You are on page 1of 3

Gods verbond met Abraham en Sara Gen.

17, 1-8;15-19

[1] Toen Abram negenennegentig jaar was, verscheen de heer hem en zei: Ik ben God de Almachtige,
richt uw schreden naar Mij en gedraag u onberispelijk. [2] Ik wil mijn verbond met u sluiten en u zeer
talrijk maken. [3] Toen boog Abram diep neer, en God sprak tot hem: [4] Dit is mijn verbond met u: u
zult de vader worden van een menigte volken. [5] U zult niet langer Abram heten; uw naam zal
Abraham zijn, want Ik heb u vader gemaakt van vele volken. [6] Ik zal u zeer vruchtbaar maken,
volken zal Ik van u maken, zelfs koningen zullen uit u voortkomen. [7] Ik sluit mijn verbond met u en
uw nakomelingen, generatie na generatie, een altijddurend verbond: Ik zal uw God zijn en de God van
uw nakomelingen. [8] Heel Kanan, het land waar u nu als vreemdeling verblijft, zal Ik aan u en uw
nakomelingen geven om het voor altijd te bezitten, en Ik zal hun God zijn.
[15] Nu zei God tegen Abraham: Sarai, uw vrouw, moet u niet meer Sarai noemen; haar naam zal
Sara zijn. [16] Ik zal haar zegenen, en ook uit haar zal Ik u een zoon schenken. Ik zal haar zegenen,
zodat zij tot volken zal uitgroeien; koningen van volken zullen uit haar voortkomen. [17] Toen wierp
Abraham zich ter aarde en lachte, want hij zei bij zichzelf: Zou een man van honderd jaar nog een
zoon krijgen, en zou Sara die negentig is nog een kind op de wereld brengen? [18] Daarom zei hij
tegen God: Laat Ismal liever uw gunst genieten. [19] God antwoordde: Nee, uw vrouw Sara zal u
een zoon baren, en u zult hem Isaak noemen. Met hem en met zijn nakomelingen zal Ik mijn verbond
sluiten, een altijddurend verbond.

Wie goed luisterde, en vooral wie goed kan tellen, weet dat Abram in vergelijking met de tekst van
gisteren 24 jaar ouder is. 75 jaar was hij gisteren, 99 is hij vandaag, op het moment dat de Heer hem
opnieuw aanspreekt. We hebben dan ook enkele hoofdstukken in de Abrahamcyclus overgeslagen.
Die tussenjaren waren niet zo eenvoudig. Het waren jaren met veel problemen, spanningen en ruzies
ook binnen de eigen familie. Abram was met zijn vrouw Sarai weggetrokken, naar een vreemd land,
weg van zijn vertrouwde omgeving. Wel had hij Gods belofte dat hij een nieuwe thuis zou vinden, dat
hij afstammelingen zou krijgen en de belofte dat God hem en zijn nageslacht overvloedig zou
zegenen. Maar de belofte van een eigen zoon bleef uit. Abram had na die 24 jaar, nog steeds geen
zoon.
Of toch, er was wel een zoon, Ismal, die hij kreeg nadat hij gemeenschap had met een buitenlandse
slavin, Hagar. Maar dat was voor Abram niet hetzelfde als een zoon van Sarai, zijn vrouw die hij zo
graag zag. De belofte bleef uit. God schijnt geen haast te hebben met zijn belofte om Abram kinderen
te schenken. Je zou voor minder wanhopig of ongelovig worden.
We weten hoe belangrijk het was voor de oosterse mens, om kinderen te hebben. Alleen zij konden
voor je zorgen op je oude dag, zij deden je naam verder leven na de dood. Als God het dus goed met
Abram meent, kan het niet anders dan dat hij die goedheid toond door de geboorte van een zoon.
Maar precies dit blijft uit.
Het nieuwe geloof in een God die roept, moet voor Abram en zijn volgelingen moeilijk geweest zijn.
Tijdenlang leefden zij zonder enig teken van de reddende nabijheid van hun God te ontvangen. En
toch, ook al lijkt God afwezig, op n of andere manier bleven zij op toekomstige hulp rekenen.

We zien dat ook in de eerste verzen vandaag. De Heer verschijnt aan Abram en zegt wat hij moet
doen. Namelijk zich onberispelijk gedragen en zijn schreden, zijn voetstappen richten naar God,
leven in Gods tegenwoordigheid. Letterlijk staat er Wandel voor Mijn aangezicht. En daarop
volgen de woorden die we gisteren ook hoorden:Ik wil met jou een verbond aangaan en ik zal je
veel, heel veel nakomelingen geven (v.2).
Misschien zouden wij al lang denken: Och God, je hebt dat al zo dikwijls gezegd en in feite komt er
niets van. Er gebeurt niet wat je belooft. Maar nee, Abrams reactie is anders. Hij boog zich diep neer
zodat God kon spreken. Abram had geleerd eerbied te hebben tegenover de Totaal Andere,
tegenover God. Abram is zijn hele leven open gebleven voor God. Hij leefde met open handen, klaar
om God te ontvangen als Hij zich zou aandienen. Hij was ontvankelijk. Hij had van binnen en van
buiten de juiste houding. Hij boog zich letterlijk voor God en ook zijn hart was open voor God. Abram
verwachtte dat God nog van zich zou laten horen.
Hij had het dikwijls moeilijk met God die zo veraf leek, die zijn belofte niet nakwam, maar in wezen,
binnen alle twijfel is Abram een grote gelovige. Omdat hij open staat voor wat God hem wil zeggen,
kan God opnieuw zijn verbond met hem sluiten. Abram is de man die God heeft gezocht en die Hem
ook heeft gevonden.
Er is nog meer. God verbindt zich met Abram en Abram krijgt een nieuwe naam. Voortaan zal hij
Abraham heten, vader van vele volken. Abram en Abraham zijn in feite twee vormen van dezelfde
naam. En die naam betekent vader. In die naam zit zijn roeping, zijn taak vervat. Hij zal een groot
nageslacht krijgen, maar hij zal er ook verantwoordelijk voor zijn. Hij zal vader zijn van een menigte
volken.
Abram wordt Abraham. Zijn naam verandert. In de Bijbel betekent een naamsverandering altijd dat
iemands levensprogramma wijzigt.Ook Sarai krijgt een nieuwe naam. Sara zal zij heten. Meteen
weten alle Saras hier wat hun naam betekent: prinses. Je naam zegt vaak iets over wie je bent of
over de droom van je ouders over je. Alle Saras zullen door hun ouders als een prinsesje ontvangen
zijn. En Sara uit de bijbel? Zij krijgt een bijzondere opdracht. Ze is uitverkoren om moeder van
koningen te worden. Niet niks, zou ik zeggen, zo n opdracht.
Abram wordt Abraham, Sarai wordt Sara. Waar God binnenkomt in het leven, verandert er iets. Dat
is ook bij ons zo. Als God binnenkomt in ons leven, worden we beetje bij beetje anders. God doet iets
met ons. Hij raakt ons aan. Hij doet ons anders in het leven staan. Wie iets van Gods goedheid
geproefd heeft, zal die goedheid met zich meedragen. Hij zal die niet vergeten. Wie God ontdekt, zal
aanvoelen dat hij zelf niet de oorsprong is van het leven. Dat God als eerste met zijn liefde naar ons
toekomt. Meer nog, wie God ontmoet heeft, wie Hem ervaren heeft, zal Hem opnieuw willen
ontmoeten. Als je van iets geproefd hebt dat goed smaakt, dan wil je meer, dan wil je ng. Zo laat
God je ook niet los.
Ik herinner me de eerste keer dat ik in een abdij kwam. Ik was toen 19 jaar. Drie dagen was ik te gast
bij de trappisten van Zundert. Drie dagen die mijn leven ondersteboven gegooid hebben. Ik zag dat
die broeders godsmannen waren, godsvrienden. Zij hadden iets met God. In de stilte proefde ik iets
van Gods aanwezigheid. Ik ben een lawaaierig type, maar de stilte in de abdij had me diep
aangegrepen. Ik begreep dat ik er God kon ontmoeten als ik maar luisterde, als ik het vanbinnen in
mezelf stil maakte. Als ik me, zoals Abraham, boog voor God, dan kon Hij spreken. En dat gebeurde

ook. Ik kon ervaren dat God binnen wilde in mijn leven. Roeping noemen we dat. God horen spreken
en er op jouw persoonlijke manier antwoord op geven.
Die 3 dagen hebben mijn leven veranderd. Ik was niet meer dezelfde. Ik kreeg niet direct een nieuwe
naam, ik bleef Nolla heten, maar ik was wel anders geworden. En met die bijzondere Godservaring moest ik iets doen. Vanaf dan ben ik op zoek gegaan naar manieren om meer ruimte te
geven aan God, met vallen en opstaan.
Abram luisterde, God sprak en Abraham werd anders, nieuw, getekend door Gods liefde. Voortaan
zal God invloed hebben op Abrahams leven. Hij is bereid zich in zijn leven te laten leiden door God.
Dat is een boeiende, maar geen makkelijke opdracht.
We noemen datgeloven. Geloven is niet zomaar het aannemen van een aantal geloofswaarheden.
Ook dat natuurlijk, maar geloven is op de eerste plaats ja zeggen aan een persoonlijke relatie met
God. God wil relatie. Ik zal uw God zijn, belooft Hij. Het zijn woorden die we horen bij zoveel grote
figuren: bij Isaak en Jakob, bij Mozes en Aron en bij Jezus. De naam Jezus betekent God redt, Hij
staat ons bij.
God wil verbondenheid. Hij zoekt ons en Hij hoopt op antwoord. We zijn hiertoe niet verplicht. We
zijn vrij. God vraagt, zoekt en nodigt uit. Hij vraagt dat we ruimte en tijd maken om naar Hem te
luisteren. Hij vraagt dat we Hem een plaats geven in ons leven. Als we dat doen, zo belooft Hij, zal
ons leven vruchtbaar zijn. Die vruchtbaarheid zullen we in de komende dagen nog merken bij onze
vriend Abraham.
Misschien denk je: Geloven, allemaal goed en wel voor grote mannen uit de bijbel of grote figuren
uit de geschiedenis. Maar zo simpel is het niet. Dat klopt, maar het mag een troost zijn dat het ook
voor Abraham en Sara niet simpel was. De Bijbeltekst van vandaag zegt ons dat Abraham lacht als
God hen een zoon belooft op hun oude dag. Morgen zullen we horen dat ook Sara lacht bij die
belofte. Ze voelen zich niet op hun gemak als God hen iets belooft dat eigenlijk bijna niet meer kan.
God stelt hun geloof op de proef.
Zo is het ook, de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van de christenen is niet voor doetjes.
God daagt ons uit. Gods woorden zijn sterk, ze kunnen het ons ongemakkelijk maken,
oncomfortabel. Wie durft ja zeggen, wie met God in zee durft gaan mag zich wel gelukkig prijzen.
Want God hecht zich aan ons. Hij verbindt zich met ons. Niet alleen nu, vandaag, maar altijd: een
altijddurend verbond.
Dat die goede en trouwe God ons mag helpen om te luisteren naar Zijn stem en te doen wat Hij
vraagt.

You might also like