Professional Documents
Culture Documents
INHOUDSOPGAVE
CKE-muziekschool
CKE-muziekschool
ALGEMENE MUZIEKLEER
VOOR HET A-EXAMEN
CKE-muziekschool
DE SLEUTELS
Wanneer er een aan het begin van een notenbalk een sleutel staat, kunnen we duidelijk
zien welke noot door de sleutel wordt aangegeven. De G-sleutel wijst de plaats van de G
aan. Bij veel melodieinstrumenten, zoals fluit, viool en trompet, lezen we de noten van
een notenbalk met een G-sleutel.
De F-sleutel wijst de plaats van de F aan. Bij veel basinstrumenten, zoals contrabas,
trombone of fagot, lezen we de noten van een notenbalk met een F-sleutel.
Het komt ook vaak voor dat we de noten lezen van een dubbele notenbalk, dus met een
G-sleutel en ook een F-sleutel.
Dit doen we ondermeer bij een piano, een orgel en een keyboard.
Een dirigent leest vaak de noten van een hele rij notenbalken. Hierbij zijn er vaak
meerdere balken met een G-sleutel en een F-sleutel.
CKE-muziekschool
Voor instrumenten die gebruik maken van beide sleutels beide notenbalken ( je ziet wel
dat je sommige noten zowel op de bovenst als opde onderste balk kunt opschrijven):
CKE-muziekschool
NOTEN EN RUSTEN
Op deze bladzijde zie je hoe de verschillende soorten noten heten en hoelang ze duren
in een vierkwartsmaat.
Let op de betekenis van de punt achter een noot en het gebruik van de bindingsboog:
CKE-muziekschool
VOORTEKENS
Kruizen, Mollen en Herstellingstekens noemen we voortekens.
Een kruis voor een noot betekent dat die
noot een halve toon hoger gespeeld moet
worden. Op de toetsen gaan we dan 1 stapje omhoog, dus naar
rechts. Meestal wordt die toets een zwarte, maar een witte kan
ook. De noot krijgt dan ook een nieuwe naam: achter de oude
naam komt -is. G wordt dus Gis; B wordt Bis en F wordt Fis.
Spreek de namen uit als: sies, bies, fies enzovoort.....
Een mol voor een noot betekent dat die noot een halve toon lager
gespeeld moet worden. Op de toetsen gaan we dan 1 stapje omlaag,
dus naar links. Meestal wordt die toets een zwarte, maar een witte
kan ook. De noot krijgt ook een nieuwe naam: achter de oude naam
komt es.
G wordt dus Ges; D wordt Des en B wordt Bes.
Maar ...... E wordt Es en A wordt As.
Er zijn vaste en toevallige voortekens.
Vaste voortekens staan aan het begin van iedere regel, vlak achter de sleutel. Ze gelden
voor de hele regel.
1 kruis aan de sleutel betekent: alle F's worden FIS. 1 mol aan de sleutel betekent: alle
B's worden BES.
Toevallige voortekens komen af en toe voor in een muziekstuk. Ze zijn slechts 1 maat
geldig.
Een herstellingsteken voor een noot wil zeggen dat het voorafgaande kruis of mol vervalt.
CKE-muziekschool
HERHALINGSTEKENS
In een muziekstuk worden vaak herhalingstekens gebruikt. Het gewone herhalingsteken
herken je aan een dikke streep, een dunne streep en twee puntjes. Deze aanduiding
betekent dat je het voorafgaande deel nog een keer moet spelen vanaf het begin.
Wanneer het tegengestelde teken er staat, met de puntjes de andere kant op, dan moet
je vanaf
Vaak wordt er bij een herhalingsteken gebruik gemaakt van vakje 1 en vakje 2. Je ziet ze
in het voorbeeld. Bij de herhaling moet je vakje 1 overslaan en verder gaan bij vakje 2.
In het grote notenvoorbeeld zie je ook de aanduiding Da Capo (D.C.) staan. Dit betekent:
vanaf het begin. Vaak wordt de aanduiding opgeschreven als Da Capo al Fine. Dit
betekent: vanaf het begin en stoppen bij de aanduiding Fine (=einde).
Het Segno-teken komt
Dal
CKE-muziekschool
HERHALINGSTEKENS - OVERZICHT
Op deze bladzijde zie je nog een keer alle herhalingstekens.
Telkens n of een paar tekens apart op n regel.
Met behulp van de letters A, B, C en D wordt aangegeven hoe
de volgorde is van de delen die je moet spelen.
AA
ABB
ABA
ABCB
ABAC
ABAC
ABCBD
10
CKE-muziekschool
DYNAMIEK
Dynamiek betekent toonsterkte; het verschil tussen hard en zacht.
De sterkte van de klank, het volume, kun je regelen door je manier van spelen.
In een muziekstuk gebruiken we verschillende tekens om aan te geven hoe hard of hoe
zacht we moeten spelen.
11
CKE-muziekschool
TEMPO AANDUIDINGEN
Om aan te geven in welk tempo we een muziekstuk moeten spelen, kunnen we
verschillende woorden gebruiken.
In de klassieke muziek gebruiken we meestal de officiele Italiaanse woorden. In de lichte
muziek en de popmuziek maken we vaak gebruik van de Engelse benamingen.
In het voorbeeldje hieronder zie je boven het muziekstukje de aanduiding: langzaam, en
dan:
kwartnoot = 80. Dit betekent dat je het stuk in een tempo moet spelen van 80
kwartnoten per minuut.
Woorden die we heel vaak tegenkomen in een muziekstuk en die te maken hebben met
het tempo zijn:
allegro = snel en levendig
andante = gaande (dus een rustig tempo)
adagio = langzaam
rit. riten. of ritenuto = vertragen, (geleidelijk) langzamer gaan spelen
a tempo = weer in hetzelfde tempo spelen als eerst.
Het boogje met de punt eronder, in de laatste maat van het voorbeeld is een fermate.
Een fermate boven een noot betekent dat je deze langer mag aanhouden dan de
aangegeven waarde.
12
CKE-muziekschool
ARTICULATIE
Articulatie is het wel of niet gebonden spelen van de noten.
Wanneer we spreken bedoelen we met articulatie het goed en duidelijk uitspreken van
de woorden, zodat het voor iedereen goed is te verstaan. In de muziek gebruiken we ook
articulatie en bedoelen daar eigenlijk een beetje hetzelfde mee. Sommige melodien
klinken het beste wanneer ze gebonden worden gespeeld en andere melodien, of delen
daarvan klinken het best wanneer ze kort worden gespeeld, of wanneer er een
combinatie wordt gemaakt van kort en gebonden.
De aanduidingen voor gebonden spelen (=legato)
en kort spelen (=staccato),
komen heel vaak voor.
13
CKE-muziekschool
INTERVALLEN
14
CKE-muziekschool
MAATSOORTEN OVERZICHT
twee halven maat 2 tellen in iedere maat. De halve noot duurt 1 tel.
15
CKE-muziekschool
DE OPMAAT
Wanneer een muziekstuk met een onvolledige maat begint, noemen we dat een opmaat.
Zo'n muziekstuk eindigt dan ook weer met een onvolledige maat. De begin- en eindmaat
vormen samen weer een volledige maat. In het voorbeeldje op deze bladzijde zie je een
beginmaat waar maar 1 tel in staat. De slotmaat heeft er 3. Samen vormen ze dus een
volledige 4/4-maat van 4 tellen.
Hoe ontstaat nu zo'n opmaat, is dat nu nodig? Wanneer we spreken, geven we de ene
lettergreep een klemtoon, een accent, en de andere niet. Wanneer we de klemtonen op
andere plaatsen zouden leggen, klinkt dat heel gek. Het is dus een heel natuurlijke
manier van spreken wanneer we de woorden en lettergrepen de juiste klemtonen geven.
Een melodie uit een muziekstuk heeft ook altijd klemtonen. De klemtonen of accenten
liggen in een muziekstuk altijd op de eerste tel. In het voorbeeld zijn ze aangegeven met
accenttekentjes (" > "). Wanneer we spreken, beginnen we soms met een lettergreep die
geen klemtoon heeft; lees de tekst uit het voorbeeld maar eens op. Zo kan een
muziekstuk ook beginnen met een noot die geen accent krijgt.
Bij een liedje, zoals in het voorbeeld, horen tekst en muziek helemaal bij elkaar. Om het
goed te laten klinken moeten de accenten van de melodie op dezelfde plaats komen als
die van de maatsoort. Het eerste woordje "In" heeft geen accent. De lettergreep "Hol-"
juist wel, dus die lettergreep moet op de eerste tel van de maat komen te staan. Het
woordje "in" moet dus daarvoor komen, dus op de 4e tel. Zo is dan de opmaat ontstaan.
16
CKE-muziekschool
DE STAMTONENREEKS EN DE TOONLADDER
Hieronder zie je de stamtonenreeks.
Dit is de rij van tonen, van laag naar hoog, zonder gebruik van kruisen of mollen.
We beginnen op C en eindigen op C.
De stamtonenrij is gelijk aan de toonladder van C en past precies in een oktaaf.
17
CKE-muziekschool
Nederlands:
Italiaans:
Nederlands:
Italiaans:
snel
langzaam
gaande
vertragen
in 't zelfde tempo
allegro
adagio
andante
ritenuto
a tempo
einde
vanaf 't begin
teken
eindstuk
toonsafstand
fine
da capo
segno
coda
interval
sterk
zacht
matig sterk
matig zacht
zeer sterk
zeer zacht
geleidelijk sterker
forte
piano
mezzoforte
mezzo piano
fortissimo
pianissimo
crescendo
decrescendo,
diminuendo
gebonden
kort, ongebonden
legato
staccato
geleidelijk zachter
18
CKE-muziekschool
ALGEMENE MUZIEKLEER
VOOR HET B-EXAMEN
19
CKE-muziekschool
TEMPO AANDUIDINGEN
Om aan te geven in welk tempo we een muziekstuk moeten spelen, kunnen we
verschillende woorden gebruiken. In de klassieke muziek gebruiken we meestal de
officile Italiaanse woorden. In de lichte muziek en de popmuziek maken we vaak
gebruik van de Engelse benamingen.
In het voorbeeldje hieronder zie je boven het muziekstukje de
aanduiding: langzaam, en dan: kwartnoot = 80. Dit betekent
dat je het stuk in een tempo moet spelen van 80 kwartnoten
per minuut.
Het juiste tempo kun je gemakkelijk vinden met de metronoom,
een apparaatje wat rond 1800 is uitgevonden door Maelzel.
In het schema hieronder zie je een overzicht van de hoofdtempi (tempi is meervoud van
tempo)
Leer de benamingen in het Engels en Italiaans uit je hoofd:
Nederlands:
Engels:
Italiaans:
Zeer Langzaam
Langzaam
Matig
Snel
Zeer Snel
Very Slow
Slow
Moderately
Fast
Very Fast
Largo
Adagio
Moderato
Allegro
Presto
20
CKE-muziekschool
INTERVALLEN
21
CKE-muziekschool
Er gaan nu dus drie achtste noten in een hele tel, in plaats van twee achtsten.
Alleen is de duur van een triool-noot natuurlijk korter dan die van een gewone achtste
noot.
22
CKE-muziekschool
MAATSOORTEN EN RITME -
SYNCOPEN
Soms komt het in een muziekstuk voor, dat er met behulp van een bepaald ritme, een
verschuiving van de accenten plaatsvindt. Zo'n accentverschuiving noemen we een
syncope. Een syncope ontstaat wanneer een beklemtoond maatdeel wordt verbonden
met een niet-beklemtoond maatdeel, wat daarvoor komt.
Bij beide voorbeelden zie je boven de noten de normale accenten aangegeven.
Er onder staan de accenten die zijn ontstaan als gevolg van de syncopen.
In voorbeeld 1 zorgt de overgebonden c er voor dat het accent van de 1e tel van maat 2,
verschuift naar de 4e tel van maat 1.
Een maat verder gebeurt hetzelfde, maar daar wordt het accent verschoven naar de
tweede helft van de 4e tel.
In voorbeeld 2 wordt door de overgebonden d het accent van de 1e tel verschoven naar
de 3e tel van maat 1.
23
CKE-muziekschool
MAATSOORTEN EN RITME -
HET SWINGRITME
In de lichte muziek, vooral in de jazz, komt vaak het swingritme voor, ook wel genoemd,
swingfeeling of triolenfeeling. Bij het swingritme worden gelijke achtste noten allemaal
lang-kort-lang-kort gespeeld. De notatie van dit ritme is nogal verschillend.
In het eerste voorbeeldje zie je een rij gelijke achtste noten. Normaalgesproken zou je
die ook allemaal even lang moeten spelen, maar omdat er "swing" boven het stukje staat
wordt er verwacht dat je de melodie in het swingritme speelt.
In het derde voorbeeld tenslotte, zie je de notatie die precies weergeeft hoe je het ritme
moet spelen. Er wordt hier gebruik gemaakt van triolen. In dit geval de achtsten-triool.
Telkens krijgt de eerste noot de waarde van twee achtste noten en de tweede noot de
waarde van n achtste. De naam triolenfeeling is nu ook gemakkelijk te verklaren.
Hoewel de notatie geheel correct is, wordt hij niet zo vaak gebruikt. De haakjes met de
drietjes daarboven maken het geheel een beetje druk en daarom onoverzichtelijk.
Het is belangrijk dat je begrijpt hoe het ritme in elkaar zit en dat je het gevoel ontwikkelt
om het op de juiste manier te spelen.
24
CKE-muziekschool
MAJEUR EN MINEUR
Majeur is een ander woord voor groot en mineur is een ander woord voor klein.
In de muziek hebben de woorden groot en klein te maken met de terts,
het interval tussen de 1e en 3e toon van de toonladder.
Dit interval maakt dat een majeur-toonladder geheel anders klinkt dan een mineurtoonladder.
25
CKE-muziekschool
DE MINEUR-TOONLADDER VAN A
Op deze bladzijde laten we zien hoe de mineurtoonladder wordt afgeleid van de
majeurtoonladder. We schrijven eerst de majeurtoonladder op, zoals we die kennen. We
gebruiken als voorbeeld de toonladder van C-majeur en we schrijven hem op over twee
oktaven. We beginnen nu te spelen op de 6e toon (de A) en stoppen ook weer op de A.
De nieuwe toonladder, de toonladder van A-mineur loopt nu van A tot A en bestaat uit
dezelfde tonen als de toonladder van C. Maar de volgorde is anders en daarom klinkt de
nieuwe toonladder ook helemaal anders. Dit komt omdat de afstanden tussen 1e, 2e, 3e
toon, enzovoort, geheel anders zijn dan bij de majeurtoonladder. Je kunt dit in het
voorbeeld goed bekijken.
26
CKE-muziekschool
PARALLELLEN
Twee toonladders worden elkaars parallel genoemd wanneer ze van elkaar zijn afgeleid
en bestaan uit dezelfde tonen. Ze hebben dus ook hetzelfde aantal voortekens.
Wanneer we van de stamtonenreeks, dus van de toonladder van Cgroot, de parallel zoeken, vinden we A-klein. Onthou in ieder geval
deze twee toonladders: C en A !!
Onthou ook dat de majeurtoonladder, C-groot, altijd boven ligt en de
mineurtoonladder, A-klein, onder. Het interval tussen C en A is een KLEINE TERTS.
Hoe heet de parallel van D-groot? Hiervoor moet je dus een kleine terts naar beneden en
dat is B. De parallel van D-groot is dus B-klein.
Hoe heet de parallel van G-klein? Hiervoor moet je nu een kleine terts omhoog en dat is
Bes. De parallel van G-klein heet dus Bes-groot.
Hoe heet de parallel van C-klein? Nu moet je een kleine terts omhoog en dat is Es.
De parallel van C-klein is dus Es-groot.
Gebruik voor het uitrekenen van een grote of kleine terts altijd het overzicht van de
stamtonenreeks en leer uit je hoofd: grote terts is 2x een hele toon en: een kleine terts is
een afstand van 1 hele + 1 halve toon. Je kunt dit overzicht ook gebruiken bij het
uitzoeken en opschrijven van andere grote-terts toonladders.
27
CKE-muziekschool
28
CKE-muziekschool
Tenslotte zie je hier de parallelle mineurtoonladder van C-groot: A-mineur ofwel A-klein:
C-groot en A-klein zijn elkaars parallellen omdat ze zijn opgebouwd uit dezelfde tonen.
We kunnen ook zeggen dat ze van elkaar zijn afgeleid. Van twee parallelle toonladders
ligt de mineurladder altijd een kleine terts onder de majeurladder:
29
CKE-muziekschool
DE CHROMATISCHE TOONLADDDER
30
CKE-muziekschool
AFKORTINGEN
Door dit teken te gebruiken wordt voorkomen dat er heel veel hulplijnen moeten worden
gebruikt.
Soms wordt er geen stippellijn gebruikt, maar staat op de plaats waar de oktavering moet
eindigen de aanduiding "loco".
Een ander voorbeeld van een afkorting is het teken hieronder. Het betekent dat in de
maat met deze aanduiding hetzelfde moet worden gespeeld als in de voorgaande maat.
Wanneer er een cijfer boven een hele rust geplaatst wordt, wil dit zeggen dat er zoveel
maten rust moeten worden gehouden. Het teken komt meestal voor in muziekstukken
voor meerdere instrumenten.
31
CKE-muziekschool
In voorbeeld 1 eindigt het stukje met een F. We kunnen nu zeggen dat het stukje in de
toonsoort F staat. Wanneer we een paar maten terugkijken zien we telkens een A als
terts; een grote terts dus. Het stukje staat dus in F-majeur, ofwel F grote terts of kortweg
F-groot.
Het stukje in voorbeeld 2 eindigt met een G. De toonsoort is dus G. Wanneer we een paar
maten terugkijken zien we telkens een B als terts; een grote terts dus. Het stukje staat
dus in G-majeur, ofwel G grote terts of kortweg G-groot.
In voorbeeld 3 eindigt het stukje met een D. We kunnen nu zeggen dat het stukje in de
toonsoort D staat. Wanneer we terugkijken zien we een F als terts; een kleine terts dus.
Het stukje staat dus in D-mineur, ofwel D kleine terts of kortweg D-klein.
Voor het B-examen moet je de toonsoort van een stuk kunnen bepalen t/m 3 kruisen en
mollen, voor C t/m 5 kruisen en mollen en voor D van alle toonsoorten.
Het is hierbij handig om ook de volgorde van de toonladders met hun voortekens te
kennen. Je kunt ze met behulp van de kwintencirkel leren onthouden.
32
CKE-muziekschool
Nederlands:
Engels:
Italiaans:
Zeer Langzaam
Langzaam
Matig
Snel
Zeer Snel
Very Slow
Slow
Moderately
Fast
Very Fast
Largo
Adagio
Moderato
Allegro
Presto
Nederlands:
Italiaans:
Nederlands:
Italiaans:
vertragen
ritardando,
ritenuto
toonsafstand
interval
a tempo
einde
fine
accelerando
andante
vivace
da capo
segno
coda
molto
poco
ottava
majeur
mineur
chromatisch
gebonden
legato
staccato
forte
piano
mezzoforte
mezzo piano
fortissimo
pianissimo
crescendo
decrescendo,
diminuendo
33
CKE-muziekschool
ALGEMENE MUZIEKLEER
VOOR HET C-EXAMEN
34
CKE-muziekschool
VOORTEKENS
Dubbelkruizen en dubbelmollen
Enharmonische gelijkheid
Het kan voorkomen dat er in een stuk een aantal vaste kruizen aan de sleutel staan en
dat er op een toon, waarvoor al een kruis staat, ook nog eens een toevallige verhoging
wordt toegepast.
In dat geval wordt er een dubbelkruis genoteerd. De genoteerde toon wordt dan een hele
toon verhoogd en krijgt ook een nieuwe naam.
Een f met een dubbelkruis heet dan fis-is en mag niet g worden genoemd!
Zo kan het ook voorkomen dat er in een stuk een aantal vaste mollen aan de sleutel
staan en dat er op een toon, waarvoor al een mol genoteerd staat, ook nog eens een
toevallige verlaging wordt toegepast.
In dat geval wordt er een dubbelmol genoteerd. De genoteerde toon wordt dan een hele
toon verlaagd en krijgt ook een nieuwe naam.
Een b met een dubbelmol heet dan bes-es en mag niet a worden genoemd!
35
CKE-muziekschool
DE KWINTENCIRKEL
De toonladder van C-majeur heeft geen kruizen en mollen.
Die van G heeft 1 kruis en die van D heeft 2 kruizen.
Telkens vinden we de volgende toonladder door een kwint omhoog te gaan.
De toonladder van F heeft 1 mol, die van Bes heeft er 2 en die van Es heeft er 3.
De volgende toonladder ligt telkens een kwint lager.
Wanneer we vanaf C telkens een kwint omhoog gaan, komen we vanzelf weer op
dezelfde C terecht. We hebben dan alle 12 toonladders gehad.
Deze zetten we in een schema. Dat schema heet de kwintencirkel:
36
CKE-muziekschool
DE KWINTENCIRKEL - HULP
Zo je weet staan in de kwintencirkel alle toonladders in volgorde van het aantal kruizen
en mollen. De afstand van de begintoon van de ene toonladder naar die van de volgende
is telkens een reine kwint. Dit kun je natuurlijk gewoon uitrekenen, maar het zinnetje in
het onderstaande vak kan je helpen.
37
CKE-muziekschool
ARTICULATIE
De noten onder de bogen worden legato (gebonden) gespeeld. Maak aan het einde van
een boog even een "adem-opening".
Bij staccatospel worden er punten onder of boven de noten geplaatst. Ze betekenen dat
de noten kort moeten worden gespeeld, dus geheel ongebonden.
Een rij kwartnoten, die staccato wordt gespeeld, kun je je het best voorstellen zoals op
het voorbeeld; dus achtste noten, met daartussen achtste rusten.
Vaak komt een combinatie van legato en staccato voor. In het voorbeeld worden de
eerste drie noten gebonden gespeeld. De laatste van het groepje wordt kort afgebroken,
maar wordt wel gebonden aan de eerste twee gespeeld. De vierde noot staat helemaal
los van de rest.
Bij de speelmanier portato, ook wel genoemd non-legato (niet gebonden) worden de
noten niet gebonden gespeeld, maar ook niet echt kort. Het zit er tussenin. Na iedere
noot volgt een kleine opening, maar de noot zelf verliest heel weinig van z'n lengte.
Portato wordt aangegeven
op de volgende manieren:
- Een streepje en een punt
boven of onder de noot
- Een streepje boven of onder de noot
- Een boog en punten
boven of onder de noten.
38
CKE-muziekschool
OVERZICHT INTERVALLEN
We maken onderscheid tussen consonante en dissonante intervallen. Consonante
intervallen klinken stabiel en harmonieus. Dissonante intervallen zijn instabiel en
willen graag oplossen naar een andere samenklank.
De overmatige kwart lost naar buiten op, de verminderde kwint naar binnen.
Let speciaal op de aanduidingen groot, klein, rein, verminderd en overmatig!
39
CKE-muziekschool
- In het tweede voorbeeld zie je de gelijknamige toonladder van C-groot: C-klein dus.
- Om van een majeurladder zijn gelijknamige mineurladder te maken,
verlaag je de 3, 6 en 7.
- Alle intervallen zijn nu klein of rein, behalve de secunde, deze blijft groot.
40
CKE-muziekschool
41
CKE-muziekschool
Wanneer van een interval de bovenste toon verhoogd wordt, wordt het interval groter.
Wanneer van een interval de onderste toon verhoogd wordt, wordt het interval kleiner.
Wanneer van een interval de bovenste toon verlaagd wordt, wordt het interval kleiner.
Wanneer van een interval de onderste toon verlaagd wordt, wordt het interval groter.
42
CKE-muziekschool
PARALLEL EN GELIJKNAMIG
1. De parallelle mineur toonladder. Deze loopt van de 6e tot de 6e toon.
Hij begint dus een kleine terts onder de begintoon van de majeurladder.
De tonen van de parallelle mineurladder zijn dezelfde als die van de
majeurladder:
Wanneer je een harmonische of melodische toonladder moet noteren, onthoud dan dat
je k te maken hebt met 3, 6 en 7: De terts is bij mineur altijd klein en bij harmonisch
verhogen we de 7e toon, bij melodisch de 6e en 7e en dalend hersteld.
43
CKE-muziekschool
AKKOORDEN
EEN OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE DRIEKLANKEN
Klassieke
naam:
naam
Lichte muz:
grote
drieklank
majeur
akkoord
kleine
drieklank
mineur
akkoord
verminderde
drieklank
dimakkoord
overmatige
drieklank
overmatig- of
plus-akkoord
Symbool:
Samenstelling:
44
CKE-muziekschool
45
CKE-muziekschool
Nederlands:
Engels:
Italiaans:
Zeer Langzaam
Langzaam
Matig
Snel
Zeer Snel
Very Slow
Slow
Moderately
Fast
Very Fast
Largo
Adagio
Moderato
Allegro
Presto
Nederlands:
Italiaans:
Nederlands:
Italiaans:
vertragen
langzamer
weer in 't zelfde
tempo
versnellen
rustig, gaande
levendig
enigzins levendig
zangerig
lieflijk, zacht
ritardando
ritenuto
toonsafstand
einde
interval
fine
a tempo
da capo
accelerando
andante
vivace
allegretto
cantabile
dolce
sterk
zacht
matig sterk
matig zacht
zeer sterk
zeer zacht
forte
piano
mezzoforte
mezzo piano
fortissimo
pianissimo
teken
eindstuk
met halve tonen
zeer, veel
een beetje
oktaveren
groot
klein
meer
minder
segno
coda
chromatisch
molto
poco
ottava
majeur
mineur
piu
meno
legato
geleidelijk sterker
crescendo
gebonden
kort, niet
gebonden
geleidelijk zachter
decrescendo,
diminuendo
niet gebonden
non-legato, portato
staccato
46
CKE-muziekschool
ALGEMENE MUZIEKLEER
VOOR HET D-EXAMEN
47
CKE-muziekschool
Bij de 9/8-maat kan er sprake zijn van een regelmatige maatsoort, maar ook van een
onregelmatige.
Aan de accent-tekens (>) kun je de verschillen duidelijk zien.
48
CKE-muziekschool
VORMLEER DE LIEDVORM
A B
AB
ABA
Het tempo van een stuk in liedvorm is vaak vrij langzaam, maar kan ook sneller zijn.
Schematisch ziet de driedelige liedvorm er zo uit:
49
CKE-muziekschool
VORMLEER -
DE POPSONG
De popsong is een typische muziekvorm die niet in het klassieke tijdperk thuishoort,
maar die er wat betreft de vorm wel veel mee te maken heeft.
In een popsong treffen we eigenlijk altijd de delen couplet en refrein aan. Vaak is er ook
sprake van een intro, een soort voorspel, voordat het eerste couplet begint.
Na twee of drie keer de afwisseling van couplet en refrein, komt meestal een soort
overgang die we bridge noemen.Deze kan moduleren, maar het hoeft niet.
Na die overgang kan het refrein verder gaan, maar komt soms ook een volgend couplet,
wat dan weer gevolgd wordt door het refrein. Meestal wordt het laatste refrein een keer
herhaald, soms nog vaker.
De popsong wordt vaak besloten met een slotakkoord na het refrein, of wordt
"weggedraaid" tijdens het laatste refrein. Dat wil zeggen dat door middel van een "fadeout" het volume steeds zachter wordt, totdat er niets meer over is.
Maar ook kan de song eindigen met een speciaal slotdeel, het coda, letterlijk het
staartstuk. In het schema hieronder zie je twee voorbeelden van de totale vorm.
50
CKE-muziekschool
VORMLEER -
HET MENUET
Het MENUET is een oude Franse dans, die in een driekwartsmaat geschreven is.
Het tempo is vrij rustig.
Vroeger werd er op het menuet ook werkelijk gedanst.
51
CKE-muziekschool
VORMLEER -
HET RONDO
Het RONDO is een muziekstuk met een soort refrein-couplet afwisseling alleen dan
uitgebreider.
Het rondo kan voorkomen als zelfstandig stuk, maar kan ook een onderdeel van een
sonate of symfonie zijn.
Bij een rondo begint het eerste thema, gevolgd door het tweede, dan komt weer het
eerste, dan volgt het derde, enzovoort.
Het rondo begint en eindigt altijd met het A-thema en kan heel verschillend van lengte
zijn.
A - B - A - C - A - D - A - E - A - enzovoort.
A - B - A - C - A - B - A.
52
CKE-muziekschool
VORMLEER -
DE SONATE
De SONATE is een vrij lang stuk voor een solo-instrument of een kleine groep
instrumenten.
Het is een stuk dat meestal uit 3 delen bestaat, soms 4.
53
CKE-muziekschool
VORMLEER -
DE SYMFONIE
54
CKE-muziekschool
Klassieke
naam:
Lichte muziek
naam:
grote
drieklank
majeur
akkoord
kleine
drieklank
mineur
akkoord
Symbool: Samenstelling:
verminderd dim-akkoord
e drieklank
overmatige
drieklank
overmatig
akkoord of
plus-akkoord
55
CKE-muziekschool
AKKOORDEN -
Klassieke naam:
Lichte muziek
naam:
groot septiem
akkoord
majeur 7
akkoord
klein septiem
akkoord
mineur 7
akkoord
dominant
septiem
akkoord
7 akkoord of
septiemakkoord
Symbool: Samenstelling:
verminderd
septiem
akkoord
dim akkoord of
dim7 akkoord
56
CKE-muziekschool
Nederlands:
Engels:
Italiaans:
Zeer Langzaam
Langzaam
Matig
Snel
Zeer Snel
Very Slow
Slow
Moderately
Fast
Very Fast
Largo
Adagio
Moderato
Allegro
Presto
Nederlands:
Italiaans:
Nederlands:
Italiaans:
vertragen
langzamer
weer in 't zelfde
tempo
versnellen
rustig, gaande
levendig
enigzins levendig
zangerig
lieflijk, zacht
ritardando
ritenuto
toonsafstand
einde
interval
fine
a tempo
da capo
accelerando
andante
vivace
allegretto
cantabile
dolce
sterk
zacht
matig sterk
matig zacht
zeer sterk
zeer zacht
forte
piano
mezzoforte
mezzo piano
fortissimo
pianissimo
teken
eindstuk
met halve tonen
zeer, veel
een beetje
oktaveren
groot
klein
meer
minder
segno
coda
chromatisch
molto
poco
ottava
majeur
mineur
piu
meno
legato
geleidelijk sterker
crescendo
gebonden
kort, niet
gebonden
geleidelijk zachter
decrescendo,
diminuendo
niet gebonden
non-legato, portato
staccato
57