You are on page 1of 4

Woensdag 17 juli: Frank Heinen: De wielerkoers moet je niet kijken, maar lezen

Ik ben een soort ongeneeslijke romanticus. Als ik naar wielrennen kijk, dan zie ik eigenlijk alleen maar verhalen. Een beetje vergelijkbaar: als ik een klassieker kijk of een tour etappe dan is het alsof ik een bijzonder boek zit te lezen en daarom geloof ik ook dat iedereen die leest, een lm kijkt of regelmatig naar het theater gaat, dat iedereen die dat doet, in theorie ook een wielerfan zou kunnen zijn. De ochtend dat Lance Armstrong betrapt werd op het gebruik van doping, of in ieder geval dat het duidelijk werd dat hij sowieso doping had gebruikt, schreef ik voor de website van HP De Tijd waar ik regelmatig columns voor schrijf, tien columns in een keer. Die publiceerde ik in een stuk, en in die tien columns schreef ik de meest uiteenlopende meningen die je kon hebben over dat dopinggebruik van Lance Armstrong. Column n heette Armstrong is een tricheur. Armstrong is een oplichter, een valsspeler. Het is iemand die de boel belazerd heeft. Column twee heette: Iedereen doet het. En daarmee bedoelde ik dat hij in feite nog de sterkste was omdat iedereen nu eenmaal gebruikte en dat hij van alle gebruikers alsnog de snelste was. Column drie noemde ik: Lance Armstrong is een groot schrijver. Daarmee bedoel ik dat het verhaal van Armstrong, en dat was het verhaal van zijn ziekte en het verhaal van zijn terugkeer en van zijn overwinningen, maar ook het verhaal van het bedrog en de bizarre praktijken binnen zijn ploeg. Daarmee heeft hij eigenlijk een verhaal geschreven dat zoveel kanten heeft, dat ken je bijna niet in de wereldliteratuur. Weer een column noemde ik: De lol lijdt er niet onder, en dat noemde ik het ultieme argument voor de opgewekte liefhebber, namelijk dat wat er ook gebeurt en wat er ook geslikt wordt en wat er allemaal voor vreselijks achter de schermen gebeurt, het plezier van de wedstrijd en schoonheid van het spel er eigenlijk niet aan onderhevig is. Een andere column die ik noemde was: Ik kijk niet meer. Ik heb ook wel overwogen om niet meer te kijken, om je van het wielrennen af te keren. Ik bedoel het wielrennen was echt verrot, en de ontmaskering van Armstrong was de denitieve bevestiging daarvan. De allerlaatste column die ik op die dag schreef heette alleen maar Ach. Tja. Kweenie. Naja. Nog vier maanden en dan is er weer wielrennen. Daarmee wilde ik eigenlijk zeggen, er zijn zoveel meningen. Ik heb geen idee welke mijn echte mening is, maar laten we alsjeblieft weer gaan etsen. Het is het voorjaar van 1999 en de eerste grote wedstrijd van dat jaar wordt gehouden: Parijs-Nice. Een wedstrijd van een week. De rit naar de zon, maar het is eigenlijk nooit mooi weer en dat moet een nieuwe start worden voor het wielrennen. Een jaar eerder heb je de Tour de France van 1998 gehad, de tour du dopage, waaruit eigenlijk bleek dat de doping volledig in het wielrennen verankerd was. Het was een grote dopingcultuur. Ploegautos vol middelen worden aangehouden, renners belanden in de cel, ploegleiders zitten maanden vast. Na die tour wordt ons de fans, ik ben dan twaalf, dertien, min of meer beloofd dat er schoonschip gemaakt wordt. Dat er een nieuwe start gemaakt wordt. En ParijsNice in 1999 is de eerste wedstrijd waarin die schone start vorm moet krijgen. Die wedstrijd wordt gewonnen door een Nederlander, Michael Boogerd, en ik ben groot fan van Michael Boogerd en de Rabobank ploeg dus ik dacht, dit is het nieuwe wielrennen. Dit is schoon, dit is clean. Op het moment dat alle valsspelers eruit gaan wint die eerlijke Hollandse jongen die dat allemaal op een bruine boterham doet. Een paar maanden later werd eigenlijk mijn these dat alles schoon en eerlijk er aan toe ging in het wielrennen. Vanaf 1999 was het bewezen want toen won Lance Armstrong de Tour de France. 1999 zou het jaar van de nieuwe start worden, van de schone start en er zouden nog vele volgen, schone starts in het wielrennen. In 2007 weer een schandaal, Rasmussen van diezelfde Rabobank ploeg, een Deense renner, werd in gewonnen positie uit de Tour gehaald. Dit omdat hij had gelogen over waar hij zich had voorbereid en dus mogelijk doping zou hebben gebruikt. Ook toen werd gezegd: we gaan het anders doen, we gaan het clean doen, we gaan het grondig aanpakken dit probleem. En nu in 2013, zitten we eigenlijk met een schone lei take drie en prompt dit voorjaar, het voorjaar na Armstrong, het voorjaar na de Rabobank ploeg, was er diezelfde wedstrijd Parijs-Nice en weer was er een ploeg die alles domineerde. Dit keer was het een Britse ploeg, team Sky, ploeg van tourwinnaar Bradley Wiggins, en de komende ster Froome. De Britse journalist David Walsh die wereldberoemd werd met zijn jacht op Armstrong en zijn volhouden dat Armstrong het spel wel vals

speelde, die schreef dit voorjaar nog in The Sunday Times, zijn krant, dat hij Wiggins en Froome en daarmee de hele ploeg vertrouwde en geloofde. Het is interessant dat Walsh juist die woorden gebruikt, vertrouwen en geloof, want het is maar helemaal de vraag of het in het wielrennen en de sport in het algemeen wel draait om vertrouwen en om geloof. Volgens mij niet, volgens mij is sport en wielrennen zeker opgetrokken uit een soort fundamentele oneerlijkheid. Die oneerlijkheid maakt sport ook interessant. De een wordt geboren met meer talent dan de ander, dat is al een tamelijk oneerlijke voorsprong. Een tweede rijdt in een dure ploeg met mooi materiaal, met goede knechten. Een derde valt op een ongelukkig moment. Een vierde zit misschien hele nachten het parcours te bestuderen, zodat hij precies weet waar iedere bocht ligt en een vijfde, zoals we in dit fragment zien, onderhandelt een Nederlands kampioenschap uit, zodat hij wint of juist niet wint. Hier zien we Michael Boogerd en Sebastiaan Langeveld, dat is het Nederlands kampioenschap van 2006, ze liggen met zn tween op kop. Boogerd de ervaren, beroemde, belangrijkste renner van het Nederlands peloton. Langeveld het grote talent. Ze overleggen wat, op een gegeven moment draait Boogerd zijn gezicht naar Langeveld en goed hoorbaar ook voor alle mensen thuis, stelt hij de vraag: Breuk vraagt of het in orde is. Waarop Langeveld knikt. Even later grijpt hij naar zijn been, Langeveld heeft kramp. Tenminste, dat moet het zijn. Boogerd demarreert en wordt Nederlands kampioen. Een paar maanden later krijgt Langeveld een mooi contract bij de Rabobank ploeg, van Michael Boogerd en van Breuk alias Erik Breukink. Het zijn dit soort oneerlijkheden waar het om gaat in het wielrennen. Het zorgt er wel voor dat het wielrennen meer wordt dan een obscene vergelijking van lichaamsfuncties. Dat de sterkste niet altijd wint, want de sterkste moet niet altijd winnen, het verhaal moet winnen. Het verhaal is niet per se aan de kant van de sterkste. Het is maar goed ook dat de sterkste niet altijd wint anders zouden we net zo goed naar zwemmen of naar schaatsen kunnen kijken. Wielrennen is ctie, wielrennen is literatuur, wielrennen is drama. Wielrennen bestaat eigenlijk bij de gratie van het feit dat het een verhalenmachine is. De Tour de France was er niet geweest zonder een concurrentiestrijd tussen twee kranten. De Ronde van Vlaanderen was er niet geweest als er niet een Vlaamse krant heel veel kopij nodig had gehad voor haar kolommen. Als je dat gegeven neemt, dat wielrennen literatuur is, dat wielrennen ctie is, dat wielrennen eigenlijk niet zo heel veel met sport te maken heeft, dan zou je het achterhalen van valsspelerij, dus doping waar we het de hele tijd al over hebben, kunnen vergelijken met het lezen van een op waarheid gebaseerde roman. Kluun, Gerard Reve met De Avonden, en dan gaan zitten uitvlooien wat er daadwerkelijk echt gebeurd is en wat de schrijver er heeft bij verzonnen. Dat gebeurt ook regelmatig. Maar mensen die dat doen hebben niet alleen veel te veel vrije tijd, maar hebben toch ook een chronisch gebrek aan fantasie en ik geloof stellig dat er voor mensen met weinig fantasie in het wielrennen niet zo heel veel te genieten valt. Ik moet er trouwens wel een voorbehoud bij maken. Het is heel belangrijk om te zeggen dat in een boek de personages over het algemeen ctief zijn. Renners zijn echt, renners kun je aanraken, opbellen. Je kunt er interviews van lezen, die trainen zich verrot, die hebben een vrouw die alles doet om hen te laten presteren. Ze gaan bij wijze van spreken soms half dood door een of andere mislukte bloedtransfusie op een hotelkamer. In ieder geval dat zijn echte mensen die er echt alles voor over hebben. Ik denk dat je wel altijd in de gaten moet houden dat als je wielrennen als literatuur beschouwt, dat je wel bedenkt dat het om echte mensen gaat en dat het bovendien mensen zijn die topsporter zijn en dus geen grenzen kennen en die grenzen wel heel duidelijk vast moet stellen door middel van dopingcontroles. Om te zorgen dat ze zich enigszins beperken in wat ze doen. Volgens mij is deze tegenstelling, dus aan de ene kant heb je de mensen die van de literatuur houden, de romantici, aan de andere kant de realisten, de kern van het probleem waar wielrennen nu mee worstelt. Dat zie je heel goed bij journalisten, bij dagbladjournalisten en bij tv-verslaggevers. Kortom mensen die zich aan de feiten moeten houden. Die feiten zijn in het wielrennen nou juist altijd zo onder voorbehoud. Je moet altijd een slag om de arm houden als het in het wielrennen over feiten gaat en volgens mij is dat het grote probleem voor kranten, journalisten en tv-verslaggevers. Dat het altijd gaat over prestaties die ze jaren later misschien nog onder voorbehoud of tussen aanhalingstekens of tussen haakjes moeten plaatsen.

Vaak blijkt de waarheid later als feit vermomde ctie. Tegelijkertijd moest je je als journalist wel aan de waarheid houden, je kunt er niet maar een beetje op los interpreteren. Een goed voorbeeld daarvan was in 2010, Luik-Bastenaken-Luik, een zware wedstrijd in de Ardennen. Die wedstrijd werd gewonnen door Vinokourov, een Kazakse wielrenner die net twee jaar geschorst was geweest wegens het gebruik van doping. Hij stond bekend als iemand die wat betreft de reglementen deze niet heel erg nauw nam. Hij was net weer terug en deed mee, hij reed meteen voorop en op dat moment zei een Vlaamse commentator ik hou nu even mn mond dicht. Waarmee hij wilde zeggen: ik heb geen zin om deze prestatie, waarvan ik vermoed dat er iets niet aan deugt of waar ik ongemakkelijk van word, te becommentariren. Met als gevolg dat Vinokourov in stilte over de streep reed en je hoorde alleen nog het boe-geroep van de supporters aan de nish. Meteen na die wedstrijd heb ik die Vlaamse commentator een berichtje gestuurd waarin ik schreef dat ik zn ongemak begreep en de spagaat waarin hij als wielerverslaggever zat. Maar tegelijkertijd probeerde ik hem wel de feiten duidelijk te maken. Namelijk Vinokourov was geschorst geweest, had twee jaar langs de kant gestaan. Hij had dus zijn straf uitgezeten en had bovendien beterschap beloofd. Wat altijd mooi is als wielrenner dat je beterschap belooft, maar goed hij had dat gedaan. Het belangrijkste, hij had net een prachtige en hele zware wedstrijd gewonnen op een hele mooie manier. Ik vond dat hij het recht had om daar commentaar bij te hebben en eventuele feiten en interpretatie van die feiten, die kon ik zelf thuis wel doen op de bank. Ik denk dat het heel ingewikkeld is om wielerjournalist te zijn, omdat je aan de ene kant buiten het spel staat en objectief moet beschrijven wat je ziet en aan de andere kant ben je er onderdeel van. Je hebt je rol binnen dat grote theaterstuk dat het wielrennen is. Het is een soort rare dubbelfunctie die wielerjournalisten bekleden en volgens mij zijn ze zich daar heel erg van bewust. Het was natuurlijk niet voor niks dat de NOS dit voorjaar bekend maakte dat ze veel zakelijker verslag zouden doen van de koers, veel meer op de feiten gericht. Wie dat soort aankondigingen doet heeft er toch niet heel veel van begrepen. Het is een beetje vergelijkbaar met een lmrecensent die zegt: ik bespreek geen scnes meer die in de studio zijn opgenomen want dat is niet echt. Ik denk dat dat een goed voorbeeld is van wat er gebeurt als een journalist zich inlaat met de interpretatie van de feiten, anders dan de feiten zelf. Dat zie je aan dit voorjaar met een column in de Volkskrant onder de kop: Spuit epo is snel gezet. In dat artikel wordt de nieuwe openheid van de Blanco ploeg beschreven. Blanco maakte destijds bekend een NOS cameraploeg embedded met de ploeg mee te sturen waarin ze bijna alles zouden mogen lmen. Nou ja goed, die openheid was voor de Volkskrant aanleiding om een ietwat cynische column daaraan te wijden. Met als gevolg dat Blanco besloot de Volkskrant te boycotten, dus geen journalisten van de Volkskrant meer te woord te staan. Dan zie je dus wat er gebeurt op het moment dat een journalist zich niet meer uitsluitend met de feiten bezighoudt en de feiten gaat interpreteren en die nieuwe openheid als het ware ter discussie stelt. Dan klapt de oester alsnog dicht. Daarmee is wielrennen niet zomaar een eenvoudige sport meer, maar meer een soort ethisch dilemma geworden. Als wielerfan kun je realist zijn, je kunt naef zijn, maar je kunt ook proberen te bereiken wat ik het zen stadium noem. Gewoon op de bank liggen of zitten, naar de koers kijken en alle andere bijgedachten vergeten. Een beetje zoals je opgaat in een schitterend boek of beter nog, als je in de bioscoop zit, de deuren gaan dicht, de lichten gaan uit, de lm begint en er is alleen nog maar jij en die lm, jij en dat verhaal, de buitenwereld bestaat even niet. Volgens mij is dat de manier om optimaal van wielrennen te genieten en de verhalen het beste tot je door te laten dringen. Heel erg populair is het zen denken tot op heden nog niet geworden. Het lijkt wel alsof het nieuwe wielrennen iedere keer wordt gevolgd door het nieuwe realisme. Alsof de fans die vroeger lyrische bakvissen waren zijn verworden tot een soort kritische consumenten. Een goed voorbeeld daarvan is het gesprek tussen Matthijs van Nieuwkerk en Mart Smeets, een paar maanden geleden in De Wereld Draait Door. Op een gegeven moment zegt Matthijs van Nieuwkerk tegen Smeets: ik ben een purist. Ik wil schone sport zien. En zon zin is wat mij betreft alleen maar te vergelijken met tegen een junk zeggen: hier heb je vijftig euro als je vandaag nog begint met afkicken. Puristen zijn geen romantici, puristen zijn een soort dwingelanden eigenlijk. Je kunt het wel vergelijken met als ik hier op een zonnige zondag in de bossen van Rhijnauwen en Amelisweerd, tussen Utrecht en de Uithof, de universiteitsgebouwen daarvan, als ik hier kom recreren samen met de hele stad, dan zie ik op een gegeven moment die gebouwen liggen en dan kan ik drie dingen doen. Dan kan ik wegkijken als een

soort romanticus, net doen alsof die gebouwen er niet zijn, alsof ik in de vrije natuur ben. Ik kan zoals de realist constateren dat die gebouwen er zijn, dat het goed is dat ze er zijn en dat ze er moeten zijn. Wat de purist zou doen is constateren dat die gebouwen er zijn, naar huis gaan, een brief schrijven naar de gemeente waarin hij zegt: ik vond mijn uitzicht zonder die gebouwen toch mooier en wanneer denkt u ze eigenlijk weg te gaan halen? Dat is het verschil tussen de romanticus, de realist en de purist. Ergens hebben ze natuurlijk wel een punt die puristen, want de dopingslachtoffers vallen met bosjes. Neem de Spanjaard Jimenez of beroemde Italiaan Pantani die misschien niet direct stierven aan doping, maar wel aan de dopingcultuur die zich rond hen had ontwikkeld. Maar denk ook bijvoorbeeld aan een bekende knecht uit de ploeg van Armstrong, David Zabriskie, die in het Usada rapport vertelde hoe hij ooit was gaan etsen omdat zn vader drugs gebruikte en hij weg wilde uit zn ouderlijkhuis. Zijn vader stierf uiteindelijk aan een overdosis. Zabriskie nam zich voor nooit iets met doping te maken te willen hebben. Totdat hij bij Armstrong in de ploeg kwam, en totdat hij gedwongen werd op een manier die aan de mafa deed denken bijna, om toch doping te gaan gebruiken. Je kunt je afvragen of je als fan niet bijna medeplichtig bent door dat soort praktijken te negeren, daarvan weg te kijken. Je zou het kunnen vergelijken met wat er gebeurde toen Michael Boogerd dit voorjaar bekende epo te hebben gebruikt en jarenlang eigenlijk gedopeerd had rondgereden. Toen dacht ik, ik heb hem zeker wel tien keer langs de route aangemoedigd in mijn leven. Tijdens de Tour de France, tijdens het WK, NK, Amstel Gold Race. Dan stond ik langs de kant, hij was volledig afgetraind, zo mager als het maar mogelijk was. Waarschijnlijk al gedrogeerd met epo en cortisone. Ik stond langs de kant, op zon bergje en riep: harder, harder, harder! Toen dacht ik: misschien heb ik wel een minuscuul aandeel gehad in zijn beslissing om te denken dan neem ik uiteindelijk ook maar een bloedtransfusie want ik moet nog harder. Misschien is dat zo, en misschien ook ik als wielerschrijver, als wielerjournalist, mijn herosche verhalen over briljante ontsnappingen, bovenmenselijke prestaties en renners die in hun eentje vijf cols beklimmen en solo aankomen. Misschien heeft dat de lat voor jonge renners die nu beginnen wel zo hoog gelegd, dat ze denken: als dat is wat de mensen willen horen en willen lezen, ja dan moet ik wel naar de pillen grijpen want dat ga ik clean niet redden. Misschien dat ik daar wel enige verantwoordelijkheid in heb, maar maakt me dat op welke manier dan ook verantwoordelijk voor de keuze van individuele sporters, of ploeg, of ploegleider, om tot dopinggebruik over te gaan? Nee absoluut niet. Ik geloof er wel heilig in dat iedereen die zegt van lezen te houden, naar de lm gaat, ergens in het theater komt, in principe ook van wielrennen kan houden. Wielrennen mag dan geen ctie zijn an sich, want daarvoor is de werkelijkheid vaak te smerig. Het heeft er wel alle kenmerken van. Ik denk als iemand me vraagt hoe nu nog naar wielrennen te kijken, hoe nu nog ervan te genieten, dat het belangrijk is dat je wielrennen heel serieus moet nemen zoals je een prachtig boek serieus neemt. Ik denk dat je het wielrennen vooral moet leren lezen.

Dit is een transcriptie van het tv-programma - NTR - 2013

You might also like