Professional Documents
Culture Documents
politics
1.1 The Foreign
Service
An ambassador
An envoy
An emissary
Talks/ conference
A summit
Ambassadeur
Afgezant, diplomatiek
vertegenswoordiger
Een afgezant met een special
boodschap
Discussie, bespreking/
conferentie, congres
Een top(conferentie)
Een verdrag
Ondertekenaar
Strafmaatregel
The barracks
1)To conscript sb (into sth)
To call sb up
To draft sb (into sth)(A)
2)To enlist (in/for sth), sb
(in/for sth), sb (as sth)
1)Conscription/ conscript
2)A call-up
3)The draft (A) / a draftee
To volunteer
A volunteer
A mercenary
A recruit (to sth/ from sth)
To recruit (from sth); sb(to
sth); sb as sth
A veteran
A casualty = a loss
A civilian
A militia
It there is an intervention by
one country in the affairs of
another, it tries to prevent
sth happening, for instance
by sending troops there.
Het leger
Troepen, strijdmachten
Kazerne
1)Oproepen voor militaire
dienst
2)vrijwillig in dienst gaan
1)Dienstplicht/ een
dienstplichtige
2)Dienstplicht
3)Dienstplicht / een
dienstplichtige
Zich als vrijwilliger
aanmelden
Een vrijwilliger in het leger
Een huurling
Een rekruut/ een nieuw lid
Rekruteren, aanwerven
Veteran, oudgediende, oudsoldaat
Een gesneuvelde
Een burger, niet-miliair
Een burgerleger
Tussenbeide komen
A and B)
A blockade
To engage in espionage
An ambush
To raid (sth)
A siege
(troops) Advance
To bombard sb/sth (with sth)
= to shell sb/sth
To annihilate
annihilate
A blockade is the
surrounding or closing off a
place, esp. a port to prevent
people or goods from getting
in or out.
If a country wages a war
against another, it begins a
war against that country.
When you send your spies to
enemy countries to obtain
secret information about the
military affairs of these
countries.
To send spies to enemy
countries to obtain secret
information about the
military affairs of these
countries
Reference to the actual
fighting between two armies.
Actual fighting
Gedood in de strijd
Going forward
To be attacked with
continous heavy gunfire of
bombs
To destroy something
completely
If bombs of other weapons
De strijd
Strijden tegen/met
bestormen
Een bestorming
In een hinderlaag liggen
Verassingsoverval, rooftocht
Belgeren, bestormen
Belegering, blockade
Voorbewegen van troepen
Bombarderen, onder vuur
nemen.
Vernietiging
Vernietigen, tenietdoen
An occupation = an
annexation
To collaborate (with sb)
A collaborator
treason
Bemachtigen, veroveren,
gevangen houden
Het gevangennemen
Een gevangene
Binnenvallen, binnendringen
Invasie
binnendringer
Veroveren, innemen,
bemachtigen
In beslag nemen, zich toeeigenen, bezetten
bezetting
Collaboreren, samenwerken
met de vijand
Een collaborateur
Hoogverraad, landverraad
Reinforcements
To drive sth/sb off
De weerstand, verzet
versterken
versterkingen
Verdrijven, verdringen van
vijand
zegevierend
Een overwinning
Verslaan
Een nederlaag
zegevieren
A triumph
To withdraw sb/sth (from sth)
A withdrawal
To retreat (from/ to sb)
A retreat
To advance (on/ towards sth)
A liberation
An ally
Overgeven
Overgeven
An occupied country is
liberated by allied troops
when it is made free from
being under the political or
military control of the
occupying forces.
This is normally done by and
ally, a country that has a
treaty to help and support it
during the war.
An alliance
To ally oneself with sb
A truce= a ceasefire = an
armistice
To disarm; sb
Disarmament
To (re)arm oneself/ sb (with
sth)
armament
1.7 Terrorism
Een overgave
Bevrijden
bondgenootschap
Een bondgenootschap
aangaan/ sluiten met
(tijdelijke) wapenstilstand
Ontwapenen
De ontwapening
Bewapenen
Bewapening
A hijacker
To take sb hostage
Demands
Ransom
Exchange
To kidnap sb
A kidnapping
A kidnapper
Captivity
A captive
A captor
Een kaping
Iemand gijzelen
Eisen
Losgeld
Ruilen
Kidnappen
Een kidnapping
Een kidnapper
(krijgs)gevangenschap
Een (krijgs)gevangene
Iemand die iemand
gevangen neemt
Iemand vrijlaten
Een vrijlating
Explosieven
Een bommelding
Misdaad
Oppression
Oppressed
An oppressor
Civil war
Uprising = insurrection =
inurgency (fml)
Insurgents = freedom
fighters
Gue(r)rilla
Conducting a guerrilla
Perpetrating terrorist acts
Onderdrukken
Onderdrukking
Onderdrukt
Tiran, onderdrukker
Burgeroorlog
Opstand
Guerrilla strijder
Terroristische handelingen
plegen/ began
2 Speaking
2.1 The sound of
human speech
To utter something
To babble (on) (about sth)
Babble
To whisper (about sth/sb);
sth, that, to- (to sb)
A whisper
To mumble (about sth); sth,
that
A mumble
To mutter
(about/against/atsb/sth); sth;
that (about sth)
Uitspreken, zeggen
Babbelen
Gebabbel, geklets
fluisteren
Gefluisterd
Mompelen
Gemompel
Mopperen
A mutter
To speak up
An exclamation
To cry (out) (for sth); sth
=to yell (out) (at sb/sth,
in/with sth); sth (at sb/sth)
A cry = a yell
To scream (out) (at sb, with
sth); sth, that (at sb); os adj
A scream
To shriek (out) (in/with sth);
sth (out)
A shriek
To screech (out) (at sb); sth
(at sb, out)
A screech
To squeal (with sth)
squeal
To bellow (at sb); sth, that (at
sb)
A bellow
To contact sb
= to communicate (with sb)
Contact (with sb/sth) =
communication
To address sb (fml)
= to speak (to sb) (on/about
sth)
An address fml A = a speech
To consult sb/sth (about sth);
with sb
Consultation
2.3 Giving
information
Gemopper
Luider spreken
Uitroepen, schreeuwen
Gil, schreeuw
Een kreet slaken
Schrille kreet
Krijsen, gieren
Een gier
Krijsen, piepen
Brullen, loeien
Brullen, loeien
Communiceren, contact
hebben
Contact, communicatie
Adresseren, toespreken
To go to a person for
information or advice
Aanspreking
raadplegen
raadpleging
To give notice to
Informeren
To sum sth up
= To summarize sth
Informerend
(officieel) op de hoogte
stellen
Vluchtig beknopt instructies
geven.
Beknopte instructies
Laatste instructies
Suggereren, laten
doorschemeren
Suggestie, hint
Toevertrouwen, in
vertrouwen mededelen
Vertrouwelijk
Vertellen, verhalen,
beschrijven
Verklaren
Een verklaring
Verhelderen, duidelijk maken
Vermelden
samenvatten
2.5 Mentioning
To mention sth, that,wh-,ing;sth;that;wh- (to sb); sb as
sth
= To raise sth
=To bring sth up
A mention
To refer to sb/sth
= To allude to sb/sth
An allusion
To quote (from sb/sth); sth
(from sth)
= To cite sth
A quotation
=a quote
A citation
Een vermelding
Verwijzen naar
Een verwijzing
Aanhalen
Een citaat, een aanhaling
Verklaren
fml
A statement
To assert sth
Assertion
Assertive (adj)
To affirm sth that (to sb)
An affirmation
To claim
sth, that, toA claim
To pronounce sth; that; sb
sth/to
A pronouncement
To speak out (against sth)
To allege that; sb adj, to- fml
An allegion
Een verklaring
Beweren
Een bewering
Zelfverzekerd, assertief
Bevestigen, beamen
Een bevestifing
Beweren
Een bewering
Verklaren, verkondigen, een
uitspraak doen
Verklaring
Zicht uitspreken (voor/tegen)
Beschuldigen
Een (onbewezen)
beschuldiging
Aankondigen, bekendmaken
An announcement
2.7 Overstating vs
understating
To exaggerate sth
=To pile it on infml
An exaggeration
To overstate sth
An overstatement
To understate sth
An understatement
Overdrijven
Een overdrijving
Overschatten
Een overschatting
Ondershatten
Een onderschatting
To talk informally
Babbelen, kletsen
Een babbel
Praatgraag
Kwebbelen
Brabbelen
Gebrabbel
Confereren, beraadslagen
Conferentie, congres
Debatteren, discussiren
over
debat
Onderhandelen
sth); sth
A negotiation
To argue (with sb) (about /
over sth); sth
=To dispute (with sb); sth;
that; whAn argument = a dispute
an agreement.
Talkative
= chatty
=loquacious
Eloquent
Talking well, so as to
persuade, interest, etc.
Eloquence
Een onderhandeling
Woordenwisselen
Discussie, gedachtenwissel,
onenigheid
Hevig discussiren
Praatgraag, praatziek
Welsprekend
Welbespraaktheid,
welsprekendheid
2.9 Interrupting
To fall silent
= to shut up infml
To shut sb (up) infml
To interrupt (with sth); sb/sth
(with sth)
= to break in on/into (sth)
infml
=to butt in (on sb/sth) infml
Interruption
To burst in on sb/sth
To stop talking
zwijgen
To interrupt strongly or
suddenly.
Een onderbreking
Iemand ruw onderbreken
2.11 Suggesting
Commentaar geven
Een commentaar
Opmerken, bemerken
Iets voorstellen
Een voorstel
Iets insinueren
Een insinuatie
2.12 Advising
To recommend sth, that, wh-,
-ing, to- (to sb)
=to counsel sb, to- fml
=to advise against/on sth; sb
against/on sth, -ing, toA counsellor
= a consultant (on sth)
= adviser (to sb)
Counselling
Adviseren
Adviseur, consultant,
raadsman
For people with mental
problems
Advice
To recommend sth/sb (for/as
sth)
=to back infml
= to advocate sth, that, -ing
An advocate (of sth)
Het adviseren
Een advies
Aanraden
verzekeren
De verzekering, zekerheid,
vertrouwen
Geruststellen
2.14 Repeating
To restate sth
Restatement
To rephrase sth
Geruststelling
Overtuigen
Een overtuiging
Overtuigend
Aansporen, aandringen
Afraden
Afrading
Pleiten, argumenteren tegen
Iemand overhalen
Vleien, overreden, overhalen
Iemand overhalen
Herformuleren
herformulering
Iets herformuleren
question, a point, )
To say sth from memory or
as a list.
A recitation
Reciteren, opzeggen,
opsommen
Een opsomming
2.15 Insisting
to insist on sth, that
Insistence
Insistent
To stress sth
= To emphasize sth
= To lay stress/ emphasis on
sth
To underline sth
= to underscore sth
To highlight sth
To rub it in
To give a sense of
importance to a certain
matter.
To give force to an idea,
feeling etc. which has been
expressed or shown.
To pick out or take sth as an
important point, to throw
attention on to.
Emphasize or reminding sb
constantly of an unpleasant
fact.
Onderstrepen, benadrukken
Naar voren halen, doen
uitkomen
Iets inwrijven, er steeds weer
op terugkomen
(Na)vragen, ondervragen
Vragen, ondervragen,
uithoren
Naar iemand vragen
Verzoeken, vragen
Een verzoek
aanvragen
Een aanvraag
smeken
Een smeekbede
Verzoeken, smeken
Een verzoek, smeekbede
Smeken, dringend verzoeken
Opeisen
Een opeising
antwoorden
sth); that
=To answer; sth, that (to sb)
A response
=A reply
=An answer (to sb/sth)
To acknowledge sth, that,
wh=To concede sth, that (to sb)
=To admit to sth; sth, that,
-ing
An acknowledgement
=An admission (of sth); (that,
)
To dispute sth
=To challenge sth
To contradict
Een antwoord
Toegeven
Een toegeving
Betwisten, in twijfel trekken
Tegenspreken, in
tegenspraak zijn met
Een tegenspraak
Bezwaar hebben
Bezwaar
Verwerpen, afwijzen,
weigeren
A contradiction
To object (to sb/sth), that
Objection
To reject sth (as sth)
=To decline; sth, to=To turn sb/sth down infml
A rejection
Verwerping, afkeuring,
afwijzing
2.18 Blaming
To blame sb (for sth); sth on
sb
=lay/put the blame (for sth)
on sb
To denounce sb/sth (as sth)
fml
A denunciation
Openlijk beschuldigen
Een openlijke veroordeling,
beschuldiging
2.20 Promising
Opdragen, bevelen,
commanderen
To promise
To swear sth, that, toTo pledge sth (to sb, sth) fml
A pledge
To commit oneself (to(doing)
sth) fml
A commitment to sth/to do
sth
To guarantee sth that, to- (to
sb); sth as/for sth
A guarantee (of sth/that)
Blasphemy
Een verplichting
To promise sth with certainty
Garanderen, waarborgen,
verzekeren
Een waarborg
verontschuldigen
Iets zweren
Een verontschuldiging
Excuseren, verontschuldigen
Vloeken
Een vloek
Blasphemous
Vuile taal
Godslastering
Godlasterend, ontheidilgend
3 Economy
3.1 The economic
system
Economy
economic
economical
Economics, an economist
Resources
Economie
economisch
zuinig
De economie, econoom
Geldmiddelen
Output
Shortage
Private enterprise
Public enterprise
Export
Tekort
Overschot
Zelfvoorzienend
Afhankelijk van
leveren
Een levering
Een leverancier
Vraag naar
Grote vraag naar, veel vraag
Vraag en aanbod
Particuliere onderneming
Openbare onderneming
Vrije markteconomie
Concurreren
Concurrentie, wedijver,
wedstrijd
Concurrent
concurrerend
3.2 Financing
Viable, viability
Budgetary
To balance the budget
A deficit
Shortfall
Surplus
Revenue
Public spending
Public expenditure
To squander sth = to waste
sth
A waste of
To overspend
To underspend
A spending spree
To economize(on sth)
economical
To cut sth (by sth), to cut sth
back/down
A cut
A cutback
To slash sth
Levensvatbaar
Begroting, begroten
Budgetairre
De begroting balanceren
tekort
Tekort
overschot
Ontvangsten/inkomsten
Overheidsuitgaven
Overheidsuitgaven
Iets verkwisten
Verspilling
Te veel uitgeven
Onderbesteding
Braspartij van geld uitgeven
Bezuinigen
Bezuinigen
Bezuiniging
Bezuiniging
Drastisch bezuinigen
A slash
To curb sth, a curb
Exchange rate
To increase
To expand
Growth
An increase
Expansion
Zero growth
To soar (from sth to sth)
A decline (in sth), a drop in
sth
To decline, to drop
To slump (from sth to sth)
To plunge from sth to sth
To collapse
A depression
Depressive
Financieel, geldelijk
Growth is an industry or
another economic activity is
the increase in the money
spend on it and the increase
in the goods it produces
= to grow
= to grow
Groeien
Valuta
Deviezen, geldhandel met
het buitenland
wisselkoers
kosten levensonderhoud
Stijging in prijzen
Inflatie
inflatoire
Stijgen
Uitbreiden
Groei
Toename
Expansie, uitzetting
Nulgroei
Plotse, sterke toename
Daling, prijsdaling
Dalen
Plotselinge prijsdaling
Plotse schepre prijsdaling
Plotse scherpe prijsdaling
Depressive
Depressief
To depress sth
To boost sth
Depressed
A boost
A boom, to boom
A recession = a slump
Recessionary
A revival = a recovery (from
sth)
To revive sth
To recover (from sth)
Neerdrukken
Vergroting, versterking in
economie
Bedrukt
Versterking
In de hoogte gaan
Recessie
Recessive (adjectief)
Heropleving
Doen herleven
herstellen
4 Business
4.1 Business
Organisations
An enterprise
Company
Business
Firm
A venture
Joint venture
Corporation
Subsidiary
Agency
A head office, headquarters
Branch
An outlet
To subcontract
A venture is an undertaking
which is difficult and needs
courage. A venture implies a
greater risk of failure
A large business or company
or a group of companies that
are all controlled and run
together as single
organization
A company which is part of a
larger and more important
company
Business providing a usu
specified service
Place from which a company
is controlled.
A business serves customers
in a particular town or area
A shop selling goods made
by a particular company
When a company
subcontract part of an
activity it has agreed to out
to a subcontractor, it pays
onderneming
Onderneming, bedrijf
Zaak
Firma
onderneming
Gezamenlijke onderneming
Coperatie
Dochteronderneming
Agentschap
Hoofdkantoor
Tak, filial
Afnemer
Onderaanneming
To outsource sth
Outsourcing
A line of business
A takeover
A merger
To merge
Iets uitbesteden
Uitbesteding
Branche waarin je werkt
Overname
Fusie
Fusioneren
4.2 Production
Production
To produce sth
To manufacture
A manufacturer
To process sth
Processing
Production line
Assembly line
To assemble
Conveyor belt
Factory
Plant
Works
Mill
A continuous moving
band/belt used for
transporting goods
Industrial building where
goods are manufactured
(mostly when products are
assembled (car, shoe, bottle
factory)
Industrial building where
goods are manufactured
(relates to processing
industries (powerplant,
chemical plant)
Industrial building where
goods are manufactured
(large group of buildings and
machinery generally not
producing goods (gasworks)
Industrial building where
goods are manufactured
(semantically most restricted
Productie
Produceren
Vervaardigen
fabrikant
Verwerkeb, bewerking
Verwerking
Productie lijn, lopende band
Fabriek
Molen
Workshop
Shopfloor
Productivity
Efficiency
Automation
Labour-saving
Labour-intensive
Capital-intensive
Workshop
Werkvloer
Productiviteit
Efficintie
Automatisering
Arbeidsbesparend
Arbeidsintensief
kapitaalintensief
4.3 Trading
To trade
Wholesale
Retail
An invoice
Bill
A receipt
Merchandise
goods
Handel, handelen
Geldmiddeleen
Groothandel
Detailhandel
Factuur
Rekening
Ontvangstbewijs, bonnetje
Koopwaar, handelswaar
goederen
Receipts
Takings
To take sth
Overheads
Outgoings
Expenses
Expenditure
A payroll
A profit
A loss
Lucrative
Profitable
Profitability
Bankrupt
Bust
To value sth
To estimate
Valuation
An estimate
To assess sth
An assessment
A stake (in sth)
A share
A shareholder
The Stock Exchange
Ontvangsten
Ontvangsten
Ontvangen
Vaste bedrijfskosten
Uitgaven, onkosten
Uitgaven, kosten
Uitgaven
Loonlijst
Winst
Verlies
Winstgevend
Winstgevend
Winstgevendheid
Bankroet
Bankroet
Waarde, schatten
Schatten
Schatting
Schatting
Beoordelen
Beoordeling
Een belang in
Een aandeel
Een aandeelhouder
Beurs
beurs
4.5 International
Trade
Customs
Protectionist
To protect sth
A balance of payments
Douane
Belasting
Belasting vrij
Vrijhandel
Protectionisme
Protectionist
Beschermen
Betalingsbalans
5 Industrial
relations
5.1 Workers and
management
The workforce
The staff
The personnel
an employee
A member of staff
Blue-collar
White-collar
Personeelsbestand
Beroepsbevolking
Mankracht
Personeel
Personeel
Werknemer
Werknemer
Arbeiders
Bediende
A worker
A manager
A manageress
Managerial
A hand
A labourer
A workman
Shopfloor
An executive
A managing director
To demote
To upgrade
To downgrade
Werknemer
Bestuurder, directeur
directrice, uitbaatster,
bestuurster
Leidinggevende, directeurArbeider
Arbeider
Workman
Werkvloer
Uitvoerende macht
Directeur
Degraderen
Promoveren
degraderen
5.2 Pay
A fee
Wages
Pay
Salary
Honorarium
Lonen
Loon
Salaries
A pay slip
A rise
A raise
Reduction
Cut
An allowance
Before taxes
= Gross
Net
An opening
To employ
To
To
To
To
engage
hire
take on
dismiss
A dismissal
To fire
When an employee is
dismissed, their employer
tells them that they are no
longer needed to do the job
that they have been doing.
Loonstrook
Stijgen
Verhogen
Reductive,
prijsverminderning
Bezuinigen
Toelage
Voor belastingen
Bruto
Netto
Positive
Betrekking
Job
Vacature
opening
Aanwerven
Aannemen
Aanwerven
Aanwerven
Ontslaan
Een ontslag
Ontslaan
To sack
To quit
To give up sth
To leave
To vacate sth
Redundant
Redundancy
Layoff
To lay sb off
Unemployment
Employment
The unemployed
Unemployment benefit
The dole
Collective bargaining
A strike
An organization formed by
workers which represents
their rights and has the aim
of improving such things as
the working conditions, pay
and benefits of its members.
Collective bargaining
consists of talks that a trade
union has with an employer
and which are intended to
settle what the workers pay
or conditions should be.
If workers are on strike, they
De bons geven
De bons geven/krijgen
Ontslag nemen
ontslag
Iemand ontslaan
Werkloosheid
Werkgelegenheid
De werklozen
Werkloosheidsuitkering
Werkloosheidsuitkering
Vakbond
CAO (collectieve
arbeidsovereenkomst)
Staking
5.5 Working
conditions
Shift work
The night/day shift
Part-time
Full-time
Overtime
Temporary employment
Permanent employment/work
A temp
To temp
On-the-job training
Staken
vakbondsacties
Daguren hebben
In shiften werken
Ploegenarbeid
Dagploeg/nachtploeg
Halftijds
Voltijds
Overuren
Uitzendarbeid
Vast werk
Vervanging
Vervangen
De job leren tijdens het werk
6 Quantity
6.1 Amount
An amount
A number
Hoeveelheid
Enkele
Volume
Voluminous
Bulk
The bulk of
In bulk
Bulky
Body
Dose
-ful
A bit of
A trace of
A trickle of
A dab of
A pinch of
A drop of
A dash of
Volume, inhoud
Voluminous, omvangrijk
Massa
Merendeel van
In losse massa, onverpakt
Omvangrijk
Grootste deel van iets
Achtervoegsel om de
hoeveelheid aan te duiden
6.2 A lot
Vast
Overwhelming
Abundant
Plentiful
Copious
Profuse
Abundance
Profusion
Onmetelijk, groot
Ontelbaar, overweldigend
Overvloedig
Overvloedig
Overvloedig
Overvloedig
Overvloed
Overvloed
Galore
Numerous
Countless
Innumerable
A (whole) host of
A (wide) range of
A bunch of
A whole raft of
Very many
A lot of people or things
A great many things or
people
Very many
A large number of different
people or things (whitin the
same general kind)
A lot of people or things
A lot of things (usually ideas)
6.3 A little
Minute
Negligible
Nominal
Paltry
Derisory
Precious little/few
Next to nothing
Peanuts
Extremely small
Very small, not worth
bothering about, usu relating
to money.
Said of sth very small
(symbolic) amount of money
or payment.
Very small and unimportant,
esp. money
So small in amount, as to be
(ridiculously) insufficient for
a certain purpose.
Very little, esp used when
one is surprised.
Being or costing almost
nothing
Very small amount, usu
money
Minitieus
Verwaarloosbaar
Verhogen
Upsurge
To increase
To increase to a very high
level
To increase in amount after a
difficult period, esp said of
business
To get bigger suddenly and
very quickly, esp things such
as prices or rates.
Growing rapidly in numbers
Cause to I crease in strength
or by large amount.
A sudden and substantial
increase. One talks of a
surge in profits or sales, but
a surge of anger or any other
feeling
Verhoging, toename
Aan het toenemen
Oplopen tot
Oplopen
Stijgen
Beter worden, stijgen
Snel stijgen
Snel stijgen
Snel groeien in aantal
Stimuleren
Stimulans
Aanzwellen
Stijging
Freeze sth
Lessen sth
Decrease
On the decrease
Decline
On the decline
Dwindle
Slide
Fall
Drop
Plummet
plunge
Afname
Aan het afnemen
Daling
Aan het dalen
Afnemen, verminderen
Geleidelijk afnemen
Verminderen, snel dalen
Heel snel dalen
Snel en scherp dalen, naar
beneden vallen in bv. prijs
Snel en scherp dalen, naar
beneden vallen in bv. prijs