You are on page 1of 8

De Messias-Monarch

1 – Het Herstel van het Koningschap


Het is verbazingwekkend dat er zo weinig overeenstemming bestaat over de nieuwe
wereldorde en komende heilstijd. Gods nieuwe wereldorde is blijkbaar een geheim plan
dat reeds vóór de tijden werd ontworpen (1 Kor. 2:7), wat ons er niet van weerhoudt
daarover te spreken. De New Age beweging spreekt daar ook over maar dan vanuit een
godsvijandige gezindheid. De ‘nieuwe wereldorde’ is daarom een besmette term net als
het duizendjarig vrederijk waar Adolf Hitler en zijn nazi’s van droomden. Het is maar
welke lading je eraan geeft. Gods plan doorloopt stadia, ook wel aangeduid als ‘dagen’
of ‘eeuwen’. Volgens scribent komt het universum pas tot zijn gelukzalige eindbestem-
ming op de achtste dag, ook wel de rustdag van het volk van God genoemd (Hebr. 4:8-
10), waarbij het achtste symbool staat voor de aanvang van een nieuwe cyclus. Denk
maar aan de structuur van het octaaf in de muziek. Hoe de politiek-sociale constellatie er
in de achtste dag uit zal zien is nog niet geopenbaard. Nu staat het Vrederijk voor de deur,
gekend als de zevende dag waarbij elke dag voor duizend jaar staat, te beginnen bij
Adam. Volgens een gangbare mening werd Christus aan het eind van de vierde dag of
het vierde millennium na Adam geboren zodat we thans rond het jaar Anno Mundi 6000
leven.

Uit de term duizendjarig blijkt dat het een tijdelijk rijk zal zijn. In dat vredevolle inter-
mezzo zal de Messias-Monarch, ook wel de grote monarch geheten, op zijn troon zitten.
Volgens veel Christenen zal dat Jezus Christus zelf zijn. Maar hoe valt dat te rijmen met
de tijdelijkheid van dat rijk en de grote beroeringen aan het eind daarvan?
«« Wanneer de duizend jaar voleind zullen zijn zal Satan worden losgelaten uit
zijn kerker. Dan zal hij uittrekken om de volkeren te verleiden aan de vier hoeken
der aarde - Gog en Magog - om ze te verzamelen tot de strijd. Hun getal zal zijn als
het zand aan de zee. Ze rukten op over de vlakte der aarde en omsingelden de
legerplaats der heiligen en de geliefde stad. Maar vuur viel neer uit de hemel en
verslond ze. En de duivel, die ze verleid had, werd weer neergeworpen in de poel
van vuur en zwavel, waar ook het Beest is en de Valse Profeet. »» (Op. 20:7-10)
-2-

Twee Messiassen?
Sommigen nemen aanstoot aan het feit dat naast Jezus nog een tweede messias
wordt verkondigd, omdat daarmee geweld zou worden gedaan aan de evangelische
boodschap. De Messias-Monarch is toch wel wat anders dan de Messias, Zoon van
God. Jezus Christus is onze voorspreker bij de Vader in wien wij toegang hebben
tot het Hemels Heiligdom. (Hebr. 6:19-20 en hfst 9) Dat zou ik niet van de Messias-
Monarch durven zeggen. Christus is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse
Messias, ook wel vertaald als gezalfde, een term die ook voor de koningen van
Judeah werd gebruikt, zoals in 1 Samuël 26 voor koning Saul. Josia, een van de
laatste koningen van Judeah, werd in de vlakte van Megiddo geveld, waarover
grote rouw werd bedreven. In Klaagliederen staat naar aanleiding van deze tenis:
“De adem van onze neuzen, de Heer Messias, is in hun groeven gevangen waar-
van we zeiden: wij zullen te midden van de heidenen onder Zijn schaduw leven.”
(4:20) De Heer Messias is de letterlijke vertaling uit het Hebreeuws, maar meestal
om misverstanden te voorkomen staat er: “de gezalfde des Heeren”. Deze tekst
wordt soms op een andere gezalfde geprojecteerd, op Adam, de eerste mens. Jezus
wordt gezien als de tweede Adam of tweede mens (Adam betekent ook mens),
overeenkomstig 1 Korintiërs 15:22, 45: “Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook
allen in Christus herleven. (…) In die zin staat geschreven: De eerste mens Adam
werd een levend wezen, de laatste Adam een levendmakende geest.”

De messiasvorst van de zevende dag zal een mens zijn, maar allesbehalve een gewoon
mens, wat de titel al aangeeft. Omdat de Joden niet in de Godmens Jezus geloven, moeten
zij wel in de verwachting leven van een nog komend vorst die zich van Hem, de God-
mens, onderscheidt. En dat hoeft niet bij voorbaat een verkeerd standpunt te zijn. Vanuit
de belofte dat de Messias uit Israël voortkomt, is het niet meer dan logisch dat deze vorst
evenals Jezus van Abraham afstamt. De vraag waar dit artikel zich op richt is welke ge-
loofspapieren deze vorst zal kunnen overleggen.

De Joodse traditie geeft uiting aan de komst


van twee messiassen. De eerste zou de zoon
van Jozef zijn, bekend staande als de lijdende
dienstknecht. In Sukka (51B, 52A, 53A) staan
ze in de volgorde waarmee de Christenen
vertrouwd zijn: de lijdende messias en de
glorierijke onder zijn teken (het Kruis). Bit-
tere rouw is van node, zegt de Talmoed van-
wege het doden van de eerste, zoon van
Jozef. Hij zou de voorloper van de goede
messias zijn, zoon van David. De Joden her-
kennen in de lijdende degeen die de profeet
Zacharia beschrijft als “zij zullen over hem
rouwklagen dien zij doorstoken hebben”.
Sukka verwijst naar de lijdende messias als
het spreekt over de weeklacht over de enige
zoon die doorstoken is. In deze tekst is de
verschijning zo slecht dat hij de belichaming
van de kwade neiging lijkt (yetzer ha-ra),
waarvan Jesaja 52:14 zegt: “Alzo verdorven
was zijn gelaat, meer dan van elk mens, en
De Grote Monarch zijn vorm, meer dan van mensenkinderen.”
-3-

Tijdens het Duizendjarig Vrederijk zal Israël het leidersvolk zijn geworden, niet uit eigen
verdienste maar vanuit Gods wil, want God houdt zich altijd aan zijn beloften. Dat werd
onderstreept tijdens Maria’s lofzang, toen zij in verwachting was: “God mijn redder (…)
heeft zich Israël zijn knecht aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid – gelijk Hij
gesproken heeft tot onze vaderen – voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.”
(Luc. 1:54-55) Het is duidelijk dat bij een herstel van het koningschap over Israël, de
plaats van Israël in de wereld een andere zal zijn geworden. Zij zal dan qualitate qua
leidersvolk zijn geworden. Dat er eerst nog twee ‘dagen’ galuth (verbanning) zouden
komen, konden de apostelen niet bevroeden, want nadat ze een zestal weken door de
meester zelf waren geïnstrueerd vroegen ze, in de wetenschap dat Jezus onmiddelijk
daarna ten hemel zou gaan: “Heer gaat U in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstel-
len?” (Hand. 1:6-9) Reeds dit wijst erop dat de leerlingen wisten dat de Messias-Monarch
een andere is dan Jezus zelf. Immers, Jezus voer op ten hemel en dus kon Hijzelf niet de
zittende vorst zijn. Nu, op de derde dag (derde millennium), is er een wederopstanding
van land en volk als zekerste voorbode van het herstelde koningschap!

Een confrontatie met de welsprekender Joden


Tijdens het bewind van de negende eeuwse koning Karel de Kale – de Heilige
Roomse Keizer en de koning van West Francia – veroordeelde de bisschop van
Amulo het Joodse geloof openlijk als bijgelovig. Hij droeg alle Christenen op deze
dwaling uit gedachten van de Joden bannen en hen te dwingen het Evangelie te
aanvaarden in ruil voor hun geloof in de twee Messiassen, de ene als afstammeling
van David en de andere van Jozef. Opmerkelijk is dat de bisschop in zijn verslag
klaagt dat de Joden door hun welsprekendheid tijdens presentaties en onderwij-
zingen meer indruk op hun toehoorders maakten dan andersom de preken van de
Christenen, zoals hij met eigen ogen had kunnen aanschouwen. En dit was in-
derdaad geen vergissing, want waar het lot van de Joden verbeterde, zoals tijdens
het bewind van Lodewijk de Vrome – die net als zijn vrouw Judith de Joden eerde,
en wel zodanig dat hij om hen terwille te zijn hun vrije dag van zaterdag naar de
zondag verschoof – toen veel Christenen naar de synagoges kwamen om naar de
rabbijnen en de geleerden onder hen te luisteren die graag uit de geschriften van
Philo en Flavius citeerden in plaats vanuit het Evangelie, en daar tevens van de
Joodse geleerden een uitleg hoorden van de Schrift, zoals Rhabanus Maurus van
Fulda in zijn bijbelcommentaar erkent.
“The Babylonian Talmud” vertaald door Michael Rodkinson:
Religious Disputes, Vol. 1, Book 10

2 – De Laatste zal de Eerste zijn


“Uw rijk kome” is een van de opmerkelijkste gebeden. Het gaat over de vervulling van
Gods koninkrijk op aarde, over de vestiging van het Vrederijk, als de zwaarden in ploeg-
scharen zullen zijn omgesmeed. Maar er is geen koninkrijk zonder koning! De Heer,
koning der koningen, zal deze koning aanstellen, die van een gezegende lijn zal afstam-
men, een uitverkoren lijn die via zijn voorgeslacht zal kunnen worden getraceerd. De
Bijbel heeft veel genealogische lijsten en met reden! Maar er is één genealogische lijn
die ontbreekt, die van de lijn van Zerach, die alleen in aanhef wordt genoemd. (Mt. 1:3)
Hij had wél het eerstgeboorterecht gekregen! De andere lijn van zijn tweelingbroer Peres
is die van Jezus. De verborgen lijn van Zerachs nageslacht herbergt de sleutel tot het
mysterie van de eigenlijke identiteit van de vredevorst.

De tweeling Zerach en Peres zijn door aartsvader Juda verwekt, zodat heel hun nageslacht
aanspraak kan maken op een koninklijke afkomst. Behalve van diens geboorte horen wij
niets meer van Zerach, die het eerstgeboorterecht kreeg omdat hij als eerste zijn vuistje
-4-

uitstak (uit de baarmoeder). Direct daarna trekt het zijn handje terug, maar niet voordat
een scharlaken draad rondom zijn polsje was gebonden om het knaapje later te kunnen
herkennen. Het handje ging terug in het geboortekanaal, wat voor het lichaampje een
physiologische onmogelijkheid zou zijn: “Maar hij trok zijn hand weer terug en daar
kwam zijn broer tevoorschijn. ‘Hoe ben jij doorgebroken? Op jou is de breuk!’, zei zijn
moeder. Hij kreeg de naam Peres. Daarna kwam zijn broer tevoorschijn met om zijn
hand het scharlaken koord; en hij werd Zerach genoemd.” (Gen. 38:29-30) Zerach
doorbreekt de baarmoeder maar daarna verbergt hij zich daarin, wat het perfecte beeld
geeft van zijn afstammingslijn. Peres, die de baarmoeder niet had doorbroken, breekt als
eerste met zijn lichaam uit om de voorvader van de koningen van de stam van Juda te
worden, te beginnen bij David, krap zevenhonderd jaar later. Peres, wiens naam ook
breker betekent, vertegenwoordigt de Messias bij zijn eerste komst. Hij is de baanbreker
voor het Koninkrijk der Hemelen. In de Midrash Rabbah noemt Tamar hem Peres om
aan te geven dat de messiaskoning, ‘de Breker’, op zekere dag uit hem zou voortkomen.
(Gen. Rabbah 85:14)

Zerach, wiens naam dageraad betekent, verzinnebeeldt de Messias bij zijn tweede komst.
Voordat de uiteindelijke verlossing gloort moest Jezus Messias eerst de randvoorwaarden
veiligstellen. Zerach, de eerste, zal de laatste koning van Israël worden en zijn meest
glorierijke. De profeten spreken over de grote vervulling van de messiaanse eeuw als het
aanbreken van de dageraad, volgens Jesaja 60:1-3:
«« Sta op en schitter, want uw Licht is gekomen, en de heerlijkheid van de Heer
gaat op (zarach) over u. Want zie, duisternis bedekt de aarde en donkerte de
naties, maar over u zal de Heer opgaan, en zijn luister zal over u gezien worden.
En de volkeren zullen tot uw Licht komen en koningen tot de glans, die over u is
opgegaan (zarach). »»

Indien de vredevorst van Zerachitische afkomst is, waarom wordt hij dan in de profetieën
de Zoon van David genoemd, David die van de Pereslijn komt? Dat is omdat hij geheel
omkleed zal zijn met Christus. Wegens deze omkleding met Hem, die het voorbeeld par
-5-

excellence is van de Zoon van David, is de bloedlijn secundair geworden. Niet dat het er
niet meer toe doet, want beide lijnen zijn nauw aan elkaar verwant. Het zijn wel twee-
lingen. Bovendien kunnen ze zich weer op een later tijdstip in de geschiedenis met elkaar
hebben vermengd, hetgeen vooralsnog buiten ons blikveld ligt.

Dat hier sprake is van twee verschillende personen en niet van slechts één persoon met
twee functies, volgt uit de profetieën van Jeremia en de Psalmen. Jeremia 23:5-6 leest:
“Ziet, de dagen komen, spreekt de Heer, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit
zoeken, die als koning een wijs beleid zal voeren en die op aarde recht en gerechtigheid
zal doen. In zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël zeker wonen. En dit zal zijn
naam zijn: De Heere onze gerechtigheid.” De door God geschonken Zerachitische
koning wordt terecht de aan David toegekende Spruit genoemd, wat past bij de door Jere-
mia geformuleerde belofte in verzen 23:5 en 33:15. Let wel, er is niet zoals in veel Neder-
landse vertalingen sprake van een aan David ‘verwekte’ spruit, maar van een aan David
‘toegekende’ spruit. Er staat letterlijk in het Hebreeuws: spruit ten behoeve van David
opgericht. Ditzelfde wordt in Jesaja 4:2 “de Spruit des Heeren” genoemd en in Zacharia
3:8 “Mijn dienaar, de Spruit” of kortweg “Spruit” in Zacharia 6:12. Deze teksten wor-
den gewoonlijk op Jezus Christus toegepast, wat op zichzelf geen verkeerde uitleg is,
want de man die geheel met Christus is omkleed en de Christus zelf handelen in al hun
ondernemingen eendrachtig samen, zoals voorkomt bij identieke tweelingen; immers de
mens zal dan met Christus omkleed de volmaakte dienaar zijn geworden. Op deze manier
zal de laatstgeborene de eerste zijn geworden.

Waarom zijn deze profetieën zo omslachtig? God verbergt zijn bedoelingen niet alleen
voor ons maar ook voor zijn tegenstander. Ook beschermt Hij de Zerachitische afstam-
melingen tegen aanslagen door ze onder een verhullende mantel te bedekken. Het geheim
dat de Zerachitische afstamming omgeeft, heeft te maken met de eeuwenlange samen-
zwering tegen het door God ingestelde koningschap, naar de beroemde Psalm 2: “De
koningen der aarde stellen zich op en de vorsten beraadslagen tezamen tegen de Heer
‘en’ zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons ‘hun’ banden verscheuren en ‘hun’ touwen van
ons werpen.” In deze verzen zijn de Heer en zijn Gezalfde twee onderscheiden personen.

Professor Pinchas Lapide (1922-1997), de befaamde Joods nieuwtestamenticus en kenner


van de Heilige Schrift, wees op 24 december 1987, tijdens een radioprogramma voor de
Bayerische Rundfunk, op de politieke dimensie van de grote monarch, in de Joodse
traditie gekend als de Zoon van David: 1)
«« De ‘Zoon van David’ van de Farizeeën impliceert een compleet politiek
program. Hij moet een ‘heilspoliticus’ als David zijn, dus de beloften vervullen die
aan David zijn gedaan, namelijk dat zijn geslacht, zijn dynastie voor eeuwig de
troon van Israël zou bezetten. Maar als David moet hij ook een strijder zijn en
evenals David ook zijn vijanden overwinnen. »»

Het betreft niet enkel een politiek program, een compleet religieus program bovendien!
De conclusie dringt zich op dat de Apostel Petrus met Christus’ wederkomst meekomt
om in het Vrederijk de dienstdoende hogepriester te zijn, of paus, om in eenheid-lieflijk-
heid samen met de Messias-Monarch de volkeren te bestieren. Dat is ook de tijd dat de
overige apostelen als koningpriester over de aarde zullen heersen. (Mt. 19:28)

Tot slot wijs ik nog op de profetie van de heilige Franciscus van Paule (1416-1507), die
de biechtvader was van koning Lodewijk XI. Zijn voorspellingen zijn bewaard gebleven
in zijn brieven aan Simon van Liména, heer van Montalte: 2)

1) “Het bezit van de waarheid: het einde van de dialoog” van Pinchas Lapide - Ten Have,
Baarn # 1989 (p. 99).
-6-

«« In het gehele universum zal nog slechts één grote paus en één grote monarch
zijn. Het rijk van de monarch zal tot aan het einde der tijden duren. Er zullen dan
nog slechts twaalf koningen zijn, een keizer en een paus en een gering aantal
prinsen, en allen zullen heiligen zijn. De monarch zal de grote stichter zijn van
een nieuwe religieuze orde die zich van alle andere onderscheidt en in drieën is
gesplitst – de militaire cavalerie, de religieuze priesters en hospitaalridders – en
deze zal de Kerk het meest van dienst zijn terwijl deze ook de allerlaatste zal zijn.
Dankzij hun bijstand zal de koning de sekte van Mohammed volledig vernietigen,
alle ketters uitroeien en alle tirannieën beëindigen. Hij zal gewapenderhand een
groot koninkrijk overwinnen [het koninkrijk in het Oosten], zodat er nog maar één
kudde en één herder zal zijn en de hele wereld tot de heilige levenswandel zal zijn
gebracht. »» 2)

Dat er na Christus’ wederkomst nog een strijd zal moeten worden gevoerd tegen de legers
van de Islam komt ook overeen met de visioenen van Marie-Julie Jahenny (1850-1941)
waarin zij beschrijft hoe op de meest wonderbaarlijke wijze hun legers telkens verslagen
worden. Blijkbaar wil God ze op deze bijzondere wijze nog de kans tot bekering schen-
ken, want God houdt rekening met het feit dat het door hun opvoeding voor velen onder
hen uitermate moeilijk zich op de normale wijze aan Jezus te onderwerpen.

3 – Een door Leed Getinte Generatie


We vestigen onze aandacht op de slag bij Ai, beschreven in Jozua 7, wat de enige plaats
is waar de Bijbel een afstammeling van Zerach noemt. Jozua, die het volk Israël
aanvoerde bij de verovering van het Beloofde Land, neemt eerst Jericho in. Vervolgens
trekt hij naar de stad Ai. Deze verovering was minder eenvoudig. Zijn mannen kregen
eerst een geduchte aframmeling en Jozua kon niet begrijpen waarom. Dan wordt ontdekt
dat Achan, zoon van Charmi, zoon van Zabdi, zoon van Zerach, in het geheim van het
verbannene (herem) had gepakt. Bij Jericho was plundering uitdrukkelijk verboden, want
de eerstelingen van de verovering van het Beloofde Land waren voor God. Als straf wordt

2) Zie: “Demain…?, d’après les Concordances frappantes de 132 Prophéties anciennes et


modernes” (Morgen…?, naar de opvallende overeenkomsten tussen 132 oude en nieuwe
profetieën), van Baron de Novaye - Ed. Lethielleux, Paris # 1934 (p. 88).
-7-

Achan afgevoerd om samen met zijn familie te worden gestenigd. De ban, niet de straf
zelf, wordt van het huis van Achan tot het huis van Zerach uitgebreid. Tot op heden blijft
de ban op Zerachs huis van kracht, volgens de regel dat wie van het verbannene pakt, en
zo deelgenoot wordt aan de schatten van de vijand die God waren ‘toegewijd’, het verlo-
ren volk vergezelt en mede verbannen wordt. Dit moet worden gezien in de betekenis
van de Hebreeuwse term ‘herem’, wat ofwel een vervloeking (bar-ak) inhoudt door
afscheiding van God, ofwel een zegening en uitverkiezing (opnieuw bar-ak) door een
verwijdering uit de menselijke gemeenschap met het oog op een toewijding aan God.

De Talmoed leert dat Achans bekentenis een overwinning was op zijn kwade neiging; de
beloning voor deze bekentenis was dat zijn ziel voor de toekomende eeuw zou worden
bewaard terwijl die voor de tegenwoordige verloren ging. (Sanh. 6:2) Men kan daarom
Jozua 7:25 als volgt uitleggen: “De Heer stort u heden - maar niet voor de toekomst - in
het verderf.” De bijbelpassage zelf leest: “De Heer zal u ‘deze dag’ beroeren. En heel
Israël stenigde hem met stenen, en nadat zij gestenigd waren, hebben ze Achan en zijn
familie met vuur verbrand. En zij richtten over hem een grote steenhoop op, die nog altijd
bestaat.”

Zijn herem hoeft dus niet als een vervloeking te worden gezien, maar als een toewijding
aan God: “een apart zetten in dienst van heiliging”, een zogenaamde kedushah ten bate
van de navolgende generaties van de mensheid. Achan werd na zijn steniging in het dal
Achor begraven, een enorm diep dal. De Zerachieten zijn zo diep gezonken dat ze een
‘in leed getinte’ generatie zijn geworden en totaal uit het zicht verdwenen. Ze zijn als de
lamed-waw, wat een typisch Joodse uitdrukking is om iets dergelijks aan te geven. Indien
deze heilige en lijdende mensen niet bestonden, leert de Talmoed, zou de wereld vergaan.
De Talmoed zegt dat de wereld in stand wordt gehouden door de aanwezigheid van min-
stens 36 rechtvaardigen, maar niemand weet wie ze zijn! (Sanh. 97b, Sukka 45a) In het
Hebreeuws staat de letter lamed voor 30 en waw voor 6.

Laat ons de betekenis van Achor bestuderen, een woord dat is afgeleid van aacher, wat
moeite betekent, alswel verdriet, pijn, pijnigen, aangevallen worden, en tenslotte: getinte
generatie. Getinte generatie is een typisch Hebreeuws ideoom en wijst op ‘door leed ge-
tinte’ personen, een beeld zo levendig vertolkt in Psalm 88. Ik vraag mij af of in de af-
stammingslijn van Zerach een verbindingslijn wordt getoond van een getinte generatie
die in verdriet en pijn is voortgebracht. Wij mogen stellen dat dit een heilige lijn is, de
lijn van Gods lamed-waw, die zijn afgezonderd om van de banvloek te verlossen die op
het mensdom drukt. Sta er eens bij stil, een soort koninklijke lijn, alhoewel niet van een
letterlijk koningschap, maar van een voorbededienst die roept om het herstel van Gods
theocratie; in het gebed des Heeren smeken wij “Uw rijk kome”. De lamed-waw hebben
een afstammingslijn als tegenwicht op die andere lijn van de vervloekte en kwade
raadsheren. Als groep hebben zij weerstand geboden tegen die andere groep, terwijl zij
metaforisch het Kruis van de Zoon ophieven. In deze heffingsdaad hebben zij de Heer
aller tijden omhoog geheven in zijn misvormde en lijdende positie tot op de hoogten van
de Almachtige. Deze hoogten worden tegen de laagte van het diepe dal van Achor
geplaatst. In deze heffingsdaad wordt dit hoge toevluchtsoord, dat onder de bescherming
van de Almachtige staat, aan alle voorgaande generaties aangeboden die in de mist van
sombere onbepaaldheid en eenzaamheid hebben gedwaald. De Zoon zal deze lijn van
Gods lamed-waw uit het dal Achor trekken samen met de menigten die daar vertoeven
en daar tot op de huidige dag gekluisterd zijn. (Op. 6:9) Als de Almachtige zich openbaart
zullen de ogen van allen worden geopend die zich rondom Hem hebben geschaard. Dan
zal blijken dat de Zerachieten, die de Zoon hebben verheerlijkt, in dienst van het Verbond
hebben gearbeid voor het herstel van het koninkrijk onder de duurzame dynastie van de
Zonnekoning. (Ps. 89:36-37) Dat nu is de betekenis van Achor.
-8-

4 – De scepterbelofte
De belofte staat dat “De scepter niet van [het huis van] Juda zal wijken noch de wetgever
van tussen zijn voeten totdat Silo komt.” (Gen. 49:10) Dit waren Jakobs laatste woorden
aan zijn zoon Juda voordat hij stierf. Silo is een plaats in het deel van Efraïm of
tienstammengebied ten noorden van Jeruzalem. Het was het religieuze centrum van de
twaalf stammen in de tijd van de rechters (in de 14e t/m 12e eeuw vóór Christus). In een
modern bijbelcommentaar van de “Union for Reform Judaism” staat in de voetnoot betref-
fende Genesis 49:10: 3) “Een Joodse traditie, uitgaande van de veronderstelling dat
Jakobs zegening een eindtijdprofetie is, zegt dat Silo betekent dat de messias als een
nieuwe David uit het huis Juda zou komen (…) Indien we ons aan de masoretische tekst
houden kan dit het best worden verklaard als: ‘Totdat Juda in Silo zal komen aanbidden’,
dat wil zeggen TOTDAT DE NOORDELIJKE EN ZUIDELIJKE KONINKRIJKEN
HERENIGD ZIJN.” Silo betekent de uitgezondene en wordt in deze profetie als de
Messias gezien. We herkennen hier ook de plaatsvervanger, de messiaskoning, die vol-
gens deze overlevering over beide koninkrijken zal regeren. Het zij vermeld dat het noor-
delijke koninkrijk der tien stammen sinds de Babylonische ballingschap is zoekgeraakt.
Maar het is niet verdwenen of in de volken opgegaan. Als God de ban opheft, zal het
ongetwijfeld weer worden teruggevonden en aldus zijn eindbestemming vinden.

De scepter die wordt overhandigd is het embleem van koninklijke waardigheid. Veel
Christenen beweren dat de scepter van Juda (de Joden) verleden tijd is omdat Jezus reeds
is gekomen. Dit is gedeeltelijk waar. Hij is inderdaad als de lijdende dienstknecht, zoon
van Jozef, gekomen, maar wij kijken nog steeds uit naar de glorievolle verschijning van
de Zoon van David als dan de messiaskoning over alles en iedereen zal hebben
gezegevierd.

Wie Silo is en waar hij zich bevindt is nog onbekend. Het siloïtisch koningschap is de
vervulling van Ezechiël 17:24: “Alle bomen van het veld zullen weten dat Ik, de Heer, de
hoge boom vernederd heb en de lage verheven, de groene boom verdroogd en de droge
boom heb laten bloeien.” Heeft wat gedaan? De HOGE van de troon gestoten en de
LAGE op de troon gezet, want deze bomen stellen immers de afstamming van de
koninklijke takken van Israël voor. Dit houdt in dat God, in onze tijd, de kroon van de
Davidische of Peres lijn heeft afgenomen om die op het hoofd van de vredevorst te
plaatsen behorende tot de Zerachitische lijn. In de nasleep van deze gebeurtenis zal het
spreekwoord betreffende Israël worden ontkracht (volgende drie verzen 18:1-3): “De
vaders hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden van de kinderen zijn slee geworden.”
In onze tijd zullen wij dus getuige mogen zijn van Silo’s glorievolle openbaring.

Gedeeltelijk gebaseerd op niet-gepubliceerd manuscript van Jacqueline Wels uit 1986.

3) “The Torah: A Modern Commentary” van W. Gunther Plaut en David E. S. Stein -


Union for Reform Judaism # 2005.

You might also like