Professional Documents
Culture Documents
REFERAAT
gehouden op de
H. A. BURGERS
Adj. O. O. -
I 8 R. I.
Prijs 10 cent,
Uitgave van Pro Rege", bureau Arnhem.
was?*
REFERAAT
gehouden op de
H. A. BURGERS
Adj. O. O. I 8 R. I.
Prijs 10 cent,
Uitgave van Pro Rege", bureau Arnhem.
L. S.
Gevolg gevende aan de uitnoodiging der algemeene vergade
ring van Pro Rege, gehouden den 19 Februari 1918 te Arnhem,
heb ik de eer U hierbij aan te bieden het door mij in die bij
eenkomst gehouden referaat.
Aangezien het slechts als een inleiding ter bespreking op die
vergadering was bedoeld, kan uit den aard der zaak dit ge
schrift niet volledig zijn.
Mogelijk kan het dienen tot bespreking op de gewone ver-r
gaderingen.
Overtuigd, dat niet in de beginselen die het verderf aan
brengen, maar in den eerbied voor recht en historie en in het
Christelijk beginsel de beste waarborgen gelegen zijn voor de
innerlijke versterking onzer volkskracht (leger en vloot), heb
ik volle vrijmoedigheid dit geschrift ter lezing aan te bevelen.
God stelle het nog voor velen ten zegen.
H. A. BURGERS,
Adjudant-ond.off.
A R N H E M , 25 Februari 1 9 1 8 .
PRO REGE"
Op wacht bij Uw Vaan.
KAMERADEN.
Het is niet zonder aarzeling dat ik gevolg geef aan de uitnoodiging, thans dit onderwerp in bespreking te brengen. Door
de snelle ontwikkeling der dingen is veel veranderd en onzeker
geworden en vaste lijnen voor den arbeid op zedelijk-godsdienstig terrein zijn moeilijk aan te geven.
Het machtig wereldgebeuren dezer dagen drukt als het ware
zijn stempel op al het bestaande. Veel, ook op geestelijk terrein,
zal geleid moeten worden in de nieuwe banen die zich ont
wikkelen.-En toch.... wij mogen niet langer wachten, geen
dag, om met vollen ernst en jeugdig vuur de behartiging der
geestelijke belangen voor te staan inzonderheid onder onze
militairen , opdat door den geweldigen economischen strijd,
het geestelijke straks niet geheel ondergeschikt worde aan het
stoffelijke. De strijd om de boterham neemt al grooter plaats
in, terwijl in het leger al te vaak wordt vergeten dat ook de
behartiging der geestelijke belangen een groot leger- en volks
belang is. Mogelijk zijn er, die willen vragen: maar wat heeft
dit nu uit te staan met de geestelijke verzorging, meer bepaald
met evangelisatie onder onze militairen?
Mijn antwoord is: als wij het leger-instituut beschouwen,
als te staan buiten de gemeenschap, als een geheel op zich
zelf staande kaste, dan weinig, maar de historie en het heden
zeggen het ons in duidelijke taal: volk en leger zijn niet te
scheiden, zij behooren bijeen. Nu bedoel ik niet hiermede aan
te toonen, dat ons volk voor zijn zonen in leger en vloot alles
wil zijn, omdat het dien nauwen samenhang zoo goed verstaat!
was het maar zoo! maar dat ons leger zijn zedelijke
waarde aan de volkskracht ontleent. Ons leger behoort ook daar
om te vertoonen het karakter onzer Christelijke natie; ver
loochening van dat karakter beteekent ondergaan. Wilt ge bewijs,
sla dan met mij het geschiedboek op. In 1780 werd de Fransche
beschav.ng ingehaald. De Prins van Oranje moest vernederd
worden, oorlog met Engeland werd geeischt. En het resultaat?
de meeste kolonin gingen verloren, de vrede werd -tevergeefs
begeerd. Toen eindelijk in 1784 de vrede werd verkregen was
die schadelijk en vernederend voor oris land. Nog had men
niet geleerd. Zal ik U daarom wijzen op de jaren 1795, 1830,
1848 en meer? Doch waartoe zou het dienen? Het waren tijd
perken waarin, tot groote schade van land en volk, ons Chris
telijk nationaal karakter vaak werd verloochend. En thans?
Wij zijn overtuigd, dat ons volk als het voor de keuze wordt
gesteld of het zich aan de uitspraak der Rede wil onderwerpen,
dan wel Gods Woord als richtsnoer voor het openbare leven
nemen, zal antwoorden: Laat ons in de handen der menschen
niet vallen, geef ons den Bijbel weer!
Maar is het zich hiervan wel altijd bewust, klinkt het markt
geschreeuw dezer eeuw vaak niet uit boven het Christelijk
nationaal bewustzijn ?
Ook in de U straks genoemde droeve jaren onzer historie
was het niet de natie, maar feitelijk slechts een klein deel ervan,
een partij, die alles overstemde. Ook nu wordt daarvan iets
vernomen, en 'het zal geen kwaad kunnen in een vergadering
als deze daarvoor de oogen te openen. De geschiedenis leert
het ons, dat ons volk een en andermaal op weg was om met
zijn geloof, zijn vrijheid te verliezen, maar ook om door zijn
geloof de vrijheid te herwinnen. Daarom mannen, op Uw post,
want het ongeloof, de vijand van leger en volk, monstert zijn
legerscharen. Maar ....
Met al hun schoone woorden,
Met al hun stout geschreeuw,
Zij zullen ons niet hebben,
De goden dezer Eeuw.
Tenzij het woord des Zwijgers
Moedwillig werd verzaakt:
,,'k Heb met den Heer der Heeren
Een vast verbond gemaakt."
Evangelisatie, uitdragen onze beproefde Christelijk-nationale
levensbeginselen is een eisch des tijds en dat niet alleen in
het leger door onze Christ. militaire vereenigingen; ook de
burger Christelijke Jongelingsbonden roepen wij in dien arbeid
op voor ons leger. Wij hebben schouder aan schouder te strijden.
Burger- of militair leven, het doet er niet toe, het zijn immers
alle arbeidsterreinen, waarvan de cirkels elkaar behooren te
dekken omdat zij worden beheerscht door hetzelfde middelpunt.
Het saamhoorigheidsgevoel brenge al onze Christen-mannen
tot elkaar in bewogenheid voor de duizenden onder ons volk,
in het leger en op de vloot, die almeer vervreemden van God,
en Zijn dienst. Het veel te kleine getal geestelijke leidslieden
heeft bij dien arbeid groote behoefte aan krachtige medewerking,
daarom ook is leekenarbeid (evangelisatie) dringend noodig. Onze
tijd roept daarom.
Staan wij een oogenblik stil bij wat de teekenen der tijden
ons te zien geven. Allerwege bespeuren wij de grootst mogelijke
verwarring en onzekerheid. Nergens rust. De wereld schijnt
een groot hospitaal, waarin vele doktoren arbeiden, zonder in
staat te zijn de juiste diagnose te stellen. Als in barensnood
9
zucht het gansche schepsel. En toch, er is n middel tot herstel:
terugkeer tot God en Zijn dienst. En daarom, terwille van het
leven van den mensch, tot behoud van land en volk, ter
innerlijke versterking onzer weermacht, zijn wij als Christenen
geroepen tot evangelisatie, tot wegwijzers op den levensweg.
Onze tijd toch is zoo ontzaglijk ernstig. Het is of men algemeen
de beschaving moe geworden is en geen uitweg meer
wetende wenscht terug te keeren tot de tijden van revolutie
en barbaarschheid. Het ongeloof viert hoogtij en wij verstaan
het als Dr. Wielenga in zijn referaat over Evangelisatie"
tijdens het eeuwfeest der Hervorming komt met de klacht:
het ongeloof is ons voor geweest."
En toch, het bijgeloof van het ongeloof onzer dagen bewijst
voldoende, de armoede van het ongeloof. Wij hebben ons af
te vragen, of het Christendom niet veel schuld heeft. O zeker,
wij zullen niet vermogen den stroom des tijds te keeren, immers
indien de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan!" maar: hoe heeft de Christenheid
de haar toebetrouwde talenten gebruikt? En hebben ook wij
niet tot taak dat eenvoudige werk te doen, steenen aan te dragen
voor den dijk om den stroom des tijds te leiden in veilige
bedding? Ook daarom evangelisatie. Of zouden wij de Kan's
vraag op de lippen nemen: Ben ik mijns broeders hoeder?"
Als wij iets hebben verstaan van de oorzaak van het diep
gaand lijden onzer dagen, kan ons antwoord niet twijfelachtig
zijn. De onverbiddelijke wet van den samenhang toch maakt
de geheete- menschheid verantwoordelijk voor hare daden.
Lettende op de ontzettende wijze woarop in onze dagen de
zonde tot openbaring komt, roepen wij uit: welk een schuld!
persoonlijke en gemeenschappelijke schuld!
Harde arbeid, moeite en zorg en bovenal Gods genade houden
de menschheid nog eenigszins onder tucht. Indien God Zijne
genade eens terughield en de mensch consequent liet uitleven
zijne beginselen van ongeloof en revolutie, van verwerping van
God en alle gezag, wat zou deze wereld dan te aanschouwen
geven ? Want immers, wij zien het thans wel duidelijk genoeg,
dat uit het hart des menschen voortkomen booze bedenkingen,
hoererij, enz.
'
Meer dan ooit werd ook in dit opzicht in het heden be
waarheid de juistheid, waarmede Gods Woord het karakter van
den gevallen mensch teekent.
Maar 't is waar, men verwierp Gods Woord, en is aan het
knutselen gegaan om door een dusgenaamde neutrale opvoeding
den mensch geschikt te maken voor een maatschappij van broeders,
een maatschappij van enkel harmonie. Alleen beschaving en
verlichting zouden het klaar spelen. En zoo hebben wij het
kunnen zien, dat steeds meer voor de handhaving van het
recht Gods in de plaats was gekomen een weeke, laffe, senti-
10
menteele humaniteit
waarmede gepaard ging de grofste
dierlijkheid, al werd zij vaak gerepresenteerd in den meest
verfijnden vorm.
Heeft het machtig wereldgebeuren onzer dagen in die kringen
de ontgoocheling gebracht?
Zal men nu komen tot de erkenning, dat schuld, zonde,
menschvergoding, de oorzaken zijn van al de ellende ? Wij
twijfelen!
Als onze Minister van Oorlog zegt, in de zonde de oorzaak
te zien van den oorlog, dan moge ons deze uitspraak verblijden . . .
het ongeloof zit er verlegen mee of ontkent zulks. En toch,
dat hebben ten allen tijde mannen met diepen blik erkend,
ook al waren zij geen Christen. Zoo zegt o.a. Schopenhauer.
dat is geen vraag meer: de groote schuld der wereld,is oorzaak
van haar diepgaand lijden!"
Diep in ons geweten weten wij het allen, ook de spotter en
godsdienstlooze de bezoldiging der zonde is de dood
11
bewustzijn. Het kan m.i. geen kwaad, deze dingen nog eens
onder de aandacht te brengen. Het blijkt, dat men aan
ziide wel tets verstaan heeft van de beteekenis van ons
Christelijk nationaal beginsel voor het volksleven. Men wil
eenvoudig niet buigen voor den God des hemels en der aarde
en houdt hiervan ook anderen terug, men buigt voor den god
dezer eeuw. En toch zijn er talloos velen, die, in den grond
der zaak levende uit dezelfde beginselen, vreezen voor de
CnV^rrnageenfihe'eTde
12
maar de hand ter redding uit te steken naar allen, die ten
doode wankelen. Niet de voorliefde voor een bepaalde groep,
maar de liefde tot den naaste kan ons tot eenheid brengen.
Z, en z alleen zal het mogelijk zijn, dat wij wat ook
ontmoedige met vertrouwen de toekomst tegengaan, wetende,
dat alleen in het teeken des kruises onze volkskracht tot volle
ontplooiing kan komen. Wij Christen-jonge mannen wanhopen
nooit!
Zijn daar al oogenblikken van moedeloosheid, dat dan de
troost van Groen van Prinsterer ook de onze zij: Om het
machtige Rome te trotseeren zei Groen scheen de tijd
van Luther weinig geschikt, de eeuw van Wicleff en Huss
was daartoe ongeschikt, toen de brandstapel het loon der
belijdenis was, Maar voor de waarheid uitkomen, haar aan
prijzen en verspreiden, is altijd plicht, is vooral plicht, wanneer
men ze ontkent. De uitkomst gaat den mensch niet aan, wanneer
zijn plicht hem voorgeteekend is. De mensch weet niet, of in
Gods plan oogenblikken of eeuwigheden worden vereischt.
Het tijdperk, dat wij beleven is heerlijk genoeg, zoo het de
tijd der vervulling niet is, zal het de tijd der voorbereiding zijn!" 1 ).
Zoo verstaan wij het, mijne vrienden, dat de Christen in
's Heeren kracht bleef evangeliseeren, uitdragen de Christelijke
levensbeginselen, waar en onder welke omstandigheden hij
zich ook bevond.
En zouden wij nu zwijgen, terwijl de geesel van het ongeloof
de wereld verwoest?
Wij menschen zijn zoo gauw moedeloos als wij niet spoedig
vruchten zien. De gemeente van Christus staat daar echter tot
op dezen dag, als een levend bewijs, dat God zijn Kerk en
werk in stand houdt. Zij heeft den storm der eeuwen door
staan, omdat haar grondwet is Gods Woord en haar werk
eeuwigheidswerk.
Wat al stelsels mogen zijn vergaan,
Gods Woord houdt stand in eeuwigheid,
En zal geen duimbreed wijken,
Beef Satan! Hij, die ons geleidt,
Zal U de vlag doen strijken!"
Dit lied van Luther wordt ook nu gezongen door kameraden
van alle legers. Evangelisatie ook door het Christelijk-nationaal lied,
mannen, denkt er om . . . .
En Gods Woord, het wordt schier in alle talen in duizendert
exemplaren verspreid, ja ook in de legers dier landen en onder
het oog van Staatslieden, die hadden gemeend, de lichten des
hemels te kunnen uitdooven.
Welk een heerlijk evangelisatiemiddel, neen meer, het middel,
is de verspreiding van Gods Woord.
') Verspreide geschriften blz. 136 en 137.
13
14
spreken, de een door gebed, de ander door het lied; er is
verscheidenheid van gaven, wachten wij ons dan, voor namaakChristendom.
Wij hebben het vertrouwen te winnen door oprechtheid en
trouw, ook in onze dagelijksche plichten, en hebben dan ook van
Overheidswege recht op eerbiediging onzer beginselen en weg
neming van alle beletselen die een vrije ontwikkeling daarvan
in den weg zouden staan, ook omdat wij hiermede zijn in de
lijn der historie van ons volk.
De woorden van Bismarck willen wij tot de onze maken,
als hij zegt: Wij Christen-jongemannen vreezen niemand, wij
vreezen God."
en karakter
15
16
16
16
: '