You are on page 1of 51

E E N I G E

MIDDELEEUWSCIIE MUNTEN,
N O O D MUNTEN

EN

ZELDZAME

PENNIN GEN,

B E SC HIER EVEN EN A HF GE EE EEL ID

DOOR

A. J. B, DE ROYE VAN WICHEN,

/.% a/an an 2%ana//

TE NIJMEGEN,

bij C. A. WIEWEG.
1847.

In den aanvang des vorigen jaars, werd in de nabijheid


van Kleef eene groote menigte zilveren middeleeuwsche
munten, door opgraving, gevonden. Niettegenstaande
reeds een gedeelte derzelve versmolten was, voordat wij
van dien vond onderrigt werden, gelukte het ons echter
nog in tijds, een vrij aanzienlijk getal dier munten door

aankoop, voor verdere vernietiging te vrijwaren. Het


verdient opmerking, dat al deze munten tot het tijdvak
behooren van den aanvang van 1300 tot 1404; en het
is dus te vermoeden, dat zij nagenoeg vier en een halve
eeuw bedolven zijn geweest.
Onder deze bevonden zich eenige hoogstzeldzame Ne

derlandsche, zoo als de munten van MECHTILD, welke zij


als Hertogin van Gelre en Gravin van zutphen liet ver
vaardigen, alsmede die, welke zij te Huussen liet slaan,

nadat zij, bij verdrag in 1379, afstand deed van hare


regten op het Hertogdom Gelre en het Graafschap Zut

phen, met behoud nogtans van den Hertoglijken titel.


M.

Ook eene zeer merkwaardige munt van MARGRETA,


Vrouwe van den Berg, met Nederduitsch omschrift, die
van JAN, Graaf van Megen, en die van den Heer van Per
weis, alsmede de munten van WILLEM, Hertog van
Gulik en Gelre, te Venlo geslagen, vermeenen wij dat
weinig of welligt niet bekend zijn.
Dit heeft ons aangespoord, om een gedeelte dier mun
ten, met eenige andere, reeds vroeger verzameld, naauw
keurig te doen afbeelden, ten einde dezelve aan de lief
hebbers der geschied- en penningkunde te kunnen
aanbieden, daar dergelijke kleine bijdragen welligt eenig
nut kunnen verschaffen, doordien de veeltijds, opper
vlakkig beschouwd, zoo weinig beteekenende oude
muntjes wel eens historische daadzaken te voorschijn
doen komen en herstellen, welke, of door onnaauwkeu

righeid, of soms wel door partijdigheid, niet zijn geboekt.


Een geacht Fransch schrijver zegt dan ook: Les mo
numens anciens sont souvent des guides plus srs que
les historiens.

Mogt het ons later gelukken, in het bezit te komen


van andere merkwaardige en weinig of niet bekende
munten, dan zullen de afbeeldingen derzelve, even als
deze, aan de liefhebbers worden medegedeeld.

NIJMEGEN, April 1847.


DE ROYE VAN WICHEN,
Gep. Kolonel.

Nummer

1.

Zilveren munt (Botdrager genaamd) van

MECHTiLD, Hertogin van Gelre en Gravin van Zutphen.


A. M 372 1379.

Voorzijde: Een zittende leeuw, wiens kop en hals


geheel gedekt zijn door eenen gekroonden helm met des
zelfs helmsieraden van paauwenveren, waarin zich een
rond schildje met eenen klimmenden leeuw vertoont.
Omschrift: MECHTELDIS DWX: GELRN'. Z: COMT'.
DE: ZWT.

Op de keerzijde ziet men een versierd kruis en twee


omschriften; het binnenste luidt:

+ MONETA. GEL

DERENSIS; - het buitenste: + BENEDICTWS QVI:


WENIT IN NOMINE DOMINI.

MECHTILD, dochter van REINALD II, laatsten Graaf

van Gelre en eersten Hertog, huwde in hare jonge jaren


GoDFRIED, Heer van Millen en Maaseyck, eenigen zoon
van DIEDERICK, Heer van Heinsberg, Graaf van Loon.

Toen deze overleden was, trouwde zij met JoHAN, Graaf


van Kleef, die den 9. November 1368, zonder kinderen
na te laten, stierf (4).
-

(1) PoNTANUs, p. 286.

Eene der partijen, welke vroeger reeds in Gelderland


bestonden, die der HEKERENs namelijk, begunstigde
de aanspraken van MECHTILD tegen den Hertog van Gulik,
en deed, om die aanspraken beter te doen gelden, haar
in het huwelijk treden met JAN VAN CHASTILLoN, Graaf
van Blois, terwijl zij voorts de beide echtgenooten door
een gedeelte der landzaten als Hertog en Hertogin wist
te doen erkennen. Ten slotte echter moest die partij
zwichten voor die der BRONCKHORSTEN, welke WILLEM van

Gulik had gehuldigd, met dat gevolg, dat MECHTILD


in 1379, ten behoeve van dezen, van hare regten op
het hertogdom en het graafschap afstand moest doen,
zich nogtans voorbehoudende den hertoglijken titel.

Ook behield zij Huussen, hetwelk zij uit haar tweede


huwelijk met JAN, Graaf van Kleef, in lijftogt bezat,
en alwaar zij A. 1382 overleed (1).
N. 2. Zilveren munt (groot genaamd), even als
de voorgaande, van MECHTILD, heeft op de voorzijde een
gekroonden helm met deszelfs helmsieraden van paauwen
veren, waarin zich een rond schildje, met eenen klim

menden leeuw, vertoont, en tot supports aan beide zij


den een leeuw. Het omschrift luidt:
+ MECHTELD: DWX: GELR: Z: CONT: ZVT.

(1) VAN SPAEN, Oordeelkundige inleiding tot de historie van

Gelderland, 2 d. Blz. 260-261, en NYHoFF, Gedenkwaardigheden


uit de geschiedenis van Gelderland, 3 d. Blz. XL en volgg.

Keerzijde: Een versierd kruis met het omschrift:


+ MONETA x DE x HWECIENSIS. (Huussen).
Het blijkt dus, dat deze munt te Huussen geslagen
is, nadat MECHTiLD, in 1379, bij verdrag afstand heeft
gedaan van hare regten op het hertogdom Gelre en
het graafschap Zutphen, en vr het tijdstip van haar
overlijden, A. 1382.
N. 3.

Zilveren munt van Venlo,

van WILLEM,

Hertog van Gulik en Gelre, (1393-4402.) Op de voor


zijde ziet men, binnen eenen parelrand, twee schilden, in
het eerste n, en in het tweede twee

klimmende leeu

wen, en boven de beide schilden de letters WLHEL.


(WILHELM).
Omschrift: + WILHELMUS: DWX JWLIE: GELRE.
Keerzijde: Een kruis.
e"

Omschrift van den binnenrand: + MONETA. WENDEL.


Omschrift van den buitenrand: + SIT NOMEN.
DOMINI. BENEDICT.

N. 4.

Zilveren munt als voren, edoch van eenen

anderen stempel.

voorzijde:

Een

(1393-1402.)

gevierendeeld

schild met vier klim

mende leeuwen, gedekt door eenen gekroonden helm,


met deszelfs helmsieraden van paauwenveren, waarin zich
een rond schildje met een klimmenden leeuw vertoont.
Omschrift: WILH': DWX. JVL: Z: GEL.

Keerzijde: Een versierd kruis.

Omschrift: MONETA: VENLENSIS., van het daarop

volgende woord zijn alleen de twee laatste letters.... IS


zigtbaar, doordien er een stukje aan deze munt ontbreekt.
Tot heden waren ons geene zilveren munten van Venlo
voorgekomen of bekend.
N. 5. Zilveren munt van Erckelens (weleer tot het
Vorstendom Gelre behoorende) van WILLEM, Hertog van
Gulik en Gelre. (1393-1402.) Voorzijde: Een schild met
twee klimmende leeuwen, gedekt door eenen gekroonden

helm met deszelfs helmsieraden van paauwenveren,


waarin zich een rond schildje met eenen klimmenden
leeuw vertoont.
Omschrift: WILH : DVX. JWL : Z: GEL:

Keerzijde: Een versierd kruis.


Omschrift: MONETA: EIRELENDENSIS (Erckelens).
N. 6.

Zilveren munt van WILLEM van Gulik, als

Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen. (1379 1393.)


Op de voorzijde is afgebeeld een gekroonde helm met
deszelfs helmsieraden van paauwenveren, waarin zich
een rond schildje met eenen klimmenden leeuw vertoont,
en tot supports aan beide zijden een leeuw.
Omschrift: + WILHELM: DWX: GELRIE: Z: COMIS:
ZVTPH'.

Keerzijde: Een versierd kruis.

Omschrift: +BENEDICT: QWI:VENIT:I:NOMINE: DNI.

Deze munt behoort alzoo tot het eerste gedeelte der


regering van WILLEM; dat is vr dat hij den titel van
Hertog van Gulik bij dien van Gelre voegde; alzoo van

1379, dat MECHTiLD bij verdrag afstand deed van hare


regten op het Hertogdom Gelre en het Graafschap Zut
phen, tot 1393, als wanneer hij, door het overlijden
zijns vaders, ook Hertog van Gulik werd en den titel
daarvan bij dien van Gelre aannam.
N. 7.

Zilveren munt van WILLEM van Gulik, als

Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen. (1379-1393.)


De afbeeldingen en het omschrift van deze munt, is
op de voorzijde, gelijk aan de voorgaande.
De keerzijde vertoont eveneens een versierd kruis,
maar heeft tot omschrift:

+ MONETA x NOVIMAGIENSIS. .
N. 8.

Zilveren munt van WILLEM van Gulik als

Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen. (1379-1393.)


Voorzijde: Gelijk de voorgaande, doch zonder supports
van leeuwen naast den gekroonden helm.
Omschrift: + WILHELM: DVX: GELR: Z: COM:
ZUTP.

Keerzijde: Een kruis met de letters S-A- N-R- tus


schen de armen van hetzelve. (De beginletters der vier
hoofdsteden Nijmegen, Roermond, Sutphen en Arnhem.)
Omschrift: + MONETA: NOVA: DE: NOVAMAGENS.
N. 9.

Zilveren munt van WILLEM van Gulik, als

Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen. (1379-1393.)


De afbeelding op de voorzijde van deze munt is gelijk
aan de voorgaande onder N. 6.
Omschrift: + WILHELM: DWX: GELRIE: Z: COM: ZVTI.

Keerzijde: Een versierd kruis als de voorgaande.


Omschrift: + MONETA x DE x AERNEMENSIS.
N. 10.

Zilveren munt van WILLEM van Gulik, als

Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen. (1379-1393.)


Voorzijde: Afbeelding en omschrift gelijk aan de voor
gaande munt onder N. 8.
Keerzijde: Een kruis, tusschen de armen van hetzelve

de letters S-A-N-R- even als voorkomen op de munt


onder N. 8.

Omschrift: + MONETA: NOVA: DE: AERNEMENSIS,


N. M 1.

Zilveren munt van WILLEM van Gulik, als

Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen. (1379-1393.)


Deze munt, zijnde de helft van de voorgaande, is

overigens in de afbeelding gelijk aan dezelve, maar met


eenig verschil in het omschrift.
De voorzijde luidt: + WILHELM. DWX. GELR. Z.
COM. Z.

Keerzijde: Een kruis met de letters S-A-N-R- even


als op de voorgaande munt voorkomen.
Omschrift: + MONETA: NOVA. DE. AERNEMES.
N. 42.

Zilveren munt van WILLEM van Gulik, als

Hertog van Gelre en Gulik. (1393-1402.)

Woorzijde: Een helm, waarboven zich een kop(?) ver

toont, hebbende tot supports aan beide

zijden een leeuw.

Omschrift: + WILHELM: DWX: JWLIACENS: Z:


GELR'.

Keerzijde: Een versierd kruis.

Omschrift: +BENEDICT:QWI: VENIT:I:NOMINE: DNI.


N. 13.

Zilveren munt van Roermond, van WILLEM

van Gulik, als Hertog van Gelre en Gulik. (4393-1 402.)


Voorzijde: Als N. 5.
Keerzijde: Een versierd kruis.
Omschrift: + MONETA: RUREMWNDENSIS.

N. 14. Zilveren munt (Botdrager) van Arnhem, van


EDUARD, derden Hertog van Gelre. (1364 1374.)
Voorzijde: Als N. 1 , doch met omschrift: EDWAR
DUS: DEI: GRA: DWX: Z: DNS: GELREN.

Keerzijde: Een kruis, met omschrift: + MONETA x


ARNEMENSIS.

Het buitenste omschrift luidt: + BENEDICTWS; QVI:


WENIT: IN: NOMINE: DOMINI.

N. 15. Zeer merkwaardige zilveren munt van Roer


mond, van EDUARD van Gelre, waarop de hertoglijke
titel niet vermeld is, en dus blijkbaar vr 1361 geslagen.
Voorzijde: Gedeeltelijk binnen eenenparelrand, een lig
gend schild met eenen klimmenden leeuw, voorzien van
een Lambel, het schild gedekt door eenen helm met
deszelfs sieraden van paauwenveren, waarin zich een
rond schildje met eenen klimmenden leeuw vertoont.
OmSchrift: EDEWARDVS'. DE: GELRENS'.

Keerzijde: Een kruis met het omschrift: MONETA:


RVERMUN.

Het buitenste omschrift luidt: BNDICTW: SIT: NOME:


DNI; NRI: IHW: XPI.

10

N. 16. Zilveren munt (Zilveren Peter genaamd) van


JAN VAN ARKEL, Bisschop van Luik. (1364 1377.) Te

St. Pieter, nabij Maastricht, geslagen.


Het dorp St. Pieter, en het daaraan onderhoorige,
maakte voorheen eene Vrije Heerlijkheid uit, behoorende
aan de Bisschoppen van Luik.
Op de voorzijde van deze munt is afgebeeld het borst
beeld van ST. PIETER, in de linkerhand eenen sleutel

en in de regter een boek houdende, onder het borstbeeld:


het wapen van VAN ARKEL, gedeeltelijk binnen eenen
parelrand geplaatst.
-

OmSchrift: MONETA: SA-NCTI: PETRI.

Keerzijde: Een versierd kruis.


Omschrift: + JOHANNES: EP'S: LEODIENSIS.

JAN VAN ARKEL overleed den M. Julij 1377 (1).


N. 17,

Merkwaardige zilveren munt van MARGRETA,

Vrouwe van den Berg ('s Heerenberg) met Nederduitsch


omschrift.

Voorzijde: Een gevierendeeld schild met vier klimmende


leeuwen.

Omschrift: MA-RGRE-TA V R, (Vrouw MARGREFA)


Keerzijde: Een versierd kruis.
Omschrift: + VROWE: VAN DEN. BERG'.

(1) VAN MIERIs, Beschrijving der Bisschoppelijke munten en ze


gelen van Utrecht, pag. 207.

11

ADAM III, Heer van den Berg had tot vrouw MARGRIET,

dochter van den Heer van Weerdenburg.

Hij stierf

A. 1354, zonder kinderen in dit huwelijk verwekt te


hebben, en werd door zijnen broeder WILLEM opgevolgd.
MARGRIET, Vrouwe van den Berg, stierf daags voor
Paschen A. 1369. (1).
Deze munt van Vrouwe MARGRIET doet met grond
vooronderstellen, dat dezelve door haar geslagen is tijdens
dat zij Weduwe was (1354-1369), en dat, na het
overlijden van haren man, zij in het bezit is gebleven
van de Heerlijke Regten, en het is alzoo opmerkens

waardig, dat zij niet als Regerende Vrouw van den


Berg in de geschiedenis vermeld wordt, terwijl het uit
dezen muntslag blijkt, dat zij wel degelijk als Vrouw
geregeerd heeft.
Soortgelijke achterlatingen schijnen echter in de oude
geschiedboeken meermalen plaats te hebben. Zulks wordt
genoegzaam bewezen door het weglaten van MECHTILD
van de lijst der regerende Hertogen van Gelre, niette
genstaande een groot gedeelte der landzaten hare zijde
hield en gedurende meerdere jaren haar als regerende
Hertogin erkend had, en dit wordt ten overvloede nog

bevestigd door het verdrag van afstand, dat zij in 1879


doet van hare regten op het Hertogdom Gelre en het
r,

(1) VAN SPAEN, Oordeelkundige Inleiding tot de Historie van Gel


derland, Deel I, pag. 340-341.

12

Graafschap Zutphen (1). Hare munt, voorkomende


onder N. 1, bewijst zulks almede.
N. 18. Zilveren munt van den Berg ('s Heerenberg),
vermoedelijk van WILLEM, Heer van den Berg en By

land, erfgenaam van zijn broeder ADAM (1354 -- 1387)(2),


meer waarschijnlijk na het overlijden van Vrouw MAR
GRIET, en dus 1369 1387.

Voorzijde: Een gevierendeeld schild met vier klimmende


leeuwen, eveneens als op de voorgaande munt van Vrouwe
MARGRETA.

Omschrift: + WI-LHEL-MVSDN (WILHELMVS DO


MINVS).
Keerzijde: Een versierd kruis.
Omschrift: + MONETA: DE: MONTE

N. 19. Zilveren munt van den Berg ('s Heerenberg)


van WILLEM, Heer van den Berg en Byland, geheel ge
lijk aan de voorgaande, doch in het omschrifteenig verschil.
Omschrift der voorzijde: WILH--ELMV. D N S.
Omschrift der keerzijde: . + MONETA. DE. MONTEH.
N. 20. Zilveren munt van Nijmegen, van OTToII., (3)
Graaf van Gelre en Zutphen.
Aan OTTo II werd, door den Roomsch-Koning WILLEM,
-

(1) NYHoFF, Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelder


land, Deel III, pag. XL en volgg.

(2) VAN SPAEN, Qordeelkundige Inleiding tot de Historie van Gel


derland, Deel I, pag. 341-342.
(3) Niet OTTo III. Zie vAN SPAEN, Deel II, pag. 204 en volg.

13

den 15. Junij 1248, voor 16,000 mark fijn zilver, in


pandschap gegeven de Burgt te Nijmegen, met deszelfs
regts-gebied en met edelen, leenmannen, dienstluiden,
stedelingen, knechten en vrijgelatenen; voorts met alle
goederen, die daaraan behoorden, en sedert dien tijd is
Nijmegen aan Gelderland gehecht (1).

Dit muntje heeft op de voorzijde in een rond schild


eenen klimmenden leeuw, met blokken omringd, en het
omschrift + OTTO . . . . S. (OTTO COMES).
De keerzijde vertoont een eenhoofdigen arend met
uitgebreide vleugelen, met het omschrift NVMAC.
Het is dus waarschijnlijk, dat deze munt, omstreeks
de helft der dertiende eeuw, te Nijmegen, geslagen is,
als zijnde het tijdstip, dat OTTo in het bezit en het regts
gebied van Nijmegen werd gesteld.

N. 21. Zilveren munt van Deventer, van den Duit


schen Keizer HENDRIK III, die, volgens den geschied

schrijver HEDA, het muntregt en de tollen, welke hij

te Deventer bezat, aan den Utrechtschen Bisschop BER


NULPHUs schonk.

Insgelijks leest men in de Beschrijving der Bisschop


pelijke munten van Utrecht, door FRANS VAN MIERIs,
Blz. 165: Keizer HENDRIK III gaf, in het jaar 1046,
nevens de stad Deventer, ook het muntregt en den
& tol aan Beantirnus, Bisschop van Utrecht.

(1) VAN SPAEN, II. Deel, pag. 212.

14

Het blijkt dus, dat deze munt te Deventer geslagen


is voor het tijdstip (1046), dat de gezegde Keizer het
muntregt aan BERNULPHUs afstond.
Voorzijde: Binnen eenen cirkel eene hand, waar naast

RE--X. (REX.)
Omschrift: HEINRICWS IMPERATO.
Keerzijde: Een kruis met vier stippen (globules) tus
schen de armen.

Omschrift: DAWANTRIA.
N. 22.

Zilveren munt van JAN, Heer van Kuinre.

In den Overijsselschen Almanak voor oudheid en let


teren, twaalfde Jaargang, 1847, zagen wij met belang
stelling een, door den Heer EBBINGE WUBBEN medege
deeld,

afschrift van een uittreksel uit de keuren of

handvesten van Kuinre, weleer eene zeer uitgebreide


Heerlijkheid, zoo zelfs, dat het tegenwoordige eiland
Schokland, met al de landen tusschen dit eiland en
Kuinre, thans de Zuiderzee, er onder heeft behoord.

Het had van ouds zijne eigene Heeren, tot dat, in


4 407, de Heeren HERMAN en HENDRIK van Kuinre deze

Heerlijkheid aan FREDERIK van Blunkenheim, Bisschop


van Utrecht, als Heer van Overijssel, door koop op
droegen, die het aan dit gewest hechtte.
Daar het ons voorkomt niet zonder belang te zijn, de
bijzonderheden nopens de zoo weinig bekende geschie
denis der Heeren van Kuinre kennelijk te maken, die
door latere ontdekkingen zijn te voorschijn gekomen,

zoo vermeenen wij, dat het den liefhebberen voor oud


heid en munten, welligt aangenaam zal zijn de navolgende
mededeeling te bekomen.
Aan den Heer FREDERIK VERACHTER, Archivarius en

Oud-Bibliothecaris der stad Antwerpen, is men verschul


digd de belangrijke beschrijving van eenige zilveren
munten van de Heeren van Kuinre, welke men tevens

afgebeeld vindt in zijne: Documens pour servir l'his


toire monetaire des Pays-Bas, uitgegeven te Antwer
pen, in het jaar 1840. Tot dat tijdstip waren geene
Kuinresche munten beschreven of bekend, en het is alzoo

aan zijne nasporingen en voortreffelijke muntkunde te


danken, dat men thans reeds vijf stuks onderscheidene
munten van die Heeren uit de vergetelheid, als het ware,
te voorschijn heeft zien komen.

Niettegenstaande hare groote zeldzaamheid, mogt het


ons echter gelukken, onze verzameling met zoodanig
eene munt te vermeerderen.

Dezelve is van eenen an

deren stempel dan die, welke voorkomen in het werk


van den Heer VERACHTER.

Op de voorzijde bevindt zich een klimmende leeuw


met eenen in de hoogte gekrulden staart, in een drie

hoekig schild geplaatst, met het omschrift: S. MO-NET


DN-I IOHA. (MONETA DOMINI JOHANNIS), en op
de keerzijde, een tot in het randschrift doorgaand kruis,
met de woorden: MIL--ITIS--DE CV--INRE. (MILITIS
DE CWINRE).

16

De stempel en de letters van deze belangrijke munt


doen vermoeden, dat dezelve tot de eerste helft van de

14de eeuw behoort, en alzoo, met eenige waarschijnlijk

heid, kan geacht worden te zijn van JoHAN van Kuinre,


die voor den Bisschop van Utrecht, JAN van Diest, in
1336 verschijnt, als getuige bij de verpanding van eenige
goederen, aan den Graaf van Gelre. (1)

Welligt, indien de muntliefhebbers hunne penning


laden wilden doorzoeken, zouden er mogelijk wel nog
meer Kuinresche munten gevonden worden, en, door
er

mededeeling van te willen geven, de thans nog

zoo duistere geschiedenis van de Heeren van Kuinre,

eenig meerder licht verschaffen.


N. 23. Zilveren munt van Megen.
Voorzijde: Twee naast elkander gevoegde wapen
schilden.

Omschrift: + JOHIS: COMIS: MEGHENENSIS.

Keerzijde: Een kruis, tusschen de armen van hetzelve


vier sterren.

Omschrift: + MONETA: NOVA: MEGHENENSIS.

Te oordeelen na de type van deze munt vermeenen


wij, dat dezelve in het laatst van de 14" of begin
der 15 eeuw geslagen is, en alzoo te mogen brengen

(1) DUMBAR, Analecta. Tom. 2. p. 253.

. . . . . i.

17

tot JAN, Graaf van Megen, die in 1372 voor het eerste,
en in 1415 voor het laatste genoemd wordt. (1).
N. 24. Zilveren munt (gros Tournois) van den Heer
van Perweis.

Voorzijde. Een kruis, met omschrift:


+ D N S DE PERVIENS.
Het buitenste omschrift luidt + BNDICTW: SIT:
NOME: DNI: NRI: DEI: IHW XPI.

Keerzijde: de gewone stempel van de gros Tournois


met het omschrift:

+ TURONVS. CIVIS.

Welligt van GERARD, Heer van Perweis, (omstreeks


1316), dewijl ten dien tijde het slaan van dergelijke
gros Tournois gebruikelijk was. Wij vinden dan ook
in het werk van den Heer LELEwEL: Numismatique
du moyen-age, Tom. III, nota onder bladz. 289-290,
aangeteekend: Dans la collection de MADER (Verzeich
nis der in der Mnzsammlung des Herrn JosEPH voN
MADER vorkommenden Stcken, Prag, 1818, in 4.
N. 2600) j'ai remarqu un tournois de la Baronie de
Perwez (Pervais), situe en Brabant, sur les confins
du Namurois.

Il est anonyme, mais il ne devance

pas les autres. La Baronie de Perwez fut donne en


apanage GUILLAUME, fils du Duc GEoFRoi III, en
M 190.

Vers la fin du XIII. sicle, Perwez entra dans

(1) BUTKENs, Trophes du Brabant Tom: H. pag. 184.


2.

18

la maison de HoRN. GRARD, Seigneur de Horn et de


Perwez, fut connu en 1316, et c'est de lui que vient
le dit Tournois, dont l'empreinte nous est inconnue.
Wij zien echter ook vermeld in het belangrijke ver
slag, uitgebragt door den Heer Bibliothecaris HERMANs,

in de Algemeene Vergadering van het Provinciaal Ge


nootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord
Braband, den 5. Julij 1845 gehouden, dat de Heer
DIEDERIK van Perweis, die van 1364 tot 1367 Voogd
was van den minderjarigen JAN, Heer des lands van
Cuyck, in de stad Grave munten heeft doen slaan met
het volgende omschrift: THEODERICUS: DEI: GRA:
DNS: DE: PERVIENS.

Keerzijde: MONETA: DE GRAVE.:


Het buitenste omschrift luidt: B'NDICTWS: QWI:
VENIT: IN: NOMINE: DOMINI.

Doordien de naam van den Heer van Perweis

Op

onze gros Tournois niet vermeld staat, zoo schijnt het


ons bezwaarlijk toe, met zekerheid te kunnen beslissen
of dezelve van GERARD, dan wel van DIEDERIK is.
N. 25.

Zilveren munt van ZwEDER van Culenborch,

52" Bisschop van Utrecht. (A. 1423 1433.)


Woorzijde: Een loopende leeuw binnen eenen parelrand.
Omschrift: + SWEDERVS: DEI: GRACIA: EPS: TRA

JECTS. (SVEDERVS DEI GRACIA EPISCOPWS TRA

JECTENSIS).
In de afsnede: PAX D'. (PAX DOMINI.)

Keerzijde: Binnen eenen parelrand een kruis, tusschen


de armen van hetzelve de wapens van het Sticht en van
Culenborch, een Reenkopje en in het vierde gedeelte,
(dat door het slijten der munt niet zeer duidelijk is),
schijnt zich een helm, versierd met paauwenveren, te
vertoonen, even zoo als voorkomen op de munten van
JoHANNES VAN VERNENBURG, afgebeeld en vermeld onder

de N'.

3,

4 en 5, in het 3" Twaalftal Utrechtsche

Bisschoppelijke munten, door den Heer BALFoort te


Utrecht uitgegeven.
Het omschrift is: + SI: DEVS: PRO NOBIS; QVIS:
CONTRA: NOS.

Gezegde munt van ZwEDER van Culenborch vindt men

reeds afgebeeld en vermeld onder N. 7 van opgemeld


twaalftal Utrechtsche Bisschoppelijke munten. Daar

echter die afbeelding schijnt vervaardigd te zijn naar eene


niet zeer duidelijke afteekening, en doordien de ori
ginele munt thans in ons bezit is, vermeenen wij het
niet ondoelmatig te zijn, eene afbeelding derzelve, met

de meeste naauwkeurigheid naar het originele stuk


vervaardigd, hier

mede te deelen.

N. 26. Zilveren munt (groot) van ALBERT van Saksen


als bestuurder van Vriesland. (1498).
Voorzijde: Het verdeelde wapenschild der Saksische
landstreken.

Omschrift: + ALBERT DWX-SAXON'. GUB'. FRIS'.

(ALBERTUS Dvx SAxoNLE GUBERNATOR FRISIAE)

20
Keerzijde: Het gekroonde Keizerlijke wapen, de twee
koppige arend, hetwelk door twee leeuwen, welke het
wapen van Vriesland uitmaken, gehouden wordt.
Omschrift:

DEI: GRACIA:

REGES:

REGNA.

(REGNANT)
Zie VAN MIERIs, Historie der Nederl. Vorsten, I. Dl.,

blz.
aldaargecopierd.
onjuist met Romeinsche letters
naar 304.;
eenen doch
beeldenaar
s

N. 27. Zilveren munt (groot) van WILLEM V, Graaf


van Holland. (1354 1359.)
Daar deze bij de munten der Graven van Holland,

door VAN ALKEMADE beschreven, niet voorkomt, geven wij


van dezelve eene naauwkeurige afbeelding.

Voorzijde: Een gekroonde helm, hebbende tot opper


siersel een paauwenstaart, en ter wederzijde de wapens
van Holland en Beijeren gevierendeeld en geplaatst in
de wederzijdsche halve ronden.
Omschrift: + GWILLELM: DWX: COM: HOLAND;
Z: ZELA.

Keerzijde: Een kruis met omschrift van den binnen


rand: MONETA HOLAND.

Omschrift van den buitenrand +- BNDICTW:

SIT:

NOME: DNI: NRI: IHV: XPI.

Vergelijk bij van ALKEMADE de voorzijde van N. 5,


en de keerzijde van N. 3 op plaat XXV. 2.

Lith. van L.Muller Nijmegen

Lith vanT. Muller te Nijmegen

Tilla van L.Murler te Nijmegen

Lith van L. Muller te Nijmegen.


Lith van LiMuller te Nijmegen

# eLi Nn zij

\"

Lith van L:Mller te Nijmegen ,

woon munten

Nummer 1

Zilveren noodmunt van Haarlem (1573),

zijnde een heele Velddaalder.


In het midden, binnen eenen cirkel van paarlen, be

vindt zich het Haarlemsche wapenschild, tusschen het


jaar 15-73, en omhoog een stempeltje, waarin een
wereldkloot gezien

wordt,

in den

benedenhoek

een

dergelijk klein stempeltje, waarin een doodshoofd af


gebeeld is.
Gewigt: 29 wigtjes (grammes)8 korrels (dcigrammes).

N. 2.

22

Zilveren noodmunt van Haarlem (1573), zijnde

een onderdeel van den hiervoor vermelden heelen Veld

daalder. Even als op de voorgaande ziet men in het


midden, binnen eenen cirkel van paarlen, het wapen
schild van Haarlem, tusschen het jaar 15-73, op deze
munt geplaatst, en in den benedenhoek een stempeltje,
waarin zich eene lelie vertoont.

Gewigt: 18 wigtjes 6 korrels.


N. 3. Zilveren noodmunt van Haarlem (1573), zijnde
een halve Welddaalder, waarop, even als op de voorgaande,
zich het Haarlemsche wapenschild tusschen het jaar

15-73, vertoont. In den bovenhoek van dit stuk ziet


men een schildje, waarin drie sterretjes geplaatst
zijn, en in den benedenhoek, een dergelijk schildje,
met eenen wereldkloot, terwijl in den regterhoek, het
wapen van Holland, als teeken van inwisseling, ge
stempeld is.
Gewigt: 15 wigtjes 4 korrels.
Opgemelde noodmunten komen niet voor bij VAN LooN;
aldaar wordt alleen, onder N. 1 en 3, op pag. 163,
1" Deel, een zesde en een achtste van den voornoemden

Welddaalder, afgebeeld.
N. 4. Papieren noodmunt van Leiden (1574), gang
baar geweest voor 30 st.

Voorzijde: De Hollandsche Leeuw, houdende met

den eenen klaauw het wapenschild van Leyden, met


den anderen een zwaard.

OmSchrift: HAEC g: LIBERTATIS 8 ERG 8 M 574 3.

Keerzijde: Binnen eenen cirkel de woorden: GOTT


BEHOEDE LEYDEN.

Daar onder het wapenschild van Leyden en ter we


derzijde van dat schild: 30-st.
Omschrift

van den buitenrand:

NVM.

OB. VRB.

LVGD. SVB. GVB. IL. PR. AV. CVS & (NVMmus


OBsessae VRBis LVGDunensis SVB GVBernatore IL
lustrissimo PRincipe AVrasiaco CVSus.)
N. 5. Zilveren noodmunt van Zierikzee (1576),
zijnde de helft van die, welke bij VAN LooN voorkomt
onder N. 2, 1" Deel, pag. 217.
Het opschrift luidt: REGIAE MA'. RECON-CILIATA.

ZIRIZEA, 2. JVLY. A. 1576.

(Zierikzee met de

Koninklijke Majesteit verzoend, den 2. Julij 1576.)


Gewigt: 4 4 wigtjes 1 korrel.
N. 6. Gouden noodmunt van Breda (1577), gang
baar geweest voor 3 Gl.
Dezelve is vierkant, heeft in het midden, binnen eenen

cirkel, het wapenschild der stad, en ter wederzijde van


het schild 3-G'.

Het omschrift, binnen eenen parelrand geplaatst,


luidt:

; IN DER NOOT . B. A. 1577. (In der nood Breda


Anno 1577.)

In den bovenhoek, en gedeeltelijk binnen den parel


rand, is een Burgje gestempeld, even eens als voorkomt

op de zilveren noodmunt van Breda, afgebeeld bij VAN


LooN, Deel I, pag. 237, N. 4.
Gewigt: 3 wigtjes en 5

korrels.

N". 7. Zilveren noodmunt van Groningen (1577),


zijnde # Rijksdaalder, geheel gelijk aan den heelen en
halven Rijksdaalder, afgebeeld bij VAN LooN, Deel I,
pag. 230, N. 1 en

2.

Gewigt: 8 wigtjes.
N. 8. Zilveren noodmunt van Kampen (1578), gang
baar geweest voor 19 st.
Deze heeft in het midden het wapenschild der stad, ter
wederzijde van hetzelve 19-st., onder den naam Campen,

en het jaar der belegering 1578. Boven de woorden:


EXTREMVM SUBSIDIVM (Het uiterste Hulpmiddel).
Men vergelijke de Bijdragen tot de Penningkunde,
door de HH. DE VRIEs en DE JONGE, 1 Deel, pl. 4,
N. 1, alwaar eene dergelijke munt van Kampen, van
9# st., is afgebeeld.

N. 9. Gouden noodmunt van Brussel (1580), gang


baar geweest voor 3 gl.
Dezelve is vierkant, heeft in het midden,

binnen

het omschrift, het wapenschild der stad, boven hetwelk


3 GWL. is geplaatst, en ter wederzijde van het schild
8-0 (1580).
Om Schrift: 3, PERFER. ET. OBDVRA 3 BRWXELA.

(8-0). (Verdraag en volhard. Brussel (1580).


Deze munt weegt 3 wigtjes en 4 korrels.

In de Revue de la Numismatique Belge, Tom. II.,

pag. 283, vindt men afgebeeld en beschreven eene der

gelijke
-

gouden munt van Brussel, van het jaar 1579,

van welke door ons in der tijd de afteekening werd me


degedeeld, ten einde in gemeld werk geplaatst te kunnen
worden, doordien ons die munt nimmer was voorgeko
men, en wij geene beschrijving of afbeelding van dezelve
kenden.

In de nota, geplaatst onder pag. 284 van ge


melde Revue, wordt gezegd: Notre collaborateur, M.
SERRURE, de Gand, qui peut toujours dire des mon
naies Belges, ce que son compatriote VAN HULTHEM
disait des livres: Je l'ai, possde aussi cette
pice.
In het 3" Deel der gezegde Revue, pag. 97, vinden
wij door den Heer SERRune aangeteekend, dat de zoo
even vermelde gouden noodmunt van Brussel, van 1579,
ook aanwezig is in het Keizerlijke kabinet van munten
te Weenen, en dat een dergelijk exemplaar zich te Londen
bevond in de rijke verzameling van MARMADUKE TRATTLE,
en aldaar in 1832 verkocht is. De gouden munt van
1580 schijnt nog zeldzamer te zijn, dan die van 1579;
dewijl van eerstgemelde alleenlijk door den Heer
SERRURE in de Revue gezegd wordt: Outre la pice
de trois florins de 1579, il en existe encore une
de la mme valeur, mais de 1580.

L'auteur de

cette note en connait un exemplaire. Wij wenschen

dus, dat de Heer SERRURE van deze ook zeggen kan,


zoo als de Heer vAN HULTHEM van de boeken zeide:
Je l'ai.

In de vooronderstelling, dat de hier vermelde negen

stuks noodmunten in geen werk voorkomen, zoo geven


wij daarvan de afbeeldingen.

ma fNL aq alu IN T it.A HET

P EN W IN GEM.
-

NUMMER 4.
BEGRAFENISPENNING VAN DEN ADMIRAAL

JACOB VAN HEEMSKERCK.


-E&Eee Eg-na

Beschrijving

van den begrafenispenning van den Ad


miraal JACOB VAN HEEMSKERCK, op welken de Zeeslag
voor Gibraltar, aan de eene, en de geheele lijkstatie

des Zeehelds, aan de andere zijde, zeer kunstig gegra


veerd is,

Het lijk van den Admiraal VAN HEEMSKERCK, die zich,


als soldaat en Bevelhebber, ten wakkerste had gekweten,
en zich roemrijk voor het Land had opgeofferd, werd,
gebalsemd, naar Amsterdam gevoerd. Daar werd hetzelve
op 's Lands kosten, heerlijk en rouwstatelijk, den 18.
Junij 1607, in de Oude Kerk ter aarde besteld.
a. Vooraan gingen twee vaandelen soldaten met om
gekeerd geweer, de trommels waren met zwart
bekleed en verkondigden, door haar dof geluid,
de algemeene rouwe.

A. De vaandels sleepten, naar krijgsgebruik.

28

b. Vervolgens wierden de Helm,


c. Het harnas, en eindelijk
d. Het Ridderlijke wapen (1) van vAN HEEMSKERCK
gedragen.

e. Toen kwam het lijk, van veertien Scheepskapi


teinen gedragen,

gevolgd

door de bloedvrienden,

Het lijkkleed, achter, voor en ter zijde was be


hangen met zijn wapen en op het midden lag zijn
rapier.
f. Daarna volgden de heeren Zeeraden, Burgemees
ters en Schepenen der stad Amsterdam, de zes
en dertig Raden, de Kolonels en Krijgsraad, de
Bewindhebbers der Oost-Indische Maatschappij, en
eene groote menigte der aanzienlijksten uit de stad,

alle in plegtig rouwgewaad gekleed, onder een ge


weldigen toeloop van volk, dat aan de verdiensten
van den overledene de billijke hulde bewees.
Ter zijner eere werd daarenboven, op begeerte der

Staten, een heerlijk gedenkteeken, om zijne onbezwekene


dapperheid bij de nakomelingschap te vereeuwigen, opgerigt.
Hij sneuvelde in den bloei des mannelijken ouder
doms van 40 jaar 4 maand en 12 dagen (2).

(1) Een zilveren klimmende leeuw, met roode, uitstekende tong


en klaauwen, op een blaauw (azur) veld.
(2) Genealogie van het geslacht van vAN HEEMSKERCK, en Bizot,

Medalische historie van Holland, in 4., pag. 6-7 der Beschrij


ving van de grafsteden.

Lith van L. Muller te Nijmegen.

NUMMER 2.

ZILVEREN PENNING VAN MARGARETHA VAN BRE


DERODE, ABDIS VAN THORN. M 531-M 577.
-E&EGEE

De eene zijde van dezen penning stelt voor de be


snijdenis van het kind JEZUs.
Daaronder, een wapenschild met eenen nhoofdigen
arend, gedeeltelijk tusschen het randschrift geplaatst,
hetwelk luidt: MARGA. W. BRED ABDIS. D. W. F. S.
THOREN.

De andere zijde vertoont de aanbidding der Wijzen. Daaronder, het wapenschild van BREDERODE, zijnde een
klimmende Leeuw, voorzien van een Lambel.
Het omschrift luidt: HI. IS. GEBAREN. DER. WNS.
AL. HEFT. WERLOST.

Het is genoegzaam bekend, dat de Abdij van Thorn

in het bezit was van het muntregt. In vele verzame


lingen zijn dan ook de munten van MARGARETHA VAN
BREDERODE en ANNA DE LA MARCK aanwezig. De pen
ningen van gezegde Abdissen schijnen echter zeldzaam
voor te komen, hetgeen ons heeft doen besluiten den

liefhebbers eene afbeelding van den penning van MAR

GARETHA vAN BREDERopE aan te bieden.

NUMMER 3.

ZILVEREN MEDAILLE VOOR UITSTEKENDE DAP

PERHEID, BIJ HET INNEMEN VAN STRAALSUND


-

UITGEREIKT.

Weinigen tijd geleden hadden wij het genoegen, onze


verzameling van eereteekenen met eene zilveren medaille

te zien vermeerderen, en, daar deze eerepenning zeer


zeldzaam wordt aangetroffen, zoo vermeenen wij het niet
ongepast te zijn, den liefhebbers eene afbeelding van
dezelve aan te bieden.

De bedoelde medaille werd op last van den toen


maligen Koning van Holland, LoDEWIJK NAPOLEON, ver
vaardigd,

ter belooning van de Onder-Officieren en

soldaten, die, bij het bemagtigen van Straalsund, bij


zonder in dapperheid hadden uitgemunt.

Het is genoegzaam bekend, dat de Majoor voN SCHILL,


met een sterk korps partijgangers, zich op den 25. Mei
1809 van Straalsund had meester gemaakt, en dat
eene Hollandsche leger-afdeeling, onder de bevelen van
den Generaal GRATIEN, vereenigd met een Deensch

hulp-korps, onder den Generaal EwALD, den 31. daar


aanvolgende, na een hardnekkig gevecht, en het be
stormen der werken,

weder in het bezit der stad

ge

raakte, en tengevolge had, dat het korps van voN SCHILL


volkomen was ten onder gebragt.
In eene dagorder van den 6. September 1809, door
den Minister van Oorlog uitgevaardigd, zien wij, dat
eenige weinige gouden en twaalf zilveren medailles voor
dat wapenfeit zijn uitgereikt geworden.
Onder dit laatste getal was er dan ook eene voor den

braven sergeant SNIJDER van het 5" (gewezen 9") re


giment infanterie van ligne, zoo als op de medaille
vermeld is.

Deze brave krijgsman, in den noodlottigen Russischen

veldtogt van 1812, op het oogenblik zijnde van te be


zwijken, verzocht aan zijnen Kapitein, om hem het
Straalsunder eereteeken af te nemen, opdat het voor hem
zoo dierbare pand niet in handen van den vijand
zoude vervallen.

Aan dit verlangen werd dan ook

voldaan, en het is door de goedgunstigheid van eenen


ouden krijgsmakker, dat wij dat stuk thans mogen
bezitten.

De voorzijde van dezen eerepenning heeft tot opschrift:

4%Andyz
2/07/2

2%er/cd/
Zuder/

Ze

Zaal/ana

4Z en sce van 44e maand


zo 9.

Keerzijde:

-ZooZaWM Z za. a ze
%andy, van 2%aana
J%Aanne, ZZ% in

% wa.

% zeam/ 4% a 3de Zanya


zze 4aaez van Aer 324

42oz . . Zyanara
van -22me.

Deze medaille wordt aan een

hemelsblaauw gewaterd

lint gedragen, zijnde het zelfde band als van de Ko


ninklijke Orde der Unie.

TTTTTTTT

4"

s
N

S
SN
NE

##

UTm, En

Liflu van L. Muller te Nijmegen ,

You might also like