Professional Documents
Culture Documents
Registreer je fiets
Alleen als je de fiets registreert kunnen
wij nagaan wie de eigenaar van de fiets is.
Als we nieuwe instructies voor je hebben,
is het belangrijk dat je geregistreerd bent.
Registratie en een bewijs van aankoop
zijn noodzakelijk om aanspraak te kunnen
maken op de garantie.
Er zijn twee eenvoudige procedures om je
te registreren:
Klik op de koppeling De fiets
registreren op de cd.
Ga naar de website op de achterzijde
van deze handleiding en volg de
koppelingen.
Op de website vind je ook een koppeling
naar nieuwe instructies. Als je ervoor kiest
je fiets niet te registreren, kun je het beste
de website regelmatig bezoeken.
Informatie over de cd
Bij deze handleiding is een cd geleverd
waarop je specifieke instructies voor jouw
type fiets vindt. Op deze manier krijg je
specifieke instructies voor je fiets, terwijl er
minder papier wordt gebruikt, wat beter is
voor het milieu.
Als je thuis niet over een computer
beschikt, kun je de cd afspelen op een
computer op school, op het werk of in de
openbare bibliotheek. Als je de cd niet kunt
afspelen, ga je naar onze website voor meer
informatie. Het adres van de website vind je
op de omslag van deze handleiding.
WAARSCHUWING
Het woord WAARSCHUWING duidt
in deze handleiding op een gevaarlijke situatie die fatale gevolgen
kan hebben of kan leiden tot
ernstig letsel.
Let OP
Bij vragen
Aangezien er verschillende modellen
fietsen met verschillende onderdelen zijn,
bevat deze handleiding mogelijk informatie
die niet op jouw fiets van toepassing is.
Sommige afbeeldingen kunnen afwijken
van jouw fiets.
Mocht je nog vragen hebben na het lezen
van deze handleiding, neem dan contact
op met je dealer. Als je vragen hebt of
problemen ondervindt waar de dealer ook
geen oplossing voor heeft, kun je contact
met ons opnemen:
T.a.v.: Customer Service
801 W. Madison Street
Waterloo, Wisconsin 53594, V.S.
920.478.4678
InhoudsOPGAVE
Type fiets en
gebruikstoepassing 1
Hoofdstuk 2: Onderhoud
Onderhoudsgereedschap voor
je fiets............................................. 13
Onderhoudsschema.......................... 13
Hoofdstuk 3: Afstelling
Stuur................................................ 15
Stuurpen.......................................... 15
Zadel................................................. 17
Balhoofdbuis.................................... 18
Crankarmen..................................... 18
Brackethuls...................................... 18
Pedalen............................................. 19
Ketting............................................. 19
Kabels............................................... 19
Versnellingshendels......................... 19
Voorderailleur.................................. 20
Achterderailleur............................... 21
Nexus-systemen met 4, 7
of 8 versnellingen.......................... 22
Systemen met 3 versnellingen......... 22
Remhendels...................................... 23
Remmen........................................... 24
Wielen............................................... 26
Wielmontage.................................... 26
Vering............................................... 31
Accessoires....................................... 31
Vouwfiets.......................................... 32
Hoofdstuk 4: Smeren
Stuurpen.......................................... 33
Zadelpen........................................... 33
Brackethuls...................................... 33
Pedalen............................................. 33
Derailleurs........................................ 34
Balhoofdbuis.................................... 34
Remmen en remhendels.................. 34
Wielen............................................... 34
Verende vorken................................ 34
Achtervering.................................... 34
Kabels............................................... 34
Gebruikstoepassing 3
Kinderfietsen
Maximum zadelhoogte 680 mm,
doorgaans fietsen met 12, 16 of 20
wielen, en driewielers voor kinderen
Geen bevestigingssystemen voor wielen
met snelkoppelingen
Maximumgewicht van berijder: 36 kg
Gebruikstoepassing 1
Fietsen op een verharde
ondergrond waarbij
de wielen het contact
met de grond niet
verliezen.
Kinderfietsen
Gebruikstoepassing 2
Gebruikstoepassing 4
Fietsen voor gebruikstoepassingen 1, 2 en
3, plus ruwe, technische
ondergronden, obstakels
van gemiddelde hoogte en
kleine sprongen.
WAARSCHUWING
Als je een fiets zwaarder belast
dan de gebruikstoepassing van
de fiets toestaat, kan de fiets of
onderdelen van de fiets breken of
beschadigd raken. Wanneer een
fiets beschadigd is, heb je minder
controle over de fiets en kun je
ten val raken. Gebruik een fiets
niet voor gebruikstoepassingen die
de fiets te zwaar belasten. Als je
niet zeker weet waarvoor je fiets
geschikt is, raadpleeg je je dealer.
Gebruikstoepassing 5
Fietsen voor sprongen,
rijden met hoge snelheid,
agressief rijden op ruwe
ondergronden of volledige
sprongen op vlakke
ondergronden.
Dit type gebruik is zeer
gevaarlijk en kan een fiets
zeer zwaar belasten. Een
zware belasting zorgt voor
een grote druk op het
frame, de vork of andere onderdelen. Als
gebruikstoepassing 5 op jou van toepassing
is, moet je passende veiligheidsmaatregelen nemen, zoals regelmatige inspectie
van de fiets en regelmatige vervanging
van onderdelen. Daarnaast moet je een
uitgebreide veiligheidsuitrusting dragen,
zoals een integraalhelm, padding en
lichaamsbescherming.
WAARSCHUWING
Als je de remmen op een onjuiste
manier gebruikt, of als je de
voorrem te krachtig gebruikt, heb
je minder controle over de fiets
en kun je ten val raken. Gebruik
de remmen op de juiste manier
zoals in deze handleiding wordt
besproken.
Afbeelding 1. Minimale
afstand wanneer de bestuurder over de fiets staat
1. 25 mm voor de meeste
fietsen, 50-75 mm voor
mountainbikes
WAARSCHUWING
Als je voet of de toeclip in
aanraking komt met het voorwiel
of voorspatbord, heb je minder
controle en kun je ten val raken.
Trap bij lage snelheden niet mee
wanneer het stuur is gedraaid.
WAARSCHUWING
Als het voorwiel begint te
zwabberen, heb je minder controle
en kun je ten val raken. Minder
onmiddellijk vaart wanneer je
merkt dat je voorwiel begint te
zwabberen. Breng je fiets ter
inspectie en reparatie naar de
dealer.
Afbeelding 2. Overlapping
van toeclips
Let OP
Wanneer een fiets niet op de
juiste manier werkt, heb je minder
controle over de fiets en kun je
ten val raken. Controleer alle
onderdelen van de fiets voor elke
rit en gebruik de fiets niet totdat
je eventuele problemen hebt
verholpen.
Carboncomposiet
Carbonvezeltest
In dit gedeelte vind je meer informatie
over het controleren van onderdelen van
carbon. De kloptest wordt beschreven aan
de hand van een filmpje op de cd met de
gebruikershandleiding (dit filmpje is ook te
bekijken op onze website).
Controleren op oppervlakteproblemen
1. Maak het onderdeel grondig schoon
met een vochtige doek.
2. Kijk goed of je iets bijzonders ziet:
Krassen Groeven
Scheurtjes Losse vezels
Andere oneffenheden
WAARSCHUWING
Een beschadigd onderdeel van
carbon kan plotseling kapot gaan.
Controleer een fiets of onderdelen
van carbon regelmatig op beschadigingen. Als je een zware val of
botsing met de fiets hebt gehad
of vermoedt dat een onderdeel
van carbon beschadigd is, moet
je meteen stoppen met fietsen.
Breng de fiets naar de dealer voor
inspectie en service in het kader
van de vervangingsgarantie.
Controleer de wielen
Controleer of de wielen recht zijn. Draai
de wielen en bekijk de velg waar deze
tussen de remblokjes of het frame door
gaat. Als er een knik in de velg zit, moet
het wiel worden gerepareerd.
Controleer of de wielen juist zijn
bevestigd. Til de fiets op en geef een korte,
harde klap boven op de band (afbeelding
3). Het wiel mag niet losraken, loszitten of
zijwaartse speling bevatten. Meer controles
vind je in hoofdstuk 3.
Fietswielen kunnen op verschillende
manieren aan het frame zijn bevestigd:
door middel van schroefbouten op de as,
een wielkoppelingsmechanisme dat met
een hendel wordt geactiveerd (afbeelding
4) of een steekas. Meer informatie over het
afstellen en vastzetten van de wielbevestiging op de fiets vind je in hoofdstuk 3.
WAARSCHUWING
Wanneer een bevestigingsmechanisme voor een wiel niet goed is
afgesteld en gesloten, kan het
wiel losraken, waardoor je minder
controle over de fiets hebt en ten
val kunt raken. Controleer of de
wielen goed vastzitten voordat je
de fiets gebruikt.
WAARSCHUWING
Als de rem niet goed werkt, moet
je de fiets niet gebruiken. Met een
beschadigd of onjuist afgesteld
remsysteem heb je minder controle
over de fiets en kun je ten val
raken. Voer een grondige controle
van de remmen uit voor elke rit.
Als je remmen niet goed werken,
stel je de remmen bij of breng je de
fiets naar je dealer ter reparatie.
Velgremmen: remmen met een hefboomsysteem via een kabel. De remblokjes
worden door middel van de remhendels
tegen de velg gedrukt.
Knijp de remhendels in om te controleren
of de rem vrijelijk beweegt en de fiets
stopt. Als een remhendel helemaal tot aan
het stuur kan worden ingeknepen, is deze
te ruim afgesteld. Wanneer de rem niet
wordt gebruikt, moet de afstand van de
remblokjes tot de velg ongeveer 1 tot 2 mm
zijn. Als de remblokjes zich te dicht op de
velg bevinden, is de rem te krap afgesteld.
De remblokjes moeten met de velg zijn
uigelijnd (afbeelding 5).
Schijfremmen: remmen met een
hefboomsysteem via een kabel of hydraulische leiding. Door middel van de remhendels wordt druk uitgeoefend op een schijf
die aan de wielnaaf is bevestigd.
Controleer de bandenspanning
Pomp de banden op tot de aanbevolen
bandenspanning op de zijkant van de
banden.
Controleer de remmen
Volg de inspectie-instructies voor het type
rem op jouw fiets..
Let OP
Schijfremmen en schijven worden
tijdens het gebruik erg heet en
kunnen brandwonden veroorzaken. De
randen van de schijven kunnen scherp
zijn en snijwonden veroorzaken.
Raak de schijf of schijfrem niet aan
wanneer deze draait of wanneer deze
heet is.
2
3
1
Afbeelding 3. Bevestiging
controleren
Let OP
Interne naafremmen worden tijdens
het gebruik erg heet en kunnen
brandwonden veroorzaken. Raak
de naaf of de koelribben niet aan
wanneer deze heet zijn.
Als de remhendels meer dan 15 mm
moeten worden ingeknepen om de fiets tot
stilstand te brengen, zijn de remmen te
ruim afgesteld. Als de remhendels minder
dan 7 mm hoeven worden ingeknepen, zijn
de remmen te krap afgesteld.
Terugtraprem: wanneer je de
pedalen naar achteren trapt, wordt de
rem geactiveerd. De rem moet worden
geactiveerd voordat de crankarmen 60
graden (1/6 draai) gedraaid zijn.
Zorg ervoor dat de ketting niet kan
ontsporen. Wanneer de ketting ontspoort,
kan er niet worden geremd. De ketting
moet ongeveer 6 tot 12 mm verticale
speling hebben (afbeelding 6).
WAARSCHUWING
Sommige zadels hebben
onbeschermde springveren. Als er
een kinderzitje wordt bevestigd
aan de achterzijde van de fiets,
kunnen onbeschermde springveren
letsel toebrengen aan de vingers
van een kind. Bedek de springveren
of gebruik een ander zadel zonder
springveren.
Controleer de vering
Stem de vering af op jouw rijgedrag en
zorg ervoor dat de veringsonderdelen niet
volledig worden ingedrukt.
Controleer de verlichting
en reflectoren
Controleer of de verlichting goed functioneert en of de batterijen niet leeg zijn. Als je
een dynamo gebruikt, moet je controleren
of deze op de juiste manier is bevestigd
en of alle bevestigingspunten stevig zijn
aangedraaid. Zorg ervoor dat alle reflectoren schoon zijn en op de juiste plaats
zitten.
90
45
WAARSCHUWING
Zonder goede verlichting en
reflectoren zie je zelf niet goed
en kunnen anderen jou ook niet
goed zien. Als je weinig ziet, of
als anderen jou slecht zien, kan
dit leiden tot ongelukken. Gebruik
een voorlicht, een achterlicht en
reflectoren wanneer je fietst bij
slecht zicht.
WAARSCHUWING
Je loopt een groter risico op
ongelukken wanneer je je fiets op
een verkeerde manier gebruikt:
Sprongen maken met de fiets
Stunts uitvoeren met de fiets
De fiets gebruiken op onverhard
terrein
Hard fietsen, tijdens een
wedstrijd
of een afdaling
Fietsen op een ongebruikelijke
manier
Elk van deze toepassingen zorgt
voor extra belasting van alle
onderdelen van de fiets. Een
zware belasting kan defecten in
het frame of andere onderdelen
veroorzaken en verhoogt je risico
op ongelukken. Gebruik je fiets op
de juiste manier om het risico op
letsel te beperken.
Rijd niet te hard. Bij hoge snelheden
loop je meer risico. Bij hoge snelheden
bestaat een grotere kans op slippen en kan
een kleine oneffenheid al een aanzienlijke
impact hebben op het frame en de vork. En
dus komen bij hogere snelheden grotere
krachten vrij bij ongelukken. Houd altijd
controle over je fiets. Voor kinderen ligt de
veilige snelheid veel lager.
WAARSCHUWING
Met zijwieltjes kan de fiets bij
het insturen van een bocht niet
zoals gebruikelijk naar binnen
leunen. Als het kind een bocht te
snel neemt, kan de fiets omslaan.
Zorg ervoor dat kinderen niet te
hard fietsen of plotseling draaien
wanneer zijwieltjes op de fiets zijn
gemonteerd.
WAARSCHUWING
Als je de voorrem te plotseling
of te krachtig gebruikt, kan het
achterwiel loskomen van de grond
of kan het voorwiel gaan slippen.
Wanneer dit gebeurt, heb je minder
controle en kun je ten val raken.
Gebruik de twee remmen tegelijkertijd en schuif naar achteren op het
zadel.
10
11
WAARSCHUWING
Maak geen aanpassingen aan
het frame, de vork of andere
onderdelen. Schuur en vijl niet
aan het frame, verwijder geen
overbodige borginrichtingen en
installeer geen incompatibele
vorken. Een onderdeel dat niet
is goedgekeurd of een onjuiste
assemblage kan je fiets of
onderdelen van de fiets zwaar
belasten. Wanneer je het frame,
de vork of andere onderdelen hebt
aangepast, heb je minder controle
en kun je ten val raken. Voordat
je een accessoire aan je fiets
toevoegt of een onderdeel van je
fiets aanpast, kun je het beste de
dealer raadplegen.
Kennisgeving
De klemmen van een montagestandaard
of fietsendrager op een auto kunnen de
afwerking van de fiets of zelfs de buizen
van het frame beschadigen. Wanneer je
je fiets in een montagestandaard plaatst,
kun je deze het beste vastklemmen aan
de zadelpen. Wanneer je de fiets vervoert
op een fietsendrager, kun je het beste
de wielen en het uiteinde van de vorken
gebruiken voor de bevestiging.
12
Hoofdstuk 2: Onderhoud
Dit onderhoudsschema is gebaseerd op
normaal gebruik. Wanneer je meer dan
gemiddeld fietst of wanneer je veel in de
regen, de sneeuw of op onverhard terrein
fietst, moet je vaker onderhoud plegen
dan in het schema wordt aanbevolen.
Controleer en repareer onjuist functionerende onderdelen, of raadpleeg je dealer. Als
een onderdeel is beschadigd, vervang je het
betreffende onderdeel voordat je de fiets
weer gebruikt.
Wanneer je een fiets voor het eerst hebt
gebruikt, controleer je deze op uitgerekte
kabels en andere normale afwijkingen.
Laat je fiets ongeveer twee maanden nadat
je deze hebt gekocht, volledig inspecteren
door de dealer.
Breng je fiets elk jaar naar de dealer
voor een volledige onderhoudsbeurt, zelfs
wanneer je de fiets niet veel hebt gebruikt.
Onderhoudsgereedschap voor je
fiets
Momentsleutel met Nm- of lbinaanduidingen
Inbussleutels van 2, 4, 5, 6 en 8 mm
Steeksleutels van 9, 10 en 15 mm
15 mm ringsleutel
Dopsleutels van 14, 15 en 19 mm
T25 torxsleutel
Kruiskopschroevendraaier nr.1
Bandenplaksetje, fietspomp met meter en
bandenlichters
Speciale hogedrukpomp voor de
achtervering of een geveerde voorvork
Niet al deze gereedschappen zijn nodig voor alle fietsen
13
Onderhoudsschema
Elke rit
Controleer het frame en de vork....... 4
Controleer de wielen.......................... 5
Controleer de bandenspanning......... 6
Controleer de remmen....................... 6
Controleer het stuur
en de stuurpen................................. 7
Controleer het zadel
en de zadelpen................................. 7
Controleer de vering . ....................... 7
Controleer de verlichting
en reflectoren................................... 7
Elke week
Maak de fiets schoon met
een vochtige doek.......................... 11
Controleer op loszittende spaken.... 23
Smeer de verende voorvorken......... 31
Controleer de bouten van
de geveerde voorvork.................... 28
Controleer de bouten van
de achtervering.............................. 28
Elke maand
Controleer de bevestiging van het
stuur en de stuurpen..................... 14
Controleer de bevestiging van het
zadel en de zadelpen...................... 15
Controleer de ketting....................... 17
Controleer de kettingkast
(accessoires)................................... 28
Controleer de kabels op slijtage...... 18
Controleer de werking van
de versnellingshendels.................. 18
Controleer de derailleurs................. 18
Smeer de derailleurs........................ 31
Controleer de interne versnelling... 20
Controleer de afstelling van
de balhoofdlagers........................... 17
Controleer de remblokjes................. 21
Controleer de rembouten................. 21
Controleer de kettingspanning......... 6
Controleer de accessoirebouten....... 28
Controleer de afstelling van
de wiellagers.................................. 23
Controleer de velgen op slijtage...... 23
Hoofdstuk 2: Onderhoud
Elk jaar
Smeer de stuurpen........................... 30
Smeer de zadelpen........................... 30
Smeer het pedaalschroefdraad
en de lagers opnieuw..................... 30
Smeer de bracketlagers opnieuw..... 30
Smeer de wiellagers opnieuw.......... 31
Smeer de balhoofdlagers opnieuw... 31
Smeer de snelkoppeling van
het wiel.......................................... 31
Smeer en olie de verende
voorvorken opnieuw...................... 31
Hoofdstuk 2: Onderhoud
14
Hoofdstuk 3: Afstelling
Dit hoofdstuk bevat instructies voor het
afstellen van de onderdelen van een fiets.
Controleer de fiets na elke reparatie zoals in
Controlelijst voor elke rit in hoofdstuk 1
wordt besproken.
WAARSCHUWING
Wanneer een fiets niet goed
functioneert, heb je minder
controle over de fiets en kun je
ten val raken. Controleer alle
onderdelen van de fiets grondig
voor elke rit. Als zich een probleem
voordoet, moet je de fiets niet
gebruiken. Repareer de fiets of
breng deze naar de dealer voor
onderhoud.
Stuur
WAARSCHUWING
Wanneer het stuur of de
stuurpen niet juist is afgesteld
of aangedraaid, heb je minder
controle over de fiets en kun je ten
val raken. Zorg dat het stuur en
de stuurpen goed zijn afgesteld en
aangedraaid voordat je de fiets in
gebruik neemt.
Stuurpen
Er zijn twee typen stuurpennen:
Voorbouw (afbeelding 11)
Uit n stuk (afbeelding 12)
2
3
2
Afbeelding 11. Voorbouw
1. Stuurklembouten
2. Stuurpenklembouten
15
Hoofdstuk 3: Afstelling
WAARSCHUWING
Wanneer de stuurpen te ver boven
het frame uitsteekt, kan de fiets
beschadigd raken, waardoor je
minder controle over de fiets hebt
en je ten val kunt raken. Zorg
ervoor dat de markering voor de
maximale hoogte (afbeelding 13)
niet boven het frame uitkomt.
Hoofdstuk 3: Afstelling
Afbeelding 14 Verstelbare
Bontrager-stuurpen
1. Stelschroef voor klemkracht
2. Hendel van de snelkoppeling
3. Vergrendelingspal
16
Zadel
Stel de hoek van het zadel in volgens jouw
voorkeur. Probeer eerst te fietsen met het
zadel parallel aan de grond. Voor fietsen
met achtervering zet je de voorkant van
het zadel iets naar beneden. Wanneer dan
de achtervering wordt ingedrukt door het
gewicht van de berijder, is het zadel parallel
aan de grond.
Het zadel kan ook naar voor of naar
achter worden verplaatst voor extra
comfort en om de afstand tot het stuur aan
te passen.
Bij de juiste afstelling is het zadel van
je fiets zeer comfortabel, zelfs voor lange
ritten.
Zet de zadelpenklem niet vast wanneer de
zadelpen niet in het frame steekt.
WAARSCHUWING
Als je zadel onjuist is afgesteld
of als het zadel je bekken niet
ondersteunt, kan dit leiden
tot letsel aan de zenuwen en
bloedvaten. Als je gevoelloosheid
of pijn ondervindt, moet je de
zadelpositie opnieuw afstellen.
Als je vervolgens nog steeds pijn
of gevoelloosheid ondervindt,
raadpleeg je je dealer over het
veranderen van de zadelpositie of
een comfortabeler zadel.
WAARSCHUWING
Wanneer de zadelpen te ver boven
het frame uitsteekt, kan de fiets
beschadigd raken, waardoor je
minder controle over de fiets hebt
en je ten val kunt raken. Zorg
ervoor dat de markering voor de
maximale hoogte (afbeelding 19)
niet boven het frame uitkomt.
1
2
1
3
17
Hoofdstuk 3: Afstelling
Balhoofdbuis
De afstelling van de balhoofdbuis
controleren
1. Beweeg de fiets naar voren en achteren
en knijp de voorrem in.
2. Til het voorwiel van de grond af. Draai
langzaam de voorvork en het stuur
naar rechts en naar links.
Als de balhoofdlagers loszitten in het
frame of niet soepel draaien, moet je de
fiets niet gebruiken. Breng de fiets naar de
dealer ter reparatie.
Voor het afstellen van de balhoofdlagers
is speciaal gereedschap en specialistische
kennis nodig. Het afstellen van de balhoofdlagers kun je beste alleen laten doen door
je dealer.
Crankarmen
De lengte van de crankarmen kan
worden aangepast. Als je de lengte van de
crankarmen wilt aanpassen, verwijder je
de pedalen en monteer je de pedalen in de
gewenste positie. Zie het gedeelte Pedalen
voor meer informatie over het monteren
van de pedalen.
Brackethuls
De afstelling van de balhoofdlagers
controleren
18
Pedalen
Versnellingshendels
Ketting
De kettingspanning aanpassen op een
fiets met n versnelling
1. Draai eerst de moer van de achteras
aan de ene kant van het wiel wat losser
en vervolgens de moer aan de andere
kant van het wiel.
Als je de moer aan de ene kant helemaal losdraait voordat
je de moer aan de andere kant losdraait, moeten de lagers
mogelijk opnieuw worden afgesteld.
Kabels
Controleer de kabels op knikken, roest,
gebroken draden of rafelige uiteinden.
Controleer ook de behuizing van de kabel
op losse draden, gebogen uiteinden,
breuken en slijtage. Als je het vermoeden
hebt dat er een probleem met de kabel
of de behuizing is, moet je de fiets niet
gebruiken. Raadpleeg de instructies voor
het vervangen van een kabel of breng je
fiets naar de dealer ter reparatie.
19
Hoofdstuk 3: Afstelling
Voorderailleur
De positie van het kleine kettingblad
verstellen
1. Zet de ketting op het kleinste tandwiel
voor en het grootste tandwiel achter.
2. Draai de klembout van de kabel
(afbeelding 21) los totdat de kabel vrij
komt.
3. Draai de stelschroef voor de lage
versnelling (gemarkeerd met een L)
totdat de binnenste
kettinggeleider van de derailleur
ongeveer 0,5 mm van de ketting is
verwijderd.
4. Trek het uiteinde van de kabel aan en
zet de linkerversnellingshendel in de
stand van het kleinste kettingblad.
5. Draai het stelbusje van de derailleurkabel op de versnellingshendel of
de onderbuis van het frame volledig
rechtsom.
6. Plaats de kabel in de groef naast de
klembout van de derailleurkabel, trek
de kabel aan en draai de klembout vast
tot 5,0-6,8 Nm.
20
Achterderailleur
De positie van het kleinste tandwiel
verstellen
1. Zet de ketting op het kleinste tandwiel
achter en het grootste tandwiel voor.
2. Draai de klembout van de kabel
(afbeelding 22) los totdat de kabel vrij
komt.
3. Ga achter de fiets staan om te
controleren of het kleinste tandwiel
achter is uitgelijnd met de ketting en
de twee derailleurwielen.
4. Als deze niet zijn uitgelijnd, draai je de
stelschroef voor de hoge versnelling
(doorgaans gemarkeerd met een H),
totdat deze zijn uitgelijnd.
5. Trek aan de kabel en beweeg de
versnellingshendel naar de positie van
het kleinste tandwiel.
6. Draai het stelbusje op de versnellingshendel of de onderbuis volledig
rechtsom. Draai het stelbusje op de
achterderailleur volledig rechtsom.
Draai vervolgens het stelbusje n slag
linksom.
7. Plaats de kabel in de groef van de
klembout op de achterderailleur, trek
de kabel van de derailleur strak en
draai de kabelklembout vast tot 5,0-6,8
Nm.
Als je deze te ver draait, schuift de derailleur naar de buitenkant van de fiets.
1
2
21
Hoofdstuk 3: Afstelling
Nexus-systemen met 4, 7 of 8
versnellingen
Met dit systeem wissel je van versnelling
door middel van een mechanisme in de
achternaaf.
Het versnellingsmechanisme
aanpassen
Het versnellingsmechanisme
aanpassen
1. Zet de versnellingshendel in de positie
voor de vierde versnelling.
2. Lijn de markering op het wiel van de
achternaaf (afbeelding 23) uit met de
tandwielkoppeling.
3. Als de rode streepjes niet samenvallen,
draai je het stelbusje totdat dit wel het
geval is.
4. Beweeg de versnellingshendel naar de
eerste versnelling. Beweeg de hendel
vervolgens naar de vierde versnelling.
Controleer de afstelling.
3
Afbeelding 23. Wiel en tandwielkoppeling
1. Wiel
2. Tandwielkoppeling
3. Kabelklembout
Hoofdstuk 3: Afstelling
1
Afbeelding 24. Belcrank met
3 versnellingen
1. Venster van de belcrank
22
Remhendels
2
1
3
4
23
Hoofdstuk 3: Afstelling
Remmen
Controleer de remblokjes elke maand op
slijtage. Als de groeven in het remoppervlak minder dan 2 mm diep zijn, of 1
mm bij direct-pull-remmen, moeten de
remblokjes worden vervangen. Vervang
schijfremblokjes als deze dunner zijn dan
1,0 mm.
Sommige V-remmen hebben een
modulator, ook wel krachtmodulator
genoemd. Dit apparaat bevat een kleine
veer in de pijp (Afbeelding 28) die de
werking van de rem verandert tijdens het
eerste contact tussen de remblokken en de
velg. Terwijl u in de remhendel knijpt, moet
u de veer via de remhendel samendrukken
voordat u volledige remkracht op de velg
kunt uitoefenen. De rem voelt hierdoor
anders aan en de afstelling wordt iets
gevoeliger: laat uw remmen door uw dealer
afstellen als deze niet door de keuring
komen.
Bij de meeste direct-pull- (afbeelding 28) en cantileversystemen (afbeelding 30) bevindt het stelbusje zich op de hendel.
Bij de meeste caliper-systemen (afbeelding 29) bevindt het
stelbusje zich op de rem zelf.
2
4
3
4
3
5
Afbeelding 28. Direct-pullrem
1. Kabelklembout
2. Geen contact
3. Klembout van remblokje
4. Centreerschroef
5. Klembout van arm
Hoofdstuk 3: Afstelling
3
Afbeelding 31. Schijfrem
1. Bevestigingsbouten
2. Afstelling vaste blokjes
3. Kabelklembout
24
De schijfremblokjes verwijderen
1. Verwijder het wiel.
2. Pak met je vingers of met een tang het
installatielipje van het remblokje vast
en trek het remblokje naar buiten.
25
Hoofdstuk 3: Afstelling
Wielen
Wielmontage
WAARSCHUWING
Wanneer je remt, wordt velgmateriaal weggesleten door de
remblokjes. Als de remmen na
verloop van tijd te veel materiaal
hebben weggesleten, kan de velg
verzwakt raken, waardoor je minder
controle over de fiets hebt en je ten
val kan raken. Controleer de velgen
regelmatig. Vervang de velgen
wanneer deze zijn versleten.
Controleer of er losse of beschadigde
spaken zijn. Controleer of het velglint op
de juiste positie is aangebracht en of alle
spaakgaten zijn bedekt.
Controleer of de naaflagers juist zijn
afgesteld.
WAARSCHUWING
Wanneer een bevestigingsmechanisme voor een wiel niet goed is
afgesteld en gesloten, kan het wiel
loszitten of losraken, waardoor
je de controle verliest en ten val
komt. Controleer of de wielen
goed vastzitten voordat je de fiets
gebruikt.
Bevestigingsmechanismen (afbeelding
32):
Traditionele snelkoppeling
Clix-snelkoppeling
Schroefbouten op de as
Steekas
Hoofdstuk 3: Afstelling
26
1
1
3
Afbeelding 33. Stand van de
hendel
1- Open
2- Afstelpositie
3- Dicht
EN
OP
OP
EN
OP
EN
OPE
27
Hoofdstuk 3: Afstelling
WAARSCHUWING
Jouw Clix-systeem is afgesteld
op n wiel en vork. Wanneer een
verandering optreedt in de fiets,
het wiel of de vork, kan het wiel
losraken, waardoor je minder
controle hebt en je ten val kan
raken. Monteer het Clix-systeem
niet op een andere fiets, wiel of
vork zonder deze aan te passen.
1. Zet de hendel van het Clix-systeem in
de stand OPEN (afbeelding 43), duw de
hendel tegen de cup (afbeelding 44) en
plaats de vork over het wiel zodat de
binnenkant van de vorkuiteinden tegen
het wiel aankomen.
Sommige vorken bevatten speciale uitvaleinden zodat je
de hendel niet tegen de cup hoeft te duwen, maar de vork
automatisch over het wiel kunt schuiven.
CLOSE
OPEN
EN
OP
EN
OP
OPE
EN
OP
Hoofdstuk 3: Afstelling
28
1
2
29
Hoofdstuk 3: Afstelling
Hoofdstuk 3: Afstelling
30
Vering
Accessoires
De zijwieltjes afstellen
Raadpleeg indien nodig andere gedeeltes van deze handleiding.
31
Hoofdstuk 3: Afstelling
Vouwfiets
Bepaalde modellen fietsen zijn uitgerust
met een groot scharnier in het midden van
het frame, waarmee de fiets kan worden
gevouwen.
De pedalen inklappen
1. Duw het uiteinde van het pedaal naar
de crankarmen.
2. Klap het pedaal in.
3. Doe dit eveneens bij het andere pedaal.
WAARSCHUWING
Wanneer een vouwfiets speling heeft
in de onderste snelkoppeling van het
stuur of in het framescharnier, heb je
minder controle over de fiets en kun
je ten val raken. Als het frame van
een vouwfiets speling heeft bij de
stuurpen of bij het framescharnier,
breng je de fiets naar de dealer ter
reparatie.
Hoofdstuk 3: Afstelling
32
Hoofdstuk 4: Smeren
In dit gedeelte wordt besproken welke
onderdelen moeten worden gesmeerd, hoe
vaak dit moet gebeuren en op welke manier
dit moet gebeuren. Informeer bij de dealer
naar aanbevolen smeer of olie. Voor meer
informatie raadpleeg je andere gedeeltes
van deze handleiding of vraag je de dealer.
Voor onderhoud aan de lagers is speciaal
gereedschap en specialistische kennis
nodig, dus ga hiervoor naar je dealer.
Sommige lagers zijn permanent afgedicht
en hoeven niet elk jaar opnieuw te worden
gesmeerd.
Stuurpen
Smeer de stuurpen n keer per jaar.
Voor het smeren van een voorbouw moeten de balhoofdlagers worden afgesteld. Dit kan dus het beste alleen worden
uitgevoerd door je dealer.
Zadelpen
Smeer de zadelpen n keer per jaar. Kies
de procedure voor jouw type frame en
zadelpen:
33
Brackethuls
Breng n keer per jaar opnieuw vet aan
op de bracketlagers. Voor onderhoud aan de
lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig, dus ga hiervoor naar je
dealer.
Pedalen
Breng n keer per jaar opnieuw vet aan
op de pedaallagers. Voor onderhoud aan de
lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig, dus ga hiervoor naar je
dealer.
Breng n keer per jaar opnieuw vet
aan op de pedaalassen waar ze in de
crankarmen worden gedraaid.
Er is een rechter- en linkerpedaal. Doorgaans zijn deze
gemarkeerd met een letter op het eind van de pedaalas of op
de moeren.
Derailleurs
Breng elke maand kettingvet aan op alle
draaipunten op de voor- en achterderailleurs, inclusief de wieltjes van de achterderailleur.
Hoofdstuk 4: Smeren
Balhoofdbuis
Kabels
Remmen en remhendels
Breng elke drie maanden een lichte olie
aan op de draaipunten van de remhendels
en bevestigingspunten voor de remarmen.
Wielen
Breng n keer per jaar opnieuw vet aan
op de wiellagers. Voor onderhoud aan de
lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig, dus ga hiervoor naar je
dealer.
Breng n keer per jaar vet aan op de
snelkoppeling van het wiel. Breng twee of
drie druppels synthetische smeerolie of een
vergelijkbare lichte olie aan op het punt
waar de hendel van de snelkoppeling draait
in het mechanisme.
Verende vorken
Breng elke maand wat lichte olie aan op
de vorkarm waar het onderste gedeelte
overheen schuift. Maak de vork schoon
wanneer deze te veel olie bevat.
Achtervering
De vering van een full-suspension fiets
hoeft niet te worden gesmeerd.
Hoofdstuk 4: Smeren
34
35
Hoofdstuk 4: Smeren
Hoofdstuk 4: Smeren
36
Beperkte garantie
Alle Trek-fietsen worden uitsluitend
verkocht via ons netwerk van geautoriseerde dealers, die we een professionele
assemblage van en service voor jouw fiets
toevertrouwen.
Trek Bicycle Corporation garandeert
alle nieuwe frames, stijve voorvorken en
oorspronkelijke onderdelen van Trekfietsen tegen productie- en materiaalfouten:
Normale slijtage
Onjuiste montage
Onjuiste onderhoudsbeurten
Gebruik van onderdelen of accessoires
die niet oorspronkelijk zijn bedoeld of
geschikt zijn voor de verkochte fiets
Schade of defect door ongeluk,
misbruik, verkeerd gebruik of onachtzaamheid
Arbeidskosten voor het vervangen of
veranderen van onderdelen
Carbonvervangingsgarantie
Het beoordelen van schade aan onderdelen
van carbon vereist meer expertise dan is
vereist voor het beoordelen van metalen
onderdelen. Als de fiets is gevallen en de
klap is opgevangen door een onderdeel
van carbon, raden wij je sterk aan het
onderdeel te vervangen, zelfs als er geen
duidelijke tekenen van schade zijn.
Voor dergelijke gevallen biedt Trek een
speciaal carbonvervangingsprogramma,
waardoor de kosten voor eventuele vervanging aanzienlijk worden verlaagd. Als je
ook wilt profiteren van dit programma,
neem je contact met ons op en vraag je
naar de garantieafdeling.
37