You are on page 1of 275

SLEUTELVAARDIGHEDEN

Beheersmatig gedrag

Waardegebonden Probleem oplossend sleutelvaardig-heden vermogen


commercieel inzicht hebben dienstverlenend zijn diplomatisch zijn discipline bezitten discreet zijn doorzettingsvermogen hebben eigen werkwijze evalueren emotionele afstand kunnen nemen ethische regels respecteren integer zijn (betrouwbaar zijn) kritische ingesteldheid bezitten loyauteit hebben luisterbereid zijn objectief zijn omgaan met diversiteit respect voor andere meningen hebben besluitvaardig zijn flexibel zijn initiatief nemen oordeelsvorming bezitten problemen onderkennen en oplossen

Persoons gerelateerde sleutelvaardig heden


ambitie imagobewustzijn bezitten stabiliteit stressbestendig zijn verantwoordelijkheidsgrenzen kennen verantwoordelijkheidszin bezitten verbeeldingskracht bezitten werklust zelfbeheersing bezitten zelfstandig werken zelfsturing zelfvertrouwen bezitten zin voor esthetiek hebben zin voor relativering hebben

aandachtig zijn economisch werken hyginisch zijn kwaliteitsbewust zijn milieubewustzijn nauwkeurig werken ordelijk zijn resultaatgerichtheid nastreven stipt zijn veilig werken visie hebben op het geheel

Omgaan met informatie


abstract denken analytisch denken creatief zijn didactische vaardigheid informatie kunnen verzamelen informatie ordenen leerbekwaam zijn leergierig zijn mondelinge communicatie organisatiebewust zijn schriftelijke communicatie synthetisch denken

Internpersoon lijke sleutelvaardig heden


assertief zijn conflicten kunnen hanteren contactvaardig zijn empathisch zijn klantgericht zijn

Management vaardigheden
persoonsgerichte aandacht tonen adviseren bemiddelen controleren delegeren

onderhandelingsvaardig zijn gegevens beheren overtuigingskracht samenwerken sociale ingesteldheid bezitten individugericht leiderschap innovatiegericht zijn organisatievermogen bezitten planmatig werken structuur bieden / groepsgericht leiderschap

CO.BR.Aniveaus van benaming van de andere benaming beheersing sleutelvaardigheid aandachtig zijn economisch werken economisch werken economisch werken economisch werken economisch werken hyginisch zijn hyginisch zijn hyginisch zijn efficint werken efficint werken efficint werken efficint werken
niet ontwikkeld

beschrijving vd niveaus

gedragsindicatoren (zeer algemeen)

gedragsindicatoren (eerder administratieve omgeving)

Ongecordineerd werken, niet kosteneffectief.

neutraal

Hij pakt zijn werk zo aan dat hij tot een goed resultaat komt. Hij doet zijn werk binnen de voorziene tijd. Hij leert van anderen. Hij weet waar hij informatie kan vinden om zijn doel te bereiken. Hij pakt zijn werk zo aan dat hij tot een goed resultaat komt. Hij is kostenbewust. Hij doet zijn werk binnen de voorziene tijd. Hij leert van anderen. Hij weet waar hij informatie kan vinden om zijn doel te bereiken.

licht ontwikkeld

ontwikkeld

Hij pakt zijn werk zo aan dat hij tot een goed resultaat komt. Hij is kostenbewust. Hij doet zijn werk binnen de voorziene tijd. Hij leert van anderen. Hij weet waar hij informatie kan vinden om zijn doel te bereiken. Hij werkt actief mee aan verbeteringen. Hij vindt andere manieren om een beter resultaat te behalen .

efficint werken

sterk ontwikkeld

Hij pakt zijn werk zo aan dat hij tot een goed resultaat komt. Hij is kostenbewust. Hij doet zijn werk binnen de voorziene tijd. Hij leert van anderen. Hij weet waar hij informatie kan vinden om zijn doel te bereiken. Hij werkt actief mee aan verbeteringen. Hij vindt andere manieren om een beter resultaat te behalen. Hij formuleert suggesties voor efficintere werkwijzen. Hij brengt verbeteringen aan in werkaanpak en procedures.

optreden optreden optreden

niet ontwikkeld

Onaangepaste kleding. Onaangepast gedrag o.a. begroeting, taal... Indicaties van alcoholgebruik, onhyginisch, geur... Beseft dat hij een goede indruk moet maken en hij volgt de richtlijnen op. Hij respecteert de dagelijkse lichaamshygine. Hij draagt proper gewassen kledij. Hij is beleefd. Hij heeft een verzorgde lichaamshouding. Draagt zorg voor zijn voorkomen(aandacht voor persoonlijke hygine, netjes en Hij weet in de meeste gevallen hoe zijn voorkomen moet zijn. Hij draagt verzorgd). Past zijn kleding en voorkomen aan in functie van de gepaste consequent de verwachte (werk)kledij. Hij gaat zorgzaam om met zijn leef- en gedragscode. Gebruikt correcte omgangsvormen gezien de omstandigheden (bvb werkomgeving. Hij zorgt spontaan voor een goed voorkomen ook als zijn vrienden geen voornamen in bepaalde situaties). Gaat gepast om met de verscheidenheid of collega's dit niet doen. in mensen.

neutraal

licht ontwikkeld

Heeft een verzorgd voorkomen en een gepaste gedragsstijl.

hyginisch zijn

optreden

ontwikkeld

Verwerft aandacht en vertrouwen door zijn/haar houding.

Hij wil steeds een goede indruk maken en hij wil hierin geen fouten maken. Hij Speelt gepast in op zijn gesprekspartner. Bepaalt vooraf zijn doelstellingen en licht zich vooraf zorgvuldig in over het gewenste voorkomen en hij zorgt dat hij past zijn optreden hieraan aan. Komt in contacten authentiek over. Geeft blijk van steeds in orde is. Hij let op zijn kledij, houding, taal, zeker als hij de eerste keer een goed aanvoelen van wat gepast is (houding, voorkomen, reacties). ergens komt, maar ook in de vertrouwde omgevingen. Hij straalt enthousiasme uit.

hyginisch zijn

optreden

sterk ontwikkeld

Weet in situaties van grote visibiliteit een geloofwaardige indruk na te laten op basis van het eigen optreden.

Hij past zijn voorkomen automatisch aan verschillende omstandigheden aan. Hij stimuleert door zijn voorkomen ook anderen. Hij wijst anderen op mogelijke gevolgen wanneer hun voorkomen niet gepast is.

Gebruikt in uiteenlopende contexten met grote visibiliteit de juiste stijl en omgangsvormen. Houdt bij open discussies en dialogen aandacht voor de gevoeligheden en omstandigheden, eigen aan de ruimere context waarin men zich bevindt met anderen. Weet op een positieve manier de aandacht op zich te vestigen wanneer nodig. Geeft ook in kritische omstandigheden zowel verbaal als non-verbaal blijk van een rustig en zelfverzekerd optreden. Heeft aandacht voor de meer subtiele boodschappen van anderen en speelt hier op correcte wijze op in.

kwaliteitsbewust zijn milieubewust zijn nauwkeurig werken accuraatheid


niet ontwikkeld Verspillen, nonchalant gedrag. Fouten maken Werkt slordig, ondoordacht. Maakt vrij veel fouten tijdens het werk. Controleert en niet bijleren of bijsturen. eigen werk niet.

nauwkeurig werken

accuraatheid

neutraal

Maakt vrij veel fouten tijdens het werk. Controleert eigen werk meestal pas wanneer men hem daarop opmerkzaam maakt en veel fouten ontsnappen aan de controle. Uitwerking mist grondigheid en doordachtheid.

nauwkeurig werken

accuraatheid

licht ontwikkeld

Draagt zorg voor materialen, gaat ordelijk te werk.

Werkt met zorg en aandacht. Controleert spontaan zijn eigen werk, maar sommige fouten ontsnappen aan de controle. Vindt snel terug wat gevraagd is. Houdt gegevens ordelijk bij. Onderhoudt materialen conform de voorschriften en houdt de eigen werkruimte proper en netjes en opgeruimd, houdt geen overbodige dingen bij. Levert verzorgd werk af (geen slordige onnauwkeurigheden). Levert overzichtelijke berekeningen en gegevens, zodat nazicht mogelijk is.

nauwkeurig werken

accuraatheid

ontwikkeld

Levert met oog voor detail, correct werk af.

Werkt met persoonlijke betrokkenheid en zorg, nauwkeurig en doordacht. Voert repetitieve administratieve of technische handelingen foutloos uit. Vult documenten en formulieren correct en zorgvuldig in. Controleert nauwgezet. Merkt fouten en onnauwkeurigheden op in de beschikbare info, met het oog op het aanbrengen van correcties. In het afgeleverde werk ontsieren schoonheidsfoutjes nog het geheel.

nauwkeurig werken

accuraatheid

sterk ontwikkeld

Bereikt tijdens het werk nagenoeg de perfectie. De werkplanning is logisch en efficint. Weet snelheid met nauwkeurigheid te combineren, kwantiteit met Blijft onder verhoogde druk kwaliteitsvol werk kwaliteit. Het eindproduct is "af", de puntjes staan op de "i". De taak is in al zijn Zorgvuldig omgaan met activa. Systemen en procedures op hun goede werking afleveren. aspecten grondig bekeken. Kiest de juiste methode of procedure in functie van de controleren. Foutloos werken. Orde en netheid in het vaandel voeren. gevraagde nauwkeurigheid. Bij de eindcontrole wordt er geen fout meer uitgehaald. Blijft oog hebben voor detail onder tijdsdruk.

ordelijk zijn resultaatgerichthe id nastreven

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

resultaatgerichthe id nastreven

neutraal

resultaatgerichthe id nastreven

licht ontwikkeld

Werkt gericht en actief aan het bereiken van de vooropgestelde doelen.

Formuleert doelstellingen in concreet gedrag (meetbaar, deadline). Geeft aan de hand van concrete acties aan hoe de doelen zullen bereikt worden. Evalueert op regelmatige basis de stand van zaken ten opzichte van de beoogde doelstellingen. Neemt actie bij het sturen als de doelstellingen in het gedrang komen. Zoekt spontaan alternatieven als een bepaalde actie niet tot het beoogde resultaat heeft geleid.

resultaatgerichthe id nastreven

ontwikkeld

Formuleert uitdagende (maar haalbare) doelstellingen en zet zich ten volle in om deze te bereiken.

Legt de lat hoog, formuleert uitdagende maar haalbare doelstellingen. Gaat actief op zoek naar de best mogelijke manier om deze doelen te bereiken, weegt opties tegen elkaar af. Mobiliseert mensen en middelen, ook als hij hiertoe anderen moet overtuigen. Stuurt regelmatig het proces bij, in functie van de doelstellingen. Geeft niet op, zoekt actief naar alternatieven wanneer hij met hindernissen en tegenslagen te maken krijgt.

resultaatgerichthe id nastreven

sterk ontwikkeld

Werkt resultaatgericht en draagt dit uit naar de eigen omgeving.

Formuleert uitdagende doelstellingen die een impact hebben op de werking van andere entiteiten. Ontwikkelt een doelgericht en concreet actieplan met doelen, Weet welk resultaat verwacht wordt en streeft dit continu na. Bepaalt de mensen, middelen, timing enz. Maakt concrete afspraken met alle betrokkenen in belangrijkste factoren die bijdragen tot het resultaat en analyseert deze. Is bereid functie van het bereiken van de gestelde objectieven. Communiceert regelmatig om in te grijpen bij tegenvallende resultaten. over de stand van zaken aan de andere betrokkenen. Spreekt anderen aan op het bereiken van de doelstellingen wanneer dit nodig blijkt.

stipt zijn stipt zijn

regels opvolgen regels opvolgen

niet ontwikkeld

Hij heeft lak aan regels en gedraagt zich ook zo. Hij bepaalt de regels en de anderen moeten zich maar aanpassen.

neutraal

Hij weet waarom er (leef)regels zijn. Hij handelt naar de algemeen geldende (leef)regels en hij kan de gevolgen van het niet naleven ervan realistisch inschatten. Hij houdt zich aan gemaakte afspraken. Hij kan het niet opvolgen van (leef)regels toegeven als hij erop aangesproken wordt.

stipt zijn

regels opvolgen

licht ontwikkeld

Hij weet waarom er (leef)regels zijn. Hij handelt naar de algemeen geldende (leef)regels en hij kan de gevolgen van het niet-naleven ervan, realistisch inschatten. Hij houdt zich aan gemaakte afspraken. Hij kan het niet opvolgen van (leef )regels toegeven als hij er op aangesproken wordt. Hij kan de mogelijke gevolgen van het negeren van de (leef )regels, voor zichzelf en anderen, uitleggen.

stipt zijn

regels opvolgen

ontwikkeld

Hij weet waarom er (leef)regels zijn. Hij handelt naar de algemeen geldende (leef)regels en hij kan de gevolgen van het niet naleven ervan realistisch inschatten. Hij vraagt welk gedrag van hem verlangd wordt. Hij houdt zich aan gemaakte afspraken. Hij kan het niet opvolgen van (leef )regels toegeven als hij er op aangesproken wordt. Hij kan de mogelijke gevolgen van het negeren van de (leef )regels voor zichzelf en anderen uitleggen.

stipt zijn

regels opvolgen

sterk ontwikkeld

Hij weet waarom er (leef)regels zijn. Hij handelt naar de algemeen geldende (leef)regels en hij kan de gevolgen van het niet-naleven ervan, realistisch inschatten. Hij vraagt welk gedrag van hem verlangd wordt. Hij houdt zich aan gemaakte afspraken. Hij kan het niet opvolgen van (leef )regels toegeven als hij er op aangesproken wordt. Hij kan de mogelijke gevolgen van het negeren van de (leef )regels, voor zichzelf en anderen, uitleggen. Hij moedigt anderen aan om de (leef)regels te respecteren.

veilig werken veilig werken veilig werken

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

veilig werken

ontwikkeld

veilig werken visie hebben op het geheel visie hebben op het geheel visie hebben op het geheel structuur bieden/conceptue el denken structuur bieden/conceptue el denken structuur bieden/conceptue el denken

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

Bezit onvoldoende conceptuele en intellectuele capaciteiten zodat hij niet loskomt van de dagelijkse praktijk. Ziet slechts hier en nu. Slaagt er niet in zelfstandig ideen of oplossingen voor langere termijn te ontwikkelen. Kan analyseren maar denkt op korte termijn. Kan de beperkingen in het heden en de problemen van vandaag niet overstijgen. Heeft geen oog voor nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied en daarbuiten.

neutraal

licht ontwikkeld

Plaatst operationele taken en problemen in een ruimere context.

Herkent patronen in de gebeurtenissen, ziet verbanden en vooral ook verschillen tussen wat er op dit moment gebeurt en situaties die zich eerder al hebben voorgedaan. Trekt hieruit conclusies voor toekomstig handelen. Houdt in zijn plannen wel nog te weinig rekening met veranderingen en vernieuwingen buiten de eigen organisatie en buiten het eigen beroep, alhoewel hij van bepaalde evoluties op de hoogte is.

visie hebben op het geheel

structuur bieden/conceptue el denken

ontwikkeld

Betrekt bredere maatschappelijke en technische factoren bij de aanpak.

Formuleert een inspirerend toekomstbeeld op de rol van de organisatie, de afdeling of de groep. Heeft een duidelijk langetermijndoel en een scenario om hiertoe te komen. Integreert veel actuele standpunten en invalshoeken in een strategische visie. Brengt noodzakelijke veranderingen goed onderbouwd over, brengt de gevolgen goed in kaart. Vertaalt de organisatiedoelen naar de dagelijkse praktijk van onderzoek en onderwijs. Neemt afstand van de dagelijkse praktijk. Neemt de tijd om vooruit te denken, in plaats van zich te laten voortjagen door de problemen die zich nu voordoen (de waan van de dag). Signaleert trends en mogelijkheden in de (internationale) markt en anticipeert daarop. Haalt uit verschillende interne en externe trends n samenhangend beeld van de effecten ervan voor de organisatie. Pakt nieuwe ontwikkelingen op, ook als de signalen nog zwak zijn, en vertaalt deze naar grensverleggende aanpakken.

Maakt zich los van de dagelijkse problematiek, neemt de tijd om vooruit te denken en geeft de grote lijnen aan. Legt meer het accent op de toekomstige mogelijkheden dan op de beperkingen in het heden en de problemen van vandaag. Wijst op nieuwe problemen en situaties die niet zo duidelijk zijn voor anderen. Werkt aan doelen en plannen op lange termijn. Relativeert, weet uit praktijkervaring kennis en trends te distilleren. Kent de relevante trends en ontwikkelingen binnen en buiten de eigen organisatie en het eigen beroep en beseft de consequenties hiervan voor de eigen werksituatie. Heeft voeling met wat er in de toekomst kan gevraagd worden.

visie hebben op het geheel

structuur bieden/conceptue el denken

sterk ontwikkeld

Brengt een eigen beleid naar voren dat de entiteit of de organisatie op lange termijn benvloedt.

Analyseert vanuit een langetermijnvisie en een breed perspectief problemen en opportuniteiten. Maakt zich een voorstelling van de huidige en toekomstige positie op de markt. Brengt sterktes en zwaktes van de belangrijkste externe factoren in kaart.

Anticipeert op maatschappelijke evoluties en toekomst, ook op de manier waarop de organisatie zich hierop kan voorbereiden. Komt met plannen en ideen met een langere looptijd. Ontwikkelt een nieuwe interpretatie van de doelstelling of de missie van een organisatie of een afdeling. Komt met aantrekkelijke praktische strategien voor de komende jaren. Houdt vast aan de langetermijnvisie, niettegenstaande de dagelijkse gebeurtenissen. Brengt een eigen beleid naar voren, gebaseerd op een duidelijke visie met betrekking tot de missie en de objectieven van de organisatie.

gedragsindicatoren (eerder technische omgeving)

valkuilen

Veel energie stoppen in iets dat achteraf niet zal gebruikt worden.

Veel energie stoppen in iets dat achteraf niet zal gebruikt worden.

Veel energie stoppen in iets dat achteraf niet zal gebruikt worden.

Veel energie stoppen in iets dat achteraf niet zal gebruikt worden.

Veel energie stoppen in iets dat achteraf niet zal gebruikt worden.

Niet de juiste kleding vb. te opzichtig, overdreven gebruik parfum. Kleding die niet past bij het beroep.

Niet de juiste kleding vb. te opzichtig, overdreven gebruik parfum. Kleding die niet past bij het beroep.

Heeft stijl, uitstraling, zoals past bij de functie en bij de gelegenheid. Besteedt aandacht aan kleding, persoonlijke verzorging en aan het materiaal dat bij publiekscontact wordt gebruikt.

Niet de juiste kleding vb. te opzichtig, overdreven gebruik parfum. Kleding die niet past bij het beroep.

Controleert stukken voor het gebruik. Gaat voorzichtig met de stukken om. Controleert tijdens het werk of bouten en moeren sleutelvast staan. Gebruikt de juiste schroefkop en moeren.

Geen oog hebben voor de gevraagde kwaliteitsnormen en daardoor de verkeerde producten afleveren bv. een te hoge nauwkeurigheid nastreven wat ten koste gaat van de productiesnelheid.

Werkt met een minimum aan zorgvuldigheid zodat men kan doorwerken, maar werkt zorgvuldiger als hij op slordigheden wordt gewezen. Stelt de correcte functies van het materiaal in onder begeleiding. Reinigt producten zelf oppervlakkig, maar beter als de begeleider de overgeslagen delen aanduidt. Bepaalt hoeveelheden op een grove manier (vb een half pak, een handvol...). Geen oog hebben voor de gevraagde kwaliteitsnormen en daardoor de verkeerde Werkt de taak goed af als de begeleider op slordigheden heeft gewezen. Zoekt producten afleveren bv. een te hoge nauwkeurigheid nastreven wat ten koste gaat info bij elkaar die hij voor eenzelfde taak nodig heeft. Kijkt na of de taak volledig is van de productiesnelheid. afgewerkt vooraleer aan iets anders te beginnen, als de begeleider hem daarop attent maakt. Noteert vaag de opmerking en blijkt achteraf info te missen. Sorteert afval ruwweg in de juiste containers. Kijkt vluchtig de staat van de onderdelen na, zodat belangrijke versleten onderdelen toch nog vergeten worden. Neemt de levering/betaalmiddelen in ontvangst en ontdekt enkel de grote, zichtbare fouten.

Stelt de gangbare functies van het materiaal zelf correct in. Reinigt producten (materiaal) volgens de minimumnormen van de organisatie, maar slaat moeilijk zichtbare vuiltjes over. Bepaalt hoeveelheden door ze af te wegen. Werkt de dagdagelijkse taken stipt af. Neemt stukken informatie n voor n in de hand Geen oog hebben voor de gevraagde kwaliteitsnormen en daardoor de verkeerde zodat men geen grote stukken informatie vergeet te gebruiken. Kijkt zelf na of de producten afleveren bv. een te hoge nauwkeurigheid nastreven wat ten koste gaat taak volledig is afgewerkt. Noteert de opmerking tijdens of na de taak zodanig dat van de productiesnelheid. hij zelf nog goed weet wat ermee bedoeld werd. Haalt stoffen/onderdelen uit mekaar om ze apart weg te werpen. Kijkt de onderdelen na zodat hij de staat ervan correct kan beoordelen. Controleert leveringen/betaalmiddelen grondig in normale omstandigheden.

Stelt het materiaal opnieuw in als blijkt dat de instelling niet precies de juiste was. Reinigt ook moeilijker te wassen producten zorgvuldig. Weegt en herweegt hoeveelheden tot ze kloppen. Werkt ook uitzonderlijke taken stipt af. Neemt stukken informatie volgens een vaste werkwijze door, zodat hij geen belangrijke gegevens uit het oog verliest. Kijkt na of de taak volledig is afgewerkt, zeker als hij Geen oog hebben voor de gevraagde kwaliteitsnormen en daardoor de verkeerde die heeft moeten onderbreken. Noteert opmerkingen netjes, correct en duidelijk producten afleveren bv. een te hoge nauwkeurigheid nastreven wat ten koste gaat zodat anderen het ook begrijpen. Haalt ook moeilijk te scheiden onderdelen uit van de productiesnelheid. elkaar om ze weg te werpen volgens de milieuvoorschriften. Houdt de onderdelen tegen het licht en draait ze nog eens om. Om de staat ervan nauwkeurig te beoordelen. Controleert levering/betaalmiddelen ook als het druk is, en ontdekt daarbij ook kleine fouten.

Stelt het materiaal steeds opnieuw bij tot de machine een perfect product aflevert. Behandelt producten zodanig dat ze vlot en perfect gereinigd zijn. Weegt en herweegt hoeveelheden tot ze perfect kloppen en houdt rekening met een mogelijk verlies tijdens de verwerking vd grondstoffen. Levert de taak pas af als het eindproduct perfect is. Neemt de info nog eens stelselmatig door om te zien of Geen oog hebben voor de gevraagde kwaliteitsnormen en daardoor de verkeerde hij niets vergeten heeft en brengt in orde wat ontbreekt. Kijkt na of de taak volledig producten afleveren bv. een te hoge nauwkeurigheid nastreven wat ten koste gaat is afgewerkt als vast onderdeel van het werk. Noteert de opmerking tijdens of na van de productiesnelheid. de taak zodat het voor iedereen zeer netjes en volledig leesbaar is. Scheidt zelfs de kleinste stukjes afval volgens de milieuvoorschriften. Houdt rekening met alle details als hij onderdelen beoordeelt. Dubbelcheckt tot in de kleinste details of leveringen/betaalmiddelen in orde zijn.

Legt het gereedschap altijd terug in de gereedschapsgoot/koffer. Werkplaats is zuiver en ordelijk. Schikt de materialen en afgewerkte stukken mooi in de rekken. Vijzen, bouten, moeren liggen in de juiste vakjes.

Vraagt aan de begeleider of het werk goed gedaan is. Vraagt aan de begeleider welke werkwijze hij beter kan gebruiken als hij ziet dat iets niet goed lukt. Meldt aan de begeleider wanneer hij denkt dat het materiaal versleten is. Vraagt aan de begeleider wat hij moet doen met kapot materiaal. Haalt de kwaliteitsnorm in dagdagelijkse omstandigheden. Haalt de vereiste aantallen met hulp van anderen, waar de aantallen afhangen van de persoon. Krijgt de taken af binnen de voorziene tijd met een beetje hulp van de anderen. Werkt de taak stipt af nadat de begeleider op enkele slordigheden heeft gewezen. Houdt de aandacht bij het werk zodat hij het gewone werk goed uitvoert. Geeft de eigen fout toe, maar doet verder niks om het op te lossen. Meldt storingen indien anderen ernaar vragen. Luistert naar tips en uitleg van anderen om nieuwe technieken voor het eigen takenpakket aan te leren.

Kijkt in het werkresultaat na of hij geen fouten meer vindt in dingen die hem nog moeilijk gaan. Probeert een andere werkwijze als hij ziet dat anderen het efficinter aanpakke. Vraagt naar extra middelen als hij door gebrekkig materiaal niet goed kan werken. Vervangt werkmateriaal dat regelmatig kapot is, zodat men binnen de voorziene tijd de taak correct af krijgt. Probeert ook de kwaliteitsnorm te halen in moeilijke omstandigheden. Haalt de vereiste aantallen waar de aantallen Te veel aandacht besteden aan details zonder het resultaat te bewaken. Gebrek afhangen van de persoon. Werkt de dagelijkse taken stipt af. Besteedt de nodige aan flexibiliteit, verstarring. Het doel heiligt de middelen. Te veel focus op het concentratie om tot een goed resultaat te komen. Probeert een eigen fout zo goed eigen resultaat en daardoor gebrek aan teamwerk en collegialiteit. mogelijk te herstellen en vraagt aan anderen wat hij verder kan doen om de fout op te lossen. Doet iets extra bovenop de gewone werkwijze om zoveel mogelijk uitval te beperken. Probeert zoveel mogelijk kennis van anderen op te nemen door vragen te stellen en notities te nemen indien nodig voor het eigen takenpakket.

Kijkt kritisch naar het resultaat van eigen werk om de kwaliteit te halen. Stelt ook voor drukke situaties manieren voor hoe iets beter kan. Zoekt bij anderen tips voor zichzelf om met dezelfde tijd en materiaal een beter resultaat te krijgen. Vervangt vlot al het kapotte werkmateriaal zodat het resultaat er niet onder lijdt. Streeft telkens naar een beter resultaat dan het vorige. Haalt de vereiste aantallen waar deze afhangen van de persoon, ook in afwijkende situaties. Krijgt de taken ook af binnen de voorziene tijd wanneer er iets tussenkomt. Werkt ook uitzonderlijke taken stipt af. Werkt aandachtig in lastige omstandigheden. Doet extra zijn best om eigengemaakte fouten te herstellen, ookal kost het wat extra moeite. Neemt de storingen weg die de kwaliteit van het eigen werk hinderen. Leert op korte tijd nieuwe zaken aan omdat men zelf op zoek gaat naar tips van ervaren personen ook al is het nu nog niet strikt nodig voor de eigen taken.

Te veel aandacht besteden aan details zonder het resultaat te bewaken. Gebrek aan flexibiliteit, verstarring. Het doel heiligt de middelen. Te veel focus op het eigen resultaat en daardoor gebrek aan teamwerk en collegialiteit.

Beoordeelt het eigen werk pas positief als het tiptiop gedaan is. Geeft tips aan anderen over hun werk(wijze) zodat de organisatie beter werk aflevert. Stelt aan anderen voor hoe men met dezelfde tijd en hetzelfde materiaal een beter resultaat krijgt. Trekt zijn plan binnen de bevoegdheden om toch een perfect resultaat af te leveren met gebrekkige middelen. Maakt van succesvolle prestaties de eigen norm. Haalt gemakkelijk de vereiste aantallen en kan desnoods werk van anderen Te veel aandacht besteden aan details zonder het resultaat te bewaken. Gebrek er even bij nemen. Krijgt met gemak de taken klaar zodat hij anderen nog een aan flexibiliteit, verstarring. Het doel heiligt de middelen. Te veel focus op het beetje kan helpen indien nodig. Levert de taak pas af als het eindproduct perfect eigen resultaat en daardoor gebrek aan teamwerk en collegialiteit. is. Herpakt de concentratie meteen wanneer hij merkt dat ze verslapt. Verwittigt anderen als hij een fout ziet aankomen en herstelt de eigen fout zo goed mogelijk, ook al was het niet helemaal zijn eigen schuld. Leert op korte tijd nieuwe zaken aan van eender wie hem iets kan bijbrengen en leest info over het eigen vakgebied omdat hij nieuwe zaken zo snel mogelijk onder de knie wil krijgen.

Als hij afwezig is of te laat komt, heeft hij geen geldige reden of uitleg. Hij verwittigt niet als hij afwezig zal zijn of later zal aankomen. Hij houdt zich niet aan de duur van de pauzes.

Als hij afwezig is of te laat komt heeft hij een geldige reden of uitleg. Hij verwittigt als hij afwezig zal zijn of later zal aankomen. Hij houdt zich aan de duur van de pauzes.

Als hij afwezig is of te laat komt heeft hij een geldige reden of uitleg. Hij verwittigt als hij afwezig zal zijn of later zal aankomen. Hij houdt zich aan de duur van de pauzes. Hij verwittigt zo snel mogelijk bij onverwachte afwezigheid.

Vasthouden aan regels ook als het geen zin heeft. Rigiditeit en perfectionisme (regels om de regels). Overdreven etiquette.

Als hij afwezig is, is het gewettigd. Hij regelt zijn afwezigheid zo goed mogelijk op voorhand. Hij verwittigt zo snel mogelijk als hij onverwacht afwezig is.

Vasthouden aan regels ook als het geen zin heeft. Rigiditeit en perfectionisme (regels om de regels). Overdreven etiquette.

Hij houdt zich aan alle afspraken. Hij leeft alle regels (veilheid, hygine, kledij, Vasthouden aan regels ook als het geen zin heeft. Rigiditeit en omgang) na. Hij volgt de regels ook als hij ze niet nuttig vindt. Hij moedigt anderen perfectionisme (regels om de regels). Overdreven etiquette. aan om de regels en procedures te volgen en te respecteren.

Veiligheid is iets voor de anderen. Nonchalant gedrag. Routine, geen aandacht meer voor onveilige situaties. Hij respecteert de voorschriften over veiligheid als hij erop gewezen wordt. Hij draagt de verplichte beschermingsmiddelen als hij erop gewezen wordt.

Overdreven veiligheid. Compulsief gedrag.

Overdreven veiligheid. Compulsief gedrag.

Hij respecteert de voorschriften over veiligheid uit zichzelf. Hij vermijdt gevaarlijke situaties als hij erop gewezen wordt. Hij ruimt op zodanig dat er geen onveilige Overdreven veiligheid. Compulsief gedrag. situaties ontstaan. Hij maakt geen materiaal kapot. Hij zorgt voor veilig gereedschap. Hij draagt de nodige beschermingsmiddelen uit zichzelf.

Hij respecteert de voorschriften over veiligheid. Hij vermijdt gevaarlijke situaties. Hij ruimt op zodanig dat er geen onveilige situaties ontstaan. Hij maakt geen materiaal kapot. Hij zorgt voor veilig gereedschap. Hij draagt de nodige beschermingsmiddelen. Hij weet wat te doen bij ongevallen.

Overdreven veiligheid. Compulsief gedrag.

Hij respecteert de voorschriften over veiligheid. Hij vermijdt gevaarlijke situaties. Hij ruimt op zodanig dat er geen onveilige situaties ontstaan. Hij maakt geen materiaal kapot. Hij zorgt voor veilig gereedschap. Hij draagt de nodige Overdreven veiligheid. Compulsief gedrag. beschermingsmiddelen. Hij wijst anderen op onveilig gedrag. Hij weet wat te doen bij ongevallen.

Herkent in gebeurtenissen patronen, ziet verbanden en vooral ook verschillen tussen wat er op dit moment gebeurt en situaties die zich al eerder hebben voorgedaan. Wijst op volstrekt nieuwe problemen en nieuwe situaties die voor anderen nog niet zo duidelijk zijn . Legt meer het accent bij de toekomstige mogelijkheden dan bij de problemen van vandaag. Relativeert, schat de waarde van ervaringskennis kritisch in. Neemt afstand van dagelijkse problematiek, geeft de grote lijnen aan. Stemt plannen af op veranderingen en vernieuwingen, met name ook buiten het eigen bedrijf en buiten het eigen beroep. Heeft goed zicht op trends zoals ontwikkelingen in het beroep en op de arbeidsmarkt en ziet de consequenties daarvan voor het werk en voor de organisatie.

CO.BR.A-benaming van de sleutelvaardigheid

andere benaming

niveaus van beheersing

commercieel inzicht hebben dienstverlenend zijn klantgerichtheid diplomatisch zijn discipline bezitten discipline bezitten discipline bezitten discipline bezitten discipline bezitten
niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

betrouwbaarheid, discreet zijn consequent en correct handelen doorzettingsvermo resultaatgerichtheid/v niet ontwikkeld gen hebben asthoudendheid doorzettingsvermo resultaatgerichtheid/v gen hebben asthoudendheid
neutraal

doorzettingsvermo resultaatgerichtheid/v gen hebben asthoudendheid doorzettingsvermo resultaatgerichtheid/v gen hebben asthoudendheid

licht ontwikkeld

ontwikkeld

doorzettingsvermo resultaatgerichtheid/v gen hebben asthoudendheid

sterk ontwikkeld

eigen werkwijze evalueren eigen werkwijze evalueren eigen werkwijze evalueren eigen werkwijze evalueren

prestatiegerichtheid/a ctief denkvermogen prestatiegerichtheid/a ctief denkvermogen prestatiegerichtheid/a ctief denkvermogen prestatiegerichtheid/a ctief denkvermogen

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

eigen werkwijze evalueren

prestatiegerichtheid/a ctief denkvermogen

sterk ontwikkeld

emotionele afstand assertiviteit kunnen nemen emotionele afstand assertiviteit kunnen nemen emotionele afstand assertiviteit kunnen nemen emotionele afstand assertiviteit kunnen nemen emotionele afstand assertiviteit kunnen nemen ethische regels respecteren integer zijn

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

betrouwbaarheid, consequent en correct handelen betrouwbaarheid, consequent en correct niet ontwikkeld handelen

integer zijn

integer zijn integer zijn

betrouwbaarheid, consequent en correct neutraal handelen betrouwbaarheid, consequent en correct licht ontwikkeld handelen betrouwbaarheid, consequent en correct ontwikkeld handelen betrouwbaarheid, consequent en correct sterk ontwikkeld handelen voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren

integer zijn kritische ingesteldheid bezitten kritische ingesteldheid bezitten kritische ingesteldheid bezitten kritische ingesteldheid bezitten kritische ingesteldheid bezitten

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

loyauteit hebben

organisatiebetrokken zijn

niet ontwikkeld

loyauteit hebben

organisatiebetrokken zijn

neutraal

loyauteit hebben

organisatiebetrokken zijn organisatiebetrokken zijn

licht ontwikkeld

loyauteit hebben

ontwikkeld

loyauteit hebben

organisatiebetrokken zijn

sterk ontwikkeld

luisterbereid zijn luisterbereid zijn

luisteren luisteren

niet ontwikkeld

neutraal

luisterbereid zijn

luisteren

licht ontwikkeld

luisterbereid zijn

luisteren

ontwikkeld

luisterbereid zijn

luisteren betrouwbaarheid, consequent en correct handelen

sterk ontwikkeld

objectief zijn omgaan met diversiteit omgaan met diversiteit omgaan met diversiteit

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

omgaan met diversiteit

sterk ontwikkeld

respect voor andere meningen hebben

sterk ontwikkeld

beschrijving van de niveaus

gedragsindicatoren (zeer algemeen)

Voegt zich niet naar het beleid en/of de procedures. Houdt zich niet aan wat afgesproken is. Doet wat hij wil op zijn manier. Verandert zonder toestemming te vragen. Heeft controle nodig, maar aanvaardt er geen. Houdt rekening met het beleid en de procedures indien dat goed uitkomt. Durft buiten de schreef te lopen. Controle is wenselijk. Doet wat gevraagd wordt maar laat toch merken dat hij er niet steeds mee eens is. Vraagt meestal toestemming als hij iets verandert.

Doet wat gevraagd wordt. Blijft een situatie zelfstandig beoordelen en zal daardoor wellicht toch wel eens afwijken van de strikte procedures. Motiveert de genomen beslissing naar zijn meerderen. Voegt zich steeds strikt en nauwgezet naar het beleid en/of de procedures. Zal niets nieuws ondernemen alvorens daarvoor uitdrukkelijk de goedkeuring te krijgen van zijn meerderen. Men kan blindelings op hem vertrouwen.

Falen toewijzen aan de situatie en zelf geen verantwoordelijkheid nemen. Vermijdingsgedrag, uitstelgedrag. Geeft onmiddellijk op zodra er zich een probleem voordoet dat meer vraagt dan een routinematige aanpak. Wanneer er zich een probleem voordoet dat meer vraagt dan een routinematige aanpak is er een poging om het op te lossen. Indien zijn oplossing geen onmiddellijk resultaat heeft, geeft hij het op.

Geeft (indien er naar Probeert het gestelde probleem op te lossen, ook al vraagt dit extra gevraagd wordt) eigen inspanningen. Probeert alternatieve oplossingen uit maar is tevreden standpunten weer, geeft wanneer de oplossing ongeveer aan het gestelde doel beantwoordt. eigen grenzen aan (reactief).

Komt spontaan met eigen standpunten naar voor, bewaakt en verdedigt eigen belangen en grenzen.

Wil het gestelde doel bereiken. Stelt alles in het werk om dit te kunnen doen. Ziet niet op tegen extra inspanningen en probeert alternatieve oplossingen uit. Is wel bereid tot compromissen indien de omstandigheden dit vereisen.

Reageert assertief in emotionele en/of kritieke situaties.

Wil het gestelde doel bereiken. Stelt alles in het werk om dit te kunnen doen. Ziet niet op tegen extra inspanningen. Blijft zoeken en proberen om het probleem op te lossen, ongeacht de tijdinvestering. Is niet bereid tot compromis.

Is snel tevreden met wat hij doet. Evalueert zijn acties bijna nooit.

Toont zich leer- en aanpassingsbereidheid met betrekking tot eigen functie en situatie.

Bekijkt zijn handelingen en oplossingen. Ook wanneer ze niet voldoen neemt hij ze voor wat ze zijn. Levert globaal slechts matige prestaties.

Ontwikkelt zich binnen eigen functie, werkt actief mee aan het verbeteren van de uitvoering van taken.

Evalueert zijn handelingen en oplossingen. Wanneer ze niet voldoen aan de criteria zoekt hij verder, maar is snel tot compromissen bereid. Toont voldoende enthousiasme en inzet. Doet iets om tekorten in kennis en vaardigheden aan te vullen.

Leert over andere vakgebieden, methodes, technieken en werkt actief mee aan het verbeteren van de werking van de dienst.

Stelt hoge eisen aan het eigen prestatieniveau en formuleert uitdagende doelen voor zichzelf. Stelt criteria en evalueert zijn activiteiten. Indien de evaluatie negatief uitvalt, zoekt hij verder tot hij een oplossing vindt die aan de belangrijkste of de meeste van de criteria voldoet.

Anticipeert via structurele maatregelen om aan toekomstige uitdagingen te beantwoorden en stimuleert het voortdurend verbeteren bij anderen.

Is een zeer harde werker. Zeer veeleisend. Stelt criteria op om te evalueren of hij zijn doel bereikt, namelijk of een geboden oplossing voldoet aan alle criteria. Indien dit niet het geval is zoekt hij verder en werkt hij door tot hij aan alle criteria tegegemoet komt. Hanteert hoge kwaliteitsnormen voor zijn werk en dat van anderen. Stimuleert door voorbeeldgedrag anderen tot het leveren van prestaties, zowel kwantitatief als kwalitatief.

Geeft (indien er naar gevraagd wordt) eigen standpunten weer, geeft eigen grenzen aan (reactief). Komt spontaan met eigen standpunten naar voor, bewaakt en verdedigt eigen belangen en grenzen.

Reageert assertief in emotionele en/of kritieke situaties.

Corruptie is nooit veraf. Is omkoopbaar. Is niet te vertrouwen. Regelt gemakkelijk iets voor iemand. Zorgt er voor dat mensen bij hem in de schuld staan (letterlijk of moreel).

Verdraait feiten om er persoonlijk profijt uit te halen. Men weet nooit of hij wel te vertrouwen is. Verschuilt zich achter voorschriften of situaties om minder eerbare praktijken goed te praten.

Verzwijgt zaken als dat in zijn voordeel is. Past soms de waarheid aan in functie van de omstandigheden. Kan goed tegen een leugentje om bestwil. Beroept zich al eens op omstandigheden om zichzelf buiten schot te houden. Is eerlijk, heeft zuivere intenties, maar zal in dat opzicht niet noodzakelijk tot het uiterste gaan. 'Sjoemelt' niet met de waarheid of de morele waarden. Neemt de verantwoordelijkheid voor het eigen handelen. Doet wat hij zegt, komt beloften en afspraken na.

Is onbesproken van levenswandel en heeft alleen zuivere intenties. Laat zich niet benvloeden door sympathien of antipathien. Zal de waarheid en de morele juistheid nastreven, zelfs tegen mogelijke weerstand in.

Zet zich niet in voor de doelstellingen van de organisatie. Werkt ze zelfs soms tegen. Hangt de vuile was buiten van zijn organisatie. Negeert genomen beslissingen. Bekritiseert collectief genomen beslissingen tegen buitenstaanders. Roddelt over zijn bedrijf en over zijn meerderen. Is niet oprecht en niet te vertrouwen. Bekijkt de zaken vanuit eigen situatie, gaat zijn eigen weg. Zijn belang gaat altijd voor. Doet wat moet binnen het bedrijf, levert geen extra inzet. Staat niet steeds achter de beslissingen en doelstellingen en laat dit nogal cru merken. Voert de genomen beslissingen uit omdat een meerdere het nu eenmaal beslist en laat dit ook zo merken. Zet zich alleen in voor de eigen afdeling. Ziet de belangen van de organisatie maar ligt niet wakker bij problemen die niet rechtstreeks met zijn functie verband houden. Voelt zich daar niet verantwoordelijk voor. Voelt zich niet genoopt zijn organisatie te verdedigen tegen kritiek. Niet sterk bedrijfsgebonden. Zal als de zaken niet naar wens verlopen vlug afhaken. Zet zich in voor zijn bedrijf tijdens zijn uren. Schaart zich achter de doelstellingen van het bedrijf wanneer ze overeenkomen met zijn Handelt overeenkomstig de persoonlijke motivatie. Staat loyaal tegenover de belangen van de waarden en doelstellingen organisatie. Ziet verder dan de eigen afdeling. Houdt ook rekening van de organisatie. met problemen die zich elders voordoen. Wel behoefte aan erkenning en waardering om in moeilijke situaties niet gedemotiveerd te geraken. Zet zich in voor zijn bedrijf, doet extra inspanningen. Identificeert zich met de belangen en doelstellingen van de organisatie. Komen Houdt bij de eigen acties beslissingen niet overeen met zijn visie, dan heeft hij soms moeite om (pro)actief rekening met de die gekozen beslissingen te verdedigen. Identificeert zich met het belangen van de organisatie. bedrijfsbeleid. Men kan in vrijwel alle omstandigheden op hem rekenen. Zet zich volledig in voor de objectieven die door de organisatie moeten bereikt worden. Zet zich steeds ten volle in voor de belangen en doelstellingen van de organisatie. Verdedigt de collectief genomen beslissingen. Verlangt voor die inzet en houding niets in ruil terug. Werkt voor zijn baas alsof het voor zichzelf is. Blijft trouw aan zijn organisatie, wat er ook gebeurt. Zet zich onvoorwaardelijk in voor het bedrijfsbelang. Voelt zich medeverantwoordelijk voor alle problemen die zich voordoen. Weet die betrokkenheid op zijn medewerkers over te brengen.

Bewaakt en verdedigt op consequente wijze de belangen, de opdracht en de handelswijze van de organisatie.

Vraagt geen uitleg. Kijkt de spreker niet aan. Laat niet merken dat hij er iets van begrijpt of niets van begrijpt. Stelt vragen die niets met de zaak te maken hebben. Laat de spreker niet uitspreken.

Hij richt zich naar de spreker en kijkt hem aan. Hij knikt als teken van begrip. Hij vraagt uitleg als hij iets niet begrijpt.

Neemt een luisterende houding aan.

Hij richt zich naar de spreker en kijkt hem aan. Hij knikt als teken van begrip. Hij vraagt uitleg als hij iets niet begrijpt. Hij begrijpt wat hij moet doen na de uitleg.

Hij richt zich naar de spreker en kijkt hem aan. Hij knikt als teken van Is luistervaardig: zorgt ervoor begrip. Hij vraagt uitleg als hij iets niet begrijpt. Hij begrijpt wat hij dat de boodschap volledig moet doen na de uitleg. Hij laat de spreker uitspreken. Hij stelt alleen werd gegeven en begrepen. vragen als hij iets cht niet begrijpt. Stelt alleen vragen die met de zaak te maken hebben. Houdt voortdurend contact met gespreksdeelnemers. Pauzeert als een ander wil interrumperen. Geeft door gedrag en houding blijk van interesse in wat de gesprekspartners inbrengen. Reageert op lichaamstaal en verbale signalen met relevante vragen. Toetst of hij Stimuleert een open dialoog. begrepen heeft wat de ander wilde zeggen. Geeft een goede samenvatting van wat is gezegd. Vraagt opheldering, reden of oorzaak als wat de ander zegt niet helder is. Stelt vragen als hij de indruk heeft dat de ander nog niet alles heeft gezegd. Komt terug op wat eerder door deelnemers is gezegd.

Heeft geen enkele moeite met het omgaan met homofiele collega's. Staat open voor ieders geloofsovertuiging en/of eigen cultuurpatroon. Heeft er geen bezwaar tegen dat mensen met uiterlijke tekenen, kleding, gedrag, etc. duidelijk aangeven dat zij, mogelijk tegen de verdrukking in, met hart en ziel tot een bepaalde cultuur, geloofsovertuiging of groep behoren. Maar weet in alle gevallen meestal nog niet goed hoever zijn tolerantie zou reiken.

Heeft geen enkele moeite met het omgaan met homofiele collega's. Staat open voor ieders geloofsovertuiging en/of eigen cultuurpatroon. Heeft er geen bezwaar tegen dat mensen met uiterlijke tekenen, kleding, gedrag, etc. duidelijk aangeven dat zij, mogelijk tegen de verdrukking in, met hart en ziel tot een bepaalde cultuur, geloofsovertuiging of groep behoren. Ergert zich aan evident homofiel gedrag in het openbaar... Heeft een hevige afkeer van groepen en sekten als bijv. Scientology, in het algemeen van organisaties waarvan hij meent dat zij drukmiddelen gebruiken om hun leden met lichamelijke, morele of financile dwang aan zich te verbinden (Normatief). Accepteert niet dat mensen ongelimiteerd door middel van uiterlijke tekenen, kleding, gedrag, etc. aangeven dat zij tot een bepaalde cultuur, geloofsovertuiging of sociale groep behoren met de bedoeling om daarmee anderen angst aan te jagen en macht te verwerven. Accepteert geen vandalisme, onaangepast gedrag in het openbaar en bizarre elementen uit andere culturen, zoals vrouwenbesnijdenis. Heeft oog voor cultuurverschillen en gaat daar goed mee om. Weet te zwijgen wanneer een ander voor publiek een kleine fout maakt, zolang ongewenste gevolgen ook op andere wijze kunnen worden voorkomen. Benadert elk ander mens als een volwaardige persoon, zoals hij ook zichzelf beschouwt. Gedraagt zich in religieuze, wetenschappelijke en culturele gebouwen en bij soortgelijke evenementen en situaties met passende kleding en passend gedrag. Hanteert en benadert symbolen, gebruiken en voorwerpen van religieuze en culturele betekenis op een wijze die door de aanhangers van de betreffende religie of de van betreffende cultuur als gepast wordt gezien.

gedragsindicatoren (eerder administratieve omgeving)


Kan een profiel van de (potentile) klant opstellen. Is op de hoogte van de noden en wensen van de klant. Kan de producten en diensten van de organisatie vergelijken met die van de concurrentie. Zoekt actief hoe men zich kan onderscheiden van de concurrentie.

Komt uit voor zijn mening als er naar gepeild wordt. Maakt duidelijk wanneer hij het niet eens is met zijn gesprekspartner. Maakt duidelijk wanneer de eigen grenzen worden overschreden (durft "nee" te zeggen). Komt respectvol op voor eigen standpunten en belangen. Kiest eerder voor directe confrontatie en directe benvloeding, dan te manipuleren of indirect te benvloeden. Brengt gevoelige of negatieve boodschappen op een duidelijke en correcte manier. Komt uit eigen beweging met standpunten naar voor die afwijken van die van de gesprekspartner. Bijft bij de verdediging van eigen ideen voldoende open en flexibel ter attentie van tegenargumenten, weerstand en kritiek. Is zelfbewust van zijn persoonlijke kunnen. Maakt met charme anderen tot bondgenoot. Geeft blijk van een blijvend engagement en enthousiasme.

Aanvaardt kritiek op standpunten en reageert er constructief op. Bespreekt meningsverschillen zonder het conflict uit de weg te gaan. Gaat adequaat om met onaangepaste reacties, verbale agressie en provocaties. Verwerpt onaanvaardbare voorstellen respectvol maar beslist. Kan in een situatie van aanhoudende druk respectvol en vasthoudend zijn eigen standpunt verdedigen.

Is gemotiveerd om nieuwe "leerstof" te verwerken, is bereid om nieuwe methodes aan te leren, past nieuwe afspraken over de uitvoering van de eigen taak meteen toe in de praktijk, vraagt om uitleg en toelichting wanneer iets niet duidelijk is, geeft aan waar zich problemen in de taak voordoen en denkt mee over oplossingen. Werkt zich in in nieuwe materies die relevant zijn voor de eigen taak (nieuwe regelgeving, informaticatoepassingen, werkmethoden, informeert zich over nieuwe evoluties met betrekking tot de eigen functie (leest vakliteratuur). Past nieuwe richtlijnen, kennis, informatie en inzichten toe in de praktijk. Gaat na of en hoe nieuwe tendensen en ontwikkelingen in de eigen functie kunnen worden ingezet. Zoekt actief naar mogelijkheden om de uitvoering van het takenpakket te verbeteren en werkt dit verder uit tot concrete voorstellen. Heeft interesse voor aanverwante onderwerpen om zijn kennis te verruimen. Benut info, afkomstig uit andere vakgebieden, om de eigen aanpak en werking te optimaliseren. Onderkent de impact van nieuwe processen, technieken, methodes in andere vakgebieden op de eigen werking. Stuurt de eigen werking pro-actief bij in functie van wijzigingen op het niveau van de afdeling. Zoekt actief naar mogelijke verbeteringen die de eigen functie en het eigen takenpakket overstijgen.

Blijft zichzelf voortdurend verder bekwamen en ontwikkelen op alle mogelijke relevante terreinen. Vergaart proactief kennis om accuraat te kunnen antwoorden op toekomstige probleemstellingen. Wijzigt processen, procedures en structuren om te kunnen beantwoorden aan nieuwe tendensen en toekomstige probleemstellingen. Voorziet mogelijkheden tot permanente vorming en bijscholing van anderen en stimuleert het gebruik ervan. Leert anderen alert te zijn voor toekomstige uitdagingen en voor wat dit voor de eigen werking kan betekenen. Denkt na over de manier waarop de groep zijn succes kan vergroten en stimuleert anderen om kritisch te kijken naar de huidige werking en om voorstellen voor verbetering te formuleren. Onderzoekt welke kritische factoren een betere prestatie in de weg staan. Zoekt actief naar alternatieven en oplossingen die bijdragen tot het beter functioneren.

Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen. Maakt geen misbruik van macht, voorkennis of persoonlijke informatie. Gaat zorgvuldig om met het vertrouwen dat door patinten en hulpvragers in de hulpverlening wordt gesteld. Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen. Is zich goed bewust van eigen normen en waarden en handelt consequent daar naar. Handelt consequent volgens de beroepscode. Wijst andere gedragingen af. Maakt geen misbruik van macht, voorkennis of persoonlijke informatie. Staat voor gedane toezeggingen en verplichtingen. Geeft open informatie in zaken die veiligheidsrisico's van patinten, bezoekers en medewerkers betreffen. Geeft aan wanneer verwacht gedrag buiten de eigen normen en/of de beroeps- of organisatienormen valt. Houdt aan normen vast, ook wanneer dit voor zichzelf nadeel, spanning of conflicten met zich meebrengt. Kiest bij conflicten niet automatisch de kant van de sterkere partij, maar probeert het geheel te overzien en handelt daarnaar. Meldt gemaakte fouten en neemt uit eigen beweging stappen om de schade te verminderen. Neemt het gangbare klakkeloos over. Stelt niets in vraag. Sluit zich zo maar aan bij de mening van anderen.

Stelt zich tevreden met het gangbare. Stelt niet zo vlug dingen in vraag, conformeert zich veelal aan de meerderheid. Indien men het hem vraagt, blijkt hij toch een eigen mening te hebben.

Stelt soms zaken in vraag. Heeft over bepaalde zaken een eigen mening maar kan moeilijk argumenten ontwikkelen.

Neemt niet alles zomaar klakkeloos over. Vormt zich veelal een eigen mening over zaken. Stelt ook geregeld dingen in vraag en kan een goede argumentatie ontwikkelen.

Kan een goede argumentatie ontwikkelen voor zijn ideen. Geniet ervan systematisch de gangbare denkwijzen in vraag te stellen, soms tot vervelens toe.

Staat achter de beslissingen die voor de entiteit nuttig zijn, zelfs indien minder populair, controversieel of nadelig voor hemzelf. Voert de richtlijnen uit ook al gaan die tegen de eigen belangen in. Toont belangstelling voor de organisatie, reageert correct en loyaal bij kritiek op de organisatie. Respecteert de bestaande afspraken en procedures binnen de organisatie.

Overweegt in de eigen acties en voorstellen, de voor- en nadelen voor de organisatie. Zet zich in om de doelstellingen van de entiteit te realiseren, ook al kan hij andere doelen voorrang geven. Respecteert in de eigen adviezen het ruimere kader.

Durft harde standpunten innemen pro de organisatie, zelfs al zijn die minder populair binnen de eigen entiteit. Getuigt van integriteit. Weet wat goed en wat slecht is voor de groep. Laat woorden en daden overeenkomen. Praat over "wij" in plaats van "zij" als het over zijn organisatie gaat. Toont in zijn eigen aanpak dat hij de belangen van de organisatie kent en ook conform handelt. Draagt bij tot het behoud van de goede reputatie van de groep. Legt uit hoe men tot belangrijke beslissingen is gekomen en verdedigt de keuzes van de organisatie ter attentie van collega's en derden. Identificeert zich met de standpunten/beslissingen van de eigen hirarchie.

Behoudt een open geest tijdens het luisteren. Laat geen non-verbale afkeuring blijken. Vermijdt oplossingen voor te stellen vooraleer het probleem volledig toegelicht is. Stelt open vragen om de gedachten van anderen te leren kennen. Probeert actief de opmerkingen en vragen van anderen te begrijpen.

Hij laat zich niet in met mensen met andere meningen over huidskleur of godsdienst of nationaliteit, ras, afkomst

Hij aanvaardt dat er verschillende meningen, godsdiensten, huidskleuren... bestaan.

Hij kan positief omgaan met verschillende meningen, godsdiensten, huidskleuren rassen, nationaliteiten en ethnische afkomst.

Kan uitstekend omgaan met allerlei meningen, mensen met een andere godsdienst, ras, huidskleur, cultuur. Hij is zelfs erg genteresseerd in die verscheidenheid. Beschouwt dit als een verrijking voor zichzelf en zijn eigen cultuur.

gedragsindicatoren (eerder technische omgeving)

Hij gaat niet in op het extra werk dat zijn job vraagt. Ook een routinematig tempo kan problemen opleveren. Geeft onmiddellijk op zodra er zich een probleem voordoet dat mr vraagt dan een routinematige aanpak. Hij gaat meestal in op het extra werk dat zijn job vraagt. Aanvaardt taken en opdrachten, stelt deze niet in vraag. Heeft voortdurend aanmoediging nodig om een taak of opdracht tot een goed einde te brengen. Stopt de uitvoering van de taak of opdracht, als hij moeilijkheden ondervindt en houdt zich dan aan zijn routinematige inzet.

Hij gaat in op het extra werk dat zijn job vraagt, kan dit volhouden maar heeft af en toe aanmoediging nodig om te blijven doorzetten. Hij vraagt hulp als hij moeilijkheden ondervindt bij het uitvoeren van taken of opdrachten. Probeert alternatieve oplossingen uit maar is tevreden wanneer de oplossing ongeveer aan het gestelde doel beantwoordt. Hij gaat zeker in op het extra werk dat zijn job vraagt. Hij gaat zelf, binnen de toegestane handelingsruimte, op zoek naar oplossingen als hij bij een taak moeilijkheden ondervindt. Hij vraagt pas hulp als hij merkt dat de eigen oplossingen niet tijdig het gewenste resultaat geven. Hij vraagt onmiddellijk hulp bij problemen die hij niet zelf kan oplossen binnen de toegestane handelingsruimte en laat zich hierdoor niet ontmoedigen. Blijft alert tijdens langdurige besprekingen. Houdt vol in situaties waarin tegenspel en tijdsdruk optreden. Is niet gemakkelijk van zijn standpunt af te brengen. Herhaalt zijn eigen standpunten en voorstellen, eventueel in andere woorden, om het doel te bereiken. Hij weet wat er kan mislopen en hij kent op voorhand mogelijke oplossingen als hij de taak of opdracht krijgt. Is een harde werker die niet opgeeft vooraleer het probleem is opgelost. Eens zover, gaat hij op zoek naar nieuwe taken. Hij wil het gestelde doel bereiken en stelt alles in het werk om dit te kunnen doen. Houdt vast aan afgesproken doel en werkwijze ondanks tegenwerpingen en weerstand. Hij biedt anderen oplossingen aan bij moeilijkheden. Hij voert zijn taak of opdracht enthousiast uit en hij moedigt anderen aan. Houdt ook onder aanzienlijke belasting langdurig vol. Onder alle omstandigheden blijft hij gemotiveerd en doelgericht streven naar het eindresultaat. Blijft op allerlei manieren een concept of werkwijze propageren totdat er uiteindelijk voldoende draagvlak is om het uit te voeren.

Voegt zich niet naar het beleid/procedures. Houdt zich niet aan wat afgesproken is. Doet wat hij wil op zijn manier. Verandert zonder toestemming te vragen. Heeft controle nodig, maar aanvaardt er geen.

Houdt rekening met het beleid en de procedures indien dat goed uitkomt. Durft buiten de schreef te gaan. Controle is wenselijk.

Doet wat gevraagd wordt, maar laat toch merken dat hij het er niet steeds mee eens is. Vraagt meestal toestemming als hij iets verandert. Motiveert indien nodig achteraf de genomen afwijkende beslissing naar zijn meerderen. Doet wat gevraagd wordt. Accepteert gezag. Kent de grenzen van zijn eigen verantwoordelijkheid. Blijft een situatie zelfstandig beoordelen en zal daardoor wellicht toch eens afwijken van bestaande procedures. Motiveert de genomen beslissing naar zijn meerderen. Als een bepaalde regel onduidelijk is, vraagt hij wat wel en wat niet kan. Voegt zich altijd strikt en nauwgezet naar het beleid/procedures. Zal niets nieuws ondernemen alvorens daarvoor uitdrukkelijk de goedkeuring te krijgen van zijn meerderen. Signaleert situaties waarvoor nieuwe regels of afspraken nodig zijn. Men kan blindelings op hem vertrouwen.

Zet zich niet in voor de doelstellingen van de organisatie. Werkt ze soms zelfs tegen. Hangt de vuile was buiten. Negeert genomen beslissingen. Bekritiseert collectief genomen beslissingen tegenover buitenstaanders. Roddelt over zijn bedrijf en over zijn meerderen. Is niet oprecht en niet te vertrouwen. Schikt zich niet naar de organisatiecultuur

Doet wat moet binnen het bedrijf, levert geen extra inzet. Staat niet achter de beslissingen en doelstellingen en laat dit nogal cru merken. Voert de genomen beslissingen uit omdat een meerdere het nu eenmaal beslist en laat dit ook zo merken.

Zet zich in voor zijn bedrijf tijdens zijn uren. Schaart zich achter de doelstellingen van het bedrijf wanneer ze overeenkomen met zijn persoonlijke motivatie. Past zich aan de waarden, gedragsregels en normen van de organisatie aan. Is bereid zich te schikken naar de verwachtingen van de organisatie. Zet zich in voor zijn bedrijf, doet extra inspanningen. Identificeert zich met de belangen en doelstellingen van de organisatie. Komen beslissingen niet overeen met zijn visie, dan heeft hij soms moeite die gekozen beslissingen te verdedigen. Voert de richtlijnen uit, ook al komen ze niet overeen met de eigen belangen. Verschuilt zich niet achter hogere managementsniveaus of andere afdelingen. Neemt zelf verantwoordelijkheid. Voert richtlijnen uit, ook al komen die niet overeen met het belang van de eigen dienst of van zichzelf. Zet zich steeds ten volle in voor de belangen en doelstellingen van de organisatie. Verdedigt de collectief genomen beslissingen. Verlangt voor die inzet en houding niets in ruil terug. Werkt voor zijn baas alsof het voor zichzelf is. Blijft trouw aan de organisatie, wat er ook gebeurt. Communiceert de missie van de organisatie en stemt zijn handelen daarop af. Houdt zich aan bestaande procedures in de organisatie, ook als anderen dat niet doen. Gaat bij onverwachte gebeurtenissen niet op eigen houtje aan de gang. Klaagt niet tegenover derden over collega's. Ondersteunt het imago van de organisatie in externe contacten. Uit positieve kritiek op de prestaties van de organisatie, zonder de organisatie af te vallen. Legt uit waarom onder feitelijke omstandigheden een ideaal lijkend plan niet realistisch is. Geeft de ander geen ruimte. Formuleert onmiddellijk eigen oordeel, zonder rekening te houden met wat vooraf gezegd werd. Pikt niet in op voorgaande. Zit naast de kwestie (in discussie). Negeert vragen en onderbeekt voortdurend. Wijkt niet af van een vooraf bepaalde stereotype oplossing (star, rigide, rechtlijnig). Neemt geen luisterhouding aan. Wil nog te zeer zelf aan bod komen, staat niet ten volle open voor wat de ander zegt. Moet nog meer ruimte geven. Pikt af en toe in op de essentile info, maar inleving is er niet echt bij. Onvoldoende aandacht voor de eigenlijke boodschap (mist toch de kern).

Laat de anderen uitspreken maar stimuleert niet. Pikt essentile info op en gaat er vrij adequaat op in. Heeft minder oog voor de onderliggende aspecten, de manier waarop het gezegd wordt. Vraagt wel af en toe door en gaat in op de meeste reacties, maar laat kansen liggen. Pikt niet alles op. Stelt de partner op zijn gemak, parafraseert, herformuleert en stimuleert hem (de ander voelt dat hij voldoende aan bod zal komen). Kan zich in zijn standpunt inleven. Zoekt naar de boodschap achter de boodschap, maar er ontgaat hem soms nog iets. Let nog te zeer op wat woordelijk wordt gezegd. Reageert op lichaamstaal met relevante vragen. Toetst geregeld of hij begrepen heeft wat de ander heeft willen zeggen. Komt terug op wat eerder in het gesprek door de ander werd gezegd.

Verwerft vertrouwen bij de partner. Loopt niet om de problemen heen. Zoekt en vindt achterliggende motieven. Laat de ander uitspreken en geheel aan bod komen (exploreert). Zit volledig op dezelfde golflengte van de gesprekspartner. (evt het "klikt")

valkuilen

Blijven doorgaan, ook al is de opdracht niet meer relevant of is het doel niet meer bereikbaar. Risicos nemen om het doel toch te bereiken.

Blijven doorgaan, ook al is de opdracht niet meer relevant of is het doel niet meer bereikbaar. Risicos nemen om het doel toch te bereiken.

CO.BR.A-benaming van niveaus van andere benaming de sleutelvaar-digheid beheersing besluitvaardig zijn besluitvaardig zijn besluitvaardig zijn besluitvaardig zijn besluitvaardighei d besluitvaardighei d besluitvaardighei d besluitvaardighei d besluitvaardighei d flexibiliteit flexibiliteit flexibiliteit
niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

besluitvaardig zijn flexibel zijn flexibel zijn flexibel zijn

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

flexibel zijn

flexibiliteit

ontwikkeld

flexibel zijn initiatief nemen initiatief nemen initiatief nemen

flexibiliteit initiatief initiatief initiatief

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld neutraal

licht ontwikkeld

initiatief nemen

initiatief

ontwikkeld

initiatief nemen

initiatief

sterk ontwikkeld

problemen onderkennen probleemoplosse en oplossen nd vermogen problemen onderkennen probleemoplosse en oplossen nd vermogen problemen onderkennen probleemoplosse en oplossen nd vermogen problemen onderkennen probleemoplosse en oplossen nd vermogen problemen onderkennen probleemoplosse en oplossen nd vermogen oordeelsvorming bezitten oordeelsvorming bezitten oordeelsvorming bezitten oordeelsvorming bezitten oordeelsvorming bezitten besluitvaardighei d besluitvaardighei d besluitvaardighei d besluitvaardighei d besluitvaardighei d

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

beschrijving van de niveaus

Stelt de beste optie voor na afweging van alle relevante aspecten.

Neemt beslissingen in situaties waarin het risico duidelijk in te schatten is.

Neemt beslissingen in situaties waarin het risico niet eenduidig in te schatten is.

Past zijn aanpak/gedrag aan indien de concrete situatie dit vereist.

Past zijn aanpak/gedrag doelgericht aan om de gestelde doelstellingen sneller, efficinter te kunnen bereiken.

Blijft soepel n doelgericht functioneren in situaties die bijzonder onderhevig zijn aan veranderingen.

Neemt het initiatief om binnen het eigen takendomein acties te initiren (reactief en ad hoc).

Neemt het initiatief om structurele problemen binnen het eigen takendomein op te lossen (reactief en structureel).

Neemt initiatieven die aantonen dat hij anticipeert op gebeurtenissen (proactief).

gedragsindicatoren (zeer algemeen)


Weet niet wat hij wil. Twijfelaar. Durft geen beslissingen nemen. Weegt voor en tegen af maar laat het aan zijn medewerkers over om de knoop door te hakken. Benvloedbaar. Besluit moeizaam en traag. Verliest tijd. Heeft bepaalde objectieven voor ogen voor zichzelf en voor zijn medewerkers, maar kan deze niet duidelijk stellen. Kan voor zichzelf duidelijk een besluit nemen en een doel stellen. Beslist tijdig om acties te ondernemen. Heeft het moeilijker om voor anderen beslissingen te nemen en om acties en objectieven voor hen vast te leggen. Heeft hierin nog steun nodig. Kan voor zichzelf en voor zijn medewerkers tot een duidelijke doelstelling en actieplanning komen. Weet tijdig te beslissen. Stelt besluiten niet onnodig uit. Overweegt alternatieven en neemt besluiten niet te snel, maar wel relatief snel. De objectieven worden nog niet altijd volledig gerealiseerd. Weet soms nog niet voldoende op onvoorziene omstandigheden in te spelen. Is bereid beslissingen te nemen waarvoor de belangrijkste info aanwezig is. Neemt de tijd voor het verkrijgen van cruciale informatie wanneer een situatie dat vereist. Kan voor de hele groep de beslissing en de te ondernemen acties klaar en duidelijk stellen. Kan de informatie, nodig om een beslissing te nemen, verzamelen. Is bereid beslissingen te nemen waarvoor nog niet alle info aanwezig is. Kan prioriteiten stellen. Kan het doel realiseren langs verschillende wegen en aanpassen aan de omstandigheden, zonder dat de kwaliteit in het gedrang komt. Houdt strak vast aan gewoontes. Past zich niet aan onvoorziene situaties aan. Houdt zich scrupuleus aan de voorgeschreven taak. Staat niet open voor de zienswijze van anderen. Heeft oog voor de veranderde situatie maar voelt zich onmachtig t.o.v. nieuwe en/of onvoorziene omstandigheden. Vervalt dan gemakkelijk in een vast gedragspatroon en reageert ondoelmatig. Is bereid mee te werken en te zoeken naar alternatieve wegen. Voelt zich niet hulpeloos als hij met nieuwe situaties wordt geconfronteerd. Wil er ook wel eens een andere taak bijnemen of probeert ook nieuwe opdrachten tot een goed einde te brengen.

Kan overschakelen van de ene werkwijze of opdracht naar de andere naargelang de noodwendigheden. Heeft geen nood aan duidelijke taakbegrenzing. Kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Gebruikt zonodig verschillende communicaties. Verandert op het juiste moment van gedrag bij weerstand.

Past zich soepel aan zonder eigen doelstellingen uit het oog te verliezen. Is in staat de meest diverse opdrachten aan te pakken, ook deze buiten het vertrouwde werkterrein. Blijft ook in onverwachte nieuwe situaties efficint. Past stijl van leidinggeven en informeren aan, afhankelijk van de situatie en de persoon. Schakelt over naar een ander abstractieniveau, gebruikt een andere toon als er kans is dat dit beter overkomt bij de gesprekspartners. Wacht af. Zelf iets ondernemen en aanpakken doet hij (bijna) nooit. Voert spontaan de taken uit die bij zijn job horen. Aanvaardt een gekende taak of opdracht. Laat non-verbaal merken dat hij klaar is. Stelt de opgedragen of gangbare werkwijze niet in vraag. Aanvaardt een nieuwe taak of opdracht. Geeft verbaal aan dat zijn opdracht of taak ten einde is. Indien zijn werk af is, kijk hij soms uit naar andere opdrachten. Hij vraagt spontaan een nieuwe opdracht. Probeert inzicht te krijgen in de uitvoeringswijze van de taak of opdracht door doelgerichte en gepaste vragen te stellen. Neemt initiatieven die direct aansluiten bij je toegewezen takenveld. Wacht niet noodzakelijk de instructies van een ander af. Doet spontaan een voorstel om een nieuwe taak of opdracht te starten na de voorgaande afgewerkt te hebben. Doet spontaan een voorstel tot uitvoering v/e opdracht of taak. Stelt andere mogelijke uitvoeringswijzen voor om een beter/hoger (productie)rendement te behalen. Heeft oog voor problemen en opdrachten die zich buiten het toegewezen takenveld situeren. Signaleert deze en probeert er op actieve wijze iets aan te doen. Krijgt vertrouwen van de chef om zelf nieuwe taken of opdrachten aan te vangen en anderen hierbij te betrekken. Stelt een efficinte planning op. Past de, naar eigen aanvoelen en ervaring, beste uitvoeringswijzen toe na goedkeuring van zijn chef, en motiveert de meerwaarde ervan. Helpt anderen uit eigen beweging met de taak of opdracht. Onderneemt graag nieuwe zaken. Kijkt zelf uit naar nieuwe, nog braakliggende actieterreinen of brengt die zelf aan. Onderneemt stappen om die te exploreren. Engageert zich op actieve wijze.

Ziet geen problemen. Snapt niet dat een ander daar problemen ziet. Herkent zeker geen potentile problemen. Zoekt ook niet naar oplossingen.

Herkent een probleem. Inventariseert mogelijke oorzaken. Brengt voor een standaardprobleem een standaardoplossing aan. Begrijpt dat er meerdere manieren zijn om een probleem op te lossen. Vraagt hulp. Onderneemt acties om een probleem op te lossen. Ziet nadien of de oplossing goed is of niet. Gaat na of hij het probleem wel verstaat. Gaat na hoe hij zal weten of het opgelost is. Geeft enkele mogelijke oplossingen. Kijkt naar het groter geheel. Kiest (met hulp) de meest geschikte oplossing. Plant wat moet gebeuren en volgt dit ook. Kan nagaan dat het probleem efficint is opgelost. Trekt hieruit leerconclusies. Geeft info om het probleem te helpen identificeren. Beschrijft de hoofdkenmerken van het probleem. Brengt verschillende manieren aan om het op te lossen. Kiest de beste en legt uit waarom. Vraagt gericht om info en hulp. Plant wat hij nodig heeft. Leert na te gaan of het probleem is opgelost. Stelt de zwaktes en sterktes op van zijn aanpak. Zoekt manieren om de aanpak te verbeteren. Analyseert het probleem (Welke onderlinge invloeden hebben de elementen?). Beschrijft hoe hij zal weten of het opgelost is. Bekijkt de risico's van de verschillende oplossingsmogelijkheden. Rechtvaardigt de gekozen aanpak. Past zijn ideen over aanpak aan indien nodig. Plant wat hij nodig heeft en volgt dit plan goed op. Controleert systematisch of het probleem is opgelost. Beschrijft de resultaten en trekt er conclusies uit. Herbekijkt de aanpak en ziet of er nog effectievere manieren waren. Denkt niet helder en redeneert niet zuiver. Komt regelmatig met verkeerde of slecht onderbouwde voorstellen. Is onvoldoende ingewerkt in de problematiek en mist praktijkervaring. Overziet enkel de minder complexe situaties. Komt bij ingewikkeldere situaties niet tot een realistisch en relevant oordeel. Kan in dergelijke situaties zijn oordeel niet goed onderbouwen. Heeft vooroordelen. Heeft geen inzicht in de belangrijkste gezichtspunten en geeft hieraan niet de juiste prioriteiten. Gaat uit van feiten. Oordelen zijn te herleiden tot gekende feiten, beschikbare info en geldige argumenten. Benoemt de postieve en de negatieve kanten van zijn oordeel. Betrekt mogelijke nevenaspecten in zijn overwegingen, maar ziet de praktische haalbaarheid van de mogelijk te ondernemen acties niet volledig. Gaat niet over een nacht ijs. Benoemt bij de keuzen alternatieven. Houdt in zijn afweging rekening met alle relevante aspecten van de zaak zoals, klantenbelangen, kwaliteit, efficintie, kosten, normen, waarden etc. Neemt beslissingen opnieuw in overweging als de omstandigheden of de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Heeft een goed zicht op de haalbaarheid van acties. Analyseert helder. Benoemt de consequenties van de verschillende acties die kunnen worden ondernomen op basis van beschikbare info. Betrekt 'haalbaarheid' in overwegingen. Benoemt bij een beslissing zowel voor- als nadelen. Motiveert grondig het eigen oordeel of de eigen beslissing. Betrekt de juiste mensen en de juiste instanties bij de zaak. Evalueert kritisch de meningen van deskundigen en belanghebbenden. Kan voorbeelden geven van achteraf juist gebleken inschattingen van moeilijke situaties.

gedragsindicatoren (eerder administratief)

Houdt in zijn afweging rekening met ale relevante aspecten of kenmerken vd zaak. Steunt zijn voorstellen op grondige voorafgaande probleemanalyse. Durft een standpunt innemen. Spreekt zich nduidig uit voor een te nemen actie of voorstel van aanpak. Schat correct in of hij over onvolledige maar toch voldoende info beschikt om een beslissing te onderbouwen. Neemt dergelijke beslissingen. Neemt operationele beslissingen op zelfstandige basis (beperkte en overzienbare gevolgen). Neemt een beslissing na voldoende inschatting van de gevolgen. Neemt berekende risico's. Beslist relatief snel, maar gegrond. Overweegt alternatieven, maar stelt beslissingen niet uit. Neemt cruciale beslissingen die impact hebben op lange termijn. Neemt beslissingen waarvan de uitkomst niet nduidig in te schatten is. Neemt zonodig "onpopulaire" beslissingen, waartegen weerstand of verzet kan verwacht worden. Verkort de procedure, wijzigt de aanpak als de zaak dit vereist.

Verandert agenda en operationele planning in functie va tijdsdruk, prioriteiten, dringende vragen of behoeften. Verhoogt het werktempo, indien nodig (tegenslagen, veranderde deadline Zoekt tijdig een alternatieve oplossing indien de gekozen niet geschikt bljikt. Is bereid taken te doen buiten het normale, indien de omstandigheden dit vereisen.

Hij maakt waar nuttig/nodig gebruik van indirecte benvloedingsmethodes om kansen op slagen te verhogen. Hij evalueert kritisch en regelmatig het resultaat, om de gekozen aanpak tijdig bij te sturen. Reageert alert op info die het bijsturen van de aanpak noodzaakt(ziet/schat de gevolgen in en overloopt alternatieven). Hij formuleert concrete alternatieven om de doelstellingen efficinter te kunnen bereiken. Objectiveert, toont afstand te kunnen nemen van emotionele situaties. Maakt de balans op van kansen en mogelijkheden van een nieuwe situatie. Brengt waardering op voor een onverwacht nieuw gezichtspunt. Stapt af van een vooraf gemaakt plan, om een beoogd resultaat beter of eerder te bereiken. Kiest gemakkelijk verschillende werkwijzen om eenzelfde of een beter resultaat te bereiken. Wisselt tijdens het gesprek van informeren naar vragen, van inhoud naar procedure, etc. Verandert onder tijdsdruk op praktische wijze van aanpak om een acceptabel doel te bereiken. Past stijl van leidinggeven en informeren aan, afhankelijk van situatie en persoon. Schakelt naar een ander abstractieniveau, gebruikt een andere toon, als er kans is dat dit beter overkomt bij de gesprekspartners. Houdt duidelijk rekening met positie en karakter van gesprekspartners. Profiteert van een toevallige verandering in de omstandigheden. Blijft doelmatig handelen in situaties waar de eigen kennis en ervaring ontoereikend is. Blijft rustig en doelmatig handelen in situaties waar meerdere variabelen plots veranderen. Anticipeert. Schat de mogelijke hindernissen vooraf in. Ontwikkelt meerdere strategien: bekijkt vooraf de alternatieven. Weet de impact van een wijziging van n variabele op de andere aspecten snel en correct in te schatten.

Doet eerst zelf al het mogelijke om een probleem op te lossen, alvorens om hulp te vragen. Gaat uit zichzelf achter info aan. Ziet werk liggen en gaat tot actie over. Kan voorkomende problemen zelf afwerken. Onderneemt uit eigen beweging gericht.

Heeft oog voor zaken waar de hirarchie eventueel niet aan denkt en handelt ernaar/brengt ze onder de aandacht. Formuleert voorstellen om bestaande situaties te verbeteren. Stelt zelf documentatie samen om efficint te kunnen werken. Zoekt naar alternatieve oplossingen.

Speelt spontaan in op kansen die zich aanbieden, om ideen in praktijk om te zetten. Anticipeert middels acties op diverse situaties. Neemt initiatief om te vernieuwen. Introduceert verbeteringen in werkaanpak en procedures. Onderneemt actie om problemen buiten de eigen verantwoordelijkheid te helpen oplossen.

gedragsindicatoren technisch / laaggeschoolden


Heeft veel behoefte aan bijstand. Is bang van spoken. Blijft bij de pakken zitten. Geremd. Geraakt vlug in paniek, de kleinste moeilijkheid is onoverkomelijk.

Heeft aanmoediging nodig vooraleer hij iets onderneemt of voor zijn mening uitkomt. Gaat moeilijkheden uit de weg.

Heeft niet altijd iemand naast zich nodig. Neemt enkel berekende risicos. Heeft doorgaans behoefte aan een positieve stimulans.

Durft zich al eens op glad ijs wagen. Heeft een behoorlijke dosis lef, maar gaat niet tot het uiterste. Durft ook zonder voorafgaande zekerheden een en ander ondernemen.

Durft met een herkenbaar voordeel voor ogen, elke uitdaging aan. Wil het vooropgestelde doel kost wat kost bereiken. Zegt nooit dat durf ik niet. Gaat tot het uiterste.

Hij blijft star vasthouden aan zijn gedrag en handelswijze. Zijn eigenbelang primeert. Is koppig. Hij presteert geen overuren of meeruren. Zijn verlofplanning is heilig. Hij wordt niet graag gestoord in zijn werkzaamheden. Hij past zijn gedrag en handelswijze aan op uitdrukkelijke vraag of onder strikte begeleiding van zijn (directe) leidinggevende. Hij verandert van werkpost of past zijn verlofplanning aan na uitdrukkelijk aandringen van zijn chef. Hij presteert geen overuren of meeruren. Hij past zijn gedrag en handelswijze aan op verzoek van zijn (direct) leidinggevende. Hij verandert zonder morren van werkpost of verlofplanning. Hij past zijn handelswijze onmiddellijk aan bij onverwachte veranderingen in de planning, na instructie van zijn chef. Hij presteert overuren of meeruren op uitdrukkelijke vraag van zijn chef. Hij aanvaardt dat er verschillende meningen, godsdiensten, huidskleuren... bestaan.

Hij past spontaan zijn gedrag en handelswijze aan. Hij stelt zelf spontaan voor om van werkpost of verplanning te veranderen en motiveert dat ook. Hij past spontaan zijn handelswijze aan bij onverwachte veranderingen in de planning na goedkeuring van zijn chef. Hij presteert spontaan overuren of meeruren volgens inschatting van wenselijkheid en haalbaarheid. Hij kan positief omgaan met verschillende meningen, godsdiensten, huidskleuren.

Wacht af. Zelf iets ondernemen en aanpakken doet hij (bijna) nooit. Voert spontaan de taken uit die bij zijn job horen.

Neemt initiatieven die direct aansluiten bij zijn takenveld. Indien zijn werk af is, kijkt hij soms uit naar andere opdrachten. Wacht niet noodzakelijk de instructies van anderen af. Is actief in woord en gedrag. Vraagt uit zichzelf nadere informatie en onderneemt iets om de voortgang te versnellen.

Heeft oog voor problemen en opdrachten die zich buiten zijn toegewezen takenveld bevinden. Signaleert deze en probeert er op actieve wijze iets aan te doen. Grijpt kansen. Initieert activiteiten. Komt met voorstellen. Handelt anticiperend in plaats van afwachtend.

Onderneemt graag nieuwe zaken en anticipeert op diverse situaties. Kijkt zelf uit naar nieuwe, nog braakliggende actieterreinen of brengt die zelf aan. Onderneemt stappen om die te exploreren. Engageert zich op actieve wijze. Probeert de voortgang van het proces weer op gang te brengen of te versnellen.

Werkt chaotisch, houdt geen rekening met alle elementen. Toetst de bekomen resultaten niet aan het gestelde doel.

Maakt een plan, een werkschema, een strategie maar is snel tevreden met de vooropgestelde oplossingen. Niet alle elementen worden in rekening gebracht. Niet voldoende kritisch ter attentie van de vooropgestelde oplossing.

Kan hoofd- en bijzaken in verband met het gestelde probleem onderscheiden. Heeft ideen ter attentie van mogelijke oplossingen, maar ze zijn mogelijk niet allemaal realiseerbaar. Streeft niet steeds naar volledigheid.

Inventariseert mogelijke oorzaken. Kan orde scheppen in een complex probleem. Kan de belangrijkste elementen eruit halen. Werkt efficinte oplossingen uit en kan die realiseerbaar voorstellen.

Rust niet vooraleer het probleem in al zijn facetten is ontleed en de belangrijkste elementen eruit gehaald zijn. Laat bijkomstigheden bewust achterwege. Kan toch rekening houden met nieuwe elementen, en waar nodig bijsturen, en streeft zo een maximale haalbaarheid na.

Schat capaciteiten, mogelijkheden en interesse van potentile partners goed in. Volgt niet klakkeloos meningen of adviezen van deskundigen en belanghebbenden. Oordelen zijn te herleiden tot bekende feiten, beschikbare informatie en geldige argumenten. Heroverweegt beslissingen indien omstandigheden of ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

valkuilen

CO.BR.A-benaming van de andere benaming sleutelvaar-digheid ambitie ambitie ambitie ambitie

ambitie

imagobewustzijn bezitten optreden imagobewustzijn bezitten optreden imagobewustzijn bezitten optreden imagobewustzijn bezitten optreden imagobewustzijn bezitten optreden

stabiliteit stabiliteit stabiliteit stabiliteit stabiliteit stressbestendig zijn

stressbestendig zijn

stressbestendig zijn

stressbestendig zijn

stressbestendig zijn verantwoordelijkheidsgren zen kennen verantwoordelijkheidszin bezitten verantwoordelijkheidszin bezitten verantwoordelijkheidszin bezitten verantwoordelijkheidszin bezitten verantwoordelijkheidszin bezitten verbeeldingskracht bezitten werklust werklust werklust werklust werklust zelfbeheersing bezitten frustratietoleranti e

zelfbeheersing bezitten zelfbeheersing bezitten zelfbeheersing bezitten zelfbeheersing bezitten zelfstandig werken zelfstandig werken zelfstandig werken zelfstandig werken zelfstandig werken zelfsturing zelfsturing zelfsturing zelfsturing zelfsturing

frustratietoleranti e frustratietoleranti e frustratietoleranti e frustratietoleranti e onafhankelijkheid onafhankelijkheid onafhankelijkheid onafhankelijkheid onafhankelijkheid

zelfvertrouwen bezitten zelfvertrouwen bezitten zelfvertrouwen bezitten zelfvertrouwen bezitten zelfvertrouwen bezitten zin voor esthetiek hebben zin voor relativering hebben

zelfzekerheid/ass ertitiviteit zelfzekerheid/ass ertitiviteit zelfzekerheid/ass ertitiviteit zelfzekerheid/ass ertitiviteit zelfzekerheid/ass ertitiviteit

niveaus van beheersing


niet ontwikkeld neutraal

beschrijving van de niveaus

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld neutraal licht ontwikkeld ontwikkeld sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

Blijft kalm en rustig bij incidenteel verhoogde druk, eigen aan de functie

ontwikkeld

Blijft kalm en rustig in situaties van langdurig verhoogde druk, en/of in crisissituaties eigen aan de opdracht.

sterk ontwikkeld

Blijft kalm en rustig in complexe situaties waarin hij met een langdurige of regelmatig weerkerende hoge druk en/of crisisituaties die de eigen opdracht overstijgen, wordt geconfronteerd.

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld neutraal licht ontwikkeld ontwikkeld sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

gedragsindicatoren (zeer algemeen)


Carrire maken interesseert hem helemaal niet. Blijft tevreden met wat hij doet, gedaan heeft. Carrire maken is geen must. Blijft tevreden met toegewezen job. Doet zelf weinig inspanningen om hogerop te komen. Indien gevraagd wil hij er wel op ingaan. Neemt de gelegenheid te baat en laat zijn interesse merken bij jobs waar hij meent recht op te hebben. Streeft naar meer zelfstandigheid of verantwoordelijkheid in de organisatie. Zoekt situaties, taken en opdrachten die geschikt zijn om relevante ervaringen op te doen. Wil vooruit komen. Spant zich in om hogerop te komen. Neemt zelf initiatieven en laat merken dat hij carrire wil maken en voor welke jobs hij interesse heeft. Creert zelf ruimte voor eigen ontwikkeling en vraagt om te mogen deelnemen aan interessante projecten.

Wil zonder meer vooruitkomen. Een carrirejager die er alles voor over heeft om dit doel te bereiken.

Schat zichzelf verkeerd in. Onrealistisch ter attentie van zijn eigen persoonlijkheidseigenschappen en/of de drijfveren van zijn daden.

Heeft wel enig besef van zijn eigenschappen en persoonlijkheid, maar houdt daar weinig rekening mee. Legt er zich bij neer dat hij is zoals hij is. Weinig introspectief vermogen. Kent zichzelf wel min of meer, maar gaat met die kennis niet steeds op een harmonische manier om. Als er ergens iets misloopt neemt hij de moeite om zich af te vragen of hij daar zelf ook voor iets tussenzit en/of hij daar van uit zichzelf iets kan tegenover plaatsen. Kent zichzelf vrij goed. Levert op een actieve manier inspanning om feedback te verkrijgen over zijn persoonlijkheid en drijfveren.

Kent zijn sterke en zwakke punten en weet die op een harmonische manier te integreren in zijn persoonlijk functioneren. Maakt zichzelf niks wijs.

Is zeer labiel. Vlug van zijn stuk gebracht. Onderhevig aan schommelingen in gemoeds- en gevoelstoestanden. Werkt met ups en downs. Is eerder onvoorspelbaar. Heeft fluctuerende stemmingen, onderneemt wel pogingen om die te onderdrukken. Lijdt onder zijn stemmingen. De gemoedstoestand wisselt niet zonder aanwijsbare redenen. Vindt het belangrijk om gelijkmatig van stemming en inzet te zijn, maar moet daar in moelijjkere situaties wel bewust werk van maken. Gedraagt zich doorgaans evenwichtig. Goede zelfcontrole. Men weet wat men aan hem heeft. Voelt zich dagelijks "gewoon goed". Is standvastig en gedraagt zich evenwichtig onder alle omstandigheden. Plaatst andere mensen nooit voor verrassingen door zijn manier van doen of zijn. Een "rots in de branding". Geraakt in paniek bij toegenomen werkdruk of als er onvoorziene situaties opduiken, verliest de pedalen. Heeft last van psychosomatische klachten. Kan niet omgaan met conflicten,kan daar geen gepast gedrag tegenoverstellen.

Presteert minder goed bij toegenomen werkdruk of in onvoorziene situaties. Wordt dan prikkelbaar en heeft nood aan het afreageren van zijn spanningen. Is te gevoelig voor prikkels uit de omgeving.

Kan een gewone hoeveelheid van stress aan. In een beperkte tijdspanne kan hij wel wat verwerken. Probeert er in de meeste omstandigheden het beste van te maken.

Kan een verhoogde werkdruk aan. Blijft effectief functioneren onder tijdsdruk of in een onrustige, drukke omgeving. Als de stress niet te lang duurt en het einde in zicht is, blijft hij goed functioneren. Vindt het spannend om dan toch de eindmeet gehaald te hebben. Herstelt na een tegenslag of teleurstelling. Blijft gestructureerd werken als meerdere mensen beroep op hem doen.

Blijft efficint en vindingrijk bij toenemende werkdruk en zelfs in vervelende situaties. Blijft bij veranderingen of onduidelijke taken gelijmatig werken. Relativeert hindernissen.

Steekt de kop in het zand. Ontloopt problemen, schuift ze af naar anderen. Neemt weinig initiatieven. Wenst immers geen bijkomende verantwoordelijkheden te krijgen.

Doet wat hem gevraagd wordt, maar niet meer. Is de negen-tot-vijf medewerker.

Is genteresseerd in de uiteindelijke output van zijn werk. Doet zijn best om het vooropgestelde doel te bereiken, zonder meer. Spant zich in voor zijn werk. Erkent het nut/belang van zijn positie binnen de organisatie. Streeft er steeds naar zijn werk goed uit te oefenen. Wanneer het vooropgestelde doel niet bereikt wordt, stoort hem dit en probeert hij er iets aan te doen. Plichtsbewust en gengageerd voor zijn werk. Hecht veel belang aan de kwaliteit van zijn werk. Is pas tevreden over zichzelf als hij het vooropgestelde doel heeft bereikt. Schuift werk niet af op anderen. Erkent het nut of het belang van zijn positie binnen de organisatie.

Zoekt de oplossing van de minste moeite. Neemt het even gemakkelijk op en zal zich niet inspannen wanneer dit niet echt moet. Doet wat hij moet doen, doet wat er van hem gevraagd wordt. Is gaag actief op het werk. Heeft liever iets om handen dan passief af te wachten. Voelt zich goed wanneer hij actief bezig kan zijn. Spant zich graag in op het werk: "zoekt" werk. Benadert problemen als kansen voor verbetering. Voelt zich enkel goed wanneer hij actief bezig kan zijn en spant zich graag in. "Werken" is zo belangrijk voor hem, dat hij zich niet goed in zijn vel voelt wanneer hij niet actief kan bezig zijn. Reageert verbaal en non-verbaal agressief of defensief (schelden, weglopen).

Blokkeert in de taakuitvoering. Laat duidelijk zijn frustratie blijken.

Blijft in de taakuitvoering, maar laat non-verbaal en verbaal irritatie blijken (zuchten, kreunen).

Blijft in de taakuitvoering. Reageert correct, maar heeft tijd nodig om de zaak nuchter te bekijken en te verwerken.

De emotionele spanning wordt rationeel bekeken en het probleem wordt benoemd. Blijft coperatief en reageert zich niet af op de klant noch op de derden. Steunzoekend. Laat zich bij alles leiden door anderen. Zoekt zelf geen oplossingen of durft ze niet doorvoeren. Schipperaar. meeloper. Wil voor iedereen goed doen. Zoekt naar oplossingen die rekening houden met alle wensen en behoeften van zijn medewerkers. Streeft voortdurend naar compromissen en komt tot halfslachtige maatregelen. Verliest gemakkelijk de doelmatigheid uit het oog. Acties zijn gebaseerd op eigen visie. Doelmatigheid staat voorop. Geeft er de voorkeur aan problemen zelf op te lossen. Laat zich nog benvloeden door sociale druk of sociale goedkeuring. Zelfzeker en zelfredzaam. Geen nood aan steun van anderen. Gewoon om zelf en alleen te beslissen. Doelgericht en vastberaden. Kan aan inmenging en druk van buitenaf weerstaan. Individualist. Sterke wil om dingen op eigen manier te doen. Houdt weinig of geen rekening met de anderen. Alleen het resultaat telt. Wenst enkel nog alleen te werken. Wil volledig zijn eigen koers varen. Hij weet niet wat hij moet kiezen. Hij weet niet wat zijn zwakke en sterke punten zijn. Hij weet niet hoe hij informatie moet zoeken over de mogelijkheden die hij heeft. Hij weet niet welke stappen hij moet zetten om iets te bereiken. Hij kan benoemen wat hij waardevol en belangrijk vindt. Hij kan benoemen wat zijn belangrijkste sterke en zwakke punten zijn. Hij kan benoemen wat hij waardevol en belangrijk vindt. Hij kan benoemen wat zijn belangrijkste sterke en zwakke punten zijn Hij zoekt informatie over de verschillende mogelijkheden die hij heeft. Hij bekijkt welke mogelijkheden passen bij wat hij waardevol vindt. Hij bekijkt welke mogelijkheden passen bij wat hij kan. Hij kan benoemen welke stappen hij moet zetten om zijn doel te bereiken. Hij kan benoemen wat hij moet bijleren om zijn doel te bereiken. Hij kan benoemen wie hem hierbij kan helpen. Hij onderneemt de nodige stappen om zijn doel te bereiken. Hij betrekt personen om hem te helpen. Hij kan anderen overtuigen van zijn keuze.

Twijfelt aan de eigen capaciteiten en vaardigheden. Vermijdt situaties uit angst of onzekerheid. Slaat zichzelf laag aan. Geeft veel onnodige en ongepaste zelfkritiek. Twijfelt aan de eigen capaciteiten en vaardigheden. Voelt zich gespannen, heeft geen vertrouwen in de goede afloop van bepaalde opdrachten tenzij hij op steun kan rekenen. Heeft voldoende vertrouwen in zichzelf, maar kritiek en tegenkanting brengen hem nog uit evenwicht. Kan enige begeleiding, houvast en omkadering hier en daar wel gebruiken. Vertrouwt op eigen kennen en kunnen, ook in nieuwe situaties. Durft uiteenlopende contacten en acties aan. Gaat in op uitdagingen. Durft wat te riskeren. Bij zeer formele of stressvolle momenten voelt hij zich minder op zijn gemak. Vertrouwt op eigen kennen en kunnen, en blijft in alle omstandigheden vlot en zelfzeker functioneren. Houdt het hoofd koel en weet op een gepaste manier op zeer formele, complexe of kritieke situaties in te spelen.

gedragsindicatoren (eerder administratief)

Geraakt in paniek bij toegenomen werkdruk of als er onvoorziene situaties opduiken, verliest de pedalen. Heeft last van psychosomatische klachten. Kan niet omgaan met conflicten,kan daar geen gepast gedrag tegenoverstellen. Maakt heel snel veel fouten.

Presteert minder goed bij toegenomen werkdruk of in onvoorziene situaties. Wordt dan prikkelbaar en heeft nood aan het afreageren van zijn spanningen. Is te gevoelig voor prikkels uit de omgeving. Maakt dan fouten in zijn werk.

Reageert kalm bij wijzigingen in planning, prioriteiten, gegevens. Blijft efficint handelen in situaties van verhoogde tijdsdruk of sociale druk. Vertoont geen uiterlijke tekenen van stress bij tijdelijke verhoging van druk. Reageert rustig bij tegenstand of persoonlijke verwijten, negatieve feedback. Bewaakt eigen grenzen van kennen en kunnen.

Blijft rustig praten, geeft een ontspannen indruk, ook al maakt de gesprekspartner het hem moeilijk. Hij blijft correct en tactvol bij confrontaties, vermijdt woordenwisseling, reageert respectvol. Blijft in crisismomenten open voor kritiek van anderen, blijft bereid de eigen aanpak te toetsen. Kan voor zichzelf problemen, tegenslagen of spanningen verwerken en relativeren. Blijft doorzetten bij tegenslagen en teleurstellingen. Gaat goed om met momenten van stilte of verwarring.

Blijft onder moeilijke omstandigheden hoofd- en bijzaken, dringende en minder dringende zaken in het werk onderscheiden. Presteert goed in situaties waar sprake is van langdurige of zich herhalende tijdsdruk, tegenslag of complicaties. Handhaaft zich in complexe situaties of situaties met onzekerheden en onbekenden. Blijft ondanks druk open staan voor meningen of opmerkingen van anderen. Blijft bij druk of weerstand toch zoeken naar een aangepaste stijl en aanpak om het doel te bereiken.Checkt op het laatste moment nog of er foutjes zijn gemaakt. Neemt verantwoordelijkheid nadat een fout is gemaakt.

Weet zichzelf terzake deskundig. Handhaaft originele of riskante ideen waarvan anderen nog overtuigd moeten worden. Maakt bij meningsverschil eigen koers en positie duidelijk. Gaat zakelijk meningsverschil met klant of superieur niet uit de weg. Wijkt niet bij stevige druk.

gedragsindicatoren technisch / laaggeschoolden

Streeft naar erkenning als vakman of vakvrouw en als deskundige. Werkt doel- en resultaatgericht. Stelt zich een doel en is actief bezig met de eigen loopbaan. Werkt eraan om zich vakmatig verder te ontwikkelen of hogerop te komen. Wil uitblinken in een functie, wil bij de besten horen. Trekt verantwoordelijkheden naar zich toe in het belang van de eigen loopbaan. Werkt en studeert, ook in privtijd, om ambities te verwezenlijken. Orinteert zich breed in de organisatie op mogelijkheden voor zichzelf. Bouwt een netwerk op in en buiten de eigen organisatie om carrirekansen te vergroten. Gebruikt het eigen netwerk om beslissingen in de organisatie te benvloeden. Toont de ambitie om de organisatie te vertegenwoordigen in een maatschappelijke context. Zoekt en benut kansen om voor de organisatie zichtbaar te zijn in wetenschappelijke onderzoeks- en onderwijsomgevingen, in de politiek en in de media.

Hij kent de positieve en de negatieve eigenschappen van zichzelf. Hij kan zijn talenten en zijn aandachtspunten benoemen. Hij kiest voor taken en opdrachten waarvan hij zeker is dat hij ze goed kan uitvoeren. Hij weigert taken en opdrachten waarvan hij zeker is dat hij ze niet goed kan uitvoeren, maar hij geeft geen uitleg over zijn weigering. Hij aanvaardt zijn postieve en negatieve eigenschappen en hij deelt ze mee aan de mensen met wie hij werkt. Hij durft te zeggen wat hij niet (goed) onder de knie heeft. Hij kan onder woorden brengen wat hij goed onder de knie heeft. Hij wordt niet boos bij opmerkingen op zijn negatieve eigenschappen. Hij werkt voortdurend aan zijn positieve en minder positieve eigenschappen. Hij reageert positief op hulp en opbouwende kritiek. Hij zoekt zelf naar werkwijzen om minder positieve eigenschappen te verbeteren. Hij gaat in op voorstellen van anderen om zijn negatieve eigenschappen te verbeteren. Hij kan de impact van zijn persoonlijkheid op zijn omgeving realistisch inschatten en hij kan daarmee omgaan. Hij houdt in concrete situaties rekening met zijn eigen persoonlijkheid en hij communiceert hierover met de anderen. Hij zoekt actief naar situaties, taken en opdrachten waardoor hij nieuwe dingen kan leren. Hij gaat actief op zoek naar middelen om zijn eigenschappen te veranderen bvb door bijscholing, opleiding en engagementen in het verenigingsleven.

Krijgt in stresserende situaties de dagdagelijkse taken af met hulp. Voert de dagdagelijkse taken naar aanvaardbare maatsaf uit in lichte stresssituaties. Reageert kortaf, maar wel beleefd in lichte stresssituaties. Blijft nog lang met ingrijpende gebeurtenissen in zijn hoofd zitten, maar praat er wel over met zijn begeleider. Moet tijdens een stresssituatie gewezen worden op nog niet afgewerkte taken als hij twee dingen tegelijk wil doen. Gebruikt de geboden gelegenheid om "af te koelen". Presteert minder goed door gebrek aan logica in zijn handelinsgwijzen. Komt nog net toe aan de dagdagelijkse taken in stresserende situaties. Blijft vriendelijk en beleefd in lichte stresssituaties. Hij durft gevoelens van verdriet of boosheid tonen. Blijft met sterk ingrijpende gebeurtenissen nog lang in zjin hoofd zitten, maar kan veelvoorkomende situaties relativeren. Kan twee taken die hij gewend is tegelijk aan in lichte stresssituaties. Relativeert stress indien anderen hem gerust stellen. Hij kan de gevolgen van stress kanaliseren. Slaagt erin om aan niet alledaagse taken te beginnen in stressituaties en om die taken correct uit te voeren. Houdt zich in, zodat hij vriendelijk of beleefd blijft in zware stressituaties. Hij heeft hulp nodig van de chef om de gangbare werkwijze verder te zetten in een onbekende (nieuwe) stresssituatie. Nodigt betrokken collega's uit om even over de sterk ingrijpende gebeurtenis te praten en kan ze daarna van zich af zetten zodat hij geconcentreerd kan verderwerken. Behoudt goed het overzicht over afgewerkte en onafgewerkte taken in lichte stressituaties, ook al doet hij twee dingen tegelijk. Helpt anderen om hun activiteiten terug op te nemen. Pept anderen op die het door de stress niet meer zien zitten. Voert alle taken steeds volledig en correct uit (stress of geen stress). Blijft altijd vriendelijk en beleefd (stress of geen stress). Verwerkt ingrijpende gebeurtenissen vlot, als deel van het werk, zodat hij zich er van kan afzetten en geconcentreerd verder kan werken. Schakelt ook in stresssituaties vlot om van taak, zonder het overzicht te verliezen en heeft op het einde alle taken goed uitgevoerd. Doet enkel beroep op de chef als hij nood heeft aan een klankbord in stresssituaties.

Hij schat stresssituaties tijdig in en gaat er op een gepaste manier mee om. Hij weet op voorhand wanneer een stresssituatie zich kan voordoen, hij kan de gevolgen ervan inschatten en handelt ernaar Hij doet concrete voorstellen om een stresssituatie onder controle te houden. Hij straalt door zijn algemene houding rust uit. Helpt anderen, bij stresssituties, om hun activiteiten (terug) op te nemen volgens de gangbare werkwijze.

Verwacht duidelijk instructies en steun van meerderen vooraleer hij aan de slag gaat.

Weet wat hij moet doen en wat hij moet bereiken in zijn job. Vraagt regelmatig advies en steun.

Heeft zicht op de doelstekllingen van zijn job. Neemt meestal zelf beslissingen aangaande de hem toegewezen taak. Vraagt advies wanneer de opdracht niet tot zijn directe takenveld behoort. Kent de doelstellingen van zijn job. Neemt zelf beslissingen ook wanneer het zaken betreft die niet tot zijn directe takenveld behoren. Kent de doelstellingen van zijn job. Neemt zelf beslissingen aangaande zijn werkveld waarbij hij tijd en middelen op een optimale manier aanwendt. Bij problemen trekt hij zelf zijn plan. Wanneer ze zijn bevoegdheid te buiten gaan, signaleert hij dit, maar wil liefst de zaak zelf afhandelen.

valkuilen

CO.BR.A-benaming van de sleutelvaardigheid abstract denken analytisch denken analytisch denken

andere benaming

niveaus van beheersing

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

analytisch denken

licht ontwikkeld

analytisch denken

ontwikkeld

analytisch denken creatief zijn creatief zijn creatief zijn

sterk ontwikkeld

creatief zijn

creatief zijn didactische vaardigheid didactische vaardigheid didactische vaardigheid didactische vaardigheid didactische vaardigheid informatie kunnen verzamelen informatie kunnen verzamelen informatie kunnen verzamelen coachen coachen coachen
niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

coachen

ontwikkeld

coachen

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

informatie kunnen verzamelen informatie kunnen verzamelen informatie ordenen informatie ordenen informatie ordenen informatie ordenen leerbekwaam zijn leerbekwaam zijn leerbekwaam zijn leerbekwaam zijn leerbekwaam zijn leergierig zijn voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

leergierig zijn leergierig zijn leergierig zijn leergierig zijn mondelinge communicatie

voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren voortdurend verbeteren

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

mondelinge communicatie

voortdurend sterk ontwikkeld verbeteren mondelinge uitdrukkingsvaard niet ontwikkeld igheid/ mondelinge presentatie mondelinge uitdrukkingsvaard neutraal igheid/ mondelinge presentatie mondelinge uitdrukkingsvaard licht ontwikkeld igheid/ mondelinge presentatie

mondelinge communicatie

mondelinge communicatie

mondelinge uitdrukkingsvaard ontwikkeld igheid/ mondelinge presentatie mondelinge uitdrukkingsvaard sterk ontwikkeld igheid/ mondelinge presentatie
niet ontwikkeld

mondelinge communicatie

organisatiebewust zijn organisatiebewust zijn organisatiebewust zijn

neutraal

licht ontwikkeld

organisatiebewust zijn

ontwikkeld

organisatiebewust zijn

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

schriftelijke communicatie

schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

synthetisch denken synthetisch denken synthetisch denken synthetisch denken synthetisch denken

integrerend vermogen integrerend vermogen integrerend vermogen integrerend vermogen integrerend vermogen

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

beschrijving van de niveaus

Zet de essentie van het probleem.

Legt verbanden en ziet oorzaken.

Maakt eenvoudige analyses van complexe dossiers.

Staat open voor nieuwigheden en is bereid daarover mee te denken.

Kan met alternatieve ideen en oplossingen voor de dag komen.

Is vernieuwend en origineel in zijn/haar aanpak.

Coacht op het kunnen volbrengen van taken, het behalen van resultaten, fungeert als instructeur/trainer.

Coacht met het oog op het ontwikkelen van gewenste gedragsvaardigheden, fungeert als coach/mentor.

Neemt verantwoordelijkheid op voor het leren binnen de organisatie, fungeert als intervisor.

Houdt een vormelijk en inhoudelijk correct betoog.

Kan enthousiasmeren met behoud van helderheid en structuur.

Kan heldere en boeiende presentaties geven ter attentie van diverse doelgroepen en in uiteenlopende situaties.

Toetst eigen besluiten, voorstellen en acties af aan de (verschillende) belangen van de eigen entiteit.

Toetst eigen besluiten, voorstellen en acties af aan (de belangen van) andere entiteiten.

Getuigt van realiteitszin bij het ondernemen van acties die verscheidene entiteiten aanbelangen.

Hanteert een correcte en begrijpelijk taal.

Structureert zijn/haar boodschap en hanteert een gepast taalgebruik in functie van de situatie/het publiek.

Heeft een aantrekkelijke en motiverende schrijftstijl.

Formuleert hypothesen, trekt logische conclusies op basis van beschikbare gegevens.

Neemt standpunten in en overziet de verdergaande consequenties ervan.

Vormt een goed onderbouwd en gentegreerd oordeel.

gedragsindicatoren (zeer algemeen)


Denkt een aantal stappen vooruit en handelt hier ook naar. Bedenkt verschillende routes naar de oplossing van een vraagstuk. Is flexibel en creatief in het uitwerken van ideen. Overziet van te voren de gevolgen van een bepaalde keuze en geeft dit duidelijk aan. Geeft risico's van een bepaalde keuze aan. Hanteert duidelijke criteria bij het beoordelen van alternatieven. Maakt ideen inzichtelijk voor anderen. Introduceert nieuwe concepten bij nieuwe en bestaande problemen. Brengt, indien nodig, problemen naar een hoger abstractieniveau. Onderkent onvoldoende de problemen. Zoekt de oorzaken van de fouten niet en gaat te weinig op zoek naar relevante informatie. Ziet geen verband tussen de verschillende feiten of ontwikkelingen. Weet symptomen niet steeds van oorzaken te onderscheiden. Onvoldoende onderscheid tussen feiten en interpretaties. Brengt in zijn analyse onvoldoende structuur aan, overziet de grote lijnen niet en gaat te veel op in details. Slaagt er niet in belangrijke informatie voor het nemen van beslissingen te vinden. Komt niet op gepaste wijze in actie terwijl hij het probleem wel ziet. Analyseert een taak of werkproces. Verzamelt info door vragen te stellen of schriftelijk bijeen te zoeken. Diept het probleem uit.Vraagt gericht door in geval van onvoldoende info. Stelt logisch en methodisch vast waar een fout zit en bepaalt de oorzaak ervan. Legt verbanden tussen verschillende informatie. Bekijkt de situatie of het probleem echter niet altijd vanuit verschillende invalshoeken. Herkent in een vroeg stadium dat er sprake is van een probleem. Komt in actie bij een relevant zichtbaar probleem. Verzamelt info over achtergronden en oorzaken van het probleem voordat hij beslist. Benoemt de oorzaken van problemen die zich voordoen. Scheidt hoofd- van bijzaken. Zoekt eerst de grote lijnen, niet direct de details. Integreert nieuwe info met bestaande en bekijkt het probleem van uit diverse gezichtspunten Gebruikt verschillende manieren om ingewikkelde problemen aan te pakken en relevante info te verkrijgen. Benut actief de voor het functioneren noodzakelijke informatiebronnen. Anticipeert op storingen, bijvoorbeeld door tijdig te zorgen voor informatie of voor een plan van te ondernemen stappen. Kan bij een probleem alle mogelijke oorzaken in orde van belangrijkheid rangschikken (pareto-analyse). Kan voor- en nadelen van een complexe situatie evalueren. Doet alles zoals gebruikelijk is. Komt nooit met iets nieuws, stelt niets in vraag. Bij het ontbreken of falen van de gebruikelijke middelen wordt niets ondernomen. Ziet soms dat bestaande oplossingswijzen of werkwijzen niet voldoen en wil er iets aan veranderen, maar weet niet hoe. Gebruikt ideen van anderen. Als hij een eigen oplossing voorstelt is die weinig realiseerbaar. Denkt na en probeert oplossingen te vinden of nieuwe werkwijzen te bedenken. Soms lukt dat. Houdt niet met alle factoren rekening. Is vlug tevreden met zijn vondst. Bouwt voort op oorspronkelijke ideen van anderen.

Komt met oorspronkelijke ideen, volgt niet klakkeloos wat gebruikelijk is. Houdt met veel factoren rekening. Bekijkt een zaak vanuit een nieuwe invalshoek. Is niet snel tevreden. Brengt veel ideen in bij het brainstormen. Past bestaande concepten toe in niet voor de hand liggende situaties. Ziet nieuwe toepassingsmogelijkheden voor bestaande instrumenten. Uiterst vindingrijk. Komt met originele oplossingen. Bedenkt nieuwe werkwijzen, waar anderen geen alternatieven zien. Kan bewust afstappen van platgetreden paden. Onderzoekt het probleem en komt met totaal nieuwe oplossingen, waarbij met alle factoren rekening wordt gehouden. Organiseert brainstormsessies om nieuwe ideen te genereren. Pakt vlug de kern van de zaak op. Bekijkt kritisch zijn eigen vondst. Ziet in het eigen werkgebied toepassingsmogelijheden voor werkwijzen uit andere vakgebieden. Vraagt ruimte voor eigen stijl of eigen oplossingen. Heeft onvoldoende inzicht in de mogelijkheden en tekorten van zijn medewerkers. Geeft hen geen feedback. Motiveert en stimuleert hen niet. Heeft inzicht maar slaagt er niet in een sfeer van open communicatie te creren, waarin het geven en ontvangen van feedback mogelijk is. De medewerkers evolueren weinig inzake functioneren en de prestaties blijven matig. Schat de capactieiten en mogelijkheden van de medewerkers meestal correct in. Geeft aanwijzingen of voorbeelden om de medewerker nader iets te leren. Legt uit waarom iets op een bepaalde manier moet worden uitgevoerd. Ondersteunt en bemoedigt. Toetst of het geleerde lukt in de praktijk en of het goed begrepen is.

Onderzoekt de sterktes en de zwaktes in het presteren van de medewerkers. Geeft constructieve en specifieke feedback hierover. Zet een opleidingstraject uit en stelt met de medewerker een gedetailleerd stappenplan op. Helpt een medewerker een ontwikkelingsplan voor zichzelf op te stellen. Geeft persoonlijke suggesties voor ontwikkeling. Zoekt of ontwikkelt nieuwe opleidingsmogelijkheden voor de leden van zijn team. Kan een nieuwe medewerker of iemand die een nieuwe taak krijgt, effectief en efficint inwerken. Ondersteunt op een actieve manier nieuwe medewerkers. Onder zijn invloed zetten de medewerkers zich optimaal voor hun werk in en blijven ze zich ontwikkelen in hun vakgebied.

Neemt nieuwe informatie niet op en past deze niet toe. Accepteert geen feedback van anderen. Beschouwt dit als een persoonlijke aanval. Slaagt er niet in een vertaalslag te maken van theorie naar praktijk. Haalt weinig nut uit opleidingen en trainingen. Heeft meer tijd nodig om zich nieuwe info eigen te maken. Trekt lessen uit eigen ervaringen. Past het in trainingen of opleidingen geleerde juist toe. Vraagt anderen om een oordeel over het eigen functioneren en past de ontvangen informatie redelijk vlot toe. Kijkt kritisch naar het eigen functioneren met de bedoeling de volgende keer betere resultaten te bereiken. Zoekt info die in de werksituatie toepasbaar is. Heeft een plan voor eigen verdere ontwikkeling. Vormt zich een mening over de ontwikkelingen in het vakgebied en past hiervan dingen toe in het eigen werk. Heeft eigen netwerken en eigen methoden ontwikkeld om aan bruikbare informatie te komen. Intgereert nieuw verworven praktische kennis en inzichten uit andere werkgebieden in de eigen functie. Denkt dat hij alles weet voor wat hij moet doen. Vindt iedereen altijd te belerend.

Is bereid te leren. Begrijpt instructies. Begint die ook uit te voeren. Heeft zicht op zijn eigen resultaat en controleert zichzelf. Onder begeleiding verstaat hij leerdoelen, gaat hij na waar hij ondersteuning kan vinden. Ontwikkelt een actieplan. Volgt dit ook op, onder begeleiding. Geeft zijn mening over het eigen presteren en ziet wat hij nodig heeft om dat te verbeteren (onder begeleiding). Onder begeleiding bepaalt hij leerdoelen, ziet in hoe ze kunnen helpen om het leren te verbeteren. Ontwikkelt zelf een actieplan. Volgt dit ook op, allemaal onder begeleiding. Geeft zijn mening over het eigen presteren en ziet wat hij nodig heeft om dat te verbeteren (onder begeleiding). Ontdekt een eigen leerstijl. Kan zelf zijn leerdoelen bepalen en plant hoe hij die zal bereiken. Neemt verantwoordelijkheid op voor het eigen leren. Overziet eigen vooruitgang. Toont aan wat hij heeft bereikt. Drukt zich weinig verstaanbaar uit. Praat te stil of te luid, monotoon en sec (maakt geen gebruik van extra middelen). Richt zich niet tot zijn toehoorders. Betoog is weinig gestructureerd. Krijgt zijn mening niet gezegd of nietszeggend getater. Weinig of geen samenhang in wat gezegd wordt. Gebrekkige zinsbouw. Wartaal of onbegrijpelijke passages. Spreekt zichzelf flagrant tegen. Geen overeenstemming in de inhoud en de wijze waarop iets gezegd wordt. Slecht Nederlands (slechte taalbeheersing). Hapert regelmatig, veel storende stopwoorden. Gebruik van uitdrukkingen in verkeerde context. Kan zichzelf kort voorstellen. Hij kan een korte boodschap overbrengen, durft zich te presenteren. Hij kiest een acceptabele manier van overbrengen voor de toehoorder. Praat voldoende luid en richt zich tot zijn toehoorders. Is verstaanbaar. Articulatie en intonatie moeten verbeteren. Nog haperingen en stopwoorden. Zijn presentatie mist evenwel de nodige samenhang. Springt van de hak op de tak. Is in beperkte mate voorbereid. Maakt geen gebruik van voorhanden zijnde middelen. Inhoud en wijze van wat gezegd wordt, zijn niet helemaal in overeenstemming met elkaar. Niet altijd even bondig of terzake. Bepaalde passages zijn onduidelijk. Kan kort iets vertellen over een onderwerp. Geeft de essentie bondig weer. Zorgt ervoor dat de opbouw systematisch is. Heeft oog voor de reactie van zijn toehoorders. Ziet erop toe dat foute interpretatie niet mogelijk is. Ondersteunt het verhaal met lichaamstaal. Praat duidelijk. Spreekt vrij vlot, niet te traag of te snel. Zijn betoog is gestructureerd samengesteld. Hanteert evenwel niet altijd gepast woordgebruik en legt weinig intonatie, klemtonen in zijn presentatie. Maakt geen gebruik van bijkomende middelen. Is bondig, maar misschien iets te summier, slaat essentile (verhelderende) stappen in het betoog over. Houdt nog te weinig rekening met anderen (nog ietwat te veel vanuit eigen referentiekader). Blijft bij het onderwerp, geen storende uitweidingen.

Betoog is animerend en verhelderend en goed voorbereid en gestructureerd. Maakt in beperkte mate gebruik van bijkomende middelen om zaken te verduidelijken. Bij een informele voorstelling bereidt hij zich voor op het onderwerp. Maakt een overzicht van wat hij wil vertellen. Gebruikt materiaal om zijn verhaal te illustreren. Doordachte, soepele en heldere wijze van formuleren (richt zich tot de gesprekspartners in hun taal). Logische opbouw. Gestructureerd. Gesprekspartners ondervinden geen irritatie en vinden luisteren aangenaam. Spreekt zonder haperingen of stopwoorden. Maakt een formele voorstelling om de boodschap over te brengen. Duidelijk voorbereid geheel dat gestructureerd in mekaar steekt. Structuur is zo mogelijk nog beter, evt. nieuwe inzichten en verbanden worden bijgebracht. Presentatie, stijl en taal is aangepast aan zijn toehoorders en aan de situatie. Zeer duidelijk en flexibel woordgebruik. Boeiende presentatie waarbij overvloedig gebruik wordt gemaakt van voorbeelden, middelen om zaken levendig en duidelijk voor te stellen. Boeit de luisteraar, zorgt voor afwisseling (humoristische noot, op gepaste wijze). Ook voor grote groepen. Weet anderen te enthousiasmeren. Gesprekspartners vinden het prettig om te luisteren. Draagt oogkleppen. Reageert vanuit de eigen situatie. Verliest zich in details. Houdt alle informatie voor zich. Sluit zich af van andere diensten. Kan het belang van de eigen situatie relativeren. Weet hoofdlijnen en bijzaken te scheiden, maar blijft in de praktijk te sterk beperkt tot de eigen functie. Ziet mogelijke implicaties van zijn beslissingen voor andere afdelingen over het hoofd. Heeft weinig contact met andere diensten. Volgt geen vergaderingen als het niet hoeft. Kan zich op de hoofdlijnen concentreren en ziet hun relatieve belang voor de gehele organisatie. Bekijkt problemen vanuit diverse gezichtspunten. Oog voor andere diensten. Volgt goed het gebeuren binnen de organisatie, maar heeft nog te veel een concurrerende houding. Belang van de eigen afdeling blijft gemakkelijk primeren. Nog geen actieve participatie met andere diensten. Overziet de gevolgen van de te nemen acties voor de andere afdelingen. Betrekt deze in het overleg vooraleer een beslissing te nemen. Houdt rekening met ieders situatie. Kan interdiciplinair werken. Begrijpt en gebruikt de informele kanalen. Waarschuwt voor ongewenste neveneffecten bij anderen buiten het eigen functiegebied of afdeling. Overziet de gevolgen van de te nemen beslissingen en de te voeren acties voor de hele organisatie. Weet wie de belanghebbenden zijn en communiceert beslissingen en ontwikkelingen zorgvuldig naar hen. Ziet de organisatorische belemmeringen voor de medewerkers en probeert die weg te ruimen. Totaalvisie, waaruit hij zelf initiatieven neemt en diept bepaalde fenomenen uit. Formuleert bepaalde voorstellen. Hij bestudeert de externe omgeving om intern verbeteringen door te voeren. Hij verdedigt de vrije uiting van meningen en ideen en stimuleert. Brengt mensen vanuit verschillende invalshoeken bij mekaar om problemen vanuit een breder perspectief op te lossen.

Zaken worden slecht verwoord op papier gezet. Gebrekkige zinsbouw. Spellingsfouten, grammaticale onjuistheden. Verkeerde woordkeuze. Ingewikkelde, onleesbare teksten. Archasche zinswendingen. Onlogische structuren. Onbegrijpelijke, dubbelzinnige teksten. Houdt zich niet aan algemeen gangbare conventies. Slechte lay-out. Woordkeuze en zinsbouw vatbaar voor verbetering. Niet zo boeiend om te lezen, omslachtig, clichmatig. Niet to the point, onvolledig. Onvoldoende aangepast aan de situatie en het lezerspubliek. Ingewikkelde tekst, nog onvoldoende gestructureerd, niet vlot leesbaar, oubollig, ambtelijk woordgebruik. Misverstanden niet geheel uitgesloten. Leesbaar, geen spellings- of spraakkundige fouten. To the point, zonder dat er veel zal beklijven of blijven hangen in het hoofd van de lezer. Niet verrassende, weinig originele of vernieuwde schrijfstijl. Geen persoonlijke touch. Gewoon verstaanbaar, gestructureerd maar zonder blikvangers. Doordacht. Vlot om lezen, logisch ineenstekend. Voor het beoogde publiek leesbaar/begrijpbaar. Uitnodigend om te lezen. Er zijn minimale kansen op misverstaan van de tekst. Communicatief perfect, helder, zeer duidelijk en logisch. Zeer vlot om lezen. Blijft hangen, er is geen kans dat men zn doel voorbij schiet. Nu en later voor de bestemming volstrekt duidelijk.

Hij kan verschillende perspectieven samenbrengen, rekening houdend met een breed gamma aan factoren. Kan verbanden leggen tussen verschillende aspecten van een probleem en meningen van verschillende personen.

gedragsindicatoren (eerder administratief)

Verzamelt info over achtergronden en oorzaken. Maakt duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijzaken in de analyse van een probleem. Omschrijft duidelijk de kern van een probleem. Verwerft een algemeen inzicht in een probleem. Gaat systematisch te werk bij de analyse. Benadert een probleem vanuit verschillende invalshoeken. Benoemt de oorzaken van een probleem dat zich voordoet. Legt verbanden tussen verschillende soorten info. Detecteert onderliggende problemen. Integreert nieuw gevonden info met bestaande info. Stelt gericht de goede vragen om een probleem helder te krijgen. Analyseert complexe dossierproblemen en hertaalt die naar hanteerbare vragen. Houdt bij de analyse rekening met verschillende aanknopingspunten. Kan een inzicht verwerven in een complexe problematiek. Ziet trends en patronen in ogenschijnlijk niet-gerelateerde feiten. Kan tegengestelde oordelen van anderen betrekken en integreren in de eigen analyse. Maakt een helder onderscheid tussen feiten en belangen.

Stelt bestaande procedures, afspraken of situaties op een gezond-kritische manier in vraag. Staat open voor nieuwe ideen, oplossingen, procedures en methodes. Kijkt over de grenzen van het eigen vak of entiteit (is nieuwsgierig en informeert zich). Ziet in het eigen domein toepassingsmogelijheden voor werkwijzen of instrumenten uit andere vakgebieden.

Komt met nieuwe ideen, voorstellen, oplossingen. Stelt alternatieven voor als hij weerstand ondervindt. Past bestaande concepten toe in niet voor de hand liggende situaties. Bekijkt een probleem vanuit verschillende invalshoeken en komt zo tot nieuwe oplossingen of op nieuwe ideen. Brainstormt over zoveel mogelijk ideen zonder zich onmiddellijk te laten tegenhouden door praktische belemmeringen. Levert nieuwe ideen om een specifiek probleem aan te pakken. Introduceert nieuwe technieken en methodes. Komt met weinig voor de hand liggende originele oplossingen en voorstellen. Stelt bestaande situaties voortdurend in vraag, met het oog op verandering en vernieuwing. Stimuleert vernieuwing bij anderen (door in te gaan op nieuwe ideen en de mogelijkheden te bekijken).

Informeert anderen maximaal. Moedigt anderen aan om nieuwe dingen te leren en zich te vervolmaken in hun job. Geeft duidelijke en constructieve feedback. Legt uit hoe iets moet worden gedaan en waarom. Begeleidt anderen tijdens hun leren op de werkvloer. Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen leren. Past alles toe op de werkvloer en neemt initiatieven om anderen daarbij te betrekken. Houdt bij het leerproces rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de anderen. Stimuleert anderen om zelf oplossingen te vinden. Neemt acties om inzicht van de andere in dienst en het eigen functioneren te versterken. Heeft vertrouwen in het zelfsturend vermogen van de andere en stimuleert dit ook. Kan zijn advies en coachingstijl aanpassen aan het ontwikkelingsniveau en eigenheid van de andere. Heeft oog voor de voortgang van de groei in gedrag. Richt zich niet enkel op de taak en het objectief maar ook op de persoon die het moet uitvoeren. Stimuleert een open communicatie rond leren. Fungeert als rolmodel voor het opnemen van de verantwoordelijkheid voor het "leren" binnen de organisatie. Faciliteert kennisoverdracht binnen een team/groep. Kan diverse rollen opnemen als instructeur, mentor, supervisor, coach, intervisor en in functie van de omstandigheden voor de juiste rol te kiezen op het juiste moment.

Kent het basisgebruik van een computer. Kent de mogelijkheden van internet. Kan de inhoudstafel van een boek raadplegen en gebruiken. Kan een antwoordapparaat gebruiken.

Vindt verschillende types van informatie in ICT-toepassingen en in gewone bronnen. Selecteert de relevante informatie.

Identificeert de gepaste informatiebronnen. Voert effectieve zoekopdrachten uit. Selecteert de relevante informatie voor het doel.

Selecteert zijn informtie en weegt de voor- en nadelen van de diverse bronnen tegen elkaar af.

Kent basistekstverwerking. Begrijpt de functie van kopiren, scannen en faxen. Kan een sms-functie gebruiken. Kan een antwoordapparaat instellen. Kan de juiste informatie kiezen om te presenteren. Kan berekeningen uitschrijven. Voegt informatie toe in een bestand in de juiste vorm. Ontwikkelt informatie in de vorm van tekst, beeld of cijfermateriaal. Gebruikt basislayout en aangepaste technieken. Presenteert informatie op een logische manier. Kiest de juiste titel en de juiste eenheden voor numerieke informatie. Voegt informatie toe en combineert verschillende bronnen. Geeft een duidelijke layout mee. Maakt gebruik van de verschillende opmaakmogelijkheden. Past zijn informatie aan het publiek aan. Gaat na of de informatie duidelijk overkomt en begrepen wordt. Schat gewichten en proporties accuraat in. Verstaat procenten, schaal... Selecteert goede berekeningsmethodes. Gebruikt softwaretoepassingen om informatie te verwerken en te delen met anderen. Ontwikkelt een gestructureerde en inhoudelijk logische en duidelijke presentatie, aangepast aan het publiek. Maakt gebruik van tekst, beelden en cijfermateriaal. Maakt tabellen en grafieken aan. Groepeert data in verschillende categorien. Trekt correcte conclusies uit de resultaten van het cijfermateriaal.

Leert van de omgang met andere mensen. Zoekt van goede ideen of programma's uit waarom ze werken en benut dat inzicht.

Laat zien dat hij/zij leert van eerdere ervaringen, ook van anderen. Zoekt van goede ideen of programma's uit waarom ze werken en benut dat inzicht. Besteedt graag tijd om goed uit te zoeken hoe iets zit.

Houdt een samenhangend helder betoog, scheiding hoofd- van bijzaken. Kan kort en bondig de kern van de zaak overbrengen. Voorziet gelegenheid om vragen te stellen. Checkt regelmatig of de info duidelijk is, met aandacht voor specifieke doelgroepen. Is logisch in presentatie (inleiding, situering en probleemstelling, denkpistes en conclusies, eventueel samenvatting. Visualiseert de belangrijkste punten ter ondersteuning van het betoog. Transparanten zijn gestructureerd, duidelijk en niet overladen.

Geeft de eigen gedachtengang helder en goed gestrucureerd weer. Is creatief in zijn presentaties. Maakt contact met zijn publiek. Past stijl en taal aan, aan wat het publiek of de situatie vraagt. Brengt zijn uiteenzetting levendig en dynamisch. Stimuleert het publiek om vragen te stellen of reacties te geven.

Past inhoud, aanpak aan het doelpubliek aan. Reageert inhoudelijk pertinent op moeilijke vragen. Verliest hierbij structuur en doel van de uiteenzetting niet uit het oog. Blijft open ter attentie van vragen en opmerkingen, ook als zijn boodschap onder vuur ligt. Blijft vol zelfvertrouwen bij kritische interpellaties. Slaagt erin een gebrek aan belangstelling te overwinnen (bvb door zijn manier van overbrengen).

Maakt gebruik van expertise binnen de entiteit. Neemt geen beslissingen zonder het effect op de andere delen van de eigen entiteit te hebben ingeschat. Weet van verschillende gebeurtenissen binnen de eigen entiteit en houdt daar op voorhand rekening mee. Betrekt andere diensten binnen de eigen entiteit in overleg en besluitvorming. Onderkent de invloed en gevolgen van eigen beslissingen op andere diensten binnen de eigen entiteit. maakt gebruik van expertise in andere entiteiten. Schakelt een andere entiteit in bij het oplossen van een probleem. Zorgt dat hij weet wie de belanghebbenden zijn en dat hij beslissingen en ontwikkelingen zorgvuldig aan hen communiceert. Creert een draagvlak voor voorstellen door het verschaffen van info. Betrekt andere diensten binnen de eigen entiteit in overleg en besluitvorming. Houdt rekening met (politieke) invloeden binnen een organisatie. Houdt bij het werk rekening met verschillen in bedrijfscultuur. Onderkent de invloed en gevolgen van eigen beslissingen op andere diensten binnen de eigen organisatie. Reageert op (onuitgesproken) behoeften, belangen of verwachtingen van andere entiteiten. Creert een draagvlak door inzicht te tonen en rekening te houden met informele netwerken die de eigen entiteit kunnen overschrijden. Weet van verschillende gebeurtenissen binnen de eigen entiteit en houdt daar op voorhand rekening mee. Neemt geen beslissingen zonder vooraf het effect daarvan op andere delen van de organisatie te hebben ingeschat.

Komt tot een gefundeerd oordeel, rekening houdend met consequenties. Betrekt mogelijke neveneffecten of consequenties van standpunten in zijn overwegingen. Motiveert en beargumenteert het eigen oordeel of beslissing. Heeft een persoonlijk standpunt ten aanzien van situaties. Neemt standpunten in bij onvolledige maar voldoende info. Benadert een probleem vanuit verschillende invalshoeken. Heeft een veelzjidige genuanceerde kijk. Heeft oog voor kritische factoren en activiteiten en benut de mogelijkheden hiervan voor de organisatie. Benoemt de positieve en de negatieve kanten van het eigen oordeel. Geeft aan het thema een "inhoudelijke meerwaarde" die hij naar voor brengt.

gedragsindicatoren technisch / laaggeschoolden

Stelt bestaande procedures ter discussie, komt met slimme alternatieven. Past bestaande concepten toe in andere dan daarvoor gebruikelijke situaties. Kijkt over de grenzen van eigen beroep en organisatie. Brengt veel iden in bij het brainstormen. Ziet nieuwe toepassingsmogelijkheden voor vertrouwde instrumenten. Past oplossingsmethoden toe uit andere werkterreinen. Heeft oog voor vormgeving en stijl.

Onderscheidt correct welke informatie ruwweg te maken heeft met wat men moet weten voor de taak. Wint de nodige informatie in als die gemakkelijk te verkrijgen is. Stelt beperkt aantal vragen die naar de behoeften van de klant polsen, vraagt niet door bij onduidelijkheid. Ziet in dat er een probleem is, maar kan geen oplossing bieden. Onderscheidt correct hoofd- en bijzaken voor een veel voorkomende taak. Zoekt naar informatie op verschillende plaatsen(of via verschillende wegen) tot men genoeg heeft om de taak naar aanvaardbare normen af te werke. Stelt gerichte vragen aan de klant om diens behoeften te ontdekken. Ziet in dat er een probleem is en stelt oplossingen voor.

Onderscheidt hoofd- en bijzaken uit een berg gegevens. Verzamelt alle nodige info uit alle beschikbare bronnen, omdat hij goed weet waar men de info kan vinden. Stelt gerichte vragen aan de klant tot men een duidelijk beeld heeft van diens behoeften. Begrjipt ook minder voorkomende klachten, ziet het probleem en stelt oplossingen voor. Zegt van veel en moeilijke informatie meteen waar het op neerkomt. Controleert of de gevonden informatie correct is vooraleer er mee verder te werken. Formuleert zijn vragen zodanig dat ook onderliggende behoeften aan het licht komen. Begrijpt alle mogelijke klachten en kan vlot verschillende oplossingsmogelijkheden voorstellen.

Hij luistert niet naar het advies van anderen om een probleem op te lossen. Geeft het snel op. Leest ook geen handleidingen, instructies... Heeft veel tijd nodig om zich nieuwe dingen eigen te maken. Het dringt niet altijd door dat iets moeilijk zou kunnen zijn. Instructies lezen blijkt al gauw te moeilijk.

Leert al vallen en opstaan. Leert dus meest uit eigen fouten.

Hij luistert naar het advies van anderen. Past tips van anderen toe. Hij kijkt hoe een ander dat probleem oplost en doet dan hetzelfde. Hij leest handleidingen, instructies, gebruiksaanwijzingen Hij luistert naar het advies van anderen. Past tips van anderen toe. Hij kijkt hoe een ander dat probleem oplost en doet dan hetzelfde. Hij leest handleidingen, instructies, gebruiksaanwijzingen Zoekt actief naar mogelijkheden om bij te leren.

Hij kijkt de luisteraars niet aan. Mompelt of spreekt onduidelijk. Is nogal monotoon. Springt van de hak op de tak in zijn betoog. Chaotisch. Geen logische structuur. Past zich niet aan zijn publiek aan.

Hij spreekt duidelijk, maar nogal monotoon. Gebruikt niet veel gebaren of gezichtsuitdrukkingen. Hij probeert de logica van het betoog en de argumentatie goed weer te geven. Hij vraagt nog te weinig feedback aan de luisteraar.

Hij richt zich echt tot de luisteraar. Spreekt duidelijk. Gebruikt geregeld gebaren. De logische opbouw van zijn betoog kan nog wat beter. Hij past zijn taal wat aan de luisteraar aan (dialect of niet, luider of niet).

Hij richt zich echt tot de luisteraar. Spreekt duidelijk. Gebruikt geregeld gebaren. Hij zegt iets op een gepaste manier. De logische opbouw van zijn betoog is goed. Hij weet wat belangrijk is en wat niet en komt snel tot de kern van de zaak. Hij past zijn taal wat aan de luisteraar aan (dialect of niet, luider of niet). Hij vraagt of de luisteraar hem begrepen heeft. Hij houdt rekening met wat de luisteraar al weet.

Hij richt zich echt tot de luisteraar. Articuleert heel duidelijk. Gebruikt gebaren en gezichtsuitdrukkingen. Hij zegt iets op een gepaste manier. De logische opbouw van zijn betoog is goed. Hij weet wat belangrijk is en wat niet en komt snel tot de kern van de zaak. Hij past zijn taal aan de luisteraar aan (dialect of niet, luider of niet). Hij vraagt of de luisteraar hem begrepen heeft. Hij houdt rekening met wat de luisteraar al weet. Hij geeft de ander een kans om te reageren of een vraag te stellen.

CO.BR.A-benaming van de sleutelvaardigheid

andere benaming

assertief zijn

assertiviteit

assertief zijn

assertiviteit

assertief zijn

assertiviteit

assertief zijn

assertiviteit

assertief zijn

assertiviteit

conflicten kunnen hanteren

contactvaardig zijn

sociabiliteit/netwerke n

contactvaardig zijn

sociabiliteit/netwerke n

contactvaardig zijn

sociabiliteit/netwerke n

contactvaardig zijn

sociabiliteit/netwerke n

contactvaardig zijn

sociabiliteit/netwerke n

empathisch zijn

360 inlevingsvermogen

empathisch zijn

360 inlevingsvermogen

empathisch zijn

360 inlevingsvermogen

empathisch zijn

360 inlevingsvermogen

empathisch zijn

360 inlevingsvermogen

klantgericht zijn

klantgericht zijn

klantgericht zijn

klantgericht zijn

klantgericht zijn

onderhandelingsvaardig zijn

onderhandelen

onderhandelingsvaardig zijn

onderhandelen

onderhandelingsvaardig zijn

onderhandelen

onderhandelingsvaardig zijn

onderhandelen

onderhandelingsvaardig zijn

onderhandelen

overtuigingskracht

overtuigingskracht

overtuigingskracht

overtuigingskracht

overtuigingskracht

samenwerken

samenwerken

samenwerken

samenwerken

samenwerken

Sociale ingesteldheid bezitten

Belangstellingsbreed te

Sociale ingesteldheid bezitten

Belangstellingsbreed te

Sociale ingesteldheid bezitten

Belangstellingsbreed te

Sociale ingesteldheid bezitten

Belangstellingsbreed te

Sociale ingesteldheid bezitten

Belangstellingsbreed te

niveaus van beheersing

beschrijving van de niveaus

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

Neemt regelmatig opnieuw contact met anderen. Werkt regelmatig samen met collega's uit andere afdelingen, in functie van een specifiek probleem. Beschikt over enkele contactpunten binnen de organisatie waar hij regelmatig beroep op doet. Werkt actief mee aan vragen uit andere afdelingen. Neemt zelf contact op voor het krijgen van info, steun of samenwerking. Maakt gebruik vd contacten vanuit beurzen, seminaries, vakverenigiingen en opleidingen.

ontwikkeld

Brengt mensen met elkaar in contact, stelt ze aan elkaar voor. Neemt acties om contacten te leggen en te onderhouden. Zoekt samenwerking met interne en externe partners uit wederzijds belang. Legt op regelmatige basis contacten ter gelegenheid van beurzen, seminaries, vakverenigiingen en opleidingen. Gaat actief op zoek naar collega's uit andere afdelingen omwille van info, expertise. Legt contact met andere afdelingen indien de eigen opdracht hen aanbelangt om de slaagkansen van het eigen project te verhogen.

sterk ontwikkeld

Kan zijn netwerk inschakelen om de eigen werkzaamheden te ondersteunen. Betrekt anderen in de eigen professionele netwerken en stimuleert hen deze uit te bouwen. Schakelt anderen in om een breder draagvlak te creren waardoor de organisatie haar doelstellingen beter waar kan maken. Zoekt gericht contact met anderen die een rol kunnen spelen in de uitbouw van een invloedrijk netwerk. Is integer, samenwerkend en niet manipulatief ingesteld bij het inschakelen van zijn netwerk.

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

Hij ziet en begrijpt evidente gevoeligheden.

ontwikkeld

Hij reageert (via houding en handelen) adequaat op door anderen geite gedachten, gevoelens, behoeften, verwachtingen.

sterk ontwikkeld

Hij reageert (via houding en handelen) adequaat op impliciete, onuitgesproken gedachten, gevoels, behoeften, verwachtingen van anderen.

niet ontwikkeld

neutraal

Hij reageert vriendelijk, adequaat en correct op vragen van klanten.

licht ontwikkeld

Hij onderneemt acties om voor de klant een geschikte oplossing te bieden voor specifieke vragen en problemen.

ontwikkeld

Onderneemt, binnen de mogelijkheden van de eigen functie, acties om dienstverlening aan klanten te optimaliseren.

sterk ontwikkeld

Onderneemt structurele acties om de dienstverlening van de organisatie ter attentie van klanten te optimaliseren.

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

Argumenteert met valabele argumenten.

ontwikkeld

Overtuigt door inhoud n aanpak.

sterk ontwikkeld

Hanteert aangepaste benvloedingsstrategien.

niet ontwikkeld

neutraal

Werkt mee en informeert anderen.

licht ontwikkeld

Hij helpt en pleegt overleg.

ontwikkeld

Stimuleert de samenwerking binnen de eigen entiteit.

sterk ontwikkeld

Hij creert gedragen en samenwerkingsverbanden met en tussen andere entiteiten.

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

Laten blijken goed genformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren, en kan deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie.

sterk ontwikkeld

Laten blijken goed genformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren, en kan deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie.

gedragsindicatoren (zeer algemeen)

Komt helemaal niet op voor zichzelf. Laat over zich heen lopen of reageert ongepast agressief waardoor hij zijn doel niet bereikt.

Als het moet zal hij zijn standpunt verdedigen. Doet schuchtere pogingen om voor zichzelf op te komen maar zijn tussenkomsten gaan meestal verloren.

Kan eigen standpunten en meningen verdedigen. Laat soms nog eens op zijn kop zitten. Reageert niet altijd even efficint in moeilijkere omstandigheden. Een zekere vorm van verbale agressie, irritatie is merkbaar.

Komt voor zijn mening uit. Is slagvaardig en weet zijn stelling in publiek te verdedigen. Zijn tussenkomsten kunnen nog aan draagkracht winnen.

Weet de nodige overtuigende argumenten aan te wenden om zichzelf en eigen ideen te verdedigen. Er wordt naar hem geluisterd.

Blijft afzijdig. Weet niet goed wat zeggen als men hem aanspreekt. Maakt zich op recepties e.d. zo snel mogelijk uit de voeten. Houdt er niet van in een groep te worden betrokken. Kan over weinig zaken meepraten.

Doet geen speciale pogingen om gesprekken aan te knopen. Voelt zich betrekkelijk goed als hij niet wordt aangesproken. Observeert graag de mensen. Maakt echter geen probleem als hij wl aangesproken wordt. Doet mee aan een gesprek, zonder grote inbreng.

Doet pogingen om contact te leggen met anderen. Weet soms nog niet goed hoe er aan te beginnen. Eens op dreef lukt het makkelijker. In een onbekend gezelschap voelt hij zich nog wat onwennig. Kan niet over alles meepraten.

Legt gemakkelijk contact. Stapt naar onbekenden toe, spreekt hen aan, wacht niet tot hij wordt aangesproken. Bouwt netwerken op, zelfs zonder dat hij hiervoor opteert. Praat gemakkelijk over onderwerpen die van belang zijn voor zichzelf, maar weet zich hierin te beperken als hij ziet dat de ander niet zo erg genteresseerd is. Is niet zo sterk in het bij elkaar brengen van mensen.

Legt gemakkelijk contact. Stapt naar onbekenden toe, spreekt hen aan, wacht niet tot hij wordt aangesproken. Geeft persoonlijke informatie om een gemeenschappelijk belangstellingsgebied te vinden. Houdt de conversatie op gang met inbreng over onderwerpen die van belang zijn voor de ander. Bouwt netwerken op. Brengt mensen met elkaar in contact. Spreekt een groot aantal mensen aan in korte tijd, bijvoorbeeld op een receptie, tijdens de pauzes van een congres of bij een rondwandeling door het bedrijf. Beschikt over een groot aantal onderwerpen waarover hij interessante en relevante dingen kan zeggen. Is lid van commissies en verenigingen.

Kan zich niet plaatsen in het standpunt van de ander. Brengt geen begrip op voor de visie van een collega. Levert kritiek vanuit de ik-positie.

Kan een zeker begrip opbrengen voor de situatie waarin een ander zich bevindt, maar eigen criteria en referentiekader zijn prioritair.

Er zijn voorbeelden van empathie, maar soms worden ook kansen over het hoofd gezien. Zoekt naar motieven, gevoelens, beweegredenen van de ander, maar er ontgaat hem/haar nog wel een en ander. Toont begrip voor afwijkende visies, ideen, omgangsvormen en gewoontes en laat anderen in hun waarde.

Houdt rekening met de omstandigheden waarin een ander zich bevindt en heeft oog voor motieven, gevoelens en beweegredenen. Past zijn gedrag aan dat van de gesprekspartner aan. Verwoordt gevoelens en behoeften van de ander. Spreekt het vertrouwen in de ander uit en geeft complimenten. Begrijpt dat iets pijnlijk ligt voor de ander en reageert daarop met adequaat gedrag. Creert betrokkenheid door anderen bij het oplossen van problemen te betrekken.

Kan uit zichzelf treden en zich volledig inleven in de situatie van de ander. Kan zonder moeite een geheel onbevooroordeeld inschatten, evenals het wel en wee van derden. Beseft de invloed van zijn eigen gedrag op de ander en de omgeving.

Eigenbelang en voorschriften primeren op belang van de klant. Staat niet open voor de klant. Stuurt een klant weg omdat deze een stap in de procedure lijkt te hebben gemist en doet geen moeite om het tekort op te vullen. Reageert defensief op klachten en schuift een oplossing op de lange baan.

Staat wel open voor de klant, althans zo laat hij blijken, maar ook niet te veel. Laat zich bvb niet onmiddellijk door een klant onderbreken in zijn werkzaamheden. Doet enige moeite om de klant te helpen als deze een stap heeft overgeslagen in de procedure. Maakt onrechtstreeks duidelijk dat hij toch niet alle tijd heeft voor die ene klant.

Kijkt de klant aan wanneer deze om een dienstverkening vraagt. Heeft voldoende oog voor de wensen en behoeften van de klant. Maakt afspraken met zijn afnemer over te leveren prestaties en diensten, maar deze zijn in detail niet steeds duidelijk. Neemt zijn tijd als de klant een verzoek of klacht heeft.

Hulpverlenend. Reageert in taal en lichaamshouding persoonlijk en betrokken. De klant is het uitgangspunt van denken en doen. Maakt duidelijke afspraken en zorgt voor follow-up. Reageert snel en adequaat op verzoeken van klanten. Zoekt actief naar mogelijke wensen en behoeften van de klanten. Vraagt door. Aanvaardt verantwoordelijkheid voor gemaakte fouten en reageert op klachten met prompt herstel. Beschouwt en behandelt zijn collega's ook als interne klanten.

Levert maatwerk voor de klant. Deze staat centraal. Levert zelfs meer of sneller dan afgesproken of verwacht. Overtuigt zich van de bedoeling van het verzoek. Vertelt duidelijk wat de volgende stap is in de dienstverlening. Geeft een helder beeld van de wederzijdse verwachtingen. Checkt bij de klant of aan alle verwachtingen, wensen of behoeften is voldaan. Aanvaardt verantwoordelijkheid voor geleverde diensten en met name voor gemaakte fouten.

Schat de positie van de andere partij niet goed in. Heeft zich niet voorbereid op de onderhandeling. Komt niet op het juiste moment met de juiste argumenten. Gaat meteen in de aanval. De onderhandeling mislukt. Het geschil blijft bestaan en beide partijen verliezen.

Bepaalt vooraf geen rele doelen. Kan niet goed de termen vinden om acceptatie te bereiken of roept weerstand op. Slaagt er niet in om gemeenschappelijke doelen vast te leggen. Stelt zich op beslissende momenten niet stevig genoeg op en komt er maar niet toe om de onderhandelingen af te sluiten. Behaalt uiteindelijk een slecht resultaat.

Verkent vooraf realistische en haalbare resultaten. Onderzoekt vooraf de eigen grenzen, de mogelijkheden en de bereidheid van de eigen organisatie tot het doen van concessies. Vraagt naar de doelstellingen van de onderhandelingspartners. Zoekt actief naar gemeenschappelijke belangen en past zijn argumentatie daarop aan. Geeft duidelijk zijn eigen doelstellingen en belangen aan en blijft daaraan vasthouden. Herhaalt deze regelmatig tijdens de besprekingen. Beide partijen willen niet toegeven of hij bekomt een matig resultaat.

Vraagt eerst naar de argumenten van de ander voordat hij zelf argumenteert. Geeft argumenten voor zijn eigen stellingname die, voor zover mogelijk, aansluiten bij de belangen of doelen van de ander. Geeft argumenten waarom voorstellen van de ander niet haalbaar zijn of negatieve gevolgen hebben. Geeft niet al zijn argumenten in n keer, maar brengt die stap voor stap en op het juiste moment. Het klikt tussen de onderhandelaars. Komt tot een billijk resultaat waarbij beide partijen hun prioritaire doelstellingen realiseren.

Hanteert een doordachte en gewiekste onderhandelinsgstrategie. Benut de maximale onderhandelingsruimte. Kan vastgelopen onderhandelingen terug vlot krijgen. Zoekt naar oplossingen die voor alle partijen aanvaardbaar zijn. Stuurt de onderhandelingen naar een voor hem duidelijk voordeliger resultaat. Gaat na of de onderhandelinspartner het eindresultaat goed begrijpt en daadwerkelijk accepteert.

Meelopen, volgen, passief in groep. Wacht tot iemand een standpunt inneemt. Geen intentie om de situatie te benvloeden. Afhankelijke opstelling. Neemt mening/gedrag van anderen over zonder meer.

Brengt eigen mening naar voor. Wacht niet tot iemand een standpunt inneemt, om zijn mening te geven, maar kan niet overtuigen. Bereiken dat de ander de opinie (enigszins) gaat overnemen is er niet bij (er zijn enkele pogingen zonder veel resultaat). Hij vraagt naar een reden waarom iemand iets niet doet/koopt/gelooft en raadt hem aan het toch te doen.

Hij slaagt erin de ander lichtjes te benvloeden door argumenten voor zijn eigen standpunt te formuleren. Wanneer dit echter te ver afwijkt van andermans standpunt, blijft de andere bij zijn oorspronkelijke beslissing. Hij laat voordelen stevig doorwegen op de nadelen voor de klant. Hij moedigt iemand aan op een enthousiaste manier om iets te doen/kopen/geloven, en weerlegt klassieke argumenten om het niet te doen.

Brengt eigen mening duidelijk naar voren. Men weet waarvoor hij staat. Uit zich enthousiast. Toetst of een boodschap is overgekomen. Zoekt argumenten, feiten om andermans standpunt te benvloeden. Komt op het juiste moment met de relevante argumenten. Verdedigt zijn visie, ook bij tegenwerpingen. Reageert adequaat op negatieve reacties, in elk geval niet defensief. Slaagt erin te benvloeden, maar anderen nemen niet steeds zijn mening over. Hij brengt soms verandering in andermans standpunt, ook al was die van een sterk andere mening. Gebruikt hiervoor sterke argumenten en gepaste benvloedingsmethoden. Hij maakt anderen enthousiaster dan ze eerst waren voor hun eigen standpunt, trekt twijfelaars over de streep. Hij geeft gerichte voorbeelden, zodat iemand in de zaak gelooft.

De andere stemt volmondig in met zijn verkondigde mening, ookal was die het daar in eerste instantie grondig mee oneens. Bereikt bij anderen nieuwe inzichten/attiudes. Hij maakt hen enthousiaster voor zijn mening, dan ze eerst waren voor hun igen mening. Kan zijn gedachten scherp onder woorden brengen, slaat nagels met koppen, (krasse taal indien nodig, maar diplomatisch, waarbij anderen instemmen). Overtuigt ook afwachtende klanten, zonder dat die het verkooptrucje door hebben. Gaat strategisch om met argumenten. Stemt de aard en de volgorde van zijn argumenten af op de reacties van zijn publiek. Kan zich op tijd inhouden en wil niet te sterk overtuigen indien er weerstand of ergernis is. Hij blijft tactvol (en gebruikt gezonde manipulatie) wanneer hij iemand niet meteen kan overtuigen, zodat deze later toch nog "uit zichzelf" handelt op de manier zoals de medewerker het had gewild.

Gaat zijn eigen weg, is individualistisch. Enkel in uiterste nood raadpleegt hij zijn collega's.

Maakt zich minder zorgen om het uiteindelijk resultaat. Pas wanneer hij door collega's wordt aangezocht, werkt hij mee.

Het resultaat van het werk en het opschieten met de collega's zijn allebei van belang. Zijn eigenbelang en eigen mening worden pas herzien na enige aandrang. Heeft er moeite mee af te stappen van eigen keuzes maar over het algemeen primeert het teambelang of het gezamenlijk doel.

Houdt van teamwerk. Nodigt anderen uit om mee te werken. Houdt de teamgeest in stand maar weet deze niet altijd te redden in moeilijke momenten. Zet zich in voor het bereiken van winwin-oplossingen. Vermindert spanningen in de groep. Blijft nadenken, levert bijdragen, ook wanneer er geen sprake is van een persoonlijk belang.

Wordt gewaardeerd door de collega's omwille van zijn effectieve bijdrage aan het gezamenljjk resultaat. Kan de persoonlijke band met het team versterken door hen met respect en aandacht te behandelen. Kan zijn eigen belang en mening opzij zetten en de teamgeest redden in conflictueuze situaties en streeft naar een win-win situatie. Hij kan conflictsituaties benaderen als gelegenheden om relaties te versterken.

Kan zijn aandacht slechts op n iets tegelijk toespitsen. Leeft a.h.w. met oogkleppen. Kan geen interesse opbrengen voor andere dingen dan deze waar hij op dat ogenblik mee bezig is.

Is er zich van bewust dat er nog andere zaken zijn dan datgene waar hij op dat ogenblik mee bezig is, doch laat dat aan zich voorbij gaan. Is moeilijk te informeren om zijn horizon te verruimen.

Heeft interesse voor meerdere dingen. Door de dagelijkse beslommeringen slaagt hij er niet steeds in zich diepgaand te informeren.

Informeert zich over de belangrijkste zaken die nauw met zijn werk in verband staan. Is door veel verschillende zaken geboeid maar diept niet alles uit.

Kan over zeer veel meepraten en werkt steeds aan een goed onderbouwde kijk op alles wat ook maar met zijn werk kan te maken hebben. Is zeer polyvalent van interesses. Kan voor veel verschillende dingen enthousiasme en ook daadkracht opbrengen. Heeft een breed netwerk buiten de organisatie, binnen en buiten het eigen vakgebied en houdt zich daardoor goed op de hoogte van trends en ontwikkelingen. Weet wat er aan de hand is in de wetenschap, het onderwijs, in de markt, bij concurrenten en bij collega's. Vertaalt actuele maatschappelijke ontwikkelingen goed naar de betekenis ervan voor de eigen werksituatie.

gedragsindicatoren (eerder administratief)

Vraagt meermaals om aandacht als hij niet gehoord wordt door drukbezette personen Vraagt meermaals om de nodige informatie als anderen niet direct bereid zijn om die te geven. Hij roept de verantwoordelijke om hulp als klanten onaanvaardbare eisen stellen. Hij roept de verantwoordelijke/collega wanneer er discussie ontstaat met de klant over bvb betaling(swijzen). Hij beantwoordt een onbeleefde opmerking van een klant met een snelle, zwijgzame afhandeling van die klant.

Vraagt meermaals om aandacht van drukbezette personen, desnoods via diverse kanalen. Zoekt de nodige informatie meermaals en via diverse kanalen. Weigert in te gaan op onaanvaardbare eisen van klanten, als hij weet dat het niet kan of mag, maar geeft nog toe als hij dat niet weet. Hij houdt voet bij stuk wanneer er discussie ontstaat met de klant over bvb betaling(swijzen) Hij blijft beleefd werken met de klant ondanks diens onbeleefde opmerking.

Dringt aan, maar beargumenteert dit. Hij verwerpt onaanvaardbare voorstellen op een respectvolle maar besliste manier, ook voor onduidelijke situaties. Hij houdt ook bij weerbarstige klanten vol dat hij gelijk heeft wanneer een discussie ontstaat bvb i.v.m. betalingen. Hij negeert onbeleefde opmerkingen van een klant.

Hij gaat respectvol om met ongepaste reacties, verbale agressie en provocaties, houdt voet bij stuk in een discussie met een klant (als hij gelijk heeft) en bewijst dit op verschillende manieren. Hij beantwoordt onbeleefde opmerkingen op een beleefde wijze maar laat zich niet meeslepen in onbeleefde manieren.

Leeft zich in de denk- en gevoelswereld van de ander in. Houdt rekening met de situatie waarin de ander zich bevindt. Hij betrekt sociaalmenselijke aspecten in de analyse van de situatie. Hij leidt uit het gedrag van de ander specifieke behoeften af en benadert de ander met oog voor de culturele context, geslachtsgebonden eigenheden, mogelijke beperkingen en kan hier vlot mee omgaan.

Communiceert begrip voor de gevoelens, de behoeften en de belangen van de ander en toont begrip voor het non-verbaal gedrag. Hij houdt bij de beleidsvoorbereiding rekening met standpunten van relevante factoren. Hij toont begrip voor de reacties van anderen ter attentie van een bepaalde situatie. Gaat adequaat in op persoonlijke/emotionele boodschappen.

Hij blijft efficint functioneren in een omgeving met onuitgesproken agenda's en weerstanden. Hij toont dat hij de gevoeligheden en verwachte reacties goed kan inschatten. Hij speelt gepast in op impliciete en onuitgesproken gevoelens van anderen. Hij is gevoelig voor de noden en behoeften van de andere entiteiten die in het beleidsdomein verantwoordelijkheid dragen. Hij voelt aan wat belangrijk is voor de opdrachtgever en speelt hier op in.

Blijft beleefd bij klachten en tracht zelf een antwoord te geven op vraag of klacht, verwijst zonodig door of zoekt hulp. Hij verleent een correcte service aan de klanten, ongeacht geslacht, handicap, (minimale wachttijd, stipt uitvoeren wat werd voorgesteld, duidelijke producten afleveren, laagdrempelige houding, beschikbaar en bereikbaar). Stelt zich hulpvaardig op en reageert snel en gepast op de vragen van klanten.

Helpt klanten vriendelijk en adequaat. Onderneemt concrete acties om de problemen en klachten van klanten op te lossen. Past, binnen de bestaande procedures, planning, dienstverlening of product aan om de klant verder te helpen. Geeft de klant waarop die recht geeft op de best mogelijke manier. Levert, binnen de bestaande procedures, sneller of meer aan de klant dan afgesproken. Gaat de tevredenheid na van de klant.

Gaat kritisch na op welke punten de dienstverlening aan de klant kan worden verbeterd. Onderzoekt gericht de wensen, behoeften en verwachtingen van de klant (enqutes). Formuleert concrete voorstellen met betrekking tot het verbeteren van de eigen dienstverlening. Neemt concrete acties op basis van feedback van de klant. Zet nieuwe mogelijkheden ter attentie van specifieke doelgroepen meteen om in de praktijk. Neemt acties om de dienstverleninig ter attentie van specifieke doelgroepen te optimaliseren, in functie van hun noden en behoeften (handicap, allochtonen...).

Stelt voor de eigen entiteit meetbare doelstellingen voorop voor klantgerichtheid en -tevredenheid. Past binnen de entiteit de diensten, procedures, doelstellingen aan om beter aan toekomstige behoeften en verwachtingen van klanten te beantwoorden. Zet systemen op om een kwaliteitsvolle aanpak te garanderen. Voorziet voor de eigen afdeling in een systematische bevraging met betrekking tot klantentevredenheid. Hij stimuleert anderen om de klantgerichtheid van hun aanpak voortdurend in vraag te stellen en te verbeteren.

Formuleert een eigen mening. Voorziet zijn standpunten van concrete argumenten, met een samenhangende redenering. Hij richt zich met zijn argumenten tot de juiste persoon, gebruikt voorbeelden.

Reageert adequaat en niet defensief op negatieve reacties en weerstanden. Hij toont begrip voor andere meningen en standpunten. Hij enthousiasmeert bij de verdediging van de eigen voorstellen en ideen. Hij brengt zijn argumenten scherp onder woorden en geeft een persoonlijke en genuanceerde argumentatie.

Trekt tijd uit om in te gaan op signalen van weerstand (zelfs details). Contacteert anderen vooraf om problemen te kunnen opsnuiven en afspraken te maken. Hij vergroot zijn impact door de juiste communicatiemiddelen te gebruiken. Weet tegenargumenten om te buigen en aan te wenden in de eigen argumentatie. Hij denkt vooraf aan de impact die de eigen argumentatie kan hebben op anderen en gebruikt soms een speciale ongewone actie hiervoor.

Houdt rekening met andermans mening. Behandelt anderen met respect, ongeacht hun positie, achtergrond of opvattingen. Geeft info en kennis door die voor anderen nuttig of belangrijk kan zijn. Aanvaardt groepsbeslissingen. Toont respect voor de verscheidenheid van mensen.

Steunt de voorstellen van anderen en bouwt erop voort om tot een gezamenlijk resultaat te komen. Stemt de eigen inbreng/prioriteiten/aanpak af op de noden van de groep. Houdt rekening met de gevoeligheden. Uit zich positief over prestaties van collega's. Helpt collega's, biedt zijn hulp aan.

Komt met ideen om het gezamenlijk resultaat te verbeteren. Moedigt anderen aan om samen te werken, hun ideen te uiten en onderling van gedachten te wisselen, ook om onderling te overleggen over zaken die het werk overstijgen. Hij betrekt anderen bij het nemen van beslissingen die op hen impact hebben en bevordert de goede verstandhouding, de teamgeest en het respect voor de verscheidenheid in mensen. Hij geeft opbouwende kritiek en feedback. Hij moedigt anderen aan om gezamenlijk oplossingen te vinden.

Creert structuren om de samenwerking met andere entiteiten te verbeteren, neemt informele initiatieven om de samenwerking met en tussen andere entiteiten te verstevigen. Hij draagt samenwerking uit als een belangrijke waarde in de entiteit en daarbuiten en spreekt anderen daarop aan. Hij creert een draagvlak voor problemen, beslissingen en acties die de eigen entiteit overstijgen, creert/benut de gepaste communicatiekanalen en stimuleert het overleg over de betrokken aangelegenheden. Hij werkt actief mee aan het scheppen van een goede vertrouwensband met andere entiteiten. Verandert eerdere persoonlijke doelen, als het erom gaat tot een gezamenlijk resultaat te komen. Helpt anderen hun eigen doelen te bereiken. Stelt gezamenlijk belang boven eigen belang. Steunt voorstellen van anderen, bouwt daarop voort in de richting van een gemeenschappelijk doel. Blijft meedenken, levert bijdragen, ook wanneer er geen sprake is van een persoonlijk belang. Zet zich in voor het bereiken van win-win-opties. Uit zich positief over prestaties van collega's. Helpt collega's, biedt hulp aan. Vermindert de spanningen in een team. Vraagt medeinzet van anderen bij het aanpakken van conflicten en problemen.

gedragsindicatoren technisch / laaggeschoolden

Hij durft zijn eigen mening te uiten in een vertrouwde omgeving, wanneer die uitdrukkelijk wordt gevraagd. Hij geeft zijn deelname aan een gesprek tamelijk snel op. Hij laat zich vlug overtuigen door andere meningen. Hij reageert ongemakkelijk, onbeleefd of agressief als anderen aandringen om zijn mening te uiten.

Hij durft zijn mening te uiten in een vertrouwde omgeving. Hij komt meestal met een persoonlijke mening op een passend moment tussen in een gesprek. Hij uit, meestal op een aangename manier, zijn mening in een groep. Hij aanvaardt, meestal rustig, kritiek of tegenargumenten op zijn mening.

Hij geeft spontaan, gestructureerd, zijn mening weer, ook buiten zijn vertrouwde omgeving. Hij drukt zijn mening uit in volledige samenhangende zinnen. Hij motiveert zijn eigen mening voor een groep. Hij reageert beleefd op tegenargumenten of kritiek.

Bij het uiten van zijn mening houdt hij rekening met zijn gespreksomgeving. Hij past zijn gesprekshouding aan de stijl van zijn gesprekspartner aan. Hij kan zijn eigen mening toelichten en verdedigen tegenover een groep "andersdenkenden". Hij beantwoordt vriendelijk op een duidelijke, gestructureerde manier de argumenten van de anderen.

Teruggetrokken en stroef in contact, aan stemming onderhevig en niet altijd correct. Voelt stemmingen van anderen of sociale situaties niet aan waardoor hij ongepast reageert.

Correct maar zakelijk (eerder koel, gereserveerd, afstandelijk) in het aangaan en onderhouden van contacten. Onder werkdruk wordt het contact gemakkelijk stroef en blijkt weinig aandacht voor anderen en situaties.

Correct, voldoende vlot in het aangaan en onderhouden van contacten, ook als er een zekere druk, stress aanwezig is. Bepaalde situaties weet hij minder goed aan te pakken. Met bepaalde personenen ligt het moeilijk, bij tegenwind reageert hij niet altijd gepast, adequaat. Hij zal niet altijd als eerste het initiatief nemen tot contact; bepaalde kansen neemt hij, andere laat hij voorbijgaan.

Aangenaam, hulpvaardig, vlot in het aangaan en onderhouden van contacten, in diverse situaties met verschillende soorten mensen. Neemt doorgaans zelf het initiatief tot contactname.

Vlot, vriendelijk en innemend in contact. Ook in moeilijke en stresserende omstandigheden blijft hij in staat om spontaan en op gepaste wijze iemand tegemoet te treden. Hij weet tegenstellingen te overbruggen en een dialoog op gang te brengen.

Roept er iemand bij als hij vragen niet zelf kan beantwoorden of als er iets aan de hand is. Luistert wel naar iemands situatie, maar weet niet wat hierop te zeggen. Vraagt aan een begeleider wat men kan doen om aan speciale verzoeken van een ander te voldoen. Merkt aan een opvallende uitdrukking op het gezicht van de ander wat er aan de hand is. Onderscheidt moeilijk te overtuigen klanten correct van benvloedbare klanten. Laat de andere klant uitrazen maar onderneemt verder niets.

Hij beantwoordt eenvoudige informatieve vragen. Hij gaat akkoord dat men in een vervelende situatie verkeert als men ziek/ouder wordt. Hij houdt rekening met duidelijke zaken eigen aan de cultuur van de klant. Hij leest aan het gezicht van gekende mensen correct af wat ze bedoelen. Hij hanteert de juiste verkoopstrategie bij de meest voorkomende types van klanten. Hij zegt dat hij begrijpt hoe vervelend het moet zijn en stelt een mogelijke oplossing voor.

Hij stelt de klant gerust als er niets ernstigs aan de hand is en toont gezonde interesse in de babbel met de klant/patint. Hij ziet zelf wanneer iemand het moeilijk heeft met een bepaalde situatie en kiest de juiste woorden om die te ondersteunen of op te peppen. Hij houdt altijd rekening met zaken die eigen zijn aan de cultuur van de ander, ook als hij ze "raar" vindt. Hij observeert de ander grondig om te weten welke boodschap de ander wil overbrengen, zeker als die niet duidelijk is in zijn mondelinge communicatie en checkt de eigen interpretatie. Hij hanteert de juiste verkoopstrategie bij een klant omdat hij het type juist kan inschatten. Hij zegt dat hij de frustratie van de ander begrijpt en probeert hem tevreden te stellen door verschillende oplossingen aan te bieden.

Hij kan de klant correct opvangen, ook in een moeilijke situatie en gaat gepast in op diens opmerkingen. Hij helpt respectvol, zonder zich op te dringen, en vraagt welke zaken hij nog kan doen om rekening te houden met de cultuur van de ander. Hij leest de beleving van het gezicht van de ander bijna altijd correct en vlot af en weet wat er scheelt zonder ernaar te moeten vragen. Hij hanteert vlotjes de juiste verkoopstrategie bij eender welk type klant omdat hij weet welk vlees hij in de kuip heeft. Hij slaagt erin om ook lastige klanten naar huis te sturen met een tevreden gevoel.

Ontvangt de klant beleefd, maar is nog afstandelijk. Geeft extra hulp bij uitdrukkelijke vraag en vraagt hulp aan anderen als hij niet zelf kan antwoorden. Hij verwittigt de klant in geval van grote kosten voor een bepaalde klantenwens. Hij zegt de klant dat hij zelf gezien heeft dat het nu in orde is. Hij geeft algemene tips over het gebruik van een product. Hij ruimt de werkplek op bij de klant als hij erop gewezen wordt. Hij meldt waar hij naartoe is als hij langer weg is dan een half uur. Hij helpt de klant aan info over service, kortingen, garantie, leveringstermijnen, betalingsmogelijkheden etc. door het te vragen aan collega's. Hij behandelt zichtbaar breekbare/dure producten met meer zorg.

Is vriendelijk en warm tegenover klanten in normale situaties, maar nog steeds bot in lastige omstandigheden. Kijkt door de klant ingevulde formulieren na en vult zelf aan door vragen te stellen. Herstelt een product binnen de afgesproken kosten en toont aan de klant dat het toestel weer werkt, na herstelling. Hij zegt uit zichzelf wanneer de klant de bestelling mag verwachten, geeft spontaan algemene tips over de werking of de behandeling van het product. Laat de werkplek bij de klant netjes achter. Stopt met een taak, uitvoering of toont aan dat hij mag gestoord worden voor een vraag. Hij gaat uit de weg als de klant iets van een rek wil halen. Hij informeert de klant over de standaardvoordelen.

Is vriendelijk en warm tegenover klanten in normale situaties, met moeite ook in lastige omstandigheden. Houdt rekening met het begripsvermogen en intelligentie van de klant. Schakelt collega's in om snel en efficint de klant te helpen bij uitzonderlijke verzoeken. Neemt de tijd om de kosten/baten van een herstelling uit te leggen. Zegt uit zichzelf wanneer de klant de bestelling mag verwachten en verwittigt bij vertraging. Toont aan de klant dat het toestel weer werkt, na herstelling. Geeft spontaan algemene tips over de werking of de behandeling van het product om het lang te laten meegaan. Laat de werkplek bij de klant netjes achter en ruimt tussendoor op als het echt nodig is, ook al is dat in een lastige ruimte. Stopt met een taak, uitvoering of toont aan dat hij mag gestoord worden voor een vraag. Zorgt ervoor dat hij niet in de weg staat als de klant iets van een rek wil halen. Informeert de klant over de toepasselijke voordelen. Behandelt alle producten met zorg, zelfs bij grote drukte. Vraagt bij een tweede ontmoeting met de klant of hij gevonden heeft wat hij zocht.

Is vriendelijk en warm tegenover klanten in normale situaties, ook voor veeleisende klanten en bij grote drukte. Hij schat de mate van hulp die de klant nodig heeft correct in zodat de aanpak meteen gepast is en de klant niet betutteld wordt. Hij helpt de klant maximaal, rekening houdend met wachtenden en collega's. Hij slaagt er vaak in een herstelling voordeliger te laten uitvallen dan wat de klant verwacht. Hij toont aan de klant dat het toestel weer werkt, na herstelling en geeft hierbij verstaanbare uitleg. Hij geeft spontaan tips over de werking of de behandeling van het product en wat hij beter niet doet, om het lang te laten meegaan. Hij ruimt de werkplek bij de klant tussendoor op en laat die netjes achter. Hij meldt zelfs een korte afwezigheid en zegt erbij hoe hij bereikbaar is. Zorgt ervoor dat de klant ongehinderd kan winkelen. Hij zoekt voor de klant toepasselijke voordelen. Hij behandelt alle producten met grote zorg en waarschuwt de klant voor breekbaarheid, zelfs bij grote drukte. Hij loopt met de klant mee naar het gevraagde product en neemt het zelf uit de rekken.

Legt nooit uit waarom iets moet gedaan worden. Is nooit enthousiast over iets. Kan iets maar op n bepaalde (vaak van een ander gehoorde ) manier verwoorden. Toetst niet of een boodschap is overgekomen.

Legt helder uit waarom iets is gedaan of gedaan moet worden. Uit zich enthousiast over een zaak. Brengt hetzelfde idee op verschillende manieren naar voren. Toetst of een boodschap is overgekomen. Krijgt het gehoor tot een positieve reactie op een moeilijk voorstel. Streeft naar win-win oplossingen. Komt met de goede argumenten op het goede moment. Gaat verstandig om met argumenten, let op reacties, brengt niet teveel argumenten, laat argumenten weg die het publiek niet zullen aanspreken, houdt het kruit droog voor het goede moment. Noemt duidelijke voordelen van eigen standpunt en nadelen van andere standpunten. Geeft aan waarvan alle partijen gezamenlijk voordeel zouden kunnen hebben. Laat merken dat de essentie van tegenwerpingen wordt opgepakt. Richt zich in vergaderingen en besprekingen tot de juiste personen om het besluitvormingsproces te sturen. Kan het eigen overtuigend gedrag en de reacties daarop van anderen overzien en zich o.a. op tijd inhouden.

Helpt wie erom vraagt. Raadpleegt de verantwoordelijke als hij ziet dat het volgen van de instructies schade zal aanrichten. Past zich aan als het hemzelf goed uitkomt. Hij komt afspraken na als er op gewezen wordt. Hij werkt vlot (tegelijk in eenzelfde ruimte) aan eenzelfde taak. Vraagt aan anderen of hij de verantwoordelijke moet inlichten over het probleem. Hij laat anderen uitspreken, ook al heeft hij een andere mening. Hij staat open voor samenwerking, maar zijn bereidheid tot samenwerking is afhankelijk van de persoon met wie hij moet samenwerken. Hij vraagt hulp aan wie het dichtstbij staat. Helpt iemand verder als die iets komt vragen, maar verliest zijn geduld als die hulp te lang duurt en ten koste gaat van de eigen taken.

Hij levert een bijdrage aan het groepsgebeuren en hij laat ruimte aan de bijdrage van anderen. Hij geeft info door aan de juiste mensen, als hij ze kent. Hij meldt zaken die op het eerste gezicht niet kloppen, aan de verantwoordelijke. Helpt de leidinggevende spontaan met dagdagelijkse taken, als die hulp kan gebruiken. Zegt zijn eigen mening in de groep, maar past zich snel aan als de groep anders beslist. Komt duidelijke afspraken na. Hij stelt zich vriendelijk op tegenover teamleden. Licht de verantwoordelijke in over problemen waar men in de groep niet uitkomt. Biedt spontaan hulp aan nieuwelingen, maar moet dan extra zijn best doen om zijn eigen taken volledig af te krijgen. Reageert positief op voorstellen van anderen, als ze goed zijn voor de groep, ook al heeft hij een andere persoonlijke mening. Hij vraagt aan anderen wie men best om hulp kan vragen voor een uitzonderljke taak. Werkt spontaan en gemotiveerd samen met anderen om een gezamenlijk doel te bereiken. Hij neemt steeds zijn verantwoordelijkheid, ook op mindere dagen. Hij kan zijn eigen mening opzij zetten in het belang van het doel. Hij stelt zijn kwaliteiten ten dienste van de groep. Geeft info door aan de juiste mensen, ook als hij minder vertrouwd is met hen. Hij vraagt eerst aan de dichtstbijzijnde collega of hij iets weet vooraleer de verantwoordelijke aan te spreken. Helpt de leidinggevende spontaan met taken, ook moeilijkere of minder leuke. Hij beargumenteert zijn eigen mening voor de groep, maar past zich aan als de groep er anders over beslist. Hij komt gemaakte afspraken met de bijhorende bedoelingen na. Hij vraagt of er iets scheelt als hij voelt dat de samenwerking stroef verloopt. Legt rustig en geduldig de zaken uit aan nieuwelingen, ook al is het druk met eigen taken. Hij bespreekt met de verantwoordelijke mogelijke oplossingen voor problemen in de groep. Hij let erop dat de inbreng van iedereen in de groep goed kan worden gehoord. Hij vraagt hulp aan wie snel en goed kan helpen.

Hij is een drijvende kracht om een team te mobiliseren en te motiveren. Hij is de initiatiefnemer wanneer er moet worden samengewerkt. Hij kan een negatieve sfeer ombuigen om als groep verder te werken. Hij geeft info door aan de juiste mensen, omdat hij precies weet bij wie hij moet zijn. Meldt overzichtelijk, bondig en volledig het probleem als iets niet blijkt te kloppen. Helpt de leidinggevende spontaan met taken zonder het eigen werk te verwaarlozen, ook al kost het moeite. Werkt volgens de afspraken in de groep ook al komt het hem slecht uit. Denkt mee na over nieuwe regels voor een situatie waarvoor die regels nog niet bestaan. Hij komt gemaakte afspraken met de bijhorende bedoelingen na. Hij zoekt samen met de groep naar oplossingen als hij voelt dat de samenwerking stroef verloopt. Vergemakkelijkt het werk van nieuwelingen en neemt de tijd om dingen uit leggen zodat ze alles grondig kunnen leren, ook al heeft hij het zelf druk. Hij bespreekt met de verantwoordelijke mogelijke oplossingen voor problemen in de groep. Brengt alle nuttige bijdragen van de groep samen tot een mogelijke oplossing. Hij vraagt hulp aan de juiste personen om zichzelf zo efficint mogelijk vooruit te helpen.

Heeft brede interesse, heeft van veel zaken kennis. Stelt zich op de hoogte van politieke, sociale en wetenschappelijke ontwikkelingen. Past de kennis daarvan toe in de werksituatie. Kent de actuele nieuwsonderwerpen die van belang zijn voor het functiegebied. Weet wat de belangrijkste ontwikkelingen zullen worden in het functiegebied. Heeft oog voor ontwikkelingen in verwante of ondersteunende werkgebieden. Begrijpt aan wat voor politieke en maatschappelijke invloeden het functiegebied bloot staat. Houdt zorgvuldig rekening met de nieuwswaarde en met de positieve en negatieve publiciteit die het effect kan zijn van interne gebeurtenissen en beslissingen. Gaat vaardig om met formele en informele machtsverhoudingen en met belangentegenstellingen.

valkuilen

CO.BR.A-benaming van de sleutelvaar-digheid Adviseren Bemiddelen controleren controleren controleren controleren

andere benaming

voortgangscontr ole voortgangscontr ole voortgangscontr ole voortgangscontr ole voortgangscontr ole

controleren Delegeren Delegeren Delegeren Delegeren

Delegeren

Gegevens beheren individugericht leiderschap individugericht leiderschap individugericht leiderschap

individugericht leiderschap

individugericht leiderschap

innovatiegericht zijn

ondernemingszin

innovatiegericht zijn innovatiegericht zijn innovatiegericht zijn innovatiegericht zijn organisatievermogen bezitten organiseren

organisatievermogen bezitten

organiseren

organisatievermogen bezitten

organiseren

organisatievermogen bezitten

organiseren

organisatievermogen bezitten

organiseren

Persoonsgerichte aandacht luisteren tonen Persoonsgerichte aandacht luisteren tonen

planmatig werken

plannen/vooruitzi endheid

planmatig werken

plannen/vooruitzi endheid

planmatig werken

plannen/vooruitzi endheid

planmatig werken

plannen/vooruitzi endheid

planmatig werken

plannen/vooruitzi endheid

structuur bieden

richting geven/groepsgeri cht leiderschap richting geven/groepsgeri cht leiderschap

structuur bieden

structuur bieden

richting geven/groepsgeri cht leiderschap richting geven/groepsgeri cht leiderschap

structuur bieden

structuur bieden

richting geven/groepsgeri cht leiderschap

niveaus van beheersing

beschrijving van de niveaus

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

Volgt de voortgang van het eigen werk op.

ontwikkeld

Volgt de voortgang van het eigen werk en dat van anderen op.

sterk ontwikkeld

Ontwikkelt systemen om de voortgang op te volgen.

niet ontwikkeld neutraal

licht ontwikkeld

Delegeert duidelijk afgelijnde taken.

ontwikkeld

Delegeert ruimere taken en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheidsdomeinen.

sterk ontwikkeld

Delegeert ruime verantwoordelijkheidsgebieden.

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

Organiseert het eigen werk.

ontwikkeld

Cordineert acties, tijd en middelen.

sterk ontwikkeld

Legt acties en werkwijzen vast in procedures.

ontwikkeld

sterk ontwikkeld

niet ontwikkeld

Hij laat de dingen op zich afkomen, lethargie. Zonder plan aan iets beginnen, impulsiviteit. Van de hak op de tak springen, chaotisch gedrag vertonen.

neutraal

licht ontwikkeld

Plant eigen werk effectief.

ontwikkeld

Plant eigen werk en dat van anderen effectief.

sterk ontwikkeld

Plant continu activiteiten, met veel en complexe variabelen.

niet ontwikkeld

neutraal

licht ontwikkeld

Geeft richting op het niveau van taken en de uitvoering ervan.

ontwikkeld

Geeft richting op het niveau van processen en structuren.

sterk ontwikkeld

Geeft richting zowel via processen en structuren als via het bepalen en uitdragen van een visie.

gedragsindicatoren (zeer algemeen)

Eenzijdige visie op het werk. Blijft vasthangen in details. Geen overzicht van het geheel. Schuift verantwoordelijkheid door naar anderen. Laat veel zaken aan toeval over. Probeert werk van ondergeschikten en eigen inbreng te evalueren, maar volgt de taken en processen onvoldoende op of hanteert daarbij te statische procedures en wordt te veel als louter controlerend ervaren. Mist een bredere visie of een doorgedreven aanpak. Kijkt wat haalbaar is inzake kwantiteit en kwaliteit. Zoekt naar een systematische en objectieve evaluatie. Nog te veel op deelaspecten gericht. Te korte termijnbenadering. Weet niet altijd de nodige continuteit in te bouwen. Zoekt of schept orde en regelmaat in de werkomgeving. Werkt objectief en resultaatsgericht. Kan prioriteiten leggen en een degelijke procesbewaking uitbouwen. Blijft alert voor een systematische opvolging. Controleert voortgang en resultaten van een werkproces of een project. Voert de afgesproken metingen uit op het vastgestelde moment. Anticipeert op knelpunten en belemmeringen. Kan nog werken aan een kwaliteitsverbetering.

Voelt zich 100% verantwoordelijk voor het resultaat en rust niet voor de objectieven volledig bereikt zijn. Weet tot een optimale verhouding kwaliteit/kwantiteit te komen. Heeft een langetermijnplanning en blijft voortdurend naar verbetering streven.

Voert eigen taken liever zelf uit. Doet geen beroep op medewerkers. Heeft een beperkt vertrouwen in eigen personeel. Geeft een beperkt aantal taken aan medewerkers. Volgt deze opdrachten strikt op. Geeft duidelijke instruicties en laat hierbij weinig ruimte voor persoonlijke inbreng. Delegeert bepaalde specifieke en duidelijk omlijnde taken en bevoegdheden. Dit gebeurt niet altijd even efficnt. Houdt soms onvoldoende rekening met de capaciteiten en ineteresses van zijn medewerkers. Heeft nog te weinig vertrouwen in hun kwaliteiten. Volgt de resultaten van nabij op en grijpt bij problemen direct en daadwerkelijk in. Delegeert taken en veranwtoordelijkehden. Geeft de juiste info, bevoegdheden en middelen mee. Overtuigt zich tot op zekere hooogte van de vaardigheid, bereidheid en geschiktheid van de medewerkers. Beperkt zich al eens tot een selecte groep mensen wiens kwaliteiten hij kent. Zorgt dat hij het proces kan volgen en de resultaten kan zien, zodat hij kan ingrijpen als het nodig is. Is beschikbaar voor hulpvragen.

Weet de juiste man/vrouw voor de juiste opdracht te vinden. Houdt rekening met ieders capaciteiten en interesses. Vertrouwt hen volkomen bij de uitvoering van hun taken en zorgt voor de nodige informatiedoorstroming. Beoordeelt samen met hen het eindresultaat. Stelt de medewerkers in staat te leren van hun eigen fouten.

Geeft bepaalde taken en opdrachten door, zonder meer. Volgt de medewerker niet op, laat verder initiatief aan hem over of is zeer rigide en autoritair en houdt alles bij zich. Wil of kan niet delegeren. Geeft de nodige taken en opdrachten door. Werkt mee. Geeft het voorbeeld. Instrueert maar stimuleert niet. Beperkt zich tot het voorgeschrevene. Geeft geen feedback.

Kan enige ruimte laten voor de medewerker. Kan taken delegeren maar houdt controle en evaluatie nog teveel in eigen handen. Laat niet in zijn kaarten kijken. Betrekt de medewerker nog te weinig in de totaliteit van de taak.

Houdt rekening met de ideen en voorstellen van de medewerker en betrekt hem volledig in het gebeuren. Zorgt voor directe communicatie en constructieve feedback. Weet te motiveren. Wekt vertrouwen. Geeft heldere aanwijzingen of instructies. Zegt 'nee' wanneer nodig. Geeft grenzen aan, met consequenties. Verlangt prestaties. Motiveert tot goede functievervulling. Toont aandacht voor goede prestaties. Betrekt medewerkers in het vormgeven aan de functie.

Inspireert medewerkers om energie en moed op te brengen. Toont waardering en geeft maximale ontplooiingskansen. Werkt op basis van vertrouwen. Zorgt voor open communicatie en overleg. Weet te overtuigen. Stelt aan de orde dat prestatie of gedrag niet voldoet. Bevordert zelfstandigheid en zelfvertrouwen. Kijkt op afstand mee, geeft assistentie en richting wanneer nodig. Geeft feedback op het juiste moment.

Houdt zich binnen de gebaande wegen. Wacht op opdrachten, richtlijnen van oversten. Mist durf en/of dynamiek.

Brengt mits enige stimulans vanuit de omgeving wel eens eigen ideen aan. Onderzoekt nieuwe mogelijkheden maar gaat er niet echt op door. Is vlug tevreden / rap ontmoedigd / vlug pessimistisch. Brengt spontaan ideen aan. Durft iets nieuws uitproberen, maar laat toch nog kansen liggen. Soms nog te impulsief, te wisselvallig, te weinig doelgericht. Brengt veel ideen aan. Toetst deze op hun praktische haalbaarheid. Is kritisch, realistisch en gericht in zijn handelen. Regelmatig behoefte aan andere uitdagingen. Rekent wel op ondersteuning. Neemt risicos niet alleen. Durft nog niet alle kansen grijpen. Zeer dynamisch en vindingrijk. Zoekt voordurend nieuwe uitdagingen en grijpt de kans op het juiste ogenblik. Kritisch en autonoom handelend. Blijft realistisch in zijn betrachtingen. Neemt berekende risicos. Heeft het moeilijk met de planning van zijn eigen werkzaamheden. Werkt ongestructureerd en kan niet de juiste prioriteiten stellen. De zaken worden niet ordelijk en efficint afgewerkt. Is een slechte organisator. Verliest in een warrige situatie ook het noorden.

Kan wel een planning opmaken maar maakt onvoldoende onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. De cordinatie van zijn eigen werkzaamheden en deze van zijn medewerkers laat duidelijk te wensen over. Anticipeert onvoldoende op mogelijke knelpunten.

Formuleert concrete en meetbare resultaten die bereikt moeten worden, zowel voor zichzelf als voor anderen. Onderscheidt hoofd- en bijzaken. Schakelt anderen in, maar houdt onvoldoende rekening met hun bekwaaamheid en interesse. Stuurt de plannen in beperkte mate bij als er onderweg hindernissen opduiken. Probeert orde te scheppen in een warrige situatie, maar slaagt daar niet altijd in. Wil zeker concreet meetbare resultaten vooropstellen, maar krijgt ze moeilijk geformuleerd.

Stelt een realistisch acteplan op. Voorziet de nodige middelen, tijd, mensen etc. Werkt effectief door de medewerkers de juiste dingen te laten doen. De zaken worden ordelijk en efficint afgewerkt. Past de plannen aan bij wijzigende inzichten en omstandigheden, houdt daarbij de oorpsronkelijke doelen voor ogen. Treft in chaotische situaties maatregelen om orde op zaken te stellen.

Biedt een compleet werkplan met voorstellen en maatstaven voor het controleren van de af te leggen weg en het bereiken van het doel. Schept randvoorwaarden om de zaken ordelijk en efficint af te werken. Houdt rekening met neveneffecten en met ontwikkelingen op langere termijn. Stelt een realistisch actieplan op, benoemt de benodigde middelen, tijdpad, mensen, etc.

Spreekt vertrouwen in de ander uit. Toont waardering, geeft complimenten. Verwoordt gevoelens en behoeften die de ander voelt. Toetst of hij de gevoelens van de ander goed heeft waargenomen. Begrijpt dat iets pijnlijk ligt voor een ander en reageert daarop met adequaat gedrag. Laat zien dat hij begrip heeft voor en rekening houdt met doelstellingen, wensen of belangen van de ander. Laat merken dat men elkaar niet begrijpt, wanneer er langs elkaar heen wordt gepraat. Toont respect voor gevoelens en principes van een ander, ook wanneer er sprake is van weerstand. Laat blijken rekening te houden met een ethisch of moreel probleem van de ander.

Laat alles op zijn beloop. Grijpt niet in en brengt geen volgorde aan in zijn taken. Neemt de zaken aan zoals ze op hem afkomen. Handelt impulsief en op goed geluk af. Er is geen structuur in zijn denken en handelen. Kijkt niet verder dan zijn neus lang is.

Planning is geen gewoonte. Geeft aan bepaalde taken voorrang als men er uitdrukkelijk om vraagt. Analyseert de situatie niet. Onderkent enkel een trend als hij er op gewezen wordt.

Concentreert zich op de hoofdlijnen en maakt in functie daarvan een planning. Vormt zich een doel en beziet de gevolgen van zijn beslissing enkel op korte termijn. Heeft moeite met het stellen van prioriteiten. Ziet de mogelijke implicaties voor andere diensten nog over het hoofd.

Bekijkt de problemen vanuit verschillende gezichtspunten en maakt dan een planning. Ziet de gevolgen van zijn beslissing ook op lange termijn. Ziet de gevolgen van zijn beslissingen of handelingen voor andere afdelingen. Heeft soms nog moeite met het stellen van prioriteiten.

Maakt altijd een overzichtelijke planning op van zijn activiteiten. Heeft een doel voor ogen en bepaalt de takenvolgorde ervoor. Houdt zijn tijdsbesteding in het oog en weet prioriteiten te stellen. Overziet de gevolgen van een genomen beslissing op lange termijn voor de gehele organisatie. Weet interdisciplinair projecten uit te werken.

Neemt een passieve afwachtende houding aan. Laat veeleer anderen aan het woord, treedt niet sturend op OF is net voortdurend zelf aan het woord en laat weinig ruimte voor inbreng van anderen.

Doet een poging om met ieders mening rekening te houden, om in te spelen op de groepsdynamiek en om structuur te bieden binnen een groep, maar slaagt er niet in.

Slaagt er enkel bij momenten in de groep te sturen, naar zich toe te trekken en op bepaalde vlakken compromissen te sluiten. Levert evenwel een bijdrage tot het bereiken van het doel.

Neemt de leiding. Weet een groep te sturen, tracht iedereen in het groepsgebeuren te betrekken. Houdt rekening met ieders bijdrage, weet de verschillende standpunten met mekaar te verzoenen en weet het vooropgestelde doel te bereiken. Kan nog aan efficintie winnen. Zorgt voor duidelijkheid van doelen en rollen. Motiveert en inspireert de medewerkers. Toont erkenning en waardering voor prestaties van het team.

Kan effectief een groep sturen, tracht iedereen te betrekken. Houdt rekening met ieders bijdrage, weet de verschillende standpunten te verzoenen en efficint het vooropgestelde doel te bereiken. Lost interne conflicten op en betrekt teamleden bij het oplosssen van knelpunten. Laat groepsleden met elkaar problemen oplossen. Komt op voor de behoeften van het team.

gedragsindicatoren (eerder administratief)

Zoekt of schept orde en regelmaat in het werk. Controleert eigen werk of werk van anderen. Controleert voortgang en resultaten van een werkproces of een project. Rappelleert uit eigen beweging wanneer procesinformatie achterwege blijft. Anticipeert op knelpunten en belemmeringen. Vraagt om terugmelding of rapportage, maakt vervolgafspraken. Maakt afspraken over meetmomenten en voert de geplande metingen uit. Hij controleert eigen werk en volgt de voortgang van de werkzaamheden en processen in de tijd op. Hij rapporteert spontaan over de voortgang van zijn werk. Hij legt vervolgafspraken en -activiteiten vast. Hij gaat regelmatig na welke zaken tegen wanneer beschikbaar moeten zijn en geeft er het juiste gevolg aan. Hij controleert regelmatig de voortgang en resultaten van een werkproces. Hij bouwt momenten van werkoverleg en rapportering in. Hij volgt afspraken op het afgesproken moment op en wijst medewerkers op hun planning of afspraken. Hij anticipeert op mogelijke storingen in de voortgang. Hij stelt procedures op om de voortgang van de eigen taken en verantwoordelijkheden te bewaken, idem voor gedelegeerde taken. Hij definieert processen om anderen op te volgen op hun voortgang ter attentie van langere termijnresultaten. Hij definieert duidelijke criteria ten aanzien waarvan de voortgang en de kwaliteit van het proces moeten beoordeeld worden.Rappelleert uit eigen beweging wanneer procesinformatie achterwege blijft. Anticipeert op knelpunten en belemmeringen. Vraagt om terugmelding of rapportage, maakt vervolgafspraken. Maakt afspraken over meetmomenten en voert de geplande metingen uit.

Hij draagt duidelijk omlijnde taken over aan de medewerker en geeft aan op welk tijdstip en hoe over de resultaten moet worden gerapporteerd. Hij instrueert medewerkers zodanig dat ze maximaal zelfwerkzaam kunnen zijn. Hij stelt procedures op om de voortgang van gedelegeerde taken te bewaken. Hij delegeert tot het laagst mogelijke niveau. Hij wijst dossiers aan medewerkers toe volgens hun kennis, ervaring & motivatie. Hij betrekt de medewerkers bij het zoeken naar oplossingen en stelt dit voor als een mogelijkheid om zich te bewijzen, te ontplooien. Hij draagt efficint taken en verantwoordelijkheden over zodat dit de motivatie van de medewerker verhoogt en maakt hem medeverantwoordelijk voor het eindresultaat. Hij staat open voor initiatieven van medewerkers.

Hij creert betrokkenheid en verhoogt de eigenwaarde van de medewerkers door hen de verantwoordleijkheid te geven over een bepaalde opdracht n over de middelen om de vooropgestelde output te behalen. Hij kent de sterke kanten van de medewerkers en durft erop vertrouwen. Hij initieert zelfsturing en empowerment bij de medewerkers. Hij geeft hen bevoegdheid om in complexe en onvoorspelbare situaties autonoom te handelen. Ziet implicaties en consequenties van een nieuwe situatie Overtuigt zich van vaardigheid, bereidheid en geschiktheid van de gesprekspartner. Geeft de juiste bevoegdheden en middelen aan de medewerker mee. Bewaakt het uiteindelijk resultaat en maakt afspraken over rapportage. Laat een ander vrij om iets op eigen wijze te doen. Stelt ieder in staat te leren van eigen fouten. Zorgt dat hij het proces kan volgen en de resultaten kan zien, zonder direct in te grijpen.

Hij informeert anderen maximaal. Hij moedigt anderen aan om nieuwe dingen te leren en zich te vervolmaken in hun job. Hij geeft duidelijke en constructieve feedback. Hij legt uit hoe iets moet worden gedaan en waarom. Hij begeleidt anderen tijdens hun leren op de werkvloer. Hij neemt verantwoordelijkheid voor het eigen leren en past alles toe op de werkvloer en neemt initiatieven om andere daarbij te betrekken. Hij houdt bij het leerproces rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de andere. Hij stimuleert anderen om zelf oplossingen te vinden. Hij neemt acties om inzicht van de andere in diens eigen functioneren te versterken. Hij heeft vertrouwen in het zelfsturend vermogen van de andere en stimuleert dit ook. Hij kan zijn advies en coachingstijl aanpassen aan het ontwikkelingsniveau en eigenheid van de andere. Hij heeft oog voor de voortgang van de groei in gedrag. Hij richt zich niet enkel op de taak en het objectief maar ook op de persoon die het moet uitvoeren. Ondersteunt collegas in hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. Draagt kennis op een motiverende manier over aan medewerkers. Geeft zorgvuldige feedback over geleverde prestaties, zowel positief als negatief. Hij stimuleert een open communicatie rond leren. Hij fungeert als rolmodel voor het opnemen vd verantwoordelijkheid voor het "leren" binnen de organisatie. Hij faciliteert kennisoverdracht binnen een team/groep. Hij kan diverse rollen opnemen als instructeur, mentor, supervisor, coach, intervisor en in functie van de omstandigheden weet hij voor de juiste rol te kiezen op het juiste moment. Heeft oog voor potentile talenten van anderen en stimuleert hen deze te ontwikkelen en te gebruiken. Motiveert medewerkers om actief bezig te zijn met hun loopbaankansen, ook als dat ten nadele van de eigen afdeling is. Maakt adviezen over mogelijke loopbaanstappen bereikbaar voor medewerkers.

Hij plant de taken in een efficinte volgorde. Hij vraagt aan anderen wat te doen als er iets tussenkomt in de planning. Hij moet af en toe gewezen worden op nog onafgewerkte taken als hij meerdere dingen tegelijk wil doen. Hij werkt de eigen dagdagelijkse taken af zonder iemand anders dan de begeleider te storen. Hij meldt gebrek aan tijd/voorraad pas aan de verantwoordelijke als alles op is. Hij meldt een probleem pas wanneer het zich voordoet, ook al had men het kunnen zien aankomen. Hij helpt de nieuweling als die iets komt vragen, maar als het te lang duurt, verliest hij zijn geduld en gaat de hulp ten koste van de eigen taken. Hij draagt medewerkers taken op maar krijgt hen niet aan het werk. Hij hakt knopen door zonder overleg, omdat hij meent dat overleg de beslissingen bemoeilijkt. Hij kijkt werk van anderen snel na en herstelt zelf de gebrekkige resultaten zodat het net door de beugel kan. Hij rekent de juiste tijd uit voor elke taak tijdens de opmaak van de planning en herschikt gekende taken als er iets tussenkomt. Hij meldt tijdig en correct problemen zodat ieders werk zo min mogelijk gestoord wordt. Hij meldt aan de verantwoordelijke dat men tijd/voorraad tekort zal hebben op voorhand. Hij ziet dagelijkse problemen aankomen en lost ze tijdig op, maar soms was nog vroeger ingrijpen beter geweest. Hij biedt spontaan hulp aan nieuwelingen als hij ze ziet sukkelen, maar moet dan extra zijn best doen voor de eigen taken. Hij zet medewerkers aan het werk voor korte, duidelijk omlijnde taken waarbij hij rekening houdt met praktische zaken. Hij blijft bij de gangbare beslissingen en instructies in gewone, duidelijke situaties en taken. Hij wijst medewerkers op concrete gebrekkige resultaten en vraagt hen de fouten te herstellen vooraleer de werkplek te verlaten. Hij werkt onder tijdsdruk alles correcte en tijdig af. Hij kan op een bepaald ogenblik zijn werk afronden met het oog op op timing. Hij pakt de zaken efficint aan. Hij kan inspelen op wjizigende omstandigheden. Hij ontwikkelt een aanpak die blijk geeft van doorzicht en overzicht.

Hij houdt in de opmaak van de planning rekening met mogelijke afwijkingen. Hij stuurt de hele dagplanning zelf bij als er iets tussenkomt. Hij doet andere nuttige klusjes, indien nodig, om de anderen niet te storen. Hij ziet ook niet alledaagse probelemen tijdig aankomen zodat men ook op tijd kan ingrijpen om deze te vermijden. Hij legt rustig en geduldig uit hoe men de dingen best aanpakt, ookal heeft hij het druk met eigen taken. Hij checkt tussendoor het resultaat zo vaak als nodig per medewerker en stuurt gericht bij. Hij zoekt overeenstemming waar nodig en legt duidelijk uit waarom iets niet kan. Hij kijkt het werk van de teamleden zorgvuldig na op kwaliteit en dringt erop aan het werk te verzorgen tot het eindresultaat piekfijn in orde is. Hij splitst een opdracht adequaat op in deelopdrachten en gaat stapsgewijs en goed doordacht te werk. Hij organiseert zodat hij een overzicht kan bewaren. Hij houdt op een realistische manier rekening met de beschikbare middelen en zet schaarse middelen zodanig in dat ze optimaal benut worden. Hij is resultaatgericht in actieplannen en doelstellingen en voor een ruimere opdracht voorziet hij in een actieplan met benodigde budgetten, middelen, mensen en informatie. Bepaalt de procedures en werkmethodes die zullen worden gevolgd om het doel te bereiken. Hij ontwikkelt systemen en methodes om te anticiperen op onvoorziene omstandigheden. Hij voorziet in systemen, momenten van afstemming van taken tussen de verschillende betrokken partijen. Hij stemt de werkaanpak van de eigen organisatie af op deze van andere betrokken partijen. Hij herschikt de planning tijdens onverwachte afwijkingen zodat men toch nog zoveel mogelijk gedaan krijgt. Hij herorganiseert zich vlot als er iets ernstig misloopt en kan ook het werk van anderen mee opvangen. Hij schakelt vlot over van taak naar taak zonder het overzicht te verliezen en heeft op het einde alle taken goed uitgevoerd, ook al lopen ze door elkaar. Hij herplant het eigen werk in de mate van het mogelijke als dat anderen beter uitkomt. Hij stelt mogelijke oplossingen voor aan de verantwoordelijke als hij een tijd- of materiaaltekort ziet aankomen. Hij neemt zelfs maatregelen voor zaken, waarvan de kans klein is dat ze een probleem gaan vormen. Hij vergemakkelijkt het werk van nieuwelingen en neemt tijd om de dingen uit te leggen zodat ze rustig de kans krijgen om de zaken grondig te leren, ook al heeft hij het zelf druk. Hij vertrouwt verantwoordelijkheden toe aan de juiste persoon, omdat hij goed kan inschatten wat anderen goed kunnen en wat ze graag doen, zodat het eindresultaat vanzelf voldoet aan de verwachtingen. Hij beslist ook zaken waar medewerkers niet gelukkig mee zijn, maar legt uit waarom het niet anders kan, om ze toch te doen aanvaarden. Hij kijkt en bespreekt het eindresultaat met de medewerkers samen zodat ze zich verantwoordelijk voelen voor hun eigen bijdrage tot het resultaat. Heeft goed contact met publiek, toehoorders, klanten of patinten en bezoekers aan de balie en dergelijke, laat merken dat zij alle aandacht krijgen.

Spreekt vertrouwen in de ander uit. Toont waardering, geeft complimenten. Laat zien dat hij begrip heeft voor en rekening houdt met doelstellingen, wensen of belangen van de ander.

Hij begrijpt een gekregen planning en het belang ervan. Voor hij begint, neemt hij de gekregen planning volledig door. Plant de taken in een efficinte volgorde. Hij vraagt aan de begeleider of hij alles bij heeft en hij in orde is vooraleer met het echte werk te beginnen. Hij vraagt aan anderen welke route hij best volgt om zoveel mogelijk dagdagelijkse taken te combineren. Hij bepaalt de volgorde van opgedragen taken met behulp van de begeleider. Hij plant alle taken met behulp van de begeleider zodat hij de taken op tijd af heeft. Hij vraagt aan anderen wat te doen als er iets tussenkomt in de planning. Hij moet af en toe gewezen worden op nog niet afgewerkte taken als hij meerdere dingen tegelijk wil doen. Hij werkt de eigen dagdagelijkse taken af zonder iemand anders dan de begeleider te storen. Hij meldt gebrek aan tijd/voorraad pas aan de verantwoordelijke als alles op is. Hij meldt een probleem pas wanneer het zich voordoet, ook al had men het kunnen zien aankomen. Hij voert de aangereikte planning volledig en binnen de vooropgestelde tijd uit. Hij gebruikt hulpmiddelen bij het inplannen van taken(lijstjes, elektronische agenda). Pakt eerst de belangrijkste of de dringendste taken aan. Hij houdt rekening met de nodige uitvoeringstijd. Hij geeft tijdig aan wanneer de planning niet kan gehaald worden. Hij houdt in de eigen planning rekening met "dringend" en "belangrijk". Hij houdt zich strikt aan de planning, zowel qua takenpakket als timing. Hij roept hulp in als hij merkt dat de planning moet aangepast worden. Hij kan onder toezicht een eigen planning opmaken. Hij rekent de juiste tijd uit voor elke taak tijdens de opmaak van de planning. Hij neemt het dagelijks nodige werkmateriaal en kijkt vluchtig de nodige documenten na vooraleer te beginnen. Hij stippelt een efficinte route uit om de dagelijkse taken uit te voeren, voor ongewone taken vraagt hij hulp aan anderen. Hij plant zelfstandig de volgorde van de taken zoals hij ze in dagelijkse omstandigheden kan verwachten. Hij voorziet zelf in de planning voldoende tijd om klaar te geraken als er niets tussenkomt. Hij herschikt gekende taken als er iets tussenkomt. Hij behoudt goed het overzicht over afgewerkte en onafgewerkte taken in normale omstandigheden, ookal doet hij meerder taken tegelijk. Hij meldt tijdig en correct problemen zodat ieders werk zo min mogelijk gestoord wordt. Hij meldt aan de verantwoordelijke dat men tijd/voorraad tekort zal hebben op voorhand. Hij ziet dagelijkse problemen aankomen en lost ze tijdig op, maar soms was nog vroeger ingrijpen beter geweest.

Hij kan voor zichzelf een planning opmaken. Hij kan inschatten hoeveel tijd een opdracht in beslag zal nemen. Hij weet wat belangrijk is en wat minder belangrijk is. Hij houdt in de opmaak van de planning rekening met mogelijke afwijkingen. Hij neemt alles wat nodig is en leest de nodige documenten zorgvuldig vooraleer met het echte werk te beginnen. Hij stippelt een efficinte route uit om ook de niet alledaagse taken uit te voeren. Hij houdt rekening met deadlines bij het inplannen van taken en maakt goede werkschema's en tijdsplanningen op (overzichtelijk en werkbaar). Hij geeft op een duidelijke en eenvoudige manier de prioriteiten aan. Hij plant de volgorde van de taken op de meest efficinte manier en houdt rekening met de te verwachten wijzigingen in de planning. Hij houdt in de dagplanning ook rekening met taken waarvan men de tijd moeilijk kan inschatten of met te verwachten storingen. Hij stuurt de hele dagplanning zelf bij als er iets tussenkomt. Hij behoudt ook in drukke omstandigheden het overzicht over afgewerkte en onafgewerkte taken als hij meer dingen tegelijk moet doen. Hij doet andere, nuttige klusjes indien nodig om de anderen niet te storen. Hij waarschuwt de verantwoordelijke al tijdens de instructies als hij denkt tijd/materiaal tekort te zullen komen. Hij ziet ook niet alledaagse probelemen tijdig aankomen zodat men ook op tijd kan ingrijpen om deze te vermijden. Hij kan zijn eigen planning bijsturen zodat het einddoel toch nog bereikt wordt, en kan ook voor anderen een planning opmaken. Herschikt de planning tijdens onverwachte afwijkingen zodat men toch nog zoveel mogelijk gedaan krijgt. Hij neemt alle werkmateriaal en documenten door van anderen om het eigen werk op af te stemmen. Hij stippelt een efficinte route uit om taken uit te voeren waarbij hij ook rekening houdt met taken van collega's. Hij heeft altijd een backupplan als de volgorde van de geplande taken niet meer uitkomt wegens onverwachte wjizigingen. Hij houdt in de opmaak van de eigen planning ook rekening met de tijdsbesteding van collega's en moeilijk voorspelbare situaties. Hij herorganiseert zich vlot als er iets ernstig misloopt en kan ook het werk van anderen mee opvangen. Hij schakelt vlot over van taak naar taak zonder het overzicht te verliezen en heeft op het einde alle taken goed uitgevoerd, ook al lopen er verschillende door elkaar. Hij herplant het eigen werk in de mate van het mogelijke als dat anderen beter uitkomt. Hij stelt mogelijke oplossingen voor aan de verantwoordelijke als hij een tijd- of materiaaltekort ziet aankomen. Hij neemt zelfs maatregelen voor zaken waarvan de kans klein is dat ze een probleem gaan vormen.

Hij geeft richtlijnen, aanwijzingen en instructies, individueel of aan het team inzake de uit te voeren taken. Hij drukt verwachtingen uit in meetbare resultaten. Hij geeft open en duidelijk feedback in functie van het te bereiken resultaat. Hij treedt corrigerend op in functie van het te bereiken eindresultaat en de afspraken. Hij zorgt voor een goede afstemming tussen de verschillende taken van het team. Hij geeft duidelijk de prioriteiten aan voor het team/medewerker. Hij zorgt ervoor dat alle medewerkers met respect worden behandeld en geeft hierin zelf het goede voorbeeld. Hij schept duidelijkheid omtrent de taken, rollen, verantwoordelijkheden van de verschillende teamleden. Hij zorgt voor het efficint inzetten van middelen en mensen in functie van de samen te behalen doelstelling. Hij bevordert de inzetbaarheid van de medewerkers. Hij voorziet communicatie en overleg binnen het team, stimuleert dit. Hij heeft oog voor processen die remmend of faciliterend kunnen inspelen op aspecten zoals diversiteit, genderneutraliteit..... Hij stuurt als nodig, processen en structuren bij om de efficintie van de werking en/of de kwaliteit van de dienst te verhogen. Hij voorziet organisatorische en randvoorwaarden voor het ontwikkelen van medewerkers. Hij is een stuwende kracht in het team(inspireert, dynamisch, initiatiefrijk. Hij communiceert regelmatig over de opdracht en het belang daarvan. Hij geeft richting/sturing aan een team/entiteit door het uitdragen van een duidelijk en inspirerend beleid (geeft aan waar de organisatie naar toe wil). Hij zet haalbare, maar uitdagende doelstellingen voor het team of de entiteit. Hij stuurt het functioneren van individu/team bij mho op het bereiken van de doelstellingen. Hij introduceert nieuwe processen, structuren, procedures in functie van de realisatie van het beleid. Hij inspireert door zijn voorbeeldgedrag. Hij heeft oog voor culturele aspecten, neemt acties om die te borgen en houdt rekening met de waarden en doelstellingen van het beleid/de organisatie.

valkuilen

Gebrek aan spontaniteit en enthousiasme, alles willen plannen. Rigiditeit, perfectionisme. Van alles plannen en niets uitvoeren.

Gebrek aan spontaniteit en enthousiasme, alles willen plannen. Rigiditeit, perfectionisme. Van alles plannen en niets uitvoeren.

You might also like