennianisme, Prae is: vr. De aanhangers van deze leer huldigen de
mening, dat we twee wederkomsten van Christus te verwachten hebben. En
wanneer Hij persoonlijk op aarde komt om het duizendjarig rijk te vestigen.
Doorgaans wordt dit verbonden met de onvervulde profetien en het herstel
van Isral. N het millennium komt er een storing door het optreden van de
Antichrist en een opname van de kerk in de hemel volgt. Daarna komt
Christus terug, wordt het eindgericht gehouden en is de nieuwe hemel en
aarde daar.
1) Een engel:
Het moet ook duidelijk zijn dat Christus niet zo maar als een gewone engel
afgebeeld kan worden. In het OT is Hij dan steeds afgebeeld als de engel
des HEREN, een zeer specifieke engel. Hierover enkele aantekeningen.
Het begrip engel des HEREN heeft voor vele vroege Kerkvaders een
betekenis dat hij de voorstelling is van de Logos in zijn voormenselijk bestaan.
Het Theologisch Woordenboek, Romen & Zonen, edit. H. Brink, vanaf 1952,
kol.1.134 zegt daarover het volgende:
De H. Justinus zag reeds in de engel van Jahweh een openbaring van de
Logos (Apol.63;Dial.56-61) en in het algemeen kan men zeggen dat de Oudste
Vaders tot aan Hilarius (De Trin. IV,24) de engel van Jahweh op grond van
Is.9,6 (volgens de Sept. en de Vetus Latina: magni consilii angelus) en Mal.3,1
(angelus testamenti) met de Logos-Christus identificeerden. Augustinus
echter, Hironymus, reeds Athanasius en Basilius, en latere scholastieken
namen een manifestatie van de Logos vr de Incarnatie niet aan op grond
van Hebr.1,2 en 2,2, en zagen dan ook in de engel van Jahweh een engel die
zijn plaats bekleedde.
Maar door vergelijk van het Oude Testament en het Nieuwe Testament is
ook evident dat aan de Christus en aan YaHWeH dezelfde eigenschappen
worden toegeschreven. Met ander woorden een tekst in OT = YaHWeH =
verwijzing naar Christus in het NT. Want gezien de drievuldigheid van God
mag men niets afdoen aan de relatie Vader, Zoon en Heilige Geest. Wanneer
we aannemen dat de engel des Heren uit het OT dezelfde is Hij die het NT
de Logos noemt (Joh.1:1), dan ligt de nadruk niet op het geschapen zijn
van die engel maar op de middelaarsfunctie, op zijn ambt. Hier enkele
voorbeelden over de gelijkheid van Vader en Zoon uit de Psalmen.
De vraag van de macht van Christus over Satan zou zich kunnen stellen.
Sinds wanneer heeft Christus autoriteit en over wat? Over Hem als mens is al
gezegd dat hij onderwijst met gezag (Mat.7:29 / Marc.1:22). Maar Zijn grote
autoriteit ligt in het persoonlijk vergeven van zonden (Mat.9:6). Hij heeft
die macht op aarde zegt het verhaal van de man die men door het dak laat
(Marcus 2:10). Dat wat betreft de Christus als mens. Bij Zijn opstanding uit de
doden zegt Mat.28:18 dat Hij alle macht heeft ontvangen. Ofschoon Satan
ook beperkte autoriteit heeft (Luc.4:6 / Opb.11:6 / 13:2,4) toch is deze van
Christus hoger (Eph.1:21 / Col.2:10). Zoals men dus merkt heeft Christus alle
autoriteit, t.t.z. recht van handelen over verscheidene dingen in allerlei
omstandigheden. En exousia is Zijn recht om Satan uit de hemel te
werpen. Daar is Satans macht momenteel nihil. Dat gezag zal Christus op de
bestemder tijd wel laten merken aan de wereld. Zijn gemeente wt dat Hij
koning is en reeds regeert! Opb.12:10 spreekt van zijn macht over Satan om
deze uit de hemel te drijven. Opb.20 is daar een variante op en beschrijft n
aspect van die uitzetting.
Berkhoff: Welk een keten zal dan deze engel wel moeten hebben, nu hij
den overste der duivelen en met hem al de duivelen moet gaan binden. Maar
daarom geeft de Heere hem ook een groote keten in zijne hand, n.l. de
koninklijke macht van den verheerlijkten Middelaar, Die aan Zijn Kruis de
overheden en de machten uitgetogen heeft. Hij had toen dadelijk satan
in den afgrond kunnen werpen, maar naar Gods raad heeft Hij hem
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 760
toegelaten, al zijn macht en al zijn list te ontwikkelen tegen Hem en Zijn rijk,
opdat hij nooit zou kunnen zeggen, dat Christus hem de kans der overwinning
niet gegeven heeft. Doch dn zal Christus komen en hem Zijn wettig
verkregen kroondomein de einden der aarde, ontnemen. Hij gaat met
Zijn alomtegenwoordige majesteit met Zijn dienstknecht mede, en laat zulk
een glans van Zijn heerlijkheid uitstralen, dat we zelfs niet lezen van eenigen
tegenweer van satan (blz.39).
Maar wnneer dan? Indien u vraagt naar de dag, uur en jaar dan moeten we
onze handen omhoogsteken. Met een beetje logica echter kunnen we gerust
zeggen dat het vr de uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren moet
geweest zijn. Om deze reden dus, kort na de Hemelvaart. Maar nadien lezen
we in 2 Cor.11:14: de satan zelf doet zich voor als een engel des
lichts en dat blijft hij doen. Noemen we dat macht? Is het dat wat zou
aangeven dat er strijd is tussen God/Satan. Ja, in ondergeschukte betekenis!
Maar, neen want in werkelijkheid is dit onmacht en is zijn strijd verloren. Het is
niet meer zoals in de dagen van Job:
Satan heeft absoluut geen macht die aan deze van Jezus kan tippen. Dat
blijkt duidelijk uit bijvoorbeeld Opb.12:11: En zij (onze broeders) hebben
hem (de satan) OVERWONNEN door het bloed van het Lam en door het
woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot
in de dood. Natuurlijk is ook nog dit toekomstig uit Rom.16:20: De God
nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden. De
genade van de Here Jezus zij met u!
Dat er staat dat Satan gebonden wordt met een grote keten dient alleen
maar om het beeld zeer scherp te stellen. Want een grote vijand van God
moet menselijk gesproken, zodat we het beeld naar zijn belangrijkheid kunnen
begrijpen, met een grote keten geboeid worden. En de Here heeft er alle
sleutels (= macht/gezag) toe (Opb.1:18 / 3:7,8).
Josephus c. 100
Elizer begin 9de eeuw
Jephet Ibn Ali 10de eeuw
Rashi gestorven 1105
Abraham Ibn Ezra gestorven 1167
Eusebius c.340
Cyrillius c.386
Chrysostomos c.407
Augustinus gestorven 430
Gregorius I gestorven 604
Bedeus gestorven 735
Peter Comestor gestorven 1178
Matthew Henry 1720
Adam Clarke einde 18 eeuw
Thomas Scott 1809
Douay Bible 1805
Thomas Newton 1813
J.H. Newman 1841
En er zijn natuurlijk tientallen die de steen uit de hemel laten komen wanneer
Christus wederkomt. Vooral in de jaren 1831-1843 onder de Miller-beweging,
die het einde verwachtte in 1843/1844. En van hen George Storrs had ook
grote invloed op Jehovahs Getuigen. Bij hem hebben ze o.a. de leer van de
vernietiging van de ziel der goddelozen geleerd.
Er wordt in het boek Danil niet gezegd dat de tien tenen ook tien koningen
voorstellen, dat legt men er dan zelf in. Deze theologische inkleuring geeft op
die wijze een toekomstbeeld dat bepaalde teksten uit het NT tegenstrijdig
maakt. Dat kan toch niet! Het klopt zelfs niet meer met de werkelijkheid.
Gezien de tien staten van het nieuwe Europa niet letterlijk kunnen zijn, want
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 763
het zijn er ondertussen 15 (mei 2000) geworden (en 10 anderen die staan te
trappelen), heeft men ook een nieuwe uitleg. Deze tien koningen van
Openbaring staan voor een symbolische tien. En ten tweede, het Koninkrijk
Gods is reeds begonnen. Men moet het slechts nog verwachten in die zin dat
de restanten van dat ijzeren rijk - en al die overblijfselen van de andere
wereldrijken - definitief uitgebannen worden. Wat ervan over blijft zal met de
Wederkomst totaal uiteenvallen en niet meer gevonden worden.
3) De afgrond:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 764
Biederwolf: Niet gelijk aan de vuurzee uit Opb.19:20, maar de plaats van
de duivel en zijn engelen vrdat ze in de vuurzee geworpen worden
(blz.693).
Tijdens de aardse prediking van Jezus hadden afvallige geesten kennis van
een toekomstige pijniging of wellicht een onmiddellijke, gezien zij bij
bewustzijn deze straf ondergaan (zie Marc.5:1-20, vers 7 is het sleutelvers).
Want ook boze geesten geloven en sidderen (Luc.4:41 / Jac.2:19). De engelen
in de Tartarus zijn te onderscheiden van de andere engelen - goede of slechte
- in de hemel of daarbuiten. Een verband gelegd met Eph.6:10-12, is een
verkeerde exegese want de boze geesten hier genoemd zijn niet dezelfde
als deze uit de Tartarus. De geesten van de Tartarus worden bewaard in een
afgezonderd leven. Ze zaten reeds onder eeuwige banden vastgehouden in de
tijd van Judas (zie Judas 6). Ze lopen dus niet vrij rond zoals men wel
suggereert.
Terug naar het begrip afgrond. Dit woord is slechts enkele malen te
vinden in het NT. En het heeft daar meerdere betekenissen. Enmaal (in
Rom.10:7) is het een verwijzing naar Ps.106:26 en heeft de betekenis van
Hades = het dodenrijk. En dat omdat het hier om een citaat gaat uit de
Septuaginta van Deut.30:11-13. Paulus wil zeggen: de Heer is opgestaan en je
hoeft het (Hem) nergens anders te zoeken. Hij is de oplossing van al je
problemen. Het gaat hier duidelijk om twee contrasten die men wil maken; het
hemelse en het aardse.
In Opb.20 heeft men abussos in een andere betekenis die volgt uit de
tekstverbanden. Het gaat in elk geval om een beperking die is opgelegd aan
Satan. Hij is hier natuurlijk het symbool voor alle boze afgevallen engelen.
Over deze beperking zie verder punt 5.
Men mag dan ook niet zeggen dat het over de hel gaat in de zin zoals de
afbeeldingen van vele devote schilders. De poel van vuur en zwavel
komt er namelijk slechts wanneer de Heer terugkeert en het Laatste Oordeel
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 766
Een ander aspect van de afgrond is de duisternis die ermee gepaard gaat.
Letterlijk klopt dat, maar ook figuurlijk. In het rijk van Satan is er duisternis,
maar waar de Vader, Zoon en Heilige Geest is zal er licht zijn. En dat is
symbool van Gods aanwezigheid, heiligheid en waarheid. Zie de lijst hieronder.
YaHWeH is een zon Ps.82:11
God is licht 1 Joh.1:5
De HEER is het eeuwige licht Jes.60:20,21
God is de Vader der lichten Jac.1:17
Christus is het licht der mensen Joh.1:4
Christus is dat licht Joh.1:7
Christus is het ware licht Joh.1:8
Christus is het licht en Morgenster Opb.22:16
De wet is licht Spr.6:23
Het evangelie is licht 2 Cor.4:4
En ook de discipelen moeten een licht in de wereld
zijn (Mat.5:14).
Onze conclusie moet dan zijn dat er opnieuw symbolen gebruikt zijn om ons
iets te leren wat we anders niet zouden begrijpen bij gebrek aan voldoende
inschattingvermogen.
4) Satan:
Men mag niet vergeten dat de tekst uit Openbaring klaar en onomwonden
zegt dat Satan gebonden zal worden of gebonden is. Maar geen enkele uitleg
die ons bekend is maakt daarvan slechts de ne die in de Schrift zo genoemd
is. Allen, en ook wijzelf, leren dat alle demonen gebonden worden. En dat
wil zeggen dat zelfs zij die alles letterlijk willen uitleggen (wat nooit iemand
lukt!) dit toch ook nemen als een symbool. Met ander woorden: we leren allen
dat dit uit de aard van de zaak zo moet zijn. Wat tevens wil zeggen dat het
begrip SATAN hier een symbool is van alle geestelijk kwaad dat er in de
wereld is. Het is er gekomen toen engelen afvielen van getrouwheid aan hun
God. Ook dezen die in de leer van de bedelingen geloven moeten dit
aanvaarden. We zetten Satan en zijn rijk voor u in tabelvorm ter overdenking.
II Namen en titels
1. Namen: Satan = tegenstander, bestrijder Opb.12:9. 52 maal gebruikt.
trots 1 Tim.3:6.
vol van zonde 1 Joh.3:8.
2. Tegenover mensen: misleider Opb.12:9 / 2 Cor.11:14.
moordenaar Joh.8:44.
wil aanbeden worden Opb13:3,4.
de verzoeker Christus Mat.4:3.
anderen 1 Thes.3:5.
IV Het koninkrijk van Satan
1. Deze wereld van ongelovigen Job 1:7 / Luc.4:5,6 / Eph.6:11,12.
De gehele wereld met uitzondering van de gemeente ligt
in de boze 1 Joh.5:19.
2. Boze wereld Gal.1:4.
3. Gebaseerd op valse verlichting 2 Cor.11:14.
4. Gebaseerd op begeerte 1 Joh.2:16 / 1 Cor.7:5.
5. Gebaseerd op tweeslachtigheid Luc.8:12.
6. Gebaseerd op valse wonderen Opb.13:2 / 16:1316.
7. Is op een valstrik gebaseerd 2 Tim.2:26.
8. Een vervolger van de gelovigen Opb.2:10.
9. Afgoderij is demonie Deut.32:17 / Ps.96:5.
10. Een godsdienst gebaseerd op vernieuwingen die de mensheid
van God afhouden 1 Tim.4:13.
VI Zijn carrire.
1. Geschapen als engel Job hoofdstuk n?
2. Uit de hemel geworpen. Of hij zondigde op
het moment dat hij Adam verzocht of een tijd daarvoor is
niet duidelijk. Zie Joh.8:44 en 1 Joh.3:8.
3. Heeft na de zonde van Adam de macht in de wereld Luc.4:5,6
/ Rom.5:12. Ook over het lichaam Luc.13:16 of de geest
Marc.5:1-20.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 769
5) Satan gebonden:
En toen Hij uit het schip ging, kwam Hem (terstond) uit de
grafsteden een mens tegemoet met een onreine geest, die verblijf
hield in de graven, en niemand had hem meer kunnen binden zelfs
niet met een keten, want hij was dikwijls met voetboeien en ketenen
gebonden geweest en de ketenen waren door hem stukgetrokken en
de voetboeien vernield, en niemand was bij machte hem te
bedwingen. Zo lezen we in Marc.5:2-4 en wanneer we tot het einde toe
lezen zien we dat Jezus de onreine geest, bestaande uit meerderen (want zijn
naam is Legioen), uit de mens uitdrijft. We verwijzen hiernaar om aan te tonen
dat letterlijke boeien geen macht hebben over demonen. Wat niet wil zeggen
dat de Heer geen macht heeft over deze duivelen, ook zonder sterke boeien.
Het bevel van de Heer is sterker dan de boeien waarmee men de mens had
gebonden. Hij heeft hem reeds jaren geleden geestelijk gebonden.
We weten uit het verhaal van Job, dat God aan Satan bepaalde beperkingen
oplegt wanneer hij Job zal beproeven (Job 1:9 / 2:6). Maar ook voor ons
christenen is die regel geldig. God zal niet toelaten dat we boven ons
vermogen onder verleiding staan (1 Cor.10:13). De Heer zal de gelovigen uit
de verdrukking uitbrengen (2 Pet.2:9).
Conclusie: Satan is met betrekking tot wat hij de gelovige kan aandoen
steeds gebonden.
En ook Zijn discipelen kunnen door de naam van Jezus Satans trawanten
binden. En de (tween)zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap
en zeiden: Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in
uw naam. En Hij zeide tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de
hemel vallen (Luc.10:17,18). Het is alsof Satan uit de hemel is geworpen.
De Heer kan in die zin de demonen verwijzen naar de afgrond, wat voor hen
beperking van activiteit zal inhouden (Luc.8:31).
Deze tekening van Gustave Dor geeft weer wat Jezus in Mattheus 12:28 over
Zichzelf zegt. De conclusie is dat er geen nood is aan de uitleg van een
toekomstig verdrijf van Satan uit de hemel. Hij is er al lang niet meer. Als we
Openbaring 20 uitleggen dan is dit een van de belangrijkste Bijbelteksten die
er bij hoort.
Er zijn enkele teksten die wijzen op wat Christus bewerkte door Zijn dood in
verband met Satan en de wereld. We geven er drie belangrijke. Hand.14:16
zegt: Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle
volken op hun eigen wegen laten gaan. Sinds Jezus is dat niet meer zo,
de volkeren moeten niet meer hun eigen wegen bewandelen. Ze worden
opgeroepen zich te bekeren en God te zoeken. Daardoor wordt Satans rijk aan
banden gelegd. Het evangelie knibbelt aan zijn rijk. De tweede tekst is
Hand.17:30: God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der
onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering
moeten komen. Hier staat ongeveer hetzelfde als in Hand.14:16. Met de
prediking van het evangelie wordt het rijk van Satan aangetast. Hij ligt sinds
Pinksteren mr aan banden dan ooit tevoren. En de derde tekst is Col.2:15:
Hij heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk
tentoongesteld en zo over hen gezegevierd. Christus is overwinnaar!
Men mag de binding van Satan dan niet in te toekomst zetten maar in de tijd
van het kruis de opstanding en Pinksteren. De macht van de overste der
lucht is vanaf dan beperkt (Eph.2:2 / 6:12).
worden geworpen en hij zal er in eeuwigheid niet wederkeren. Nadat dit zal
geschied zijn, zal God hem ook zijn macht op de aarde ontnemen en hem
werpen in den poel, die van vuur en zwavel brandt. Uit Door het vuur, Uitg.
J.N. Voorhoeve, z.j., vertaald na 1932, blz.122,123. We geven ook de
verwijsteksten om er iets te kunnen over opmerken. Die teksten zijn 3 =
Openbaring 12:7-12,4 = Epheze 2:2,5 = 2 Corinthe 4:4 en 6 = Johannes
14:30.
6) Duizend jaar:
Biederwolf: Er blijft dus slechts die uitleg overeind staan die een
Millennium aanneemt dat nog toekomstig is, bij voorkeur een tijd van 1000
jaren (blz.701).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 775
Het boek Openbaring staat vol met verwijzingen naar symbolische cijfers.
Het belangrijkste is daarbij natuurlijk het getal 7. Hierbij enkele voorbeelden.
zeven kerken (1:4,20), zeven geesten (1:4 / 3:1 / 4:5 / 5:6), zeven kandelaars
(1:12,20 / 2:1), zeven sterren (1:16,20 / 2:1 / 3:1), zeven lampen (4:5), zeven
zegels (5:1 / 6:1), zeven horens en zeven ogen (5:6), zeven engelen (8:2),
zeven trompetten (8:2), zeven donders (10:3), zevenduizend mensen (11:13),
zeven koppen (12:3 / 13:1 / 17:3,7,9), zeven plagen (15:1,6 / 21:9), zeven
schalen van gramschap (15:7 / 16:1 / 21:9), zeven koningen (17:10).
Maar ook het getal tien is zo een symbolisch getal, en wat is duizend dan:
10 x 10 x 10! Tien is het getal van de volledigheid of volkomenheid. De
totaliteit van de hemelse engelenmacht is in veelvouden van duizenden
afgebeeld, zelf alles veelvouden van tien (Opb.5:11). Hier enkele teksten met
het begrip tien. Waarschijnlijk heeft geen enkele ervan betrekking op een
letterlijk getal tien:
2:10 tien dagen verdrukking
11:3 een tiende van de stad valt
12:3 een draak met zeven hoofden en tien horens
13:1 / 17:3,7 een beest met tien horens
17:12 de tien horens zijn tien koningen (symbolisch)
Ook in gelijkenissen van Christus hebben we soms tien als een symbool
van volheid. Zo bijvoorbeeld tien maagden, tien talenten, tien slaven in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 776
Men zegt in de kringen van de bedelingsleer dat men dat getal 1000
letterlijk moet lezen want er staat immers vijfmaal het lidwoord de aan
voorafgegaan. Maar dat bewijst niets op zichzelf, want de kan evenzeer
spreken over een symbolisch door God van tevoren ingestelde tijd. Dat ziet
men uit het veelvuldig gebruik van het Griekse kairos in de Bijbel. God
werkt steeds met van tevoren bestemde en afgemeten tijden. Over de
kairos van het Koninkrijk Gods zie naar de index van dat woord.
Het eerste deel van Openbaring 20 kan geen vervolg zijn op 19. Want in dat
laatste hoofdstuk is er ook reeds een beschrijving van het laatste oordeel. Wel
in andere woorden, maar de betekenis is dezelfde. Er zijn op het einde van
hoofdstuk 19 geen levende overblijvenden meer om daar nog een
duizendjarig rijk mee op te starten. Of men zou moeten leren dat de mensen
opstaan uit de dood aan het begin van dat rijk. Maar dat leren deze die in
bedelingen geloven niet. Uit de structuur van het boek Openbaring valt niet op
te maken dat 19 en 20 elkaar moeten opvolgen in tijd. En ook hoofdstuk 12
dat een zekere parallel heeft met 20 is geen vervolg op hoofdstuk 11. Want in
Opb.11:15-19 was het oordeel over mensen reeds uitgebeeld. Net zo min
volgen hoofdstukken 14 en 15 elkaar op. Want Opb.14:14-19 geeft de tijd aan
van het gericht en 15 komt terug in de tijd dat de onrechtvaardigen nog leven.
Ook Opb.16:13-16 geeft de dag van het gericht weer en hoofdstuk 17 komt
terug in jaren om te beschrijven wie/wat Babylon is.
heel iets anders dan de algeheele overwinning op Golgotha, die noch een
einde neemt, noch onderbroken zal worden.
Marc.5:2-4,11-13 zegt: En toen Hij uit het schip ging, kwam Hem
(terstond) uit de grafsteden een mens tegemoet met een onreine
geest, die verblijf hield in de graven, en niemand had hem meer
kunnen binden zelfs niet met een keten, want hij was dikwijls met
voetboeien en ketenen gebonden geweest en de ketenen waren door
hem stukgetrokken en de voetboeien vernield, en niemand was bij
machte hem te bedwingen (...) Nu werd daar bij de berg een grote
kudde zwijnen gehoed. En zij smeekten Hem zeggende: Zend ons in
de zwijnen, dat wij daarin varen. En de onreine geesten gingen uit en
voeren in de zwijnen; en de kudde, ongeveer tweeduizend, stormde
langs de helling de zee in en ze verdronken in de zee.
Dat wil zeggen dat de Satan en zijn trawanten verdreven worden naar hun
eigen rijk en beperkt worden in hun bewegingen. Zie hierboven punt 5 en 8
hieronder. De omvang van zijn rijk is beperkt. De macht die hij had in en over
de wereld is beperkt. Daar heeft de Zoon des Mensen alle autoriteit toe. Men
mag zondermeer zeggen dat de Heer regeert over alle machten die er zijn,
zichtbare en onzichtbare. En als men beweert dat men er niet zoveel van
merkt dan is Heb.2:14 daarop het antwoord: de machten van de vijanden
zijn ontroont. G.C. Berkouwer heeft hier enkele goede aantekeningen op
blz.91,92 (in De wederkomst van Christus, deel II, Kok, 1963).
8) Volkeren niet verleidt:
Biederwolf zegt:
Het is duidelijk dat n de vernietiging van de Antichrist in Opb.19:21 er nog
natin zijn die niet hebben deelgenomen aan het conflict (blz.694).
In Geen toekomst zonder Isral, Voorhoeve, Den Haag, 1988, blz.31 schrijft
M. Vollenhoven-Meijer het volgende:
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 779
Wat is dan dat binden van de Satan? Een gebonden zijn zodat hij de
volkeren niet kan verleiden? Vooral dat laatste is een aanwijzing in welke
richting we het antwoord dienen te zoeken. Wanneer vanaf Pinksteren de
Heilige Geest zich op zo een wijze openbaart aan de discipelen, kn de wereld
nooit meer zijn zoals hij tevoren was. Satan is gebonden door zulk een
kracht. Vanaf nu zal als regel gelden dat God aan mensen de overwinning
geeft; wie in Christus zijn geloof stelt overwint de Satan (1 Cor.15:57). Daarom
kan Paulus ook zonder schroom zeggen dat hij zich niet schaamt om het
evangelie, het is de kracht van God tot redding van wie gelooft (Rom.1:16).
Het beeld van het binden van Satan is een heilshistorisch beeld. De
aanduiding dat de Messias hem heeft overwonnen.
En ook het volgende uit Luc.13:16: toen zich daar een vrouw bevond
die achttien jaar lang bezeten was; zij was verkromd en kon zich in
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 780
het geheel niet meer oprichten (...) Moest aan deze vrouw, een
dochter van Abraham, die door den Satan nu reeds achttien jaren
gebonden was, niet van dien band op den sabbatdag losgemaakt
worden (Leidse Vert., wij onderlijnen). Het binden en losmaken van deze
vrouw heeft in het Grieks dezelfde woorden als in Openbaring 20.
Iets anders ter illustratie. Toen Lazarus begraven werd was hij gebonden
van kop tot teen (Joh.11:44). Maar op bevel van Jezus kwam hij uit het graf en
slechts daarna werden zijn windsels afgenomen. Ofschoon dus gebonden
wou het niet zeggen dat hij niets kan doen want hij kwam vooraf uit het graf.
Meer dan n op vier van de teksten die spreken over binden (Grieks deoo)
hebben een figuurlijke betekenis. Zie Mat.12:29 / 16:19 (2 maal) / 18:18 (2
maal) / 23:4 / Luc.13:16 / Hand.24:27 / Rom.7:2 / 1 Cor.7:27,39 / 2 Tim.2:9 /
Opb.9:14 / 20:2.
Met ander woorden. De voorbeelden die in het NT zelf tot ons komen, tonen
dat binden en gebonden zijn regelmatig gebruikt zijn in een
symbolische betekenis. Wanneer dat zo is wijst het niet op een totale
inactiviteit van de persoon die het onderwerp uitmaakt van de handeling. Zo
ook staat het met de Satan in Opb.20, hij is gebonden in een bepaalde zin,
maar is niet totaal uitgeschakeld en van de kaart.
Een goede en oude illustratie over het gebonden zijn van Satan is de
volgende: hij is als een hond die gebonden is aan een ketting. Een razende
hond gebonden met een degelijke ketting is slechts gevaarlijk voor mensen
die in het bereik komen van de draaicirkel van de hond. Wie er buiten blijft
hoeft niets te vrezen. Zo moet men Satan slechts vrezen wanneer men hem
persoonlijk gaat opzoeken in zijn beperkt gebied. Voor de rest is hij gebonden
en kan een gelovige niet deren. Satan heeft een beperkte bewegingsvrijheid,
deze die de Heer hem geeft.
(blz.693,694) dat er toch volkeren zijn die het beest en de profeet niet zullen
gevolgd hebben en dus niet gestraft worden. Dat is echter onmogelijk. Er zijn
op dat moment van de Armageddon geen drie soorten mensen. Slechts twee.
Alle parabels maken dat duidelijk. Biederwolf moet natuurlijk zoiets beweren,
maar de tekst zegt dat niet. Gezien er over volkeren sprake is moeten ze uit
de opstanding komen en dat is onmogelijk. Ofwel is de context symbolisch. Als
uitleg moet men dan geen tegenstrijdige verklaringen uit de kast halen. Ook
de uitleg van Augustinus moet hier verworpen worden. Want hij zegt dat de
volkeren = de gelovigen. Volgens hem kan Satan de gelovigen niet verleiden.
Wat natuurlijk waar is in een totaal andere betekenis en samenhang.
De tekst van Openbaring zegt dat Satan de volkeren niet meer kan
verleiden. Dat is wat er sinds Pinksteren is begonnen. Door de kracht van het
evangelie is er een zo grote ontwikkeling geweest in de wereld dat er geen
volkeren meer zijn die niet enkele of meerdere procenten messiasbelijdende
gelovigen hebben. Zelfs toen Rusland nog in de greep was van Marx en Lenin,
was het een land met vele gelovigen. En in China gebeurde hetzelfde, de kerk
bestond er ondergronds tijdens het communisme. Er zijn natuurlijk landen met
weinig christenen, in het Midden Oosten, maar ook daar zijn er te vinden.
Velen moeten het trouwens bekopen met jarenlange gevangenisstraffen. Er
zijn o.a. vervolgingen of beperkingen in; Algerije, Bangladesh, Bhutan, Brunei,
China, Commoren, Cuba, Indonesi, Irak, Iran, Kuwait, Libi, Marokko,
Myanmar, Nigeria, Oman, Syri, Tibet, Tunesi, Verenigde Arabische Emiraten
enz...
geval voor wr geloven dat de Heer op Golgotha de kop der slang heeft
verpletterd. Satan is overwonnen en verslagen.
Maar dat wil niet zeggen dat een individu uit deze volkeren niet kan verleid
worden. Ongelovigen laten zich nog steeds verblinden door Satan (2
Cor.4:4,5). Tot zelfs in de kerk zijn er schijnheiligen te vinden (2 Cor.11:13-15)
maar ze zijn geen echt deel van Gods gemeente. Daarom moet een christen
het gebied van Satan niet betreden maar ontwijken (2 Tim.2:25,26 / 4:18).
Wanneer we zo handelen zijn we zeker dat er ons niets zal overkomen.
Niemand kan Gods kinderen iets ten laste leggen (Rom.8:33-38). Ondanks dat
Satan rondgaat als een briesende leeuw, hij kan de ware gelovige niet deren
(1 Pet.5:8).
En dit wil ook niet zeggen dat er geen zonde meer zou zijn nu de Satan
gebonden is. Tijdens zijn gebonden zijn is het hart van de mens uit de straat
nog steeds een onbekeerd hart. Overal waar door de Heilige Geest nog geen
wedergeboorte heeft plaatsgehad heerst nog dat boze hart. In zo een hart
heerst nog steeds de verdorven natuur volgens Gen.8:21 / Jer.13:13 /
Marc.7:21,22 / Joh.3:3 / Rom.8:6,7 / Eph.2:1-3.
9) Satan losgelaten:
Berkhoff: Maar welk een uitzicht ontvangen wij dan hier! Welk een
verlossing wordt ons hier beloofd! Satan zal gebonden worden, opdat hij de
volken niet meer zal kunnen verleiden! Wanneer, zoo vragen we, is dit
geschied? Wanneer ging hij niet uit tot dit werk? En op zijn eeuwige
tenonderbrenging kan dit onmogelijk zien. Want na den oordeelsdag kan er
niet meer gesproken worden van volken. Dan is alle onderscheid van geslacht
en nationaliteit opgeheven. Maar bovendien wordt dit afgesneden door
hetgeen er bijgevoegd wordt, en in v. 7-10 nader wordt uitgewerkt: En
daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden. Opmerkelijk is,
dat n hier n daar de visionaire vorm geheel wordt losgelaten, en de Geest
Johannes z leidt, dat hij in gewone, duidelijke taal, zelfs zonder beeldspraak,
voorzegt, wat er n het duizendjarig rijk nog moet geschieden. Maar dan staat
het ook vast, dat deze binding van satan niet geplaatst mag worden in de
eeuwigheid, doch te wachten is in den tijd. En evenzeer, dat ze thans nog niet
geschied is (blz.41, 42, wij onderlijnen).
We citeren hier met nadruk S. Greydanus die zegt in zijn Korte verklaring
der Heilige Schrift, De Openbaring des Heeren aan Johannes', Kok, 3de druk
1955, blz.298: Deze binding van satan, en zijn opsluiting in den afgrond, zijn
maar tijdelijk. Wel een lange tijd, door duizend jaren aangegeven, maar
daarna wordt hij door Gods raadsbesluit - moet- weer voor een korte tijd
losgelaten, om dan de heidenvolken te kunnen opdrijven tot de poging, zijn
goddeloze plannen te volvoeren. Evenwel volgt dan ook weldra zijn
eeuwigdurende werping in den poel des vuurs, vs10 (...) En ze zullen ten
einde zijn, wanneer satan weer gelegenheid ontvangt, om de ganse
heidenmacht, alle niet-Christelijke volken, die in totaal verre overtreffen de
Christennatin, gehele volken, te kunnen opdrijven, om Christendom en
Evangelie van de ganse aarde te willen verdelgen.
10) Tronen:
Wanneer we even nadenken over wat de troon van God betekende in het
OT dan moet deze tekst niet te moeilijk zijn. God is in het OT steeds de ware
koning van het volk Isral. Ook wanneer ze een zichtbare koning hebben, zoals
de volkeren rondom hen, blijft YaHWeH de echte koning. De afstammelingen
van David zitten slechts vervangend op de troon van God. Wanneer we
Deut.17:14-18 met 1 Kron.29:23 vergelijken is dat duidelijk.
Eigenlijk staat het er niet in zoveel woorden, maar volgens de context is het
meest waarschijnlijke: de gemeente, sinds Pinksteren. Zie hieronder punt 11.
Biederwolf: In het begrip oordeel mag niet slechts gedacht worden aan
wat o.a. Milligan zegt (...) de verwijzing is vooral naar het recht te oordelen,
het uitoefenen van het oordeel en het uitspreken van het oordeel (blz.695).
Over wie oordelen ze (...) Er is gn zekerder weg te verkiezen dan dit
gedeelte uit te leggen door andere schriftuurplaatsen te laten meespreken.
Dezen die op de tronen zitten, met inbegrip van de martelaren, zijn zij die
regeren over de natin (blz.696).
J. de Heer zegt op blz.279: Isral aan het hoofd der volken. God heeft
genadeplannen ook met de wereld. Hij zal die vervullen door middel van
Isral. Reeds Mozes zeide tot Isral: En de Heere zal u tot een hoofd
maken en niet tot een staart (...) wanneer gij hooren zult naar de
geboden des Heeren (Deut.28:13). Aan Isral waren de verbonden en
diensten toebetrouwd, uit Isral is, wat het vleesch betreft, de Christus
voortgekomen. Isral heeft den grondslag gelegd voor de Gemeente van
Christus en Isral zal ook - na het boeten van zijn misstap - de eindphase van
Gods genadeplan op aarde vervullen onder de heerschappij van Christus op
den troon van David. God zal Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig
Zijn verbond gedenken; Hij zal, zoodra de tijd gekomen is, gedachtig worden
aan Zijne goedertierenheid en Zijne waarheid aan het huis Israls (Ps.98:3).
En door dien weg zullen alle einden der aarde zien het heil onzes Gods.
staat er een beslissing die is genomen door de Heilige Geest n ons. Dit
ons wijst naar de apostelen en de ouderlingen van Jeruzalem. Ons en de
Heilige Geest, beslissen, verordenen t.t.z. regeren. Ons heeft een
medezeggenschap in deze zaak en ze maken dat ook duidelijk wanneer de
zendelingen teruggezonden worden van waar ze gekomen zijn. Daarbij
krijgen ze een brief mee dat het ons en de Heilige Geest goeddunkt dt en
dt op te leggen als regel.
Zie Hand.15:19,28,30-33.
Een derde voorbeeld. Jezus doet aan Petrus de belofte dat hij (en later alle
verantwoordelijken in de gemeente) de sleutels van het Koninkrijk ontvangen
Mat.16:19. Dat komt overeen met wat in Mat.18:18 staat. De leerlingen
kunnen slechts op aarde binden en ontbinden wat vooraf zo beschikt is in de
hemel. Ze zijn in die zin afgebeeld op tronen in de hemel. Zoiets veronderstelt
autoriteit om te oordelen: t.t.z. regeren als onderdaan in de naam van Gods
Koninkrijk.
Beide optellen en laten staan voor wat ze ons willen zeggen moet toch niet
zo moeilijk zijn. Zodat we gewoon maar moeten leren dat; de gemeente (de
gelovigen, de kerk) in deze tijd regeert. En ze gaat er nog mee door na de
Wederkomst. We moeten de zaken niet stellen als een of/of maar als een
en/en. Ter illustratie van hoe men een tekst als 1 Cor.6:2 moet begrijpen het
volgende citaat.
J. Pop zegt over 1 Cor.6:2 in zijn commentaar bij Callenbach, 1965, blz.109,
110: Dat de heiligen (=gemeenteleden, tegenstelling van onrechtvaardigen)
in zijn oordeel zullen participeren, vinden we elders niet met zovele woorden
gezegd.
Nu de heiligen tot deze laatste rechtspraak bestemd zijn, zal in de gemeente
reeds een zwakke afglans van deze komende heerlijkheid mogen blinken. Des
te opvallender is, dat men zich in Corinthe blijkbaar onbevoegd acht voor de
meest onbetekende rechtspraak. Deze onbevoegdheid of onwaardigheid
(anaxios) om op te treden als laagste rechtbank en recht te spreken over
persoonlijke geschillen, die vergeleken met het wereldgericht enig gewicht
hebben, verraadt hoezeer de gemeente beneden niveau is; ze mocht waarlijk
wel wat meer besef hebben van haar toekomstige hoge staat!
worden aan de gemeente als controle dat God zijn werk goed heeft gedaan.
Dat is ook de uitleg die de Adventisten hierin leggen. Onmogelijk als
interpretatie is dat niet, maar het is toch niet waarschijnlijk. Het zegt te weinig
gezien al wat aan de gemeente is beloofd.
Berkhoff:
Er wordt in vers 4 duidelijk gesproken van drie onderscheiden groepen
geloovigen: eerst lezen we: En ik zag tronen, en zij zaten er op, en het
oordeel werd hun gegeven. En daarna: En ik zag de zielen dergenen,
die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus, en om het Woord
Gods. En eindelijk: En die het beest en deszelfs beeld niet
aangebeden hadden, en die het merkteeken niet ontvangen hadden
aan hun voorhoofd en aan hunne hand. Dat dit vers onmogelijk zoo
gelezen kan worden, als velen doen: En ik zag tronen, en zij zaten
daarop, n.l. de zielen dergenen, die onthoofd waren enz., zien we uit
den grondtekst: en staat er wel degelijk bij; bovendien staat het woord
zielen niet in den eersten, maar vierden naamval, waarom het geen
nadere aanduiding kan zijn van zij zaten er op. Daarom kunnen wij niet
anders zien, dan dat Johannes eerst een groote schare aanschouwde, met
koninklijke heerlijkheid gekroond, en dat hij daarnaast, of daaronder, als een
afzonderlijke groep onder de groote schare, eerst zag de triumfeerende
martelaren uit de voorbijgegane eeuwen; en drnaast weer, of ook als een
opvallende groep onder de ontelbare menigte, de geloofsgetuigen, die de
ontzaglijke vuurproef onder den antichrist hadden mogen doorstaan
(blz.46,47).
Het spreekt voor zichzelf dat wanneer er in dit gedeelte sprake is van
onthoofden dat er nog meer mee bedoeld wordt dan onthoofden.
Zodat die zin een symbolische voorstelling is van iets anders. Of worden de
gelovigen die een martelaarsdood sterven door ophanging, de kogel enz.
soms niet gerekend tot dezen, die met Christus zullen regeren? Wanneer u
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 790
daar geen antwoord op heeft dan ook nog dit: zullen de gelovigen die sterven
door kanker of een ongeluk soms geen deel hebben aan het regeren met Hun
Heer? Met ander woorden de uitdrukking onthoofden wijst dus op nog
andere gelovigen en de uitdrukking wordt een symbool en is niet letterlijk op
te vatten.
Vooraf een vraag: Zijn het volgens de tekst drie groepen die opstaan?
(Grieks = anastasis = oprijzen letterlijk vertaald)
1) die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het
woord van God
2) en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden
3) en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op
hun hand ontvangen hadden
We moeten bij het begrip ziel dus niet denken in de richting van een
onsterfelijke ziel. Het woord heeft in de Schrift meerdere malen de betekenis
van een pars-pro-tote een deel staat voor het geheel. Dat is hoe we het
hier moeten begrijpen. De betekenis is deze: een mens (een ziel) komt tot
leven in de echte zin van het woord. Door de inwerking van Gods Geest wordt
een mens (een ziel) herboren tot dat wat een echt mens is: een kind van God.
En voor het begrip ziel = mens zie o.a. 1 Pet.3:20, 8 zielen = 8 mensen. In de
hemel zijn er geen zielen zodat we die betekenis niet mogen aanhouden of
forceren. Want ook Opb.6:9 dat over de zielen onder het altaar spreekt heeft
een symbolische betekenis. Vergelijk in onze publicatie Aantekeningen over
leven, dood en opstanding voor nadere uitleg hierover.
Natuurlijk niet. Het loon in de ware zin ontvangt hij bij de opstanding uit de
doden, bij vers 12 van Openbaring 20. En ten tweede. Het begrip heil
(Grieks = soteria). Dat is gebruikt voor allerhande zaken, soms voor nationale
bevrijding (Luc.1:69,71 / Hand.7:25) maar meestal voor persoonlijke
bevrijding. Bevrijding is het ontsnappen aan iets; zoals de zee (Hand.27:37) de
vloed (Heb.11:7) gevangenschap (Phil.1:19) en dergelijke. Het volledige heil -
en dat mag men niet vergeten - is voor de gelovigen weggelegd met de komst
van de Heer (Rom.13:11 / 1 Thes.5:8,9). Maar niet alles is toekomstig voor de
gelovige. Leven, dat doet de gelovige al vanaf zijn wedergeboorte en is in
geen enkel opzicht toekomstmuziek. Zie punt 13.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 792
Over het getuigenis van de gelovige leest o.a.: Opb.1:2,9 / 6:9 / 12:17. Voor
zij die onthoofd zijn staat er letterlijk die met de bijl gedood zijn. Dat
was samen met kruisiging het middel van terechtstellen in het Rome van die
tijd. Over het teken van het beest zie Opb.13: 4,15,16 / 14:9 / 16:2.
En als inleiding tot het volgende punt citeren we uit een publicatie van de
Navigators, Life change series, Revelation, Navpress, 1989, blz.142: Ze
kwamen tot leven en regeerden (20:4). Het is niet duidelijk of dit slechts slaat
op de martelaren van de tijd van de verdrukking (de zielen van hen die
onthoofd waren) of alle gelovige uit alle tijden. Het is tevens niet duidelijk of
dezen die leefden en regeerden dezelfde zijn als dezen die op de tronen
zitten en aan wie het recht is gegeven om te oordelen.
Men ziet dat deze Scriftuurplaatsen het eeuwige leven beschrijven als
een thans inwonend bezit van de gelovige en niet slechts als een toekomstige
zaak. Hoe tegenstrijdig het ook mag klinken er zijn teksten die het als
toekomstig beschrijven. Men zie hiervoor Marc.10:30 / Luc.18:30 / Joh.6:40 /
Rom.6:22. Maar deze tegenstrijdigheid is slechts oppervlakkig. De ene reeks
teksten zegt dat we nu eeuwig leven bezitten, de andere reeks dat we het
ook later nog bezitten. Anders gezegd, de gelovige heeft in deze christelijke
bedeling eeuwig leven, maar ook in de toekomende eeuw(en). Over deze
toekomende eeuw(en) spreken dan teksten als Mat.12:32 / Eph.1:21 / 2:7 /
Heb.2:5.
Eeuwig leven is dus zowel tezelfdertijd reeds een bezit, als een belofte
voor later. Het schijnt verwarrend? Maar laat ons dit illustreren. Ik heb
bijvoorbeeld een bepaalde som geld, die ofwel op een bank- of postrekening
staat of bij mij thuis in een koffertje zit. Elke dag bij het slapen gaan heb ik
nog steeds diezelfde som. En bij het ont-waken kan ik steeds de som afhalen
bij bank of post of uit mijn geldkoffer halen. Ik heb de som geld dus altijd
gehad.
De eerste opstanding van Openbaring 20 is daarom een zaak van deze tijd
en niet slechts iets dat ligt in de toekomst. Het is in dit leven dat de gelovige
vooreerst van de dood in het leven overgaat. Dat bepaald ook het beeld dat er
dan uit voortkomt: het zitten op de tronen is ook een zaak van deze tijd en
niet iets wat slechts toekomst is. En dat omdat we volgens Rom.6, in de
gelijkenis van onze doop met de dood van Christus, met Hem al zijn
opgestaan. Wanneer we zeggen: Christus regeert, moeten we
tegelijkertijd zeggen de kerk regeert. Zo leven we thans reeds ons
toebehorende eeuwig leven. We hebben dit gekregen bij de nieuwe
geboorte of het herboren worden uit water en geest (Joh.3:3-8 / Gal.6:15). Zo
wordt dit leven voor ons steeds bewaard bij God (1 Pet.1:5).
Men mag zeker niet redeneren zoals de uitleg van de bedelingen zegt: het
gaat hier om de lichamelijke opstanding van de gelovigen. We moeten toch
lezen wat er staat: de zielen werden levend, er staat niet dat de zielen
opstonden uit de dood. Er is dus gn verwijzing naar een lichamelijke
opstanding. Er staat ze leefden. Trouwens is het consequent om de
aartsvaderen van Isral in een verheerlijkt lichaam op aarde te laten leven, en
de gelovigen uit het NT boven in de wolken? Van letterlijke uitleg gesproken!
Denk niet dat we overdrijven in deze zaak. J. de Heer zegt op blz.240: Hoe we
ons alles precies moeten voorstellen, is moeilijk te zeggen, waarschijnlijk zal
alles van het hemelsche Jeruzalem uit geschieden en zal deze Lichtstad zich
boven het aardsche Jeruzalem bevinden, gelijk de vroegere Schechina boven
den Tabernakel zweefde. In dat Koninkrijk hebben de overheden en machten
der lucht (Ef. 6:12) plaats gemaakt voor de regeering van Christus en de
Zijnen.
En om aan te geven dat niet alle millennialisten zich houden aan de uitleg
van de bedelingen een citaat door iemand uit de Pinksterkerk in Nederland.
We lezen in het commentaar op Openbaring van J.E. van den Brink, Kracht
van Omhoog, zj. (rond 1985) blz.347 als volgt: Wij merken nog op, dat
wanneer er gesproken wordt over priesters, wij zeker niet mogen denken aan
mannen uit het geslacht van Levi, zomin als de Hogepriester, Jezus Christus,
uit het geslacht van Aron is. De principile fout van vele chileasten is, dat zij
een natuurlijk volk Isral op de plaats zetten van een geestelijk Isral Gods,
de gemeente. De gemeente wordt dan op aarde toeschouwer, terwijl ze in
haar bediening om te redden en te verlossen, uitgeschakeld wordt. Maar er
staat: Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters,
en zij zullen als koningen heersen op de aarde (5:10). Aan de gemeente heeft
God de komende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen (Hebr.2:5). Het
regeren, onderwijzen, bevrijden en onder controle houden van een
toegewezen gebied, wordt voor deze koningen en priesters zeer
vergemakkelijkt, omdat zij een geestelijk lichaam hebben, dat evenals het
lichaam van Jezus na zijn opstanding, niet aan tijd en plaats gebonden is.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 795
H.C. Voorhoeve zegt in Uit het Woord der Waarheid, november 1999,
blz.261,262: Nu moet men evenwel niet denken dat allen die van Christus
zijn, tegelijk zullen opstaan (...) De leden van de Gemeente, die ontslapen zijn,
worden opgewekt als de Heer komt in de lucht; terwijl de gelovigen die tijdens
de oordelen gedood zijn, waarschijnlijk met de gelovigen van het Oude
Testament (zie Dan.12:13) bij Zijn komst op aarde zullen opstaan (...) Alle
gelovigen die van het begin van de wereld tot de oprichting van het
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 796
duizendjarig rijk gestorven zijn, behoren tot de eerste opstanding. Deze eerste
opstanding heeft plaats vr het begin van het duizendjarig rijk.
Met het oog hierop moeten we voorzichtig zijn en niet wat beweren dat in
strijd zou zijn met de duidelijke uitspraken in deze teksten van het boek
Openbaring. Hoe moet men de uitdrukking dit is de eerste opstanding
dan begrijpen? In een boek dat volstaat met symboliek, beelden en geestelijke
beschrijvingen van personen en zaken. Laten we dan ook vooreerst opmerken
dat er in de Schrift regelmatig gesproken wordt van een geestelijke
opstanding. en Simeon zegende hen en zeide (...) : Zie deze (het kind
Jezus) is gesteld tot een val en opstanding van velen in Isral en tot
een teken dat weersproken wordt (Luc.1:32 / 2:34). Dit is duidelijk
symbolische taal.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 797
Het is natuurlijk waar dat het Griekse anastasis dat hier gebruikt wordt
voor opstanding bijna zonder uitzondering verwijst naar de letterlijke
opstanding. Er zijn slechts 2 of 3 uitzonderingen op de 42 maal dat het woord
gebruikt is in het NT. Dat mag dus niet de enige reden zijn waarom het hier
om een letterlijke opstanding zou moeten gaan. Laat ons de zaak benaderen
vanuit de opmerkingen die we gemaakt hebben.
Men mag niet zeggen, dit moet een letterlijke opstanding zijn omdat de
andere opstanding die genoemd wordt letterlijk is. Alford heeft in zijn Greek
Testament hier een zinsnede die regelmatig terugkomt in de literatuur van de
leer van de bedelingen. Zie bijvoorbeeld Biederwolf. Hij zegt dat gezien de
tweede opstanding die genoemd wordt een letterlijke is ook de eerste een
letterlijke moet zijn! Maar juist dat kan niet vanuit de rest van wat de Schrift
leert. In de duidelijke teksten is er slechts sprake van n algemene
opstanding. Uit een symbolisch en metaforisch boek als dat van de
Openbaring mag geen dubbele opstanding geleerd worden! Moet de rest van
de Schrift dan geweld worden aangedaan om dat te bewijzen? Vanuit een
boek geschreven in symbolen = tekenen!
meer uit zijn mouw toveren om ons van iets te beschuldigen (Col. 2:14). En de
strafste taal in dat verband is nog die van Paulus. Hij zegt in Eph.2:6 dat
Christus ons behouden heeft: en heeft ons mede opgewekt en ons
mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten. De Griekse
werkwoordvorm is een aoristus: dat wil zeggen we zijn opgewekt uit de doden
en zijn nu deelgenoot aan de hemel. En ook Col.3:1 spreekt over die
geestelijke opstanding.
Biederwolf: De rest van de getrouwe doden, zegt Barnes (...) Gebbart zegt
dat de eerste opstanding deze is van de martelaren en de heiligen die in de
bedeling sterven. Voor anderen is de rest van de doden te verstaan als de
onrechtvaardige doden alleen, met daaraan toegevoegd dezen die zullen
sterven in de 1000 jarige regering, alhoewel over deze laatste klasse niets
gekend is (blz.703).
geschied was. Omdat gelovigen die openbaring vandaag nog niet nodig
hebben is ze nog niet geopenbaard.
Men zegt meestal, volgens de leer van de bedelingen, dat het hier gaat om
de goddelozen die opstaan uit de dood, dien dan verwezen zullen worden naar
Gehenna. Maar dat is niet zo. (Zie ook punt 14.) De eerste opstanding, die een
geestelijke is, spreekt slechts van de gelovigen sinds Pinksteren. Waarover
gaat het hier? In deze opstanding moeten alle gelovigen uit het OT nog
gerekend worden want zij hebben de werkelijkheid van het eeuwige leven nog
tegoed. Het heeft geen zin om te beweren dat de gelovigen van het Oude
Testament deze gave van eeuwig leven reeds bezaten. Dat is niet zo gezien er
duidelijk staat in de Schrift dat Jezus de gave van eeuwig leven door zijn dood
aan het licht heeft gebracht. Ze zullen het ontvangen bij de opstanding
wanneer ze in onverderfelijke lichamen uit de graven opstaan. Meer zelfs, hier
gaat het om de opstanding die men de algehele opstanding noemt, deze uit
de letterlijke graven van alle mensen.
Het begrip dood heeft in de Bijbel dan ook minimaal twee betekenissen:
1) Een lichamelijke dood die het gevolg is van de geestelijke dood. Wie in
zonden en misdaden leeft is reeds dood voor God (Eph.2:1 / 1 Joh.5:12). De
Schrift spreekt over deze beide als n dood.
2) Over de tweede dood. Laten we dit er over zeggen: wie de eerste dood
sterft - dus wie niet bekeerd is in dit leven - zal ook de tweede dood sterven
na zijn opstanding. Over wie deel heeft aan de eerste opstanding - dat is het
geestelijk opstaan uit de dood voor God - over dezen heeft de tweede dood
gn macht (Joh.5:24,25 / Opb.20:14). Wie overwint, dus slechts de gelovige:
zal van de tweede dood geen schade lijden (Opb.2:11). Niet
beschadigd worden zegt de SV. In het eerste geval is het te vergelijken bij
de vader van de verloren zoon. Deze is volgens de vader dood maar hij
blijft nog steeds naar zijn zoon uitkijken. In het tweede geval kijkt de vader
(lees God) niet meer uit naar zijn verloren gelopen kinderen (Luc.15:24,20 te
lezen in deze volgorde).
En om nog een andere stem te laten horen hier het commentaar van Ch.
Ryrie bij Eph.2:1: dood, t.t.z. afgescheiden van God omwille van de zonde.
Dat is geestelijke dood. Indien iemand in die toestand blijft, door voortdurend
Christus te verwerpen zal de geestelijke dood leiden tot de tweede dood, de
eeuwige afscheiding van God (Opb.20:14). Zie zijn Study Bible, expanded
edition, Moody Press, 1994, blz.1785. De schrijver is emeritus van de gekende
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 801
een keer zal brengen in gebracht in het lot van Zijn volk en zijn
Geest
het lot van Isral en over hen heeft uitgestort. Degenen die
zich
Hij Zijn Geest over hen dan nog door satan laten verleiden wacht
zal uitstorten (39:25, 29 onmiddellijk het definitieve
oordeel.
In Mormon, blz..366 lezen we: Na het verstrijken van de duizend jaar zal
het de Satan opnieuw worden toegestaan zijn macht uit te oefenen, en zij die
niet rein van hart zijn, zullen voor Hem zwichten. De vrijheid die de overste
van de macht der lucht zal herkrijgen, zal echter van korte duur zijn; zijn
uiteindelijke ondergang zal spoedig volgen, en met hem zullen al de zijnen de
eeuwigdurende straf ontvangen. Dan zal de aarde overgaan tot haar
celestiale staat en een passende woonplaats zijn voor de verheerlijkte zonen
en dochteren van onze God.
Wanneer we zullen merken dat het christendom op een grote schaal zal
vervolgd worden dan is het de tijd om uit te zien naar de finale verlossing. En
daarom willen we ook wat opmerken over het begrip de grote
verdrukking. Mensen die de leer van de bedelingen geloven hebben daar
namelijk een verkeerde zienswijze op. De Griekse woordkeuze van de
evangelin is niet dezelfde als deze van het boek Openbaring. Dat verschil
moet goed aangehouden worden. Of wat we leren loopt de verkeerd kant uit.
In Opb.7:14 staat het Griekse he thlipsis he megale terwijl de profetie
van Christus spreekt van een thlipsis megale. Letterlijk vertaald, en dit is
in twijfelgevallen en moeilijke teksten het beste, staat er in Openbaring de
verdrukking, de grote en in Mat. en Marc. een verdrukking, groot.
Het belangrijke verschil is dus dat de evangelin over een verdrukking
spreken (want in het Grieks staat er gn lidwoord). Het boek Openbaring
spreekt echter van de verdrukking, de grote tweemaal benadrukt door
de beide lidwoorden.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 805
Het gaat hier dus duidelijk om een symbolische voorstelling van de strijd
van Satan tegen God en zijn gezalfden! Het is gn herhaling van Ezechil
hoofdstukken 37/38 want daar gaat het om een vijand uit het Noorden. Hier
gaat het om vijanden die komen uit de vier hoeken van de aarde. En ze komen
op van alle zijden omdat er overal ter wereld gelovigen zijn en ze die allen
tegelijk moeten aanvallen (Opb.20:8).
verstaan, is niet een uitvindsel van de Christelijke theologie, maar heeft in het
Nieuwe Testament zelf een aanvang genomen. Het vergeestelijkte Oude
Testament, dat is, het Oude Testament van zijn tijdelijken, zinnelijken vorm
ontdaan, is het Nieuwe Testament. De eigenaardigheid van de oude bedeeling
was juist, dat het verbond der genade onder aanschouwelijke beelden
voorgesteld en in nationale, zinnelijke vormen ingekleed werd.
In het OT is er een verhaal dat gelijkenis vertoont met wat hier te vinden is.
Het is de beschrijving van de aanval van de Assyrische koning Senacherib in
Isral en de belegering van Jeruzalem. De Engel des Heren (Christus in zijn
voormenselijk bestaan als Logos) maakt korte metten met de belegering. Zie
1 Kon.19:20-37.
Deze finale strijd komt: op de dag, het uur, de maand en het jaar door God
bepaald. Die tijd van Gods wraak is alleen Hemzelf bekend (Deut.29:29). Over
deze bestemde tijd, de kairos zegt K. Dijk in zijn De toekomst van
Christus, Kok, 1953, blz.22: kairos is eigenlijk de geschikte, de gelegene, de
welaangename tijd, d.i. Gods tijd voor ons (2 Cor.6:2); het is de tijd van
Gods geduld, van het heden der genade (Hebr.3:7;4:7;1 Cor.7:29;1 Petrus
4:2), en die tijd is kort, die zal eenmaal ophouden. Men moet dus niet gaan
gissen naar dat tijdstip, zoals de WT reeds bij verscheidene gelegenheden
gedaan heeft. En altijd zijn ze er naast geweest. Maar ze zijn niet de enigen.
Wie goed weet wat mensen als H. Lindsay vroeger schreven, is dus op de
hoogte dat ook hij al eens enkele valse voorspellingen heeft gedaan. Bedwing
u zelf, die dag van de Wederkomst te bepalen.
En nog een kleine opmerking over het opgaan van Satan en zijn bende.
C. van der Waal zegt hierover het volgende:
gingen op - het hier gebruikte woord hangt samen met het griekse anabasis.
Denk aan het opgaan naar Jerusalem (Matth.20:17; Joh.2:13; 5:1; 11:55;
Hand.11:2; 15:2; 18:22 (de N.V. heeft hier:ging aan land, doch de vert.: ging
op n.l. naar Jerusalem, is ook mogelijk); 21:12,15; 24:11; 25:1,9; Gal.2:1; Ezra
1:3; 2 Sam.24:18 e.v.; Ps.68:19; 122:4). Het grote verschil is dit: hier in
Openbaring gaat het om een symbolisch opgaan, een aanval op de gemeente,
en niet een opgaan naar de Heilige Stad om er te aanbidden.
Van het begrip tronen in het meervoud komen we thans tot n troon. Aan
dit laatste oordeel heeft de kerk geen deel. De witten troon hier heeft
betrekking op God in de zin van Zijn Rechterschap en niet als Koning en
Regeerder, ofschoon dat wel de meest voorkomende verwijzing is naar een
troon in het boek Openbaring.
2) Volkeren
a) Sodom Gen.19:24
b) Eerstgeboren Egyptenaren Ex.12:29
c) Egyptisch leger Ex.14:27,28
d) Filistijnen 1 Sam.5:8,9 / 7:10
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 810
4) Isralieten
Hoe staat het met het oordelen in het NT? Het is een zaak van God! We
zullen allen voor de rechterstoel van God moeten komen te staan
(Rom.14:10). Het oordeel dat Hij spreekt zal rechtvaardig zijn; geen
favoritisme, gn twee maten en twee gewichten (2 Thes.1:5). Wie Hem
ernstig zoeken zullen ook beloond worden (Heb.11:6). God zal rechtvaardigen
volgens Zijn eigen soevereine wil. Want eigenlijk verdient niemand het gered
te worden (Rom.8:22 / Jac.4:12 / 1 Pet.1:17). Daarom zegt Opb.20:11,12 dat
het God is die op de witte troon zit. Wanneer Hij iemand zal straffen voor de
eeuwigheid dan is het naar Zijn wil (Opb.9:5 / 14:10).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 811
Dat is echter slechts een deel van het verhaal. Het NT maakt duidelijk dat
Jezus als Middelaar het ganse oordeel heeft ontvangen dus zowel over
rechtvaardigen als onrechtvaardigen (Joh.5:22,27). Hij is Rechter over
levenden en doden (Hand.10:42). Ook dt oordeel is rechtvaardig
(Hand.17:31). We komen dus allemaal voor die rechterstoel van Christus te
staan en niet slechts de gelovigen (2 Cor.5:10). Alle volkeren, t.t.z. elk individu
uit die volkeren, komt vr Hem te staan (Mat.25:31-46).
Wie in de Zoon gelooft komt niet in het kamp van de veroordeelden. Wie
niet zal geloofd hebben is eigenlijk reeds ge(ver)oordeeld (Joh.3:18,36). Met
dit oordeel is er een halt toegeroepen aan wat we kennen als de
wereldgeschiedenis. Vanaf nu zal het nooit meer zijn zoals vroeger. Het kan
eenvoudigweg nooit meer worden zoals vroeger, daar staat God garant voor.
Na zovele jaren van onderbreking door de mens en zijn falen zal Gods
uiteindelijke plan vervuld worden: er komt een Nieuwe hemel en een nieuwe
aarde.
Met dezelfde zekerheid dat Christus weder komt, zal er ook een oordeel
komen over alle mensen (groten en kleinen): alle rassen, alle standen,
allen zonder n uitgezonderd dan Jezus Christus. Bij dat oordeel is er ook een
scheiding die niet meer is terug te draaien: er zijn mensen die aangenomen
worden in hemelse heerlijkheid. (Over die gelovigen zie punten 12 en 13.)
Anderen worden totaal verworpen. Dat lijkt voor veel mensen toch maar anti-
goddelijk en Hem onwaardig. Wanneer Hij zijn toorn zo maar uitstort over zijn
schepping is dat niet barbaars? We gaan daarom wat zeggen over toorn en
gramschap, want de verwarring die men er in het algemeen over heeft is
groot.
uitzondering. Want die straf heeft Isral moeten ondergaan bij de vernietiging
van de tempel en de stad in 70 NC. (Zie hierover blz.111-117.) In het NT gaat
het meestal om de finale wraak van God, zowel de zichtbare als onzichtbare.
Men moet dan ook oprecht zijn wanneer we lezen over de eeuwige
straf van de goddelozen. We moeten dat allemaal niet minimaliseren. Het
woord aionios is in het NT 70 maal gebruikt en daarvan spreken er 7 over
de eeuwige straf, het is een onuitblusbaar vuur (Marc.9:43,46,47,48 /
Judas 7 / Opb.14:11 / 19:20). Een duisternis waar niets van God terug te
vinden is (Mat.22:13).
Bultema zegt op blz.282: Het is het oordeel van de grooten witten troon,
waarmede de eenvoudige geloovigen zich eeuwenlang gekweld hebben van
vrees en verschrikking. En toch, er wordt in deze verzen niet aan de
geloovigen gedacht en nog minder wordt van hen ook maar n woord
gerept. Voor den rechterstoel van Christus staan alleen de gelovigen, voor
den grooten witten troon alleen de goddelozen. Dit is het eigenlijk jongste
gericht? Terstond na dit eindoordeel geeft Christus het Koninkrijk over aan den
Vader.
Wat wil dat zeggen dat de boeken geopend worden? Aangezien elk mens
zowel goede als verkeerde daden heeft gesteld en dus veroordeeld kan en
mag worden, hangt alles af van de soevereiniteit van God. Want men zal zijn
hemel niet zelf kunnen verdienen. Wie Hij vergeeft is Zijn zaak en niet de
onze. Een ieder zal individueel voor Hem staan en een ieder zal op
rechtvaardige wijze het hemelse Koninkrijk (nieuwe aarde!) of Gehenna
binnengaan.
YaHWeH is behalve dat Hij een vergevende God is, ook nog een straffend
God. Een reeks mensen zullen daadwerkelijk gestraft worden. Er zal geen
ontsnappen zijn aan de eeuwigheid van dat oordeel. In het NT is Gehenna
de naam van de plaats waar afvallige engelen en de niet gerechtvaardige
mensen terecht zullen komen.
Zo zal gezien:
de eeuwige pijniging (Mat.25:46),
de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden
(Opb.14:10),
en het vuur niet wordt uitgeblust (Marc.9:48),
waar hun worm niet sterft (Marc.9:43),
hebben geen rust dag en nacht (Opb.14:10),
met een eeuwig verderf (2 Thes.1:9),
met eeuwige banden onder donkerheid Judas 6,
het eeuwige vuur Mat.18:8 / 25:41,
er niet moeten gedacht worden dat het hier zal gaan om de uitdelging van de
zondigheid van degenen die in deze toestand door God geplaatst zijn. Neen,
en reken ook niet op een uiteindelijke algehele verzoening!
Bij het oordeel van Openbaring 20 moet men dus geen beroep gaan doen
op zijn goede werken. Want dat is niet de basis voor de beoordeling van
mensen. Integendeel! We geven hierop beamend het antwoord van K. Dijk in
De toekomst van Christus, Kok, Kampen, 1953, blz.127,128:
Niemand kan zich op Matth. 25 beroepen om de verdienstelijkheid van de
goede werken voor God te verdedigen, want hij wordt in dit beroep krachtig
weersproken en weerstaan door het begin, door de jurisdictie zelf, door het
vonnis, zonder de motivering, en hier is de rechte orde van genade en
werken; de werken komen zeker in het gericht, maar ze hebben alleen waarde
in Christus verdienste; onze vrucht is op Hem gevonden; zonder Hem kunnen
wij niets doen. Maar nu zijn we nog niet klaar. Maatstaf voor de rechter is het
Evangelie, en we worden geoordeeld naar ons geloof en onze werken, maar er
is nog een andere norm; Christus oordeelt ook naar de algemene openbaring
Gods, die Hij gaf in de natuur en in de historie der volkeren en niet minder in
de conscientie, in zover het werk der wet in de harten geschreven is (Rom.2 :
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 815
15); deze openbaring is gegeven, zegt de apostel Paulus in Rom. 1: 20, zodat
zij geen verontschuldiging hebben; de heidenen, en niet alleen zij, maar
ook alle mensen in de christenlanden, hebben in die openbaring Gods
eeuwige kracht en goddelijkheid kunnen doorzien en onderkennen; zij hebben
het werk der wet in hun harten geschreven, terwijl hun geweten mede
getuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook
verontschuldigen, ten dage dat God (...) oordeelt (2 : 15, 16), en indien
zij daarop geen acht hebben geslagen zullen zij voor dit ongeloof de
veroordeling moeten dragen. Hierin ligt ook opgesloten, dat de hemelse
Rechter rekening houdt met de mate der openbaring, die gegeven is, en met
het klaarder en minder helder licht, dat over de mensen valt; er is voor Hem
onderscheid tussen de Joden, die Gods inzettingen kenden, en de heidenen,
die zonder de wet gezondigd hebben (2 : 12); onderscheid tussen de Joden, in
wier midden Christus Zijn krachten heeft verricht, n Tyrus en Sidon, Sodom
en Gomorra, die Hem niet gekend hebben (Matth. 11 : 21, 22, 24); Lukas 12 :
47); tussen de Joodse Raad, die Jezus overleverde, en Pilatus, voor wie de
beloften vreemd waren (Joh. 19 : 11); tussen de volken, die het Evangelie
kennen en zij, die van dit licht verstoken zijn gebleven; wel zullen allen
veroordeeld worden, want al de volken zullen voor Hem verzameld
worden, maar de Here Christus is een rechtvaardige en billijke Rechter, Die
rekent met het wel en niet kennen van Zijn woord en wil (vgl. Lukas 12 : 47).
Biederwolf zegt blz.707: Onze redenen waarom we dit oordeel slechts zien
als dat van de onrechtvaardigen die gestorven waren, want de levende
onrechtvaardigen werden reeds vernietigd, zijn de volgende.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 816
1) Het woord dood zoals bij Johannes gebruikt wijst alleen naar
onrechtvaardigen.
2) Dat Joh.5:24 de zekerheid geeft dat ze niet in het oordeel komen.
3) Het oordeel heeft plaats volgens dat wat in de boeken geschreven staat,
en de boeken is hier in onderscheid met het boek des levens.
Wat Biederwolf zegt in punt n klopt natuurlijk. Maar het contrast van
dood in geestelijke zin en dood in letterlijke zin moet men niet alleen bij
Johannes zoeken. Wie iets naziet in de Schrift (bijvoorbeeld over verzoening)
gaat toch niet slechts nazien wat Johannes zegt. En daarom moeten ook
andere teksten over geestelijke dood erbij genomen worden. Zoals deze;
Mat.8:22 / Eph.2:1,5 / 5:14 / Phil.3:11 / Col.2:13.
Tot slot zijn punt 3. Natuurlijk is er behalve de boeken, het boek des
levens. Maar wat hebben we dan bewezen? Het is toch mogelijk dat alle
mensen, van alle tijden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen beschreven
staan in de boeken? Maar ook al staan er foutjes, zonden en
tekortkomingen opgetekend van de gelovigen, behalve deze boeken is er het
boek dat hen vrijpleit. En wie een scheiding maakt tussen opstanding van
rechtvaardigen en onrechtvaardigen in tijdstip maakt van het slot van Opb. 20
een raar zaakje. Want staat er niet dat de doden allen tegelijk komen uit de
zee, de dood en het dodenrijk. Een nmalige lediging. Waarna n oordeel
met rechts schapen, links bokken. Met goede vissen en oneetbare vissen. Lees
dus maar de parabels voor wat ze ons trachten te leren: inzicht krijgen in de
zaken van het Koninkrijk van God.
J. de Heer zegt op blz.221: Aan deze opstanding zullen natuurlijk ook zij
worden toegevoegd, die onder het regime van den Antichrist, den naam van
Christus getrouw blijven. Ook zij toch behooren, evenals de anderen, tot de
zaligen en heiligen, die deel hebben aan de eerste opstanding. De overigen
der dooden zullen echter eerst aan het einde van de Duizendjarige
Christusregeering levend worden. Ik acht ook niet onmogelijk dat er in
Openb.20:4 drie verschillende categorien genoemd worden van hen, die de
eerste opstanding deelachtig geworden zijn, n.l.:
Die gedood zijn om het Woord Gods: de martelaren uit het Oude Testament;
die gedood zijn om het getuigenis van Jezus: die uit het Nieuwe Testament;
die het Beest en deszelfs beeld niet aangebeden hebben: de martelaren uit
het tijdperk van den
Antichrist.
Het boek des levens is niet zoals het vorige boek er n was, van winst en
verlies, een boekhoudkundig systeem. Het is een boek met namen van
personen, zowel uit de Oud- testamentische als de Nieuwtestamentische
tijden (Ex.32:32 / Mal.3:16 / Phil.4:3). Beter dan elk commentaar van ons
geven we vier Bijbelteksten. Want het boek des levens is door God namelijk
reeds geschreven. Al sinds een lange tijd reeds. Dat mag ons verwonderen,
maar wetenschappelijk (ook Bijbelwetenschappelijk) begrijpen, zoals we de
som van twee plus twee begrijpen, zullen we nooit. En ding is zeker, God
staat klaar voor het oordeel! Vraag is, zijn wj dat!
Rom.8:28-30: Wij weten nu, dat (God) alle dingen doet medewerken
ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen
geroepenen zijn. Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook
tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons,
opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; en die Hij
tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 818
4) In die symbolische duizend jaren leven en regeren ze met Hem, niet allen
tegelijk, maar elke gelovige heeft nu reeds tijdens zijn aards leven een
regeerfunctie. Dit is vooral waar voor dezen die in verdrukking zijn en die om
Zijn Evangelie gedood worden.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 819
5) De overigen der doden, dat zijn dus allen die niet in Christus geloven,
hebben hieraan geen deel. Ze leven dus niet echt en zijn voor God ook de
tweede maal reeds dood. Slechts de uitspraak daarvan komt later.
6) Het gaat dus thans reeds om de opstanding tot het eeuwige leven voor de
gelovigen. De eerste opstanding is reeds principieel aangevangen bij de
wedergeboorte. Uiteindelijk zal in het opnieuw tot leven komen van het
lichaam de zaligheid in de nieuwe hemel en aarde verder gezet worden.
7) De tweede dood is, gelijk in deze tekst duidelijk wordt gezegd, het
eeuwige verderf. Dat is het deel van allen, die de eerste opstanding niet
gekend zullen hebben.
8) Tegen het einde der tijden na duizend symbolische jaren, wordt de duivel
ontbonden. Hij ontvangt, zoals in de hof van Eden, alle kansen om al zijn
krachten tegen de Christus en Zijn gemeente in te zetten.
10) De duivel staat dan op het toppunt van zijn macht. De nood voor de
gemeente van onze Heer zal het hoogst zijn in die dagen, het is de laatste
verdrukking. Dan verschijnt Jezus op de wolken des hemels om Zijn vijanden
te verslaan. Hierop volgt de vleselijke opstanding van alle mensen die in het
graf vertoeven. Vuur van God daalt uit de hemel neer op alle trawanten van
de Satan, menselijke en geestelijke. Ze worden in de poel van vuur en zwavel
geworpen. Gelovigen aller tijden ontvangen een Nieuwe Hemel en een Nieuwe
Aarde.
Plaatsgebrek laat ons niet toe dit punt exegetisch uit te diepen (zie
Millennium). Ds gaan we zoeken naar het onderwerp Millennium in The
Zondervan Pictorial Encyclopaedia of the Bible deel 4, edit. M.C. Kenney,
Zondervan, 1975, blz.228. Daar staat dan:
Millennium is een Latijns woord dat wil zeggen duizend jaar en is zes maal
gebruikt in het boek Openbaring 20 met betrekking tot de duizend jaren.
Daar is het beschreven als een tijdsperiode die volgt op de Tweede Komst van
Christus naar de aarde en de vernietiging van Gods vijanden (Opb.19). De
duizend jaren beginnen met de binding en opsluiting van Satan in de
bodemloze put (Opb.20:1-3), de opstanding en het loon dat de martelaren
ontvangen die gestorven zijn, gaat daar voor af (20:4), en het begin van de
regering van Christus op aarde als Koning der Koningen en Heer der Heren in
Jeruzalem. Maar over wat de eerste en tweede opstanding is wordt geen
uitleg gegeven. Een verwijzing die dan ook niets oplost. Maar dat is niet zo
wonderlijk. De schrijver is J.F. Walvoord en blijft hier en in andere geschriften
nogal wat problemen kundig ontwijken. Inlegkunde vinden we bij hem wel
want in Opb.20 wordt er niet gesproken van een regering op aarde in
Jeruzalem. Maar dat zou voor hem het hoofdbegrip zijn uit het Millennium!
Het is zo dat deze Scriftuurplaats veelal misbruikt wordt. Soms is een ganse
theologie gebaseerd op deze ene tekst. We citeren ter illustratie daarvan een
gedeelte uit Bultema:
Aangezien de Schrift dus in het geheel niet veel van de opstanding gewaagt,
verwachte niemand veel Schriftbewijs voor een tweerlei opstanding. Het is
echter een opmerkelijk feit, dat op al de plaatsen, waar gesproken wordt van
de opstanding, op een vijftal uitzonderingen na, uitsluitend gedoeld wordt op
de opstanding der geloovigen (...)
Enkele opmerkingen bij dit citaat. Bultema zegt dat ook indien er slechts
dze ne tekst was, in de Schrift, waar duidelijk een eerste en een tweede
opstanding geleerd wordt, dat ook dan het bewijs van de twee opstandingen
sluitend is. Men mag volgens hem vanuit n tekst redeneren zonder enige
moeilijkheid en exegetische minderwaarde. Maar er zijn zovele voorbeelden
dat dit niet waar is. Zodat we een argumentatie van dien aard gewoon van
tafel mogen vegen. Vanuit n tekst zeggen Jehovah Getuigen dat er twee
groepen gelovigen zijn; n groep die een hemelse hoop heeft en alle anderen
hebben een aardse hoop. Dat zou Joh.10:16 bewijzen. Vanuit n tekst zeggen
de Mormonen dat gelovige Mormonen zich moeten laten dopen voor hun niet
bekeerde maar reeds overleden familieleden. Dat zou 1 Cor.15:29 bewijzen.
Vanuit n tekst zeggen Adventisten, dat in 1844 Christus, in de hemelse
tempel, begon aan het vronderzoek van wie gestorven waren. Dat zou
Dan.8:13,14 bewijzen. Maar de Schrift eist zelf dat er meer dan n getuige
moet zijn in een geschil (Num.35:30 / Deut.17:6 / 19:15 / Joh.8:17,18 / 1
Tim.5:19 / Heb.10:28).
3) Wanneer we dit gedeelte letterlijk uitleggen is het strijdig met de leer der
opstanding
uit de doden .
Nog altijd n der belangrijkste boeken voor de student bij het boek
Openbaring is: 'Concerning the text of the Apocalypse' door H. C. Hoskier
uitgegeven in 1925/1929 bij de University of Michigan in 2 delen. De
resultaten wat betreft de echtheid van Opb.20:5 zijn volgens deze deskundige
als volgt. Op een totaal van ongeveer 250 manuscripten van het boek
Openbaring zijn er 71 ms. die gn tekst als Opb.20:5 bevatten. In 115
manuscripten staat Opb.20:5 zoals in de Engelse Douay vertaling, waarin de
woorden maar en terug ontbreken en die vertaling is gebaseerd op de
Latijnse Vulgaat. (Hierbij behoren de Alexandrinus uit de 5de eeuw en
Vaticanus 2066 uit de 8 eeuw). De variaties die we vinden in onze Bijbels zijn
dus voor een groot deel afhankelijk; 1) van de manuscripten die bij de
vertaling gebruikt zijn en 2) het theologische inzicht van de vertalers. Zo
vinden we maar in o.a.: SV, Luther, King James, Philips, NEB. In 20
handschriften ontbreekt gans het twintigste hoofdstuk van Openbaring en
geeft dus geen oplossing. In 52 manuscripten staat de tekst zoals in de King
James vertaling dus incluis het woord terug en de meeste commentatoren
schenken hier dus geen grote aandacht aan. Maar, zoals in de SV en Luther
enz., staat in geen enkel handschrift en is toegevoegd aan de vertaling ter
verduidelijking of interpretatie.
Ongeveer 30% van alle handschriften die voorhanden zijn en waarin het
boek Openbaring staat bevatten Opb.20:5 dus niet. Maar dit is niet alles. Een
andere soort berekening geeft te kennen dat in manuscripten van de 11de tot
13de eeuw ten minste de helft de tekst niet bevat terwijl van de handschriften
der 14de tot 16de eeuw het slechts 20% is. Nog een andere soort berekening
geeft te kennen dat ms. van de B familie de tekst meestal niet bevatten,
evenals de Grieks, Latijnse en Syrische groepen van handschriften. Wel vinden
we ze in de Arethras, Complutensia en Sadische handschriften (Sadisch is het
belangrijkste Egyptisch-Coptisch dialect). Nog anders gezegd. Van de vier
oudste manuscripten staat de tekst niet in de Sinaticus maar wel in de
Alexandrinus, ontbreekt in de Ephrami omdat deze ophoudt bij Opb.19:5 en
ontbreekt in de Vaticanus 1209 omdat deze ophoudt bij Heb.9:13. Dit laatste
heeft te maken met het slot van deze codex-manuscripten die zeer
gemakkelijk beschadigd raken en dan afgesneden worden.
Conclusies
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 825
Als eerste punt staat deze tekst midden in een bespreking van de eerste
opstanding, vers 4 als eerste en vers 6 als laatste. Midden in die verzen
staat dan als een binnengedrongen uitspraak de tekst Opb.20:5. De gedachte
past niet in het betoog en onderbreekt de normale gedachtegang in verband
met de opstanding van hen die als koningen zullen heersen.
Als tweede punt ontbreekt in deze tekst een voegwoord van tegenstelling
(maar) of vergelijking (als, alsof, dan, gelijk, zoals). (Zie o.a.: H. Hout, Prisma
Grammatica Nederlands, 1996, blz.123, 124. En dat gaat ook op voor de
Griekse taal). Er wordt in vers 5 geen verbindend woord maar gebruikt dat
men normaal zou verwachten bij een tussenzin. Het vers 5 zou dus om
woordkundig juist te zijn moeten beginnen met; maar de overigen der
doden werden niet weder levend (...) (SV). Maaris echter een
toevoeging.
Als derde punt staat hier in feite een grove leugen. De tekst zegt namelijk:
De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend
jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Het aanwijzende
voornaamwoord dat als dit vertaald is in onze Bijbels is hier haute
(vrouwelijke vorm van hautos). Het is een verwijzing naar de eerste
opstanding (zie vers 4), en niet naar de opstanding van de rest van vers 5. Zo
iets schrijven is geen goed Grieks en zelfs geen goed Nederlands wanneer het
om een tussenzin gaat. Het woord verwijst dus naar de opstanding van de rest
wat strijdig is met zowel vers 4 en 6 als andere schriftuurplaatsen. Indien
Opb.20:5 een genspireerde tekst zou zijn dan zou er moeten gestaan hebben
ekeine (van ekeinos): dat (uit vers 4 en niet dit) is de eerste
opstanding. Letterlijk gelezen hebben de verdedigers van de komende
duizendjarige regering hier dan ook geen steun aan. Ze leren namelijk dat de
eerste opstanding, deze van de gemeente van Christus reeds zeven jaar vr
de duizendjarige regering plaats heeft. Hn leer en de Bijbel staan diametraal
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 826
En als vierde punt geeft R.H. Charles de reden dat de woorden: dit is de
eerste opstanding normalerwijze gevolgd zouden moeten worden door een
positieve gedachte terwijl in dit geval de tekst voorafgegaan is door een
negatieve gedachte.
Grattan Guinness schrijft zeer terecht over deze tekst: Genomen in zijn
natuurlijke vorm zoals het er staat kan er niets van uit opgemaakt worden
('The approaching end of the age', Horne's edition, Morgan & Scott Ltd., z.j.
blz.63).
Maar je weet maar nooit in deze gevallen met zekerheid of we hier niet
werkelijk een deel van de Schrift hebben. Daarom gaan we toch in op de
argumenten van enkele uit-leggingen in dit verband.
Voordat we tot dit punt komen willen we eerst enkele opmerkingen maken.
Eerst en vooral de Schrift spreekt zich duidelijk uit over het feit dat er bij de
Wederkomst van Christus slechts twee groepen personen op aarde zijn; n
groep gelovigen en n groep ongelovigen. Jehovah's Getuigen zeggen dat er
dan 3 groepen zijn: een overblijfsel van de 144.000, een grote schare
gelovigen en de goddelozen. Volgens velen in Evangelische kringen zijn er ook
drie groepen: gelovigen, ongelovigen en Isral dat juist voordien hersteld is in
het land en prominent zal zijn in de duizendjarige regering. Mensen hebben
echter bij de Wederkomst: f het teken van God, fwel het teken van
het beest en dat gaat op voor zowel het Joodse volk als andere volkeren.
Zie het zegel van het Lam in Opb.7:2-4 / 9:4) en zegel van het beest
in Opb.14:9. Sinds de eerste komst en met de Wederkomst van Christus is er
geen onderscheid des persoons, ook niet in stamverband (Hand.10:34 /
Rom.2:11 / 1 Pet.1:17). Bij Zijn komst worden de gelovigen die gestorven zijn
opgewekt, de levende gelovigen veranderd in een oogwenk en gaan als n,
terzelfertijd en tezamen (Grieks hama sun) de Heer tegemoet (1
Thes.4:14-17 / 1 Cor.15:23,51-53) om dan zonder dralen deel te nemen aan de
vroordeling van de ongelovigen. Voor de ongelovigen is het de dag dat ze
zich trachten te verbergen voor de wraak van het Lam (Opb.6:14-17).
Niemand ontsnapt aan het vlammend vuur (2 Thes.1:6-8). Allen vallen onder
het zwaard (Opb.19:11-21). Bij de voleinding van deze dubbele oogst
(Opb.14:9-20) is de aarde dus ontvolkt. Deze oude aarde wordt dan trouwens
vernietigd en vervangen door een nieuwe.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 827
Gelijktijdig aan de periode dat de kerk regeert (samen met haar Heer)
loopt de periode dat Satan en zijn demonen gebonden zijn en ze kunnen de
wereld niet meer vrijelijk verleiden. Sinds de eerste komst van de Heer is dat
niet meer mogelijk.
*********
Appendix 7
Een theoloog van de Adventkerk voor wiens arbeid we dankbaar mogen zijn
is: Alfred Vaucher. Hij heeft enkele publicaties op zijn naam die allen de titel
hebben meegekregen van Lacunzania. We citeren hieronder in het kort
enkele namen uit de 4de serie. In dit deel komt vooral aan bod: wanneer start
het duizendjarig rijk, of sinds wanneer is het werkzaam. De variatie op dat ene
thema is enorm, al naargelang de stelling die men wenst te verdedigen; reeds
begonnen of nog toekomstig.
*********
Appendix 8
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 831
In wat volgt krijgt u een reeks aanhalingen zonder veel commentaar van
onzentwege. Onze stelling moet u nu reeds duidelijk zijn.
We lezen in Isral en de Bijbel van januari 1996 blz.14: Toch is het van
belang om enkele zaken wat nader te bekijken. Rabin werd na zijn
verkiezingsoverwinning in 1992 door zijn aanhangers op de schouders
genomen en zij zongen Rabin, de koning van Isral, afgeleid van een Bijbels
verhaal over koning David. Ook liet hij zich aanspreken met de titel Sam Ha
Shalom, de vredeprins (of vredevorst). Een titel, die uitsluitend is bestemd
voor de ware Vredevorst, de Zoon van David, de Messias, Jezus Christus.
Tevens heeft Rabin in het openbaar verkondigd dat hij Elohim, de God van het
Oude Testament, in het vredesproces niet nodig heeft. Waarbij we ons
afvragen: hoe groot is het geloof van dat volk in zijn geheel en van enkelen in
het bijzonder? Zal de Heer bij Zijn Wederkomst er nog het geloof van Abraham
vinden?
Maar ook het volgende mag men niet vergeten. We citeren H.M. Ohmann in
Wie kent uw toorn?, Oosterbaan & Le Cointre B.V., Goes, 1988, blz.138: Als
laatste vers uit dit boek noemen we hoofdstuk 14:5: Ik zal hun afkerigheid
genezen, Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want mijn toorn keert zich
van hen af. In dit boek, vol van Gods liefde, maar tevens dreigend vanwege
Gods toorn, wint de liefde het. Maar niet omdat de profetie een happy end
moet hebben. Die belofte wordt door de HERE gegeven na de schuldbelijdenis
van het volk. Als Isral zijn schuld belijdt dan wordt Gods toorn afgekeerd. De
liefde van Jahwe laat zich niet kopen. Die wordt om niet, gratis geschonken.
Het sola gratia, de bekende belijdenis van de reformatie, heeft zijn wortels
niet alleen in het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld in de brieven van Paulus,
maar evenzeer in een profetie als die van Hosea. Jahwe zal uit innerlijke
beweegredenen de Isralieten weer liefhebben, zoals men wel zegt, dat Hij
redenen neemt uit Zichzelf. Het zit niet in Isral, dat dit geschieden zal. Het is
enkel Jahwes genade (...) Jahwe kan hen weer liefhebben, want zijn toorn is
van Isral afgekeerd (wij onderlijnen). Schuld hebben we allemaal. En wat
kleeft er niet aan schuld aan Europa in verband met de nazaten van Isral.
Ook wij, christenen, dienen ons te beroepen op de genade Gods.
Rex Brico vroeg de Joodse schrijver Elie Wiesel, zelf slachtoffer van de
Holocaust eens naar de theologische duiding van dat feit.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 832
RB. De Duitse theologe Dorothee Slle zei ooit: sinds Auschwitz kunnen we
ons God alleen nog als goed voorstellen, of als almachtig maar niet als allebei.
Deelt u die opvatting?
EW. O nee zeker niet. ik heb heel wat geprotesteerd in mijn leven, tegen de
wereld en ook tegen God. Maar altijd vanuit mijn geloof. Juist omdat ik geloof,
heb ik een probleem. Maar dat beperkt mijn geloof niet tot het ene of andere
aspect. Nu zeg ik niet dat Slle het mis heeft. Alleen dat we het geloof
evenmin meer kunnen afpalen als het ongeloof. Als Auschwitz alles in twijfel
trekt, geldt dat ook voor zon stelling.
RB. Zegt u na uw ervaringen in Auschwitz nog steeds: God regeert de wereld.
EW. Ik zeg: God is god.
RB. Maar betekent dit ook dat hij de wereld regeert?
EW. Dat weet ik niet. God is god. De rest is voor mij een vraagteken.
RB. Wat heeft het voor zin over God te spreken als we niet zeggen wat we er
mee bedoelen.
EW. Misschien staan we God niet toe de wereld te regeren. Misschien spreekt
God tot ons, maar horen we Hem niet. Misschien luisteren we in een andere
taal naar God dan Hij tot ons spreekt. Het zijn allemaal vragen. Er is maar n
zekerheid: God is god. (Uit Elsevier Weekblad 23-12-1989, blz.52)
In dat verband schrijft R.J. Mouw van de Fuller Theological Seminary het
volgende: Laten we hierin duidelijk zijn: evangelisatie is een opdracht. De
Southern Baptists kregen vorig jaar force kritiek in verband met hun resolutie
om nog te blijven evangeliseren onder de Joden. (Christianity Today, July 15,
1996, blz.66 en Nov. 11, 1996, blz.103). We hopen dat vanuit dit twistpunt de
rest van de wereld weet dat er nog mensen zijn die ervan overtuigd zijn dat er
een opdracht blijft om de aanspraken die Christus over zichzelf maakt door te
geven aan niet-christenen.
We moeten onze Joodse vrienden er blijven op attent maken dat indien ze op
een ernstige manier een relatie willen met Evangelicalen - en de meesten
onder hen willen dat - ze niet moeten verwachten dat we handelen als het
liberale Protestantisme of als de Rooms Katholieke Kerk. Want dat is een prijs
om aanvaard te worden die we niet kunnen betalen. Als volk zijn we
evangeliserend ingesteld. Onze prediking van Jezus als de beloofde Messias
kan niet stil gelegd worden met het oog op de gesprekken met andere
godsdiensten (...) We kunnen het Jodendom niet gewoon klasseren als
andere religie. Wij hebben onderling een zelfde geestelijke erfenis die is
gebaseerd op de Openbaring aan Mozes en de Hebreeuwse profeten (...)
Wanneer Joden, zowel de gelovige als de wereldse, zich beklagen over de
evangelische ontplooiingen die ze als een aanval zien op hun identiteit als
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 833
We geloven niet dat dit de juiste zienswijze is op het probleem. Stel dat God
zijn volk niet heeft afgeschreven. Hoe moeten we dat dan interpreteren in het
licht van het NT. Is het daar niet duidelijk dat sinds de opstanding van de Heer
er iets is gewijzigd. Dat er sindsdien geen onderscheid meer is tussen
volkeren. God heeft sindsdien geen favoriet meer. Dat moet toch duidelijk zijn
uit o.a. Gal.3:28,29. Dat wil zeggen dat wat het OT zei over Isral moet
aangepast worden aan de latere openbaring van God in het NT. En daar is er
gn onderscheid meer tussen volkeren. En de verbonden met Isral moeten
dan ook geestelijk genterpreteerd worden. Alle gelovige Heidenen die Jezus
als Messias hebben aangenomen zijn geestelijke kinderen van Abraham.
Wij citeren Klaus Moshe Pulz uit, Isral en de Bijbel, april 1994, blz.3: Van
1 tot 4 februari j.l. werd in Jeruzalem een conferentie gehouden op uitnodiging
van het Tantur Oecumenisch Instituut in Jeruzalem. Vijfhonderd deelnemers
waaronder leidinggevende Joodse en christelijke persoonlijkheden uit
zevenennegentig landen, kwamen in Jeruzalem bijeen om de eendracht te
vieren tussen de Joodse en de christelijke godsdienst. Maar al bij de
voorbereiding van deze interreligieuze conferentie zegde de opperrabbijn
van Jeruzalem, Itschak Kolitz, zijn deelname af, omdat hij geen reden zag
waarom rabbijnen in discussie zouden moeten treden met niet-Joodse
kerkelijke leiders. Het hele concept van een interreligieuze dialoog is het
Jodendom vreemd, schreef hij. Als Joden beschikken wij over de Tora. Dat is
ons geloof. Wij hebben niets te verduidelijken en we hebben er geen behoefte
aan iemand te bekeren. Hij was van mening, dat de organisatoren niet het
recht hadden een dergelijke conferentie in Jeruzalem of waar dan ook bijeen
te roepen. Hij beschouwt deze conferentie als een poging om met het
Vaticaan te flemen. K.M. Pulz is naar onze mening de belangrijkste schrijver
uit het tijdschrift Isral en de Bijbel. Wat hij weergeeft typeert wat het
overgrote deel van de orthodoxe Joodse synogoge denkt over Christenen.
VERLOREN schapen van het huis Israls moesten gaan (Matth.10:6). Hij
gebruikte het woord VERLOREN. Hij is gekomen om het verlorene te
zoeken en te redden (Lucas 19:10). Hij stierf om verlorenen te redden. En
daarom is de gemeente verantwoordelijk voor de verlorenen. Dat is Gods
weg, de weg van de Bijbel. Een zendeling heeft een beperkte levensduur,
maar de gemeente is steeds aanwezig. Als er geen bewogenheid is, geen
drang om de Joden te bereiken met het Evangelie weet de Jood niet, dat er
voor hem eeuwig behoud is in Christus. Daarom moeten de gemeenteleden
gestimuleerd worden om te getuigen tot Joodse mensen. We moeten de
gemeente bezielen, hun intense bewogenheid wekken met deze verloren
zielen (zwarte tekst staat zo ook in het origineel).
immers dat ze van hun schuldgevoel verlost raken. De christenen dragen het
geweten van de naties, want de ongelovigen hebben er geen probleem mee.
Zij hebben geen moeite om Isral te bekritiseren.
Vervolgens vindt hij dat de enige manier van de christenen om klaar te komen
met hun schuldgevoel is, de belijdenis aan God. God vergeef ons dat we de
dood hebben betekend voor het Joodse volk. Help ons om nu het leven te
mogen betekenen voor hen. (We hebben reeds gezien dat schuldgevoelens
vanwege de daden van anderen niet terecht zijn.) Hoewel er begrip is voor de
schroom, hebben veel Messiaanse voorgangers geen begrip voor de dialoog.
Het blijkt inderdaad in de praktijk niet mogelijk om in de dialoog te betuigen
dat Jezus de Joodse Messias is. Wel benadrukt men dat we bijzonder
fijngevoelig moeten zijn als we onder het Joodse volk willen getuigen (...)
De Amerikaanse theoloog Roy Eckhardt, en velen met hem, vinden de
geschriften van het Nieuwe Testament de grootste barrire om het
antisemitisme in christelijke kringen te overwinnen. Eckhardt onderbouwt
deze stelling met de opmerking dat door de eeuwen heen de christelijke
theologen hun anti-judasme funderen op het Nieuwe Testament. Over dit
onderwerp zijn werkelijk stapels theologische verhandelingen geschreven. De
bijbelcritici hebben het schuldcomplex van de christenen met beide handen
aangegrepen in hun pogingen om het Woord van God te ontkrachten. Er zou
vergif zitten in de bronnen waaruit we drinken en er zou zelfs een concilie
bijeen geroepen moeten worden om de Nieuwtestamentische tekst te herzien.
Steeds klinkt de stelling door dat Paulus degene geweest is die de radicale
breuk tussen Kerk en Synagoge heeft veroorzaakt en dat hij zich afzet tegen
het Joodse volk (bijv. Rom. 15:30,31; Tit. 1:10-14; enz.). Zelfs de uitspraken
van Christus Zelf worden anti-joods uitgelegd (bijv. Matt. 8:10-13; Joh. 8:42-
47; enz.).
Het mag duidelijk zijn dat het Nieuwe Testament zich niet richt tegen het
Joodse volk, maar - evenals het Oude Testament - tegen het ongeloof dat
helaas onder de meerderheid van de Joden gangbaar was (wij onderlijnen).
Tot slot een laatste citaat uit nog zovele andere die we vinden in dit
tijdschrift. Harm Kiefte Isral en de Bijbel, juli/augustus 1998, blz.14, 15:
Inconsequentie. De twijfelachtige redeneertrant van de
Holocausttheologen (zij die zich in hun schriftvisie door de gebeurtenissen van
de Holocaust laten leiden) vinden we ook in de door hen voorgestelde
schuldbelijdenis. Hierin zien we een opvallende inconsequentie. Men
onderkent dat de terechtstelling van Christus niet alle Joden ten laste gelegd
kan worden, zoals door de Kerk in het verleden vaak is geschied. Maar hoe
komen deze theologen er dan wel toe om de totale christenheid
verantwoordelijk te stellen voor de vervolging van het Joodse volk? Er waren
toch ook christenen die zich tegen de Jodenvervolgingen hebben verzet, zelfs
ten koste van hun eigen leven? Liefde voor het Joodse volk mag dan onder de
christenheid in de afgelopen eeuwen vaak een klein, traag stromend beekje
zijn geweest, naast de brede stroom van het antisemitisme. Het was steeds
onmiskenbaar aanwezig.
En een Joodse bekeerling van de 19de eeuw zei het volgende: Rottenberg
verzette zich altijd tegen de gangbare christelijke benaming van het volk
Isral als het oude bondsvolk. Wel is Isral het oudste volk waarmee God
een verbond gesloten heeft, maar niet het oude bondsvolk dat nu door een
ander - het nieuwe bondsvolk - zou zijn vervangen. Om dat te bekrachtigen
liet hij altijd op vergaderingen en samenkomsten en ook tijdens
zondagsdiensten in de kerk waarin hij voorging, Psalm 105:5, toen nog in
oude berijming, zingen:
Die trouw van God aan Zijn volk zal Rottenberg in het feit dat er door de
eeuwen heen altijd joodse zonen en dochters waren die tot het geloof in Jezus
als de Messias Israls kwamen. Bovendien stond hij als een wachter op Zions
muren om de ritseling des Geestes te beluisteren en de veranderde houding
te registreren die hij in het Jodendom van de 19e en 20e eeuw ten opzichte
van de persoon van Jezus van Nazareth opmerkte. Dat deed hij in zijn boek
Joodsche stemmen over Christus en Christendom. Uit S.P. Tabaksblatt,
Verkenning en bezinning brochure, Ds. Johannes Rottenberg, Kok 1982,
blz.19, 20. We merken wel op dat deze manier van spreken niet echt de onze
is. Want voor ons is het nieuwe verbond reeds met Pinksteren gesloten en
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 839
later uitgebreid tot de bekeerlingen der Heidenen die de Messias Jezus hebben
aangenomen.
In een bijlage van INFO met de titel Kerk en Isral, jaargang 21/09,
september 1999, lezen we het volgende:
lijk verstaan waarom na bijna 2000 jaar het beloofde Godsrijk nog steeds
niet ver-
schenen is en men maar moet blijven hopen.
14. Van de drie monothestische godsdiensten heeft alleen het Christendom
(niet het
Jodendom, noch de Islam) de pretentie dat de Messiaanse tijd aangebroken
is, maar
het blijft de vraag hoe dit zichtbaar wordt. Door de substitutietheologie
(wij zijn het
ware Isral) heeft het Christendom het volk Isral eigenlijk uitgeschakeld
en daar
mee ten dele de basis gelegd voor de Shoa (Holocaust) in het christelijke
Westen en
voor zoveel lijden meegedragen tot vandaag.
15. De Kerk kan het Joodse volk enkel met schroom benaderen; zij vertrouwt
er wel op
dat Jezus de Christus is, maar belijdt tegelijk dat daar zeer weinig van te
merken
valt. Meer nog, de Kerk heeft het Jodendom nodig om haar eigen roeping
te begrij-
pen en om zowel de Hebreeuwse Bijbel als het Nieuwe Testament te
verstaan.
16. Door Jezus hebben de niet-joodse volkeren, als Kerk, de God van de Bijbel
leren
kennen en zijn Verbond met hen (dat van Noach!) evenals de erbij
horende wetten.
Dit verbindt hen thans op een eigen wijze met het Joodse volk.
17. Zo kunnen nu beiden, Isral en de Kerk, zij aan zij, bidden voor- en werken
aan het
Koningschap van God over deze wereld, en tevens uitzien naar de nieuwe
hemel en
de nieuwe aarde waarop gerechtigheid en vrede zullen wonen (Jesaja
65,17v en
Openbaring 21,1v).
In sommige van deze stellingen kan ik de ware Jezus uit de Schriften niet
meer terug vinden. De zaken zijn te voorzichtig geformuleerd om Joden niet
voor het hoofd te stoten. Maar dat was te verwachten wanneer men de
stellingen in dialoog opstelt. Paulus die ooit dialogeerde met de synagoge
heeft op een bepaald moment die gespreksvorm laten vallen. We lezen in
Hand.13:46: Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was
nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij
het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie nu
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 842
wenden wij ons tot de heidenen. En lees het verhaal van zijn
wedervaringen in de synagoge van Epheze en zijn gesprekken met de Joden
gedurende zijn gevangenschap in Hand:19:8-10 en 28:13-30. Van een
bloedbeschuldiging spreekt Paulus niet - dat heeft Petrus wel enkele
malen gedaan - maar van een ontrouw-beschuldiging. Isral wil Jezus
niet aannemen als de Messias van dat volk. En gezien Paulus die boodschap
ook uitdraagt aan de heidenen zal dit in Joodse optiek nog moeilijker
geweest zijn die Jezus aan te nemen.
De context van de volgende opmerking is het verschijnen van het boek van
P. Tomson, Als dit uit de Hemel is... Jezus en de schrijvers van het Nieuwe
Testament in hun verhouding tot het Jodendom, Boekencentrum, 1997. G.
Baudet schrijft in Woord en Dienst, van 7/2/1998, blz.10 het volgende:
Daarom durf ik het aan om Peter Tomson nog een laatste vraag te stellen: Is
er niet ergens, als onderstroompje of in de bedding, ook sprake van een
beweging die als een schuldbelijdenis tot Isral wil klinken: Kijk en zie welke
vreselijke fouten wij hebben gemaakt. Alsjeblieft, reken het Jezus niet aan die
ons lief is. Reken het Paulus niet aan. Wij waren het, wij. Hier zit natuurlijk
wel een bepaalde waarheid in. Maar kan men ook de rollen niet omdraaien.
Waarom zouden we schuldig zijn als christenen en alle schuld op ons laden om
zo een nieuwe relatie te kunnen aangaan met het Joodse volk? Zijn anderzijds
ook niet de Joden uit de tijd der apostelen schuldig aan vreselijke fouten
begaan tegenover de eerste discipelen van Christus? Staat het boek van de
Handelingen der apostelen er niet vol van!
In het Gereformeerd weekblad van 4 april 1978, jaargang 35, n33 lezen
we op blz.260 het volgende van de hand van H.M. Matter: En wat moeten we
nu nog meer? Ons solidair verklaren met de staat Isral? Maar die christenen
uit Efeze van rond 57 A.D. aan wie deze brief gericht is hoeven zich van
Paulus toch ook niet solidair te verklaren met de staat Isral? Die staat
bestond toen net zo goed als nu en werd ook al van allerlei kanten bedreigd.
Als Rome kwaad wou had die staat geen enkele overlevingskans, zoals een 20
jaar later is gebleken. Waarom roept Paulus die kerk van Efeze nu niet op tot
so-lidariteit met Isral? Of zouden die mensen dan naar hun hoofd hebben
getast, zoals vandaag denkelijk duizenden christenen doen, omdat ze er niets
meer van begrepen? Ze waren toch solidair met Isral? Ze waren toch
geworden tot n lichaam? (...) Daar had Christus toch voor gezorgd? Als
het nodig is zullen ze die solidariteit ook waar maken. Als de Joodse
christenen in Jeruzalem in nood geraken zullen ook de christenen in Efeze hun
aandeel leveren in de collecte voor de heiligen te Jeruzalem (2 Cor.9). Maar
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 843
die solidariteit is dan een christelijke en geen biologische, want dat Isral is
nu een christelijk begrip geworden. Het is dan ook een gerichte en selectieve
solidariteit. Als Jeruzalem Paulus dreigt te vermoorden (Hand.21 v.), willen
deze christenen bepaald niet solidair zijn met dat Jeruzalem, maar zullen ze
zeer bepaald kiezen voor Jezus en zijn dienstknecht Paulus (...)
Ik lees juist dat de Semiticus H.H. Grosheide bij zijn erepromotie in Kampen
heeft gezegd, er zon hekel aan te hebben dat we tegenwoordig niet meer
gewoon van een christelijke maar van een Joods-christelijke traditie moeten
spreken om ons gezicht niet te verliezen. Jaren geleden heeft Van Unnik al
gezegd dat wanneer we de naam Jezus-Christus gaan terugvertalen in Jezus-
Messias, we niet aan het vertalen maar aan het knoeien zijn. Waarom vertalen
we de Griekse naam Jezus niet terug en waarom vergeten we dat het
nieuwtestamentische Christus een enorme meerwaarde heeft tegenover
het oudtestamentische Messias? Er is op deze elementaire vragen nooit
antwoord gekomen. Als we het geloven moeten is Jezus nu bezig, Joden en
Christenen te verenigen. Zie boven. Jezus had Zich dan veel moeizaam werk
kunnen besparen. Hij had dan beter niet aan Saulus-Paulus kunnen
verschijnen op de weg naar Damascus, want door die apostel is het
begonnen. En we beseffen best dat dergelijke opmerkingen bij sommigen
niet meer in goede aarde vallen. Juist om die reden hebben we dit oude citaat
nog uit de kast gehaald. Dr. Matter was een theoloog die geen blad voor de
mond had en steeds vanuit de Schrift redeneerde of de dingen alzo waren en
zijn. Werden dezen in Berea om die reden juist niet geprezen!
nieuwe manier, en zij zijn een diepgaande studie van de zijde van de
exegeten en theologen waard.
De stemming van het concilie - zo schreef H. Fesquet, kroniekschrijver van
Le Monde - opent een onbeschreven blad in de geschiedenis van de
betrekkingen tussen Rome en de joden. Rest nu nog op deze onbeschreven
bladzijde een nieuwe geschiedenis van de betrekkingen tussen de Kerk en het
jodendom te schrijven, vervuld van hoog-achting, waarheid en vriendschap
(wij onderlijnen).
slaagt hij erin naarmate het verhaal vordert in een slim associatieproces al
deze groepen samen te vatten onder dezelfde veroordelende
beschuldigingen: zij zijn slecht, in wezen slecht, zoals Kingsbury zegt. Dit
manifesteert zich op verschillende wijzen: zij zijn blind voor de duidelijke
aanwezigheid Gods in hun midden (12,27 en volgende), hun ehtische visie is
beperkt (12,7-11), egocentrisch (15,5-6), zelfs door en door hypocriet (23,13-
31); zij staan vijandig tegenover degenen die het niet met hen eens zijn
(10,17-23); 23,32-36); zij bekommeren zich niet om de religieuze en
maatschappelijke noden van degenen voor wie zij verantwoordelijk zijn (9,36);
zij zijn niet in staat hun eigen geschriften te begrijpen ondanks dat zij zich er
op laten voorstaan de gezaghebbende verkondigers van Gods wil te zijn (9,13;
12,3-5-7; 21,16-42; 22,29-31). Dit is inderdaad een indrukwekkende lijst van
beschuldigingen, maar zonder enig ander onweerlegbaar bewijs dan een
reeks beschrijvingen van verschillende groepen in de loop van het verhaal, die
op zn minst even selectief als ronduit vertekenend zijn.
Volgens deze schrijver is Matths een stoute jongen, door alle vijanden
van Jezus zomaar op n lijn te zetten. Alleen ziet de schrijver niet - of wil niet
zien - dat Matths een andere visie heeft dan deze die na het tweede
Vaticaanse Concilie is ontstaan. De evangelist heeft gn vooroordelen
wanneer hij vanuit zijn optiek allen die tegen Jezus handelen vijanden noemt
van het evangelie en van het Koninkrijk Gods. Want het is die boodschap die
de Heer predikt, bekeert u want dat rijk is nabij. Gn gezeur over andere
interpretaties die er dan gangbaar zijn; een letterlijke opstand tegen Rome en
een Messias, letterlijk regerend in de stad van David. Wie Jezus verwerpt heeft
ook zijn rechten prijsgegeven kind van Abraham te zijn in de ware zin van het
woord. Men is ofwel vr Jezus of tegen Hem, dan ook des vijands. De
theologie van Matths is er n van de namen noemen in de juiste
verbanden. Daar heeft de tijdstheologie van heden problemen mee en
vertekent het beeld van de eerste getuigen naar wat zij denken de waarheid
te zijn. Maar dat recht hebben we niet. Wel de plicht het evangelie
onveranderd verder te blijven prediken zoals het tot ons gekomen is. Het
evangelie heeft geijkte woorden en we kunnen de definities ervan niet
wijzigen naar gelang de mode in de theologie zich heeft gewijzigd. We mogen
het evangelie niet gewoon vertekenen naar onze nood. Of door de termen
ervan te wijzigen een hertekening ervan geven. We kunnen latere
opvattingen in de theologie niet gewoon overzetten in de Schrift. Bijbelse
theologie werkt juist andersom. We dienen de interpretatie van het NT niet te
zoeken in wat de Joodse theologie als maatstaf heeft aangenomen na de val
van Jeruzalem. Het jodendom vanaf die dagen (sptjudentum in moderne
theologie) is niet de norm om het NT te verklaren. Dat was trouwens ook n
van de fouten van het standaardwerk van Strack-Billerbeck op het NT.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 846
Een opmerking die C.W. Mnnich neerschreef in zijn Una Sancta, Elsevier,
1947, blz.142 willen we in dit verband tot de onze maken. Het lijkt hard maar
is een oprechte weergave van de problematiek. Hij schrijft: is de
oecumenische beweging in de grond der zaak iets anders dan een uitvloeisel
van wat de geesten sedert drie eeuwen bezighoudt? Is zij iets anders dan een
Christelijk gekleurd product van het sedert de tweede helft der zeventiende
eeuw steeds sterker wordend besef, dat de mensheid van nature solidair is,
een algemene broederschap vormt? (...) Wien met enige kennis van de
westerse geestesgeschiedenis in de laatste drie eeuwen, de rapporten leest,
welke de oecumenische conferenties hebben uitgegeven, treft daarin gedurig
gedachten en voorstellingen aan, welke hij heeft leren kennen - niet in het
kamp der Christelijk theologie, maar in het kamp der anderen, der wijsgeren
en der mannen der wetenschap, die vaak hun gedachten hebben ontwikkeld
in de strijd met de Christelijke theologie hunner dagen, of althans buiten haar
om. We kunnen er alleen maar aan toevoegen; neem de proef op de som
van de latere documenten; het probleem blijft hetzelfde, dialoog mag wel,
maar gn zending of bekeringsijver.
Tot slot
opnieuw Jood geworden.) Hij kan niet echt overtuigen van fundamentele
fouten bij Barth.
Maar bij Barth alleen kan het niet blijven. Van al de Reformatoren is het wel
Calvijn die een duidelijke visie heeft op verleden, heden en toekomst van het
Joodse volk. Volgens hem is dat alles beheerst door de veranderlijkheid van de
Joden en de soevereiniteit van God. Wanneer het volk de Messias Jezus
verwerpt heeft er een substitutie plaatsgevonden. Nadat zovele Joden Jezus
weigeren te aanvaarden als Messias worden heidenen aangenomen als
kinderen Gods en het scheen dat zij als het ware traden in de plaats van de
gestorvenen (blz.498). Want juist dit was ik van plan te beweren, dat alle
heiligen die door God volgens het verhaal der Schrift, van het begin der
wereld af in het bijzonder uitverkoren zijn, met ons mededeelgenoten geweest
zijn aan dezelfde zegeningen tot eeuwige zaligheid (blz.495). Calvijn zet de
zaken zeer scherp wanneer hij hierover zegt: Laat ons deze dwaze en
verderfelijke mening van ons doen (...) alsof zij niets anders gezocht hebben
dan de verzadiging van hun buik, de genieting des vleses, bloeiende
rijkdommen, uiterlijke macht, vruchtbaarheid aan kinderen blz.482). Wij
citeren uit de Institutie van Johannes Calvijn in de vertaling van A. Sizoo,
zevende druk, eerste deel, Meinema, z.j..
was de mens in Auschwitz?. Voor mensen die geloven zijn er geen vragen en
voor degenen zonder geloof geen antwoorden (wij onderlijnen).
Men zou kunnen denken dat gezien een opmerking als deze het verstandig,
wijs en juist is dat we als Christenen de Joden niet moeten lastig vallen met
wat zij zien als de ware interpretatie van het verhaal van Jezus van Nazaret.
We moeten hen niet lastig vallen zegt Rabbi Jakobovitz. We geloven dat niet.
We zijn zelf geen specialist op gebied van wis- en natuurkunde. Maar wanneer
we zeggen dat 2+2=4 dan hoeft dat geen nadere controle van deze
geleerden. Dat is een feit. Dat is niet te weerleggen. We zijn ook geen
onderzoeker van de scheikundige processen. Maar om iedereen te zeggen dat
men niet ongestraft zwavelzuur mag drinken of cyanide eten op zijn
boterhammetjes hoeft geen diploma. Wanneer wij als Christen (waarbij een
diploma zonder tel is) zeggen dat elk mens - een Jood of iemand uit een
ander ras - Jezus moet aannemen als zijn eigen persoonlijk verlosser, dan heb
wij niets verkeerds gezegd. Alleen herhaald wat de vroegste discipelen van de
Heer predikten. We moeten iedereen hetzelfde voorhouden: er is in de ganse
wereld aan de mensen, geen andere naam gegeven waardoor ze gered
kunnen worden van de komende toorn van God, dan de naam van Jezus
(Hand.4:12).
Wij lezen in Isral en de Bijbel, juni 1998, blz.18 in een artikel met de titel
Is het Nieuwe Testament antisemitisch? Is die beschuldiging waar? Als
het Nieuwe Testament antisemitisch was, zou dat tot de volgende conclusies
leiden:
1. De Heilige Geest, Die het Nieuwe Testament heeft genspireerd, zou tegen
de Joden
zijn. Durft iemand God ervan te beschuldigen, dat Hij anti-Joods is?
2. De Joodse gelovigen, die het Nieuwe Testament hebben geschreven,
zouden tegen
zich zelf zijn en dat is ondenkbaar!
3. De Oudtestamentische profeten zouden ook anti-Joods zijn, want het
Nieuwe Testa-
ment zegt niets anders dan wat de Hebreeuwse profeten gezegd hebben
dat gebeuren
zou (verg. bv. Hand.3:14-27). Geen enkele Jood zal durven beweren dat zijn
Bijbel
anti-Joods is!
4. Jezus Zelf zou tegen Zijn volk zijn. Wat een onzin! De Here Jezus kwam
voor de
verloren schapen van het huis Israls. Hij weende over hun lot (Luk.19:42)
en gaf
Zijn leven voor hen.
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 849
5. De Joodse gelovigen van vandaag zouden ook anti-Joods zijn. Dat is ronduit
oneer
lijk. Joodse gelovigen blijven Joods en in de meeste gevallen stellen ze,
sedert ze hun
Messias kennen, hun Jood-zijn zelfs meer op prijs en is hun liefde tot hun
volksgeno-
ten juist toe genomen.
We weten met zekerheid dat er een deel aan teksten uit het Oude
Testament in het gedeelte van Rom.9-11 is aangehaald en toegepast op een
groep die; kerk, gemeente of wat dan ook genoemd is. Een groep die bestaat
uit zowel Messiasbelijdende Joden, als Messiasbelijdende mensen uit de
Heidenen. Want de profeten uit het OT maken enkele dingen zeer duidelijk en
onafwendbaar in dit gebeuren. Isralieten moeten om gezegend te worden de
Messias aannemen, omdat een onreine het Koninkrijk van de Messias niet kan
binnentreden (Jes.52:1,11 / Ezech.23:9 / 44:9). Opstandigen en weerspannigen
zullen verwijderd worden zodat men kan spreken van een heilig volk
(Ezech.20:38). Het ganse volk zal rechtvaardig zijn (Jes.54:13,14 /
60:13,14 / Zach.3:9 / 5:11). Vooreerst zal er een oordeel over dezen komen
(Jes.65:13,14 / Mal.3:10-21). Van een zomaar vergeven en alles met de
spons wegvagen weten de profeten niets te vertellen. Wie dat beweren
kunnen daar geen enkele serieuze Bijbeltekst voor aanhalen. Paulus doet dat
trouwens ook niet. Dat een rest uit Isral VAN GELOVIGEN behouden
wordt, daar is geen enkele twijfel over (Jes.65:8,9 / Mat.3:7). Tot eer en
heerlijkheid van God voor wie er gn onderscheid des persoon meer is sinds
Zijn Zoon het vredeoffer aan het kruis bracht.
Bij de herhaling van de wet, bijna 40 jaren nadat ze hem hadden ontvangen,
geeft Mozes de volgende - en in straffe taal weergegeven - waarschuwing:
Maar het zal geschieden, indien gij den Here, uw God, te enen male
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 851
*******************
Wie Mauro gelezen heeft ziet hoe hij daar in faalt. (Zie boven voor
herdrukken van
P. Mauro).
Rutgers W.H., Premillemnialism in America, Oosterbaan & Le Cointre, 1930.
Sandeen E., The origins of Fundamentalism, Fortres Press, 1968.
Sauer E., From eternity to eternity, Eerdmans, 1954.
Smits G., Oud Testamentische citaten in het Nieuwe Testament, 4 delen,
Malmberg vanaf
1952
Snijders L., Alle getallen van de Bijbel, Ten Have, 1978.
Schweizer E., 1 Corinthians 15:20-28 as Evidence of Paulline Eschatology and
its rela-
tion to the theology of Jesus. Uit James I. Cook edit, Saved by hope,
Eerdmans, 1978.
Stanton G, Kept from the hour, Zondervan, 1956.
Symington W., Messiah the Prince or the Mediatorial dominion of Christ, Still
Waters
Revival Books, Edmonton Canada, 1990. Dit is een herdruk van een werk uit
1884.
Samen met D. Baron (zie hierboven) onmisbaar in de benadering van de
Christus voor de
Messias-belijdende Joden.
Tasker R., The biblical doctrine of the wrath of God, The Tyndale Press, 1951
(we
bezitten zelf de reprint van 1970).
Tenney, M., Interpreting Revelation Eerdmans, 1957.
Thomas L.R., Does the Bible teach Milennialism?, Albany Newspapers Ltd.,
1968. Deze
Australische Baptist heeft hier een meesterwerk neergepend. Slechts een
klein bezwaar. De
referentie van de citaten door de schrijver gedaan zijn niet weergegeven.
Maar we weten
dat ze kloppen want voor veel van wat hij zegt hebben we de oorspronkelijke
teksten. Dit
moet u lezen om in te zijn bij dit onderwerp.
Van den Brink J., Het geestelijke Isral, Kracht van omhoog, 1985 (?). Deze
brochure
verscheen zonder data van uitgave maar we schatten rond deze tijd. En we
willen er
ook iets over zeggen. Schrijver was n van de grote voorgangers in de
Nederlandse
Pinksterkringen. Hij heeft na jaren van onderzoek en geestelijke strijd, het
onderwerp
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 857
van het herstel van Isral in deze tijd, als vervulling van de profetie, laten
varen en
klaagt dat aan in dit schrijven. We kunnen het niet zonder reserves
aanbevelen gezien
de Pinksterleer soms teveel op de voorgrond komt. Maar het is zondermeer
een vlotte
oprechte weerlegging van wat voor velen in zijn kringen als evangelie moet
gelden.
Het heeft hem veel moed en veel vrienden gekost zegt de schrijver zelf.
Vollenhoven-Meijer M., Geen toekomst zonder Isral, Verbo, 1988
Wallace F. Jr., Gods prophetic word, Cogdill Publications, 1946. Een goede
schrijver
uit de Church of Christ.
Wallace F. Jr, The book of Revelation, F. Wallace Publications Nashville, 1966.
White J., Letters to a Mormon Elder, Bethany House Publishers, 1993.
Winkler W. edit., Premillenialism, True or False, Winkler Publications Forth
Worth,
Texas, 1978. Verzameling publieke toespraken van leden van de Church of
Christ
(Campbell). Behoort tot het beste in zijn soort.
Wood L., Is the Rapture next?, Zondervan, 1955.
Yerby R.B., The once and future Israel, Reiner Publications Swengel Penn.,
1978. Zeer
gedegen en vlot leesbaar maar met grote impact.
Young E.J., The Prophecy of Daniel, Eerdmans, 1968.
Zomer G., red., Komende tot leven, Oosterbaan & Le Cointre, 1977. Vooral het
prach
tige artikel van D. Berghuis over de betekenis van Zach.9-14 (vanaf blz.62).
Zomer G., red., Komende in Heerlijkheid, Oosterbaan & Le Cointre, 1979. Vier
artike
len noemen we speciaal: M. Bok, Leven in het dode dal, over Ezech.37
(blz.49-65).
G. Zomer, Het evangelie is anti-revolutionair, over Ps.2 (blz.106-121).
C. Breen, De toekomst van onze Here Jezus Christus, over 2 Thes.2:1-12
(blz.169-186).
L. Doekes, De Messias-Koning en zijn duizendjarige heerschappij, over
Opb.20
(blz.187-205).
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 858
Inhoudsopgave
Inleiding
Lijst van de belangrijkste afkortingen
Iets over de lay-out
Selecte bibliografie
1.1 Inleiding
Belangrijke profeten van het OT
Hoe betrouwbaar is zo een profetie uit het OT
Belangrijke profeten van het NT
DE WEDERKOMST VAN JEZUS, DE JODEN EN DE DUIZENDJARIGE REGERING 859
Inleiding
Uit het Liedboek der kerken n 278 Dies irae, dies illa
Wat zij op dat gebied leren
Wat wij op dat gebied leren
Matths 3:12 Het laatste oordeel
Wat zij op dat gebied leren
Wat wij op dat gebied leren
Tot slot een Joodse visie
Tot slot een Katholieke visie
Matths 7:22 Die dag (van het oordeel)
Wat zij op dat gebied leren
Wat wij op dat gebied leren
Appendix 2 De dag des Heren