You are on page 1of 5

Multinational Force and Observers (MFO)

Duur: 6 maart 1982 - 1 mei 1995


Aantal militairen: 2.622
Onderscheidingen: geen
Dodelijke slachtoffers: 1

Achtergronden
Tijdens de Zesdaagse Oorlog van juni 1967 veroverde Isral de Sina op Egypte.
Egyptische troepen probeerden in oktober 1973 met een onverwachte aanval de Sina
te heroveren. Isral was verrast, maar herstelde zich snel en bezette zelfs een deel van
de westelijke oever van het Suezkanaal. Het staakt-het-vuren van 24 oktober 1973
werd gevolgd door de Isralisch-Egyptische vredesakkoorden die op 26 maart 1979 in
het Amerikaanse Camp David werden gesloten. Daarin kwamen de voormalige vijanden overeen dat Isral zich, onder toezicht van de VN, uit de Sina zou terugtrekken in
ruil voor gedeeltelijke demilitarisatie van dit schiereiland en vrij scheepvaartverkeer
door de Straat van Tiran en het Suezkanaal. De Sovjet-Unie weigerde echter met de
plaatsing van een nieuwe vredesmacht in te stemmen. Hierop anticiperend, hadden de
VS al duidelijk gemaakt dat ze naar een multinationaal alternatief zouden zoeken. Alvorens de VS bereid waren een multinationale vredesmacht op te richten, moest Isral
zich uit de Sina terugtrekken. Daartoe verdeelden Egypte en Isral de Sina in vier
van noord naar zuid lopende zones. De vredesmacht Multinational Force and Observers (MFO) zou in de zone gelegen tegen de Egyptisch-Isralische grens worden geplaatst. Isral en Egypte ondertekenden op 17 juli 1981 een akkoord waarin ze instemden met de oprichting van de MFO. De missie werd betaald door Egypte, Isral
en de VS.
Het mandaat van de MFO
De MFO was in wezen een schaduwmissie: er lag geen mandaat van de VN aan de
MFO ten grondslag. Het mandaat voor de MFO was feitelijk een bilaterale overeenkomst tussen de staten Isral en Egypte. Het MFO-protocol van 3 augustus 1981 definieerde de structuur, taken, rechten, plichten en verantwoordelijkheden die uit de
Camp-Davidakkoorden van 26 maart 1979 voortvloeiden. In hoofdlijnen moest de
MFO toezien op de naleving van de territoriale en militaire bepalingen in de akkoorden en schendingen voorkomen. De MFO ontplooide haar troepen tussen 10 en 20
maart 1982 en was op 25 april 1982, de dag waarop Isral zijn laatste troepen uit de
Sina terugtrok, operationeel. Aan het hoofd van de MFO stond een directeur-generaal
die zetelde in Rome.

Het protocol van 3 augustus 1981 trad overigens formeel pas op 3 februari 1983 in
werking, de dag waarop Egypte bevestigde dat Isral aan al zijn verplichtingen met
betrekking tot de aftocht uit de Sina had voldaan. Tot die tijd werd in de praktijk wel
op basis van het protocol gewerkt.
Het Nederlandse aandeel in de MFO
De Nederlandse regering stelde op 22 november 1981 een detachement marechaussee
van 21 personen en een verbindingscompagnie van 84 personen beschikbaar. De Nederlandse kwartiermakers (zes marechaussees en twintig militairen van de verbindingsdienst) vertrokken op 6 maart 1982 naar de Sina. Tot 20 maart arriveerde het
overige personeel. Na enkele weken in de basiskampen te El Gorah in het noordoosten van de Sina, tevens het hoofdkwartier van de MFO, en Sharm el Sheikh in het
zuiden vertrok het grootste deel van het verbindingspersoneel naar zijn posten.
De Force Signal Unit
De verbindingscompagnie, Force Signal Unit (FSU) geheten, was samengesteld uit
personeel van de drie krijgsmachtdelen, met de Koninklijke Landmacht (KL) als
grootste leverancier. De KL leverde dan ook de compagniescommandant en de force
signal advisor. De eerste had de dagelijkse leiding over de eenheid, de laatste adviseerde de force commander over verbindingszaken. Na juni 1984 nam de force signal
advisor ook de taak van compagniescommandant op zich.
Het was de taak van de verbindingscompagnie om de interne en externe verbindingen
van de MFO te onderhouden. Zowel in het noord- als het zuidkamp bevond zich een
verbindingsdetachement. De zone waarin de troepenmacht van de MFO actief was,
was verdeeld in zes sectoren met in elke sector een aantal controlepunten, observatieposten en een Sector Control Center (SCC). De SCCs waren ondergebracht bij een
compagniesstaf van n van de MFO-bataljons. In deze SCCs werd het Nederlandse
verbindingspersoneel te werk gesteld. Vanuit El Gorah, waar tevens het hoofdkwartier
van de MFO huisde, werden de SCCs 1 tot en met 4 voorzien van verbindingspersoneel, vanuit Sharm el Sheikh de nummers 5 en 6. In elk SCC werden drie verbindelaars geplaatst, die regelmatig roteerden met de achterblijvers in het noord- en het
zuidkamp. Deze achterblijvers bemanden op hun beurt de verbindingscentra van de
infanteriebataljons in het noord- en zuidkamp en van het hoofdkwartier. Het aantal
SCCs werd op 30 september 1987 uitgebreid met een zevende verbindingscentrum,
maar deze kreeg het nummer SCC-8. Dit Sector Control Center was voorheen een
kleine post die het berichtenverkeer tussen SCC-5 en SCC-6 vanwege de vele natuurlijke hindernissen niet kon ontvangen. Het aantal operators dat vanuit het zuidkamp
naar de SCCs werd gestuurd, daalde door de toevoeging van deze extra post naar
twee.

Begin jaren negentig werd er vanwege bezuinigingen, meer lijnverbindingen en geavanceerdere verbindingsapparatuur drastisch in de omvang van de verbindingscompagnie gesneden. Allereerst moesten de verbindingscentrales in het noord- en het
zuidkamp en de vaste staf bij het hoofdkwartier tien functies inleveren. Tussen 10
maart en 4 juli 1990 namen de infanteriebataljons de verbindingstaken op de SCCs
over. De hoeveelheid Nederlands verbindingspersoneel verminderde navenant tot vijftig personen. Begin oktober 1993 werd er nogmaals gesneden in de verbindingscompagnie. Ditmaal werden vijftien militairen vervroegd naar huis gestuurd en zes personen zouden bij hun rotatie niet meer worden vervangen. De laatste verbindelaars
keerden eind januari 1995 terug naar Nederland.
De Force Military Police Unit
De 21 marechaussees werden ingedeeld bij de Force Military Police Unit (FMPU)
bestaande uit militaire politie, recherche en de provost marshall (de hoogste justitile
functionaris binnen de MFO). Het Nederlandse marechausseedetachement was het
grootste binnen de FMPU. Na verloop van tijd werden de Amerikaanse en de Colombiaanse bijdragen aan de FMPU vergroot om het internationale karakter van de MFO
meer te benadrukken.
De FMPU was verantwoordelijk voor de politietaken op de verschillende locaties van
de MFO en daar waar het personeel in het veld opereerde. Een belangrijke neventaak
was het onderhouden van contacten met lokale politiefunctionarissen. De FMPU
stond onder commando van een Nederlandse force military police advisor, die tevens
de functie van provost marshall bekleedde. Het eerste jaar werd een majoor uitgezonden, daarna om de functie meer gewicht te geven een luitenant-kolonel. Hij was
voor de dagelijkse leiding over de FMPU verantwoordelijk en adviseerde verder de
force commander op het gebied van militaire politiezaken. Het rangverschil tussen de
provost marshall en diens eveneens Nederlandse plaatsvervanger, een adjudantonderofficier, bleek te groot zodat vanaf 1987 een kapitein als plaatsvervanger werd
uitgezonden.
De omvang van de FMPU nam in tegenstelling tot die van de FSU alleen maar toe. Al
in februari 1983 was het aantal marechaussees gestegen tot 23. In 1985 en 1986 steeg
het tot 33 en in 1989 telde het detachement 36 personen. Die stijging hing ook samen
met een uitbreiding van het takenpakket: op 1 augustus 1985 werd de FMPU belast
met de controle aan de grensposten bij Rafah en Taba, terwijl de FMPU ook nog
steekproefsgewijs enkele andere grensposten moest controleren. Daarnaast bleek het
begeleiden van VIPs een tijdrovende bezigheid. Het wagenpark van de FMPU, vijf
jeeps en drie Chevrolet Blazers, was niet echt op de vele taken berekend.
De marechaussees hadden allen een vast onderkomen in het noordkamp. De beperkte
omvang van de FMPU stond opsplitsing over het noord- en zuidkamp niet toe. Het
Amerikaanse bataljon dat vanuit het zuidkamp opereerde, leek hoe dan ook met een
eigen MP-peloton voldoende zelfvoorzienend te zijn. Desondanks bleek al snel dat de

stationering van een onderofficier en twee marechaussees in het zuidkamp met het
oog op de politile objectiviteit wenselijk was. De eerste roteerde elke maand, de andere twee elke twee weken. Pas in 1990 werd besloten hier een vast FMPU-team te
stationeren.
Staffunctionarissen
Nederland vervulde ook een aantal functies op het MFO-hoofdkwartier in het noordkamp. Op het hoofdkwartier was eveneens de Nederlandse contingentscommandant
werkzaam. Deze luitenant-kolonel was tot maart 1990 afwisselend tevens verantwoordelijk voor plannen en opleidingen, voorlichting of personeelszaken van de
MFO-staf. Na maart 1990 werd het contingentscommando gecombineerd met de functie van force signal advisor of die van provost marshall. Een jaar later werd Nederland door de directeur-generaal van de MFO gevraagd de nieuwe force commander te
leveren. Die eer viel aan brigade-generaal J.W.C. van Ginkel ten deel; van 11 april
1991 tot 21 april 1994 bekleedde hij in de rang van luitenant-generaal deze functie.
Hiermee brak tevens het laatste jaar aan van de Nederlandse deelname aan de MFO.
Het aantal Nederlandse militairen werd geleidelijk afgebouwd. Juist in deze fase viel
aan Nederlandse zijde nog een slachtoffer: wachtmeester J. Westendorp kwam op 8
december 1994 om het leven. Op 2 mei 1995 vertrokken de laatste 28 militairen,
meest marechaussees.
Contingentscommandanten
lkol B.G. Rademaker (20 maart 1982 - maart 1983)
lkol J.A.C. Rozendaal (maart 1983 - maart 1984)
lkol P.H. Hoevenaars (maart 1984 - maart 1985)
lkol E.H. Stol (maart 1985 - maart 1986)
lkol P.R.A. von Barnau Sythoff (maart 1986 - maart 1987)
lkol T.H. Aalfs (maart 1987 - maart 1988)
lkol B.G. Rademaker (maart 1988 - november 1988)
lkol G.J. Edens (november 1988 - maart 1990)
lkol P.W. Geijtenbeek (maart 1990 - juli 1990)
lkol A.W. Velthuis (juli 1990 - mei 1991)
lkol A. Hof (mei 1991 - juli 1991)
lkol E. Jacobsz (juli 1991 - juli 1992)
lkol J. Koster (juli 1992 - juli 1993)
lkol M.G.J. Hondelink (juli 1993 - mei 1994)
lkol J. Vlaming (mei 1994 - 1 mei 1995)
Commandanten Force Signal Unit
maj K. Scharringhausen (6 maart 1982 - september 1982)
maj J. Redder (september 1982 - maart 1983)

maj C.P. Heeren (maart 1983 - juli 1984)


maj H. Kleingeld (juli 1984 - juli 1985)
maj J.M.J. Suijkerbuijk (juli 1985 - juli 1986)
maj W.J.M.C. Rijksen (juli 1986 - augustus 1987)
lkol G.A.M.C. Dijkers (augustus 1987 - augustus 1988)
lkol J.A. Helms (augustus 1988 - juli 1989)
lkol P.W. Geijtenbeek (juli 1989 - juli 1990)
lkol A. Hof (juli 1990 - juli 1991)
lkol E. Jacobsz (juli 1991 - juli 1992)
lkol J. Koster (juli 1992 - juli 1993)
maj R. van den Anker (juli 1993 - augustus 1994)
maj J.N.C. Liebregts (augustus 1994 - 31 januari 1995)
Commandanten Force Military Police Unit
maj D.G.J. Fabius (6 maart 1982 - februari 1983)
lkol W.A.M. van Dijk (februari 1983 - mei 1984)
lkol G.J.C. Slots (mei 1984 - mei 1985)
lkol K.C. Roos (mei 1985 - mei 1986)
lkol A.W. Velthuis (mei 1986 - mei 1987)
lkol M.W. van Vianen (mei 1987 - mei 1988)
lkol G.H. Besselink (mei 1988 - mei 1989)
lkol J.F.C.M. Timmermans (mei 1989 - mei 1990)
lkol A.W. Velthuis (mei 1990 - mei 1991)
lkol G.H. Besselink (mei 1991- mei 1992)
lkol H. Broer (mei 1992 - mei 1993)
lkol M.G.J. Hondelink (mei 1993 - mei 1994)
lkol J. Vlaming (mei 1994 - 1 mei 1995)
Overledenen
wmr1 J. Westendorp (8 december 1994)
Literatuur
Poelma, C.F.C. Sinai: multinational force & observers. Breda, 1992.

You might also like