You are on page 1of 28

CHRISTUS* KEEK...

IEGEM
DEM
CCRLC6 !
DOOR

H. L. VAN BRUGGEN
(BELIJDEND LID DER GEREF. KERK TE DE BILT)

2e DRUK (5e duizendtal)

Een nadere uiteenzetting van mijn standpunt


verdedigd in het schrijven aan de Raden van
al de Gereformeerde Kerken in Nederland, welk
schrijven in afschrift in deze uitgave is opgenomen

SCHERMER'S DRUKKERI] EN UITGEVERIJ, BOLSWARD


PRIJS 25 CENT

CHRISTUS' KERK
TEGEN
DEN OORLOG!
DOOR

H. L. VAN BRUGGEN
(Belijdend lid der Geref. Kerk te

DE BILT)

2e DRUK (5e duizendtal)

Een nadere uiteenzetting van mijn stand


punt, verdedigd in het schrijven aan de
Raden van al de Gereformeerde Kerken
in Nederland, welk schrijven in afschrift in
deze uitgave is opgenomen.

KE R STMAAN D

1 9 3 0

S C H E R M E R ' S D R U K K E R I J EN U I T G E V E R I J , B O L S W A R D

Bij den tweeden druk.


Gaarne maak ik van de gelegenheid gebruik, aan den tweeden
druk nog een enkel woord ter inleiding toe te voegen.
Dankbaar ben ik voor het feit, dat de eerste oplage geheel is
uitverkocht, en de vraag naar de brochure nog onverminderd
voortduurt. Ik zie daarin een zegen van God, Die ondanks tegen
kanting, spot en meedoogenlooze critiek, voortgaat Zijn werk,
op menschenhanden gelegd, te volbrengen.
Moge ook deze tweede druk de belangstelling van het Christe
lijk, van het Gereformeerd publiek hebben, en in niet minder
mate mijn ter perse zijnde tweede brochure Van het zwaard,
dat de Overheid draagt".
Mijn circulaire aan de Kerken en aan de Jongelingsvereenigingen is zeker niet zonder succes gebleven. Daar is de Com
missie van Advies der vier Geref. Predikanten, door den Leeu
warder Kerkeraad benoemd, en voorts de Studie-Commissie van
drie Predikanten door n der Classes van Zuid-Holland aan
gewezen ; beide instanties, om in studie te nemen en te rappor
teeren over het oorlogsvraagstuk. Er komt toch beweging, ge
lukkig, in de Geref. Kerken, die tot dusver alle gaan in de
richting, waartoe ook mijn circulaire van 11 Nov. 1930 ze op
wekte, afwezen, zich beroepende op de kracht van het isolement.
Vergis ik mij niet, mede acht gevende op andere symptomen uit
de Kerken, dan is de tijd niet ver meer, dat de Geref. Kerken
een open oog zullen krijgen voor de geweldige taak, die zij
hebben ook op het terrein, waar de oorlogsproblemen liggen.
Dan is de tijd niet ver meer, dat in die Kerken het verzet tegen
dit isolement zal openbaar worden. Het is juist wat Dr. J. Severijn
opmerkte; hier is het terrein waar uit dogmatisch oogpunt geen
moeilijkheden behoeven te worden aangetroffen, die samenwer
king tusschen de Kerken onmogelijk zouden maken. Moge dan
eindelijk van Nederlands Kerken een krachtige, daadwerkelijke
actie voor den vrede uitgaan !
Ook in de wereld der Geref. Jonglingsvereenigingen mocht
ik veel sympathie ontmoeten voor mijn standpunt, en niet het
minst aan de hulp en medewerking uit die richting is het te
danken, dat de Gereformeerde Vereeniging voor Daadwerke
lijke Vredesactie" is opgericht. Wij hebben verscheidene leden
der Geref. J onglingsvereenigingen in onze gelederen !
God stelle deze Vereeniging tot rijken zegen voor land en volk.
Ja, voor ons arme Europa, en doe al den arbeid gelukken, die
in Zijn Naam wordt aangevat, opdat de oprechte Christen breke,
metterdaad, met het d-uivelsch oorlogsgeweld !
De Bilt, 16 Maart 1931.

H. L. VAN BRUGGEN.

CHRISTENDOM EN OORLOG : TEGENSTELLINGEN.


Kerstfeest en oorlog. De erkenning, dat
oorlog een gevolg is van de zonde, mag niet
tot gevolg hebben : niets doen en toezien.

Slechts weinige dagen zijn het, die voorbijgingen sedert het


heerlijke, lieflijke Kerstfeest. Eere zij God in de hoogste Heme
len en Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen."
Neen, ik zal deze woorden niet ten grondslag leggen aan een
betoog ten gunste van ontwapening. Want, alhoewel zeker niet
valt te ontkennen, dat die Engelenzang ook iets voor onze aardsche
levensverhoudingen heeft te zeggen, toch is het zoo, dat Christus
niet, althans niet in de eerste plaats, als Kindje in Bethlehem's
stal is geboren, om vrede tusschen de volkeren te brengen. Hij
is gekomen om de menschheid met God te verzoenen.
Toch, dat stem ik U weer grif toe, die kunt ge U bezwaarlijk
denken, die verzoening, in een wereld vol oorlogsrumoer. En
inderdaad, de wereldoorlog van 1914 tot 1918, was de felste,
schandelijkste vloek, die ooit van de aarde heeft opgeklonken,
dwars door den schoonen Engelenzang in Efratha's velden heen.
Het was wr Kerstfeest.
Feest van teere gedachten, zachte gevoelens, devote stemmin
gen, medelijdende harten, open beurzen, van Kerstboom en
Kerstlied.
Feest vooral, want z zie ik het, van het Heilig Jezuskind,
dat komt om ons uit de klauwen van den Dood weg te rukken
en ons te brengen aan het Hart van den Vader, Die ons z
lief heeft, dat Hij Zijn Zoon uitzendt om, ten koste van smart en
bloed, degenen te zoeken, die afgedwaald waren.
Zoo kwam Kerstfeest.
Maar, viermaal heeft de wereld dat Kerstfeest gevierd o,
hoe heeft ze het durven bestaan ! hoe hft ze het durven be
staan! onder den gruwelijksten massamoord, die zich ooit in
onze beschaafde wereld heeft afgespeeld.
Onder den donder der kanonnen, onder het kermen der ge
wonden, onder het gerochel der stervenden, onder het gebrul der
waanzinnigen, ging toen de klank van den Engelenzang teloor.
Vrede op aarde !" Wat een bespotting van een wereld, die
zichzelve vermoordt.
Wereldoorlog !" Wat een bespotting van het schoonste aller
feesten, het feest, dat ons den Zaligmaker brengt.
Als n ding dan ook vast staat, dan is het wel dit, dat nooit
meer, in der eeuwigheid nit meer, z voor een tweede maal
Kerstfeest mag worden gevierd, zoolang er tenminste nog sprake
is van een Christelijke beschaving.
Nooit meer oorlog !"
Die kreet om vrede wordt nogal eens schouderophalend ont
vangen. Nooit meer oorlog ? Die tijd komt nooit ! Nu, daar ben
ik ook wel bang voor. We mogen dan al voor een tijd het oor
logsgevaar uitdrijven, of we de wereld voorgoed zullen verlossen
3

van den oorlog, dat is een vraag, waar terecht een vraagteeken
achter geplaatst moet worden. Ik zie dat z, omdat oorlog"
niet los is te maken van de zonde, die heel ons leven vergiftigt.
Zoo min als ge moord en doodslag, diefstal en wat niet al voor
misdaden, de wereld uitkrijgt, zoo min bevrijdt ge de wereld van
het oorlogsmonster.
Maar wat wil dat nu zeggen 1
Beteekent dat nu, dat we den oorlog dan maar zijn gang moe
ten laten gaan? En dat we, als de nood aan den man, aan ons
land komt, ons in dienst moeten stellen van dat kwaad ? In geen
geval!
.1
Moord en doodslag krijgt ge nooit de wereld uit. Maar dag
in dag uit, jaar in jaar uit, eeuw in eeuw uit, wordt de
moordenaar gestraft en nog nooit is er een stem opgegaan, die
moedeloos uitriep : Laten we met dat straffen maar ophouden,
want het helpt toch niets. Laten we den moord maar tolereeren
als een noodzakelijk kwaad". Dwaasheid ! Zoolang we nog niet
zijn afgezakt tot het peil van de meest onbeschaafde horde
wilden, zullen we eischen dat het menschenleven veilig is tegen
den moordenaar. Door zijn levenslange opsluiting ; wat mij aan
gaat door de doodstraf, want ik geloof inderdaad, dat het niet
behoorlijk is, dat zoo iemand leve.
En zoo staat het nu met elke uitwas van ons veelzijdig leven.
Tegen elke uitwas keeren we ons. We richten vereenigingen op
om dit kwaad en dat onedele uit onze beschaafde wereld weg
te werken.
En de Christenen blijven daarbij gelukkig niet achter.
Alleen maar de oorlog", ziet u, dat is een ding, dat we ver
foeien ; waar de geheele wereld van siddert ; waar ieder be
schaafd mensch van griezelt ; waar de Christen geen raad mee
weet ; waar hij over schreit
maar wat doe je er tegen ?
De Christen weet er geen raad mee.
En toch : hij heeft een roeping, een goddelijke roeping, om te
getuigen tegen de zonde, die in den oorlog tot uitbarsting komt.
lij moet de wereld wijzen op Jezus Christus, Die de verpersoon
lijkte Liefde en Goedheid en Schoonheid is ; en al wat aan Hem
is, is gansch begeerlijk.
Jezus Christus eischt van ons, dat we liefhebben, dat we vooral
strijden tegen de zonde, dus dan toch ook strijden tegen den
oorlog ! Waarmee, als ik dat doen wil, ik toch in de eerste plaats
uitspreek, dat de oorlog iets is, waar ik mij van heb af te wen
den, waarmede en waaraan ik me niet mag bezondigen.
En zie hier nu het wonderlijk conflict, waarin de Christen
komt. De doolhof waarin hij ronddoolt :
De zonde komt k tot uiting in den oorlog ; we hebben daar
om tegen den oorlog te strijden zoo goed als tegen welke andere
zonde-uiting ook ; met dat al gelooven we, dat geen mensch in
staat is de zonde uit de wereld te bannen en dat alleen God dat
kan, zoodat we hier in ons leven vechten tegen dingen, die we
toch niet dooden kunnen.
Ziedaar nu den doolhof. Waar is dan de uitgang? Waar is de
oplossing van dit conflict ? Die zoeken we in Jezus Christus, Die
de golven en de winden stilde. Die ook eens in onzen strijd zal
tusschenkomen en ons dan de overwinning zal schenken.
Als ivij maar trouw blijven.
Als we dus maar niet, den oorlog verfoeiende en met afschuw
pratende over het mensch-onteerende van den oorlog, straks zelf
m den oorlog voeren.
4

Een kwaad wordt nooit goed, omdat we 't voor een goed doel
willen aanwenden.
Als oorlog een schande is voor de menschheid, dan brengt dat
de consequentie mede, dat we onze handen niet bezoedelen met
die schande.
HET BEROEP OP HET OUDE TESTAMENT ONHOUDBAAR.
In strijd met den geest, de bedoeling en het
type der Oude Bedeeling. - Humane oorlogs
voering in strijd met de letter van het
O. T. De Isralitische oorlogen niet te
vergelijken met de oorlogen uit onzen tijd.

Ja maar zoo heeft men al ontelbare malen gezegd let


nu eens op den Bijbel. Lees nu eens het Oude Testament. Dat
vloeit toch ook over van oorlog. Ja, nog sterker : het is God
zelf, die Isral gebiedt oorlog te voeren. En wat zullen wij, Chris
tenen, dan tegen den oorlog ondernemen? Beloopen wij dan niet
de kans dat we onze vingers branden aan het Oude Testament ?
En, al verstaan we dat vreeselijke dan niet, is het dan toch
niet z, dat corlog toch niet z een kwaad is als hij wel lijkt,
omdat de heilige God toch zelf Zijn volk ten oorlog leidde.
Ziedaar de vragen, die door menigen oprechten Christen in
ernst worden gesteld.
Nu stem ik toe, dat we hier een moeilijk punt hebben bereikt.
Toch is heel dat beroep op Gods Woord, met name het Oude
Testament, valsch, absoluut valsch.
Ik hoop, dat ik in staat zal zijn, aan te toonen, dat wie z
het Oude Testament ziet, God op 't hoogst beleedigt. Met dat
beroep op het Oude Testament moet definitief worden afge
rekend.
Vr alles zeg ik dit:
Als men naar de letter van het Oude Testament meent, dat
we toch eigenlijk wel hl voorzichtig dienen te zijn met onze
anti-oorlogs-actie, dan moet men ook consequent zijn. En dan
houde men aanstonds op met alle gebazel over z.g. humane
oorlogsvoering, want dan hebben we ook in dat opzicht genoeg
aan de letter van het Oude Testament. Nietwaar, dan is het
dwaasheid, wanneer mij verboden wordt met dum-dum-kogels
te schieten ; dan is het dweepziek te eischen, dat ik mijn naaste
niet mag dood-gassen ; dan is het nonsens te verlangen, dat ik
mijn onbekenden vijand niet mag uiteenscheuren door bom of
handgranaat. Dan is het kwezelen, wanneer ik spreek over hulp
aan die arme gewonde en stervende soldaten. Neen, dan heeft
von Blow gelijk, die zijn vijand bijkans in twee stukken kliefde
en toen met een langen, tevreden blik op het lijk van zijn ver
slagen vijand neerzag. Misschien heeft hij wel gebeden : Heere,
ik dank U, dat ik niet ben gelijk dezen gekliefden mensch".
Nietwaar, dat is consequent het Oude Testament naar de
letter. Dan kan de Volkenbond wel naar huis toe gaan ; dan zijn
alle conventies malligheden. Dan ga men ten oorlog en men
moorde heel het vijandelijk leger uit ; niemand geve men par
don ; den gewonde stoote men drie tot vier maal de bajonet in
het lichaam, dat hij toch maar niet herstelle ; dan moorde men
alle vrouwen uit ; de grijsaards klieve men den eerwaardigen
5

schedel ; de kinderen jage men zonder pardon in den dood. En


de zuigelingen sla men de weeke hersenpan tegen den muur te
pletter. Dat is consequent naar de letter van het Oude Testa
ment : die lieve, kleine wurmen, die met tintelende oogen en
kraaiende stemmetjes naar 't leven grijpen en met uw revolver
zouden spelen, die sla men te pletter ! Dat is consequent : men
doode al het vee, men verbrande aller eigendom, zoodat het land
n woeste vlakte wordt.
Zoo is immers de letter van het Oude Testament? Sla uw Bijbel
er maar op na.
Ja, maar menigeen zal die consequenties toch allerminst wil
len en bedoelen en als wanhopig vragen : Wat dan ?
En dan antwoord ik : Zie het Oude Testament in het licht,
zooals ge 't moet zien.
Laat ik dan in de eerste plaats zeggen, dat ik zeker niet be
hoor en wil _ behoor en tot degenen, die meenen, dat het Oude
Testament eigenlijk wel gemist kan worden ; die zelfs meenen,
dat de Bijbel er op vooruit zou gaan, als dat Oude Testament
er maar uit ging.
Neen, ik sta met heeler harte op het standpunt, dat n Oude
n Nieuwe Testament n onverbreekbaar geheel vormen ; dat
ik beide tot mijner ziele zaligheid noodig heb. Ellende, verlossing,
dankbaarheid, dat is de trits naar den regel onzer Heidelberger
Catechismus, dien ik zeker niet zou doorvoelen en verstaan, als
ik niet n Oude n Nieuwe Testament had.
Want wl schemert ook in bet Oude Testament de verlossing
en de dankbaarheid, maar de grondtoon is toch 's menschen
ellende. De verlossing laat het Nieuwe Testament in haar volle
glorie schitteren, en het leven van dankbaarheid toont het mij
ook, maar van 's menschen ellende zou ik weinig weten, zoo ik
het Oude Testament niet had.
Zoo is dus ook het Oude Testament een onmisbaar deel van
den Bijbel, dat met hetzelfde Goddelijk gezag is bekleed als het
Nieuwe.
Daarna wil ik gaarne erkennen, dat het 'Nieuwe Testament
voor of boven het Oude Testament staat als de vervulling boven
de belofte ; dat het Nieuwe Testament de volle zon brengt en
het Oude Testament in schaduwen tot ons komt.
Dit dus over het Oude Testament.
En wat is nu de bedoeling van het Oude Testament $ Waar
gaat 't nu eigenlijk om in dat Oude Testament 1
Hierom: dat 't de wereld den beloofden Messias zal brengen;
heel het Oude Testament loopt uit op den Kerstnacht, als Chris
tus de Heere in de stad Davids geboren wordt.
Vrijwel alle gebeuren in het Oude Testament is een afscha
duwing van de verlossing uit de ellende. Bijna elk feit heeft
een profetische strekking. En z zie ik ook ten aanzien van de
vraag van dezen dag het Oude Testament. Heel de zondige
wereld moet in den zondvloed ondergaan, opdat de rechtvaardige
Noach behouden blijve. Heel de heidensche bevolking van het
land Kanaan moet uitgeroeid worden, opdat er plaats zal komen
voor Isral, dat den Messias, den Zaligmaker der wereld, zal
voortbrengen. Dat is de vaste lijn in het Oude Testament. Daarbij
valt al het overige in het niet. Menschenlevens zijn daar niets
bij. Met eerbied gesproken : God is hier de tuinman, die heel
den grond schoon maakt en zuivert, opdat die eene plant te beter
gedije.
6

De mensch was goed uit Gods hand voortgekomen, maar liij


heeft zich met heel zijn nakomelingschap in het verderf ge
sleept. En God wil nochtans die menschheid weer redden ; z
lief heeft Hij de wereld, dat Hij Zijn eigen Zoon in de vuile wate
ren laat afdalen, om ons te redden. Maar het menschdom wordt
niet zonder pijn en zonder smart gered.
Het mes wordt diep in de wond gezet en om redding te
brengen moet heel wat weggenomen ; moet heel wat pijn geleden
worden.
Zoo zie ik de beteekenis van het Oude Testament, ook in ver
band met de brandende kwestie van dezen tijd. Of ik alles ver
sta ? Neen ! Hoe zou de mensch in alles de bedoeling van het
Opperwezen verstaan ? Voorzoo ver ik niet versta, geloof ik als
een kind.
Met dat al is het nu wel duidelijk, dat het een aanranding van
de eere Gods is, wanneer ik poog op grond van de letter van
het Oude Testament een motief te vinden voor het misdadig
nietsdoen tegen den oorlogsgeest. Of durft men soms de stelling
aan, dat God den wereldoorlog heeft gewild, zooals Hij ook bevel
gaf aan het volk Isral, tegen het heidendom oorlog te voeren ?
En was de wereldoorlog soms k een strijd tegen het heiden
dom 1 Of is het niet z, dat de Christelijke volken hun heidensche onderdanen uit de Kolonin hebben gehaald om ze tegen
mede-Christenen in den oorlog te brengen 1
Inderdaad, er is alle reden om het beroep op het Oude Testa
ment op te geven. Dat steunt ons niet in de verklaring van het
oorlogsverschijnsel, maar het veroordeelt ons wl !
Bovendien, en dat verlieze men ook niet uit het oog, mensche
lijker wijze gezien, verging het Isral naar zijn leven van oorlog
niet al te best. Isral zelf heeft menig volk weggestormd, maar
waar is Isral, als volk, nu zelf gebleven ? Wat al krijgsellende
heeft het ondergaan, de eeuwen door, en het Joodsche volk is
nu een uiteengejaagd volk, dat tevergeefs een voet grond zoekt
voor zijn nationale zelfstandigheid. Daar is Koning Saul, die zijn
koninklijk bewind begon als een Godvruchtig man, maar die
juist in zijn oorlogvoeren ten onderging. Daar is Koning David,
de man, die zijn leven lang oorlogen moest, en het heeft hem
smart gekost. Denk aan Davids val, toen hij zich vergreep aan
de vrouw van zijn krijgsoverste, die aan het front was ; dat
hft hem wat ellende gebracht ! Denk aan het verdriet van den
vluchtenden David toen zijn zoon Absalom hem van den troon
joeg en hem beoorloogde. En toen David na de vestiging van
zijn machtig koninkrijk Jehova een huis wilde bouwen, toen
mocht hij het niet. Gij hebt bloed in menigte vergoten, want gij
hebt groote krijgen gevoerd : gij zult mijnen naam geen Huis
bouwen, dewijl gij veel bloed op de aarde voor mijn aangezicht
vergoten hebt." (1 Kron. 22 : 8.) Dat bouwen van een huis voor
Jehova, dat was de taak van den vredesvorst Salomo. Zoo geeft
het Oude Testament mr voorbeelden. Als we 't zoo nu ook eens
willen zien, waar blijft men dan met dat critisch naar voren
schuiven van het Oude Testament ?
Zeker, er is veel in dat Oude Testament, dat ons hard en ont
zettend wreed schijnt. God weet alleen, waarom het zoo moest
gaan.
Maar nu, al die ondoorgrondelijke duistere wegen zijn uitgeloopen op den stal van Bethlehem en daar, bij het Kindeke
Jezus, daar begint het lichtend Nieuwe Testament.
7

WAT ZEGT HET NIEUWE TESTAMENT ?


De Wet der Tien Geboden, dat is: de Wet
der Liefde, veroordeelt den oorlog. Ro
meinen 13:4b. Matth. 22:21. Matth.
10 : 34. Matth. 24 :6. Ook ten opzichte
van de slavernij of het goed recht der
Christelijk Sociale beweging geen rechtstreeksch ver- of gebod; slechts logisch te
herleiden uit het Woord Gods.

In dat licht willen we nu het vraagstuk bezien. En


dan sta dit voorop, dat in het Nieuwe Testament geen enkel
woord van Jezus is te vinden, dat kan worden uitgelegd in het
voordeel van de opvatting, dat de Bijbel ons noodwendig zou
leiden naar een zeker scepticisme jegens alle pogen om den
oorlog te bestrijden ; naar de opvatting, dat de Christen met het
wapen in zijn hand door het leven moet gaan. Zeg ik 't zoo
goed ? 't Moeilijke probleem is zoo uiterst lastig goed te
formuleeren. Maar 't is toch wel zoo, dat er Christenen zijn,
die meenen te moeten bewijzen, dat Jezus heel niet afkeerig was
van soldaten, gezien het feit b.v., dat Hij ook n en andermaal
een overste een gunst betoonde. Wanneer men tot zulke argu
menten zijn toevlucht neemt, gaat 't er toch wel heel erg op
lijken, dat men Christus en het militairisme op goeden voet met
elkander wil brengen.
Als dat wonder, aan den soldaat verricht, moet bewijzen, dat
de Zaligmaker van het militaire leven niet afkeerig is, dan heb
ik op dezelfde wijze ook wel het een en ander te bewijzen. Dan
vestig ik de aandacht op het feit, dat de soldaten den Heiland
voor Zijn dood hebben bespot, gehoond en gegeeseld. En Jezus
verdedigde zich niet ! Is dat op zich zelf nu een bewijs voor de
stelling, dat de Christus voor weerloosheid was? Naar den maat
staf der eerstbedoelde uitleggers zeker !
Men zegt : Als de Heere Jezus voor de Zijnen het soldaat-zijn
absoluut zondig achtte, dan zou Hij zich zeker in dat opzicht
duidelijk hebben uitgesproken.
Maar heeft de Zaligmaker dat dan niet gedaan Als Jezus
de Wet aldus interpreteert: Gij zult den Heere Uwen God lief
hebben, en: gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, en daaraan
toevoegt, dat aan deze twee geboden de gansche Wet en de Pro
feten hangen, is dat dan geen duidelijke uitspraak ? Den naaste
liefhebben als onszelf, hoe is dat nu in der wereld te rijmen met
den naaste dooden om zelf niet gedood te worden ? Hoe is dat
te rijmen met de duivelsche satanische middelen, waarmede de
oorlogen worden gevoerd 1
Nu ik het toch over de Wet heb, wil ik hier met groote in
stemming het volgende overnemen uit de brochure De taak
van de Kerk in de Vredesbeweging" van Dr. A. K. Kuiper :
Pater Stratman zegt in zijn boek, dat in den oorlog feitelijk
alle geboden van de tweede tafel buiten werking worden gesteld.
Ik zou meenen, dat men die van de eerste er wel bij mocht
noemen."
8

Is dat niet een treffende uitspraak 1


Inderdaad, wat blijft er van de handhaving der 10 geboden
nu over in den oorlog f En nu kan men zich weer beroepen op
het Oude Testament, in dier voege, dat Isral de Wet der Tien
Geboden ontving, maar er zelf in zijn oorlogsvoering niet naar
handelde. Doch dan merk ik op : Isral ontving de Wet der
tien geboden, zoo goed als al de andere wetten, voor zich zelf als
Verbondsvolk, en voor zich zelf alln. Laat ik het harde woord
maar zeggen : de heidensche bevolking, dat was niet de naaste
van Isral. Die tien geboden golden voor Isral onderling, maar
niet ten opzichte van de heidensche volken, die Isral had te
vernietigen. Het is een wreede waarheid, maar de Almachtige
heeft langs dien weg den gang der wereld vr Christus be
paald. Daarmede doen wij er eerbiedig het zwijgen aan toe.
Maar Christus bracht de verlossing k over op het Heiden
dom ; voortaan zou uit alle geslachten Zijn volk worden gefor
meerd en dan geeft Hij ook aan al de Zijnen de Wet der tien
geboden dr in het korte : God liefhebben in de eerste plaats
en in de tweede plaats den naaste liefhebben als zichzelf. Daar
mede is de oorlogsvoering veroordeeld, althans voor onzen tijd,
die toch immers staat in het teeken van de Christelijke be
schaving
Niet minder vaak hoort men schermen met den tekst : De
overheid draagt het zwaard niet te vergeefs". Wie echter Romei
nen 13 goed leest, ziet hierin niets anders dan dat voor de onder
danen gehoorzaamheid jegens de overheid wordt voorgeschre
ven, met de bedreiging: Indien gij kwaad doet, zoo vrees; want
zij draagt het zwaard niet te vergeefs". Het is toch wel een zeer
oppervlakkige Bijbellezer, die daaruit iets anders wil putten, dan
de bestraffing van den onderdaan door de over hem gestelde
overheid. Een zedelijk recht voor het oorlogsbedrijf is hieraan
zeker niet te ontleenen, want de overheid heeft geen gezag jegens
de overheid van een ander land. Volgens Prof. v. Embden in
zijn brochure De immoraliteit der Landsverdediging" heeft een
zeer bekend politicus in een rede gewaarschuwd voor de on
doordachte vergelijking, welke men telkens verneemt, dat in de
oorlogsmacht blijken zou, dat de overheid het zwaard niet te
vergeefs draagt, m.a.w., dat zij met dat zwaard zoo noodig hand
haaft de gerechtigheid, en een plicht vervult, haar door God
opgelegd. Dat is toepasselijk op de justitioneele en politioneele
taak der overheid. Maar in een oorlog
staan tegenover
elkaar twee overheden, die beiden het zwaard niet te vergeefs
dragen, en die elk pretendeeren, dat zij tegen elkaar hun hooge
roeping vervullen !" Wie was die bekende politicus ? Alberda ?
Marchant Neen ! Dat was de Christelijk-Historische heer De
Geer, onze Minister van Financin !
Dan wijst men ook wel op het woord van Christus : Geef dsn
den Keizer wat des Keizers is en Gode wat Gods is." De teksl
wordt dan aangehaald als bewijs, dat Christus niet wil, dat
tegen den Keizer, tegen zijn regime, tegen zijn machtsinstituut:
het leger, verzet wordt gepleegd.
Maar is die uitlegging nu eerlijk ? De Joden komen met een
strikvraag tot Jezus ; ze willen Hem aan de Romeinen over
leveren als oproermaker tegen het Romeinsche gezag.
Maar z gaat Christus' lijdensweg niet. Daarom ontwijkt Hij
9

de vraag met een antwoord, waaraan de vragers geenerlei hou


vast hebben. Maar dat antwoord nu uit te leggen, als vaak wordt
gedaan, is niet reel. Integendeel, in dat antwoord zit dit, dat
aan het gehoorzamen des keizers een voorbehoud is verbonden
van hooger orde : het gehoorzamen van God. Zooals Petrus 't
ook uitdrukt, wanneer hij zegt Gode meer gehoorzaam te moeten
zijn dan de menschen. Dat is tenslotte de norm voor alle aardsehe gezag.
Men beroept zich ook op het woord van Jezus in Matth. 10 :
34 : Meent niet, dat ik gekomen ben om vrede te brengen op de
aarde ; ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het
zwaard".
Men rukke dezen tekst echter niet uit zijn verband. Als men
de voorgaande en volgende teksten leest, is het toch duidelijk,
dat Christus hier spreekt over de tegenstelling, die Zijn Evan
gelie brengt. Want ik ben gekomen om den mensch twee
drachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen hare
moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder ; en zij
zullen des menschen vijanden worden, die zijne huisgenooten
zijn." Met dat zwaard is dus bedoeld de geestelijke verdeeldheid,
die tusschen leden van n gezin komt, als Christus met den eisch
van Zijn evangelie komt.
En z men hieruit k een heenwijzing wil zien naar de oor
logen, dan is toch n ding duidelijk, dat Christus niet gewild
heeft, dat de houding der Zijnen z zou zijn, als onze Christelijke
beschaving gemeend heeft dat 't moest zijn, n.1.: de Christen met
het aapachtig gasmasker voor 't gelaat en de handgranaat
slingerend naar den onbekenden vijand !
Verder wil ik wijzen op Matth. 24. Daarin voorspelt Jezus den
ondergang van Jeruzalem en de dingen, die aan het einde der
dagen zullen voorafgaan. Daaruit is bekend vooral vers 6 : En
gij zult hooren van oorlogen en geruchten van oorlogen". Doch
wie dat hoofdstuk leest, eerlijk en onbevangen, kan zich toch niet
aan den indruk ontworstelen, dat Christus hier een tegenstelling
maakt tusschen Zijn volk en de wereld. Als de wereld zal ont
aarden in oorlog op oorlog, dan is de houding van den Christen:
Ziet toe en wordt niet verschrikt". Nu versta ik dat ziet toe"
natuurlijk niet z, dat de Christen op een afstand moet toe
kijken. Maar wel z, dat hij zich bij die voorteekenen heeft te
herinneren het einde der dagen, dat dan op handen is. Maar al
wr : deze houding is niet te rijmen met het mdoen in het
helsche oorlogsbedrijf. De Christen met het gasmasker voor en
de van bloed druipende bajonet neemt niet de houding aan, die
de Koning, als Hij wederkomt, van de Zijnen eischt en verwacht.
Trouwens, als men een pertinente uitspraak van Jezus uit
het Nieuwe Testament verwacht, dat de Christen niet aan den
oorlog mag deelnemen, wil men mij dan even aanwijzen, waar
de even pertinente uitspraak is te vinden in Gods Woord, dat
de Christen zich van de slavernij moet onthouden 1 Nietwaar,
welke Christen zal zich nog als verdediger opwerpen van de
slavernij 1 Die verfoeien wij uit den grond van ons hart. Die is
onchristelijk. Maar de zeer Godvruchtige Abraham dan en zoo
veel meerdere geloofsmannen ? En toch bevat de Bijbel geen
enkel gebod, dat de slavernij moet worden afgeschaft. Alleen,
logisch is de afschaffing als eisch van het Christelijk leven uit
Gods Woord te herleiden. Welnu, in nog veel sterkere mate is
dat het geval ten opzichte van den oorlog. Den naaste liefhebben
als ons zelf, dat is eigen leven opofferen, als 't moet, om den
10

naaste te redden. Oorlog voeren, dat is den naaste dooden, als


't moet, om eigen leven te redden !
En dan het sociale vraagstuk. Onze zeer vrome en gerefor- l
meerde voorvaderen zagen er geen been in, zelf de rijkdommen
van het leven te genieten, terwijl o.m de arbeiders zich niemand
bekommerde. Of die al in krotten leefden, dat deerde de dames
en keeren niet. En als diezelfde voorvaderen nu eens om een
hoekje konden kijken en onze Christelijk Sociale beweging zagen,
zouden zij dan niet uitroepen : Wat een goddelooze boel ? Waar- \
aan ontleent de Christelijke arbeider het recht om voor zijn
arbeidskracht bepaalde tegenprestaties te eischen 1 Toch zeker
niet aan een rechtstreeksch gebod uit Gods Woord. Alleen logisch
is het Christelijk recht van den arbeider uit Gods Woord te her
leiden. Wederom : in nog sterkere mate is dat het geval ten
aanzien van het oorlogsprobleem.
Als Christus de Zaligmaker Zijn leven wil afleggen, opdat de
Zijnen het leven zullen behouden, hoe zou Hij dan welbehagen
kunnen hebben in kinderen, die elkanders leven rooven ? Want
dat wordt het toch ?
En als die Christus de gansche Wet samenvat in dat : God
liefhebben, en als tweede, en daaraan gelijkd), den naaste als
ons zelf, met de verklaring, dat daaraan heel Gods Woord als
het ware hangt, hoe kan Hij dan liefde hebben voor kinderen,
die zich zelf liever hebben dan hun naaste ; nog sterker : die zich
zelf lief hebben en den naaste haten ?
En als men deze Wets-interpretatie van Jezus niet voldoende
tegenspraak acht, dan acht ik de afschaffing van de slavernij
zondig, omdat ik in Gods Woord geen enkel woordelijk bevel
vind, dat ze moet worden afgeschaft.
En nu prate men mij niet van de overheid, want ik heb het
hier over het lichaam van Jezus Christus, de in Zijn bloed ge
grondveste Kerk, die dwars loopt door en vierkant ingaat tegen
de nationale verschillen en verdeeldheden ; die in het eene land
met zich brengt : gehoorzaamheid aan de gestelde overheid,
omdat die niet tegen Gods wil ingaat, en in het andere land
eischt opzegging der gehoorzaamheid, omdat die overheid wel
tegen Gods gebod handelt.
En als ik mijzelf dan het recht toeken, mij tegen de overheid
te verzetten, wanneer die eischt, dat ik mijn kind zal laten vac
cineeren, althans de overheid dat recht ontzeg, omdat ik meen,
dat de overheid niet te beschikken heeft over het lichaam van
mijn kind, zou ik er dan wl mee klaar zijn, wanneer ik ingeval
van een oorlog (die een beestachtig bedrijf is, of het nu een aanvals- of een verdedigingsoorlog is!) zou zeggen: mijn geweten,
mijn Christelijke liefde protesteert wel tegen die moordpartij,
maar de overheid gebiedt het, en dus zal ik zooveel van mijn
naasten dooden, als ik er maar krijgen kan ?
Ik meen te hebben aangetoond, dat het Nieuwe Testament toch
zeker wel een bepaalden geest ademt, die ons heusch niet in twijfel
laat. Den naaste liefhebben als ons zelf : dat is Christus' bevel.
En Zijn voorspelling omtrent de voleinding der wereld, dat is
de tijd der anti-christussen, en der oorlogen en geruchten van
oorlogen. Het eene is de Geest van Christus ; het tweede de geest
van satan, van de ontaarde wereld, rijp voor haar ondergang.

11

POLEMIEK MET EEN GEREFORMEERD PREDIKANT.


Oorlog vroeger en nu. De bedreiging der
burgers: de wet der solidariteit ? De
schuldvraag en 's menschen verantwoorde
lijkheid. De eenheid van het Christendom
en de verdeeldheid van den oorlog. Nooit
meer oorlog !" een onchristelijke gedachte ?
Wat is Christendom ? De schuld der
Christenheid.

Kort na de verzending van mijn circulaire aan de Geref.


Kerken, kreeg ik van een der predikanten een zeer hartelijk,
broederlijk en vriendschappelijk gesteld, uitvoerig schrijven,
doch Zijn Eerw. was 't niet met mij eens, en poogde in dezen
brief mijn overigens waardig gesteld schrijven, te ontzenuwen.
Verschillende door dien predikant aangevoerde opmerkingen
heb ik hierboven reeds ontleed. Maar er blijven toch nog enkele
dingen over, die ik even bespreken wil, omdat ze in Gerefor
meerde kringen een algemeenen gedachtegang mogen worden
genoemd.
Zoo schrijft die predikant : Ik ontken absoluut niet de
vreeselijkheid, maar laten we niet doen alsof het vroeger
niet schrikkelijk was. Moordzuchtig en beestachtig is de mensch
in het oorlogvoeren altijd geweest."
Daartegenover merk ik op: afgezien nu van de oorlogen door
Isral gevoerd, en die in ander licht moeten worden bezien, is
de mensch zeker altijd beestachtig in het oorlogvoeren geweest!
Van den mensch is dat te verstaan. Maar de Christen, ziet U,
dat is het verbijsterende, dat die nog beestachtig in het oorlog
voeren is. We hadden toch een eeuw van hooge Christelijke
beschaving? En juist van onze eeuw heeft ook Prof. Bavinck
gezegd in zijn brochure Christendom, Oorlog en Volkenbond":
Het oorlogen verandert meer en meer in een moordpartij op
groote schaal, omdat het zijn wapenen uit de laboratoria ont
vangt, met chemische en mechanische middelen wordt gevoerd
en in dezelfde mate aan alle reglementeering en humaniseering
zich onttrekt. Trots alle fraaie leuzen hebben de oorlogvoerende
volken in meerdere of mindere mate de hooge beginselen der
christelijke moraal met voeten getreden en geen middel ontzien,
om den tegenstander te vernietigen en tot eiken prijs de over
winning te hebben."
Nu vraag ik ieder, dit getuigenis nuchter te lezen, en me dan
te zeggen, hoe het toch mogelijk is, dat de Christen zich met
dit oorlogsbedrijf inlaat, zonder zich schrikkelijk jegens God
te bezondigen, zelfs al zou het zijn in een verdedigingsoorlog ?
De ongenoemde predikant schrijft verder :
En nu is het waar dat eenvoudige burgers boeten moeten.
Maar dat is toch de wet der solidariteit een goddelijke wet.
Hoevele kinderen boeten niet voor de zonde der vaderen 1 Zoo
lang zij in dit ondermaansche zijn ?"
Als dat de wet der solidariteit is, dat de burgers moeten
boeten een goddelijke wet, dan zeg ik opnieuw : laat men dan
12

niet langer bazelen over humane oorlogsvoering. Want dan is


het treffen van maatregelen ter bescherming van de burgerij,
waarmede onze Regeering zich thans ook bezig houdt, een
ingaan tegen de Goddelijke solidariteitswet ! Maar ik kan zoo'n
redeneering niet vatten, zoo min als de gemaakte vergelijking.
In onze verhouding tegenover God is er zeker een solidariteits
wet. In Adam hebben we allen gezondigd. Maar laat men nu
toch niet het doodgassen van onbeschermde burgers met die
Goddelijke solidariteitswet op n lijn stellen, want dat dood
gassen van onbeschermde burgers is z satanisch, dat 't niet
onder woorden is te brengen.
De ongenoemde predikant schrijft ook dit :
En nu is het waar, dat bij eiken oorlog n partij onrecht
vaardig aanvalt, maar wie maakt dat uit? Zulk een schuld rust
dan ook niet op den soldaat, maar op de Overheid, en zoonoodig
op een volk als geheel, dat dan ook als volk door God gestraft
wordt, met nederlaag, ziekte, malaise, rampen, ondergang
Nogmaals, wie maakt het uit ? Gelukkig, dat we persoonlijk
daarvoor niet verantwoordelijk staan. De verantwoordelijkheid
is bij Gods dienares"."
Ik kan me heusch zoo'n mentaliteit niet meer indenken. We
gaan dus den oorlog in met een vraagteeken achter de schuld
vraag ; want wie maakt het uit?" Is dat nu geen waanzinnig,
onhoudbaar standpunt, zoo immoreel mogelijk? En wat blijft
er nu practisch van den theoretisch gestelden verdedigings
oorlog over, als achter de vraag wie de schuldige is, het vraag
teeken moet worden geplaatst: wie maakt het uit?"
Verder weiger ik te erkennen, dat ik, in een oorlog, die achteraf
mocht blijken te zijn geweest een aanvalsoorlog, een aantal
menschen over de kling kan jagen, zonder me persoonlijk te
bezondigen, 's Menschen verantwoordelijkheidsgevoel mag nooit
en te nimmer worden uitgeschakeld. In elk opzicht en in alle
omstandigheden heeft de Christen den maatstaf aan te leggen
wat des Keizers is, en wat Godes is, of: in hoeverre we Gode
meer hebben te gehoorzamen, dan de menschen. Dien maatstaf
heeft k Luther aangelegd, en hij stelde zich tegen den Keizer;
dien maatstaf heeft k Willem van Oranje aangelegd, en hij
verzette zich tegen den Koning; dien maatstaf heeft k Dr.
Kuyper aangelegd, en hij verzette zich tegen het Synodale
monstrum van Koning Willem I. Zij hebben niet gezegd : De
Overheid moet het weten !
Dan, er is ook nog de eene algemeene Christelijke Kerk,
wier bestaan we eiken Zondag belijden. Die heeft ook een
uiterlijke zijde. Dat is de Kerk des Heeren over heel de wereld.
Als 't er op aankomt, zijn er geen Hollandsche, geen Duitsche
of Engelsche Christenen. Ze zijn Christenen zonder meer. Het
Christendom is boven-nationaal ; is n lichaam, gevormd uit
alle geslachten.
En men geve mij nu een verklaring voor dit feit: dat die Kerk,
dat lichaam des Heeren, in den oorlog uitn kan vallen, en de
deelen elkaar onderling vernietigen, door een vermenging met
de wereldsche machten, in een oorlog uit wangunst en hebzucht
en haat geboren !
Hoe is dat nu mogelijk ? Dat is niet mogelijk ! Nooit en te
nimmer is het te verdedigen, dat Gods kinderen elkaar in den
oorlog vernietigen.
Prof. v. Embden haalt in zijn brochure De immoraliteit der

13

Landsverdediging", op pagina 36, zeer terecht een uitspraak aan


van den bekenden Prof. Dr. F. Keiler, moraal-theoloog aan de
Katholieke Theologische Faculteit der Universiteit van Freiburg
in Breisgau. Ik neem deze uitspraak hier over, maar met een
kleine variatie. Waar ik spreek van Protestanten en Protestan
tisme, zeide Prof. Keiler: Katholieken en Katholicisme. Aldus
dan: Een situatie als in den wereldoorlog, waarin de Prote
stanten der verschillende volken tegen elkander vochten, tegen
elkander baden, en offerden in hun Godsdienstoefeningen, waar
in zij den gemeenschappelijken hemelschen Vader tegen elkaar
om hulp smeekten, is voor het Protestantisme de ontkenning van
zijn grondgedachte, een neerdrukken van zijn ideaal in den
dienst van enge nationale belangen."
Het is ontroerend eenvoudig gezegd, maar het citaat legt ook
op treffende wijze de catastrophale fout van het Christendom
bloot !
Nog op een enkel citaat uit den brief wijs ik hier : U schrijft
wel als ideaal: nooit meer oorlog. Maar kunt u Gods Raad
tegenstaan ? U mag daar nooit om bidden !"
Mag ik daar niet om bidden ! Vraag dat eens, domin, aan
ouders, die hun jongens in den oorlog zijn kwijtgeraakt, of ze
voor hun leven verminkt hebben thuis gekregen ! Gods Baad
wederstaan, neen, dat wil ik niet. Maar aangezien ik niet in
Gods Raad vooruit kan zien, mag ik elk oogenblik van den dag
verzuchten : O God, nooit meer oorlog !"
Bovendien : In Gods Raad staat ook vast, dat allerlei vreeselijke ziekten de menschheid zullen teisteren ; die zijn mt de oor
logen door Christus voorspeld. Dan mag ik ook niet bidden of
de wereld bewaard mag worden voor zulke teisterende ziekten.
Ja, sterker nog : heel de medische wetenschap, die elke be
smettelijke ziekte toch onmogelijk wil maken, tenminste het
epidemisch karakter wil voorkomen, is dan zondig, want die wil
dan tenslotte ook Gods Raad wederstaan !
Tenslotte nog dit citaat : ,.IIet officieele Christendom is de
schuldige van den laatsten oorlog" (zegt U). Dat is te kras. U
doet de vijanden Gods juichen. Wat is Christendom ? Op deze
vraag kwamen voor eenige jaren veel verschillende antwoorden
in van theologen van verschillende richting. Prof. Greydanus
ziet er in : het Christelijk geloof, saamgevat in Joh. 3 :16. Is
dat de schuld ? Of zijn het de schijnchristenen 1 Waarom hebben
die dan mr schuld dan de geldjoden b.v.1 Of zijn het de kinde
ren Gods ? Past dan op ! Want dan wordt de beschuldiging
satanisch."
Mijn antwoord is dit : Ik kan niet uitmaken wat schijn
christenen of kinderen Gods zijn. Ik bedoel met Christendom dus,
wat zich als Christelijk aandient ; de menschen, die zich als
Christelijk aandienen. Of ze het zijn, dat is iets, waar alleen de
Kenner der harten over oordeelen kan.
Welnu, durft U, domin, volhouden, dat de Christenen gedaan
hebben, wat ze konden doen, om den oorlog van 19141918 tegen
te gaan ? Dat kunt U niet ! Weet U hoe vele predikanten over
den oorlog dachten, en ik neem aan, dat ze kinderen Gods waren?
Ik citeer hier Prof. Dr. C. G. v. Riel : Pastor Gustav Frenzen
schrijft in enkele Duitsche bladen omstreeks Kerstfeest 1917 :
Oorlog
het is de adem Gods". Pastor Philipp schreef in 1917
in de Reformation" : God zij dank dat de oorlog gekomen is.
Ik zeg het nog heden, in het derde oorlogsjaar. En God zij dank,
14

dat wij nog geen vrede hebben, ondanks de vele offers".


En Joh. Mller schreef : Wij hebben den oorlog aan te grijpen
met geheel onze ziel. God liefhebben wil thans zeggen : oorlog
voeren".
Is dat niet Godslasterlijk ? En dat is loch de mentaliteit van
geestelijke leidslieden des volks ! Oorlog voeren met gassen en
tanks, dat is
God liefhebben ! God danken omdat het oorlog
is ! Verwondert het U nog, dat in Duitschland ontelbare menschen de Kerk den rug hebben toegekeerd ?
En dat zijn niet op zich zelf staande gevallen, maar dat was
in een rijk als Duitschland over 't algemeen de mentaliteit.
Dan is dit toch een feit, dat het Christendom niets heeft ge
daan om den oorlog tegen te gaan. Misschien wel gebeden ! O
ja ! maar bij bidden hoort werken. En daar ontbrak het aan.
En wat hebben de Kerken gedaan ? Laten we eerlijk zijn !
Wat hebben de Kerken gedaan ? Zeker, het Evangelie ge
predikt ! Dat is hun taak. Maar dat prediken moet uit woord
n daad bestaan. De daad heeft ontbroken ! Ja, sterker, er is
een daad geweest, die in een tegengestelde richting wees; hebben
in de oorlogvoerende landen de Kerken niet medegedaan aan de
verheerlijking van wat toch enkel uit materialisme was ge
boren ? En nu kan men wel zeggen : Ja, maar dat is het Buiten
land, doch dan herhaal ik, dat er niet vele Christendommen zijn,
doch n, en dat heeft schromelijk gedwaald en is in de ver
vulling van zijn roeping te kort geschoten.
En de ellende, waarin de wereld nu in elk opzicht verkeert,
komt naar mijn meening dan ook op rekening van het Chris
tendom.
Dat had, als het wilde (menschelijker wijze gesproken), den
wereldoorlog van 1914 tot 1918 kunnen voorkomen, door al jaren
en jaren te voren de Christenen algemeen te mobiliseeren voor
de vredesbeweging. Het militairisme had niet de overhand
mogen krijgen. En U weet toch ook wel hoeveel Christenen er
in de leiding-gevende militaire kringen zaten. En U noch ik
kunnen zeggen of het schijn-christenen waren of kinderen Gods.
Als de wereldoorlog was voorkomen geweest, wat zou de
wereld dan nu niet over rijkdommen beschikken in allerlei op
zicht, die nu in den schandelijken wereldoorlog zijn vergooid
en verdaan.
Dat alles is gebeurd door toedoen van het Christendom. Want
laten we de dingen maar zien zooals ze zijn : 't waren ook de
Christenen, die juichend ten oorlog togen. En dat waren dan
nog de menschen, die maar volgden. Maar onder de oorlogs
leiders waren ook heel wat, die er prijs op stelden Christen te
worden genoemd.
Onze schrikkelijke fout is geweest, dat we de wereld hebben
losgelaten ! De stelling : Oorlog zal er blijven tot het einde toe"
is zeker waar. Maar die stelling heeft ons tot noodlottige werk
loosheid geleid. Wat de hand vindt om te doen, dat had ze, ook
tegen den oorlog, behooren te doen. Wij, Christenen, hebben nooit
met energie gestreden voor den vrede en tegen den oorlog. De
oorlog blf immers toch ? Maar zoo mogen wij niet spreken.
Dat is : ons stellen op een plaats, waar we niet hooren. Onze
plaats is aan de menschelijke zijde van Gods Raadsbesluit. Dat
wil zeggen, dat we met al onze kracht hadden moeten streven
naar vrede. De zonde blijft toch ook ? Houdt dan als Kerk ook
op te strijden tegen de zonde, want die krijgt ge nooit weg! Maar
zoo onhoudbaar als dit standpunt is, zoo is het dit ook ten op-

15

zichte van den oorlog! Wij moeten radicaal ons standpunt


lierzien.
Daarmede heeft de Christen misschien nog een kans iets goed
te maken van het vele kwaad, dat hij heeft gesticht. Want Gods
Naam is om zijnentwille gelasterd.
De duizenden en duizenden, die zich na den oorlog van de
Kerk hebben afgewend, die komen zeker ook op de schuld
rekening van de Kerk. Heel de doorgaande ontreddering van
het wereldleven in elk opzicht, daar draagt het Christendom
schuld aan. Dat volken en landen in de armen van het com
munisme dreigen te vallen of al zijn gevallen gaat dat buiten
ons, Christenen, om ? Heel de maatschappelijke en geestelijke
en politieke impasse is zeker ook een gevolg van de schrikkelijke
nalatigheid van het Christendom. Ik zie in deze dingen Gods
straffende hand, die in de wegzinkende wereld de Kerk straft,
omdat ze op dit terrein van het leven geen stad boven op een
berg is geweest.
DE KERK EN DE TAAK DER VREDESBEWEGING.
Heeft de Kerk een taak ? De uitspraak
der overheden in het Kellogg-pact. De
plicht, die daaruit voor de Kerk voort
vloeit. Ds. Petersen, de Legerpredikant,
en de oppervlakkige" anti-militairisten.

Heeft de Kerk dan wel een taak in de vredesbeweging % On


getwijfeld. Als Zondag aan Zondag de gemeente van Christus
de Wet wordt voorgehouden, heeft dan de Kerk geen taak als
op zeker oogenblik op last van de Overheid Gods wet met voeten
wordt getreden? Want, om bij de tweede tafel der wet te blijven,
die eischt: onzen naaste liefhebben als ons zelf". En nu moge
men ng zoo bedreven zijn in de kunst van het redeneeren,
nooit zal men kunnen bewijzen dat in den oorlog van 1914 tot
1918 de Christen zijn naaste, dat is elk mensch, lieeft lief gehad,
als zichzelf. Den naaste liefhebben als zich zelf: dat is, als 't
moet, eigen leven opofferen, om dat van den naaste te redden
Ik laat het aan de goochelaars over, deze zedelijke, goddelijke
plicht pasklaar te maken op het schandelijk oorlogsbedrijf.
De Kerk heeft dus ongetwijfeld een taak. De wereld kijkt in
onze dagen ook naar de Christelijke Kerk. Laten we ons dan
eindelijk onze geweldige verantwoordelijkheid bewust worden !
Trouwens, wat zullen wij nog redekavelen of de oorlog een
misdaad is, op zich zelf gezien, of dat hij het niet is ?!
Dat hebben de Overheden reeds uitgemaakt.
In Artikel 1 van het Kellogg-pact, dat reeds dcor 56 Regee
ringen is onderteekend, wordt gezegd :
De hooge verdrag-sluitende partijen leggen in naam hunner
respectievelijke volken de plechtige verklaring af, dat zij den
oorlog als middel tot beslechting van internationale geschillen
veroordeelen en hem als werktuig der nationale politiek in hun
wederkeerige betrekkingen verwerpen."
Een kleine zestig Overheden, met en voor hun volken, veroor
deelen dus den oorlog, en daarmede is de oorlog gebracht op de
plaats waar hij hoort: bij de rubriek misdaden".
Op grond daarvan zeg ik dat de Kerk van Christus verplicht
is aan zijn Koning, nu de Overheden en machthebbers dit veroordeelend vonnis hebben uitgesproken, den Christen bij te bren-

16

gen, dat deelname aan een oorlog, die desondanks mocht uit
breken, misdadig is. Dat de Christen nooit meer het wapen van
den oorlog tegen zijn naaste, tegen zijn geloofsgenoot, mag op
nemen, want dat wapen is als misdadig gediskwalificeerd.
De Kerk heeft dus tot taak de leden die desondanks eenigen
oorlog mochten goedkeuren of steunen, te censureeren, en, zoo
noodig, van de gemeenschap van Christus af te snijden.
Dat dan toch eindelijk en nu spoedig, het oogenblik kome, dat
de Geref. Kerken in nauw verband met de andere Kerken,
nationaal zoowel als internationaal, alles in het werk stellen,
met woord en daad, om de Christenen te overtuigen van hun
heilige roeping: zich afzijdig te houden van den oorlogs
gruwel. Dat als zonde zal worden gezien, wat indruischt tegen
het hoogste gebod der naastenliefde.
Is het niet treurig, dat de legerpredikant Ds. Petersen dezer
dagen nog in een vergadering van den Ned. Militairenbond
durfde zeggen :
Over het algemeen zijn de anti-militairisten oppervlakkig in
hun denkbeelden en komen de meesten telkens aandragen met
de oude argumenten over naastenliefde, gij zult niet dooden, het
zwaard van Petrus, enz."
Neen, Ds. Petersen, de schrikkelijk-oppervlakkige, dat zijt ge
zelf! Dat zijn wij allemaal geweest, die jaar in jaar uit elkaar
maar hebben nagewauweld, en gelukkig, dat er kentering is
gekomen. Het is het tegendeel van oppervlakkigheid, wanneer
de Christen gaat inzien, dat oorlog en Christendom niet samen
kunnen gaan.
En wat liefdeloos klinkt heel dat oordeel van Ds. Petersen.
Geen greintje liefde is er in te vinden; minachting en verach
ting voor degenen, die uit overtuiging zich tegen den oorlog
daadwerkelijk willen verzetten, spreekt alleen uit dat militairherderlijk" woord !
Goddank, dat diezelfde Ds. Petersen moest verklaren dat
onder onze jongemannen, bizonderlijk onder de Christelijke on
derwijzers, zijn, die in het anti-militairistische zog meevaren."
God beware ons er voor, dat gedaan wordt wat Ds. Petersen
wil, wanneer hij zegt: Wil men het anti-militairisme bestrijden,
dan dient men reeds op de catechisatie te beginnen."
Wat een schande ! De kinderen zullen al toegesloten moeten
worden voor het woord, dat toch ook uit echt-Christelijke krin
gen opklinkt, en dat oorlog een misdaad durft noemen. Zou Ds.
Petersen maar niet een stapje verder gaan en hetzelfde propageeren wat n zijner Duitsche collega's voor enkele jaren toe
paste, n.1. zijn jongens-catechisanten met het pistool leeren
schieten ? !
Ik versta zulk Gereformeerd Christendom niet meer !

BESLUIT.
Het principe hangt niet af van practische
moeilijkheden. Gods raad en onze plicht.
Onze plaats en taak als goede vader
landers. Marnix v. St. Aldegonde wijst
den weg naar Calvinistisch antimilitairisme.

De vraag kan gesteld worden : Waar gaan we heen, wat de


practische gevolgen betreft, als de Kerken van hunne leden
weerloosheid gaan eischen I Echter, die practische gevolgen laat
ik buiten beschouwing.
17

Of een principe al dan niet goed is, hangt niet af van de


vraag of het practisch ons voor moeilijke problemen stelt.
En ding weet ik wel: dat Gods Raad drgaat; wij hebben
niets anders te doen dan wat onze plicht is.
De tijd, dat het kind van God in de verdrukking geraakt, zal
zeker komen, want Gods Woord zegt het. De vervulling van de
profetien is niet afhankelijk van onze daden. Als wij onzen plicht
doen, blijve al het andere aan den wijzen God overgelaten. Het
kan ook wel z zijn, dat een Christelijke wereld, die zich bedient
van den oorlog, om het heft in handen te houden, nooit in de
verdrukking komt. Maar dan heeft ze ook opgehouden Christe
lijk te zijn. Want het is mogelijk, dat afstand doen van het wa
pengeweld, de Christelijke Kerk te eer in den hoek der verdruk
king zal brengen. Maar nog eens: dat doet hier niets ter zake.
Wij hebben slechts onzen plicht te doen ; het principe zuiver te
stellen, en dat te beleven, al zou het ons het leven kosten. Ik
acht het altijd nog beter met vrede en licht in het hart, voor
het beginsel te sterven, in het heerlijk vooruitzicht, bij Jezus te
zijn, dan vierkant tegen het beginsel der naastenliefde in, onder
het beieren der Advents- en Kerstklokken, het moordend lood te
jagen in het hart van den onbekende, die misschien, evenals ik,
gelooft in den Zaligmaker der wereld, en in Jezus Christus be
lijdt het Hoofd van dat Lichaam, dat zijn Kerk op aarde is, en
waarvan hij en ik de leden zijn.
Als n lid lijdt, lijden alle leden mede. Het lichaam waarvan
het eene lid het andere doodt, dat is geen lichaam meer; dat is
een lijk !
Zijn we dan slechte vaderlanders ? Och, het oordeel der
menschen is van zoo weinig waarde. En ding is zeker Dr.
A. K. Kuiper haalt het terecht in zijn brochure aan Marn ix
van St. Aldegonde heeft ook dit vers geschreven in zijn machtig
gedicht, dat ons tot volkslied is gegeven :
Voor God wil ik belijden
En Zijner grooten macht,
Dat ik tot geenen tijden
Den Koning heb veracht.
Dan dat ik God den Heere
Der Hoogster Majesteit,
Heb moeten obedieeren *)
In der gerechtigheid.
Ook dit couplet is een Calvinistische beginselverklaring. God
als Hoogste Majesteit boven alles gehoorzaamd ; zelfs boven
het achten van den Koning. Laten wij ons dan vrijmaken
van wat niet strookt met dit Calvinistisch beginsel. Durven wij
dat ook aan in deze brandende kwestie ? Zal eindelijk ook voor
den Gereformeerde het licht opgaan ?
Gehoorzaamheid aan Gods Woord leidt ons consequent op den
weg naar Calvinistisch anti-militairisme, omdat voor den Chris
ten, die buigt voor het beginsel der Christelijke Naastenliefde,
het dooden van den naaste een handeling is, waarbij hij^ zijn
Heiland niet naast, doch tegenover zich weet ! En de Christen
is nergens veilig, dan naast Jezus !
*)

18

obedieeren = gehoorzamen.

OPROEP OM TE KOMEN TOT OPRICHTING VAN EEN


GEREFORMEERDE VEREENIGING VOOR DAADWER
KELIJKE VREDESACTIE.
Tot alle Gereformeerden, die met deze brochure instemmen,
richt ik mij met het speciale verzoek mij te willen berichten, of
zij bereid zijn mede te werken aan de oprichting van een Vereeniging, die zich ten doel zal stellen in den geordenden weg het
door mij geschetste ideaal na te jagen. Dat moet op z'n minst het
resultaat zijn van mijn actie. En ik wt dat er heel wat Gerefor^
meerden zijn, die mijn inzicht deelen. Zelf heb ik me nog maar
sedert kort kunnen ontworstelen aan een mentaliteit, die ik nu
niet anders dan verderfelijk kan noemen. Geve God, dat bij vele
broeders en zusters de oogen mogen opengaan, opdat zij ook
zien, wat ik nu zie ! Laten, in het komen tot een organisatie,
de vrouwen en meisjes vooral niet achterblijven !
Hierachter volgt nu afschrift van de circulaire die ik aan de
Raden der Gereformeerde Kerken heb gezonden. Afschrift ging
ook ter kennisname aan de Jongelingsvereenigingen, aange
sloten bij den Bond van Jongelingsvereenigingen op Gerefor
meerden Grondslag.
Uiteraard is over de resultaten nog weinig te zeggen. Van een
enkele Kerk of Jongelingsvereeniging ontving ik reeds bericht,
doch voor een totaai-indruk kunnen die weinige uitspraken nog
niet dienen. Van vele zijden, wat particulieren betreft, ook van
leden der Geref. Kerken, kreeg ik hartelijk gestelde sympathie
betuigingen.
Ook de pers heeft afschrift van mijn circulaire gekregen via
Persbureau Vaz Dias. Helaas hebben maar weinig bladen
van Christelijke richting er publiciteit aan willen geven. Ik
betreur dat; maar z drukt men de actie toch den kop niet in.
Wel heeft een der bladen het oirbaar geacht, mij voor een
onevenwichtig mensch uit te maken. Dat zegt dan iemand, met
wien ik enkele jaren op ander gebied genoegelijk heb samen
gewerkt. Ik zal daar verder niet op ingaan.
Ik bid den Allerhoogste dat Hij Zijn zegen op dit mijn pogen
geve, dat alleen is bedoeld tot Zijn eer !
DE BILT, 28 Dec. 1930.
Westerlaan 16.
NABERICHT.
Kort voor het afdrukken kwam de tijding, dat reeds is op
gericht de Gereformeerde Vereeniging voor daadwerkelijke
vredesactie". Het lidmaatschap is opengesteld voor alle Gerefor
meerden, onverschillig welke kerkelijke richting zij zijn toe
gedaan. Opgave voor lidmaatschap kan gezonden worden aan
het voorloopig Vereenigingsadres: Westerlaan 16, De Bilt, waar
ook alle gewenschte inlichtingen te bekomen zn.
19

BIJLAGE

Aan de Raden der Gereformeerde Kerken in Nederland.


WelEerwaarde en Eerwaarde Heeren en Broeders!
Nadat ik vele jaren de opvatting had gedeeld, die een groote massa
aanhing en nog aanhangt, namelijk de opvatting, dat leger en vloot noodig
zijn ter verdediging van den vaderlandschen grond en deszelfs bewoners ;
dat oorlog een kwaad is, dat wel nooit zal zijn te keeren ; en dat men goed
en bloed moet vei! hebben voor de verdediging van het vaderland ; nadat
ik ook een tijd heb doorleefd van twijfel ten aanzien van de juistheid
dezer stellingen, ben ik dan eindelijk zoover gekomen, dat ik nu als mijn
stellige overtuiging kan uitspreken, dat geen Christen, die oprecht zijn
Heiland lief heeft en in Diens voetspoor wenscht te gaan, eenig part of
deel mag hebben aan de menschonwaardige, meer dan beestachtige, oorlog
voering.
Als belijdend lid der Gereformeerde Kerk in mijn woonplaats ; op politiek
terrein georganiseerd in de Antirevolutionaire Partij en behoorende tot het
antirevolutionaire kiezerskorps, acht ik nu het oogenblik gekomen om ge
tuigenis af te leggen van wat ik zie als de roeping van de Kerk van
Christus op aarde.
Ik wensch dat geheel te doen aan de hand van de beginselen, die mij
leiden, om van meetaf aan er den nadruk op te leggen, dat een' principieele
eisch niet mag worden opgehangen aan den kapstok van het practischmogelijke. Welke toestanden er zouden ontstaan, wanneer de massa der
Christenen in alle landen zou weigeren deel te hebben aan het schandelijke
oorlogsbedrijf, is een vraag, die hier niet ter zake dient.
Ik stel dan voorop, en hierin zal ik ongetwijfeld bij geen der Christenen
op tegenstand stuiten, dat oorlog een gevolg is van de zonde, 't Is een uit
barsting van zondigheid in den mensch. Die zich trouwens eiken dag in
ons leven openbaart in allerlei daden tegen de wet des Heeren en de wetten
des lands, maar dan als individueele overtreding. Diefstal, doodslag, moord
en welke' andere misdrijven ook, komen uit denzelfden wortel op als de
haat die geheele volkeren jegens elkander kan bezielen, en in den gruwe1ijken oorlog drijven, nadat ze door misdadige politici tot dien haat zijn
opgezweept.
...
* u xj.
Nu staat de Christen tegen al die individueele zonde-uitingen toch zo,
dat ze strafbaar zijn ; bestraft moeten worden, en naar het oordeel der
Anti-revolutionaire Partij behoort op moord zelfs de doodstraf te worden
gesteld. Daarmede ben ik het van ganscher harte eens. En bij dat alles is
de Christen ook van meening, dat hij zich van al die vreeselijke zonden
behoort te onthouden, en vooral den haat als de oorzaak van doodslag en
moord in zijn hart moet onderdrukken. Die zijn broeder haat is airede een
doodslager.
...
,, .
Hoe moet de Christen nu staan tegenover den haat die een volk jegens
een genabuurd volk kan bezielen, wanneer misdadige elementen die stem
ming van haat hebben opgewekt, en tegenover den oorlog, die uit zulke
gevoelens onherroepelijk moet voortvloeien? Hij moet, naar mijn meening,
al wat in hem is, aanwenden om dien haat te doen plaats maken voor
waardeering en liefde. Zelf mag hij dus niets doen wat dien haat ook maar
eenigszins zou kunnen aanwakkeren; hij moet er part noch deel aan
hebben ; en hij moet zich ook keeren tegen het geweld, dat uit een dergeliiken haat kan voortkomen.
.
. . ,
Nu weet ik wel, dat de Christen nimmer slagen zal individueele misdaden
te weren en uit te bannen. Zoolang er zonde in de wereld is, zullen deze
gevolgen der zonde ook op de menschheid drukken En het is alleen God
de Heere die eens mt de zonde k de gevolgen der zonde uit Zijn
verheerlijkte schepping zal weren. D e mensch zal d a a n " s l ^ e t n e
Maar dat neemt toch niets weg van zijn roeping om heel zijn leven te
getuigen tegen de zonde en de misdaden, die uit de zonde voortspruiten ?

20

Maar zoo moet de Christen ook handelen jegens die allerschandelijkste


zondeuitbarsting van den oorlog. In oorlog zit niets verheffends, niets
edels, niets menschelijks. Het is toch op zichzelf reeds een onbegrijpelijk
iets, dat beschaafde wezens, als menschen heeten te zijn, hun samenwerken,
hun verkeer plotseling kunnen ter zijde zetten en elkaar met allerlei
vreeselijke wapenen den dood aandoen ? Wie begrijpt dat nu ? Of de
mensch is niets meer dan een beest een deftig beest maar geeft dan
ook logisch van tijd tot tijd toe aan het dierlijk instinct om een nood
zakelijke opruiming te houden onder andere diersoorten, teneinde daar
door voor zichzelf aldus meer bewegingsvrijheid en levensmogelijkheid te
krijgen, f de mensch is werkelijk een mensch naar het beeld Gods, maar
hoe is dan toch ooit met zijn levensroeping overeen te brengen een Godonteerende massamoord, als de oorlog toch in werkelijkheid is ?
Nu weet ik zeer goed, dat de Heere Jezus zelf als het teeken des tijds
voor de laatste dagen vr Zijn wederkomst noemt : de oorlogen en ge
ruchten van oorlogen. Dat Hij ook getuigt van den volkerenhaat, als het
eene volk tegen het andere volk zal opstaan. Maar daarmede is toch door
den Heiland niet bedoeld, dat nu Zijn kinderen m zullen doen aan die
oorlogen ? De veronderstelling is al te godslasterlijk. Heeft de Heere Jezus
al die teekenen des tijds niet opgesomd, om de Zijnen te waarschuwen?
Dat zij zich, als die teekenen komen, temeer als getuigen voor hun Heere
zullen opwerpen, en zich dn vooral onbesmet zullen bewaren van de
wereld ?
Maar waar is dan het getuigenis van ons Christendom ? Tegen al de
oorlogstoebereidselen van onze dagen, ondanks Volkenbond en-weet-ikwat-al-meer, die wel een doolhof lijkt van commissies in commissies ? Waar
is het getuigenis van het Christendom in de jaren 19141918 ? En dan
niet maar z, dat de kerk officieel biduren uitschrijft, en dankuren als de
oorlog voorbij is, en onderwijl degenen, die het Christendom vormen, elkaar
met bommen en granaten en gifgassen beloeren en bestoken en dooden,
en dat nog wel onder aanroeping van den naam des Heeren ?
Ik moet het mijns inziens vreeselijke zeggen : niet de zonde", of die of
deze richting onder de menschen of dit of dat land of deze of gene
machthebber, maar het Christendom, althans het officieele Christendom
draagt de verantwoordelijkheid voor den grooten wereldoorlog van 1914
tot 1918, die meer dan 20 millioen mannen den dood heeft ingejaagd !
Twintig millioen menschenlevens. Dat is het resultaat van de plichtsver
zaking van het officieele Christendom I O ja, ik weet het, in het hart van
elk mensch is voldoende zonde, om de wereld in brand te zetten. Maar
hoe heerlijk had daartegenover niet de kracht van het Christendom kunnen
uitblinken ; van dat Christendom, dat in de twintigste eeuw zoo machtig
was geworden ; dat in staat was den wereldoorlog te verhinderen. Dat had
gekund als in elk land de Christenheid manmoedig neen" had gezegd
tegen het imperialisme en militairisme en de expansiezucht en de politieke
schaakspelers. Dan was het menschelijkerwijze gesproken gedaan geweest
met het kwaad van den oorlog I Of zoo niet, dan had de Christen in elk
geval zijn Heiland tegemoet kunnen treden met de woorden : Gij hebt de
oorlogen en geruchten van oorlogen voorspeld ; wij hebben gedaan wat in
ons vermogen was om den oorlog te keeren. Ontferm U over Uw volk, en
bekeer de wereld en ons van haar en onze zonden.
Maar neen, Christelijke keizers en koningen en staatslieden hebben de
wereld in den vreeselijken volkerenoorlog gedreven, elk daarbij zijn God
aanroepende en om zegen smeekende over zijn wapenen.
Dezer dagen las ik in Het Volk het volgende stukje :
MILITAIRE GLORIE.
In zijn levensherinneringen, door het Handelsblad in uittreksel gepubli
ceerd, herdenkt de voor-oorlogsche Duitsche Rijkskanselier Von Blow
ook zijn aandeel in den Fransch-Duitschen oorlog, dien hij als jonge man
meemaakte. Aldus vertelt hij van een gevecht aan de Somme :
Wij, twintig koningshuzaren, trokken onze sabel en riepen :
hoera !" Ik gaf mijn paard de sporen en was het eerst bij den
vijand. Een Franschman, die op mij mikte, reed ik omver. Terwijl
ik naar hem omkeek en hem, krimpend van pijn, in de richting
van het bosch zag wegloopen, zag ik aan den anderen kant vlak

21

e e n b a j n e t - I k keek in een boos, ja, ver


fnnrnH d e p U U }
toornd en vertrokken gezicht. Thans denk ik er niet aan den
drager van de mij bedreigende bajonet zijn gezicht kwalijk te
" - Z 'J n . gelaatsuitdrukking was in overeenstemming met de
situatie. Mij zal het daarentegen geen verstandig mensch kwalijk
nemen wanneer ik met alle kracht, waarover ik beschikte mijn
tegenstander met mijn sabel doorkliefde. Hij wankelde, tuimelde
om, zonk ineen, rochelde en was dood.
Nadat ik nog een langen en tevreden blik op het lijk van den

Se7adSaSaTnd
Hi^htprc m h V a n

zulke

ik w" 'm kame-

dierlijke gevoelens vormt dan den door vaderlandsche


v e r l 1 eerlijkten en ba oriog op?e-

i s - n i i t s t e v e e l gezegd- Dat een Christen (nu daargeiJpn h f


eerMnwnn b e d o e | d l s lr J den engen zin des woords of meer z, dat het
he"d mede heeft V <r a P n H een
H d a t 3 , 8 h r i s t e , k b e k e nd staat) in verblindic w i t .
gedaan aan den menschenmoord, dien we oorlog" noemen
b e /n n S r a r d l r ' e n . m e n i ^ Christen-soldaat zal zijn levenlang met

sesidti,:^erwienken "hei

hZ e j! a H m Go( ?- S n , a a m e e n mensch met een hart in zijn lichaam


Va"
ik nntr wn i!l
_f V e n d e b a l a n s opmaakt, neerschrijven : Nadat
^ u a l a n 8 r e n en tevreden blik op het lijk van den door mij verslagen
l er n n ^ e Z r p ^ - ' - - H o e i s h e t mogelijk ? Teekent het niet op z'n
Krf
5 , n c h r l s t e l i j k e, demoraliseerende van den oorlog ? Een
tevreden blitt op den door hem vermoorden vijand. En gevouwen handen
en gesloten oogen voor God. Wat een Christenheid ! Satan kan tevreden
zijn over onze z .g. Christelijke wereld !
Nu zal men mij ongetwijfeld tegenwerpen ik ken dat argument al !
als iemand uw woning binnendringt om uw vrouw en kind en u zelf daarbij
, P r H r e n
} e b e r o o v e n , zult g e toch ook, wat van u is,
verdedigen, desnoods door dien onverlaat te dooden ? Welnu : het vader
land met zijn bewoners is n groot gezin. En als nu de vijand binnen
dringt, moet ge datzelfde doen om uw vaderlandschen bodem te verdedigen
wat ge in uw eigen huis zoudt doen.
Maar dat is een argument van niets !
De eerste gedachte onderschrijf ik volkomen, maar die klopt niet op de
oorlogvoering. Iets anders zou 't worden (en z gaat de vergelijking nas
op .) wanneer ik ontdekt heb, dat in den komenden nacht een moord
zuchtig mensch mijn woning zal binnendringen, en ik dan alle maat
regelen neem om hem waardig" te ontvangen, d.w.z. mij met behulp van
anderen verdekt opstel, en den bandiet na zijn binnendringen overval
bind, en b.v. in een kuip vol kokende olie werp, zoodat de indringer op
een ellendige wijze om het leven komt. Als ik dat zou doen ware ik in
dezelfde mate een onmensch als de moordzuchtige, die mijn huis binnen
mocht dnngen. Als ik dat voornemen tijdig ontdek, moet ik de politie waar
schuwen, die dan wel zal zorgen den indringer in te rekenen en te straffen
Zoo staat het nu met de oorlogvoering ook, en dat is het beestachtige,
hen volk wordt tevoren gedrild en toegerust om, als de indringer komt
hem op de meest barbaarsche wijze te vernietigen.
Het gemeene in de oorlogvoering (en dat feit maakt juist de vergelijking
zoo scheef) is de koude berekening : hoe kan ik mijn vijand het beste
ombrengen, met bommen, granaten, gifgassen, mitrailleurvuur en wat er
al meer op dat gebied is ? De lugubere theorie : dat de buik het beste
lichaamsdeel is (gezien de weeke deelen, die zich in den buik bevinden)
voor een bajonetsteek, en dat vooral niet in de borst moet worden gestoken
omdat men dan de kans beloopt, dat de bajonet achter de ribben blijft
vastzitten, moet ieder, die nog een greintje menschelijk gevoel bezit, tot
de erkentenis brengen, dat oorlogvoeren enkel een satanisch bedrijf is en
dat dus nooit en te nimmer eenig doel deze middelen heiligt.
De vergelijking van den indringer in eigen huis gaat ook hierom niet
op, omdat bij dien indringer het kwade opzet voorzit, terwijl in den oorlog
tusschen twee landen, menschen, die niets tegen elkaar hebben, op elkaar

22

worden ingejaagd, en de n den ander moet dooden om zelf niet e-erlnnH


&"" ,te
ChSdoT n't 5,5? S'ndd1z?kS, tZtasr,de,d?inSOOr^ ""
deelhebben van den Christen aan den oorlo- te rechtvaard^en2 w ?1 v6'
gaat het slechts om een verplaatsing van de verantwoordemuh^/nt hl5
Van
eene groep Christenen naar een andere groep msar Wk
f
vallen blijft die verplaatsing van verantwoord?Iiikhp?^ V
"JeeSte ge"
nen. den krmg
der Christenheid, die boven-nationaal is en zoo bliift d
heid dus voor rekening van de Christenheid als eenheid verantwoordeI>jk-

a,s eenheid, daardoor weggenomen ? In geenen deele t We hehhen t/c


als Christendom een gemeenschappelijke srhr.iH
menschdom, maar ook
land de Christenen m^edTzoudendoe aan een'Lnv^6- E" als, in eenigr
laden die Christenen een ontzettende schuld nn 7iJh
P ns 1 ' dan
hebben wij dan ook deel wanneer wii die cLZtl^ Tl die Schu,d
moordePd
wapen zouden bestrijden, inplaats van ze te overtuteen^Lt
mogen hande,en. En als dat niet geeft : dan schadeenlfne?en vernedering
ondergaan om s Heeren wil maar niet pn nn;t
I,
vernedering
naar den broeder , om daa/meTzrLhaaTJe verSSren-S
dat zoo goed als het uwe en het mijne niet van ons f s Z Z J l l C , a a m '
Jezus, die ons naar ziel en lichaam tot Zijn eieendo'm hppft
Heere
met Zijn dierbaar bloed gekocht.
eigendom heeft gemaakt, en

Nooit en te nimmer mag de handgranaat of de gasbom het artrument


zijn, waarmee de eene Christen den andere bewerkt"
argument
Hoe vaak heb ik mij al niet trachten in 'te denken - en tevergeefs
hoe het mogelijk is dat de Christen-soldaat in den oorlog bidt tot fn Gert
- of zou aan het front niet meer gebeden worden ? - en dan vlak daaroo
of onderwijl in de loopgraaf te spieden staat met het geweer in den aansla.
om zoodra in de tegenovergestelde loopgraaf een hoofd boven de bf'
dekking uitkomt daarop los te branden ? Daar zinkt de man neer en in z'n
laatste stuiptrekking zucht hij: Heere Jezus". En de man, die dezen
Christen neerschoot, bid 's avonds, als hij rust heeft en probeert te slapen
hrti?en
" w3? dl".de doodelijk-getroffene in zijn laatste oogenbhkken aanriep. Wat zal Hij, die in den Hemel woont, daarvan zeggen ?
En in wat voor wereld leven we toch ?
t
Nooit meer oorlog ! Deze kreet moet vr alles en juist de kreet eens
1S,niet een symptoom van revolutionaire levens
hp/'h
-Z
beschouwing, maar wel 111 de eerste plaats van een hart dat door God is
bekeerd en dat liefde tot God en zijn naaste als het grondbeginsel der
gansche Wet belijdt. Zoo moet 't tenminste zijn
Maar dan die banier ook opgeheven, en niet en nooit ten spijt van deze
leuze met koortsachtige gejaagdheid gewerkt aan de bewapening van het
In onze twintigste eeuw is een geweldige crisis wie zal ze bezweren ?
ontstaan, en waardoor ? Doordat het Christendom is vastgeloopen in louter
^"ahsme en m de Christenen een geest is gevaren, die het kenmerk van
naar den afgrond.
^ P 6611 W6g' diC SChi6r loodrecht omlaag gaat,
Het Christendom ging zooal niet vooraan in den wereldoorlog om enkel
materieele overwegingen en begeerten, dan toch maar al te gewillig mede
^ep'.,dle. dl5n vreeselijken oorlog ontketenden. En die zwaar bezochte
Christelijke landen hebben niets geleerd en doen nu weer eens zoo hard
opzweePen der boze geesten, die straks hun overwinning
vieren ^n"
d l , ? ^Tmo 2.rlog:' dle no- vreeselijker dreigt te worden dan
E" terwiJI met de Westersche beschaving" het
Christendom'V h ,f
deze ,WIJze ten doode wijdt, komt uit het verre
Oosten
hZ 4.
b e s c h a v i n o - ? a c h t Pzetten. d i e d e laatste resten van onze
beschaving en ons Christendom onder den voet zal Ioopen.
enzy.... de oprechte Christenen zich bijtijds bezinnen en over alle

23

grenzen heen elkaar de hand reiken en naar alle windrichtingen hun geschal
laten hooien : Nooit meer oorlog".
Daartoe wend ik mij als lid eener Geref. Kerk tot al de Raden der Ge
reformeerde Kerken in Nederland.
Mogen onze Kerken beseffen, dat zeker niet langs den weg van individueele dienstweigering, maar van de Kerk van Christus, als het lichaam
des Heeren, dat niet langer ontheiligd en geschonden mag worden, de daad
moet uitgaan, die heel het Christendom mobiliseert voor den heiligen oorlog
tegen den onheiligen oorlog, en dan niet met wapengeweld, maar met het
opgeheven Woord des Heeren, dat den storm kan doen bedaren ; ook den
storm van onzen goddeloozen tijd !
Broeders Predikanten en Ambtsdragers ! Laat van U als Raad der Kerk
het voorstel naar de meerdere vergaderingen gaan, dat de Gereformeerde
Kerk in Nederland in Generale Synode bijeen, besluite eerst nationaal, en
daarna ook internationaal contact te zoeken met de andere kerken, opdat
het gansche Christendom vertegenwoordigd in de Generale en Algemeene
Synode der kerken, dat ne parool over heel de wereld late hooren : Om
Gods wil, om Christus wil, nooit meer oorlog ! Die den Heere Jezus lief
heeft, sta af van het God- en menschonteerend wapengeweld van de vreeselijke menschenslachting : de oorlog !
Geve God, dat dit oogenblik kome, en deze wensch in vervulling moge
gaan !
Ik verzoek U beleefd mij met het besluit van Uwen Raad in kennis te
stellen.
Met heilbede en broedergroet
H. L. VAN BRUGGEN.
De Bilt, Westerlaan 16, 11 Nov. 1930.
(Wapenstilstandsdag.)

Heeft de inhoud van deze brochure uw instemming ?


Z o u d t g e U d a n n i e t a a n s l u i t e n bij d e G e r e f o r m e e r d e
Vereeniging voor Daadwerkelijke Vredesactie?
A d r e s v o o r a a n m e l d i n g of inlichtingen : H. L. VAN BRUGGEN,
Voorzitter d e r V e r e e n i g i n g , W e s t e r l a a n 1 6 , D e Bilt.

24

Bestelt bil ons onderstaande vredeslectuur:


(mede verkrijgbaar in den boekhandel)

LEO VAN

Ontwapend

BREEN,

Hoorspel van de vrede in tien tonelen. Een fel ge


schreven werkje, dat een beeld wil geven, hoe een
eventueele mobilisatie in groote lijn werkelijk zal gaan
in de toekomst.
Keurig uitgevoerd met omslagteekening.
Prijs 95 cent.

M. HAAS,

Van Oorlogsjammer en Vredeszegen


Bloemlezing (literair en propagandistisch), met een voor
woord van Ds. J. B. Th. Hugenholtz, Ammerstol.
Onontbeerlijk materiaal voor vredesvrienden en het
onderwijs.
Prijs ingenaaid f 1,95, gebonden f 2,95.

H. L. VAN Van het zwaard, dat de overheid


BRUGGEN. D
Een nadere uiteenzetting van het standpunt van den
schrijver van de brochure: Christus Kerk... tegen
den Oorlog", met een weerlegging van de ingekomen
critiek uit Gereformeerden kring. Groot 40 pagina's.
Prijs 40 cent.

SCHERMER S DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ


POSTBUS 11 - BOLSWARD - GIRO 33780

You might also like