You are on page 1of 224

het spook van 68

Gust De Meyer, Wim Schamp en Frank Thevissen

Het spook van 68


De ontsporing van een ideaal

uitgeverij pelckmans kapellen

Postuum opgedragen aan Eric Arthur Blair (George Orwell) (1903-1950).

Voor meer info: www.pelckmans.be 2008, Uitgeverij Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen en Gust De Meyer, Wim Schamp en Frank Thevissen. Foto omslag: Peter Muyldermans, Foto-Design Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in writing from the publisher. d/2008/0055/167 isbn: 978 90 289 5157 0 nur: 736 / 740

Inhoud

woord vooraf De geest heeft een spook gebaard. En wij zijn bang van spoken.
Gust De Meyer, Wim Schamp en Frank Thevissen

inleiding Een spook waart door Europa. Het spook van 68


Gust De Meyer, Wim Schamp en Frank Thevissen

De Grote Vertekeningsshow. Over de representatie van de realiteit in de media


Gust De Meyer

24

De realisatie van de Modelstaat (19682008) Ontsporingen uit de wereld van politiek, reclame, merken, communicatie, onderwijs en opinieonderzoek. Welkom in het land van Nooit.
Frank Thevissen

121

De stem van Meensel-Kiezegem. Pleidooi voor een nieuw kiessysteem


Wim Schamp

186

DE GEEST HEEFT EEN SPOOK GEBAARD En wij zijn bang van spoken

Wat ondergetekenden met elkaar verbindt, is niet hun gemeenschappelijke ergernis over het gedachtengoed van 68. Met het gedachtengoed op zich is er immers niets mis. Wat de zelfuitgeroepen erfgenamen van 68 met het door hen geschreven testament hebben gedaan, is andere koek. Uitgerekend de totalitaire zwart-wit-denkers lapten achteraf de eigen principes aan hun laars en deden vrolijk het omgekeerde van wat ze tevoren beleden. Een deel van hen liet zich gezwind de voordelen van het door de belastingbetaler onderhouden staatskapitalisme welgevallen. Een ander deel nam even gezwind de repressieve methodes over van de vroegere klassevijand. Een nieuwe regelneverij installeerde zich, en wat vroeger verboden was te verbieden, werd gaandeweg allemaal verboden. Moet kunnen? Ja, want een ander basisprincipe van 68 was dat voortaan alles moet kunnen. Ook dus dat een mens van mening verandert en dat hij de revolutionaire technieken van weleer niet langer geschikt acht voor de reformatie van vandaag.
Maar dat deze gereformeerde lieden hun huidige handel en wandel blijven omhangen met de gelijkhebberige slagzinnen van weleer, daarbij luidkeels het monopolie van de progressiviteit opeisend, is er voor ons over. Want dit is niets minder dan intellectuele oneerlijkheid. Temeer omdat de kazakkendraaiers hun tegenstanders de gereformeerden denken altijd in tegenstellingen tussen goed 7

en kwaad, tussen wij en zij uitmaken voor rechts of populist, zonder daar ook maar n zinnig motief voor op te geven. Om die reden voelen ondergetekenden zich niet alleen rechtstreeks maar ook persoonlijk aangesproken. Om die reden durven ondergetekenden openlijk, n gemotiveerd, stellen dat de verleidelijke geest van 68 plaats heeft gemaakt voor een bangmakend spook. De hierna volgende hoofdstukken zijn geen uitingen van ergernis of frustratie, waartoe onze tegenstanders graag onze standpunten reduceren. Wij kijken enkel naar voren. Wij paren de kritiek op het heden aan de kijk op de toekomst. Wij proberen de barricades te doorbreken die de post-68ers tegen hun eigen stellingen hebben opgeworpen. En daarbij voelen we niet de behoefte om bomen te ontwortelen of autos in brand te steken.

Gust De Meyer Wim Schamp Frank Thevissen

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA Het spook van 68


Gust De Meyer, Wim Schamp, Frank Thevissen

Een spook waart door Europa, het spook van het communisme, luidde de aanhef van het Communistisch Manifest dat de aartsvaders Karl Marx en Friedrich Engels in 1848 schreven. Twee eeuwen later waart er een ander spook door Europa, het spook van 68. Zoals het Communistisch Manifest de verworpenen der aarde een toekomst van vrijheid, gelijkheid en verdeling der kapitalistische goederen in het vooruitzicht stelde, zo beriepen de 68ers zich in hun manifesten evenzeer op de principes van individuele bevrijding, sociale gelijkheid en herverdeling van de rijkdom. De oproep van Marx en Engels leidde na 1917 eectief tot de in het Manifest voorspelde spooktaferelen, met dien verstande dat het spook van het communisme vooral de geroemde klasse der proletariers de stuipen op het lijf joeg. Het spook wierp pas zijn schaduw neer toen in 1989 de eerste Trabantjes door de Berlijnse Muur reden.
Precies 120 jaar na het Communistisch Manifest waarde 68 door t Europa en door de wereld. Waar Marx en Engels slechts n revolutie op het oog hadden, met name de proletarische revolutie die de bourgeois-dictatuur moest omverwerpen, stonden in de agenda van de 68-revolutionairen meerdere revoluties ingeschreven: de proletarische revolutie uiteraard, maar ook de anti-koloniale revolutie, de pedagogische revolutie, de studentenrevolutie, de vrouwenrevolutie en de seksuele revolutie, om er maar enkele te noemen. De revoluties van 68 dienden zich niet aan als spoken, integendeel. 9

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

Na 68 zou immers de verbeelding aan de macht komen. Het zou ook verboden worden te verbieden. Geweerschoten zouden niet weerklinken, hooguit zou er al eens een kassei door de lucht vliegen. Maar dat laatste was niet erg, want volgens de 68ers lag onder de kasseien het strand (Sous les pavs, la plage!). Een mens zou voor minder op straat komen. Tet-offensief Nog geen jaar na de Oktoberrevolutie van 1917 was Lenins Unie van Raden (Sovjet-Unie) al ontaard in een bloedige dictatuur. In tegenstelling tot de proletarische democratie van Lenin waakten de bourgeois-dictaturen van Johnson, Kiesinger en De Gaulle erover dat de 68-manifestaties even vreedzaam als vrij konden verlopen. In Amsterdam hielden John Lennon en Yoko Ono hun legendarische sleep-in, waardoor Give Peace A Chance het ordewoord werd van een hele generatie. Alleen in het communistisch deel van de wereld weerklonk er in 68 geweervuur. De Praagse Lente werd door de gewapende opvolgers van Marx en Engels bloedig onderdrukt. In Vietnam waagde het Noord-Vietnamese leger zich aan een verrassingsaanval tegen het Zuiden, in volle Amerikaanse verkiezingscampagne nog wel. Het zogenaamde Tet-oensief van de Noorderlingen werd moeizaam afgeslagen, hetgeen ten koste ging van tienduizenden doden bij de burgerbevolking. Het leverde de oorlogshavik Nixon een nipte verkiezingsoverwinning op tegen de vredesduif Humphrey. Een en ander betekende niet dat de 68ers zonder wapens kampten en daardoor een bij voorbaat verloren strijd leverden. De denkbeelden van 68 hadden een veel breder draagvlak dan de meeste bourgeois in die tijd dachten. De democratisering van het onderwijs, de voornaamste eis van Leuven-Vlaams, was een eis waarin een grote meerderheid der Vlaamse gezinnen zich kon herkennen. Ook in Frankrijk, Duitsland en Nederland maakten de contestatairen onderwerpen bespreekbaar die totdantoe taboe waren. Dat gold bij uitstek voor de seksuele themas. Voorhuwelijkse betrekkingen, echtscheiding, anticonceptie, abortus, homolie, prosti10

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

tutie, het behoorde allang tot het leven van elke dag, doch er kon niet luidop over gepraat worden, laat staan dat de West-Europese regeerders klaar stonden met een wettelijke regeling terzake. Wat het Noord-Vietnamese Tet-oensief niet vermocht, lukte het WestEuropese tet-oensief wel. Mei 68, dat in Parijs begon met het verzoek van enkele jongensstudenten om hun liefjes op hun kot te mogen bezoeken, luidde de denitieve ondergang van het Victoriaans tijdperk in. De seksuele revolutie, vooruitgestuwd door de televisie, de lm, de mode, de magazinepers, de reclame, de literatuur en de nieuwe wetenschap, was een feit. Geen enkele borst zou er nog uitzien als voorheen. De revolutie of de frigo? Op de andere terreinen viel het bilan magerder uit. De proletarische revolutie kwam nooit van de grond. Het proletariaat, dat elke ochtend om 5 uur opstond om zich met tegenzin naar de fabriek van het bourgeois-protariaat te spoeden, bekeek het studentenvolkje, waarvan de wekker ten vroegste aiep om 12 uur, met wantrouwen. Uitgerekend op het moment dat de vakbonden de ene loonopslag na de andere bedongen, waardoor het bij de vakbond aangesloten proletariaat zich eindelijk een televisie, een auto, een frigo en een wasmachine kon aanschaen, dreigden enkele rijkeluiszoontjes het feestje te verstoren. Niet dus. De uit revolutionaire studenten bestaande Amada (Alle Macht Aan De Arbeiders) ondervond aan de fabriekspoorten aan de lijve hoe het revolutionair proletariaat over de nakende rode ochtend dacht. De revolutie of de frigo? Voor de doorsnee-arbeider was de keuze snel gemaakt. De rijkeluiszoontjes werden aangemaand zo snel mogelijk op te hoepelen, wouden ze niet een van hun kasseien tegen hun gezicht krijgen. De houding van de arbeiders was typerend voor het hele 68-tijdperk: de West-Europese sociaaldemocratie, de Franse en de Italiaanse communistische partijen en de door hen gecontroleerde vakbonden stelden zich onverholen vijandig op tegenover de 68ers. De nieuwe revolutionairen werden ervan beschuldigd de recente en met veel moeite in de wacht gesleepte verworvenheden op een lichtzinnige manier op het spel te zetten. 11

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

De nieuwe Internationale Daarin schuilt ook een van de paradoxen van 68. Uitgerekend de uitverkoren klasse, de arbeidersklasse, wou niets weten van de wereldverbeteraars die haar het paradijs op aarde voorspiegelden. De kleinburgerlijke middengroepen daarentegen, waartoe de contestataire studenten zichzelf ootmoedig rekenden, ervaarden de boodschappen der 68ers wel als bevrijdend. Die bevrijding situeerden ze vooral op het mentale vlak: seksueel, intellectueel, moreel, familiaal, levensbeschouwelijk, civiek. In West-Europa werd een nieuwe Internationale geboren. De nieuwe Internationale bestond uit leerkrachten, journalisten, kaders, studenten, opvoeders, ondernemers, vorsers, artiesten, geestelijken en welzijnswerkers. Niet direct de verworpenen der aarde, in wie Marx en Lenin hun vertrouwen hadden gesteld, integendeel. In het Communistisch Manifest heetten deze kleinburgers niet t revolutionair, maar conservatief. Erger nog, zij zijn reactionair, zij trachten het rad der geschiedenis terug te draaien. De nieuwe Internationale zette langzaam maar zeker de toon. De oude opvattingen over gezag, onderwijs, opvoeding, gezin, cultuur en seks werden n na n verlaten. Popmuziek en piratenstations hielden miljoenen jongeren in hun ban, de minirok veroverde de catwalk, en een nieuwe lichting tv-journalisten deed wat het Noord-Vietnamese leger niet vermocht: de Amerikanen vanuit de huiskamer een verpletterende nederlaag toedienen. Van Marx tot Merckx Hoe verging het achteraf de zelfverklaarde revolutionairen en hun erfgenamen? Wat Vlaanderen betreft hebben ze op n uitzondering na allen de revolutie afgezworen. Dat is natuurlijk hun goed recht. Maar of het afzweren van de revolutie meer te maken had met het verstand dat bij sommigen met de jaren komt, dan wel met de portemonnee waarmee de burgerlijke samenleving stond te zwaaien, is een andere vraag. De vraag stellen is ze ook beantwoorden. De stam der rode Mohikanen wordt in Vlaanderen alleen nog ver12

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

tegenwoordigd door Kris Merckx. Merckx was tijdens zijn studies geneeskunde de lieveling van de proen. Niemand twijfelde eraan dat de jonge Merckx, net als zijn tijd- en naamgenoot Eddy Merckx, een glanzende en internationale carrire tegemoetging. Merckx ii paste echter voor de carrire. Hij koos voor de revolutie, en richtte samen met de ideoloog Ludo Martens Amada op. Merckx wou zijn talenten enkel nog ter beschikking stellen van de verworpenen der aarde. Hij hield woord. Veertig jaar na 68 gelooft hij nog altijd in de wereldrevolutie. Hij stond aan de wieg van Geneeskunde voor het Volk, waarmee hij het denken over de medische zorgverstrekking eectief revolutionariseerde. Hetzelfde kan niet gezegd worden van zijn kompaan Martens. De Pol Pot van Amada (nu Partij van de Arbeid van Belgi) opereerde het liefst vanuit de schaduw. Tien jaar geleden liet hij zich tegen zijn gewoonte in uitgebreid fotograferen aan de zijde van de Congolese dictator Kabila sr. Bleek dat kameraad Martens niet alleen de anti-imperialistische revolutie van Kabila welgezind was, maar dat hij zich ook de materile faciliteiten van de Afrikaanse massamoordenaar liet welgevallen. De klasseverraders Het echte boegbeeld van 68 in Vlaanderen was Paul Goossens. De charismatische studentenleider richtte tijdens zijn legerdienst de Soldatenvakbond (Solvak) op, naar analogie met de Studentenvakbond (svb). Voor velen kwam het als een verrassing dat Goossens ineens zijn intrede deed als journalist bij De Standaard, de krant van het Vlaams grootkapitaal, waarvan de toenmalige eigenaars, de Familie Sap, bovendien een collaboratieverleden hadden. Toch verloor Goossens zijn idealen niet. Hij zette zich actief in voor de redding van De Standaard, toen de krant in 1976 failliet ging. Hetzelfde kunstje verrichtte hij exact tien jaar later, toen De Morgen, waarvoor hij door Karel Van Miert als hoofdredacteur was aangetrokken, op zijn beurt failliet ging. De onverzettelijkheid van Goossens werd snel een spook dat door de Vlaamse socialistische gelederen waarde. Vandaag is Goossens nog altijd dezelfde als vroeger: hij heeft nog altijd evenveel vijanden als vrienden. 13

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

Over de rest kunnen we kort zijn. Ze bevinden zich allen aan de overkant, daar waar het veilig en comfortabel kamperen is, ver van onprettige revolutionaire verrassingen. De meeste ex-revolutionairen hebben het daarbij opvallend handig gespeeld. Voor een loopbaan in de priv, een aantal journalisten niet te na gesproken, hebben ze bewust gepast. Want zulk een loopbaan houdt risicos in, al was het maar het risico om zoals de eertijds aanbeden arbeiders van de ene dag op de andere ontslagen te worden. Het overgrote deel van de revolutionaire voorhoede haastte zich het kamp der verfoeide reformisten te vervoegen. Ze zochten en vonden hun toevlucht bij de partijen, de syndicaten, de mutualiteiten en de studiediensten van de klasseverraders. Ze werden er ook met open armen ontvangen, want midden de jaren zeventig heerste bloedarmoede in de verkalkte sociaaldemocratie. De nieuwkomers van burgerlijken huize drumden snel de minder getalenteerden van proletarische afkomst opzij. Ze werden parlementslid, vakbondsbaas, mutualiteitshoofd, gouverneur, kabinetschef en burgemeester. De slimsten schopten het zelfs tot minister. Le coeur gauche, la portemonnaie droite Ook de minder slimmen hoefden geen honger te lijden. Het aantal overheids- en parastatale instellingen is in dit land immers groot genoeg. En in al die instellingen heeft men directeuren en diensthoofden nodig. In noodgevallen worden er gewoon functies en diensten bij gecreerd. Allemaal via de politieke verdeelsleutel die de benoemingen in dit land vandaag evenzeer beheerst als gisteren en eergisteren. Geen haan die ernaar kraait, tenzij wanneer de pers getipt wordt door een ongelukkige die uit de boot is gevallen. Is de politieke benoeming van duizenden 68ers en post-68ers het spook dat door Vlaanderen en de rest van Europa waart? Niet echt, hoewel de belastingbetaler zich inmiddels blauw betaald heeft aan de voormalige rode oproerkraaiers. Want duidelijk is wel dat de vroegere kameraden eieren voor hun geld kozen. De Fransen hebben daar een uitdrukking voor: le coeur gauche en la portemonnaie droite.

14

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

Dat de portefeuille zich allang in de rechterbroekzak bevindt, lijdt voor niemand twijfel. Of de harten nog links kloppen, wordt wel voorwerp van twijfel. Het is verboden te verbieden was het devies van 68. Het devies was toen gericht tegen een intolerante en repressieve rechterzijde. Veertig jaar later wordt er echter meer verboden dan ooit. Gerechtelijke veroordelingen en torenhoge boetes vallen de euvele overtreders van de nieuwe verbodswetten, in regel de kleine man, ten deel. Is het toeval dat de nieuwe regelneven de oude 68ers en hun directe erfgenamen zijn? Neen. Want ze mogen dan wel hun revolutionaire gewaden afgelegd hebben, hun streng en dogmatisch denken hebben ze niet afgelegd. Netzomin als hun zwart-wit-opvattingen over goed en kwaad (de kwaden zijn altijd de anderen). Ordenen, schematiseren, reglementeren, controleren, domineren en op het einde van de rit verbieden en bestraen, het zit in de genen van de voormalige apostelen van Trotski en Mao. 68 is niet het monopolie van links 68 doordrong niet alleen de geesten van links zoals menigeen verkeerdelijk aanneemt. De dogmatische uitwassen van 68 benvloedden evengoed conservatieve als progressieve kringen. Het onderwijs is daar een goed voorbeeld van. In Vlaanderen is het onderwijs van oudsher in handen van de katholieke, en dus rechtse zuil. Toen de post-68-generatie de oude generatie leerkrachten in het katholiek onderwijs aoste, veranderde er in wezen weinig. Het onderwijs werd weliswaar vanaf het begin van de jaren 1970 bestookt met op nieuwe inzichten berustende onderwijshervormingen, doch de aard van de relatie leerkracht-leerling bleef grotendeels dezelfde. Meer nog, de anti-autoritairen hadden sneller de techniek van het opgeheven vingertje onder de knie dan hun autoritaire voorgangers. Tussen de hervormingsgezinde linkse leerkrachten en hun hirachisch denkende rechtse collegas ontwikkelde zich op dat vlak een opmerkelijke verstandhouding. Streng werd de leerlingen, geheel volgens de dogmatische zwart-wit-schemas, aan het prille verstand gebracht wat als goed en als kwaad diende beschouwd 15

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

te worden. Het zwart-wit-denken en de intolerantie tegenover andermans denken verdreven gaandeweg de archasche geest die tot in de jaren 60 door het onderwijs in Vlaanderen zou gewaard hebben. De geest had plaats gemaakt voor het spook. Ook de politieke partijen aan de rechterzijde kregen bezoek van het spook. In de pvv organiseerde zich in de jaren 70 een klein groepje jongeren op leninistische leest. Verhofstadt, Dewael en De Gucht hadden tijdens hun studententijd vlug in de gaten dat in Leuven, Gent en Brussel een handvol extreem-linkse agitatoren de hele studentenbeweging naar zijn hand kon zetten, enkel door een strenge en centralistisch geleide organisatie. De pvv-nieuwlichters namen de methode over, en met succes. Congressen, algemene vergaderingen en bureaubijeenkomsten werden vooraf eerst binnen het eigen groepje voorbereid. Daar werd afgesproken wie wanneer het woord zou nemen, en welke voorstellen en amendementen op tafel zouden gelegd worden. De jonge wolven namen met verbluend gemak de oude partij over. De oude glorin wisten niet wat hen overkwam. Ze waren dit soort manoeuvers niet gewend. Een doorsnee liberale partijbijeenkomst had zich totdantoe gekenmerkt door een gezapige toespraak van de voorzitter, enkele beleefde vraagjes vanuit het publiek en vooral een gezellige receptie achteraf. Voor Willy De Clercq, Frans Grootjans en Herman De Croo restte uiteindelijk de onvoorwaardelijke capitulatie. De blauwe versnelling van Verhofstadt was als een Blitzkrieg over hen heen geraasd. Opmerkelijk, doch niet verwonderlijk, was dat de nieuwbakken pvv/vld-leiding op haar beurt de macht niet meer uit handen zou v geven. Aan mogelijke tegenstanders van de partijlijn werd m.a.w. niet gegund wat de voormalige partijpatriarchen de nieuwkomers twintig jaar eerder wel hadden gegund. Elk burgercongres van de vld werd tot in de kleinste puntjes voorbereid en met ijzeren hand geregisseerd. De uitkomst van het congres stond op voorhand vast, en geen enkel congres zou daar ooit verandering in brengen. Behalve door een stalinistische organisatie van de partij onderscheidde de nieuwe liberale leiding zich van haar voorgangers 16

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

door een rigide ideologische lijn die berustte op een messianistisch geloof in het eigen gelijk. Ook op dat vlak toonden de neoliberalen zich goede leerlingen van de 68-school. Het zou de Vlaamse liberalen gedurende tien jaar het politiek leiderschap in Vlaanderen opleveren, n de eerste liberale premier in honderd jaar. Nieuwe Politieke Cultuur In de tweede helft van de jaren 90 deed, in de nasleep van de aaires Agusta en Dutroux, de Nieuwe Politieke Cultuur (npc) haar intrede in het gemoedelijke Vlaanderen. De npc moest een nieuwe ethiek brengen in het door corruptie en ondoorzichtigheid gekenmerkt politiek landschap. De Oude Politieke Cultuur werd vergeleken met het ancien rgime, waarbij maar n verhoog paste: de guillotine. Elimineren en likwideren, luidde de boodschap, hetgeen er in de praktijk op neerkwam dat alles wat de npcers niet zinde, moest verboden worden. Zo geschiedde ook. Cumul van mandaten, politiek dienstbetoon, verkiezingsuitgaven, politieke reclame, historische kiesarrondissementen, de kiesdrempel DHondt, het werd ineens allemaal in een verdacht daglicht geplaatst en vervolgens in mootjes gehakt. Ook hier zou niets nog worden als voorheen, zo predikten de nieuwe verbodsbepalers. De oude krokodillen stonden erbij en keken ernaar. Verbijsterd, doch machteloos. Het fanatisme waarmee de npc-strijders hun missie ter hand namen, moest in niets onderdoen voor de blinde ijver waarmee de Rood-Gardisten van Voorzitter Mao in 1968 de Grote Culturele Revolutie doorvoerden. De gevolgen van die revolutie zijn ondertussen genoegzaam bekend. Wat in China resteerde aan economische productiviteit, werd met de grond gelijkgemaakt. Contrarevolutionairen werden verplicht om, besmeurd met pek en veren, door de straten te paraderen, zich de hoon en de steniging van de massas te laten welgevallen, en nadien hun beulen te verzoeken om het fatale nekschot. De populaire en tolerante Chinese president Liu-Chao-Chi werd door het krapuul brutaal vermoord, de moedige en hervormingsgezinde Deng-Xiaoping verdween voor 17

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

tien jaar in de Chinese goelag. Had het van sommige npcers afgehangen, dan ondergingen Dehaene en De Croo hetzelfde lot als Liu en Deng (Tobback werd beschouwd als een randgeval). Het is geboden te verbieden De verbodsdrift die de npcers bezielde, beperkte zich al snel niet tot het politiek domein. Eenmaal de meeste politieke lekkernijen van de kaart geschrapt waren, diende het jachtterrein verplaatst te worden. Sindsdien werd het voor de machteloze burger een kunst om aan de grijparmen van de nieuwe inquisitie te ontsnappen. De inquisitoren begonnen immers overal toe te slaan, en op gelijk welk moment. 51 km rijden in een zone 30? Gerechtelijke veroordeling, strafblad, zware boete, bijdrage voor Slachtoerhulp, rijbewijs kwijt en verplichte psychiatrische begeleiding. Alles breeduit uitgesmeerd in de krant. Alstublieft! Roken op caf? Wat in 1997 begon met een algemeen verbod op tabaksreclame, waarbij Belgi de Europese verbodsreglementering drie jaar te vroeg af wou zijn waarom? -, mondde snel en voorspelbaar uit in een rookverbod voor restaurantbezoekers. De restauranthouders legden er zich knarsetandend bij neer. Tegelijk dachten de cafbazen dat ze de dans ontsprongen waren. Zo was het hen ook min of meer beloofd. Niet dus. Binnenkort geldt ook in cafs, waar de oude Belgen bijeenkomen om gezellig te zeveren, pinten te drinken en blauwe tabakswalmen richting plafond te sturen, een met totalitaire redenen omkleed rookverbod. Waar moet je voortaan nog roken? Op straat? Hola! Wie zijn peuk op straat gooit, riskeert een kse boete wegens het achterlaten van zwerfvuil. Op het werk? Allang verboden. In de cafetaria van de zwemkom? Nog veel minder, tenzij je Freya Vandenbossche heet. Thuis dan maar? Ocharme de kinderen. Het veiligste is tegenwoordig een joint op te steken. Want deze soft-drug valt onder een gedoogbeleid, ook al bevat de onschuldige joint vier maal meer schadelijke ingredinten dan de dodelijke sigaret. Als de wetgevers van het verbodsparlement consequent zijn, dan verbieden ze gewoon het product zelf, in plaats van op een hypo18

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

criete manier het gebruik ervan aan banden te leggen. Begin met de benzine te verbieden. Dan rijden er geen autos meer en krijgt het overgesubsidieerd openbaar vervoer nog meer kansen dan het vandaag al krijgt (en niet benut). Dan zijn er geen les meer. Dan zijn er geen dodelijke ongelukken meer. Dan rijdt niemand meer te snel. En dan halen we bij gebrek aan co2-uitstoot de Kyoto-norm sneller dan Dedecker kan rijden. Laat ons ook de tabak verbieden. Dan hoeft de tegenwoordig heel snel gestoorde niet-roker niet langer mee te roken met zijn dampende vriend. Dan gaat het gehate Philip Morris sneller failliet. Dan hoeven longkankerpatinten niet langer op kosten van de gemeenschap verzorgd te worden. Dan leven natuurlijk ook een pak mensen een pak langer, hetgeen de pensioenkost en de ouderdomszorg voor diezelfde gemeenschap een pak duurder maakt. Maar uiteraard is dit een detail. Politieke correctheid Benzine aan de pomp of een pakje sigaretten, de consument dient er inmiddels een aanzienlijk deel van zijn maandloon voor op te hoesten. Wat de doorsnee-consument niet weet, is dat de staat met het grootste deel van zijn betaling gaat lopen. Van de prijs van 1 liter benzine of van 1 pakje sigaretten steekt de staat tot 80 in zijn zak, via taksen, accijnzen en btw. Tabak en benzine zijn voor de w overheid melkkoeien. In Indi noemen ze dat heilige koeien. Speciaal voor die koeien richten ze in het land van Ghandi tempels op of roepen ze nieuwe goden in het leven. De politieke correctheid beperkt zich niet tot het criminaliseren van de roker en de automobilist. Het eerstvolgende, en meest voor de hand liggende slachtoer is de alcohol. Hoelang duurt het nog voordat sterke drank denitief drooggelegd wordt? Dat winkels geen alcoholische dranken meer mogen verkopen? Dat de promillegrens van 0,5 naar 0,0 afgetrokken wordt? Dat er op restaurant geen wijn meer wordt ingeschonken? Last but not least dat cafs geen bier meer mogen verkopen? Het antwoord op die vragen stond zestig jaar geleden al profetisch in 1984, het nimmer gedateerde en evenmin gevenaarde meesterwerk van George Orwell. 19

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

Want dieren zijn precies als mensen. Met dezelfde mensenwensen Wie kind was in 68, heeft het Meneer Den Uyl (de slimste van de twee) in die tijd ontelbare malen horen voorlezen uit de Fabeltjeskrant. Vandaag staan de teksten van de Fabeltjeskrant in het t Staatsblad. Want de gelijke behandeling van mens en dier is een van de dogmas geworden waarop de verbodswetgevers zich graag inspireren. Waar de mensen tegen zichzelf moeten beschermd worden, daar moeten de dieren tegen de mensen beschermd worden, zo luidt de redenering. Een koe met een stok het slachthuis injagen geldt voor de revolutionaire bewakers van het dogma als een erger vergrijp dan een Chinees staatsburger aan de ketting naar het vuurpeloton leiden. Waarom er intussen nog biefstuk mag gegeten worden, is ons in dat opzicht een raadsel. Is het drinken van levende visjes even erg als een koe met een stok op haar achterwerk slaan? De organisatoren van de Geraardsbergse Krakelingenworp hielden de adem in, doch het verdict van de jury was onverbiddelijk: levende visjes naar binnen gieten moet beschouwd worden als een stuitend gebrek aan respect voor de vis, en moet daarom ten strengste verboden worden. Zo geschiedde ook. Van enige weerstand was geen sprake. Trek de redenering door, en vanaf morgen wordt er geen vis meer uit de Noordzee gehaald. Wat nog rest van onze vissersvloot, kan dan denitief voor anker gaan. Viswinkels en visrestaurants mogen hun deuren sluiten en wetenschappers kunnen zich eindelijk buigen over de vraag of een mossel even dierlijk is als een vis. Stel dat het antwoord op deze vraag ja is, dan kunnen we ook een kruis maken over het mosselseizoen. Wat een cirque! Even hilarisch is het verbod op het opvoeren van dieren in circussen. Sinds de actiegroep Gaia pleitte voor de invoering van zon verbod, konden de meeste Vlaamse gemeenten er niet snel genoeg bij zijn om circusnummertjes met dieren op hun grondgebied te verbie20

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

den. De onverdrotenheid waarmee onze dappere gemeentenaren naar de eerste rij spurtten, deed denken aan de snelheid waarmee ze enkele jaren eerder hun gemeente in alle ernst en heel ocieel als kernwapenvrij territorium hadden uitgeroepen (George Bush zal ongetwijfeld op zijn benen getrild hebben). Zonder dat er enig debat aan te pas kwam, werd de nietsvermoedende circusdirecteur van de ene dag op de andere op n lijn gezet met de snode boer Jones uit Orwells Animal Farm. Wat heeft onze stoere gemeentebestuurders toen belet om gelijktijdig de paardenrennen, Waregem Koerse op kop, op hun grondgebied te verbieden? Of de talloze jumpings en paardendemonstraties die in Vlaanderen georganiseerd worden, en waarbij de beestjes torenhoge horden moeten nemen, of op drie poten moeten vooruitschrijden teneinde het publiek te vermaken? Politiepaarden, die permanent gevaar lopen om met allerlei projectielen bekogeld te worden? En adres: Veeweyde! Apen in de dierentuin? Loslaten! Doljnen in het Boudewijnpark? Naar de zee ermee! Buels voor een ploeg in een verzopen rijstveld? Dat is pas dierenslavernij in de Orwelliaanse zin van het woord. Nochtans zijn er in de Derde Wereld miljoenen boeren die deze vorm van dierenmishandeling bedrijven. Waarom dient Belgi geen voorstel van resolutie in bij de Verenigde Naties om paal en perk te stellen aan deze uit het koloniaal tijdperk stammende vorm van onderdrukking? Spektakel gegarandeerd, en Oxfam heeft weer iets om tegen te protesteren. Eet koeskoes in plaats van friet! Dezelfde verbodspredikers legden tegelijk een merkwaardige tolerantie aan de dag tegenover minderheidsgroepen, die ze in hun politieke rechten en culturele eigenheid bedreigd achtten. De nieuwe tolerantie ging gepaard met het introduceren van een newspeak, die zo uit een geactualiseerde versie van 1984 kon komen, en die gretig opgepikt werd door de politieke klasse en de journalistieke elite. Zo werden de inwoners van ons land van de ene dag op de andere ingedeeld in autochtonen en allochtonen. Als autochtoon diende 21

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

de bange blanke man beschouwd te worden, die de pech had zijn wortels te hebben in dit bekrompen en ongastvrij land. De allochtoon onderscheidde zich van de autochtoon door zijn huidskleur en door zijn land van herkomst. De autochtoon werd te kennen gegeven dat hij de allochtoon in zijn rechten miskende, hem discrimineerde en racistisch behandelde. De allochtoon werd op zijn beurt aangemoedigd om voor zijn rechten op te komen. Overheid, onderwijs, cultuur en media keken op geen miljoen euro om de multiculturaliteit, de veelkleurigheid, de diversiteit en de gelijke kansen te promoten. De hoge criminaliteitsgraad bij migranten, de openlijke vrouwendiscriminatie en homo-haat binnen de moslimgemeenschap, de oproepen tot (politiek) geweld in de moskee, incestueuze verhoudingen op grote schaal en het uithuwelijken van kinderen op prille leeftijd? Allemaal zinsbegoocheling, te wijten aan de diepgewortelde angst van de achterlijke autochtoon en diens onvermogen zich in te leven in andere culturen. Mocht de autochtoon wat meer koeskoes eten in plaats van elke dag friet, dan zou hij ongetwijfeld tot andere inzichten komen. Belgi zenuwcentrum van het Al Qaida-netwerk? Het is niet omdat die mensen de Koran lezen dat ze ook bommen leggen. Uiteindelijk waren het de Marokkaanse (!) veiligheidsdiensten die het Al Qaidanetwerk in Belgi (!) blootlegden en daardoor mogelijk een ramp vermeden. Wie zegt er dat Marokkanen nergens goed voor zijn? In de bres voor de bange blanke man De bange blanke man blijft achter met een wrang gevoel. Hij voelt zich gediscrimineerd in zijn eigen land. Die zwarten mogen alles, wij mogen niks is een veelgehoorde uitspraak in de cafs. Tegelijk heeft de brave burger het gevoel dat precies hij door de arm der wet genadeloos wordt aangepakt en dat hem ook zijn laatste pleziertjes ontnomen worden, terwijl de echte criminelen nauwelijks verontrust worden en onruststokers overal en ongestoord hun gang kunnen gaan. De erfenis van 68 is voor een groot stuk in verkeerde handen 22

EEN SPOOK WAART DOOR EUROPA

gevallen. De regels van het testament werden immers in de loop der jaren moedwillig verdraaid. Van de fraaie principes hebben de erfgenamen weinig overeind gehouden. Vrijheid werd verrijking, blije onbezorgdheid werd bloedige ernst, protesteren werd proteren, de gebalde vuist werd het opgestoken vingertje, en het oude verbod werd het nieuwe gebod. Tijd voor een nieuw 68? Laat dit een oproep zijn!

23

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW Over de representatie van de realiteit in de media


Gust De Meyer

Er is in Leuven slechts n zichtbaar overblijfsel van mei 68. Als u de volgende keer het Leuvense stadspark binnenwandelt langs de kant van de Tiensestraat, kijk dan eens links naar het opschrift op het gebouw dat nu een caf herbergt maar waar indertijd het studentencaf Politica gevestigd was. Dit enige Leuvense aandenken aan de woelige jaren zou moeten beschermd worden. Een medestudent van ons jaar heeft daar, liggend op zijn buik op het platte dak, in grote letters op de gevel geschreven: BOERZWAS BUITEN. Alles moest veranderen, zelfs de spelling. Er is een letter weggevallen met restauratiewerken maar de tekst is nog altijd goed leesbaar. Die zogeheten progressieve spelling heeft niet lang stand gehouden, de verf van de letters wel. Boerzwa was de allesomvattende scheldterm voor de tegenstander, later werd dat fascist en vandaag is het racist of populist.

* * *

Na het blijspel gaan we tevreden naar huis want de dochter van de patroon trouwt met zijn arbeider, de meid met de baron 24

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

en de baron wordt zelfs een koer geld opgelicht. Is dat niet mooi? Helaas niet, want eigenlijk hebben we gelachen om hetgeen we eigenlijk in opstand moesten komen. Wij hebben, met andere woorden, gelachen met de tegengestelde verhouding die in het dagelijks leven bestaat tussen de patroon en arbeider of bediende, tussen onderdrukker en onderdrukten. Het toneelstuk is dus niet zomaar amusement, maar amusement dat ons eigenlijk een rad voor de ogen draait, amusement dat ons doet lachen om dingen die ons in de realiteit, in het leven van elke dag zouden moeten doen wenen In realiteit trouwt een prins nooit met de meid. Interessanter ware het dat een toneelstuk de ware klassetegenstellingen zou laten zien en hoe de onderdrukten in opstand kunnen komen om te komen tot een betere maatschappij. Bovenstaand citaat komt uit een bespreking van een theaterstuk, opgevoerd door een lokaal gezelschap, die ondergetekende schreef in een lokale maatschappijkritische dorpskrant, waarmee wij de basisdemocratie opnieuw zouden gaan invoeren, begin jaren zeventig van vorige eeuw. Toen ik het aan het schrijven was, voelde ik al dat er iets niet klopte. Maar de maatschappijkritische drang van de jeugdige leeftijd in de post-mei 68-sfeer en de maatschappijkritische drang van de redactie destijds resulteerden in bovenstaand proza waarvoor ik mij nu diep schaam. Wat kraamde ik destijds voor onzin uit? Het toneelstuk veralgemeen gerust naar kunst of de media weerspiegelt niet de realiteit. Dat is n. Twee: die realiteit is niet wat het moet zijn. Twee keer fout! Pretentieus en vol van het eigen gelijk bood ik in de toneelbespreking zelfs aan dat de zeer gengageerde redactie van onze lokale dorpskrant graag wou meewerken om na te denken over een toneelstuk dat meer de realiteit zou representeren en dat tegelijk een oproep zou zijn om die te veranderen. Zich doodgewoon ontspannen, even de realiteit ontvluchten, dat mocht niet. Nogmaals: diepe schaamte overvalt mij.

25

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Niet echt Spijtig genoeg is mijn toneelbespreking vandaag, veertig (!) jaar na mei 68, nog steeds het model van de kritiek op de media. Hoog tijd dus voor een discoursanalyse. Wie immers dacht dat het gezond verstand het ondertussen wel zou gehaald hebben van ideologische woordenkramerij, van theoretische constructies die niks meer met de realiteit te maken hebben, komt bedrogen uit. Niet vergeten: gezond verstand is verstand dat gezond is omdat het zich afzet tegenover een zich vergalopperend intellectualisme. Hoe vaak horen we bij de intellos vandaag niet iets in de zin van: De media representeren de realiteit niet (meer). Of in eenvoudiger mensentaal: Wat je op tv ziet, is niet echt, komt niet overeen met de echte werkelijkheid. Men zou kunnen denken dat de criticasters tevreden zouden zijn indien televisie het journaal, bijvoorbeeld wel zou overeenkomen met de realiteit. Maar daar stopt het niet: doorgaans gaat het gebrek aan de juiste weerspiegeling van de realiteit (stap n) gepaard met een oproep om via een ingreep in de media die realiteit zelve te veranderen, natuurlijk altijd in progressistische zin (stap twee). Bijvoorbeeld: vreemdelingen zijn ondervertegenwoordigd in tv-programmas (stap n) en we moeten er meer in tv-programmas stoppen of er meer tvprogrammas laten maken opdat ons ideaal van de multiculturele samenleving zou gerealiseerd kunnen worden (stap twee). Wat we net stellen, wordt perfect gellustreerd door wat we kunnen vinden op de website van het minderhedenforum.be waar een Handleiding mediawatch te vinden is waaruit we hier citeren: Het beeld van etnische minderheden in de media klopt niet met de werkelijkheid. Ongeveer 10 van de Vlaamse bevolking heeft elders roots. Media weerspiegelen de realiteit niet. Etnische minderheden komen dus te weinig aan bod. Komen ze wel aan bod, dan is het overwegend negatief en stereotiep. En hoe zou dat komen? We vinden het antwoord elders op dezelfde website: 15 jaar geleden werd de relatie tussen de berichtgeving over etnische groepen voor het eerst onderzocht Anno 2008 is slechts 0,9 procent van de journalisten van allochtone afkomst. Allochtonen komen te weinig in de media (stap n) en om er meer in de media te kunnen hebben, moet men ophouden met in 26

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

diezelfde media allochtone mensen de toegang tot het beroep van journalist te ontzeggen: zo wordt de multiculturele samenleving als vanzelf gerealiseerd (stap twee). Zo wordt het door de progressivos doorgaans ook voorgesteld: er is een overweldigend overschot aan bekwame allochtone journalisten maar die worden geweerd door de (bijna) racistische media. Als er voldoende allochtonen een bepaalde antistudieuze mentaliteit afzweren (vooral jongens, want zoals overigens ook bij autochtonen: de meisjes scoren best in de studieresultaten) en zich gedreven begeven aan de studie, dan zal er een voldoende aanbod van capabel opgeleide allochtone journalisten komen, die zelf en vanzelf de weg naar de media zullen vinden. Van onderuit opkomend, niet van bovenaf gedicteerd door theorien over onjuiste representatie. Het vermeende ontbrekende deel aan representatieve, etnisch gekleurde journalisten wordt overigens meer dan behoorlijk en zelfs ver daarboven ingenomen door politiek correcte witte journalisten, die nog meer ijveren voor de zaak van de allochtonen, dan allochtone journalisten fatsoenlijk zouden vinden. Er is werkelijk een overkill in de media aan verontwaardigde berichtgeving over vormen van racisme, xenofobie, seksisme, minderheidsgroepen schoerende incidenten. Welke witte journalist wenst immers niet voor progressief en dus multicultureel door te gaan? Zij zijn het die de zaak van de vreemdelingen menen te dienen door in de berichtgeving over hen een hyginisch, dus een gezuiverd taalgebruik te hanteren, met andere woorden: door hun schrijfsels door politieke correctheid te laten dicteren. Immers, als de media-inhouden dan al eens de realiteit min of meer representatief afbeelden (of minstens: relevant voor de maatschappij) maar dan in negatieve zin denk aan amok makende allochtone jongeren wordt de stigmatiseringkritiek bovengehaald: dan mag plots de representatie-idee niet meer gelden. Want door negatieve feiten werkelijkheidsgetrouw op het scherm of op de krantenpagina te brengen, stigmatiseer je die mensen. Dan zwijgt men liever of laat de realiteit onbenoemd, in naam van de politieke correctheid. De kritische representatiedenkers vergeten er bovendien constant bij te vermelden dat hun representatieanalysen een gretig gehoor vinden in dezelfde media die zij zo bekritiseren. Zij krijgen een overvloedig forum in de (politiek correcte) media. 27

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Overigens en ter vergelijking met de allochtone afwezigheid in de media zou de situatie van volwassen geachte jongeren van achttien jaar niet nog erger zijn dan die van allochtonen, om nog niet te spreken van bejaarden, toch ook een grote groep in de samenleving? En komen alle beroepen representatief aan bod in de media en alle provincies en alle categorien van zieke mensen en alle seksuele geaardheden (homo, lesbo, bi, travestiet, fetisjist en als het even mag gewoon hetero) ? Dementerende mensen zijn ook al een grote groep aan het worden met de vergrijzing, ja toch? Moet er nu uit al die categorien een representatief aantal binnengehaald worden op de redacties, opdat die er zouden voor zorgen dat hun eigen categorie voldoende aan bod komt in de media? Politiek correct Een paar voorbeelden van politieke correctheid uit mijn dagblad, De Morgen, waarmee ik, juist omwille van die politieke correctheid en dan weer niet een haatliefde-relatie onderhoudt (is overigens ook de meest interessante want goed om je oordeel te scherpen). Overigens moeten we toegeven dat onze krant vaak in eerste instantie voor dwingende berichtgeving een beroep doet op het nieuwsagentschap Belga, alwaar het te rapen nieuws blijkbaar aan de bron reeds door de lter van de politieke correctheid wordt gehaald. De Morgen 3.12.2007: In Antwerpen zijn drie mensen gewond geraakt na een steekpartij in caf Zomerhof op de Dageraadplaats. Een vrouw verkeert in shock. In het caf was een Sinterklaasfeestje aan de gang voor kleine kinderen. Een groepje jongeren van naar schatting tien tot twaalf jaar gooide tijdens het feestje een paar bommetjes naar binnen. Enkele vaders van de aanwezige kinderen renden achter de jongeren aan en het kwam tot een handgemeen, waarbij n van de vaders een jongen een tik gaf. Het groepje kwam later terug met versterking van oudere jongeren, gewapend met messen. In het gevecht dat daarop ontstond, liepen twee vaders een steekwonde op. Een derde ouder werd met een verkeersbord geslagen en is zwaargewond aan het hoofd. Een moeder die de kinderen wilde beschermen is in shock naar het ziekenhuis gevoerd. De jongeren konden na de vechtpartij ontkomen. De politie is een 28

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

grootschalig onderzoek gestart. Jongeren? Het vtm-Nieuws sprak meteen niet van jongeren in het algemeen maar van allochtone jongeren. Johan Sanctorum becommentarieerde het incident als volgt op zijn website: De Zurenborgwijk, waarin het incident zich afspeelde, is namelijk gn probleemwijk of een achterbuurt, maar een vernieuwd, hip stadskwartier waar vooral links-progressieve bobos multiculturele straatanimaties organiseren, ten behoeve van de allochtone medeburgers. Daar kon het dus niet aan liggen. Het was echter ook mr dan een uit de hand gelopen tienerstreek: ik vermoed dat het Sinterklaasfeestje Christelijk-religieuze connotaties opriep, die het bij ons nauwelijks nog heeft, maar die bij de moslimbroeders enige strijdlust opwekten. Een religieus symbool dus, weliswaar in een caf, maar de kinderen speelden op de stoep en veroorzaakten heidense spruitjeslucht. Het ging hier dus wel degelijk om een kleine Jihad, die Jan Leyers doorheen zijn boek ziet opdoemen: ook op de Dageraadplaats tracht de Islam haar grenzen te verleggen. Telkens weer botst de Westers-progressieve tolerantie met een religieus expansionisme dat zich plekken tracht toe te eigenen om die niet meer af te staan. Dat kan volstaan als repliek. De multiculturelen weigeren in zulke incidenten de godsdienst met de vinger te wijzen en zullen bijvoorbeeld wijzen op de sociaaleconomische positie waarin wij deze mensen duwen. Wij hebben in Vlaanderen nog geen stemmen weten opgaan (zoals in GrootBrittanni) waar een opperrechter en een opperpriester in 2008 voor de invoering van de sharia hebben gepleit, maar wij vermoeden dat de multiculturalisten de idee niet ongunstig gezind zouden kunnen zijn. Wellicht zullen zij ook instemmend knikken bij een ideetje waar ze alweer in Groot Brittanni mee spelen. Begin juli 2008 berichtte namelijk de Sunday Times dat de Britse politie haar speurhonden met schoeisel wil uitrusten voor onderzoek in woningen van moslims om de religieuze gevoelens van moslims niet te kwetsen. Honden worden in bepaalde islamitische landen immers als onrein beschouwd. Verdachte moslims verdacht, want anders moet je geen speurhonden inzetten worden met de hoogste religie-gerelateerde gards behandeld. Doorgedraaid multiculturalisme. De multiculturalisten zouden er goed aan doen denitief te stoppen met godsdiensten te omarmen tegen de katholieke hebben 29

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

ze vanzelfsprekend zo hun bezwaren , denitief te stoppen met emotie te plaatsen boven rede, met hun nostalgisch omzien naar de romantische opvatting over de vreemde (de moslim) als de ongewassen maar onbedorven wilde mens en over het vreemde (de vreemde godsdienst) als een onbezoedeld authentieke vreemde cultuur. Uit schuldgevoel om niet meer in een vorm van kolonialisme te vervallen, omarmt men nu de vreemde godsdienst, irrationele kronkels Destijds is in Vlaanderen door de soixante-huitards de aanval ingezet op de katholieke kerk, vandaag halen de multiculturalisten (dezelfde mei-68ers, met wat nieuw broedsel) in een ware masochistische reex, de islam binnen. Vandaag wordt op islamofobie het stempel racisme geplakt terwijl de katholicismefobie het stempel progressief meekreeg. Een van de iconen van mei 68 heeft destijds nochtans gezongen: Imagine theres no heaven Its easy if you try No hell below us Above us only sky Imagine all the people Living for today Imagine theres no countries It isnt hard to do Nothing to kill or die for And no religion too Imagine all the people Living life in peace You may say that im a dreamer But im not the only one i hope someday youll join us And the world will be as one Imagine, hoewel natuurlijk van alle tijden, is toch profetisch omdat John Lennon toen hij deze song schreef (al met al in een onbezorgde tijd, zonder de hevigheid van de islam- en nationalismeproblematiek van vandaag), er nationalisme en religie in noemt als grote verstoor30

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

ders van de jaren 70-droom: No countries Nothing to kill or die for, And no religion too Geen nationalisme en geen religie. Terug naar de politieke correctheid. Nog een voorbeeld. In onze krant van 7 mei 2008 wordt geschreven over het toenemend aantal hardnekkige spijbelaars in het Vlaams onderwijs. Dat zouden er 5 478 zijn en nog eens 672 die helemaal niet naar school gaan. Er wordt gesproken over jongeren in het algemeen. Enkel wordt verwezen naar problemen bij de Slowaakse gemeenschap en meer bepaald bij de Roma-zigeuners. Wij vermoeden dat de 6 000 probleem-jongeren niet allemaal Roma-zigeuners zijn. Op het vtmNieuws van die avond vernemen we dat het overgrote deel van de spijbelaars allochtonen zijn. Staat niet in onze krant. Zou nochtans de realiteit beter weergeven. Eenmaal op school moeten de migrantenjongeren, na de verkeerde voorstelling in en de discriminatie door de media, echter een nieuwe klap verwerken, meer bepaald door de schoolboeken die ze daar voorgeschoteld krijgen door het welhaast racistische onderwijs-instituut. In die schoolboeken dreigen de allochtone of andere kindertjes geschoeerd te worden en tegelijk de blanke kindertjes gebrainwasht te worden. Immers: Ondanks alle goede bedoelingen bevestigen schoolboeken nog heel vaak de bestaande stereotypen. Leerlingen die anders zijn krijgen daardoor nog meer het gevoel dat ze afwijken van de norm Wanneer leerlingen op school over het gezin leren, krijgen ze als voorbeeld meestal een vader en moeder met een of twee kinderen. Wanneer ze over het Zuiden leren, gaat het meestal om arme mensen in hutjes. Dat blijkt uit een screening door het steunpunt Diversiteit en Leren (Universiteit Gent) van twaalf terwijl er natuurlijk duizenden zijn recente handboeken die in het lager en secundair onderwijs vaak worden gebruikt. Voor kinderen in een nieuw samengesteld of holebi-gezin is dat een signaal dat zij niet normaal zijn, zo concludeert het steunpunt. En de stereotypering gaat nog een stap verder, maar dan op een sluipende manier. Zo worden bijvoorbeeld in het taalhandboek Taalsignaal bijna uitsluitend Vlaamse namen gebruikt, tot er een verhaal wordt verteld over een lastige leerling; die heet Hassan Over de aanpak van de wegzuivering van die anti-emancipatorische elementen uit schoolboeken, zijn de diversiteitaanhangers het niet 31

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

eens. De ene wil de behandeling van vooroordelen en racisme als een apart thema, de andere meent dan weer: Het is goed dat leerlingen leren dat anders zijn aanvaardbaar is, en dat racisme niet toelaatbaar is. Maar door dat in een apart hoofdstuk te behandelen, stigmatiseer je die andere leerlingen nog eens extra. Stigmatisering is een zoemwoord om te doen alsof er geen verschil is tussen man-vrouwgezin en bijvoorbeeld man-mangezin, want daar bloeit de liefde toch op eenzelfde manier, niet? Inclusief fotoillustratie in het schoolboek? Leerlingen die anders zijn krijgen daardoor nog meer het gevoel dat ze afwijken van de norm. Waar slaat dat op? Ofwel is men niet anders en dan geldt de norm, ofwel is men anders en dan wijkt men af van de norm. We nemen redelijkerwijze natuurlijk nog even aan dat het man-vrouwgezin ergens toch nog de norm blijft. Als het traditionele huwelijk niet meer als norm mag gelden (zelfs bij een steeds toenemend aantal echtscheidingen), dan had het samenleven van man met man of vrouw met vrouw ook niet tot de status van huwelijk moeten verheven worden. De norm zelve wordt door de pamperaars van de andere echter uitgehold. Niet de normovertreders maar de normvolgers dreigen nu gestigmatiseerd te worden. Wat normale kinderen van ongetwijfeld conservatieve ouders zich eventueel zouden kunnen afvragen, is van geen tel: zijn wij dan abnormaal in ons traditioneel gezin (niet holebi, niet nieuw samengesteld)? Zijn wij een uitzondering als wij nog een natuurlijke ma en pa hebben? Of: wij leren hier wel in onze schoolboeken dat het traditionele gezin zoniet voorbijgestreefd dan toch niet de enige vorm van liefdesnestje is, maar wij zitten toch met een pak vragen sinds onze pa ons ma heeft buitengezet dat was al een hele schok waar we nog lang niet over zijn om even later een andere pa in huis te halen. Zijn die zwartjes daar in Afrika dan helemaal geen arme mensen die vaak nog in hutten leven we kunnen dagelijks toch op tv zien dat in Afrika iedereen in een riante villa woont? Zullen wij een bepaald percentage Marokkaanse, Turkse, Poolse, Chinese, Oezbeese namen verhoudingsgewijs opleggen? Zijn die allochtonen dan niet wel eens lastige leerlingen? Racisme niet toelaatbaar ? Hoe racisme? Waar racisme? Het gemak waarmee de multiculturos en progressivos de beschuldiging racisme bovenhalen is niet meer normaal maar integendeel propaganda en een zuiver-retorische 32

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

truc van het ergste soort: als geleerde en dus geloofwaardige het ene heeft met het andere natuurlijk niets te maken, maar voor velen is dat spijtig genoeg nog wel zo als dus geleerde en dus (?) geloofwaardige heren (en dames, natuurlijk) iets racistisch noemen, wie durft dat nog te verdedigen zonder vanzelfsprekend zelf voor racist door te gaan? De Evens Stichting, die de opdracht voor het schoolboekenonderzoek gaf, grijpt dit alles aan om te pleiten voor een soort code voor uitgevers. Nog maar eens een politiek correcte code die zal gaan dicteren hoe de nieuwe realiteit in schoolboeken dient gerealiseerd. Schoolboeken zijn racistisch. Maar lectuur buiten de klas al evenzeer. Ja, ook Kuifje is een vehikel voor racistische vooroordelen zoals in ons land een Congolese student oordeelde over het album Kuifje in Afrika eind 2007, nota bene zeventig jaar na publicatie. Dat men dat laatste en de context van toen zou mogen in aanmerking nemen alvorens de sticker racisme op het album te plakken, alvorens zon anachronistisch moralistische uitspraken te doen, mocht niet baten. Bobbie, de hond van Kuifje, noemt immers een aantal Congolese spoorarbeiders luilakken, waar hij dat nooit doet voor blanken, aldus de student. Zwarten zouden er als apen in worden voorgesteld die buigen voor een blanke tiener. En ze hanteren een haast onbegrijpelijk en debiel koeterwaals. Het album is ook een rechtvaardiging van de kolonisatie natuurlijk. Mag een Congolees striptekenaar zijn papegaai dan niet laten zeggen dat Belgische kolonisten overstresste yuppies zijn, die een arrogant-chique Frans hanteren, maar toch maar petits Belges blijven die alleen van friet en bier houden, wiens grote leider er plezier in schept om handjes af te hakken en wiens witte paters met een injectienaald de katholieke godsdienst inspuiten? Stereotype, karikatuur en waarachtige representatie: waar ligt de grens? Is er een grens nodig? Toch niet om censuur te gaan opleggen als de eerste de beste aangetast door het virus van de politieke correctheid denkt dat de realiteit niet echt is weergegeven? De Morgen, 19.4.2008: In Anderlecht zijn donderdagavond twee politiewagens beschoten met een luchtdrukgeweer. De autos reden rond zeven uur op de Bergensesteenweg, ter hoogte van het kruispunt met de Habermanstraat, toen ze geraakt werden door loden kogeltjes. Op het moment dat de wagens beschoten werden, reden 33

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

ze net voorbij een groep van een tiental jongeren die op het voetpad stonden. Toen de agenten uitstapten, werden ze omsingeld en omvergeduwd. Twee 19-jarige jongeren werden opgepakt omdat ze zich agressief gedroegen en de groep ophitsten. Een van hen had peperspray op zak. Vijf jongeren kwamen op het commissariaat de vrijlating van hun vrienden eisen. Een 21-jarige viel daarbij een agent aan en werd ook ingerekend. Zoals men alweer kon vermoeden, maar pas later door andere bronnen (zoals het vtmNieuws, weer het vtm-Nieuws chapeau voor het vtm-Nieuws) werd bevestigd, zijn de herrieschoppers niet zomaar jongeren, maar allochtonen (of het Berbers/Marokkanen waren, weten we ocieel nog altijd niet maar door de groep herrieschoppers bij zijn etnische naam te noemen, zou de waarheid en objectiviteit nog beter gediend zijn). Een lezersbrief in dezelfde krant even later zegt uitdrukkelijk dat de media een vertekend beeld brengen van de Anderlechtse wijk Kuregem: Een beruchte en onveilige wijk met aanhalingstekens -, althans volgens de media. In n adem worden onveiligheid, jongerenbendes en straatcriminaliteit genoemd. Hoe zou men anders dan in n adem onveiligheid, jongerenbendes en straatcriminaliteit kunnen noemen wanneer men de feiten leest? En het zijn natuurlijk slechts de media die die wijk daar als berucht en onveilig voorstellen. Onterecht dus: het is daar goed wonen in een lieijke omgeving. De lezersbrief spreekt ook niet over allochtonen maar van jongeren en is een typevoorbeeld van politiek correcte analyse, ditmaal echt van in n adem noemen van de schuldige oorzaken: uitzichtloze toekomst van deze jongeren, de gebrekkige economische kansen, het falende onderwijssysteem in Brussel, het gebrek aan leefbare ruimte en groen; doe daar op de eerste plaats iets aan Maak deze wijken sociaal en economisch leefbaar en laat dan de tram van het optimisme ook maar eens hierlangs rijden. Kortom: de economie, het onderwijs, de openbare infrastructuur in n adem genoemd hebben het gedaan, de allochtonen zelf treft geen enkele schuld. Krimi Vooraleer de tram van het optimisme door onze grootsteden rijdt en niet te vergeten door onze dorpen (dorpen zijn voor de pro34

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

gressivos nog de onderontwikkelde brousse: in de stad speelt zich het ware leven af), zullen we nog wel even met de representatie- of vertekeningsdenkers geconfronteerd worden. Nog eens hun theoretische constructie: wat er in de media-inhouden te zien is, stemt ten eerste niet overeen met de maatschappij (kwantitatief niet, dus in percentages uitgedrukt, of inhoudelijk niet, zoals de voorstelling van perfecte vrouwenlichamen in de media/reclame wat niet klopt met de rele vrouwen). En wat er in de media-inhouden te zien is, is ten tweede niet wenselijk in de maatschappij. Niet wenselijk want vol stereotiepe, conservatieve, seksistische, niet emanciperende voorstellingen van vrouwen, gekleurde mensen, holebis, derde wereldbewoners , minderheidsgroepen in het algemeen. Wij citeren uit het boek Nieuws op televisie. Televisiejournaals als venster op de wereld, onder redactie van Marc Hooghe, Knut De Swert en Stefaan Walgrave (Acco, 2005): De vraag is of we ons noodzakelijk zorgen moeten maken over die systematische vertekening in de inhoud van het televisienieuws Vaak is het onmogelijk een perfecte afspiegeling te maken van de werkelijkheid. In vele gevallen is niet eens geweten wat die werkelijkheid juist is. Als we bijvoorbeeld kijken naar criminaliteitscijfers, dan is het duidelijk dat zij geen perfecte weergave bieden van de reel gepleegde feiten, zodat we ook geen absolute uitspraken kunnen doen over bijvoorbeeld het aantal feiten dat gepleegd wordt door autochtonen en allochtonen. Hoe weten media dan of ze dat thema in de juiste proporties brengen? Ondertussen beschikken we wel over harde cijfers, bezorgd in 2005 door toenmalig minister van Justitie Laurette Onkelinx. Gevangenisbevolking per nationaliteit op 26 september 2005: Totaal 9 083 Belgische 5 160 Marokkaanse 1 071 Algerijnse 323 Turkse 250 Italiaanse 249 Ex-Joegoslavische (*) 233
(*) Joegoslavische, Kroatische, Macedonische en Bosnische nationaliteit samengeteld.

35

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Met andere woorden: Van de 9 083 personen in onze gevangenissen hebben er slechts 5 160 de Belgische nationaliteit. Meer dan 40 procent heeft een andere nationaliteit dan de Belgische. Toch nog even meegeven dat genaturaliseerde allochtonen (dankzij ondermeer de snel-Belgwet) en ook Belgen van allochtone afkomst in de genoemde cijfers onder de Belgische gevangenen worden gerekend. Wanneer men de genaturaliseerde allochtonen meetelt, komt men niet tot 40 maar gemakkelijk tot 60 gevangenen met allochtone roots. Tel daar dan de niet gestrafte/niet gepakte misdadigers en vrij rondlopende wangedragplegers bij die zorgen voor de zogeheten kleine criminaliteit (handtassendiefstal, winkeldiefstal, etsendiefstal, beschadiging van auto, gevels (tags), bushokjes vernielen, in bendevorm mensen bestelen of afmotten, vuilniszakvoetbal ) wat vaak al niet meer tot klachten leidt, laat staan tot straen en waarvan we mogen verwachten dat allochtonen er voldoende in vertegenwoordigd zijn. Of zijn die zogeheten kleine criminelen toevallig alleen autochtonen? De radical chic-politiek correctelingen, zelf woonachtig in Antwerpse Cogels-Osylei-achtige straten of de groene suburbs, verschonen overigens die kleine criminaliteit als bijna vrijetijdsbesteding, die we zeker niet mogen meetellen inzake de sfeer van onveiligheid en die slechts pure inbeelding is van de verzuurde burger. Pure inbeelding? Bij wijze van voorbeeld: in het televisiejournaal van vtm van 21 juni 2008 werd gewag gemaakt van 30 000 gestolen etsen per jaar in Vlaanderen. Fiets gestolen? Dat laten we toch niet aan onze zuurtegraadmeter komen zeker. Nog harde cijfers. Na het tragisch busincident in Antwerpen in 2006, waarbij een man het leven liet na een handgemeen met allochtonen, werd gezegd dat slechts 40 van de delicten op bus of tram zaak zou zijn van vreemdelingen. Niks aan de hand, werd gezegd: Belgen zijn immers nog meer gewelddadig op het openbaar vervoer, voor 60. Zullen we de zaken enigszins in perspectief plaatsen? Niet 40 doch slechts ongeveer 10 van de bevolking is vreemdeling en in die 60 Belgen zitten ook nog eens de allochtonen die genaturaliseerd zijn. Komen we nu niet tot een absoluut perfecte, maar toch redelijk perfecte weergave van de reel gepleegde feiten ? Moeten wij, met de harde feiten over de gevangenisbevolking voor de neus, er nu nog 36

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

echt voor ijveren dat het criminaliteitsthema in de juiste proporties op de buis komt in het tv-nieuws? En dat we er dus voor zorgen dat 60 van de criminaliteitberichtgeving allochtoon-gerelateerd is? Wedden dat progressieve criminologen zullen zeggen dat allochtonen zo hoog scoren in de criminaliteit omdat de politie, broeihaard van racisme dat is toch bekend, niet? er een sport van maakt achter de allochtonen aan te zitten en de autochtone criminelen met rust laat. We schreven dit nog maar pas en zie: bij de rellen in Anderlecht eind mei 2008 (naar aanleiding van een voetbaldiscussie) zegt de schepen van Preventie (zelf overigens Marokkaanse, althans afgeleid uit haar naam: Fatima el Ikdimi) dat beide groepen (Noord-Afrikaanse jongeren en zogeheten skinheads) geweld pleegden. Volgens onze informatie waren de supporters (hooligans) aggressiever. Waarom zijn dan hoofdzakelijk Noord-Afrikaanse jongeren aangehouden en slechts n skinhead? Van de bijna 200 aangehoudenen waren er inderdaad maar een handvol skinheads/ Anderlecht-supporters/hooligans. De woordvoerster van de politie was formeel: Vooral die jongeren (allochtonen) zijn opgepakt omdat door die groep negentig procent van de vernielingen is aangericht. Feit is ook dat het de Noord-Afrikaanse jongeren geweest zijn die via gsm en een website gemobiliseerd hebben in heel Brussel om een caf kort en klein te slaan (wat de politie grotendeels kon verhinderen); feit is ook dat wij op het tv-nieuws beelden gezien hebben van dezelfde bruine jonge gasten die een metrostation aan het vernielen waren, maar die beelden werden ongetwijfeld geschoten door een racistische cameraman. Wat zouden de pamperaars van de criminele allochtone jongeren wensen: dat de feiten verdoezeld en verschoond worden via een nietszeggende, abstracte, socioeconomische analyse waarin gewezen wordt op de uitzichtloze toekomst van deze jongeren, de gebrekkige economische kansen, het falende onderwijssysteem in Brussel, het gebrek aan leefbare ruimte en groen? Waarna de tram van het optimisme door deze lieijke wijken kan rijden? Naast de vermeende vertekening inzake de vreemdelingencriminaliteit, beroert nog een ander thema de gemoederen van de representatiedenkers, namelijk dat van de hoeveelheid en het soort criminaliteit dat in de echte realiteit bestaat en dat vervolgens in 37

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

de media wordt opgevoerd. We zullen zien dat hier eens te meer een grote vertekening wordt vastgesteld, waarvan we ons eens te meer zullen afvragen of dat ook maar enigszins ter zake doet. In een recent onderzoek stellen Stefaan Walgrave en Volkan Uce (in Marc Hooghe, Knut de Swert & Stefaan Walgrave, De kwaliteit van het nieuws, 2007) het volgende: In de onderzoeksperiode (2003-2005) 7 werd 12,6 van de totale beschikbare tijd (gemeten in seconden) op het Vlaamse tv-nieuws besteed aan criminaliteit. vtm besteedde in Het Nieuws duidelijk veel meer aandacht aan criminaliteit: 15,5 van de zendtijd werd vrijgemaakt voor criminaliteitsnieuws tegenover 9,7 op Het Journaal van En Het is opvallend dat op beide zenders de aandacht voor criminaliteit in de hoofdnieuwsuitzendingen een duidelijke stijgende trend vertoont (van 2003 tot 2005) We hebben nu wel een aanduiding voor het verschil in criminaliteitsnieuws op vtm en op En, maar we tasten nog steeds in het duister of dat nu veel of weinig is. Begrippen zoals veel en weinig worden pas zinvol als je de Vlaamse criminaliteitsberichtgeving kan vergelijken met de berichtgeving in andere landen De vergelijking met de Duitse en Britse zenders stelt ons in staat te constateren dat de Vlaamse media-aandacht voor criminaliteit bijzonder groot is De plotse, heel sterke stijging van het percentage criminaliteitsitems op de Britse commercile omroep (itv) kan verklaard worden door de terroristische aanslagen van 7 juli 2005 in Londen De federale politiestatistieken voor het Vlaamse landsgedeelte bevatten voor 2003 in totaal 492.842 geregistreerde feiten, in 2004 zijn dat 486.093 geregistreerde feiten en in 2005 zet de lichte daling zich verder tot 470.853 feiten. Volgens de ocile cijfers van de federale politie is er dus doorheen onze onderzoeksperiode geleidelijk minder criminaliteit voorgekomen Terwijl de globale criminaliteit in werkelijkheid daalde, steeg de media-aandacht er voor Vier criminaliteitsvormen worden zwaar tot zeer zwaar overschat op televisie. De tv-kijkers krijgen vooral een heel ernstige overdosis moorden te verwerken (zelfs bijna niet zichtbaar in de werkelijkheid). Ook gevallen van pedolie krijgen erg veel media-aandacht terwijl ze in werkelijkheid, of toch volgens de politie, weinig voorkomen. Voor overvallen geldt hetzelfde: ze zijn spectaculair en komen veel op tv maar maken maar een heel klein aandeel van de totale criminaliteit uit. Ook voor verkrachtingen 38

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

zitten we met een gelijkaardig patroon. Bij de zes andere vormen van criminaliteit zien we het omgekeerde: ze maken een groter deel uit van de geregistreerde dan van de gemediatiseerde criminaliteit. Het verschil is veruit het grootste bij diefstallen Dan volgen inbraken, brandstichting en vandalisme, slagen en verwondingen, drugs en fraude Fraude wordt het meest realistisch afgeschilderd of, ten minste, er is het meest overeenstemming tussen politiestatistiek en nieuwsaandacht. Al deze vaststellingen wijzen er op dat de Vlaamse tv-zenders dus zeker geen realistisch beeld schetsen van het voorkomen van specieke criminaliteitsvormen. Sommige vormen van criminaliteit worden zwaar overgemediatiseerd, andere worden zwaar ondergerepresenteerd. Nu zijn wij geen expert in criminaliteitsstatistieken. Maar dat er sprake is van een dalende trend in criminaliteit in onze samenleving, durven wij betwijfelen of moet in elk geval met een grote korrel zout genomen worden. Stefaan Walgrave en Volkan Uce maken zelf melding van de categorie vandalisme die volgens de politie doorheen de onderzoeksperiode met bijna negen procent is gedaald. Dat durven wij betwijfelen gewoon door eens rond te kijken in de stad wanneer we s morgens van het station naar het werk trekken: vernielde bushokjes, tags op gebouwen, grati op treinen, kapot gemaakte zetels in trein en bus, vuilniszakkenvoetbal, kapot getrapte etsen, gekraste autos, wildplakken wij zien ze slechts toenemen. Bovendien moet men zeer op de hoede zijn wat betreft het aantal aangegeven criminaliteitsfeiten wat de zogeheten kleine criminaliteit betreft. Wie geeft nog een kras op zijn auto aan of een winkeldiefstal onder een bepaald bedrag of een etsdiefstal (het ondertussen gekende verhaal bij de politie: Je mag een aangifte doen, maar we vinden die ets toch nooit terug en dus doe je geen aangifte). Wij zijn dus geen experts in criminaliteitsstatistieken maar zelfs als de afnemende trend in criminaliteit in de samenleving zou kloppen, dan heeft het geen enkele zin om te eisen dat die trend ook in het tv-nieuws weerspiegeld zou worden. Tenzij men een ijkpunt meent te kunnen kalibreren waartegenover criminaliteitnieuws en zijn verschillende soorten zou kunnen afgezet worden (ook ten opzichte van de andere items die in het nieuws zouden dienen te komen). Moest zon overigens nooit te realiseren ijkpunt kunnen gevonden worden, zou 39

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

het kunnen dat het tv-nieuws, met stijgend criminaliteitnieuws, nog bezig is aan een inhaalbeweging omdat het ijkpunt nog niet is bereikt. Idem voor de vergelijking van de Vlaamse met de buitenlandse situatie. Die brengt ons op een ander punt. Herinner u wat de onderzoekers schreven: De plotse, heel sterke stijging van het percentage criminaliteitsitems op de Britse commercile omroep (itv) kan verklaard worden door de terroristische aanslagen van 7 juli 2005 in Londen. Die terroristische aanslagen kunnen in de categorien van criminaliteit niet anders ondergebracht worden dan onder moord. Nu is zon moorddadige aanslag natuurlijk geen dagelijkse kost en totaal verwaarloosbaar in het totaal van de criminaliteitscijfers en toch heeft het tv-nieuws daar zo veel belangstelling voor: zeker geen realistisch beeld van het voorkomen van specieke criminaliteitsvormen . Hopelijk voelt men via dit voorbeeld aan wat er niet klopt met het representatiedenken, ditmaal toegepast op soorten criminaliteit in de samenleving en de al dan niet vertekende voorstelling in de media. Goed dat de media niet representatieve accenten leggen op criminaliteit die in de politiestatistieken misschien weinig tot nauwelijks voorkomen. Op criminaliteit die ertoe doet, die de samenleving in haar greep houdt, die relevant is, die een beeld geeft van hoe de samenleving er aan toe is en evolueert. Op die manier vervullen de media hun informatieve plicht, spelen ze waakhond van de democratie, nemen ze hun specieke verantwoordelijkheid op, dwingen ze de politiek van na te denken en oplossingen te bedenken. Moesten de media destijds in de Dutroux-aaire zich misschien beperkt hebben tot een eenmalig verslag in een paar zinnen van wat er gebeurd was? Dat zou een realistisch beeld geweest zijn. Kinderontvoering, kinderverkrachting en kindermoord komen in de statistieken toch veel minder voor (in 2005: 1 550 keer voor de globale categorie pedolie en 405 voor de globale categorie moord) tegenover, bijvoorbeeld, 68 687 gevallen van diefstal of 55 715 gevallen van vandalisme! Wat een onzinnige, ja zelfs onfatsoenlijke redenering. Zonder de overgemediatiseerde belangstelling voor de Dutroux-aaire was opsporing van vermiste kinderen (Childfocus) wellicht geen item geweest in de politiek. Media proberen de vinger aan de pols te houden van de samenleving en dan is een verwaarloosd kind dat moet sterven bij drugverslaafde ouders, waard om opgenomen te 40

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

worden in het nieuws en is een kras op een auto dat niet. Dan is een voor de lol in mekaar getimmerde en bijna vermoorde toevallige passant door enkele zatte aanvallers een belangrijk nieuwsfeit omdat het symptomatisch is (en niet representatief met de cijfers, gelukkig maar) voor een samenleving waarin wij leven. Dan is het uitmoorden van een gezin, gevolgd door zelfmoord, een relevant item over een dolgedraaide samenleving. Dan is het op n hand te tellen aantal gevallen van erge geweldagressie een item dat duidt op de mobiel vastgelopen en een overstresste samenleving. Dan is de wellicht enige beschuldiging per jaar van moord ten aanzien van een dokter die een gecompliceerd geval van euthanasie opgelost heeft, een thema dat de maatschappij beroert. Idem voor de ongetwijfeld overgemediatiseerde aandacht voor pedoelen die op het internet kinderen proberen te strikken, een nieuw gegeven in onze informatiemaatschappij. Media signaleren (nieuwe) trends en maken die bespreekbaar. De tv-kijkers krijgen vooral een heel ernstige overdosis moorden te verwerken (zelfs bijna niet zichtbaar in de werkelijkheid). Ook gevallen van pedolie krijgen erg veel media-aandacht terwijl ze in werkelijkheid, of toch volgens de politie, weinig voorkomen, aldus de onderzoekers. Wat bijna niet zichtbaar is in de werkelijkheid zou dan ook niet zichtbaar mogen zijn op het tv-scherm en wat zeer zichtbaar is in de werkelijkheid, zou dus ook zeer zichtbaar moeten zijn op het tv-scherm: veel diefstallen en vandalisme dus. Vanuit het volk dat bekommerd is om zijn samenleving dienen media de vinger aan de pols te houden van de samenleving en mogen relatief minder voorkomende maar voor het samenleven belangrijke vormen van criminaliteit veel aandacht krijgen in het nieuws. Overigens, over die aandacht gesproken. De onderzoekers hebben niet het aantal criminaliteititems geteld in het nieuws maar hebben het totaal aan tijd (in seconden) besteed aan die items als analyse-eenheid gekozen. Wie zegt dat wanneer men de items zou tellen er niet een compleet ander beeld zou opduiken? Misschien zelfs dat criminaliteitberichtgeving eveneens gedaald is en dus realiteitsgetrouw is met de echte criminaliteit. Misschien zijn de items de jongste jaren slechts langer geworden: minder, maar langere items dus. Dezelfde methodologische truc is misschien zelfs verantwoordelijk voor de conclusie dat vtm in Het nieuws 41

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

duidelijk veel meer aandacht besteedde aan criminaliteit: 15,5 van de zendtijd werd vrijgemaakt voor criminaliteitsnieuws tegenover 9,7 op Het Journaal van En. Misschien maakt vtm wel meer tijd vrij voor een criminaliteititem (met interviews van betrokkenen en zo) dan En, maar besteden ze beide evenveel of vtm zelfs minder aan geturfde items. Hier ziet men andermaal gellustreerd dat de gekozen methode van (inhoud)analyse de resultaten verregaand kan benvloeden. Heel onze kritiek op het representatiedenken inzake soorten criminaliteit kan ook analoog toegepast worden op de vraag of de media nu te veel, te weinig of net genoeg criminaliteitnieuws in het algemeen (ten opzichte van ander nieuws) brengen. Ook hier is een vertekeningsdenken uit den boze. Wanneer de onderzoekers vaststellen dat 12,6 van de totale beschikbare tijd (gemeten in seconden) op het Vlaamse tv-nieuws besteed wordt aan criminaliteit, dan stelt ons dat gerust. 12,6 criminaliteitnieuws, dat is in elke geval niet het stereotiepe beeld dat sommigen ons willen voorhouden, namelijk dat de media vandaag de dag nauwelijks nog genteresseerd zijn in ander nieuws dan criminaliteitberichtgeving en dus niet meer in politiek, sociaal-economisch, internationaal nieuws, cultuur Trouwens zon 12,6 criminaliteitnieuws lijkt ons niet te veel wanneer we de bedenking maken dat criminaliteit in de samenleving een fundamenteel thema is en wel in volgende zin. Sinds wij mens zijn geworden hebben we onze natuurlijke driften (seks en agressie) leren beheersen in naam van de gemeenschap die ons een culturele dwang heeft opgelegd om onze lusten niet meer zomaar bot te vieren. Vandaar dat we die zijn gaan sublimeren in kunst, religie, politiek. In dit culturele beschavingsproces hebben we onze wapens onder onze gewaden afgestaan aan de staat, die we het geweldmonopolie hebben toegekend. We beslechten onze conicten niet meer persoonlijk met onze buurman maar we gaan naar de rechter en vragen aan de overheid om toe te zien op een rechtvaardige geweldregeling. Omdat we aan een andere instantie het geweldmonopolie hebben afgestaan, interesseert het ons wel te zien of en hoe die instantie, de overheid dus, die taak ter harte neemt. Criminaliteit in het nieuws zie ook de grote boven- en onderstroom van criminaliteit in ctie, naast een ander fundamenteel menselijk thema, de liefde criminaliteit in het nieuws 42

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

is dus een belangrijk maatschappelijk thema dat ons bovendien persoonlijk raakt: wij wensen onze integriteit bewaard te zien, ons leven beschermd te zien en tevens dat van onze dierbaren en kinderen. Wij wensen ook dat onze bezittingen gerespecteerd worden en dat de overheid zorgt dat die gerespecteerd worden. Dit heeft een belangrijke evolutionaire ondergrond. Sinds wij immers van nomaden zijn overgestapt naar een sedentaire levenswijze en dus gewassen en dieren kweken, hebben we iets te verdedigen. We zijn in wezen nog altijd dezelfde verdedigers gebleven in deze natuurlijkbiologische evolutie en dus nog altijd bereid om te vechten voor bezit en familie. Daarom zal criminaliteit ook nooit uitgeschakeld worden ze zit in de natuur van de mens, bij wijze van spreken maar cultureel wellicht hopelijk voldoende onder controle kunnen gehouden worden door de monopoliehouder inzake geweld. Een voldoende aandacht voor geweld en criminaliteit in ons tv-nieuws is dus niet meer dan een algemeen menselijk gegeven: we willen weten wie ons bedreigt en of de overheid ons wel voldoende kan beschermen. Voor het audiovisuele tijdperk stelde zich deze thematiek natuurlijk ook al. Een van de meest geliefde onderwerpen van volkszangers was trouwens de wrede moord te . Het ging om een regionaal gebeuren waar natuurlijk moord en diefstal toch ook al de gemoederen van de mensen wist te beroeren. Vandaag is Vlaanderen ons dorp vandaar dat criminaliteit, waar ook in Vlaanderen, de interesse wekt en zelfs de wereld is ons dorp vandaar dat, bijvoorbeeld, islamitische terreurdaden relevant zijn voor ons. Wie zegt dat er te veel criminaliteit in onze mediaberichtgeving zit, is niet alleen van slechte wil slechts 12,6, een verdedigbaar percentage gezien de grote maatschappelijke repercussie maar zegt dat vaak ook nog om een niet-intrinsieke reden: criminaliteitberichtgeving zou mensen bang maken en dus verzuren en dus klaar maken om te stemmen op het Vlaams Belang. Quod non: mensen zijn terecht en oprecht genteresseerd in hoe veilig zij zich kunnen voelen, in nieuwe trends inzake geweldpleging in de samenleving. De media mogen vaak tot zeer vaak trouwens positief berichten over criminaliteitbestrijding, die geen verzurende maar wel een verzoetende impact heeft: aanhoudingen van criminelen, rechtszaken, assisenzaken werken louterend en versterken het geloof in de samenleving en dienen dus overvloedig door de media te worden 43

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

gepresenteerd. Indien de overheid haar taak voldoende ter harte neemt inzake criminaliteitbeheersing en bestrijding (niet alleen van de grote maar ook van de zogeheten kleine criminaliteit, die door ideologiedenkers vaak geminimaliseerd wordt maar wel zeer dicht bij de burger staat), dan zouden de media geen democratische taak ter zake meer te spelen hebben door daar voldoende over te berichten. Zover zal het nooit komen en laten we hopen dat het nooit zover komt, want dan dreigt de politiestaat. Laat de media dus hun taak naar behoren vervullen op de manier overigens die zij best achten, zonder de druk van vertekeningsdenkers. Representatiedenken en multicultureel denken Het is een open deur intrappen maar de representatiedenkers hebben het nog altijd niet begrepen: het is niet omdat het exacte aantal allochtonen/(gewone)vrouwen in media-inhouden of in mediaposities (als bijvoorbeeld journalisten) niet overeenkomt met de realiteit, dat allochtonen niet aan bod komen en niet zelfs meer dan behoorlijk kunnen verdedigd worden door de gekende autochtone luidsprekers van de multiculturaliteit. Geen open deur: het representatiedenken is in feite genspireerd door een soort etnisch denken dat misschien zelfs een soort verdoken racisme/seksisme verhult. Het gaat in elk geval uit van de tegenstelling tussen gekleurde en witte mensen, tussen mannen en vrouwen, tussen vrouwen die zich laten leiden door het schoonheidsideaal en vrouwen die normaal zijn Au fond: van een wij-zij denken. Het afspiegelingsdenken gooit ook nog alle gekleurde mensen/vrouwen op n hoop: als er bij wetenschappelijke onderzoeken in de representatietraditie maar een bruine kleur/vrouw te zien is op het tv-scherm wordt er geturfd, terwijl binnen de geviseerde groepen op het scherm de verschillen natuurlijk groot kunnen zijn. Het ergste is nog dat de representatiedenkers minstens impliciet van oordeel zijn dat eenmaal de mediawerkelijkheid klopt met de echte werkelijkheid, dat dan ook de hersenen van de mediaconsumenten positief zullen geprogrammeerd zijn en dat dan voor alle minderheidsgroepen alle problemen zullen zijn opgelost in de ideale samenleving en het multicultureel en gendervrij paradijs. Quod non. In onze opvatting van interculturaliteit keren wij ons af van het 44

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

wij/zij-denken dat dus niet alleen bij de foute mensen leeft maar onderhuids evenzeer bij de multiculturalisten en wensen wij de andere met kleine letter als gelijke partner te beschouwen, als hij zijn reinheid ook maar afzweert en bereid is onzuiver en zondig te creoliseren. Als hij zich maar bekeert tot het kamp van de bastaarden, die we tenslotte allemaal zijn en nog meer moeten worden. Op dat moment kunnen wij evenzeer en evengoed de belangen van allochtonen werkelijk verdedigen. Dat is in de praktijk ook reeds op grote schaal geprobeerd maar mislukt, omdat de poging geschiedde via het tot faillissement leidende multiculturalisme. In een interculturalistische opvatting verdedigen wij alle mensen van goede wil, maar dan als vrijgevochten individuen die zich bevrijd hebben van de ketens van de irrationaliteit. Dan kunnen autochtonen evengoed de belangen van allochtonen verdedigen en kunnen mannen evengoed de belangen van vrouwen verdedigen (al zullen wat het laatste betreft sommigen dat toch nog altijd een beetje sullig vinden). Maar geldt dat momenteel ook andersom? In de representatieve democratie waarin wij leven is de representatiegedachte ook niet letterlijk gerealiseerd. Er is bijvoorbeeld een kiesdrempel die al te kleine politieke minderheidsgroepen zelfs de toegang ontzegt tot het parlement. Zonder te willen pleiten voor een navenante drempel tot toegang tot het tv-scherm van minderheidsgroepen zou pas echt belachelijk zijn, alhoewel: wijst toch op een zekere reserve ten opzichte van weinig voorstellende groepen leert de representatieve democratie ons dat eenmaal gekozenen min of meer representatief in het parlement zijn gaan zetelen (en ook daar is vertekening mogelijk: twee maal meer stemmen betekent niet automatisch twee maal meer afgevaardigden), dat vanaf dat ogenblik van de vertegenwoordigers van het volk verwacht wordt dat zij het algemeen belang zullen dienen en niet meer de persoonlijke belangen of die van de eigen clan. We moeten hoognodig het hele plaatje van de representatie-ideologie omkeren. Niet hoe de realiteit gerepresenteerd wordt in de media is pertinent onderzoek waard, wel hoe de media gerepresenteerd worden in de realiteit. Natuurlijk weer niet met percentages die moeten aantonen dat er andermaal sprake is van een vertekening maar globaal. Hoe media weerspiegeld worden in de realiteit, hoe media impact hebben op concrete mensen: dat moet onze 45

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

interesse wegdragen. Hoe mensen bijvoorbeeld media-inhouden waarin het goede leven, een betere wereld, het geluk wordt opgeroepen, voor zichzelf gebruiken om er dagelijks mee om te gaan in de realiteit. Hoe mensen uit de media-inhouden empowerment halen voor hun rele leven. Niet de mediarepresentatie moet meer afgesteld worden op de realiteit, wel de realiteit op de media. En dan liefst niet op de voorgeprogrammeerde media-inhouden van multiculturele intellos, welzijnswerkers, genderspecialisten , maar op media-inhouden waarin het goede leven al voorgesteld wordt ter navolging door de kijkers. Het tellen van allochtonen, vrouwen, gehandicapten, ouderen, homos, lesbiennes van gelijk welke minderheids- of zogeheten onderdrukte groep ook, zon tellen heeft geen enkele zin: het is niet omdat een groep niet zichtbaar is op tv dat bij wijze van spreken n enkele verschijning van een geloofwaardig individu uit die groep, niet het verschil kan maken. Afspiegelingsdenken verwart kwantiteit met kwaliteit. Het tellen van allochtonen, vrouwen, enz. is natuurlijk ook nietszeggend in deze zin dat men turft van zodra men een gekleurd gezicht, vrouw, enz. opgemerkt heeft maar de context compleet verdwijnt. Tellen heeft niets te maken met de betekenis, met het verhaal dat achter de te weinig of te veel getelde allochtonen, vrouwen, gehandicapten, ouderen, homos, lesbiennes zit. Het representatiedenken stelt cijfertjes gelijk aan wat ze betekenen, kwantiteit aan belang. Eenvoudig uitgedrukt: n redding van een blank kindje uit een brand door een gekleurde mens is natuurlijk van veel grotere importantie dan dat 10 van de mensen op het scherm een donkere huidskleur hebben. En allochtone journalist die zijn job goed doet, met plezier en de kijkers aanspreekt, heeft natuurlijk minstens evenveel eect als dat er 10 saaie pieten van allochtone komaf op het scherm verschijnen. Maar wat ons betreft, mogen er meer dan 10 bekwame journalisten van vreemde komaf de mediaredacties bevolken. Idem overigens voor wat de genderproblematiek betreft. Maar dan wel verdiend en niet van boven opgelegd dat werkt toch verkeerd. Op die manier kunnen we al die geminoriseerde groepen in de samenleving ernstig nemen als volwaardige partners. In de grote vertekeningsshow wordt hun slachtoerschap slechts gecultiveerd en worden ze niet geresponsabiliseerd (om het nog maar eens met 46

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

een hip modewoord uit te drukken). De eis tot juiste representatie is in feite in hetzelfde bedje ziek als de eis tot zogeheten positieve discriminatie via invoering van percentuele quotas (om bijvoorbeeld het zogeheten glazen plafond voor vrouwen te doorbreken). Een geminoriseerde groep krijgt onterecht een onverdiend voordeel waardoor de werkelijkheid juist gemanipuleerd wordt. Bij positieve discriminatie blijft discriminatie omdat niet de juiste man pardon: vrouw op de juiste plaats komt (met bijvoorbeeld het risico van minderwaardige prestatie). Bij een juiste representatie in de media (in representatieve percentages en in de zin van een overtrokken positieve beeldvorming) omdat niet de werkelijke betekenisvolle aanwezigheid in de samenleving van deze groepen aan de orde is. Het tv-nieuws vertekent We proberen onze kritiek op de kritiek op de misrepresentatie van de realiteit in tv-nieuws te kanaliseren via het boek Nieuws op televisie. Televisiejournaals als venster op de wereld onder redactie van d Marc Hooghe, Knut De Swert en Stefaan Walgrave (Acco, 2005). Deze onderzoekers stellen: Uit een longitudinaal onderzoek blijkt overduidelijk dat de tv, en dan gaat het zowel om de vrt als om vtm, sinds het begin van de jaren negentig meer aandacht zijn gaan besteden aan themas als onveiligheid, criminaliteit, en integratie van allochtone groepen Uit verkiezingsonderzoek blijkt ook nog eens dat kiezers zich juist omwille van hun bezorgdheid over deze onderwerpen laten leiden tot een stem voor het Vlaams Blok/ Belang. Als we de feiten op een rijtje zetten, kunnen we moeilijk anders dan tot de conclusie komen dat de media toch op zijn minst een gunstig opinieklimaat hebben gecreerd of in stand gehouden voor het electoraal succes van het Vlaams Blok in de jaren negentig Voor het verklaren van onveiligheidsgevoelens, en het koesteren van vooroordelen ten aanzien van allochtone groepen blijft de televisie een belangrijke verklarende factor (bedoeld worden vtmkijkers, niet vrt-kijkers: vtm-kijkers waren/zijn Vlaams Bokkers/ Belangers zeggen vooraanstaande sociologen). Over de kwaliteit en de ideologische vooringenomenheid van dergelijk onderzoek hebben we het al gehad in ons boek Manifest van een cultuurpo47

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

pulist. Wat ons hier interesseert, is dat wordt gesuggereerd dat de media onterecht over onveiligheid, criminaliteit, allochtonen zijn gaan berichten en ze die in de realiteit onbestaande themas aan de burger hebben opgedrongen die daardoor dan verzuurd is geworden (ook al omdat die voor zijn tv hangt en dus niet meer deelneemt aan het sociaal leven geen sociaal kapitaal heeft, zeggen de apocalyptische mediakenners: hoe heerlijk simpel kan de wetenschap toch zijn). Niets is minder waar: de media hebben hun plicht gedaan, misschien zelfs niet voldoende. Moesten de progressivos in de media niet tegengehouden hebben dat over de realiteit nog adequater bericht zou zijn en de politiek misschien onmiddellijk tot de zich opdringende maatregelen aangezet hebben, het succes van het Vlaams Blok zou bijlange niet zo groot geweest zijn en de burgers zouden niet verzuurd zijn geworden. Die verzuring is overigens een stereotiep en onterecht gebruikt begrip: wat verzuring wordt geheten, is in feite terechte kritiek van de mens met gezond verstand. Bob Dylan, coryfee van mei 68 wist het al: You dont need a weatherman to know from where the wind blows; de gewone man heeft genoeg aan zijn eigen waarnemingen, als men hem tenminste niet zet in een kamer zonder wind (of: voor een politiek correct gelterd tv-toestel). Gesundes Volksempnden, zouden wij zeggen, ware het niet dat die term denigrerend gebruikt wordt door de critici van het populisme; vandaar dat we de onbesproken liedmeester aan het woord laten. Wat in de onderbuik blijft smeulen, wat verdrongen wordt (in de media) keert terug in een meer extreme vorm; we hebben het gezien bij de opkomst van het Vlaams Blok. De politieke correctheid is medeverantwoordelijk voor het succes van het Vlaams Blok. Wanneer je dreigt door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding te worden veroordeeld omwille van een stomme ongecontroleerde roepnaam voor een allochtoon, wanneer er aan de toog geen moppen over allochtonen meer mogen verkocht worden, dan wordt het ranzige gevoel pas goed aangedikt. De Liga voor Mensenrechten heeft eind 2007 trouwens geprotesteerd in naam van de vrije meningsuiting tegen een nieuwe formulering in de antiracismewet die niet alleen meer systematische aanzetten tot haat, discriminatie of geweld als strafbaar stelt, maar zelfs elke eenmalige racistische uitlating. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding 48

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

is overigens gedegenereerd tot inquisitierechtbank, die niet alleen het lachen verleerd is maar elke zin voor relativering kwijt is. Dat moest Jean-Marie Pfa in 2007 nog ondervinden toen een goedbedoeld licht tikje met de voet, als grapje en uit sympathie, tegen het achterwerk van een zwarte tuinman, die ondertussen een dagelijkse kennis was geworden, door de multiculturos als niet minder dan een kolonialistische en racistische daad werd betiteld. De beroemde doelwachter moest zijn excuses aanbieden: iedereen gelijk voor de wet. En is hij niet een rolmodel voor jongeren, die nu geleerd hebben van tv dat op zwarten stampen doelbewust en uit volle kracht stampen dus een rechtmatige daad is en die nu dus ook massaal zullen gaan stampen op zwarten in de realiteit? Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding nam echter geen genoegen met de excuses: Het stampen van zwarten mag niet gebanaliseerd worden. Een rijke, blanke man die een arme zwarte zomaar schopt, mogen we niet laten passeren. Het beeld toont een soort van machtverhouding tussen mensen die we niet kunnen tolereren. De letterlijke woorden van de voorzitter van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding voor ditmaal dus rele het gaat om reality-tv met werkelijkheidsaanspraak maar niet gewenste actie op het scherm. Hiermee wordt niet alleen een doorgeschoten ridiculiteit gedemonstreerd maar wordt een grens overschreden die van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding een dictatoriaal censuurorgaan maakt. Als makers van tv-programmas werkelijk op dergelijke onzin moeten gaan letten, staat dit voor gedwongen zelfcensuur van de grofste soort, aangestookt door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Nog even herhalen wat Marc Hooghe, Knut De Swert en Stefaan Walgrave menen te weten gekomen te zijn: Als we de feiten op een rijtje zetten, kunnen we moeilijk anders dan tot de conclusie komen dat de media toch op zijn minst een gunstig opinieklimaat hebben gecreerd of in stand gehouden voor het electoraal succes van het Vlaams Blok in de jaren negentig Voor het verklaren van onveiligheidsgevoelens, en het koesteren van vooroordelen ten aanzien van allochtone groepen blijft de televisie een belangrijke verklarende factor. De media hebben het onveiligheidgevoel aan49

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

gewakkerd en vooroordelen gepropageerd over allochtonen en zijn dus verantwoordelijk voor de opmars van het Vlaams Blok. Deze wetenschappers spreken nog net niet van een groot complot van de media (en van met hen verbonden machtsgroepen) zoals vakgenoten als Jan Blommaert, Eric Corijn, Marc Holthof en Dieter Lesage dat wel doen in hun boek Populisme (2004). Blommaert e.a. denieren populisme, in het gelijknamig getiteld boek, als een bepaalde soort band tussen politici en de massa en een nieuwe inhoud, aangepast aan mediaformats die snelheid, oppervlakkigheid en vormgeving als kenmerk hebben. In die manier van politiek bedrijven hebben bemiddeling, kritische afstand, gelaagdheid of tegenspraak geen plaats meer. Over de rol van de media, wordt bijvoorbeeld gezegd: De invloed van de media op de Belgische politiek uit zich bijvoorbeeld in het feit dat er over de rele problemen nog nauwelijks gesproken wordt. De economische crisis, , de vergrijzing en het daarmee samengaande steeds groter wordende pensioen- en zorgenprobleem, de globalisering en haar vele neveneecten: het lijkt alsof ze niet bestaan. Niet bestaan in onze media? Je wordt in alle media, elk op hun manier, om de oren geslagen met de oliecrisis, de daling van de koopkracht, de vergrijzing, zorgenproblematiek (gebrek aan sociale woningen, onbetaalbaarheid seniorentehuizen, gebrek aan gevangenisplaatsen ), globalisering en co2-problematiek ... Kritische afstand, gelaagdheid of tegenspraak geen plaats meer ? Lezen wij dat wel goed? Kijken deze heren wel eens naar tv, om nog niet te spreken van kranten lezen? Aangepast aan mediaformats? Natuurlijk moet televisie werken binnen mediaformats. Wat Blommaert en co. presenteren is natuurlijk ook gebonden aan een format; niet dat hun format nu kritisch en minder oppervlakkig zou zijn of vele lagen zou bevatten of tegenspraak dulden. Blommaert en co. gaan verder: Producten, incluis cultuurproducten en politieke standpunten, zijn pas legitieme producten als ze populair zijn: als het producten zijn die commodicatie (verkoopbare ruilwaren) en massicatie (voor een anonieme markt) kunnen ondergaan. Massale verspreiding schept legitimiteit en geloofwaardigheid vanwege de associatie tussen massale verspreiding en wat de mensen willen. Over die massale verspreiding (de dictatuur van de (kijk)cijfers): Extreem-rechts maakt zoals steeds gebruik van de meest geavanceerde massa50

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

communicatietechnieken, (gericht) op geatomiseerde mensen via massamedia. Politiek, cultuur, comodicatie en massamedia worden ondersteund door een merkwaardige verrechtsende instantie, het pmcc: Ondanks alle retoriek over klantvriendelijkheid houden de nieuwe politieke en culturele verbanden in de samenleving, gedragen door commercialisering en massamedia, onvermijdelijk een verrechtsing in: een eenheidsdenken, een pense unique wordt gedragen door het pmcc, het Politiek-Mediatiek-Commercieel Complex. Het maakt een geloofwaardige en krachtige kritiek steeds moeilijker In Belgi wordt deze evolutie nog versterkt door de aanwezigheid van extreem-rechts, dat electoraal een eerste doorbraak beleeft in 1991. In precies dezelfde periode werd in Europa overigens ook het medialandschap geliberaliseerd: vtm bijvoorbeeld ontstond in 1989. Het Politiek-Mediatiek-Commercieel Complex! De mei68ers zullen het zich nog wel herinneren: in de jaren zestig, zeventig van vorige eeuw was het modieus uit te pakken met het militairindustrieel complex. Naast dit geheimzinnig, tegen de arbeiders complotten smedend complex van de bourgeoisie, werd het vlug modieus om voor cultuur en media analoge clichs te gebruiken: cultuurindustrie en zelfs bewustzijnsindustrie (over de laatste zoemterm heeft de bedenker zich overigens later vrolijk gemaakt). Ziehier de nieuwe variant van het militair-industrieel complex annex cultuurindustrieel complex van mei 68: het pmcc, het Politiek-Mediatiek-Commercieel Complex. En dat pmcc draagt dus een pense unique, onvermijdelijk een verrechtst eenheidsdenken. Zon eenheidsdenken kan natuurlijk slechts bestaan aan de kant van de rechtsen. Wat u net las, neergepend door Blommaert en co., is daarom dus niet de neerslag van een eenheidsdenken maar wel van een waarlijk links meerduidig denken. En zeg nu eerlijk: het Vlaams Blok brak electoraal door twee jaar na de oprichting van vtm; dat kan toch geen toeval meer zijn! Terug naar de collegas Marc Hooghe, Knut de Swert en Stefaan Walgrave: Als er een rode draad loopt door de bijdragen (aan het boek), dan is dat allicht het thema van de vertekening: brengt televisienieuws op een waarachtige en objectieve manier de werkelijkheid in beeld, of treden daar allerlei vormen van vertekening 51

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

op? Het antwoord ligt al besloten in de vraag: allerlei vormen van vertekening, in de zin dat de onderdrukte groepen in de samenleving voor progressivos zijn dat nog altijd vooral vrouwen en allochtonen te weinig aan bod komen en indien ze sporadisch dan toch aan bod komen, verkeerdelijk aan bod komen. Het valt allemaal nog wel te bezien: dat is wat we proberen aan te tonen. In verband met de etnische problematiek worden Marc Hooghe, Knut de Swert en Stefaan Walgrave al vlug geconfronteerd met een merkwaardige vaststelling: Bijna een op de vier items (in het tvnieuws) heeft een etnische dimensie. 25 van het tv-nieuws heeft met etnische feiten te maken! En zeer optimistisch ingeschat leven er in Belgi zon 10 al dan niet genaturaliseerde allochtonen. Conclusie: etniciteit is zwaar oververtegenwoordigd; de autochtonen worden gediscrimineerd. Ja toch? Marc Hooghe, Knut de Swert en Stefaan Walgrave voelen ook wel aan dat er iets niet klopt aan hun stelling van misrepresentatie van allochtonen in de media en ze continueren: Meer problematisch is echter de manier waarop dit gebeurt: de gekleurde items blijken vooral uit negatieve associaties met etniciteit te bestaan. Ze hebben meestal te maken met criminaliteit, geweld en fundamentalisme/extremisme. Allochtonen in een normaal sociaal functioneren, of in een meer leidinggevende of verantwoordelijke functie komen nauwelijks aan bod in de berichtgeving. Tweede stapje van de verdedigers van de stelling van de tv-nieuwsvertekening: En als ze dan al eens in het nieuws of in de media in het algemeen komen, worden de allochtonen altijd in een negatief daglicht gesteld. Zou bij wijze van voorbeeld Dyab Abou Jahjah, die op 26 mei 2008 voor het Hof van Beroep van Antwerpen in beroep ging tegen de uitspraak van de Rechtbank van Eerste aanleg welke hem veroordeelde tot zware straen voor zijn aandeel in de rellen die in Antwerpen uitbraken na de moord op een islamleerkracht op 26 en 27 november 2002 zou die Abou Jahjah, spreekbuis van de Arabisch-Europese Liga, leidinggevende en verantwoordelijke functie toch, op zijn beurt meer dan behoorlijk verdedigd door mediaguur Tom Lanoy, niet meer dan behoorlijk in het nieuws geweest zijn? Als er relevante feiten gebeuren rond allochtone beleidsdragers, zouden die dan niet door de media gecoverd worden? Zoals bijvoorbeeld de wel van alle kanten fel bevochten oproep van de zwarte Wouter van Bellingen, 52

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

schepen in Sint-Niklaas en nationaal secretaris van VlaamsProgressieven begin juni 2008, tot progressieve frontvorming, Wel te verstaan: relevante feiten rond allochtonen! Van autochtonen wordt ook niet de plaatselijke koekenbak op het tv-nieuws getoond (maar zou wel kunnen als die multicultureel bedoeld is). Over de link met criminaliteit, waarover Marc Hooghe, Knut de Swert en Stefaan Walgrave het hebben, hebben we eerder al uitgewijd. En de link met geweld en fundamentalisme/extremisme? Is die dan niet representatief voor wat de islamitische acties zijn: gewelddadig en fundamentalistisch/extremistisch? Wat nieuws is in de media wordt nu eenmaal gedirigeerd door wetten: het negatieve, gewelddadige, sensationele, liefst dicht bij huis of wat voor ons burgers direct eect heeft, krijgt voorrang. Die wetten kan men betwisten maar die worden niet geschonden voor berichtgeving over etnisch gerelateerde items. Van die items horen er nu eenmaal meer thuis in de hedendaagse opvatting over het tv-nieuws en als allochtonen daarmee geassocieerd worden, moeten wij dan met onze camera de andere kant opkijken? Mag er over islamitische terreurcellen in ons land dan niet meer bericht worden de ccc-heropakkering kwam voorjaar 2008 toch ook in het nieuws? Mag er niet meer bericht worden over Anderlechtse allochtonen die naar het openluchtzwembad Huizingen trekken en een spoor van vernieling (gebroken ruiten en spiegels van autos, gebroken vensters van huizen) achterlaten, etsen en gsms stelen, amok maken, meisjes lastigvallen, bommetjes laten knallen Bij de eerste warme dagen in mei van 2008 moest de burgemeester zeventig je leest het goed zeventig agenten inzetten plus een waterkanon om de zaak in bedwang te houden. Is dat geen relevant nieuws over allochtoon geweld? De burgemeester van Huizingen had ook lange zwemshorts verboden, ocieel wegens hyginische redenen maar duidelijk bedoeld om macho allochtone jongeren, nochtans preuts opgevoed, af te schrikken. Een verbod het is niet verzonnen en waarlijk surrealistisch waarvoor de burgervader zich zelfs heeft moeten verantwoorden voor het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Stond inderdaad allemaal in mijn politiek correcte en soms dus toch ook krant met open geest, die meer beleeft. De hedendaagse wetten van het tot vertekening gedoemde tv53

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

nieuws (dat niet te vergeten ook nog geen half uur duurt om een venster op de wereld te bieden) gelden voor witte en gekleurde items. Wanneer een oliepijpleiding in het Midden-Oosten in brand vliegt liefst moeten er daar ook nog beelden van zijn, desnoods met een amateurcamera en dat een mogelijke impact heeft voor ieder van ons die deze week nog moet tanken aan de benzinepomp, dan is dat relevant nieuws. Als een benzinestation in brand vliegt in Zuid-Afrika, dan is dat mogelijk geen relevant nieuws voor Vlaanderen, ook al zijn er misschien slachtoers bij gevallen. Het mag misschien spijtig zijn maar de positieve kanten van het leven ( la de slogans van de Bond zonder Naam) zijn inderdaad weinig op tv te zien. (Hoewel: vtm maakt er zaak van het Nieuws af te sluiten met een leuk item). Spijtig voor de honderdduizenden allochtonen die gentegreerd in onze samenleving leven en werken, net zo spijtig als voor nog tien keer meer autochtonen overigens. Maar als morgen de oudste inwoner van ons land van Marokkaanse origine is het zal wel een inwoonster zijn: vrouwen leven nu eenmaal langer dan zullen de media daarover berichten, net alsof het een oerechte Vlaamse was. Maar voor Tom Boonen die aan de coke heeft gezeten, moet niet alleen n jaar Leterme maar ook een vliegtuigramp in Soedan met een tiental slachtoers wijken als item n in alle nieuwsuitzendingen n op de voorpagina van elke krant. Laat alstublieft de nieuwsredacties zelf beslissen, in dialoog met de kijkers, hoe het tv-nieuws er moet uitzien. Hopelijk krijgen de representatiedenkers nooit de kans om voor de openbare omroep een denkoefening te doen over het percentueel aandeel van binnenlands, buitenlands, politiek, sociaal, positief of negatief nieuws of over het percentage kijkers die deze categorien, opgelegd door de politiek, moeten halen. Zoals de 20 van de bevolking die de vrt met zijn cultuuritems/programmas moet halen (25 voor educatie). Ook al wordt de denitie van cultuur en educatie zeer breed gehanteerd terecht overigens -, zon quotum is absurd omdat alles wat televisie uitzendt natuurlijk cultuur is, hedendaagse cultuur. En dan denken wij niet aan een volksverheend die paternalistische term mag weer ongegeneerd gebruikt worden boekenprogramma die fetisj van het boekenprogramma als synoniem voor cultuur op tv! , zoals de Raad van Bestuur van de vrt dat (bij monde van Jozef Deleu) vraagt eind juni 2008. Dan denken wij 54

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

zelfs niet aan arty lms of zelfs maar lmklassiekers, maar aan reality-tv of series als Sara: Sara is de hedendaagse variant van de Griekse blijspelen en tragedies, van het klassieke drama, van het romantisch narratief, van het Assepoestersprookje, van het lelijke eendje dat een mooie zwaan wordt, van het bijbels motief van de Verloren Zoon met themas als onmogelijke liefde, onbeantwoorde liefde, berekende liefde, de betekenis van (innerlijke) schoonheid, de vader/zoon-verhouding, Geen van boven opgelegde quotas maar spontaan en organisch van onderuit emergerende belangstellingen dicteren de cultuuragenda van een omroep (idem voor streefcijfers voor Vlaamse muziek, welke mediaminister Bourgeois nochtans wil vastleggen). Zonder quotas levert de commercile omroep (vtm) zelfs meer cultuur in zijn Nieuws: men probeert daar in te spelen op wat bij de kijker leeft (cf. infra)! Midden 2008 werd overigens bekend dat de Vlaamse Regulator van de Media die, op vraag van de Europese Commissie, de beheersovereenkomst tussen overheid en omroep evalueerde, moest vaststellen dat de vrt in 14 van de 52 weken niet 20 van zijn publiek bereikt met cultuuritems. Wat door de culturos als een pover resultaat wordt voorgesteld. Men zou het ook positief kunnen bekijken: in 38 weken op 52 wordt de norm wel gehaald, een hoge norm trouwens. Wat wil het culturokliekje nog meer? Dat misschien 50 van het vrt-publiek dagelijks geconfronteerd wordt met Cultuur, liefst dan nog met de grote C? Weg met die 20. En zou men nu eens niet stoppen met dat boekenprogramma dat er was, en dan weer niet meer, dat er komt of dan weer niet meer, dat er misschien komt maar dan in een andere vorm Midden 2008 wordt er strijd geleverd binnen de culturosector zelve, waarbij de voorstanders van een puur literair programma zich distantiren van de vervlakkers. Een cultuurstrijd binnen de Culturele sector. Weg met dat boekenprogramma! We schreven net: hopelijk krijgen de representatiedenkers nooit de kans om voor de openbare omroep een denkoefening te doen over het percentueel aandeel van positief of negatief nieuws. En zie: eind juni 2008 bereikt ons het bericht dat in Roemeni, op initiatief van (ultra)nationalistische politieke partijen, in de Senaat aldaar een wet gestemd is (weliswaar nog niet bekrachtigd door de president) die zegt dat voortaan de helft moet besteed worden aan goed 55

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

of positief nieuws op de Roemeense radio en televisie. Ridiculer kan niet meer, zeker wanneer men leest (De Morgen, 27.6.2008) dat de initiatiefnemers van de wet hun wetsvoorstel hebben ingediend nadat studies bewezen hadden dat slecht nieuws schadelijk is voor de gezondheid. Welke wetenschapper krijgt het voor mekaar om iets dergelijks te bewijzen? Voor het overige: de doorgeschoten representatiegedachte. Relevantie dicteert mede de media-agenda: een egostisch maar belangrijk perspectief voor de overlevingsstrategie van ieder van ons en van onze lokale gemeenschap. Relevantie dus en daarnaast ook perspectief en relativeringsvermogen dicteren wat wij kijkers op het tv-nieuws willen zien. Marc Hooghe en Dietlind Stolle concluderen naar aanleiding van hun onderzoek naar de berichtgeving over de eerste Golfoorlog in het boek Nieuws op televisie: Wat van doorslaggevender belang is, is de culturele stereotypering waar media actief toe bijdragen. De media besteden duidelijk veel minder aandacht aan de opvattingen van de vijand, dan dat ze de eigen positie belichten De slachtoers in de westerse legers krijgen over het algemeen meer aandacht dan de slachtoers onder de Irakese bevolking. De oude cynische waarneming dat het overlijden van een Europeaan veel meer nieuwswaarde heeft dan het overlijden van een Afrikaan of een Aziaat wordt hierin nog eens bevestigd. De media functioneren dan wel als een venster op de wereld, maar in de praktijk blijkt dat we door dat venster ook niet al te ver kijken maar eerder de blik gericht houden op onze eigen kleine leefwereld. Terecht overigens. Hoe zou trouwens de Vietnamoorlog destijds beindigd zijn? Toch door de druk van de media, die niet alleen beelden lieten zien van de eigen slachtoers denk ook aan de beroemde World Press-foto van het naakte, verbrande Vietnamese meisje op de brug maar die door de beelden over de eigen slachtoers de publieke opinie wel tegen de oorlog heeft laten keren. Idem voor de oorlog die half 2008 nog steeds gevoerd wordt in Irak door de Amerikanen. Hoe komt het dat de Amerikanen stilaan genoeg krijgen van de oorlog? Misschien door de bodybags die op het nieuws in de vs te zien zijn, inderdaad van de eigen jongens die gesneuveld zijn? Dat de slachtoers in de westerse legers over het algemeen meer aandacht krijgen dan de slachtoers onder de 56

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Irakese bevolking is, in perspectief gezien, doodnormaal voor ons westerlingen. Zouden de Irakese media dan evenveel aandacht hebben voor de Amerikaanse slachtoers? Tenzij dat ze als geslachte prooien worden opgevoerd of voor een camera worden gekeeld? Het is geen oude cynische waarneming maar gewoon doodnormaal en pertinent dat we de dingen vanuit ons eigen perspectief en dat van onze gemeenschap bekijken, natuurlijk met enig zicht op het totale plaatje. We hebben de indruk dat de westerse media hun taak, wat dat globale plaatje betreft, meer dan behoorlijk vervullen. Wat die Amerikaanse oorlogen betreft nog dit: waar de soixante-huitards hun protest tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam hadden, hebben de nieuwe pacisten gelukkig de Amerikaanse inmenging in het Midden-Oosten om er hun anti-Amerikaanse gevoelens in te projecteren. Wat dat betreft zijn de nieuwe utopisten de objectieve bondgenoten van de islamieten; ze hebben wellicht nog net niet durven mee juichen met de islamitische jongeren toen zich de vliegtuigen in de Twin Towers boorden maar in de commentaren was de ondertoon: het is de eigen schuld van de Amerikanen. Dat de media in de praktijk door dat venster ook niet al te ver kijken maar eerder de blik gericht houden op onze eigen kleine leefwereld heeft minder te maken met een oude cynische waarneming dan met tijdsbestek en wetten van het tv-nieuws en relevantie, inderdaad voor onze eigen kleine leefwereld. Men moet niet zo cynisch doen over de eigen leefwereld, alsof die allen maar klein zou zijn. Is het ook cynisme wanneer deze kijkers naar de grote leefwereld slechts naar het weerbericht kijken op Vlaamse tv-zenders en niet op cnn of een buitenlandse zender (waar eventueel ook een zware dodentol eisende tsunami wordt aangekondigd)? In het boek Nieuws op televisie concludeert Baldwin Van Gorp dat zowel vrt als vtm vooral het nieuws uit eigen huis brengen en dat de journalisten van de nieuwsredacties niet kritisch berichten over het reilen en zeilen in eigen huis. Is dat dan niet de normaalste zaak van de wereld? Heeft Baldwin Van Gorp zijn andere thema in zijn bijdrage in het boek, zijnde dat tv-nieuws niet objectief kan zijn en dat er slechts een indruk gewekt wordt van objectiviteit, aan een kritisch onderzoek onderworpen en evenveel aandacht gegeven aan de stellingen van de tegenpartij(en), namelijk dat journalisten een goede poging doen om werkelijk objectief te zijn? Het kan toeval 57

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

zijn maar toen we speciaal op Van Gorps stelling begonnen te letten, konden we het meemaken dat het vtm-nieuws op amper n week tijd uitpakte met twee voor het eigen huis bezwarende feiten. Op 17 juni 2008 kwam het vtm-nieuws met een bericht over een gerechtelijk onderzoek naar scale fraude bij de Pfa s, de protagonisten van de naar hen genoemde docu-soap op datzelfde vtm; de dag nadien wordt het item nog eens hernomen in datzelfde vtmNieuws met de specicering dat de aanleiding een ruzie was over zwart geld. Een paar dagen later, op 25 juni 2008, pakt hetzelfde vtm-nieuws uit met een bericht over vtm-coryfee Daisy Van Cauwenbergh wiens computerrma, gerund met haar man, failliet is gegaan; er is in de commentaarstem sprake van frauduleus bankroet en de genterviewde vakbondsman suggereert hetzelfde. Is dat dan niet kritisch berichten over het reilen en zeilen in eigen huis? Trouwens, wanneer een alom gewaardeerd journalist van de openbare omroep overlijdt, wordt daar in het vtm-nieuws melding van gemaakt (en andersom). Van Gorp sluit zich ook aan bij de grote vertekeningstheorie stellende: Wat minder navelstaren en wat meer zelfkritiek zou het evenwicht in de tv-verslaggeving en de geloofwaardigheid ervan ten goede kunnen komen. In dat geval wordt het bovendien ook mogelijk om over het komen en gaan bij de concurrerende zenders te berichten, zodat de tv-kijker een minder vertekenend beeld van de journalistieke praktijk en van de twee grote tv-zenders in Vlaanderen krijgt. Dat minder vertekenend beeld, betekent dat dan dat de omroepen nu maar eens radicaal aan nestbevuiling moeten gaan doen? In hun concurrentile positie zou dat van (media)bedrijven nogal dom zijn. In het boek Nieuws op televisie onder redactie van Marc Hooghe, Knut De Swert en Stefaan Walgrave, kunnen we over de representatie van vrouwen in het tv-journaal het volgende lezen: De afgelopen jaren is het percentage vrouwen in de Belgische en Vlaamse politiek sterk gestegen. De toegenomen gelijkheid wordt echter nauwelijks weerspiegeld in het televisiejournaal. Sonja Spee en Knut De Swert stellen vast dat vrouwen slechts 17 procent uitmaken van alle genterviewde politici in het journaal, en dat terwijl vrouwen toch ruim een derde van de parlementszetels bezetten. Verder mogen vrouwelijke politici minder lang aan het woord blij58

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

ven dan hun mannelijke collegas en zijn de onderwerpen waarbij ze aan bod komen vooral de traditionele, vrouwelijke themas als sociale zaken, mobiliteit en milieuzaken. De auteurs concluderen dan ook dat de representatie van vrouwelijke politici in het tvnieuws behoorlijk achterop hinkt ten opzichte van de maatschappelijke ontwikkelingen. Kortom, de ondertussen gekende analyse: wat getoond wordt is geen weerspiegeling maar een vertekening van de realiteit en wat er aan gebrekkige representatie op het scherm dan toch te zien is, is dan nog eens gekleurd en tegen een goede voorstelling van de betrokken groep gericht. Traditionele, vrouwelijke themas als sociale zaken, mobiliteit en milieuzaken, begrijpen wij dat nu goed? Sociale zaken, mobiliteit en milieu: zijn dat nu typisch vrouwelijke besognes? Als men nu nog zou zeggen: gezin. Inderdaad alweer het gezin maar zou een vrouw niet beter kunnen inschatten wat de problemen zijn van hedendaagse gezinnen? Dat vrouwelijke politici minder lang aan het woord komen, kan ook betekenen dat zij er in slagen om wat ze te zeggen hebben ook bondig en zonder veel woordenkramerij te formuleren, conform de hedendaagse regels van het tv-interview. Wedden dat vandaag de dag de situatie ook al een stuk beter is voor vrouwen? Overigens: van alle mannelijke parlementarirs zijn er ook slechts een kleine minderheid die in het nieuws aan het woord komen. Ook een vertekende representatie? En dat een minister in het voorjaar van 2008 bijna dagelijks op het scherm kwam er mocht bij wijze van spreken geen pamper ververst worden in de kleuterschool of de minister was ter plaatse met een cameraploeg is dat dan een vertekening ten opzichte van zijn collegas? Men zou dus de redacteurs van het genoemde boek nog gelijk geven als ze schrijven: Een bron van vertekening waar politici zich zorgen over maken, is het feit dat sommige politici en partijen meer aandacht krijgen in het televisiejournaal dan andere, ware het niet dat ze zich tussen de regels waarschijnlijk zorgen maken over de media-aandacht voor rechtse of zogeheten populistische politici en partijen we kunnen ons vergissen. Wat ze verder schrijven over de zogeheten kanselierbonus dat de premier heel veel aan het woord komt is dan weer de gewoonste zaak van de wereld, evenals: Vooral de regeringsbonus is dominant: regeringsleden krijgen veel meer media-aandacht dan ande59

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

re politici en ze overvleugelen in belangrijke mate het parlement. De regering neemt nu eenmaal beslissingen die de mensen direct treen en daarover willen die natuurlijk op de eerste plaats genformeerd worden, hoe interessant de visie van de oppositie ook is en die komt overigens vaak ook voldoende aan bod. Wat zou men willen? Dat zoals dat in vroegere tijden is gebeurd de tv-aandacht gechronometreerd wordt naar regeringspartij of naar partijkaart van de journalist? Dat het gepalaver in het parlement meer aan bod komt en de regeringsbeslissingen die morgen iedere burger aanbelangen minder? Eind 2007 presenteren Stefaan Walgrave en Marc Hooghe een vervolgonderzoek over de vertegenwoordiging van allochtonen, vrouwen, ouderen en ook gehandicapten in het Vlaamse televisielandschap. We lezen: Volgens de beheersovereenkomst, het contract tussen de Vlaamse overheid en de openbare omroep, moeten de verschillende zenders van de vrt de verscheidenheid in de Vlaamse samenleving weerspiegelen en bevorderen. Daarvoor heeft de omroep een tweesporenbeleid uitgedokterd: de multiculturele maatschappij moet zowel voor als achter de schermen te zien zijn. Kortom, zowel in de programmas als in het personeelsbestand. Daarvoor heeft de vrt een eigen cel diversiteit opgericht. Die heeft voor de tweede keer onderzocht hoe goed die diversiteit in ras, geslacht en mensen met of zonder handicap in de programmas merkbaar is Tussen 8 januari en 25 februari van dit jaar werden 632 programmas of 392 uur televisie onder de loep genomen Opvallend is dat de verhouding tussen vrouwen en mannen op tv niet strookt met de realiteit. Op alle zenders samen hebben mannen een aandeel van 60 procent. In de werkelijke populatie is dat maar 51 procent De enige zender waar meer vrouwen (55 procent) dan mannen op tv komen, is vijftv. Discriminatie ten opzichte van mannen dus op vijftv. Vooral op het vlak van leeftijd is wat we op tv zien niet representatief voor de samenleving. Drie procent van de mensen op tv is ouder dan 65 jaar, terwijl die groep 17,8 procent van de totale bevolking uitmaakt Volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek (nis) heeft 12,9 procent van de bevolking een ernstige of lichte handicap. Op tv is dat amper 1,4 procent. Het onderzoek naar het aantal niet-blanke personen op 60

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

tv werd opgedeeld in twee categorien: non-ctie en ctie. In de categorie non-ctie blijkt dat 10,9 procent van alle mensen op alle Vlaamse zenders gekleurd is. In hoeverre dat onze samenleving weerspiegelt, is moeilijk te deniren. Volgens het vrind, de overheidsinstelling die een beeld probeert te schetsen van de Vlaamse samenleving, is op dit moment net geen 5 procent van de Vlaamse bevolking vreemdeling, maar daar horen bijvoorbeeld Marokkanen of Italianen met een Belgische nationaliteit niet bij. Bovendien heeft 30 procent van deze vreemdelingen de Nederlandse nationaliteit en bijna twee derden komt uit een lidstaat van de Europese Unie. Volgens het nis telt Belgi 932.161allochtonen op een totale bevolking van 10.584.534. Weeral geen probleem dus wat allochtonen op het scherm betreft, meer zelfs: In de categorie non-ctie doet En het veel beter dan de andere zenders: 17,4 procent van de mensen die er in non-ctieprogrammas in beeld komen, hebben een gekleurde huid. De enige zender die in de buurt van dat cijfer komt, is Vijftv met 15,3 procent. vtm, vt4 en opvallend Canvas scoren beduidend minder. De meerwaardezender vertekent de werkelijkheid, maar En en vijftv geven gekleurde mensen zelfs een streepje voor. Hoog tijd dus, de correcte afspiegelingstheorie getrouw, om die trend een halt toe te roepen! En ook met die andere steeds gehoorde kritiek, namelijk dat gekleurde mensen alleen in een negatieve context, van criminaliteit, bijvoorbeeld, worden opgevoerd, zit het goed snor: (Het) blijkt dat 64 procent van de gekleurde acteurs op de vrt-zenders te zien is in een familiale of maatschappelijke context, zoals Thuis of Emma Veel allochtonen in Vlaanderen hebben hun roots in het Middellandse Zeegebied, Turkije en Marokko, meldt de vrt in een persbericht. In vergelijking met 2004 zie je ze op de vrt-netten vaker in alledaagse maatschappelijke en familiale situaties. Vooral ctieprogrammas als Emma, Thuis en Kinderen van Dewindt doorbreken daarmee de stereotypen. Op de commercile zenders duiken gekleurde acteurs (vooral Afro-Amerikanen) nog altijd eerder op in het misdaad- en komediegenre. (De Morgen, 5.12.2007; Conclusies uit de Monitor Diversiteit 2007, in het vrt-Jaarverslag, 2007, waar gehandicapten overigens politiek zeer correct personen met een functiebeperking worden genoemd) Dus van die negatieve stereotypering zijn we stilaan ook vanaf. Vooral op de vrt-netten worden dus allochtonen in 61

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

een normaal sociaal functioneren getoond waar dat uit het vorige onderzoek nog helemaal niet bleek. Voor gehandicapten en oude mensen die zelf liever naar jonge mensen op tv kijken natuurlijk is er voor de vertekeningsdenkers nog werk aan de winkel maar voor vrouwen (bijna) en voor gekleurde mensen dreigt de grote vertekening in de andere richting! Hoe moet dat nu? Sprekende over gehandicapten: bij de volgende tv-uitzending over de intrede in ons land van Sinterklaas, kan de openbare omroep zijn taak ten opzichte van personen met een functiebeperking misschien in volgende zin opvatten: In Nederland wordt Sinterklaas dit jaar bij zijn intocht in veel plaatsen vergezeld door zwarte pieten in een rolstoel. We dachten dat we in het verleden het ergste al gehad hadden met pleidooien voor een zwarte, vrouwelijke Sint Niklaas geassisteerd door een blanke zwarte Piet. Maar nee, nu is er dus de rolstoelpiet (wordt zo genoemd). De argumentatie van een Nationaal Comit van gehandicapten is andermaal zeer politiek correct voor de hand liggend: De participatie van gehandicapten bij de intocht draagt bij tot de integratie in de samenleving en is goed voor de beeldvorming. (De Morgen, 26.10.2002) Voor de ouder, die nog vasthoudt aan het goede ouderwetse Sinterklaasverhaal, is dat natuurlijk wel een probleem: hoe kan die nog enige geloofwaardigheid krijgen van de kids, als hij ze moet gaan uitleggen hoe de rolstoelpiet door de schouw komt gekropen? De reclame vertekent Als er naast de zogenaamde vertekening van de realiteit in het tvnieuws inzake de mediale voorstelling nog kritiek wordt geformuleerd, mag je er donder op zeggen dat die gaat over reclame en met name over de representatie van het vrouwbeeld in de reclame. We laten onze bedenkingen ter zake nog maar eens kanaliseren door een boek, namelijk door Seksistische reclame. Dromen van een betere wereld voor M/V met talent van de hand van Corine Van t Hellemont (Acco, 2008). Corine van Hellemont schrijft: In het rele leven nemen in Belgi vrouwen 93 van de wastijd voor hun rekening en mannen 7. Vrouwen poetsen in 73 van de tijd en de afwas doen ze in 67 van de tijd In reclame besteden vrouwen, in verhouding tot mannen, omzeggens evenveel tijd aan huishoude62

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

lijk werk als ze dat in werkelijkheid doen. Wassen, poetsen, koken, voor de kinderen zorgen en de boodschappen doen, zijn in reclame geen exclusief vrouwelijke talenten meer. Mannen nemen die rol in bijna twee vijfde van de tijd op zich, net als ze dat in de 21ste eeuw ook in het rele leven doen In televisiereclame besteden mannen tien procentpunten meer tijd aan hun kinderen dan ze in werkelijkheid doen in verhouding tot hun partner of echtgenote. Corine van Hellemont besluit dan ook: De reclame weerspiegelt vandaag de huidige werkelijkheid, waarin mannen in bijna twee vijfde van de tijd huishoudelijke taken op zich nemen. Er wordt enkel vastgehouden aan de rolpatronen, maar ook dat is een weerspiegeling van een rele taakverdeling, waarbij in gezinnen mannen meestal de klusjes opknappen en vrouwen voor de was en de plas zorgen. Merkwaardige redenering. Toen vrouwen in het verleden nog helemaal alleen de huishoudelijke taken op zich namen en de reclame overeenkomstig zich wat die taken betreft voor 100, ook wel gericht heeft op die vrouwelijke taken, ja toen was de reclame toch een juiste weerspiegeling van de realiteit? Er is nu zelfs sprake van een overdreven positieve evolutie want in televisiereclame besteden mannen tien procentpunten meer tijd aan hun kinderen dan ze in werkelijkheid doen in verhouding tot hun partner of echtgenote. In de reclame zijn mannen meer gemancipeerd dan mannen in het rele leven! Kortom niks aan de hand, integendeel zelfs. Niet dat we dit zouden toejuichen, wanneer we ons uitgangspunt getrouw blijven dat het geen zin heeft de vraag te stellen of het televisiebeeld met de realiteit klopt of niet. Wat maakt het uit? Is er een fundamentele natuur- of andere wet die zegt dat het zo hoort? Dat het wenselijk is? Zelfs in het kader van zogeheten emancipatie? Mogen vrouwen n mannen geacht worden zelf te oordelen over wat ze in de media krijgen voorgeschoteld? En reclamemakers en merken desnoods afstraen als ze niet akkoord zijn met wat ze zien? Waarom zou zo bekeken zogenaamde seksistische reclame niet emanciperend kunnen werken? Niet dat reclame dat moet nastreven, natuurlijk. Reclame moet doen verkopen, en als ze dat doet is ze goed, vertekend of niet, seksistisch of niet. Corine van Hellemont laat duidelijk na ons tweede element, onze tweede stap (naast de eerste: de al dan niet eectieve vertekening) inzake mediarepresentatie in haar betoog te sluiten: de wenselijke 63

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

werkelijkheid die media/reclame zou(den) moeten representeren. In dit geval zo kunnen we ons voorstellen dat mannen evenveel huiselijke taken (dus 50) voor hun rekening zouden nemen. Inzake voorkomen op de werkvloer en leeftijd, is er een duidelijke vertekening, althans zo zouden representatiedenkers dat verwoorden cfr. even verder in het citaat seksisme tussen reclame en realiteit. Maar neen, Corine van Hellemont weet dat ook weer te relativeren: De reclame toont een arbeidsparticipatie van 27, terwijl het aandeel vrouwen op de arbeidsmarkt vandaag 40 bedraagt. Op het eerste zicht lijkt er sprake van seksisme. Maar de percentages kunnen moeilijk worden vergeleken. Het percentage van 40 slaat op het aantal vrouwen die een baan hebben, niet op de tijd die ze doorbrengen op de werkvloer (dat vermindert het percentage van 40 ondermeer door deeltijds werk en tijdskrediet) Waarom meer mannen dan vrouwen in de leeftijdscategorie 35-49 jaar in beeld brengen? Omdat reclame seksistisch is? Het antwoord is wellicht stukken eenvoudiger. In het rele leven kiezen vrouwen ook doorgaans een partner die gemiddel drie jaar en negen maanden ouder is dan henzelf. Bovendien besteden vrouwen meer tijd en energie aan hun uiterlijk dan mannen. Dat maakt dat vrouwen rond 34 jaar ook op televisie of in de reclame kans maken om jonger te worden geschat dan ze in werkelijkheid zijn. Andermaal een les voor de profeten van de Grote Vertekening: er is eigenlijk niets aan de hand. Maar de etnische inkleuring dan? Allochtonen moeten toch ondervertegenwoordigd zijn in de reclame in vergelijking met hun voorkomen in de realiteit? Maar neen: Actoren met een andere huidskleur dan blank komen in vijf procent van alle tijd in beeld Over hoeveel personen er in Belgi een gekleurde huidskleur hebben, bestaan geen statistieken. Het enige wat gekend is, is het aantal personen van vreemde afkomst, hetzij 8,8 van de Belgische bevolking in 2007. Maar in dat percentage zijn ook personen opgenomen uit landen die, net als Belgi, overwegend een blanke bevolking tellen. Wat huidskleur betreft, kan bijgevolg met betrekking tot televisiereclame en de spiegel die de reclame vormt van de maatschappij, moeilijk een uitspraak worden gedaan. Het lijkt niet onredelijk aan te nemen dat er in Belgi zon 3 4 blanke vreemdelingen rondlopen, zodat het percentage van 5 voor gekleurde personen wellicht weeral mooi kan kloppen met de realiteit. En als 64

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

u nu moest denken dat reclame vrouwenlichamen fragmenteert. In de op de Universiteit Antwerpen onderzochte tv-spots is daar alvast niets van aan. Er werd op een hele week primetimetelevisiereclame amper twee keer ingezoomd op de borsten van een vrouw en wat is nog zon erogene plek bij de vrouw? n keer op haar rug. Gedurende twee seconden kregen de kijkers een close-up van een achterwerk van een man te zien. Zou men nu niet wensen dat (communicatie)wetenschappers voor eens en voor altijd verboden worden nog mankracht pardon: vrouwkracht of zullen we zeggen: menskracht in te zetten om tijd- en (subsidie)geld verslindend kwantitatief onderzoek te doen? Niet alleen omwille van ideologische uitgangspunten en gebruikte methoden maar gewoon ook omdat zon cijfers niets, maar dan ook niets zeggen en men er alle kanten mee uitkan. Twee keer vrouwenborsten en n keer een vrouwenrug en n mannenachterwerk! Wat zou men daar nu uit aeiden, zelfs als elke reclame close-ups zou vertonen van lichaamsonderdelen. Gefragmenteerde vrouwenlichamen? Weer zon mondvol feministische woordenkramerij. Mag de camera nu niet meer inzoemen tot een close-up van gelijk welk lichaamsdeel, kwestie van het holistische vrouwbeeld niet meer te fragmenteren? Ook niet in bijvoorbeeld lipstickreclame of in beenontharingsreclame die zich toch ook op erogene zones richten? De preoccupatie met het vergelijken van beeldwereld en rele wereld noopt Corine Van Hellemont tot amusante conclusies die wij u hier niet wensen te onthouden: Een persoon met een handicap werd in de onderzochte televisiespotjes geen enkele keer in beeld gebracht, althans niet manifest Maar als een persoon verlamd is aan de onderbenen en neerzit, valt net als in de werkelijkheid ook in de reclame de handicap niet op. Voor homoseksuelen wordt een gelijkaardig argument ontwikkeld: aan iemands uiterlijk is de seksuele geaardheid moeilijk af te lezen! Alhoewel? En dat slappe handje van homos dan en die manwijven van lesbiennes? Het wordt hoog tijd dat de holebi-beweging protesteert tegen dergelijke stereotiepe voorstelling van de achterban in de media (zoals Marnix, de modeontwerper in de telenovela Sara).

65

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Het vertekende vrouwbeeld Feministische representatiedenkers zouden wel eens consequent mogen zijn. Toen Mercator in 2007 reclame maakte voor autoverzekeringen, deed het dat met twee spotjes. In het eerste was een vrouw te zien die probeert een gat in de muur te boren maar die bijna helemaal verhakkelt. Mercator: Omdat uw vrouw ook met de auto rijdt. Ongelooijk inventief maar buiten de waard gerekend van de feministische vertekeningszoekers: vrouwen beschikken helemaal niet over een slechte rijkunst; zij veroorzaken zelfs minder ongevallen dan mannen. Dus dat kon niet, maar male-baching in een andere Mercator-spot, daar werd geen klacht over gehoord. In die spot zouden mannen zich beledigd kunnen voelen als we dat representatiegewijs zouden interpreteren maar dat doen we dus niet want wanneer de man in zijn auto wil plaatsnemen, staat op de bestuurderszetel een kinderzitje gemonteerd. Mercator: Omdat mannen achter het stuur soms kinderen zijn. Dat zijn ze dus ook vaak daar niet van net zoals vrouwen vaak minder goed met een boormachine kunnen omgaan realiteit! maar als we de twee spots mogen vergelijken is hetzelfde procd aangewend. Mercator is blijkbaar sterk in gender-evenwicht maar kreeg van de feministen andermaal weerwerk toen de rma, onder de slogan Dames, spaar voor uw pensioen, het in ongunstige zin evoluerend achterwerk van een dame in drie fasen liet afbeelden waar echter in de vierde fase (in 2037) opnieuw een strak kontje tevoorschijn komt. Schoonheidsideaal opgedrongen, scandeerden de mei 68-feministen, die in feite natuurlijk gefrustreerd zijn omdat hun derrire waarschijnlijk nooit meer het ideaal van destijds zal halen omtrent deze tijd (niet dertig maar veertig jaar later). Toen Mercator iets gelijkaardig deed, maar ditmaal onder de slogan Heren, spaar voor uw pensioen, met in drie stadia een alsmaar kalender man, tot die in 2037 weer een volgroeide haarbos vertoont, was er geen protest te horen. Niet van de mannen die weten ondertussen wel beter maar ook niet van de vrouwelijke mediawatchers. Terwijl natuurlijk hetzelfde procd werd gebruikt. Overigens weer goed gevonden. We hebben in Belgi een waar censuurorgaan inzake reclame: de Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (jep). Het gaat om een tribunaal dat men eerder in totalitaire staten zou verwachten. In 66

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

2001 beval de jep de stopzetting van een reclamespot van Adecco waarin een dikke vent op een bureau springt en een stripact uitvoert voor een vrouw, waarmee deze gewaarschuwd wordt zich niet te snel te laten verleiden. Prachtige spot die eindelijk ook nog eens de zo bestreden rolpatronen doorbreekt men zou denken dat vrouwen eerder in de rol van stripteaseuse worden ingeschakeld. Niet dat rolpatronen doorbreken de taak is van reclame maar het mag: als het maar leuke en eectieve beelden oplevert. De jep oordeelde dat er ongewenst seksueel gedrag op het werk werd getoond! Om te lachen? Neen, het was ernstig bedoeld. In 1999 heeft de jep een campagne veroordeeld waarin het magazine Apart adverteerde t met de slogan Apart slaat alles en dat slaan ook letterlijk liet zien door Kelly Pfa met een bloedneus en zangeres Zohra met een blauw oog af te beelden. De hulpverleners van opvangtehuizen voor geweld stonden meteen op hun achterste poten. Hier werd immers geweld tegen vrouwen aangemoedigd. De jep oordeelde dat de reclamecampagne kwetsend en onterend was voor vrouwen en strijdig met de regels inzake de waardige voorstelling van de vrouw in de reclame. In 2006 was in een reclamespot voor Opel voor de slogan Opel biedt je wel de kans om drie dagen lang te testen een gesprek te zien tussen een dokter en transseksuele man die er zich na drie dagen erover beklaagde dat hij zich had laten ombouwen. Een transseksueel voelde zich in zijn kruis getast en diende klacht in bij de jep omdat hij de reclamespot discriminerend en kleinerend en een kaakslag vond voor de hele transgendergemeenschap en in het bijzonder voor transseksuele mensen die het toch al zo moeilijk hebben in de maatschappij. Bovendien strookte het beeld niet met de realiteit omdat een man over het hele proces van ombouw tot vrouw zeker een jaar doet en geen drie dagen, zoals Opel suggereerde. De jep gaf hem gelijk en formuleerde een voorbehoudadvies, niet echt een verbod. Is het trouwens niet godgeklaagd dat een instantie als jep een reclame-uiting toch ook een product van meningsuiting en creativiteit mag verbieden? Dat deed de jep ook daadwerkelijk in 2005 toen het Liberaal Ziekenfonds reclame maakte voor de Borstvoedingspremie door blote vrouwenborsten te tonen met daarnaast de slogan Natuurlijk kan je geld verdienen door je borsten te tonen. Goed gevonden toch. Trouwens Agalev (nu Groen!) publiceerde in oktober 2002 een reclamecampagne in 67

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

de bladen, waarop niet meer dan een paar fraaie vrouwenborsten te zien was, met daarover de gedrukte tekst kinderen toegelaten en eronder in kleine lettertjes iets over zuivere moedermelk. Daarover hebben we geen reactie gehoord maar de campagne voor de Borstvoedingspremie werd door de jep verboden omdat ze seksistisch, choquerend en foutief zou zijn geweest: ze zou zelfs naar betaalde seks verwijzen. Om te lachen? Neen, waar gebeurd. We hebben in Vlaanderen nog een waakhond voor seksistische reclame, al dan niet bondgenoot van de jep: Zorra (Zien, opsporen en reageren op rolpatronen in advertenties en media). In 2002 adverteerde kbc met de slogan De kbc-verzekeringsagent. U kan beter zijn clint zijn dan zijn vrouw boven een foto van een tweepersoonsbed waarin slechts een verveelde vrouw te zien is, wachtend op haar man (kbc-agent) die nog op bezoek is bij klanten (kbc We hebben het voor U). Zorra was niet te spreken want het ging hier toch om een achterhaald rolpatroon: vrouwen zijn immers evenveel s avonds op weg om hun verzekeringsklanten te plezieren. Daar had beter dus een man alleen in bed gelegen die misnoegd op zijn vrouw wacht! Maar wat zegt Corine Van Hellemont in haar boek Seksistische reclame? Als de kbc-bank opmerkt dat 98 van al haar verzekeringsagenten man is, dan is dat de realiteit. Die realiteit verzwijgen, ook in reclame, zou pas oneerlijk zijn en de status-quo in stand houden. Het is overigens merkwaardig dat het oordeel van de jep, al dan niet gesteund door Zorra, tot een fenomeen heeft geleid waarbij reclamejongens zich eerst eens ferm seksistisch laten gaan, om daarna gas terug te nemen, kwestie van (vooral nu bij Zorra) op een goed blaadje komen te staan. Dat was zo met de Adecco-campagne waarvan de sequel een heer in een prostitutievitrine toonde met dezelfde boodschap: Laat u niet te snel verleiden. Applaus bij Zorra. Dat was ook zo voor de kbc: die pakte in een sequel uit met mannen n vrouwen in hetzelfde streepjespak. Weer applaus bij Zorra. En Vastiau-Godeau dat eerst voor zijn meubelzaak geadverteerd had onder de slogan Getrouwd met een oud meubel?, met op de ache een dame die men in de volksmond inderdaad moeilijk anders kon noemen dan een oud meubel prachtige associatie toch -, hetzelfde Vastiau-Godeau dus kwam met een sequel waarin dezelfde dame hartelijk lachend werd afgebeeld geen oud meubel 68

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

meer met op de achtergrond een sofa waarin zelfs een allochtoon mocht plaatsnemen. Tegelijk was de eerste slogan, die bij jongere en oudere meubels op boegeroep was onthaald, vervangen door Bij Vastiau-Godeau zit je altijd goed. Reclamemakers lijken zich in het eerste stadium toe te leggen op mediaheibel, daarin lekker gebruik makend van Zorra, om dan in een tweede stadium te corrigeren met een politiek correcte boodschap, met de goedkeuringsstempel van Zorra: de zondaar die zijn zonde opbiecht. Very katholiek. Nog even terug naar Corine Van Hellemont: De reclame die vandaag wordt gevoerd, kan niet langer op dezelfde manier seksistisch worden genoemd als een halve eeuw geleden. Op het vlak van huishoudelijke arbeid weerspiegelt televisiereclame in de 21ste eeuw bijzonder goed de werkelijkheid en net als in het rele leven weerspiegelt de reclame rolpatronen Als mannen in de reclame vandaag meer dan vroeger zorgarbeid verrichten, dan is dat omdat mannen dat in de werkelijkheid ook hoe langer hoe meer zijn beginnen te doen. Kortom: eindelijk een representatiedenker die vindt dat media/reclame bijzonder goed de realiteit weerspiegelen. Corine van Hellemont heeft evenwel nog een paar ideetjes voor bestrafng van diegenen die toch nog seksistische reclame maken. Wat dat dan is, seksistische reclame, daar is ze zelf overigens niet zo goed uitgekomen: Er wordt niet door iedereen op dezelfde manier naar reclame gekeken. Wat voor de enen man-, vrouw- of transgendervernederend, schokkend, seksistisch of zelfs racistisch is, is dat niet voor de andere. Seksistische reclame is een glibberig fenomeen en niet zomaar in een denitie te vatten. Toch meent Corine van Hellemont: Maar als dan toch moet worden gestraft, waarom het dan niet op een creatieve manier aanpakken? Wat mogen we ons dan zoal voorstellen bij bestrang (?!) van delinquenten van het seksistisch reclamedelict? Corine Van Hellemont vindt dat wie de seksistisch toer is opgegaan tot een sequel verplicht moet worden die wel door de beugel kan. Of nog dat de klager een soort van recht op antwoord zou kunnen opeisen. Of ook: indien de adverteerder niet wil luisteren en geen sequel wil laten maken, dat er dan een balkje onder de reclame wordt opgenomen met als tekst: Stereotypen consumeer je met verstand, naar analogie van Bier met liefde gebrouwen, drink je met verstand. Wellicht goedbedoeld maar naef: er is nog geen pint minder gedronken en er zal geen 69

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

stereotype minder geconsumeerd worden met zon betuttelende slogans. Leve dus de stereotypen: stereotypen consumeer je met je pleziergenen (overigens als er ergens met verstand stereotypen en stereotypetheorietjes moeten geconsumeerd worden, dan zal dat toch wel zijn bij de criticasters op de stereotypen). Maar het kan nog erger en hopelijk komt het er niet van waar sommigen in Walloni van dromen: daar ligt namelijk een wetsvoorstel klaar tot bestrang van bepaalde door seksisme ingegeven daden (ingediend door Ecolo in 2006). Gefotoshopte schoonheid Nog even iets over het onrealistische schoonheidsideaal. Op de website van onderzoeksbureau F (www.fe-online.be) kunnen we lezen: Wordt het stereotiepe en vooral onrealistische schoonheidsideaal niet te slaafs gevolgd? F.research onderzocht hoeverre reclameadvertenties grossieren in gefotoshopte perfectie. Belangrijke conclusie is dat vooral vrouwen moeten beantwoorden aan de Westerse stereotypen. We worden om de oren geslagen laat maar komen met gemanipuleerde beelden van gestroomlijnde langbenige en rondborstige deernes. 86 van de 488 advertenties toonden een onrealistisch ideaal beeld van vrouwen. Dat dit schoonheidsbeeld allesbehalve realistisch is deze vrouwen hebben zelfs geen porin meer en zo massaal aanwezig is heeft uiteraard gevolgen voor het zelfbeeld. Vooral jonge vrouwen ervaren de druk van de media, getuige de onrustbarende stijging van het aantal eetstoornissen en cosmetische ingrepen. Wat is er mis met perfectie? Met een (schoonheids)ideaal? Op andere gebieden worden we aangespoord zon idealen te halen en perfectie na te streven. Zullen we de David van Michelangelo d in de kelder opbergen, weg van blikken die genteresseerd zijn in een perfect lichaam/schoonheidsideaal? Eetstoornissen? Anorexia dat moet nu toch al wel genoegzaam gekend zijn hebben niks maar dan ook niks met media te maken maar alles met de psyche. Als dat schoonheidsideaal dan zo dwingend is: van waar komen dan al die vette tot moddervette mensen vandaan (in Belgi lijdt 12 aan obesitas, aangevuld met nog eens 32 is bijna de helft van de bevolking te dik). Hoe kan boulimie dan vaste grond 70

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

krijgen? Och, ja, door de reclame natuurlijk voor al die vette producten. Al eens nageteld op tv voor wat er vandaag reclame wordt gemaakt? Niet anders dan voor lightversies, voor evenwichtige voeding, voor een gezonde levensstijl, voor vitaminerijke producten, zelfs in Cola en zelfs bij hamburgers Dat is nu de dictatuur van het nieuwe schoonheidsideaal. Cosmetische ingrepen? Al eens naar het verhaal van de telenovela Sarah gekeken op vtm of naar het make over-programma Beautiful? Met de ene keer een minder de andere keer een meer ingrijpende cosmetische ingreep kunnen vrouwen (n mannen) eindelijk zichzelf zijn, gebukt als ze gingen in het verleden door pesterijen, gebrek aan sociaal contact of gewoon zelfvertrouwen. Ik ben een nieuw iemand, Ik heb mijn ware ik gevonden, dat zijn de positieve kanten van een cosmetische ingreep. Dat dit schoonheidsbeeld allesbehalve realistisch is en zo massaal aanwezig is heeft uiteraard gevolgen voor het zelfbeeld. Gelukkig toch dat er een onrealistisch massaal aanwezig ideaal is waarop vrouwen zich kunnen baseren voor een positief zelfbeeld, door aan zichzelf te werken, zich te culturaliseren. En zeggen dat er wetsvoorstellen geschreven zijn om mensen die een esthetische ingreep willen laten uitvoeren, tegen zichzelf te beschermen door ze te verplichten een psycholoog te raadplegen en een grote periode te laten gaan over beslissing tot uitvoering van de ingreep. Alsof deze mensen al niet uit zichzelf en al lang genoeg bezig zijn met hun uiterlijk: die moeten niet meer betutteld worden. Maar we wijken af! Reclame biedt dus een irreel beeld van vrouwen. So what? Maar goed ook: mogen we nog dromen van mooie vrouwen/mannen? Mogen we ons nog eens ongegeneerd neerleggen bij wat de mensen in maatschappelijk verband allemaal samen geoordeeld hebben dat het schoonheidsideaal er nu zus en zo uitziet? Is er nu een fundamentele natuurwet die zegt dat reclame of media in het algemeen een realistisch beeld moeten representeren? En wat moet dat realistisch beeld dan zijn? Vette buiken, onverzorgd uiterlijk, stinkend okselhaar (allemaal onder het mom van puur natuur)? Dat is vaak de realiteit/natuur! Gelukkig is er de reclame om ons te wijzen op de mogelijkheden om de natuur te culturaliseren. Culturaliseren impliceert dan ook de plicht tot het naleven van het schoonheidsideaal, slaafs dan wel individueel ingevuld, of tenminste toch de plicht om zich mooi te maken, al 71

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

was het maar om het leven met anderen wat esthetischer te maken. Esthetiek en schoonheid in een lelijke wereld. Overigens, wie zegt zich niet te willen conformeren aan het schoonheidsideaal (en dat ook moet tonen via onverzorgd uiterlijk of de kleding), conformeert zich op de meest naturalistische wijze en sluit zich extreem op in het systeem van de schoonheids- en kledingcode. De pragmatiek van de communicatie leert immers: men kan niet niet communiceren. En iedereen kan mooi zijn, zoals de telenovela Sara ons heeft geleerd. De plicht tot culturaliseren, duidt er op dat mensen als enige soort over een zelfbewustzijn beschikken dat kan ingaan tegen de trend van de natuur maar er evolutionair gezien, toch nog altijd aan onderworpen blijft in de long run. Wellicht is culturaliseren ook sociobiologisch en evolutionair bepaald. Zo kan het schoonheidsideaal dat vooral voor vrouwen geldt mooi verklaard worden in termen van Darwins evolutieleer waarin het principe van de survival of the ttest centraal staat: een dier met sterk genetisch materiaal is t, kan zich goed aanpassen aan de omgeving en maakt daarom grotere overlevingskansen, heeft dus ook meer kans op voorplanten, produceert dus het grootste nageslacht en geeft zijn genetisch materiaal dominant door aan de volgende generatie. Mannen moeten zich daarom als de intelligentste presenteren, vrouwen als de gezondste (vooral in het uiterlijk voorkomen: via hun aangezicht en hun huid mogen ze geen zwakke momenten tonen aan de man). Er wordt beweerd dat de blanke en vooral gladde, schone huid (en de blonde haarkleur), grote of minstens stevige borsten en dikke en rode lippen, een blos op de wangen (vandaar rouge), een wespentaille en zandloperguur, geprononceerde jukbeenderen, lange benen ook (vandaar de naaldhakken) perfect passen in dit beeld en vruchtbaarheid connoteren. Jeugdigheid (synoniem voor stevige borsten en blonde of althans glanzende haren) past vanzelfsprekend in dit plaatje (vandaar de drang naar de eeuwige jeugd). Bij mannen adverteren taal en kunst de tnessgraad. Cultuur is ontstaan als een middel om partners te vinden voor de voortplanting en gaat dus over seksuele selectie. Kunst heeft niets te maken met romantische ideen over uitdrukken van sensibiliteit of esthetische expressie maar meer met de behoefte om vrouwen te veroveren. Pronken met intellectuele, culturele en 72

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

karakterile vermogens: dat is de taak van de man. Wanneer het op seksuele selectie aankomt, heerst in de evolutieleer het primaat van de vrouwelijke partnerkeuze waaraan de mannen zich in de loop van de evolutie hebben aangepast. Vrouwen zijn op zoek naar de mooiste praters die immers getuigen van een grotere mentale tness. Het brein als sterkste seksueel orgaan, taalvaardigheid als mannelijke pauwenstaart: pronken met intellectuele, culturele en karakterile vermogens. Een grote taalvaardigheid (en cultuur in het algemeen) is een weerspiegeling van een meer dan gemiddelde ontwikkeling van de hersenen, waarnaar vrouwen zoeken voor de meest succesvolle voortplanting. Omdat vrouwen in taalvaardige, creatieve, fantasierijke, grappige, intellectuele, cultureel beslagen mannen genteresseerd zijn, zijn mannen deze eigenschappen ook speciaal gaan ontwikkelen. De meeste vrouwen kiezen niet voor de mooiste man als het er werkelijk op aan komt, wel voor de man met de grootste mentale tness. Een Chippendale-type dat geen twee woorden kan formuleren, is hooguit goed voor een onenightstand. Men zou kunnen stellen dat in tegenstelling tot de natuur waar mannelijke pronkzucht lichamelijk wordt uitgedrukt (de mannetjesdieren hebben daar de meeste kleuren, cfr. de pauwenstaart) de mens in de cultuur het middel van natuurlijke selectie heeft gevonden en dat het belang van uiterlijke schoonheid daarom naar vrouwen is overgeslagen. Door de omgevingsfactoren zijn ook het belang van spieren en testosteron (met daaraan gerelateerd ruige lichaamsbeharing, stevige kin en brede voorarmen) bijgestuurd en zijn vrouwen mannen gaan kiezen met minder uitgesproken mannelijke eigenschappen (cfr. ontharing bij mannen). Ook al kunnen we ons wellicht moeilijk onttrekken aan de door de evolutie ingebakken opvattingen over wat mooi is en over hoe we best voor de overleving van de soort kunnen zorgen, recente ontwikkelingen in de opleiding van vrouwen (aan sommige studierichtingen aan de universiteit zitten meer vrouwen dan mannen) en in hun maatschappelijke positie als zelfstandige verdieners van de kost dat zijn invloedrijke omgevingsfactoren dreigen de bevindingen van de evolutieleer aan te tasten. Waar de oervrouw bij wijze van spreken viel voor intellect en (daarmee samengaand) overlevingskansen en minder voor schoonheid, kan de hedendaagse, zelfstandige vrouw helemaal gaan voor mooie mannen (cultuur en intelligentie 73

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

zijn meegenomen). Wat dan de mannen op hun beurt er toe aanzet ook met hun schoonheid te gaan pronken (zoals de pauw in de natuur). Vrouwen passen zich aan aan het feit dat ze economisch onafhankelijker worden. Vrouwen die het nancieel goed stellen, laten zich meer leiden door het uiterlijk van een man en minder door zijn nancile draagkracht. Dus rijke mannen die interessante vrouwen willen, zullen zich meer met hun uiterlijk moeten bezighouden. De sociobiologie kan een verklaring bieden voor het door religies gedicteerde afdekken van delen van het lichaam en vooral voor het scheren van het vrouwelijk hoofdhaar (en pruiken dragen) of afdekken door een hoofddoek van het vrouwelijk hoofdhaar als seksueel connoterend deel van het lichaam; de mannen leggen dit op om hun vrouwen niet aantrekkelijk te doen overkomen bij de buitenwacht. De sociobiologie kan ook een verklaring bieden voor het feit dat instituten men denke aan religieuze of intellectuele instellingen die ver van biologie, esthetiek, seksualiteit en emotie staan en deze ofwel sublimeren ofwel sterk afzonderen van het intellect, dat dergelijke instituten in het verleden bevolkt zijn door mannen die daar elkaar konden bekampen in subliminerende of verstandelijke vermogens, niet gehinderd door vrouwelijke aeiding en dat dergelijke instellingen minder geven om het schoonheidsideaal van in of aan de rand van deze instellingen opduikende vrouwen. Sinds 2005 heet het dat Dove de echte vrouw ontdekt heeft in zijn reclamecampagnes, die gelanceerd worden onder de slogan Echte schoonheid. Zorra riep in 2005 de reclamecampagne van Dove zelfs tot meest vrouwvriendelijke uit. De motivatie: De campagne 2005 van Dove telt vier tv-spots en negen verschillende printadvertenties. De Jury nomineerde ze allemaal wegens hun vrouwvriendelijk n roldoorkruisend karakter. De advertenties brengen de diversiteit van vrouwen in beeld. Vrouwen in verschillende maten en gewichten, met verschillende huidtypen en huidskleuren, bezaaid met sproeten of niet, en al of niet door het leven getekend door zwangerschap, ouderdom, een medische ingreep, enz. De Dovecampagne gaat niet alleen in tegen het klassieke schoonheidsideaal in reclame, maar stemt ook tot nadenken over ieder anders zijn van mensen. Als de media/reclame maar een representatief beeld 74

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

voorschotelen van vrouwen in verschillende maten en gewichten, met verschillende huidtypen en huidskleuren, bezaaid met sproeten of niet, en al of niet door het leven getekend door zwangerschap, ouderdom, een medische ingreep. Het kan aan ons liggen, maar wij kunnen met de beste wil van de wereld op de foto niet zien welk van deze stralende meiden door het leven getekend zijn door zwangerschap wij zien geen striemen of hangbuiken -, ouderdom wij zien geen vrouwen op gevorderde leeftijd -, een medische ingreep wij zien geen sporen van gruwelijke littekens. En dan moet er in het tijdperk van de multiculturaliteit willens nillens natuurlijk ook ieder anders zijn van mensen bijgesleurd worden. Op het representatief karakter van de Dove-campagne valt trouwens nog het een en ander op te merken. Het afspiegelingsdenken ging namelijk niet zo ver dat Dove ook echt dikke, laat staan moddervette vrouwen op de ache zette, nochtans een niet te veronachtzaam deel van de bevolking. Wat we te bewonderen krijgen, zijn al met al zo te zien, stevige billen, geen sinaasappelhuid en geen hangborsten of michelinbandjes. Zo zien die stralend-gelukkige dames daar op de foto er uit; ze benaderen meer het klassieke schoonheidsideaal dan Zorra probeert te ontkennen. De campagne van Dove verdient alle lof, niet omdat zij een juist beeld geeft van de vrouwenbevolking dat doet ze niet: er worden geen moddervette, evenmin als graatmagere dames afgebeeld maar omdat zij op een dubbelzinnige wijze inspeelt op de heimelijke wensen van vrouwen: een strakke huid, verstevigen van rondingen en geen cellulitis (daar verwijst trouwens de begeleidende tekst bij de foto naar). Goed uitgekiend ook, inspelend op ieder is authentiek, ieder verdient zelfvertrouwen, ieder is mooi op zijn manier. Reclamemakers hebben door dat met de frustraties van vrouwen zaken te doen zijn als men die maar weet om te turnen tot authenticiteit. De bedenkers van de Dovecampagne spelen in op het heimelijk verborgen verlangen naar schoonheid dat toch hoe men het draait of keert leeft bij alle mensen. Daarom hebben zij normale, mooie mensen op de ache gezet om vergelijkbare consumenten een product aan te smeren dat helpt of niet helpt wie zal het zeggen? Of Dove helpt, is trouwens een zinloze vraag en het enige dat Zorra siert, is dat het niet op een Test Aankoop-achtige wijze het eect van dergelijke Dove-zalfjes bevraagt maar dus zelf inspeelt op het schoonheidsverlangen dat 75

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

dergelijke zalfjes hoe dan ook promoot. Dat dus niet wordt gerefereerd naar de gebruikswaarde maar resoluut wordt ingestemd met de symbolische, tekenwaarde van het Dove-product. Wij lezen hier (De Morgen, 30.12.2005) dat 79 van de Belgische vrouwen overtuigd is dat schoonheid niets met uiterlijk te maken heeft, maar dat schoonheid van binnen komt. Als het dan toch zo is dat schoonheid binnenin zit wat overigens een rationalisatie is voor gebrek aan schoonheid aan de buitenkant waarom maakt Zorra zich dan nog zorgen over dat klassieke schoonheidsideaal? Als het dan toch zo is dat schoonheid binnenin zit, waarom zouden vrouwen zich dan nog zorgen maken over hun uiterlijk? Waarom zouden ze dan nog genteresseerd zijn in verstevigende verzorging aan de buitenkant Dove kan slechts daar hulp beloven? Dat softe gedoe over innerlijke schoonheid is natuurlijk een wegredeneren van frustratie. Bij Dove weten ze wel beter. Daar weten ze ook wat we hier nog lezen: 63 van de Belgische vrouwen heeft er moeite mee zichzelf als mooi te omschrijven. Bij Dove zijn ze zeer te spreken over de positieve aandacht van Zorra en vooral: We kunnen geen cijfers geven, maar we zijn heel tevreden met het resultaat. (De Morgen, 29.12.2005) Heel tevreden over het resultaat, dat wil zeggen dat de Dove-campagne geslaagd is, dus een boel mensen, die aan een drempel zaten waar een keuze moest gemaakt worden (doe ik er iets aan?) getriggerd heeft om Dove te kopen. Met dank aan het politiek correcte certicaat van Zorra dat nu ook de gemancipeerde dames (en niet enkel die schoonheidsideaaladepten) over die drempel geholpen heeft en ervan overtuigd heeft dat er aan de schoonheid mag gewerkt worden. Op 10 mei 2008 kregen we bevestiging van wat we net schreven, meer zelfs: de realistische lijven van de dames in de Dove-campagnes zouden zelfs gefotoshopt geweest zijn. Lees even mee wat er in de krant over verscheen onder de titel Echte bijgewerkte vrouwen: De campagne voor echte schoonheid waarvoor cosmeticamerk Dove niet-perfecte vrouwen liet poseren in hun ondergoed blijkt dan toch niet zo echt als iedereen dacht. In een interview met New Yorker Magazine vertelt Photoshopartiest Pascal Dangin dat hij heel wat werk had aan de fotos van topfotograaf Ian Rankin. Hij zegt dat hij het een jne uitdaging vond om de huid en de kilometerteller in de gezichten en lichamen van de vrouwen te behouden 76

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

zonder dat ze er onaantrekkelijk uitzagen. Een woordvoerster van Ogilvy & Mather, het reclamebureau dat de campagne bedacht, beweert dat ze niet op de hoogte is van Dangins medewerking. Als er al iets veranderd is op de fotos zou dat misschien een los haartje of zo zijn, zegt ze. Voeg daar maar aan toe: wallen, een pukkel, couperose, zwangerschapsstriemen en cellulitis. We vonden het al een beetje vreemd dat die vrouwen op de foto er zo vlekkeloos uitzagen. Misschien was dat zelfs de afspraak. Ja, ik ga in mijn ondergoed op de foto, en nee, ik vind het niet erg dat ik geen maatje 36 heb. Maar kun je wel iets aan mijn wallen en spataders doen, alsjeblieft? Te vroeg victorie gekraaid, blijkbaar want Dove, dat zijn merkreputatie al gekelderd zag, reageerde in alle toonaarden en beweerde dat er niet gefotoshopt was. De ontkenning dat er geprutst is met de dames kwam wat gezwollen over maar de ocile versie is nu dat Pascal Dangin zich vergist heeft van fotograaf en dat hij niet betrokken was bij de fotos in ondergoed onder het thema Echte schoonheid waarbij slechts stofpluizen op de lm verwijderd zouden zijn en een minieme kleurcorrectie zou uitgevoerd zijn. Dus toch een kleurcorrectie, hoe miniem ook. Maar wat is miniem in dit geval? Overigens, het reclameblad Advertising Age schreef dat Dangin heeft toegegeven dat hij ontsierende adertjes heeft verwijderd bij de oudere modellen. En Dove weigerde Advertising Age de originele afdrukken van de fotosessie te geven, zodat die vergeleken kunnen worden met de uiteindelijke reclamefotos. In dit hoofdstuk over de vertekende representatie van echte vrouwen en reclamemadammen en de verderfelijke rol die het schoonheidsideaal daar in speelt, kunnen we het niet laten een giller van formaat te citeren. In De Morgen (26.1.2007) konden we namelijk het volgende lezen onder de titel Spaanse etalagepoppen krijgen maatje meer: De Spaanse overheid heeft met kledingketens Zara en Mango een overeenkomst bereikt om de standaardmaten aan te passen aan de werkelijke maten. Elena Salgado, Spaans minister voor Volksgezondheid, heeft in overleg met de mode-industrie enkele maatregelen vastgelegd om de magerzuchtepidemie te bedwingen. Zo zullen de etalagepoppen van enkele grote Spaanse kledingzaken, zoals Zara, Mango, Massimo Dutti en Corte Ingls binnenkort niet slanker mogen zijn dan maatje 38. Ook de maten die in de winkels hangen zullen worden aangepast aan de realisti77

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

sche maten. Daardoor zal de nu speciale maat 46 binnen de standaardcategorie vallen en dus in gewone winkels beschikbaar zijn, terwijl meisjes met maat 36, wat door velen als ideaal wordt gezien, al bij de speciaalzaak kleine maten zullen moeten zoeken. Volgens de Spaanse minister past de maatregel binnen de strijd tegen anorexia. Ze verklaarde dat de schoonheidsstereotypen die de modeindustrie verspreidt niet bereikbaar zijn voor de meeste vrouwen en dus in sommige gevallen zware gezondheidsproblemen kunnen veroorzaken Salgado laat nu een bijkomend onderzoek uitvoeren om na te gaan wat de realistische standaardmaten zijn. Op basis daarvan zouden eenduidige afspraken gemaakt worden over de grootte van de maten Over een jaar hoopt de regering een nauwkeurig beeld te hebben van de maten van de gemiddelde Spaanse vrouw. Het is niet de eerste keer dat de Spaanse overheid zich actief bemoeit met het heersende mode-ideaal. Tijdens de modeweek in Madrid besloot de regering al om graatmagere modellen van de catwalk te weren. De Italiaanse overheid nam dezelfde beslissing bij een mode-evenement in Milaan. Volgens de Spaanse en Italiaanse regeringen is het ideaalbeeld dat tijdens modeshows wordt uitgedragen niet meer van deze tijd en ver verwijderd van de realiteit. Bovendien vormt het een direct gevaar voor de volksgezondheid In de grote Spaanse kledingketens zullen de poppen binnenkort niet slanker mogen zijn dan maatje 38. Een lang citaat om te laten aanvoelen hoe representatiedenken (werkelijke maten, realistische maten, realistische standaardmaten, nauwkeurig beeld van de gemiddelde Spaanse vrouw) door de nieuwe moralisten door dezelfde molen gedraaid worden met het schoonheidsideaal, anorexia, modellen op de catwalk (ideaalbeeld ver verwijderd van de realiteit). We wachten geduldig maar het kan niet ver af meer zijn dat een minister van een geciviliseerd land de body mass index van tuinkabouters laat bestuderen: het vermoeden bestaat namelijk dat dat vetzakjes zijn met door cholesterol aangevreten aders. Belachelijk? Mogen we nog even teruggrijpen naar de politiek correcte attitude van enkele niet-gouvernementele organisaties. Die meten voortaan namelijk iemands sociale betrokkenheid af aan zijn lichaamsomvang. Dat mocht Luciano Pavarotti half oktober 2002 ondervinden. De man met de brave en bovendien ook omvangrijke inborst zong toen in Monaco een beneet voor 78

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

de Voedsel- en Landbouworganisatie van de vn en riep daarbij op tot een wereldwijde strijd tegen honger en ondervoeding. (De Morgen, 14.10.2002) Mooi toch? Dat was evenwel buiten de waard gerekend van enkele ngos. Die vonden namelijk dat Pavarottis wel doorvoede lichaamsomvang niet meer geschikt was om een pleidooi tegen de honger te houden waarvoor door ngos doorgaans uitgemergelde Afrikaantjes worden opgevoerd. Pavarottis guur botst met de realiteit. Hallo? Niet meer of niet minder dan lichaamsdiscriminatie is dit, nog wel van ngos die heten te strijden tegen alle soorten onrecht. Seksistisch lichaamsracisme De zogeheten seksuele revolutie van mei 68 heeft weinig meer opgebracht dan de zogeheten nieuw-samengestelde gezinnen. Voor mei 68 mochten vrouwen zich nog ongegeneerd spiegelen aan wat mooi was nadien zouden de feministen hun bhs verbranden, hun okselhaar laten groeien, make-up afzweren en zich in sandalen heen. En op zoek gaan naar vormen van seksisme en vrouwonvriendelijke teksten in de media, tot en met vormen van wat zij lichaamsracisme durven heten. Vandaag vindt men deze nieuwe vermaners bijvoorbeeld aangaande de vraag: voor of tegen schaamhaar. Goedele Liekens heeft daarover het volgende inzicht geformuleerd (Humo, 18.10.2005): Veel jonge meisjes zijn kaal daar beneden. Alles eraf. Ik vind het ook een beetje beangstigend. Je hoeft geen psycholoog te zijn om daar het kindse en het perde van in te zien. Draai of keer het zoals je wil, maar als er niks op die schaamheuvel staat, is het wel een kindervagina Soms denk ik: nu gaan we echt in de richting van pedolie. De maatschappij wil altijd jonger en kindser. We willen niet alleen fotomodellen van veertien jaar maar ook sekspartners van veertien jaar of nog jonger. Representatiedenken in de intieme sfeer: kaal daar beneden representeert een kindervagina en wie zon kindvrouwtje penetreert, is in feite een pedoel. Lees even mee wat een onbekende naam en adres bekend daarover als repliek geeft in datzelfde Humo een week later: We vinden het best dat mevrouw Liekens zich tot seksuologe uitroeptDat is echter geen vrijgeleide om belachelijke uitspraken te doen. Het scheren 79

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

van intieme delen (zowel bij man als vrouw) is niet zon recent verschijnsel als mevrouw Liekens wil doen geloven, en met fantasmen van het pedoele soort heeft dat niets te maken. Er zijn een aantal zeer goede redenen voor. Het is onmiskenbaar zo dat gladgeschoren intieme delen anders en vooral aangenamer aanvoelen. Er is een groot verschil tussen penetratie met een ruige borstelkwast en een geschoren penis, zowel voor hem als voor haar. Ook geschoren schaamlippen zijn veel gevoeliger dan beboste wangen en zijn dus sneller in opwinding. Mevrouw Liekens zou ook moeten weten dat het visuele aspect van fundamenteel belang is bij het opwekken van seksuele appetijt Het is onmiskenbaar zo dat behaarde intieme delen omgevings- en andere geurtjes opnemen, en dus ook afgeven. Meestal zijn die niet zo aangenaam Het scheren van lul en kut heeft dus absoluut niks te maken met pedoele neigingen. Integendeel! Het is het bewijs dat men op een volwassen en taboeloze manier kan omgaan met zijn of haar seksualiteit. Ja toch? Een statement van cultuur tegenover natuurlijk is authentieker. Als we het lichaam even mogen voorstellen als een medium dat is het ook: via ons lijf communiceren we met anderen dan is er niets mis met vertekende realiteit, niet in het cultureel opsmukken van het (natuurlijke) lichaam en niet in de ontharing daar beneden, evenmin als met de zogeheten vertekende realiteit op tv. Als mevrouw Liekens het een beetje beangstigend en zelfs perde vindt als er niks op die schaamheuvel staat, maakt ze dezelfde hier tot in den treure bekritiseerde representatiefout: het is niet omdat het lichaam-medium een vertekend beeld presenteert van de behaarde realiteit, dat mannen gaan denken dat het wel een kindervagina (is), en vervolgens dat mannen pedoelen worden die er slechts op uit zijn om jonge meisjes van veertien jaar of nog jonger te verkrachten. De zogenaamde ontsporing vandaag waartoe het feminisme van destijds heeft geleid, wordt verwoord door Ariel Levy, die het boek schreef Female Chauvinist Pigs: Women and the Rise of Raunch Culture om de nieuwe vormen van zelfbewustzijn van vrouwen neer te sabelen. Zij noemt het De nieuwe cultuur van de goorheid? Als lage heupbroeken (butt cleavage), blote en gepiercete navels, strings, topjes die de borstenwelving zichtbaar maken, gewaxte vaginas en geschoren schaamlippen alle verketterd door Ariel Levy als 80

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

zondig al moeten doorgaan voor goor, kun je inderdaad beter de boerka opleggen. Eind juni 2008 werd in het islamitische Maleisi de bimbo-look verboden, waaronder wordt verstaan houdt u vast voor de extreme zondigheid van die producten lipstick en stilettos: wie zich gemaquilleerd en op hoge hakken op straat waagt, riskeert een boete! Ariel Levy als thematische bondgenoot van de Taliban of conservatief America (herinner je de Nipplegateaaire waar warempel gedurende een seconde een niet eens helemaal ontblote borst van Janet Jackson te zien was maar die wel tot verhevigde censuur op tv geleid heeft). De visie van Ariel Levy is denigrerend ten opzichte van de doorsnee-vrouw vandaag, conservatief, old-fashioned elitair, old-style feminisme. Maar we kunnen haar begrijpen. Zij schrijft immers dat ze aan de Wesleyan University heeft gestudeerd waar je kon weggestuurd worden wanneer je het ook maar probeerde het woord girl te gebruiken in plaats van woman (een beetje zoals feministen in Frankrijk onlangs nog eisten dat het woord mademoiselle uit het woordenboek wordt geschrapt omdat men daarmee beschikbaarheid uitdrukt). Er is een zalige tijd geweest dat garagisten nog pin-ups in hun garage mochten ophangen. Nu zijn er feministen die daar een andere garagehouder voor opzoeken. En vandaag verbiedt de Antwerpse burgemeester zedige pin-ups bij zijn pompiers omdat er verschillende soorten publiek bij de brandweer komen lees: opdat moslims niet zouden geshockt worden. In hetzelfde Antwerpen zorgde een geplande tentoonstelling met al met al brave fotos uit Louis-Paul Boons Feminateek voor de nodige commotie: dat zoiets nog mogelijk is, k zoveel decades na de seksuele revolutie van de seventies. Terwijl die hooghouders van de moraal natuurlijk alle plezierige websites in hun surfbestand zitten hebben. Laat ons nog een voorbeeld geven, dat niet direct maar toch onrechtstreeks verweven is met de thematiek van de misrepresentatie van het lichaam. Toen in maart 2008 het Amerikaanse modetijdschrift Vogue voor het eerst in meer dan een eeuw een zwarte man op zijn cover toonde, zorgde dat voor verhitte discussies, niet omdat zwarten protesteerden omwille van het lange uitblijven van een zwarte op de cover, ook niet omdat racistische blanken mogelijk aanstoot zouden nemen aan die zwarte daar op de cover, maar 81

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

omdat de afgebeelde zwarte de sterspeler van de Cleveland Cavaliers is, een reus, die door zijn fans King James genoemd wordt en die model Gisele Bndchen vasthoudt op een wijze die doet denken aan de legendarische apenkoning van het witte doek: King Kong. De morele scherpslijpers zien daar meteen de bevestiging van raciale en seksuele stereotypes in: de agressieve, zwarte man die de frle hulpeloze blanke deerne in zijn klauwen heeft. Beelden van zwarte atleten in bedreigende pose versterken de criminalisering van zwarte mannen, zei een prof van de universiteit van Maryland. James heeft zelf trouwens inmiddels laten weten dat hij bepaald opgezet is met de cover. Bovendien heeft hij de eer dat hij nog maar de derde man is die ooit de cover van het vermaarde blad haalde. De enige twee die hem voorgingen, zijn Richard Gere en George Clooney. (De Morgen, 28.3.2008) Nu eens een zwarte wordt afgebeeld eindelijk, de allereerste is het weer niet goed: de media-inhoud misrepresenteert de zwarte als een agressieve aap een gevoelig thema in de Amerikaanse cultuurgeschiedenis die bovendien ook nog eens een blanke dreigt te gaan opeten, of zoiets. Het model op de cover schijnt dat niet zo erg te vinden: ze lacht breed. En van King Kong menen we ons te herinneren dat de g relatie tussen de reuzenaap en de hoofdrolspeelster complexer was dan men laat uitschijnen. Anyway: racisme en seksisme. We sluiten het hoofdstuk over lichaamsracisme af met een kritiek op de kritiek die half juli 2008 kwam op een Indiase reclamespot waarin warempel witmakende gezichtscrme, White Beauty, wordt aangeprezen. Wat wordt afgebeeld, zou ongeveer als volgt kunnen beschreven worden: twee Bollywoodactrices vechten voor de aandacht van dezelfde man, welke resoluut kiest voor de vrouw met de lichte huid. De vrouw met de donkerder huid blijft eerst achter maar mag weer hopen op de liefde van de man als ze de bleekcrme in handen krijgt. Een Amerikaanse prof en genderspecialiste beweerde dat het spotje leert dat jonge meisjes een lichte huid moeten hebben om een man te vinden. Dat is verschrikkelijk. In India wordt de donkere huid door de meerderheid van de bevolking als onaantrekkelijk gezien en de feministes voegden er aan toe: De reclamespots van Unilever stellen schoonheid gelijk aan een witte huid. Dat is gewoon racistisch Het heeft waarschijnlijk te maken met ons koloniaal verleden. Ergens is het idee blijven hangen dat 82

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Arische types beter en knapper zijn dan de oorspronkelijke Dravidische bevolking met zijn donkere huid. (De Morgen, 11.7.2008) Laten we nu eens even redelijk proberen te blijven. Wanneer de donkere huid door de meerderheid van de bevolking als onaantrekkelijk wordt gezien dat het Arische ras-kolonialisme dat zou ingepompt hebben, lijkt ons te simpel want dan zou iedere Indische vandaag, zich verzettend tegen het gehate witte kolonialisme, zo bruin mogelijk willen zien, niet? Wanneer dus de meerderheid van de Indiase bevolking de meerderheid liever iets minder bruin wil zien, om welke reden dan ook de meest stupide mag ook wat ons betreft dan is dat toch hun goed recht. Net als de meerderheid van lelijke mensen er iets mooier wil uitzien. Niet Unilever stelt dus schoonheid gelijk aan een witte huid maar de bevolking zelf. En Unilever speelt gewoon in op die behoefte aan witter makende crme zodat vrouwen zich gemakkelijker naar het nu heersende maar niet absolute en eeuwige schoonheidsideaal in India kunnen richten, zich daardoor zelfzekerder voelen, ja, ook om een man aan de haak te slaan. Net zoals onze vrouwen al wel eens rouge gebruiken of fond de teint. Maakt bruiner! Dat is nu net een aspect van het schoonheidsideaal bij ons: een lichtelijk tot zwaar getinte huid. Voor velen geldt zelfs: hoe bruiner, hoe mooier. Wij denken dat ons koloniaal verleden daar waarschijnlijk ook mee te maken heeft: bij onze kolonialen in Congo is ergens het idee blijven hangen dat bruine types beter en knapper zijn dan de Belgische met hun witte huid. En zijn de populaire bruiningscenters en de reclame die zij maken voor de bruine huid dan geen stap te ver? Wie schakelt het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding in om bruinigscenters aan te klagen wegens racisme? Vervang in de commentaar van onze prof en genderspecialiste Unilever door Dove (die heeft zon bruincrme in de aanbieding en is overigens ook een dochter van Unilever) en wit door bruin: De reclamespots van Dove stellen schoonheid gelijk aan een bruine huid. Dat is gewoon racistisch. Dove werpt het in zijn reclamecampagne dan wel over de boeg van een gezellig clubje, op bh en slip na, uitgeklede en met elkaar stoeiende dames en dus niet rechtstreeks op mannenverleiding maar wij zijn er van overtuigd dat dames zich bronzen om in het verleidingsspel zelfzekerder te kunnen scoren. Wanneer dat door de zon kan, zelfs op gevaar af voor huidkanker, is er niks aan 83

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

de hand want dat is toch natuurlijk, niet? Maar bruinerende crmes: die zijn articieel (positief uitgedrukt: cultureel). De witte huid die door de meerderheid van de (Vlaamse) bevolking als onaantrekkelijk wordt gezien proberen kunstmatig te verbruinen (met de tekst: De tijd van bleke armen en melkessen ligt achter ons (http://www.dove-moments.nl/geschenken/)? Ruikt naar racisme. Echte vrouwen zijn in India bruin en bij ons wit en wie dat anders voorstelt, bezondigt zich aan racistische vertekening. De lm vertekent Tot wat voor goede grappen en vermakelijke conclusies het representatiedenken in verband met lm aanleiding geeft, moge blijken uit volgend bericht in De Morgen (4.10.2005), daar te lezen onder de titel Hollywood-lms schadelijk voor de gezondheid: Veel van de grootste lms van de voorbije twintig jaar moedigen onveilige seks en drugsgebruik aan, waardoor de gezondheid van het publiek gevaar loopt. In geen enkele lm wordt immers gesproken over de risicos van onveilige seks. In succesrijke lms duiken geregeld seksscnes op tussen partners die niet denken aan anticonceptie of het risico van aids of andere seksueel overdraagbare ziekten. Een onderzoek van de tweehonderd meest succesvolle lms ooit stelt dat ze nefast zijn voor veilige seks en de Zeg nee-boodschap waarop volksgezondheidscampagnes gebaseerd zijn. In slechts een enkele lm wordt het gebruik van condooms gesuggereerd. In Basic Instinct, uitgebracht in 1992, verleidt hoofdactrice Sharon Stone de rechercheur die een moordonderzoek naar haar voert. Er volgen zes seksscnes tussen nieuwe en getrouwde partners waarbij geen sprake is van condooms, anticonceptie of gezondheidsrisicos. In American Pie komen zeven seksscnes voor, allemaal tussen nieuwe partners, zonder condooms of anticonceptie en met sociale gne als enig ongewenst gevolg. De bespreking verscheen in het tijdschrift van de Royal Society of Medicine. Volgens de auteurs van dit onderzoek moedigen de opmerkingen van de lmpersonages vrij seksueel verkeer aan en wordt er gespot met monogamie en seksuele onthouding. Drugsgebruik komt minder aan bod dan losse seksuele contacten, maar wordt eveneens getoond zonder schadelijke gevolgen. In 8 procent van de lms komt cannabis voor 84

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

en in 7 procent andere illegale niet-genjecteerde drugs, altijd in een positieve of neutrale context. In een derde van de lms komt dronkenschap voor, in twee derde wordt gerookt. In het algemeen komt in een op de vier lms gedrag voor dat potentieel schadelijk is voor de gezondheid, waaronder onbeschermde seks tussen nieuwe partners, drugsgebruik, roken en dronkenschap. Nick James, uitgever van het lmmagazine Sight and Sound, zegt over het voorstel van de media-onderzoekers: Het is een belachelijk pleidooi. Binnenkort krijgen we gezondheids- en veiligheidswerkers die zeggen dat mensen die in actielms uit instortende gebouwen vluchten of vuurwapens gebruiken zonder opleiding een slecht voorbeeld stellen. Het is absurd. En gelijk heeft hij. Moet nu verplicht worden dat voor elke al met al brave en verre van pornograsche seksscne een condoom in beeld gebracht wordt? Eventjes voor de sex condoompje omdoen. En mag dat dan expliciet in beeld, inclusief de penetratie, of doen we het bijvoorbeeld met een banaan, om educatief te tonen hoe zon condoom dient gebruikt te worden en om te bewijzen hoe goed zon condoom beschermt? Er breken gouden tijden aan voor product placement van condoomproducenten. Moet nu vr elke vrijscne in een lm een discussietje opgezet worden over al dan niet gewenste zwangerschap? Moet nu elk gebruik in lms van drugs, alcohol of tabak verboden worden onder het mom van de (representatie)gedachte dan dit de kijkers op slechte gedachten zou kunnen brengen? Enkele weken later (De Morgen, 8.12.2005) hebben communicatiewetenschappers van de universiteit van Californi bevestigd dat Hollywoodlmsterren weer sexy mogen rondlopen op het scherm met een sigaret tussen de lippen, net zoals dat in de zalige jaren vijftig het geval was geweest herinner u Humfrey Bogart of de vroege James Bond. De onderzoekers: Opvallend is dat rokers in lms overwegend blank en rijk zijn, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is. En de negatieve gevolgen van roken worden nauwelijks in beeld gebracht. Waarom zouden in een ctieve speellm ctief betekent zoiets als: gefantaseerd en dus niet d realiteit waarom zouden dus in zon ctieve speellm rokers niet-blank en arm moeten zijn? Roken is in een speel lm een middel om een personage te typeren, om een sfeer te creren (bijvoorbeeld, een samenzweerderige scne in een schaars verlichte ruimte waarin de 85

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

sigarettenrook van een maabaas kringelt onder een lamp). Moet er nu in een speellm getoond worden dat rokers in hun hoest verstikken of moet er door een medepersonage op gewezen worden dat ze kanker zullen krijgen? Hoe kan men nog ctie maken als het getoonde niet meer mag afwijken van de realiteit? En vervolgens: moet het getoonde dan gecensureerd, ja zelfs verboden worden de onderzoekers eisen dat in lms die ook niet alleen voor volwassenen toegankelijk zijn, niet meer gerookt wordt eventueel zelfs als het getoonde de realiteit exact zou kopiren? De Motion Picture Association of America heeft in 2007 onder druk van de anti-tabakactivisten, die overigens een totaal rookverbod in lms eisen, wel moeten toegeven en de categorie glamour-roken of roken sterk aanwezig moeten toevoegen aan lms die jongeren onder de zeventien jaar alleen onder begeleiding van een volwassenen mogen bekijken. Disney, dat van de ideologie-onderzoekers in het verleden al bakken kritiek heeft moeten slikken omwille van zijn racistische, vrouwonvriendelijke, dieronvriendelijke, wat-alniet-onvriendelijke tekenlms die de zwakke hersentjes van onze kindjes in die richting blijvend hebben gebrainwasht, Disney dus zwichtte voor nog maar eens kritiek uit de anti-tabakclan en kondigde aan dat in zijn lms voortaan geen rokers meer te zien zullen zijn. In Frankrijk hebben ze overigens op de kaft van een biograe over J.-P. Sartre de onafscheidelijke Gauloise van de losoof weggeretoucheerd Politiek correcte verdraaiing van de realiteit. Disney komt half 2008 nogmaals onder vuur te liggen: het verhaal van de nieuwste tekenlm, De Kikkerprinses, is nauwelijks bekend enkel het verhaal, de lm zou pas in 2010 in de bioscoopzalen te zien zijn of critici wijzen al op racistische en seksistische elementen. Mammy is een zwart kamermeisje dat voor een verwende debutante werkt en gekidnapt wordt door een voodoopriester maar gelukkig gered wordt door haar blanke droomprins. Al verklaarde Disney trots te zijn op zijn eerste zwarte tekenlmheldin, zon verhaal is racistisch: een zwarte die het hulpje is van de rijke, blanke Southern Belle. Men gelooft zijn oren niet wanneer een criticus mag zeggen dat de naam Maddy doet denken aan Mammy, een bekende slavennaam in de jaren vijftig. Een feministe wees dan weer op de vrouwonvriendelijke ondertoon: de vrouw moet passief wachten tot de prins haar komt redden (zoals in vele Dis86

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

neylms en sprookjes/tekenlms in het algemeen) en zolang de heldin mooi, braaf en onderdanig blijft, komt alles goed op het einde. Walt Disney geeft toe aan de kritiek en zegt dat de hoofdrol zal weggelegd worden voor de negentienjarige zwarte prinses Tiana en dat alle personages en verhaalelementen correct en met respect zullen worden uitgebeeld. Om negatieve connotaties met de zwarte Tiana te vermijden, wordt de titel getransformeerd in De prinses en de kikker. (De Morgen, 18.7.2008) Naast Disney heeft een r ander Amerikaans popicoon, namelijk Barbie, altijd al de kritiek van feministen moeten incasseren: Barbie zou het Amerikaanse, blanke schoonheidsideaal representeren. Wanneer Mattel half 2008 onthult dat tegen september een Barbie in de winkel zal liggen die gebaseerd is op de stripheldin Black Canary (lederen pak, netkousen en naaldhakken) wordt gezegd dat Barbie altijd wel een beetje een del is geweest maar dat nu een stap te ver wordt gezet via de seksueel suggestieve kledij. Nochtans is deze Black CanaryBarbie net een doorbreken van de stereotiepe representatie van Barbie als een pop voor zedige en huiselijke meisjes. Als stripguur sprak Black Canary slechts jongens aan en dat werd dan ook nog aanvaard. Nu met een stereotiepe voorstelling gebroken wordt, is het weer niet goed. In de verdediging gedrongen verklaart Mattel dat de nieuwe pop de sticker 14+ zal dragen en bedoeld is als collectors item. Feministen hebben overigens altijd een bondgenoot gehad in leiders van moslimlanden waarvan sommigen (Iran) de pop zelfs hebben verboden. In mei 2008 barste op het lmfestival van Cannes een conict los tussen lmregisseurs Spike Lee en Clint Eastwood. De eerste zoals bekend een gengageerde zwarte kwam er zijn nieuwste lm voorstellen, Miracle at Santa Anna, met het verhaal van een divisie zwarte soldaten van het Amerikaanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij kon het niet nalaten Clint Eastwood ervan te beschuldigen dat deze in zijn oorlogslm, Letters from Iwo Jima, geen zwarten had opgevoerd, terwijl die wel degelijk een rol hadden gespeeld tijdens de gevechten op het Japanse eiland Iwo Jima, aldus Lee. Eastwood repliceerde dat het verhaal draait rond het met veel moeite plaatsen van de Amerikaanse vlag op Mount Suribachi, waarbij zwarte soldaten geen rol hebben gespeeld Wat moest ik doen? Er een Afro-Amerikaanse acteur tussen plaatsen?... 87

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Iemand als Spike Lee moet zijn mond houden. Alhoewel keurig politiek correct sprekend van Afro-Amerikanen had Clint toch wel iets te paternalistisch gereageerd zo bleek met zijn laatste opmerking. Tegen een blanke mag je zeggen dat hij zijn mond moet houden maar tegen een zwarte moet je toch even opletten. Lee repliceerde: We zitten, niet meer op de plantages, Clint. Het incident werd overigens bijgelegd. Eastwood kondigde een nieuwe lm aan: Mijn volgend project heet The Human Factor, een lm r over Nelson Mandela. En nee, ik ben niet van plan om voor die rol een blanke acteur te casten. (De Morgen, 10.6.2008) Wie de lm Kassablanka (2002) van Guy Lee Thys heeft gezien, zal een zeer politiek correct ondertitelaar (uit het Antwerps in het Nederlands) aan het werk gezien hebben. De lm gaat over de zich emanciperende zoon van een rechtse vader (aanvankelijk draagt hij de jekker met rechtse emblemen van zijn vriend, later geeft hij die terug en neemt het ook op voor de moeder) die een relatie begint met een dochter uit een moslimfamilie die zich ook emancipeert (aanvankelijk draagt ze een hoofddoek, later niet meer). In de lm wordt er van blanke kant kwistig omgesprongen met uitspraken als ze moesten ze allemaal tegen de muur zetten, zo kwistig dat het op den duur bijna een stopwoord of zoiets als onbewust vloeken wordt en men zich kan afvragen overigens net als in het echte leven of dat nu wel gemeend is mensen zeggen zoveel. Verder is de term makaken niet uit de lucht. De vertaler van dienst heeft zichzelf blijkbaar zodanige zelfcensuur opgelegd dat in zijn onderschriften de term makaken niet een keer in het onderschrift verscheen maar telkens vervangen werd door een door hemzelf uitgevonden scheldwoord, in de zin van zandvreter of woestijnneger en dergelijke. Merkwaardig maar typisch politiek correct: de juiste representatie van de realiteit moet verborgen worden. In dit geval op een potsierlijke wijze: als kijker word je in de dialogen geconfronteerd met een door de gedachtepolitie verboden woord, dat in het onderschrift vertaald wordt door een soort ter plaatse verzonnen neologisme. Zeer bevreemdende ervaring! Kassablanka illustreert wat onder interculturaliteit verstaan mag worden: terwijl de Antwerpse en de Marokkaanse vader elk met een blauw oog (uit een gevecht voordien) eindigen, bedrijven de blanke zoon en het moslimmeisje de liefde. Overigens, wanneer ooit een sequel van 88

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

de lm zou gemaakt worden en daarin een uit hun liefde geboren kind zou opgevoerd worden, zal het gaat om een onzuivere bastaard. Mooiste voorbeeld van interculturaliteit. Vertekent reality-tv dan niet? Reality-tv: is dat nu zoals de term suggereert eindelijk d representatie van de realiteit op tv? Ja en neen. Dat zullen we zo dadelijk beargumenteren. Vooraf moeten we echter toch nog eens expliciet wijzen op het feit dat, nu gesuggereerd wordt dat de realiteit eindelijk, zou men kunnen zeggen op tv gerepresenteerd wordt, het volgens de criticasters weer niet goed is. We herinneren ons de kritiek die op Big Brother, de baanbreker en het oer-realityr tv-programma, kwam: gluurtelevisie, voyeurtelevisie, sleutelgattelevisie of erger nog een televisiepeepshow (er was een blote vrouwenborst te zien! in de werkelijke wereld krijgen we die natuurlijk nooit te zien); de concurrentiesfeer (de bewoners van het huis waren concurrenten en moesten elkaar dus wegstemmen in de werkelijke wereld gebeurt dat dus vanzelfsprekend niet en al helemaal niet in de intello-milieus van de criticasters, om maar iets te zeggen); vrijwillige slavernij of fascistode concentratiekamp en voorafbeelding van een maatschappij waarin ieder zich onderwerpt aan de commandos van Big Brother (in de werkelijke wereld leven we natuurlijk in een ideale maatschappij waarin geen klassentegenstellingen meer bestaan, iedereen gelijk is en geen bazen iets opleggen); Nu we rele mensen aan het werk zagen en geen onrealistische zoals in de reclame, was de realiteit zelve een steen des aanstoots. We zagen zelfs bij gelegenheid de klassieke representatiediscussie opduiken. De voorzitter van de Vlaamse dwergenvereniging ze bestaat! nagelde vtm aan de schandpaal omdat die het had aangedurfd om in de derde reeks in het najaar 2002 van Big Brother een medemens te stoppen die qua lichaamslengte r klein uitviel. Nu Vlaanderen eindelijk eens op een positieve manier geconfronteerd kon worden met dergelijke mensen Hans, de dwerg (mag dat nog gezegd of moet het zijn: persoon met beperkte lichaamslengte), gedroeg zich als een aimabel persoon in het huis en werd gewoon geaccepteerd door allen was het verwijt: Het is de producenten om de kijkcijfers en om de commercie te doen. 89

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Hans is gekozen precies omdat hij een dwerg is, niet vanwege zijn boeiende persoonlijkheid. (De Morgen, 05.09.2002) Zo is het en komt het natuurlijk ook nooit goed. Kan iemand van al die verenigingen van dikke, magere, korte, lange, misschien ook gemiddelde mensen qua lichaamslengte, van dikke, magere en misschien ook gemiddelde mensen qua lichaamsomvang, van mensen met een lange neus en een korte neus of misschien ook wel een gemiddeld lange neus, van grote, al dan niet silicone en kleine borsten of misschien wel gemiddeld gevormde borsten nu eens uitleggen hoe zij precies de opname van hun zwaar gediscrimineerde groep in de maatschappij zien op (reality-)televisie? Is reality-tv nu eindelijk d representatie van de realiteit op tv? Ja, en wel in volgende zin. Het private leven, het dagelijkse, de verborgen kantjes van de mensen, het ongewone we zijn alle toch gewoon en tegelijk zeer ongewoon de realiteit en de verborgen realiteit duiken op op het scherm. De rele mensen die daar op het scherm verschijnen het zou ieder van ons elke dag kunnen gebeuren: iedereen kan ook tv-beroemdheid worden moeten niet langer tegen zichzelf beschermd worden. Zij verdienen alle respect omdat ze zichzelf willen tonen in alle intimiteit, in al hun miserie, in al hun afwijkingen van de norm, in hun kleine maar ook hun grote kanten. Zo zijn wij priv en dat mag iedereen publiekelijk weten: Kijk ik heb niets te verbergen. Tegenover de morele verontwaardiging van de brave burger worden nu belachelijke taboes doorbroken. Hier ontluikt een nieuwe visie op privacy: wie niets te verbergen heeft, moet ook niks wegstoppen onder het mom van privacy. In bovenstaande zin spreekt men ook over rst person-tv, waarmee de nadruk wordt gelegd niet op de objectieve, pedagogische benadering van een buitenstaander maar op de subjectieve inbreng van (gewone) mensen. En die echte mensen die daar op het scherm in hun echte leven/leed/blijdschap/ontreddering/twijfel/goede en slechte kanten worden getoond zijn geen sukkelaars, maar helden alhoewel heroes for one day (David Bowie). Deze mensen stellen zich kwetsbaar op en verdienen alle respect. Wie hen veroordeelt, laat zich leiden door een ouderwetse burgerlijke moraal. In plaats van hen te veroordelen, is de enige gepaste reactie: kijk eens wat prachtige mensen daar op het scherm, die zich er niet meer voor schamen ons deel te laten nemen aan hun leven (met repercussies 90

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

op het leven van ieder van ons). Die repercussies op het leven van ieder van ons zijn overigens niet te onderschatten. We citeren hier uit een bij 4571 respondenten gevoerde enqute door Flair (in het eerste nummer van 2006 r gepubliceerd), meer bepaald de antwoorden op de vraag Hoe benvloedt reality-tv jouw leven?: 37,7 is gezonder gaan leven (cfr. De Afvallers) 28,9 heeft zijn/haar kledingsstijl veranderd (cfr. Beautiful, De Heren maken de Man) 21 heeft zijn/haar relatie geanalyseerd (bijvoorbeeld aan de hand van Temptation Island) 20,9 heeft grote schoonmaak gehouden met tips uit Schoon en Meedogenloos 16,4 heeft een dieet gevolgd (cfr. De Afvallers) 16 heeft zijn/haar uiterlijk onder handen genomen (cfr. Beautiful) 10,5 is aan de renovatie van een huis begonnen (cfr. The Block) k 9,1 heeft een verre reis ondernomen (cfr. Expeditie Robinson) 3,8 heeft plastische chirurgie ondergaan (cfr. Beautiful) 1,5 heeft een huis gekocht 1,2 heeft professionele hulp gezocht 1,1 heeft een relatie beindigd Als we ervan uitgaan dat het geen zin heeft zich de vraag te stellen hoe de realiteit gerepresenteerd wordt in de media maar wel hoe de media-inhoud gerepresenteerd wordt in de werkelijkheid op de echte mensen, hebben we hier de resultaten: bijna 38 is gezonder gaan leven, enz. Als we ons dus vanaf nu niet meer moeten afvragen hoe de werkelijkheid afgebeeld wordt in de media doorgaans vertekend, zeggen de critici maar wel hoe de media de realiteit kunnen veranderen, zien we hier percentages, die we natuurlijk weer niet gaan vergelijken met de tv-realiteit in de zin van 38 zegt in de realiteit dat ze gezonder zijn gaan leven en nu gaan we ons afvragen of dat ook klopt met het aantal uitzendingen dat aan gezondheid is gebaseerd op het tv-scherm, bijvoorbeeld. Moest 91

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

de enqute eind mei 2008 gehouden geweest zijn, zou ongetwijfeld een groot aantal mensen meedelen dat ze benvloed zijn door Mijn Restaurant. De inschrijvingen aan kokscholen, ook van amateurs, zijn sterk gestegen sinds dat programma en de waardering voor de hondenstiel van restaurateur in dezelfde mate (zodat kan gehoopt worden dat onterecht veeleisende restaurantgangers zullen ophouden met pedant-onredelijke eisen te stellen). Mijn Restaurant was niet alleen talk of the town televisie (re)presenteerde hier niet het nieuws maar maakte nieuws en toonde tot in de nale ook nog eens een zwaar verliefd, knuelend en zoenend koppeltje lesbiennes, wat deze groep in de samenleving meer aanvaardbaar heeft gemaakt dan een representatief staal op het scherm van de echte lesbische populatie of dan gelijk welk lesbo-pamet ook. Met andere woorden: ongeacht de vraag of er sprake is van een juiste dan wel vertekende representatie van lesbiennes op het tv-scherm. Moest de enqute eind juni 2008 gehouden geweest zijn, zou ongetwijfeld een groot aantal mensen meedelen dat ze in kledingsstijl, analyse van de amoureuze relatie, het onder handen nemen van hun uiterlijk, benvloed zijn door de telenovela Sara. De representatieproblematiek lijkt in reality-tv niet meer te gelden: wat getoond wordt is realiteit, representeert niet meer maar valt samen met de realiteit. Idealiter doet de camera niet meer dan registreren wat er zich in zijn blikveld afspeelt, wordt er zo weinig mogelijk gemanipuleerd. Omdat mensen meer en meer met de aanwezigheid van cameras geconfronteerd worden (al was het maar in de supermarkt), gaan de mensen voor de camera al vlug over van acteren naar zichzelf zijn (is ook altijd natuurlijk een beetje: zichzelf spelen). In reality-tv geen acteurs wie teveel acteert ,wordt als onauthentiek afgewezen en ook geen (gekunstelde) decors: wat door de afwezige camera wordt geregistreerd, speelt zich af tegen de achtergrond van het ware leven. Authenticiteit, doorleefde realiteit en gewone burgers in rele omstandigheden zijn de trefwoorden van het koepelbegrip reality-tv. Is reality-tv nu eindelijk d representatie van de realiteit op tv? Neen, en wel in volgende zin. Om te beginnen: non-ctie, ja zelfs documentaires en het journaal, kunnen onder de koepel reality-tv ondergebracht worden. Want die zijn toch ook bezig met realiteit? De meest rele documentaire is soap, is in beeld gebrachte rea92

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

liteit. En dat in beeld brengen, is een drastische ingreep in de realiteit: niet alleen wat er geregistreerd wordt door de camera maar ook wat er geknipt wordt in het geregistreerde materiaal, hoe het overgehouden materiaal gemonteerd wordt, wat de commentaarstem toevoegt aan wat er te zien is, En ja, het nieuws is vaak een echte real life-soap. Men denke aan de dood van Hugo Claus. Het ging hier om een ware euthanasiedocu-soap: we hadden de Grootste Schrijver van Vlaanderen al op tv gezien in lichtelijk demente momenten, het bericht van de euthanasie op nummer n in het nieuws, de krantenbijlagen, de commentaren van de minister van Cultuur tot de kring van beste vrienden, de discussie of euthanasie wel toepasselijk was, de vraag of een groot schrijver dan in die problematiek een voetje voor heeft, de begrafenis met de bvs, het interview in een weekblad met de euthanasiedokter, wat dan weer kwaad bloed zette bij de weduwe Claus, enkele dagen later: een lege stoel met naamplaatje op de eerste rij gereserveerd voor de afwezige Claus op een boksmatch met Sugar Jackson. De media brachten zonder dat ze het zelf beseften n grote reality-tv. De grote euthanasieshow is dus al opgevoerd, voor wie moest denken dat reality-tv dat stadium nog niet heeft bereikt. Vervolgens representeert reality-tv niet de realiteit omdat het gaat om realiteit in een soapstructuur. Representatie van de realiteit, in gelijk welk tv-programma, is wellicht altijd een mengvorm van ctie en non-ctie, van facts en dramatisering, van het echte leven en van acteren, van facts en ction: faction. Real life-soap heeft enerzijds een zeer hoog realiteitsgehalte maar bevat anderzijds ook de kenmerken van een traditionele soap die als niet reel en ctief wordt beschreven. Reality-soap is op de realiteit geconcentreerd maar doet dat vanuit een televisielogica van ctie. Pure realitytv, als registratie van de realiteit, in extreme vorm (bijvoorbeeld, iemand die zijn tijd doorbrengt op kantoor) levert vanzelfsprekend geen boeiende televisie. Daarom moet het handelingsverloop in de realiteit altijd wel enigszins in een scenario gegoten worden. In vele reality-soaps moeten de deelnemers zich houden aan spelregels waar in de dagdagelijkse samenleving geen sprake van is (in Big Brother bijvoorbeeld of in Star Academy: uitvoeren van opdrachten). r Anderzijds ziet men handelingen waarbij regels ontbreken die in het normale leven wel spelen: de fatsoensregel bijvoorbeeld dat men 93

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

zich niet guurlijk (Boer zoekt vrouw) dan wel letterlijk Big Brother, Temptation Island) blootgeeft aan mensen (n aan de kijkers) die men nauwelijks kent. Sommige acties en gebeurtenissen in realitysoaps verlopen verre van spontaan en worden in feite gensceneerd wat ook weer een hypotheek legt op de realiteitsaanspraken. Boer zoekt vrouw is totaal gensceneerde dating. En ook in de opnamen van zon programma zullen wel afspraken gemaakt worden over wat wel en niet kan gezegd worden, wat wel en niet kan gedaan worden, kortom: wat wel en niet past in een scenario. Hoe gensceneerd ook, nochtans wordt alles in het werk gesteld om dat te verdoezelen: reality-soap dient authentieke spontaniteit te ademen. Net zoals reality-soap altijd gensceneerd is, zullen in ctieve soap improvisatie en spontane invallen niet uitgesloten worden. Verleggen we nu in het televisielandschap de aandacht van realitytv, die voor een stuk ook soap is (want gedeeltelijk ctie en gensceneerd), naar echte ctie-soap. Als u nu denkt dat wat volgt een n-aprilgrap is, neen, het is de waarheid: doorgeslagen ridicuul. De Vlaamse soap Thuis is namelijk door het voedselagentschap op de vingers getikt omdat in die soap een weinig hyginische manier van eten wordt afgebeeld. De Morgen (1.6.2006) schrijft: Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (favv) heeft een controle gehouden op de set van de Ensoap Thuis. De hygine in het ctieve hotel-restaurant Ter Smissen en broodjeszaak Baget laat namelijk te wensen over. Het Voedselagentschap grijpt in als het dioxinegehalte in kippen te hoog is en er vogelgriep op komst is. Maar ook als er op de tv-set van Thuis op een weinig hyginische manier eten wordt bereid, zo blijkt uit de nieuwsbrief van het favv van mei. Een logische stap, vindt woordvoerder Pascal Houbaert. Onze taak is niet alleen controle uit te voeren. We moeten ook de bevolking sensibiliseren en informeren. Het is hetzelfde als wanneer iemand op televisie autorijdt en zijn gordel niet om heeft. Dan moet je ook reageren. Niet alleen bij het favv groeide het besef dat er een probleem was, ook bij de vrt zelf. Die vroeg uiteindelijk zelf om een inspectie. Vanuit zijn luie stoel voor de televisie was Houbaert al het een en ander opgevallen. Die keuken van Ter Smissen ziet er een halve woonkamer uit, met zon canap, een tafel en gordijnen. Maar een 94

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

bezoek ter plaatse bracht nog veel meer gebreken aan het licht. Zo was er in de keuken van het restaurant nergens een aparte wastafel om handen te wassen, het vleessnijtoestel stond op een tafel die ook gebruikt werd voor de administratie en de onderhoudsproducten bevonden zich op een rekje boven de plank waar voeding bereid wordt. Het favv heeft de producenten een checklist gegeven om dit soort missers te vermijden. De eerste tekenen van beterschap zijn er inmiddels. Het haar van Femke (Vanya Wellens) van de broodjesbar hing bij de bereiding van sandwiches boven het beleg. Dat kan niet, want er kunnen haren in het eten terechtkomen. Je moet je haar dus samenbinden. Maar met een half oog meen ik nu gezien te hebben dat Femke haar haar zelfs geknipt is. Kan het nog surrealistischer? Overigens, als de zaken op tv dan toch moeten voorgesteld worden zoals in de realiteit, zullen we dan de broodjeszaak in Thuis maar vervangen door een pitatent? Wie immers in Vlaanderen vandaag de dag voor een snelle hap gaat, zal nog met moeite een frietkraam vinden. Zelfs van hamburgerketens, component van het Amerikaans cultuur/eet-imperialisme, zijn er slechts een paar in een stad te vinden. Maar pita- of kebapzaken zijn er in overvloed (en we hebben ze nog nooit genoemd gezien in het kader van de imperialismethesis, in tegenstelling tot de McDonaldisering). Dus die broodjeszaak in Thuis moet dringend een pitabar worden, uitgebaat door allochtonen, kwestie van de werkelijkheid geen geweld aan te doen. En zouden de controleurs van het favv dan ook controle mogen uitvoeren? Pitabars zijn in het openbare leven trouwens de enige zichtbare verrijking als men dat zo mag noemen die de multiculturele samenleving te bieden heeft. Bij de voor moslims gedicteerde kleding hebben we nog maar weinig fraais gezien. Evenmin in hun huisvesting, die slechts n element gemeen heeft, namelijk de schotelantenne om de tv-programmas van het thuisland te kunnen capteren. Maar waarmee hebben die Anderen met hoofdletter ons al verrijkt? Wat is de zogeroemde multiculturele verrijking in het dagelijkse leven? Concreet? Behalve een verwijzing naar het kleurige van restaurantjes en wat schrale winkeltjes (die waren er voor het multiculturele tijdperk ook al), een verwijzing naar wat naar hier gehaalde kunstenaars in naam van het multicultureel programma, blijft het op zon vraag beangstigend stil. 95

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Videogames vertekenen Op momenten dat videogames morele paniek oproepen bij verontruste ouders en gezinsbonden, is vaak de representatiethematiek rechtstreeks aan de orde. Zo deed de trailer van Resident Evil 5 in april 2008 de controverse ontstaan over racisme in gewone commercile games omdat het gaat om een blanke man die een horde Afrikaanse zombies neermaait. De reeks draait traditioneel om het neerknallen van zombies bezeten en ontzielde menselijke lichamen maar dat kan het verwijt van racisme en zelfs van uitlokken van verkoopbare controverse niet temperen. In dit spel worden dus antagonisten geliquideerd die verdomd veel lijken op zwarte medewereldburgers. Heikel punt! Maar als je een game in Afrika situeert, moet je daar dan blanken laten gureren? Games balanceren op de slappe koord tussen representatie en spel. De eerste games konden de realiteitsaanspraak moeilijk waarmaken met de toenmalige techniek. Je moest al je verbeelding inzetten om uit de pixels een guur te distilleren. Maar zelfs in dat tijdperk van schamele realiteitsillusie waren er al games die voor morele paniek zorgden. Zo werd in 1976 de goegemeente opgeschrikt door een videospel dat op het eerste gezicht helemaal onschuldig zou moeten zijn. Het ging immers om een driving-game. Alleen moest de bestuurder aan het stuur ditmaal niet alleen op de weg zien te blijven in zijn race over een gesimuleerd parcours, hij moest bovendien ook nog eens zo veel mogelijk kwelgeesten gremlins geheten neermaaien. Voor elke omvergereden pechduivel kwam er een grafsteen in de plaats. Naarmate het spel vorderde, moesten de grafstenen dan weer vermeden worden, zoniet volgde een luide crash. Het eerste controversile videospel was geboren. De naam van het spel loog er niet om en leek de controverse nog wel te zoeken ook: Death Race. De ontwerper van Death Race noemde het spel good, clean fun. Ziekelijk en morbide, repliceerde de National Safety Council in de usa. Gestuwd echter door de voortschrijdende computertechnologie waren videogames meer en meer in staat een werkelijkheid te representeren en wordt de representatielogica ook toegepast op deze spellen. Spellen inderdaad: dat zijn videogames ook niet alleen representatie. Wie destijds van Sinterklaas een cowboyuitrusting 96

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

kreeg vandaag de dag is het uitgesloten dat kinderen van progressivos oorlogje spelen om cowboy en indiaan (sorry: native American) te spelen, was bevoordeeld tegenover diegenen die het met een uit het bos geplukte stok als vuurwapen moesten stellen. Maar die laatste gooide zich, met galopperende benen een paard had niemand natuurlijk met even veel plezier in de strijd met de speelkameraden. Zelfs wie een echte revolver kon richten, haalde niet noodzakelijk meer plezier uit het spel. Dat videospellen niet alleen verhalen zijn met een representatieaspect maar ook spellen, blijkt uit het feit dat sommige games geen representatieaspect bezitten. Denk aan Tetris (het blokkenspel van Ben Crabb) en dat er dus geen vertekende ctieve voorstelling van de rele wereld mogelijk is. Zelfs bij spellen die wel iets voorstellen, is een analyse op basis van de representatiegedachten, zoals in reclame bijvoorbeeld gebeurt op bijvoorbeeld Lara Croft in Tomb Raider (in r de zin van een vrouwvriendelijk dan wel vrouwonvriendelijk spel) niet ter zake. Dat Lara Croft (met haar grote borsten en wespentaille wordt door feministen in de reclame bekritiseerd) nu seksistisch zou zijn dan wel net een element van girlpower, dergelijke analysen doen niet ter zake. Niettemin hebben serieuze wetenschappers berekend dat als Lara Croft in het echt dergelijke borstomvang zou hebben boven dergelijke smalle wespentaille, ze haar ruggengraat zou breken. Echt waar! Eenmaal aan het spel denken laat staan: kijken de spelers echter niet meer aan/naar die grote borsten maar slechts aan punten scoren. Wanneer men aanneemt dat niet de gerepresenteerde werkelijkheid ertoe doet en dat games niet gespeeld worden omwille van de borstomtrek van Lara Croft, kunnen videospellen in feite niet seksistisch of politiek incorrect zijn. Bovendien: het gebrek aan realisme van de personages of hun elementaire, stereotiepe psychologische tekening situeert de inhoud helemaal buiten de rele wereld en dus ook buiten de daar heersende moraal. Het gaat om een allegorisch spel, om mythologische tegenstellingen die geconfronteerd worden: het goede en het kwade, de held en het monster. En als we dan toch naar de representatie blijven kijken: waarom zou het erotiseren van vrouwelijke krijgers niet precies vrouwelijkheid kunnen promoten, al was het maar door het geslacht extra dik in de verf te zetten als verschil? Of vrouwen zelfbewustzijn kunnen geven, een gevoel van eigen macht? 97

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Niettemin zijn de spelmakers gezwicht voor de kritiek van de politiek-correcte meute. In de sequel van 2005 van Tomb Raider heeft Lara Croft een borstverkleining ondergaan en oogt de taille realistischer in de hoop althans volgens de producenten dat ook vrouwen Tomb Raider zullen willen spelen. Hopelijk hebben dezelfde producenten er ook een complex uitdagend spel bij verzonnen want realistische of onrealistische borsten: het kan slechts gunstig zijn om de feministische brigade gunstig te stemmen en de spellenindustrie zichzelf een air van srieux aan te meten. Buiten het narratieve frame of back story (zoals men die in de handleiding kan lezen) kunnen videogames moeilijk dus exclusief als een representatie (en daarom ook moeilijk als een misrepresentatie, vertekening of te bevechten representatie) van iets echt gezien worden. Narrativiteit veronderstelt verwijzing naar de realiteit en als narrativiteit wordt opgeheven en vervangen door interactiviteit (een eigenschap van het spel) is ook de referent weg. Het zogeheten zintuiglijk realisme, de gangbare denitie van realisme zoals men die hanteert in de representatielogica, is vandaag de dag ongetwijfeld groot in videogames. Maar zelfs als ze een realiteit voorstellen, moeten we ons niet verkijken op dat zintuiglijke realisme van games maar moeten we naar het realisme kijken via de omweg van het spel en de simulatie. Games zijn in de eerste plaats simulaties. En hoe geloofwaardiger de manipulaties/simulaties, hoe realistischer de video game bestempeld zal worden. Hoe meer keuzevrijheden men heeft in de simulatie, hoe realistischer het spel (in het dagelijkse leven hebben we immers ook keuzes te maken). Hoe meer gelijkenissen er bestaan tussen de werkelijkheid en de simulatie ervan, hoe realistischer het spel. Als de verwachtingen die de speler heeft met betrekking tot de wereld waarin men speelt en wat er kan gebeuren in het spel, overeenkomstig zijn aan wat er daadwerkelijk voorkomt, zal het spel realistischer aanzien worden doordat de verwachtingen van de speler, op basis van zijn ervaringen in de werkelijkheid, ingelost worden. Maar ondanks de groeiende geloofwaardigheid van wat in een spel te zien is: zon spel blijft op de eerste plaats een spel, een spel met een zeker werkelijkheidsgehalte. Indien ideologieanalyse op zichzelf al niet een politiek correcte, bevooroordeelde bezigheid is, is het zaak op te passen met te strak 98

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

bindende representatieanalysen van videogames. Sommige van dit soort analysen doen niet alleen de wenkbrauwen fronsen maar werken zelfs aanstekelijk op de lachspieren. Een voorbeeld: The Sims is veroordeeld omdat het onderhuids de individualisering in de maatschappij zou bevestigen we kunnen immers onze Sims individueel manipuleren! En natuurlijk als een bevestiging van de traditionele kapitalistische maatschappij met zijn patriarchale waarden de sociale relaties zouden slechts om materile bekommernissen draaien; het gaat slechts om materieel welzijn. Representatie in (conceptuele) kunst en cultuurpolitiek Inzake de media proberen de intellos ons wijs te maken dat de media de werkelijkheid niet weerspiegelen en/of dat ze dat niet doen op een manier zoals die werkelijkheid zou moeten veranderen om ons in de ideale maatschappij binnen te leiden. Dat ze in hun laatst genoemde ijver vaak de werkelijkheid zelf geweld aandoen en dus niet correct weergeven in hun hyginisch taalgebruik en politieke correctheid, moeten we er maar bijnemen. Inzake kunst en cultuur nu proberen de culturos ons wijs te maken dat kunst niet de werkelijkheid direct mag representeren maar dat kunst ons een ander beeld van de werkelijkheid moet laten zien, de werkelijkheid daarom moet vervreemd worden, dat kunst ons met andere ogen moet leren kijken naar de werkelijkheid en dat soort van retoriek. In de tweede helft van de negentiende eeuw stelde de toen ontdekte fotograe het probleem van de realistische representatie. Als je met een foto nu werkelijk echt alles kan vastleggen in de realiteit, waarom zou je dan nog zoveel moeite doen om met kwast en verf hetzelfde proberen te bereiken maar in vergelijking met een foto toch altijd tekort schieten? Op het moment dat de fotograe de kunstzinnige afbeelding in vraag stelde, worden de wortels gelegd voor alle kunst die nadien zal komen. De moderne kunst gleed steeds verder weg van de afbeelding, Postmoderne kunst laat weer realisme toe, weliswaar niet op basis van de natuur zoals bij de voormodernen maar wel op basis van de vraagstelling hoe verschijnt realisme in een bepaalde maatschappij? Laat ons eens een blik werpen op wat vandaag voor kunst door99

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

gaat, met steeds de gedachte in het achterhoofd dat kunst de realiteit niet mag representeren want dan is ze alleen maar mooi of als ze dat wel doet en postmoderne kunst doet dat zeer graag om die afgebeelde werkelijkheid, die representatie te gebruiken om de kunstliefhebber te doen nadenken over nieuwe zienswijzen op de realiteit. In Knack (14.5.2008) verscheen een recensie van een expositie k van hedendaagse kunst in Aalst onder de voor onze bekommernis relevante titel: Realiteitenkabinet. Doorgaans spreekt men over rariteitenkabinet en misschien was dat door de recensent in een subtekst ook wel bedoeld maar nu dus over realiteitenkabinet waarmee weer gewezen wordt op het feit dat hedendaagse (conceptuele) kunst graag de realiteit representeert, niet om de realiteit zelve natuurlijk maar om de realiteit achter de realiteit als het ware. De tentoonstelling zelf loopt onder de titel Cabinet of imagination. Op een plaats in de tentoonstelling staan twee witte Audis met koplampen tegen een muur te schijnen. Als je dat zo ziet: twee autos in een parkeergarage waarvan de eigenaar vergeten is zijn lichten uit te schakelen. De realiteit zelve, maar wat je er moet achter zoeken? Bij ons kan zon uitsnede uit de realiteit met de beste wil van de wereld geen imagination in gang zetten. De recensent geeft zelf toe in de ondertitel boven zijn recensie: De installaties van tien kunstenaars zeggen alle iets over de wereld van vandaag, maar wt is niet altijd duidelijk. Wat we willen aantonen over de relatie tussen hedendaagse kunst en werkelijkheid wordt subliem verwoord in de aankondiging van de tentoonstelling over het werk van Guillaume Bijl in het smak in Gent voorjaar 2008. Op de website van het smak kunnen we lezen een perfecte doorslag van het hippe kunstdiscours van vandaag: Sinds het einde van de jaren 70 verkent Guillaume Bijl (Antwerpen, 1946) de grenzen tussen kunst en maatschappelijke werkelijkheid. Hij put inspiratie uit de dagdagelijkse realiteit die hem omringt. Banale, vaak zelfs triviale, elementen vormen een uitgangspunt voor zijn werken. Bijl rukt de realiteit uit zijn alledaagse context en plaatst ze in een neutrale, onverwachte setting. Hierdoor wordt de toeschouwer verplicht een andere houding aan te nemen tegenover die geplaatste realiteit. De nadruk verschuift van een participerende rol binnen de realiteit naar een observe100

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

rende rol aan de zijlijn van die zelfde realiteit. Een perfecte handleiding voor hedendaagse (conceptuele) kunst. Bijl heeft voor de smak-tentoonstelling bijvoorbeeld een matrassenwinkel (Matras senland) nagemaakt. Je kan het verschil met een echte matrassenwinkel niet zien. Realiteit of kunst? De niet vertekende representatie van de realiteit als kunst? Maar wat laat ons deze representatie meer zien dan de echte matrassenwinkel waar wij zelf onlangs een nieuwe matras hebben gekocht? Als de grote, ogen openende en hersens stimulerende boodschap misschien is: de realiteit is ook kunst dan is dat op zijn zachtst gezegd platjes en wisten wij dat al lang en dan moesten onze centen niet via overheidssubsidies aan die boodschap besteed worden. Waar zit de innovatie, het taboedoorbrekende, stereotiepe zienswijzen doorbrekende in onze hedendaagse (conceptuele) kunst, die de realiteit representeert maar dan niet echt? De representatiegedachte is niet alleen in de hedendaagse kunst een hot item, zij is het ook al in de cultuurpolitiek. Ook daar is men gaan denken in termen van er leven bij ons zoveel allochtonen, dus moeten er percentsgewijs ook zoveel allochtonen aan cultuur deelnemen of moeten er percentsgewijs ook zoveel allochtonen in bestuursraden van culturele instellingen vertegenwoordigd zijn. In gebreke blijven, kan tot rampzalige gevolgen leiden voor een sector die teert op subsidie want het niet halen van de doelstellingen kan verlies van subsidie betekenen. Het culturele aanbod wordt met andere woorden verallochtoniseerd. Sinds Cultuurminister Bert Anciaux begin 2006 een toespraak hield in de Gentse Vooruit, waarin hij zijn Actieplan Interculturaliseren voorstelde, is het hek van de dam. Karl van Den Broeck schrijft daarover in Knack (1.3.2006): Tien procent van de Vlamingen is van gemengde etnische origine (Europees en niet-Europees). Toch zijn er maar weinig clubs, verenigingen, instellingen, cultuurcentra, operas, festivals of jeugdbewegingen die dat quotum halen. In de steden, waar meer allochtonen wonen, is het soms wat beter gesteld, maar toch bleek uit onderzoek dat zelfs de laagdrempelige jeugdsector bitter weinig allochtonen rekruteert. In de kunstensector is er zelfs sprake (met enige overdrijving) van witte kunst voor een kleurrijke samenleving. De sportsector boekt soms goede resultaten, 101

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

maar haalt bijlange na de 10 procent niet. Bert Anciaux voert nu de forcing. Vanaf juni 2008 moeten de bestuursraden van zon tachtig organisaties uit het kunsten-, cultuur-, jeugd- en sportveld voor minstens tien procent uit allochtonen bestaan. Het gaat hier bijvoorbeeld om beoordelingscommissies, grote instellingen als deSingel en de opera, grote cultuurcentra, koepelorganisaties, steunpunten en volkshogescholen. Kleinere theaters of culturele vzws vallen niet onder die verplichting, maar ze moeten in hun beleidsplannen wel aangeven hoe ze denken meer allochtonen te kunnen bereiken. De reacties vanuit de sector waren tamelijk positief Enkel het Muziekcentrum, de ab en de Vlaamse Opera gaven blijk van wat koudwatervrees. Hun grootste angst is dat er niet genoeg bekwame allochtonen gevonden zullen worden Om de diversiteit in deze sectoren te vergroten is het trouwens veel verstandiger om quota op te leggen op het niveau van de raad van bestuur dan op het niveau van het publiek zoals Patrick sociale mix Janssens ooit voorstelde. Deze maatregel zal niet zonder gevolgen blijven. Als allochtonen hun plaats krijgen in adviescommissies en bestuursraden, dan zal het aanbod in de zalen en op de podia ook anders worden. Op termijn zal ook het publiek anders worden. De tien procent allochtonen hoeft niet gehaald te worden bij elke voorstelling of in elke club. Een voetbalclub zal makkelijker allochtonen aantrekken dan een biljartvereniging. Een hiphopconcert zal meer jongeren aantrekken dan een symfonie. Het is het globale plaatje dat telt. Meedoen, daar gaat het omDe keuze is simpel: ofwel gooien onze voetbalploegen, cultuurcentra en jeugdbewegingen de deuren open voor allochtonen, ofwel richten de allochtonen hun eigen zuil op. Wij zijn zo geen grote sportliefhebbers maar in veel sporten (voetbal-, basketploegen) zijn vreemdelingen goed vertegenwoordigd, soms wellicht zelfs oververtegenwoordigd. En jeugdbewegingen en cultuurcentra: zouden die niet open staan voor allochtonen? Die zouden de Andere maar wat graag met open armen ontvangen. De jeugd vanaf het eerste studiejaar en de culturos zijn multicultureel gendoctrineerd. Alleen, de allochtonen zelf zijn niet genteresseerd in onze cultuur. Het enige wat je als cultuurcentrum of als popfestival voor bijvoorbeeld Turkse of Marokkaanse jongeren 102

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Turkse of Marokkaanse want beide zijn niet verzoenbaar qua culturele identiteit zou kunnen doen, is de popartiesten uit het thuisland naar hier halen. Die zijn bij hen via schotel-tv blijkbaar zeer populair, zoals men kan horen uit hun voorbijrijdende boomcars. Het blijkt uit onderzoek dat allochtone jongeren iets meer over alle media op hun persoonlijke kamer kunnen beschikken dan autochtonen (op pc na) maar dat ze van autochtonen zwaar verschillen door de beschikking over schotelantenne en wereldontvanger. Op de optredens van Vlaamse artiesten, op grote popfestivals, op Rimpelrock blijven de allochtonen weg, zelfs als ze gratis zijn, al was het maar omdat daar geen halal-voedsel wordt geserveerd en er alcohol gedronken wordt. Denk ook maar niet dat je allochtonen en autochtonen lieijk te samen kan scharen rond zogeheten wereldmuziek, zelfs niet als daar een Turkse of Marokkaanse artiest centraal staat. Die wereldmuziek spreekt natuurlijk enkel westerse multiculturalisten aan. Idem voor de min of meer gekleurde festivals; daar vind je trouwens nog de oudere hippies uit de jaren zeventig. Als zelfs deze geassimileerde wereldmuziek, waarin westerlingen zich toch zo openstellen voor vreemde muzikale invloeden, voor de Andere, geen gehoor vindt bij de gekleurde medemensen, moet men zich toch de vraag stellen naar de openheid van de Andere voor ons. De progressieve elite was er wel op de door dEUS in gang gestoken 01.10-manifestatie voor culturele diversiteit (en tegen het Vlaams Belang gericht) maar geen allochtonen. Ondertussen verschijnen steeds meer artiesten met vreemde wortels spontaan in onze hitparades door westerse stijlen op hun manier aan te pakken, zoals Brahim bijvoorbeeld, of Hadise die zelfs van hieruit met haar verwesterde liedjes Turkije veroverd heeft. Dat is interculturaliteit aan het werk en niet het multicultureel terugplooien op de eigen, zogezegd authentieke cultuur. Als er al genoeg bekwame allochtonen gevonden zullen worden mogen ernstige vragen gesteld worden bij de stelling dat als allochtonen hun plaats krijgen in adviescommissies en bestuursraden, dan zal het aanbod in de zalen en op de podia ook anders worden. Op termijn zal ook het publiek anders worden. Als een bekwame allochtoon in een adviescommissie zit en niet puur als alibi-Ali, hoe gaan dan de te subsidiren initiatieven verdeeld worden? Ook via de 10-sleutel? Mag die bekwame allochtoon in een bestuurs103

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

raad of in een cultureel centrum ook beslissen over 10 van de acts op het podium, bijvoorbeeld? Zodat we in de culturele sector netjes alles representerend hebben opgedeeld, zonder ons vragen te stellen naar ware interculturele uitwisseling. Als men dit laatste natuurlijk niet meer wil nogmaals dan is een nieuwe, aparte zuil de enige mogelijkheid en dan zal een op de tien avonden in het cultureel centrum gevuld worden hopelijk! met alleen maar allochtonen. Inderdaad: een eigen zuil nu we in Vlaanderen stilaan ontzuild zijn dat is waar het naar toegaat. Zouden vandaag de dag multiculturalisten al niet bezig zijn met aandacht voor kunst en cultuur van de Andere? Heeft de vrt diversiteit al niet tot een prioriteit gemaakt? Wordt er al niet genoeg onzin verkocht over de representatie van allochtonen in de media? Staat dat thema al niet veel te hoog op de agenda? Een eigen cultureel circuit voor allochtonen dus. En niet eens n eigen cultureel circuit voor allochtonen maar meerdere, ieder conform de eigen culturele identiteit. Als het dat is wat men wil, zitten we weer bij het multicultureel verhaal waarvan wij nu het failliet meemaken maar dat nog altijd in stand wordt gehouden door de erfgenamen van mei 68 in hun pleidooi voor een rele en dus niet vertekenende voorstelling van vreemdelingen in de media. Wanneer wordt de oekaze geformuleerd dat 50 van het bestuur van de culturele instellingen uit vrouwen moet bestaan, x uit homos en x uit lesbiennes, x uit gehandicapten, x uit gepensioneerden ...? En is het dan noodzakelijk zo dat al die percentages exact in de zaal zullen zitten ook? Het opleggen van quota in de bestuursorganen van culturele producenten dan wel in de culturele producten zelf, is geen oplossing. We hebben het eerder al uitgelegd: de netwerktheorie heeft ons geleerd dat algemene maatregelen voor alle betrokkenen in of tussen netwerken compleet de bal misslaan. Wat nodig is, is aandacht voor deze noden die vanuit hun eigen netwerk een link leggen naar andere netwerken, door zich dus te richten op die noden of individuen die in beide netwerken naar mekaar linken.

104

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Expo 58: toen het nog goed was Al heeft het niet direct iets te maken met onze centrale thematiek, zijnde de weerspiegeling van de werkelijkheid in de media, laat ons toe even uit te weiden over een verfoeilijke bezigheid des mensen, die consumeren wordt geheten. Ze heeft met onze centrale thematiek natuurlijk wel iets te maken in de zin dat consumeren altijd in een adem wordt genoemd met reclame en schoonheidsideaal. De mei-68ers hebben zich voor het eerst gericht tegen de naar het Amerikaanse model gesculpteerde consumptiemaatschappij, natuurlijk zelf tot over hun oren (Amerikaanse) producten consumerend denk aan Cola of rockplaatjes. Vandaag lopen de antiglobalisten erfgenamen trouwens van het tiersmondisme van de jaren zeventig te demonstreren met Colablikjes in de hand en Nikeschoeisel aan de voeten en degraderen ze Che Guevara tot consumptie-product de fotogenieke Che Guevara van destijds waarvan waarschijnlijk maar weinige anti-globalisten weten waar die voor stond. Sinds de mei-68ers zich gericht hebben tegen de naar het Amerikaanse model gesculpteerde consumptiemaatschappij is consumeren verdacht. Vandaag de dag wordt die anti-consumptiemaatschappijhetze door utopisten vertaald in consuminderen wat voor de gewone man overigens al een realiteit is geworden, niet om ideologische redenen maar omwille van de lege portemonnee. Over consumeren het zogeheten commodiceren van cultuurgoederen tot hun ruilwaarde tegenover het zogeheten echte, authentieke gebruik de gebruikswaarde van (cultuur)goederen, kan het volgende ter bedenking meegegeven worden. Marxisten beweren dat de omslag van de gebruikswaarde/nut naar de ruilwaarde een beslissend moment is in de kapitalistische maatschappij. Jean Baudrillard zal nog een stap verder zetten door te ontkennen dat in de kapitalistische maatschappij nog zoiets als behoefte of nut bestaat. Het concept behoefte is zelf een creatie van de kapitalistische maatschappij. Er bestaat alleen nog ruilwaarde. Consumptie is een taal waarbij de goederen de tekens zijn, die alleen gebruikt kunnen worden in zoverre ze zich van elkaar onderscheiden. Door Baudrillard-denkers wordt elke vorm van symboliek in de consumptiecultuur ontkend. Marxisten hebben altijd het onderscheid 105

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

tussen ware en valse behoeften proberen aan te tonen in hun verklaring waarom mensen niet levensnoodzakelijke goederen willen hebben. Maar nu schijnt te worden gesuggereerd door Baudrillardaanhangers dat koopwaren in zichzelf als materile waren geen gebruikswaarde meer hebben. Mensen spenderen hun geld aan producten die nog slechts waarde hebben als tekens in relatie tot andere tekens. Op die manier komt men tot een extatische communicatie. Resultaat is het simulacrum dat geen enkele verwijzing meer heeft naar de werkelijkheid. Deze nachtmerrie wordt, voor Baudrillard, nu een reden tot verheerlijking. De onmogelijkheid van de mensen om zin te geven aan de wereld stelt hen nu net in staat de burgerlijke orde te ontvluchten. Baudrillard ziet de passiviteit van de massa als een gigantisch black hole waarin de bourgeoismythen worden verzwolgen en betekenisloos gemaakt. Wij amuseren/consumeren ons kapot in een gengeerd paradijs. Is die waan misschien met mate en slechts bij tijd en stond niet essentieel om (daarna) het echte leven (weer) aan te kunnen? Wellicht zinniger dan de nog grotere waan de mens te kunnen maken en het paradijs op aarde te kunnen plannen volgens progressivotheorietjes (en natuurlijk dan de al even grote waan dat de kritiek op de laatste ook maar iets uithaalt)? Wat is er nu van die pomolosoen? Laten we ons afvragen of het wel zo is dat in de kapitalistische maatschappij de gebruikswaarde van de goederen helemaal verdwenen is (ook al heeft zij de keerzijde van de ruilwaarde) en opgegaan is in een spel van goederen als tekens, in het simulacrum. De vraag is of zelfs als men nog zou willen aannemen dat onder het mom van gebruikswaarde dingen worden verkocht en dat authenticiteit, waarheid, oprechtheid, echte leven ... als verkoopsargumenten dienst doen men zo ver kan gaan te beweren dat elke vorm van gebruikswaarde, nut, functie verdwenen is. We zouden durven suggereren: integendeel. Men moet eindelijk erkennen dat consumptie niet gewoonweg plezierig is maar zelfs progressief en waarom niet? subversief kan zijn; dat consumptie dus wel degelijk een gebruikswaarde, een zeker nut kan hebben. Althans in zekere zin. Aangezien mensen weinig gevoel van keuze of controle hebben in de wereld van de arbeid, bouwen ze betekenis en een eigen individualiteit op in de consumptie. Het gebrek aan macht in de economische sfeer wordt beantwoord door 106

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

consumptie en mode. Meteen wordt door maatschappijcritici echter gewaarschuwd dat het om een schim van autonomie gaat, dat de macht van de consument over zijn eigen leven niet de politieke en de economische macht uitmaakt, dat het om een private eerder dan een sociale aangelegenheid gaat, dat consumptie met andere woorden wordt geassocieerd met bezit in de kapitalistische maatschappij. Wie dacht dat eindelijk gewoon de ongeconditioneerde plezierbeleving van het consumeren zou erkend worden, komt dus bedrogen uit. Het gaat er nog steeds om dat de linkerzijde zich dient te bezinnen over de mogelijkheden die de consumptie biedt voor haar eigen doelstellingen. Maar voor ons, gewone consumenten, is consumeren n gebruikswaarde n ruilwaarde n symbolische waarde, mogelijk natuurlijk in verschillende proporties. Voor ons is consumeren: het verschil maken, anders zijn, in plaats van toe te geven aan conformiteitdruk en clan- of kuddedenken (zoals over consumeren doorgaans wordt gedacht). Consumptiecultuur mag dan al met veel moeite voor de critici een middel geacht worden ter ontwikkeling van de persoonlijke identiteit, het zou slechts gaan om een vage voorafbeelding van de werkelijke autonomie van het individu. Dat consumptie ook werkelijk vrij maakt, dat de mens via consumptie werkelijk zijn eigen identiteit mede ontwikkelt of beter want wat is die zwaar beladen term identiteit? zijn individualiteit construeert, dat alles wordt nog altijd als een ontoelaatbare verrechtvaardiging beschouwd van het (neo)liberalisme. Het weze opgemerkt dat individualisme geen egosme is integendeel: het is de bron voor ware solidariteit, ook geen puur hedonisme of onverschilligheid. Het individualisme plaatst wel het vrijgevochten en verantwoordelijk individu boven een onvrij makende groepsidentiteit en een betuttelende overheid. Niet consuminderen maar consumeerderen, is de boodschap. Consumeren maakt gelukkig. Consumeren kan mensen werkelijk vrij maken, mensen kunnen zichzelf ontwikkelen via consumptie. Alleen: dit is voorlopig niet voor iedereen op dezelfde manier het geval. Vandaar dat een sterke sociale zekerheid, een hoog minimuminkomen (te regelen door een ecinte staat) een vereiste is, willen mensen hun individualiteit via consumptie kunnen ontwikkelen. Geld verdienen, is synoniem voor consumeren. Wie niet wenst te werken, heeft evenwel recht op 107

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

een leeoon, al was het maar om niet hoeven te stelen of drugs te dealen, maar wel kleiner dan het minimuminkomen. Zo iemand die van het recht op luiheid gebruik wenst te maken, kan echter niet eisen gelijke kansen tot consumeren te krijgen. Maar wie niet kan werken, fysiek en mentaal gehandicapten, moeten fatsoenlijk kunnen consumeren. Dit alles geldt voor autochtonen zowel als allochtonen en minderheidsgroepen: via consumptie kunnen ze integreren. Vreemdelingen trekken zich vandaag vaak terug in het getto en verschuilen zich achter een antiwesterse houding omdat zij niet kunnen deelnemen aan de consumptie. Vandaar de frustratie van de zoveelste generatie al van allochtonen. Wie wenst deel uit te maken van het consumptieparadijs (en iedereen wil dat, natuurlijk: wie dat ontkent verraadt eigenlijk zichzelf als consumptiewellusteling), moet zich (kunnen) integreren in onze maatschappij. Niet voor de mei-68ers, die zich graag presenteerden als de eerste critici van de consumptiemaatschappij zogezegd niet voor de mei-68ers want stiekem waren zij natuurlijk de grootste consumenten! Waar haalden ze anders die Levis? maar voor de gewone man is consumeren sinds de jaren vijftig (met Expo 58 als symbolisch moment) synoniem voor ongebreidelde vooruitgang geweest, toen nog zonder schuldbesef. De wonderen van de vooruitgang stimuleerden de wonderen van de consumptie. Dat is ondertussen nogal veranderd. Om dat te illustreren, luisteren we even naar wat een anticonsumptie/antivooruitgangsdenker te zeggen had op de autoloze zondag in Brussel. Op 11 mei 2008 was het inderdaad weer zover: de jaarlijkse autoloze zondag in Brussel. Daar hebben ze in de Wetstraat overigens het hele jaar door al een rijstrook voor autos opgeoerd aan etspaden, waar je een paar etsers per dag kan tellen die op het einde van de rit door de Wetstraat x-aantal keer meer smog binnen hebben dan wanneer ze met de auto naar het werk kwamen. Ja, je moet al een beetje zelfdestructieve neigingen hebben om mee de co2 te stoppen. Om nog niet te spreken van het kinderkarretje dat ecologisten graag aan hun ets hangen: ze spannen er niet alleen de etsweg mee af voor andere etsers maar laten hun kinderen die op hoogte en op geringe afstand van de uitlaatgassen van bussen, camions en slecht onderhouden autos zitten meer smog dan zuurstof happen. Zelfdestructie, tot daar aan toe, maar toch niet je kinderen oeren op het ecologisch 108

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

altaar! Maar dit terzijde. Ter gelegenheid dus van die autoloze zondag hoorden we een groene fundi op het tv-nieuws kirren over de stad zonder autos, dat zulks meer zou moeten gebeuren en dat we een halt moeten toeroepen aan de ideen van Expo 58, toen de auto nog volop gepromoot werd en er zelfs heuse autostrades werden voor aangelegd. Hoe dom! Overigens, als die terug naar de natuurjongen dacht dat hij origineel uit de hoek kwam: de provos hadden in de jaren zestig al hun witte-etsenplan. Die verwijzing naar Expo 58 is interessant. Niet alleen omdat de mei-68ers rond die tijd hun puberteitsjaren doormaakten ze waren immers even na de Tweede Wereldoorlog geboren, wat hun de naam van babyboomers zou opleveren. De teenagers van de tweede helft van de jaren vijftig vormden de eerste generatie die over een jongerencultuur kon beschikken waarin voor het eerst het gevecht met de cultuur van hun ouders werd gevoerd via de stilistische revolte van rock n roll en jeans. Die non-verbale revolte konden ze tien jaar later laten uitlopen in een mondige, verbale en fysieke revolte van mei 68. Overigens zou deze babyboomgeneratie, gewoon al door haar grote aantal, het mooie weer blijven uitmaken voor de rest van de twintigste eeuw. Een deel evolueerde later tot young urban professionals, anderen zetten de trend van het cocoonen toen ze gesetteld waren. Ze vormden de middenklasse met voldoende geld om de vrijetijdsindustrie (reizen, gezondheid en wellness) te doen marcheren en nog later, in de 21ste eeuw vormden ze de aankomende seniorenklasse die anders dan de vorige generatie gepensioneerden eeuwig jong willen blijven. Men noemt ze vandaag midolescenten of medioren: ze wensen zo laat mogelijk jong te sterven (al hadden The Who in hun woelige jaren nog gezongen: Hope I die before I get old (My Generation). De verwijzing naar Expo 58 is ook interessant omdat Expo 58 het paradepaardje was van de moderniteit op zijn hoogtepunt (waarin de mei-68ers dus sinds hun apenjaren waren ondergedompeld). De wereldtentoonstelling ademde de sfeer van beton en gewaagde betonnen constructies, van aluminium, veel glas, van plastic, van atoomenergie, van technologie, van de spoetnik en ruimtevaart. De huisvrouw kon beschikken over wonderen van techniek als stofzuiger en koelkast. De sfeer van de wereldtentoonstelling was de sfeer van enthousiasme, van euforie, van geloof in de toekomst, van 109

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

optimisme op alle vlakken: alles kan (nog niet aangevuld met: alles mag dat zou pas door de mei-68ers ingevoerd worden). Werkloosheid was nog geen probleem. Ecologie was een woord dat nog moest uitgevonden worden. Gaia teisterde ons nog niet: er konden nog onbeschaamd laboratoriumonderzoeken met muizen uitgevoerd worden, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van een minder ongezonde sigaret (om die reden is in Leuven een sigarettenfabrikant in 2008 een uitbreiding van zijn labo verboden). De auto zou ieder zijn vrijheid schenken en voor de wereldtentoonstelling werden vele autostradas aangelegd die we vandaag nog gebruiken. Er was nog geen sprake van verkeersles. Niemand had ooit gehoord van Tsjernobyl. Kortom: onbelemmerd vooruitgangsoptimisme, geen maatschappij in crisis. Expo 58 was ook de wereldtentoonstelling van de solidariteit onder de volkeren, ook al woedde de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie volop. Expo 58 was de wereldtentoonstelling van internationalisme en kosmopolitisme. Televisie zou de internationale wereld in onze huiskamers brengen. Separatisme was een slogan die nog moest uitgevonden worden. Op de wereldtentoonstelling kon nog probleemloos het beschavingswerk in de verf gezet worden dat Belgi had gebracht in Congo, dat toen nog Belgisch was. Expo 58 ademde dus de sfeer van bijna onbegrensde euforie die de moderniteit beloofde. En wanneer wij vandaag 50 jaar achteruitkijken naar Expo 58, mag dat met de nodige portie nostalgie maar ook met een herijking van de idealen van toen. Wij weten ondertussen dat het ongebreideld vooruitgangsoptimisme van vijftig jaar geleden ook zijn negatieve neveneecten heeft. In onze huidige postmoderne maatschappij, waarin de zekerheden van vijftig jaar geleden zijn verdwenen, doet het goed nog eens te kunnen terugblikken naar een wereldtentoonstelling die nog een samenleving en een wereld representeerde waarin het goed was om te leven. Nostalgie dus, akkoord. Maar laat ons Expo 58 opnieuw aangrijpen om het geloof in de vooruitgang te herijken. Waarlijk progressief is, bijvoorbeeld, een pleidooi voor bredere autostrades, tegelijk met een ijver voor minder vervuilende wagens natuurlijk (en-en, niet of-of). In de periode van Expo 58 zijn de autostrades naar de kust aangelegd voor de opkomende mobiele burger. Sinds de werkmens zich weliswaar door diep in de zak te tasten een 110

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

auto kan permitteren, zitten diezelfde autostrades natuurlijk vol. Nu moeten we over plagerige verkeersdrempels kruipen en tussen allerhande auto-onvriendelijke staketsels en asverschuivingen manoeuvreren, met bloeddruk verhogende stress en schade aan autos en meer co2-uitstoten door het steeds maar weer optrekken dat is bewezen, ook voor vaste itspalen. Nu komen de fundamentalistische groene jongens ons nog eens de schuld geven van de vervuiling. We moeten nu schuld bekennen over alles en nog wat, berouw ophoesten. Het is zover gekomen dat vliegtuigreizigers boven hun vliegtuigticket vrijwillig een extra prijstoeslag betalen voor een co2-compensatieorganisatie (Flying Group) puur uit berouw over hun zondige daad. Eerder is al de trend gesignaleerd om de vakantie op te oeren door te gaan werken in ontwikkelingslanden. In beide gevallen zullen dat dan wel geen arbeiders aan de lopende band zijn. We mogen ook al geen hamburgers meer eten, straks niet eens meer roken in het openbaar als ik een sigaret opsteek, wachtend op de bus onder zon afdakje, is het me al meer dan eens overkomen dat een ecologisch verantwoorde medereiziger zich ostentatief buiten positioneert als ware ik een lepralijder, waar hij dan wel de uitstoot van de bussen merkelijk hoger in zijn ecologische strot krijgt. Buiten is het trouwens ongezonder dan in een berookt caf. Naar aanleiding van een grootschalig epidemiologisch onderzoek in de Verenigde Staten wordt half maart 2002 immers bekend dat het inhaleren van de Amerikaanse stadslucht even schadelijk is als samenleven met een nicotineverslaafde. In Belgi is de luchtverontreiniging dan nog dubbel zo hoog als in de Verenigde Staten: Belgische lucht inhaleren is met andere woorden een stuk schadelijker dan samenleven met een verstokte roker. Studies van de Wereldgezondheidsorganisatie tonen aan dat een passieve roker slechts n duizendste van de schadelijke stoen binnenkrijgt die de roker zelf inhaleert. Die studie wordt door de anti-tabakijveraars door wat worden die overigens gedreven, toch niet door medelijden zeker? natuurlijk weggemoeld. Van ander onderzoek uitgevoerd in Groot-Brittanni vielen we zelf bijna steil van achterover: In Oxford komt de gemiddeld gemeten luchtvervuiling (stikstofoxide) overeen met het roken van 61,4 sigaretten per dag drie pakjes per dag! zelfs met een piek van 185 sigaretten per dag. Wanneer ik de, soms schrijnende, toestanden zie 111

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

in bejaardenhuizen en bedenk dat de laatste jaren van het leven veruit de duurste zijn (is in juli 2008 aangetoond), zou ik zeggen: stimuleer het roken en niet alleen vanuit geldbesparend oogpunt. Immers, die paar jaren extra leven is dat nog leven, soms als een plant, met als maximale fysieke inspanning handjes draaien op k Zie zo geire mijn duivenkot? willen wij voorlopig rustig inruilen ? voor het schuldvrije genot van de sigaret. We moeten op onze body mass index letten, sporten tot we er bij doodvallen, willen ze in zijn moeten dames vandaag de dag een es water onder de arm meezeulen alsof ze elk moment in de woestijn dreigen uit te drogen, we moeten consuminderen, we moeten producten kopen van de fair trade-organisaties of ethisch beleggen (straks worden niet alleen schadelijke praktijken als dictaturen, arbeidsrechten en wapens geviseerd maar ook de productie van vette voedingsmiddelen het vernietigen van onze leefomgeving staat nu al op de index van onethische beleggingen) zonder dat we echt genformeerd worden over het hele plaatje. Een terreur- en gedachtepolitie is onherkenbaar aan het werk op alle gebieden in de maatschappij. Het verbod op verbieden Verboden te verbieden was een slogan van mei 68 is ontaard in een gebod tot verbieden. En als er een grote rode draad door dat gebod loopt, is het die van de zuiverheid, in feite een romantisch gebod tot natuurlijkheid (de verwerping van genetisch gemanipuleerde gewassen, nochtans een oplossing voor de voedselschaarste in de arme landen, is nog zon symptoom van zuiverheid, van romantiek voor de natuur, versus een cultureel-intelligente dynamiek). Onderhuids is dit een gevaarlijk denken: cultuur is namelijk altijd besmet, een bastaardproduct. Soms komt de idee van zuiverheid ongegeneerd bovendrijven, zoals bij de natuurbeschermers die gewapend met hakbijl en zaag er op uit trekken om Amerikaanse eik, een boom-immigrant en onzuiver tegenover de Vlaamse eik, uit te roeien. Natuurbeschermers zijn er in het algemeen op uit om verloederde gebieden opnieuw te herstellen in hun oorspronkelijke staat (wat niet meer is dan hun eigen voorstelling van een paar decennia geleden). Terug naar de natuur was in feite ook al zeer sterk aanwezig in de hippiebeweging van de jaren zestig, zeventig. Woodstock was tree days of love, peace and music midden in de natuur en de children of the revolution trokken zich terug uit de consumptiemaatschappij door 112

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

naar de natuur te vluchten. In hun communes werd gexperimenteerd met alternatieve bio-landbouw (met daarnaast vanzelfsprekend een hennepplantage) en compleet van de Westerse vooruitgangsgedachte afgesneden Oosterse irrationele mystiek. Vandaag leeft hun erfenis verder bij de zoekers naar het ware zelf of de zoekers naar de zogeheten authentieke ervaringen in allerhande alternatieve therapien en groepspraktijken (gaande van bachbloesemtherapie over pinkster-gebedsgenezers, rebirthing, chakras, astrologie, pendelaars, bomenomarmers, homeopathie ), waardoor ze in hun newage-irrationaliteit aansluiten bij alles behalve gelaciseerde religies zoals de islam. Dat een mens geen dier mag eten dat niet geslacht is met de kop naar Mekka, voorafgegaan door een rituele spreuk, is irrationeel, redelijkerwijze onbegrijpelijk. Als de katholieke kerk opnieuw een gebod tot vis eten op vrijdag zou invoeren onwaarschijnlijk, maar je weet maar nooit met een paus die de hostie opnieuw met de hopelijk goed gewassen vingers van de priester rechtstreeks in de mond van de gelovige wil laten consumeren is dat evenzeer redelijkerwijze onbegrijpelijk en zal dat geen navolging meer vinden zo ver staat de katholieke kerk tenminste al af van irrationele praktijken. De antiautoritaire opvoeding van destijds leeft dan weer voort in de steiner-, de freinet- en, nieuw vanaf 2008, de daltonscholen (De kinderen kiezen wat ze wanneer doen), elitair-alternatieve onderonsjes van intello-ouders die de multiculturaliteit van de ordinaire school niet zien zitten maar dan wel in de buurt een beneetoptreden in multiculturele zin zullen organiseren. Laat ons opnieuw geloven in de ongebreidelde mogelijkheden van wetenschap en techniek, ook om ecologische problemen op te lossen (nog veiliger kerncentrales, bijvoorbeeld, naast schone energie vanzelfsprekend: en-en niet of-of), in de mogelijkheden van het transhumanisme, niet in de eugenetische zin van het kweken van een ras van bermenschen, maar wel in lichamelijke en psychische verbetering van de menselijke conditie en de evolutie tot cyborgs. Dat is de ware progressiviteit, die nu wordt tegengewerkt door de doemdenkerige anti-vooruitgangsdenkers. Die zijn ook niet nieuw. De huidige anti-vooruitgangsdenkers kunnen misschien een les trekken uit Limits to Growth, het rapport van de sinds 1968 opererende Club van Rome, een select genootschap van zeer geleerde 113

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

heren wiens doemdenken destijds een spoedig apocalyptisch einde van de wereld voorspelde zo zou de mondiale olievoorraad al moeten uitgeput geweest zijn in 1992 maar wiens voorspellingen over de hele lijn dus verkeerd zaten. Genoeg uitweidingen nu. Maar hopelijk heeft de lezer begrepen dat wij ons willen inschakelen in een vooruitgangsoptimistisch, consumptief, hedonistisch en door interculturaliteit en schoonheidsidealen en niet-politieke correct denken gedicteerde visie, het tegendeel van het ideologisch representatiedenken. Nostalgie naar de tijd toen het nog goed was? Dat wil zeggen naar de tijd dat de zogenaamde consumptiemaatschappij zich aankondigde maar nog niet onterecht bekritiseerd werd door de mei-68ers? Expo 58 niet vergeten vond plaats net tien jaar voor de zogeheten verbeelding aan de macht kwam (in feite ging het om zorgeloze en nieuwe consumenten, die niet wisten wat met hun vrije tijd doen en spelletjes speelden met de politie). Toen was consumeren nog heel gewoon. Nostalgie? Misschien, maar ook een voedingsbodem voor een nieuw niet door schuld beladen vooruitgangsoptimisme. Overigens heeft Belgi, het gastland voor Expo 58, op de wereldtentoonstelling een merkwaardige, ja contradictorische representatie van zichzelf laten zien. Terwijl Expo 58 het paradepaardje was van kosmopolitisme en van de moderniteit op zijn hoogtepunt, presenteerde men aldaar in feite een pre-modern Belgi. Het beeld van Belgi werd ondermeer gevormd door een bordkartonnen middeleeuwse stad, Vrolijk Belgi La Belgique Joyeuse geheten, met centraal natuurlijk de drankgelegenheid. Het beeld dat men van Belgi presenteerde was dat van de idyllische gemeenschap, van breugeliaanse folklore. Met andere woorden een beeld dat een nostalgische herinnering aan het verleden opriep: met de kasseien van de nagemaakte stad, met volksdansen, Vlaamse vendelzwaaiers, de Gilles van Binche, carnaval en onbezorgd pinten pakken en worstbroodjes eten. Modernisme versus pre-modernisme. Vooruitgang versus een wereld waarin de tijd wel leek te hebben stil gestaan. De weldaden die de opkomende consumptiecultuur beloofde versus de volkscultuur van weleer. Volksdansen versus rock n roll. Niemand overigens die zich toendertijd zorgen maakte over deze grote vertekeningsshow. 114

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

Het failliet van het vertekeningsdenken In mei 68 werd voor het eerst geformuleerd dat men kritisch moest denken. Sindsdien is dat kritisch project blijven hangen: je kan geen project, geen cursus, geen verklaring, geen lezing meer horen of er wordt gezegd dat we kritisch moeten zijn. Ondertussen is dat kritische uitgehold tot een clich, erger nog: onder het mom van het kritische wordt nu de grootste nonsens verkocht als progressiviteit. Anti-intellectualisme, terugkeer naar de religie, irrationeel mysticisme, in plaats van vrij denken en zoeken naar de waarheid: dat is in de plaats gekomen van kritiek. Of een tot clichs verstarde en gelijkhebberige kritiek, die zo abstract is dat je er in de praktijk niets kan mee aanvangen en die slechts dient als lijm om de progressivo-stam te binden. Vandaar dat een systematisch kritische houding ten opzichte van wie zegt vooral zegt kritisch te zijn, een must geworden is voor elke rechtgeaarde intellectueel op zoek naar de waarheid. Ja, ze moet bestaan die waarheid, objectiviteit, wetenschappelijkheid, zo niet dreigt het relativistische ieder zijn waarheid (ook diegene die tegen de culturele mens gericht is, zoals intelligent design) alles kapot te maken. Wie kritische nonsens uitkraamt over de consumptiemaatschappij of over massacultuur, bijvoorbeeld, doet dat natuurlijk ook op een zeer dubbelzinnige wijze (is overigens normaal in alles wat we zeggen of doen), maar niet expliciete wijze. De clich-criticaster presenteert zich als de nauwelijks verhulde wellusteling die in zijn kritiek op de consumptiemaatschappij of de massacultuur, zelf blootgeeft hoe zeer hij verlekkerd is op hun producten. Deze clich-criticaster verhult zijn wellust in een niets ontziende kritiek maar zit binnenin natuurlijk met een grote verscheurdheid. Niet zo bij de criticus die waarlijk houdt van zijn object van kritiek. De gewone mens die ook maar enigszins zijn mond durfde open te doen over wat hij zag aankomen, werd verweten dat hij het niet zo goed begrepen had. Hij werd al vlug tot verzuurde mens uitgeroepen en al even vlug voor latente fascist uitgescholden door de elite, ook al probeerde hij op zijn eigen onbeholpen toon (en niet in het modieus links jargon) iets wezenlijks te zeggen. Precies alsof 90 van de Vlaamse bevolking nu ja, tel daar de echte racisten vanaf niet al zo voorbeeldig zijn best doet inzake multiculturali115

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

teit. Die echte racisten, de die-hardmonoculturelen zijn trouwens een minderheid, ook binnen de Vlaams Belang-aanhang. Wanneer die die-hardracisten, ook negationisten, revisionisten wettelijk het zwijgen wordt opgelegd, slaat de democratie dan niet een gevaarlijke weg in inzake vrije meningsuiting? Zou rede en redelijkheid het uiteindelijk niet moeten halen ten opzichte van domheid? Voor de mei-68ers waren de scheldwoorden (petit) bourgeois (ze waren overigens zelf de kinderen van de bourgeoisie), later werd dat fascist en nu is het racist of populist geworden. Lichtzinniger kon met deze termen niet omgesprongen worden. Het zijn fetisjbegrippen. Kenmerkend voor een fetisjbegrip is dat het een betoog blokkeert en zo een gesprek doet verstarren tot een pure uitwisseling van emotionele reacties. De politiek correcten presenteerden zich als de enigen die het begrepen hadden. In feite zijn het nog altijd deze mei-68ers, die een soort yup-engagement hebben verworven via hun lange mars door de instellingen: zij zitten nu overal gesetteld om de maatschappelijke agenda blijvend te dicteren. En ze zeggen van zichzelf dat ze nog altijd socialist zijn. Kaviaarsocialisme op zijn best. In mei 68 was de leuze: Studenten en arbeiders n front. (Er waren er ook die Alle macht aan de arbeiders wilden geven, conform de richtlijnen van Stalin en Mao). Dat front met de arbeiders, was natuurlijk ook maar utopie maar niettemin: men geloofde er naefweg in. Vandaag de dag zijn de arbeiders en de laagsten op de sociale ladder in de steek gelaten door de socialisten, loftsocialisten, die hun neus richten naar de intello-progressivo-middenklasse, die met ddain neerkijkt op het klootjesvolk dat de dingen durft te zeggen zoals ze zijn. Ze waren ook met veel, die babyboomgeneratie van toen, en hun impact is navenant vandaag dan ook heel groot. Toen de grote linkse droom dreigde weg te deemsteren, toen de muur van Berlijn gevallen was, toen de grote verhalen fake bleken het communisme is er n van (hoeveel mei-68ers zouden destijds niet gedweept hebben met grote roerganger Mao?) op dat moment kwam de migrantenstroom vanuit Marokko en Turkije als een geschenk uit de hemel voor het linkse kamp dat dreigde ondergesneeuwd te worden door het aan belang herwinnende liberalisme. Zoemwoorden als respect voor de Ander (liefst met hoofdletter), verdraagzaamheid, multiculturele dialoog, de meerwaarde van 116

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

het verschil maakten opgang zonder erbij te vertellen wat men er precies moest onder verstaan. Onder dergelijke vlaggen werd in feite een eenheidsdenken gepropageerd, drammerig en moraliserend, de democratie onwaardig. En wie eventjes twijfelde en oprecht naar de waarheid probeerde te peilen, zonder vooraf afgrendelend denken, werd meteen verketterd tot racist of populist. Die migrantenstroom waarvan sprake, kon dan ook nog eens gemakkelijk gekoppeld worden aan de nieuwe modeterm globalisering. Het progressivo-broederschap wist weer wat te doen. Respect. Deze meer recentelijk ingelepelde zoemterm werd een nieuw multiculturele modewoord: men moet de andere gewoon respecteren om wat hij is; hij heeft het recht gelijk wat te verkondigen of te doen. Respect moet niet langer afgedwongen worden, laat staan de kritische analyse doorstaan maar als vanzelf opgebracht worden. Door te zwijgen over verplichtingen werd de term respect gewoon geperverteerd. De andere kon op die manier gemakkelijk de slachtoerrol aannemen: je moet niet eens scheef kijken naar een vreemdeling of je wordt al beschuldigd van xenofobie of racisme. Lichtgevoeligheid en zere tenen. Relativering en zelfrelativering zijn geschrapt in het vocabulaire van de slachtoers n van de progressivos: met jezelf lachen, zelfrelativering is er niet meer bij. Respect is niet onvoorwaardelijke begrip opbrengen voor de Andere, maar een houding van onbegrip niet laten escaleren. Zalig dan ook de soixante-huitards die het licht hebben gezien en de kant van de kapitalistische maatschappij hebben gekozen. Op je twintigste mag je nog de revolutie preken, als je dat blijft doen tot je zestigste is er iets mis met je psyche. Wat de onverbeterlijke soixante-huitards echter aangericht hebben bij de jongere generatie, is uniek in de geschiedenis: niet de wijsheid van de leeftijd maar de domheid van een ideologie heeft jongere generaties ervan overtuigd dat hun jeugdige, onbezonnen kritiek kon gelegitimeerd worden door een mei 68-attest. De babyboomgeneratie, de eerste generatie die opgroeide met de nieuwe jeugdcultuur het is vandaag onbegrijpelijk maar wij hebben met onze ouders nog moeten vechten voor de eerste jeans en het eerste rockplaatje en die nadien de revolutie zou preken (en ook het aanzicht van de rest van de eeuw zou bepalen), die generatie wou voor haar kinderen niet meer de rol vervullen die hun ouders 117

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

hadden gespeeld. Hun ouders waren ofwel burgerlijk ofwel arbeiders die hun kinderen graag in een burgerlijke richting zouden zien evolueren. Eenmaal zelf ouder, was deze mei 68-generatie de eerste generatie die begrip kon opbrengen voor revolterende kids, ja hun kinderen oplegden om kritisch te zijn tegenover alles en nog wat. Wie als opgroeiende jongere van deze generatie nog echt wou revolteren tegenover de ouders, moest zich welhaast conservatief gedragen. Zonder de ideologie van mei 68 is het niet te begrijpen hoe inzake media zich een vertekeningsdenken heeft ontwikkeld in de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw tot op de dag van vandaag. In hun ongetwijfeld goed bedoelde maar doorgedraaide kritische instelling hebben de representatiedenkers de mythe weten te voeden dat de media in staat zijn de werkelijkheid getrouw te representeren en erger nog dan deze denkfout dat de media dan ook de werkelijkheid willens nillens moeten weerspiegelen. Vandaag doen ze dat niet en dus worden eisen gesteld om allerhande aspecten van de realiteit (zoals de afbeelding van allochtonen en vrouwen) in de juiste (dit is realistische) zin te corrigeren. Merkwaardig is echter dat de rele maar onwenselijk geachte negatieve voorstellingen moeten worden geweerd uit de media. Gedreven door politieke correctheid mag bijvoorbeeld werkelijk crimineel gedrag van allochtonen niet meer bij naam genoemd worden, wordt het gebagatelliseerd of moet het minstens vergezeld gaan van een vergoelijkende verklaring (schuld van de westerse maatschappij of schuld van de sociaaleconomische positie van vreemdelingen). De ideologie van mei 68 is de achtergrond waartegen representatieve/ideologische en politiek correct corrigerende analysen dienen gesitueerd te worden, waarachter in feite een tirannie van de moralistische mening schuilgaat. Politieke correctheid maakt dat elke kritiek omgekeerd wordt tot stigmatisering van een minderheidsgroep. Achter de representatie-ideologie gaat het eenheidsdenken schuil van de progressistische gedachtepolitie. Al is er de jongste jaren, vooral sinds 9/11, toch wel wat kritiek te horen op die politieke correctheid, ze is er nog altijd. Al is wat twintig jaar geleden door de eerste verzuurde burgers als een probleem van het multiculturalisme werd gezien en op dat moment 118

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

door het Vlaams Blok gretig aangegrepen werd, al is dus het failliet van het multiculturele denken destijds al voorzien, het werd genegeerd door de intellos. Als men het multiculturalisme toen als te verwerpen optie had opzijgezet en de problemen destijds al aangepakt in de richting van interculturalisme, was het Vlaams Blok misschien niet van de grond gekomen. De grote vertekeningsshow is een geliefde truc van de intellos om de media de schuld te geven van het al even grote verzuringsdrama. Wie televisie kijkt, komt niet meer buiten, heeft geen sociaal contact meer (in het zogeheten middenveld), raakt daardoor verzuurd en dat geldt merkwaardig genoeg in een tijd waar sprake is van de grote vervlakking van de openbare omroep vooral voor de kijkers van commercile zenders. En wie verzuurd is, was/ is rijp voor de lokroep van het VlaamsBlok/Belang het wordt zo wel niet altijd gezegd maar wel zo bedoeld. Zo eenvoudig is dat. En daar komt dan nog eens bij dat de media in hun programmas zelf racistisch, seksistisch, anti-emancipatorisch ten opzichte van minderheidsgroepen zijn het wordt zo wel niet altijd gezegd maar wel zo bedoeld. Zo wordt de grote vertekeningsshow niet genoeg of verkeerd afgebeelde allochtonen, vrouwen, homos, lesbiennes, transseksuelen, gehandicapten zo wordt die grote vertekeningsshow een soort trechter waarmee racisme, seksisme en onbegrip voor minderheidsgroepen in de koker van de kijkers wordt gegoten en wordt die dus nog een extra element in de verzuring. Was het maar zo simpel! Dan waren de oplossingen voor alle problemen toch even simpel? Iedereen representatief en niet meer in een negatieve context maar positief op het scherm! We hebben het zinloze van de vertekeningstheorie uiteengezet en komen daar niet meer op terug, tenzij op een belangrijk punt: de vertekeningstheorie blijft in een wij/zij-schema hangen, een multicultureel schema. Omdat dit niet blijkt te werken, moeten we resoluut naar de (moeilijker) te bewandelen weg van de interculturaliteit. Daarin kan een wij het voor de zij opnemen, maar ook een zij voor de wij. Wij en zij zijn allemaal mensen met au fond dezelfde mensen-wensen en dezelfde mensen-streken (Dat komt allemaal in de Fabeltjeskrant!). Men moet dan wel bereid zijn de pakjes waarin die wensen zijn opgeborgen (irrationaliteit van zowel godsdienst als politieke correctheid) te verbranden. Op dat moment, op het moment dat 119

DE GROTE VERTEKENINGSSHOW

we autochtonen en allochtonen, mannen en vrouwen, heteros en holebis, mensen zonder lichamelijke of geestelijke problemen en gehandicapten, jongeren en ouderen als gelijkwaardige mensen behandelen, op dat moment is het afspiegelingsdenken hopeloos achterhaald. Dan kan er geen sprake meer zijn van foute representatie of vertekening van de realiteit in de media. Representatiedenken slaat hooguit op de kwantiteit, niet op de kwaliteit. Representatiecijfers zeggen niets over de betekenis, de beleving van wat geteld wordt. Vertekeningsdenken, zoals dat opgevoerd wordt in de grote vertekeningsshow het is inderdaad maar show en dan nog een slechte, alhoewel bij wijlen toch een vermakelijke zij het absurde show, zoals blijkt uit een aantal voorbeelden supra dergelijk vertekeningsdenken staat het ideaal van de grote vermenging in de weg; niet de geforceerde, maar de spontaan groeiende assimilatie tussen verschillen die uitgevlakt worden. Spontaan van onderuit emergerend, niet van bovenaf opgelegd door theorien over juiste representatie. Een laatste anekdote, met een link tussen islam en schoonheidsideaal de twee voornaamste themas in de grote vertekeningsshow. Ik zie vaker allochtone jonge dames paraderen op hoge hakken, perfect passend in het gedoodverfde schoonheidsideaal, in uiterst modieuze kleding en met Dolce & Gabbana-zonnebril, weliswaar met hoofddoek en het staat hen nog goed ook: esthetiek maakt veel goed. In het hoofddoekendebat is esthetiek ook een belangrijk criterium, naast scheiding van godsdienst en neutrale staat: een vrouw die zich mooi maakt volgens onze westerse normen van de kapitalistische consumptiemaatschappij en daar dan ook nog een goed ogende hoofddoek bij draagt, die dus eigenlijk zegt dat ze nagekeken mag worden door en openstaat voor iedereen, zowel autochtonen als allochtonen: die mag rustig achter een openbaar loket plaatsnemen, wat ons betreft. Dat komt wel goed.

120

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008) Ontsporingen uit de wereld van politiek, reclame, merken, communicatie, onderwijs en opinieonderzoek. Welkom in het land van Nooit.
Frank Thevissen

Inleiding

De volgende keer dat er uitgebreid zal worden teruggeblikt op het magische jaar 1968 zal in 2018 zijn. De voltallige generatie van 68 zal dan met pensioen zijn en bij die gelegenheid zal er ongetwijfeld nog breedvoeriger dan nu gemijmerd en geanalyseerd worden over de maatschappelijke impact en de reikwijdte van die periode. In 2018 zal de romantische hunkering naar de ambities, verzuchtingen en idealen van deze generatie een halve eeuw rondspoken. Maar over tien jaar zullen schat ik de laatste illusies van 68 roemloos aan arden geschoten zijn en zijn ingehaald door de nietsontziende realiteit. Anno 2008, veertig jaar na 68, is de verbeelding evenwel nog altijd aan de macht. Ze heeft na vier decennia het land van Nooit voortgebracht. In 1999 vond Guy Verhofstadt dat de tijd rijp was om werk te maken van de Modelstaat. Ruim acht jaar nadat de Modelstaat werd neergezet op de funderingen van 68 bladdert de verf van de muren en zijn de scheuren en barsten in de politiek krammikkige staat waarin de Modelstaat zich bevindt onmiskenbaar zichtbaar, al blijven de architecten volhouden dat het slechts om een perceptieprobleem handelt. In het land van Nooit de Modelstaat die nooit was waart de illusie van 68 met andere woorden nog altijd rond in de media, de journalistiek, de reclame, het onderwijs en het (opinie)onder121

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

zoek. Het zijn stuk voor stuk domeinen die ik de afgelopen twintig jaar beroepshalve intensief heb gevolgd, geobserveerd, onderzocht en beschreven in tientallen columns en opiniestukken. Toevallig of niet zijn de media, de journalistiek, de reclame, het onderwijs en het opinieonderzoek stuk voor stuk domeinen waarin de realisaties van het land van Nooit perfect kunnen waargenomen en bestudeerd worden. Met een verouderde terminologie zouden we ze immers als d ideologische staatsapparaten van de Modelstaat kunnen aanduiden. Hoe verschillend de vermelde domeinen ook zijn en hoe ver ze ogenschijnlijk ook uit elkaar liggen, in het land van Nooit zijn ze meer dan ooit met elkaar versmolten. In de Modelstaat worden journalisten verkozen tot marketeer van het jaar, worden politici benoemd tot docenten aan universiteiten, wordt onderzoek journalistiek (in plaats van onderzoeksjournalistiek) en krijgen politici merkadviezen die vroeger enkel voor waspoederfabrikanten waren weggelegd. Dat de ontmaskering van de Modelstaat geen vrijblijvende en risicoloze operatie is, is ondertussen gebleken. Zolang de kritiek op het land van Nooit beperkt blijft tot dartele opinies wordt dit in de Modelstaat probleemloos getollereerd. Wie echter door de bordkartonnen decors van de Modelstaat rijdt mag zich aan de Gedankenpolizei verwachten in de hoedanigheid van politicus, journalist, academicusonderzoeker, spin doctor of merkenspecialist. Alvorens de netwerken in de Modelstaat zich sluiten, zal men nog eerst trachten je enige paranoia toe te schrijven. Of zoals Yves Desmet van De Morgen mij op 21 november 2006 schreef: 'Het is niet omdat je paranode bent, dat je niet achtervolgd wordt'. En Desmet had, zoals steeds, weer gelijk. Welkom in het land van Nooit. (Prelude) De kiezer zegt
van de looverbosch (vrt): De Paarse regering krijgt 5,5 op 10. Ik

denk, mijnheer Vande Lanotte, moest uw kind met zon rapport thuiskomen, u zou niet goed gezind zijn? vande lanotte: (sp.a): Neen, dat is juist, maar dat zijn inderdaad rapporten die men op deze manier samenstelt. Ik vind echt dat we moeten kijken wat de kiezer zegt en bovendien moeten we ook een beetje leren uit het gegeven van rapporten en dergelijke meer. De vraag is: waar gaan we naar toe met de toekomst van ons land? 122

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

van de looverbosch: Maar goed is het in elk geval niet, h? vande lanotte: Het is echt de vraag: waar gaan we in de toekomst

naar toe met ons land? Wat bieden de partijen aan? En ik denk dat de kiezer dat weet. En in elk geval: men weet waar wij voor staan, wat wij rond werk, rond energie, rond sociale zekerheid willen. En je moet je keuze maken. En ik denk: rapporten dat kan iedereen schrijven op dit moment, maar de kiezingen (sic) daar gaat het om. En wij zijn toch vertrouwend (sic) dat we een aantal sterke punten hebben en die ook aan de kiezer gaan kunnen voorleggen. vrt-journalist Marc Van de Looverbosch 8 juni 2007, twee dagen voor de federale verkiezingen van 10 juni 2007 in gesprek met Johan Vande Lanotte, op dat ogenblik Sp.a-voorzitter en kandidaat-premier.
vtm: Hebt u zelf echt voeling met hoeveel de dingen kosten? Hoe-

veel kost een brood?


verhofstadt: Ik koop er altijd eentje met rozijnen van 60 frank.

Bron: Vragen van kijkers aan Guy Verhofstadt, vtm, 8 juni 2007, t zeven jaar na de invoering van de euro. Welkom in het land van Nooit Negen van de tien Vlamingen zijn tevreden over hun job, levensstandaard, woning, buurt, vrijetijdsbesteding en sociale contacten1. 2. Belgen behoren tot de gelukkigste mensen van Europa Politici, managers, artiesten hebben 'echt' ontdekt3. 80 procent wenst te werken voor een bedrijf dat oog heeft voor de maatschappij4. Welkom in het land van Nooit!
Fons Van Dyck, Het merk mens. Consumenten grijpen de macht, Leuven, 2008, p. 77. 2 Ibidem, p. 75. 3 Ibidem, p. 97. 4 Ibidem, p. 199. 1

123

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

De geest van 68 is een spook geworden Als jaartal heeft 1968 gaandeweg een waaier van betekenissen gekregen. De globale reconstructie van de betekenis en reikwijdte van een reeks relatief onsamenhangende en ruimtelijk verspreide gebeurtenissen van Leuven Vlaams tot Woodstock vormt elk jubileumjaar zoals 2008 voer voor oude en nieuwe bespiegelingen. En elke keer wordt er wel weer een nieuwe betekenissamenhang ontdekt voor een kantelperiode die uiteindelijk strekt van het midden van de jaren 60 tot aan de oliecrisis in 1973, waarin uiteindelijk weinig kantelde. Veertig jaar na 68 zitten we volop in de uitkristallisatie van acht jaar paars dat tussen 1999 en 2007 grotendeels de utopien, dromen en verzuchtingen van 68 heeft gerealiseerd, zij het door middel van image politics, impressiemanagement en perceptietechnologie. De idealen en illusies van deze generatie zijn verder optimaal gerecupereerd door de mode, muziek, design, marketing en reclame. Na vier decennia is 68 de materialisering van een droom geworden, waarbij inhoud verpakking werd, revolte design en journalistiek public relations. In 2007 werd een hoofdredacteur verkozen tot marketeer van het jaar. Eind jaren 60 zou dat wellicht nog aanleiding hebben gegeven tot een rel. Vandaag is het een eretitel. Symbolischer kon het haast niet: toen ik ergens in het voorjaar van 2008 via Google-beelden mei 68 intikte, verscheen als eerste beeld een foto van de Rue St. Jacques in Parijs, waar studenten met kasseien als gewapend verzetsmiddel het establishment te lijf gingen. Het eerste beeld dat ik tegenkwam toen ik via dezelfde Google May 2008 ingaf, was dat van Madonna volledig gerestyled volgens de iconograe van de jaren 60. De opstandige generatie van 68 symboliseert vandaag niet alleen het establishment maar ook de realisatie van de droom van 68. En hoewel die utopie nooit duidelijk werd geformuleerd of uitgetekend in dat opzicht was 68 slechts een schim van de Franse Revolutie is de droom van 68 ondertussen nagenoeg tot in de puntjes gerealiseerd. 124

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Burgers, activisten, actieven, zelfstandigen, werklozen, hardwerkende Vlamingen die in die droom wonen, leven en werken, hebben er allemaal dezelfde status gekregen en worden er nu door de politieke klasse collectief aangesproken als 'de mensen'. In 2007 schafte een politieke partij, Open Vld, daarbij zelfs de notie van doelgroepen af. 'Omdat we geen partij zijn van doelgroepen, maar een partij die er voor iedereen is', zo staat het onder andere te lezen in de Wegwijzer voor nieuwe leden van Open Vld. De egalitaire, gelijkekansenstaat waar voor de mensen niet de afkomst maar de toekomst telt. En die ziet er, zoals we zullen uiteenzetten, veelbelovend uit. In Vlaanderen kende de Modelstaat zijn politieke hoogtepunt vanaf het einde van de jaren 90, met de uitvinding van paars. Ze kreeg vorm onder de paars-groene regering Verhofstadt i in 1999. Verhofstadt i was de eerste regering die communicatie en perceptie boven beleid verhief. Hij bouwde in die periode de overheidscommunicatie grotendeels af en verving die door onvervalste regeringspropaganda. De regering Verhofstadt i veroorzaakte daarmee een belangrijke trendbreuk inzake politiek bedrijven. Communicatie- en mediakwesties gingen voor het eerst zwaarder wegen dan beleidsvraagstukken en creerden, met behulp van de media, een nieuwe realiteit: de mediatieke realiteit van de Modelstaat. Binnen het kader van de Modelstaat werd beleid ondergeschikt aan beleidscommunicatie. Beleidsrealisaties en -prestaties moesten plaats ruimen voor beleidsmarketing (megaministerraden, de tien werven van Verhofstadt, in 2007 vlak voor de verkiezingen voorgesteld als een ultiem actieplan ...) en een onophoudelijke communicatiestroom van ambitieuze beleidsvoornemens, ideen en plannen. De reden waarom de Federale Voorlichtingsdienst (fvd) bij de aanvang van de paars-groene regering in 1999 werd afgeschaft, was duidelijk: de nieuwe federale Belgische Modelstaat moest zoveel mogelijk vereenzelvigd worden met de regering Verhofstadt. Voor een gedepolitiseerde, professionele overheidscommunicatie was in zon visie geen plaats.

125

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

In die gelijkekansenstaat zijn de politici evenwel moe. Sommigen rusten uit in Toscane. Ze zijn uitgeblust en uitgepraat. Moe vanwege het harde labeur dat de realisatie van de Modelstaat met zich meebracht. Daar hebben politici, samen met hun spindoctors, reclame- en communicatieadviseurs, de afgelopen veertig jaar immers hard aan getimmerd. Politici zijn door overvloedige mediatraining en communicatieadvies het menselijke stadium voorbij en klampen zich vast aan geconstrueerde realiteiten van poppolls en opiniepeilingen. De media verbinden hen met de buitenwereldwereld. Ze zijn de navelstreng tussen de politiek en de mensen. En aangezien zowat alles binnen die Modelstaat gerealiseerd werd, rest politici enkel de media te voeden met oneliners en dipsausnieuws in allerhande programmaformats, te poseren voor ctieve platenhoezen en irrelevante mediaoptredens te verzorgen in quizprogramma's, culinaire magazines, sportuitzendingen en lichtvoetige zomertalkshows. Er is stilaan sleet gekomen op de aantrekkingskracht van deze dagelijkse verplichte, veelal uitgelokte en kunstmatige brok politieke actualiteit. Dus moet de entertainmentwaarde van het politieke nieuws dringend worden opgeschroefd om de schwung in de berichtgeving te houden en de afgestompte publieksaandacht te prikkelen. Het celebrityprogramma De Rode Loper staat daarbij r zonder enige twijfel model als ht nieuwsformat van de toekomst. Het is stilaan de meeste geduchte concurrent van Het Journaal. Afgelopen zomer was Vlaams Belang-politica Marie-Rose Morel op die manier nog hot news toen ze door Dag Allemaal gesignaleerd l werd op de datingsite www.nl.rendez-vous.be. Het nieuws werd in de media paginavullend opgediend, met feiten, interviews, commentaren en bespiegelingen. Goed voor een aanzienlijke mediaoppervlakte met een marktwaarde van tienduizenden euros en knarsetandende collegas. Politici beseen immers hoe belangrijk het is om ook buiten hun politieke biotoop (op) te treden en zo hun bekendheid, bv-status en marktwaarde op peil te houden. Wie veertig jaar na de feiten een bodemonderzoek start naar de restanten van 68, stuit daarbij onvermijdelijk op de Modelstaat. Hoewel de geest van 68 grotendeels als utopie is verdampt, is de 126

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

revolutionaire droom anno 2008 door het establishment in een recupereerde, gefrabiceerde, autoritaire en strak gecontroleerde en geregisseerde verpakking werkelijkheid geworden. In 68 bleken de gevestigde maatschappelijke structuren te taai om door de antiautoritaire beweging van hippies, provo's, anarchisten en kabouters gekraakt te worden. De voortrekkers van het antiautoritair verzet, het anti-establishment, de ontvoogding en emancipatiebeweging, restte na de uitdoving van het protest van 68 niets anders dan hun tomeloze ambitie te vertalen binnen de establishmentstructuren en er het bv-statuut aan te vragen. Zij brachten de illusie aan de macht. Op die manier is de geest van 68 als een spook blijven ronddwalen. Ondertussen heeft het grootste deel van de roergangers van 68 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en heeft het spook een ctitious reality gebaard: een op ctie gebaseerde realiteit. Niet verwonderlijk dus dat veel volksmenners van weleer vandaag aan de establishmentzijde zijn opgedoken. Onze Modelstaat is uiteraard geen concrete realisatie op het terrein maar een onhandig verpakte droom gebleven, waarbij zelfs op de kwaliteit van het gebruikte inpakpapier en het inpakpersoneel n en ander aan te merken valt. Vandaag moet dwangmatige progressiviteit de repressie verdoezelen en is de vrijheidsgedachte een door cameras en registratiesystemen bewaakte illusie die vooral door de mode, reclame, marketing en design wordt verwoord. De vrijheid blijheid-gedachte is er vertaald in talloze reclameslogans en kan enkel door middel van consumptiegedrag in praktijk worden gebracht. Rebellie en anti-establisment vormen vandaag nog hoofdzakelijk zakelijke poses; een marketingattitude. Goedele, het magazine, voert guerilla op hoge hakken, maar dan wel van het meest salonfhige soort. De Rolling Stones leveren daarvan het overtuigende, levende bewijs. De boodschap van Love, Peace & Understanding wordt er vooral via commercile merken bij de cong sument ingehamerd. De wereldwijde communicatiegroep Saatchi & Saatchi positioneert zich anno 2008 als The Love Marks Company en gebruikt daarbij het beeld van het Volkswagenbusje met het hippie-imago uit de jaren 60. Music is love zo acheert tegelijkertijd Coca-Cola. 127

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

De wereld van de Lovemarks en Peace Companies Ruim de helft van de marktwaarde van een onderneming zit vandaag in de hoofden van stakeholder gestockeerd in de vorm van visibiliteit, imago en reputatie: in de niet-tastbare en op perceptie gebaseerde mentale grondstoen. Merken zijn getransformeerd in Lovemarks. De emotionele perceptie is daarbij overheersend. Keven Roberts, ceo van Saatchi & Saatchi, schrijft daarover in zijn boek, Lovemarks, the future beyond brands: The idealism of Love is the new realism fo business. By building Respect and inspiring Love, business can move the world. Merken, marketing, reclame en communicatie werpen zich vandaag op als de voortrekkers en behoeders van het utopia van de Modelstaat. De Modelstaat putte trouwens zijn inspiratie uit recente ontwikkelingen in vakgebieden zoals communicatie, marketing en reclame. De consument wordt daarbij de illusie aangepraat dat hij eigenaar van merken is geworden. Op hun beurt dragen die merken permanent bij tot een betere wereld. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat geleidelijk aan, vanaf de jaren 80, bedrijven in hun proleringsijver zich massaal op ecologische issues en duurzaam ondernemen zijn gaan storten. Bij alles wat merken en bedrijven ondernemen, moesten zij verantwoording aeggen tegenover de media en de publieke opinie. Maatschappelijk, ecologisch, duurzaam en ethisch ondernemen, werd de norm. Ondernemingen schuwen daarbij de grote woorden en principes niet. Grote energiebedrijven proleren zich vandaag zonder verpinken als partnerorganisaties van Greenpeace. Aspirineproducent Bayer werft met de slogan competentie en verantwoordelijkheid. Shell beroept zich op zijn ecologische voortrekkersrol en Nike portretteert zichzelf als een collectief dat zich liefdevol inzet voor de Nike-familie van sportliefhebbers, werknemers en consumenten. McDonalds is buitengewoon bezorgd om onze eetgewoonten. Ze huren celebrities in om hun maatschappelijk engagement en verantwoordelijkheid te ondersteunen en te bewijzen, in de hoop dat hun boodschap zo extra weerklank krijgt. Kim Gevaert laat via de website van McDonalds het volgende weten: Voeding is voor mij een echte partner en helpt mij te presteren. (...) Af en toe neem ik 128

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

wel eens een snoepje, maar nooit veel. En wanneer ik naar McDonalds ga, neem ik een grilled chicken caesar salad, daar ben ik dol op! Maar de verantwoordelijkheden en weldaden van de fast-food producent reiken aanzienlijk verder: Wereldwijd zet McDonald's zich in om oplossingen te zoeken voor problemen die de gezondheid van kinderen en hun families aanbelangen. Best gekend zijn de Ronald McDonald Huizen (...). Maar er zijn nog voorbeelden: de Orbis dc-10, een vliegende oog-kliniek voor kinderen in ontwikkelingslanden, de Ronald McDonald Care Mobile (...) of de Changing the face of the world-actie, een partnership met Interplast en Operation Smile (...). Ook celebrities bij ons gekortwiekt tot bv's storten zich massaal op de goede doelen-markt. Het zijn de designerbrands van het nieuwe millennium. Als lucratieve activiteit is naakt poseren in Playboy niet langer verantwoord (in de jaren 60 was het dat overigens wel). En hoewel dit het enige aannemelijke motief is en blijft moet het dus op een dubbelzinnige manier aan een goed doel worden opgehangen. De bv-industrie is op die manier gegroeid tot n van de lucratievere segmenten van de arbeidsmarkt. Bedrijven en merken zoeken er vandaag hun competitief en onderscheidend voordeel, in jargon verpakt onder de codenaam csr: Corporate Social Responsibility. Het is steevast ook het antwoord dat in enqutes hierover door bedrijfsleiders het meest wordt omcirkeld. Geen onderneming ontsnapt aan wat sommigen de terreur van het goede doel zijn gaan noemen. Zelfs Phaedra Hoste liet vorig jaar nog een persbericht rondsturen waarin ze liet weten dat ze 5 400 kg hondenvoeding doneerde aan asielen. Ook een goed doel. csr is de sleutel tot succesvol ondernemerschap. De moderne onderneming legt immers best een zo groot mogelijke ethische, sociale, maatschappelijke, milieuvriendelijke en duurzame activiteit aan de dag en rapporteert daarover regelmatig via de media aan het grote publiek. In hun permanente zoektocht naar toegevoegde waarde hebben ondernemingen de afgelopen halve eeuw diverse stadia doorlopen. Aanvankelijk trachtten bedrijven zich te onderscheiden door simpelweg betere waar te produceren. In een volgende fase werd het zaak toegevoegde waarde te realiseren via 129

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

betere dienstverlening. Ook hier stuitte men na verloop van tijd op competitieve grenzen. Eind jaren tachtig moesten imago-ingrepen meerwaarde helpen creren toen nog een prikkelende uitdaging die stilaan met slijtageverschijnselen kampt. In de competitieve zoektocht naar goodwill bij consumenten, werknemers en aandeelhouders lijkt csr d uitkomst, ook al begeven bedrijven zich met sterk wisselend succes en geloofwaardigheid op dit terrein. Het weinige zinvolle dat ik de afgelopen tien jaar over csr heb gehoord of gelezen, kwam van Fouad Hamdan, een internationale pr-expert die talloze ngo's waaronder Greenpeace adviseerde en ooit door de Libanese media werd uitgeroepen tot Man of the Year. Ik ontmoette de man afgelopen jaar op een internationale conferentie, georganiseerd door de School of Media, Business & Politics (smbp), waar we beiden te gast waren om te spreken over de internationale trends, ontwikkelingen en de toekomst van de strategische bedrijfs- en organisatiecommunicatie. Fouad ontwikkelde er de these dat commercile bedrijven dringend moeten stoppen zich uit te putten in datgene waar ze over het algemeen bijzonder slecht in blijken te zijn, namelijk social responsibility. Die boodschap kwam hard maar indringend aan bij de aanwezige communicatiemanagers van grote internationale ondernemingen. Bedrijven van de toekomst zullen zich, zo voorspelt Hamdan, opnieuw moeten concrentreren op hun winstgerichte corebusiness, en zullen dat op een transparante, ethisch verantwoorde en zo duurzaam mogelijke manier moeten doen. Dat is een ecintere en vooral meer geloofwaardige strategie dan csr-public relations. Desalniettemin blijven goede doelen meer dan ooit big business. Duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen levert vooral symbolische legitimatie op. Het Zwartboek Wereldmerken van de journalisten Klaus Werner en Hans Weiss legde de realiteit achter die faade van csr en duurzaam en ethisch ondernemen genadeloos bloot. Maar in de Modelstaat geldt vooral de allesoverheersende wet van de perceptie en die heeft ruimschoots voorrang op de realiteit. Ook in de wereld van merken zijn de perceptie en de verbeelding volop aan de macht. 130

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Veelal getuigt de manier waarop ondernemingen en merken zich een ecologische, ethische en maatschappelijke verantwoordelijkheidsrol aanmeten, van een naviteit die velen de mei 68-generatie verweten hebben, met dat verschil dat die faade nog zelden wordt doorprikt. Ook politieke partijen en overheden bezondigen zich aan eenzelfde verkleutering. De Modelstaat is immers een vluchtige, snelle en simpele wereld, die vooral gedragen wordt door symboliek. Aan de realiteit wordt nauwelijks geraakt. Je kan zowaar de mate waarin een maatschappij haar greep verliest op de realiteit, aezen aan het aantal symbolische acties. Welkom in de Open Poppoll-samenleving Ook het politieke bedrijf heeft zich met veel ijver op de idealen van 68 gestort. Niet verwonderlijk trouwens aangezien politici overwegend beroep doen op adviseurs en consultants uit de wereld van de marketing en de reclame. Die schrijven uiteindelijk soortgelijke recepten voor aan het politieke bedrijf. Zo zit er vandaag onmiskenbaar een desinformerende strategie in het overaanbod van politieke pseudo-informatie dat vanuit de politieke hoofdkwartieren onophoudelijk op ons wordt afgevuurd. Verkiezingsslogans als Ons land staat er weer (vld-campagne 2003) en begrippen als gratis, respect, goed bestuur en de mensen zijn typevoorbeelden van de manier waarop politici de utopien en idealen van 68 in taal hebben omgezet. Om die utopie te realiseren, heeft de politiek de newspeak op grote schaal ingevoerd en werden beleidsregeringen vervangen door communicatieregeringen, drijvend op de maat van de media en de poppolls. Graadmeter voor de performantie van het politieke systeem werd niet de kwaliteit en impact van het beleid, maar het succes en de persoonlijke populariteit van politici in de poppolls. Ook binnen de partijhoofdkwartieren werd de score in de poppolls de maatstaf voor de politieke carrireplanning en de politieke strategie. De huidige generatie politici is op een obsessionele wijze bezig met imago, communicatie en het halen van een goede pers. Qua belang overtroeven de politieke populariteitspolls van politici ondertussen de klassieke peilingen naar de electorale marktaan131

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

delen van de politieke partijen, precies omdat de huidige generatie politici er danig veel belang aan hecht. In 2006 wond Karel De Gucht zich op zijn kabinet tegenover mij op omdat, volgens hem, De Stemmenkampioen de internetpeiling die tussen 2004 en 2007 in opdracht van Het Laatste Nieuws liep zijn populariteit onvoldoende hoog inschatte. Het irriteerde De Gucht bovendien mateloos dat zijn partijgenoot Herman De Croo in diezelfde poll hoger scoorde dan hijzelf. U moest eens weten hoe populair ik ben in Berlare, en niet alleen bij vrijzinnigen, maar ook bij de katholieken, zo klonk hij uiterst gerriteerd. De politicus was met geen mogelijkheid aan zijn verstand te brengen dat de reikwijdte van de imago- en reputatiemetingen van De Stemmenkampioen, iets verder strekte dan Berlare. Het incident staat evenwel symbool voor de manier waarop sommige politici gebiologeerd zijn geraakt door hun eigen populariteitsvraagstuk. Maar datzelfde geldt ook voor de media. Op 27 maart 2006 lazen we over de La Libre Belgique-peiling in De Morgen dat Als er nu federale verkiezingen zouden plaatsvinden, die zouden uitdraaien op een spannende tweestrijd tussen Verhofstadt en Yves Leterme. De conclusie werd getrokken op basis van een ex aequo van beide politici in de poppoll, terwijl het verschil inzake geschatte electoraal marktaandeel tussen cd&v/n-va en vld/Vivant in diezelfde v peiling acht procent bedroeg. Populariteitspolls en resultaten over kiesintenties hebben doorgaans bitter weinig met elkaar te maken. Het statistisch verband tussen beide is uitgesproken zwak. Dat komt onder meer omdat de populariteit van een politicus slechts electoraal verzilverd kan worden indien kiezers ook bereid zijn op zijn of haar partij te stemmen. Net zomin als Yves Leterme destijds voordeel puurde uit zijn populariteit extra muros (die was namelijk signicant groter dan de 800 000 voorkeurstemmen die hij bij de federale verkiezingen van 2007 behaalde), net zomin heeft Vlaams Belang-politicus Filip Dewinter electoraal last van zijn immense impopulariteit buiten zijn eigen partij. Toch wordt de populariteit n van de belangrijkste drijfveren voor het politieke handelen. Vandaar is het nog maar een kleine stap naar populisme. 132

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Politici als Steve Stevaert en Guy Verhofstadt deze laatste vooral via zijn spindoctor Nol Slangen waren meesters in het beoefenen van de kunst van het populisme. Ze staan er symbool voor. Iedereen die die illusie niet wou aanvaarden of doorprikte, werd consequent als verzuurde, populist of rechts-extremist gebrandmerkt. Aangezien de Modelstaat al die tijd bitter weinig verband hield met enige politieke, economische of sociologische realiteit, moest die utopie vooral in de hoofden van mensen worden gerealiseerd. De mentale en perceptuele manipulatie die daarmee gepaard ging was aanzienlijk. Aan socialistische zijde was het vooral Steve Stevaert die de toon zette, met een nooit eerder geziene populistische onelinerpolitiek en -retoriek. In de hele periode vanaf 1999 tot aan de verkiezingen van 2007 was de Teletubbie-aanpak van de socialisten trouwens een stuk succesvoller dan die van de vld. Dat was meteen ook de reden waarop de Open Vld steeds dichter ging aanschurken bij de sp.a en er het stempel van progressieve centrumpartij van kopieerde. Verhofstadt nam dat aanschurken zelfs letterlijk, samen met Freya Van den Bossche op het bankje in het Gentse Citadelpark. In de tekstballonnen van de ache voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 de tenenkrullende opschriften: ' 't Is goe geweest, h, Guy?' Zeg dat wel nog ne keer, Freya? Slangen had bij zijn comeback de vld-voorzitter ingeuisterd dat de begrippen links en rechts achterhaald waren. Somers verklaarde daarop in 2006 dat links en rechts begrippen zijn die slechts voor meetkundigen zijn weggelegd. Als er nu ergens een domein is waar de begrippen links en rechts zeer betrekkelijke betekenis hebben, is het wel in de meetkunde. De uitspraak zei dus zeer weinig over meetkunde maar alles over de expertise waarmee de vld zich door het kersverse vld-lid Slangen liet leiden. De politicologen Devos, Van Lieeringe en Verlet hadden trouwens net een uitstekend gedocumenteerd boek gepubliceerd over het meest essentile en betekenisvolle ordeningsprincipe uit de politiek, nl. links en rechts. Waar de nieuwe progressieve centrumprolering concreet voor stond, kreeg niemand duidelijk uitgelegd. 133

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

De verbouwingsoperatie van de vld in de Open Vld in 2007 was een perfecte illustratie van een merkoperatie, zonder aan welke realiteit dan ook maar te raken. Op het niveau van een commercieel kinderprogramma, zo doorprikbaar was de visie en de strategie van de Open Vld. Open Vld leende zich daarbij vooral tot etse woordspelingen, zoals de afbeelding van een open conservenblik met daarboven de tekst: Met een open blik naar 2008. Dat melig niveau werd gretig gesleten aan de media, hoe doorzichtig het verhaal ook was. De verpletterende leegheid van het nieuwe 'open' discours la Slangen was bij momenten zo stuitend, dat journalisten radeloos gingen denken dat die nietszeggendheid wel virtuositeit moest verbergen. Dat had veel te maken met de even ongelukkige als zwakke positioneringstrategie die de 'hernieuwde' partij voor zichzelf had uitgestippeld. In het nieuwe discours van de liberale partij die vlak voor de federale verkiezingen van 2007 beweerde zichzelf te hebben heruitgevonden, werd het liberale project en de visie op de samenleving immers ei zo na neergehaald tot het niveau van een commercieel kinderprogramma: Open Vld for kids. De man die beweerde zwaar in te zetten op ideologie en inhoud verklaarde in een weekendinterview met een krant dat etiketten als socialist, liberaal en christendemocratisch bij de kiezer zijn vervaagd. En dus moest er naar eigen zeggen een eigen project op poten worden gezet. De strategie van Slangen liet enkele slappe demagogische lijntjes doorschemeren waarmee hij de vld voor de verkiezingen uit het electorale slop trachtte te kleuren. De mate waarin een strategie aanslaat en succesvol is, kan je doorgaans aeiden aan de mate waarin een boodschapper zich al dan niet moet uitputten in autopromotie. In die optiek waren na de verkiezingen blijkbaar nog vele potentile kiezers nit overtuigd van het Open Vld-project. Dat bleek ook uit de uitgestelde evaluatie die Slangen begin 2008 aan de Open Vld-top presenteerde. In de herontdekte en heruitgevonden ideologie van het liberalisme die de Open Vld vandaag proclameert, wordt de wereld nog hoofdzakelijk omschreven in termen van open en gesloten. De interne partijtwisten gingen trouwens veelal over inhoudelijke kwesties. 134

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Ideologisch is en blijft de partij trouwens tot op vandaag gespleten. Maar de spanningen worden vandaag door de uitvinder van de open debat-cultuur middels coachingprogrammas zo veel mogelijk onderdrukt, ook al werden die vroeger zelden als problematisch ervaren maar steeds afgedaan als inherent aan de liberale organisatiecultuur. Electoraal bleek die dubbelgelaagdheid evenwel onverkoopbaar. Om dat te camoueren, werd het begrip progressief van stal gehaald. De begripsverwarring die daarop volgde, legde de identiteitscrisis binnen de partij pas goed bloot. Sindsdien grossiert de liberale partij in een alles verhullende retoriek, waarbij Slangen de persoonlijke campagne van Guy Verhofstadt naar het lokale voorbeeld van Patrick Janssens aan de media moest slijten in de vorm van een toekomstgericht project voor een open samenleving en een partijhervorming. Dat open niet veel meer dan een stoplap is, die de ontideologisering van de partij moet verbergen en een zweem van cohesie moet simuleren, werd diplomatisch verzwegen. En aangezien de nieuwe strategie van de Open Vld volledig is opgehangen aan interne cohesie en positief groepsgevoel, kan de partij zich geen enkele inhoudelijke verhitting meer permitteren. Daarmee heeft ze zichzelf onomkeerbaar veroordeeld tot de cultuur van de Pravda. De inhoudelijke verdieping van de Open Vld krijgt dan ook vooral gestalte in de vorm van een grotendeels vrijblijvend toekomstdenken. Daartoe dient de tweede dichotomie, namelijk die van het optimisme versus de verzuring: een intellectuele draak vanjewelste maar wel adequaat in het uitschakelen van kritische opinies. Bovendien moeten in de simplistische, cartoonachtige wereld van Slangen de zaken simpel worden voorgesteld: het optimisme zal overwinnen en de verzuring ligt achter ons. Daarmee wordt de eenstemmigheid tot feitelijke partijpolitieke norm verheven en elk spatje kritiek meteen afgedaan als unfaire kritiek. De retorische truck van het optimisme versus het pessimisme vinden we vandaag ook bij de socialisten terug. Ook volgens minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke kan de onderwijswereld opgedeeld worden in twee strekkingen: de tegenstanders van zijn beleid, de pedagogische pessimisten en de voorstanders van zijn beleid, de 135

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

pedagogische optimisten. Vandenbroucke zelf is uiteraard de pleitbezorger van het pedagogisch optimisme en daarmee plaatst al wie kritiek uitoefent op zijn beleid zichzelf automatisch in het kamp van de pessimisten. Die tweedeling is net zoals het cordon sanitaire een strategie om het maatschappelijk debat uit te schakelen en de confrontatie uit de weg te gaan. De Modelstaat heeft zo op een populistische en verkleuterende manier de samenleving verdeeld in de goeden en de slechten. Als je het mentale landschap op die sprookjesachtige manier indeelt, krijg je wat we vandaag zien: een verkrampte samenleving die niet meer vrij denkt maar voortdurend op sociaal wenselijk clichdenken wordt betrapt om toch maar niet bij het slechte kamp te worden ingedeeld. Het gevolg is dat samen met Modelstaat een staat van verkleutering over de publieke sfeer is neergedaald. In de progressief-populistische ideologie van paars is de Modelstaat immers een feit en is er bijgevolg geen plaats meer voor maatschappijkritiek. Ze is gedoofd onder populistische retoriek, censuur, statistische vervalsing en spinning. In de periode van 1999 tot 2003 stuwde paars nagenoeg automatisch voort op de verafschuwing van de kiezer voor alles wat met de cvp-staat en de oude politieke cultuur te maken had. Nol Slangen kon zich op deze golf van succes werpen die in de onderstroom van het electoraat aanwezig was. De dioxinecrisis had het lot en de verkiezingsuitslag bovendien een handje toegestoken. Zo kon de spindoctor, ondanks enkele matige verkiezingscampagnes, met het electorale succes van de vld worden geassocieerd. Tijdens de regeerperiode ondermijnde Slangen het succes met doorprikbare recepten, zoals de open debat-cultuur. Naarmate deze recepten hun ondeugdelijkheid bewezen en hoe langer hoe meer beslag legden op het belangrijkste kapitaal van een partij, namelijk geloofwaardigheid en reputatie, werden deze uitgelezen voorbeelden van slechte marketing stuk voor stuk afgevoerd. Desondanks mondde die aanpak in 2003 uit in de slogan die de rode draad vormde voor de federale verkiezingscampagne: Ons land staat er weer. De Modelstaat was althans op de tekentafel van de communicatie-adviseur van Verhofstadt toen reeds een fait accompli. Omdat de toonzetting van de campagne echter ver 136

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

vooruitliep op het gerealiseerde beleid, klonk de slogan toen al als een karikatuur, temeer omdat zich steeds meer tekenen van recessie aandienden. Maar psychologisch appelleerde ze aan het herwonnen zelfvertrouwen. Op dat moment was echter al duidelijk dat de neerwaartse conjunctuur de illusie snel uit elkaar zou laten spatten en de onwerkzaamheid en ongeloofwaardigheid van de gevolgde communicatiestrategie snel aan het licht zou brengen. In de regeerperiode Verhofstadt ii (van 2003 tot 2007) kapseist de Modelstaat in de volle zee van ongeloofwaardigheid. In de evaluatie die Nol Slangen na de federale verkiezingen van 2007 zelf opstelde, valt in de sterkte-zwakteanalyse te lezen dat de vld vanaf 2003 zijn positie verspeelde aan interne ruzies en externe ruzies en 'een ongewillige pers'. Het is precies in het klimaat van ongeloofwaardigde goednieuwsshows dat boodschappen als respect (cd&v-campagne 2004), het sloganeske goed bestuur en wie gelooft die mensen nog? (cd&v-campagne 2007) inslaan als een bom. Ze puurden hun eect uit de systematische herhaling van de boodschap die als aanvalsstrategie naadloos rond nagenoeg elke claim van paars kon worden gelegd. Het daaropvolgende, overweldigende (electorale) succes van deze mantras was slechts mogelijk doordat de bestuurlijke ongeloofwaardigheid en de permanente goed-nieuws-shows van de regering Verhofstadt de ideale voedingsbodem hadden geleverd om dergelijke boodschappen met succes ingang te laten vinden bij de media en het grote publiek. Megafoon van die impactvolle boodschap was Yves Leterme. Het leverde hem 800 000 stemmen op. Maar uiteindelijk was die aanpak even populistisch als risicovol. Het sterk merk-Leterme schiep hoge verwachtingen bij de bevolking inzake ecintie, doeltreendheid, daadkracht en goed bestuur. Ook de bestuurlijke mislukking van die communicatieaanpak stond in de sterren geschreven. De opvolgers van paars hebben met hun mantras als goed bestuur en wie gelooft die mensen nog? ondertussen een koekje van eigen deeg gekregen. Een hele politieke generatie struikelt vandaag over haar eigen, populistische misleidingsstrategien. 137

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Peter Vandermeersch schreef daarover in De Standaard van 16 d juli 2008 op de voorpagina: In een rush naar de macht beloofden ze (het kartel cd&v/n-va) het Vlaamse walhalla en spiegelden ze v vijf minuten politieke moed voor. Zodra ze aan de macht waren, waren er te veel onhandige gaes, was er ontstellend slechte communicatie en was er zelfs een gebrek aan politiek talent. Het merk Leterme brokkelde dan ook zienderogen af en leidde tot een nooit geziene impasse en controverse rond zijn guur. De man die in december 2007 in La Capitale werd betiteld als Monsieur 800 000 gaes heeft ondertussen een onontwarbaar beeldvormingprobleem opgelopen, een perceptieprobleem dat zijn politieke positie permanent ondermijnt. De communicatiestrategen en imagoadviseurs die op 11 juni 2007 nog beweerden dat ze het imago van Leterme onder een perfecte regie hadden geleid naar een onovertroen verkiezingsoverwinning, houden zich sedertdien gedeisd. Jean-Marie Dedecker parodieerde die gang van zaken en stichtte begin 2007 een eigen partij die het links-progressieve populisme onderuit haalde met een parodie in de vorm van een logo van een snackbar. Het nuchtere, onomoerste verhaal van gezond verstand en rechts voor de raap was meteen goed voor een onverhoopt electoraal succes. In de media bleef het meest opvallende element van de nieuwe politieke partij onbesproken, namelijk het merkbeeld. Politieke partijen staan immers niet meteen bekend om hun innoverende merkideen, ook niet wat beeldmerken betreft: houterigheid, risicovermijding en een hoge voorspelbaarheid zijn er de belangrijkste ordewoorden. Alleen daarom verdient Wim Schamp met dit ontwerp de prijs van het meest opmerkelijke politieke merkbeeld uit de vaderlandse geschiedenis, schreef ik daarover in De Standaard van 30 januari 2007. Allereerst zorgde het logo van Lijst Dedecker voor een trendbreuk: het was de eerste keer dat de grasche vertaling van het woordmerk (Lijst Dedecker) van een politieke partij nadrukkelijk de uitstraling imiteerde van een commercieel merkproduct. 138

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Het is ook n van zeldzame keren dat er voor het politieke woordmerk werd gekozen voor de naam van de initiatiefnemende politieke guur, zonder de minste verwijzing naar de ideologische positionering van de partij. Een zuiver gepersonaliseerd en gedepolitiseerd politiek cultmerk dat perfect past binnen de risicoloze bv-cultuur waar populaire media hun commercile strategie liefst aan ophangen, ook als het over politiek gaat. Als Jean-Marie Dedecker heeft gekozen om zn eigen naam als politieke merknaam te promoten, is dat in de eerste plaats het gevolg van de onvermoeibare manier waarop diezelfde aan Jean-Marie verslaafde media hem als licht ontvlambare circusattractie blijven portretteren. Door zijn eigen naam als partijnaam te promoten, verengt Jean-Marie Dedecker zijn politiek partij evenwel tot een nichemerk. Dat is op termijn electoraal risicovol omdat we uit poppolls en peilingen weten dat kiezers populariteit slechts met mondjesmaat belonen met voorkeurstemmen. Grasch is de Lijst Dedecker een merkbeeld met een hoog Pringles-gehalte: met een lettertype dat sterke associaties oproept met bijtgrage snacks in schreeuwerige verpakkingen. Opvallend en laagdrempelig maar ook oppervlakkig door de vette contourlijnen en goedkope rondingen van de letters, populair door de trendy kleurencombinatie. Kortom, een merkbeeld met een hoge fun factor. Met Debby en Nancy op En: de perfecte combinatie. Voor het overige: uitgelaten als de John Massis van de politieke kitsch, Las Vegas in het stemhokje. Trek een denkbeeldige slinger van felgekleurde knipperende lampjes rond dit merkbeeld en je zal meteen zien dat dit logo perfect zn werk doet als buitenverlichting van een snackbar, een schietkraam of een discotheek. Een ideaal merkbeeld ook dat zich leent voor allerlei leuke gadgettoepassingen. Anderzijds illustreert dit merkbeeld dan weer perfect de idee van het politieke bedrijf als kunstmatige mediafabriek. In die zin is dit ontwerp een even krachtige als cynische parodie op de manier waarop sommige media met de politiek in het algemeen en Dedecker in het bijzonder omspringen. Het is een logo dat ongenadig en sluw de draak steekt met journalisten en politici die Dedecker te pas en te onpas als curiosum opvoeren om zich nadien met gespeelde ernst te verbazen over het hoge gehalte aan populisme 139

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

van diezelfde, aan het publiek opgedrongen stereotiepe karikatuur. Daarom is het logo van Lijst Dedecker de verzinnebeelding van de politieke popart. Een logo dat met een merk-waardige precisie de draak steekt met het politieke bedrijf anno 2008. Belangrijker dan de inhoud, de stijl en de vorm van hun standpunten, beleid en visies, werden de communicatie-optredens van de politici zelf, hun mediaoptredens, hun verschijning in populaire en populistische randprogrammas en de bekommernis over hun imago en populariteit. De periode tussen 1999 en 2007 bracht het politieke bedrijf haast op een obsessionele manier in de ban van media. Een belangrijk deel van de politieke activiteit kwam in functie te staan van mediaoptredens en daarmee ook de beeldvorming. Binnen die context kreeg beleid hoe langer hoe meer een symbolisch karakter. Om optimale media-aandacht te scoren, werd de government by announcement-cultuur gentroduceerd. Het begrip nam onder Verhofstadt bij momenten hilarische vormen aan. Government by announcement werd al vlug synoniem voor slecht beleid en onbehoorlijk bestuur maar was tegelijkertijd ook tekenend voor de onmacht van een politieke generatie om greep te krijgen op de dominante maatschappelijke impact van een mondiale economie en haar globalisering. Al onder de regering Dehaene, tijdens de naween van de Agustaaaire en na de zaak Dutroux, was de opvatting gegroeid dat (meer) communicatie als een probaat middel kon dienen om het gefnuikte vertrouwen van de burger in de politiek, de overheid en haar instellingen te herstellen. Er zou en moest daarbij vooral mr in communicatie worden genvesteerd. De invulling die Verhofstadt i gaf aan de vraag om meer communicatie met de burger vertrok evenwel vanuit een volstrekt andere losoe en doelstelling. Verhofstadt hanteerde het instrument communicatie nadrukkelijk als een instrument ter ondersteuning van het imago van de regering en de individuele regeringsleden. Communicatie werd een doel op zich. Verhofstadt had in zijn regeringsverklaring van 1999 de kiezer een nieuwe Modelstaat beloofd en moest nu alles in het werk stellen om die notie te laten doordringen in de percep140

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

tie van de burger. Het communicatie- en imagobewustzijn van de regering was zeker in de nasleep van de dioxinecrisis zo groot dat er opvallend meer aandacht ging naar de styling van het in het vooruitzicht gestelde beleid dan naar het soortelijk gewicht van het gevoerde en gerealiseerde beleid zelf. De zogenaamde open debat-cultuur die de vernieuwde communicatieopvatting moest onderstrepen, legde de klemtoon op de politieke debatten en de meningsverschillen in de schoot van de regering en zwengelde zo de communicatie- en proleringsdrift onder politici aan. Het resultaat van deze aanpak, die Verhofstadt zich zonder veel voorbehoud had laten voorschrijven door Nol Slangen, was dat de regen aan voorstellen en vooral de interne meningsverschillen daarover met de regelmaat van de klok de burger in opperste verwarring bracht en achterliet. Die voluntaristische en populistische kortetermijnaanpak ondermijnde niet alleen het vertrouwen in de politiek maar tastte ook de geloofwaardigheid van bepaalde media aan. Journalisten zoals Yves Desmet gingen gewillig en openlijk aanschurken bij invloedrijke hoofdrolspelers uit die politieke kaste. Daarover liet Karel de Gucht zich in het lente-zomer nummer van het society-magazine Look-Out het volgende ontvallen: Een gewaardeerde hobbykok is t bijvoorbeeld de politiek hoofdredacteur van De Morgen. Die heeft het echt in zijn vingers. Dat proef je. Hij weet niet alleen heel veel over producten, maar heeft ook de feeling om iets bijzonder lekkers te bereiden. Kennis en praktijk zijn hem duidelijk niet vreemd en dat is het type hobbykok dat ik waardeer. Paradoxaal bij die aanpak is dat uitgerekend de regeringen Verhofstadt i en ii, die zo prat gingen op open communicatie, onophoudelijk worstelden met ronduit slechte communicatie. Het werd een constante zowel tijdens Verhofstadt i als ii. De communicatie omtrent de eenmalig bevrijdende aangifte, het dossier van de nachtvluchten, het migrantenstemrecht, de nieuwe verkeerswetgeving allemaal hadden ze een slordige, onafgewerkte en verwarrende communicatie als gezamenlijk kenmerk. De vld verengde in haar analyse van de situatie vooral de idee dat 141

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

de partij aan populariteit inboette door interne ruzies. Die vaststelling bood alvast het voordeel van de eenvoud. De hogergeschetste aanpak past geheel in de gangbare politiekemarketingopvattingen in de Verenigde Staten waar in de jaren negentig onder meer het concept van de permanent campaign of doorlopende campagne opgeld deed. Volgens dat begrip dienen politici de publieke beeldvorming permanent gunstig te benvloeden door systematische public-relationsactiviteiten en communicatie-inspanningen die dus niet beperkt blijven tot kortstondige electorale campagnepieken vlak voor de verkiezingen. Wervende campagnes, louter in functie van verkiezingen, hebben voornamelijk een vervreemdend en irriterend eect op de potentile kiezer en tasten uiteindelijk ook de geloofwaardigheid van de politieke communicatie in haar geheel aan. In de Belgische vertaling van de permanent campaign gaat verkiezingspropaganda in het ideale geval naadloos over in regeringspropaganda. Deze politieke-marketingvisie, die in belangrijke mate op impressiemanagement steunt, anticipeert op een snel veranderende communicatie en informatieomgeving. In die snel wijzigende communicatieomgeving circuleert er alsmaar meer (tegenstrijdige) informatie aan een steeds hoger tempo. De gevolgen hiervan zijn onder andere meer oppervlakkige en aectieve verwerking die burgers, kiezers, consumenten versnipperd bereikt. In die gewijzigde context wordt communicatie tevens een belangrijk tijdseconomisch gegeven, waarbij de burger, kiezer of consument uit het aanzwellende informatieaanbod zijn eigen realiteit bij elkaar zappen. Ook de mentaliteitswijziging bij het publiek is daarbij niet onbelangrijk: burgers zijn niet alleen mondiger geworden maar staan ook steeds kritischer of onverschilliger ten opzichte van commercile, politieke en overheidsboodschappen. In die context verdienen het imago, de reputatie en de geloofwaardigheid van de informatiebronnen uitzonderlijk veel aandacht. Paars heeft ondertussen de newspeak verheven tot ultieme politieke en maatschappelijke strategie, met een repertorium aan begrippen als gelijke kansen, diversiteit, de open samenleving, gratis, de 142

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

mensen, de Modelstaat, de nieuwe politieke cultuur, de actieve welvaartsstaat Die kernbegrippen verraden een hoog cosmeticagehalte en leveren de grondstof voor de verbale spitstechnologie waarmee zij het politiek correcte denken hebben gentroduceerd en aan de publieke opinie opgedrongen. Verhofstadt en Slangen pasten trouwens reclamestrategien uit de cosmeticabranche toe, gebaseerd op de formule van de illusie en de hoop. De werkzaamheid van advertenties over antirimpelcrmes steunt hoofdzakelijk op de bereidheid van de consument om de illusie die de reclame hem of haar voorhoudt, te koesteren. Naar de toenmalige maatschappelijke context vertaald, hielp een relatief gunstige internationale conjunctuur aanvankelijk de kwetsbare illusie van de Modelstaat bij de publieke opinie intact te houden. Maar wie de illusie van de doeltreendheid van antirimpelcrme gaaf wil houden, kan niet anders dan allergisch zijn voor de realiteit van het verouderingsproces. Het was dan ook niet verwonderlijk dat een regering die voor de realisatie van haar perceptiedoelstellingen vooral mikte op impressiemanagement, de politieke, sociale en economische realiteit slechts als hinderlijk ervoer. De totalitaire trekjes van de Modelstaat komen bijgevolg sterk tot uiting in zijn woordenschat. De Modelstaat hanteert niet alleen een taal die uitblinkt door een niet-aatende optimistische en ambitieuze woordkeuze, maar het is tevens ook een perce taal die voortdurend verwarring sticht omdat ze gebruik maakt van de strategie van de betekenisomkering. Populisme wordt er bedreven door tegenstrevers constant te beschuldigen van populisme. Karel de Gucht publiceerde met zijn essay Pluche een aanklacht tegen het populisme maar schuwt daarin het populisme niet. Concepten als gelijke kansen worden op bedenkelijke wijze in politieke beleidstaal omgezet en dienen er als deklaag om beleid waterdicht voor kritiek te maken. Wie kritiek levert op gelijke kansen kan immers meteen worden gestigmatiseerd als antidemocraat en vormt meteen een extremistische bedreiging voor de Modelstaat. Non-wetenschap en pseudowetenschap worden gepresenteerd als wetenschap en in de journalistiek gepopulariseerd tot weetjes-schap.

143

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Doorgedreven marketing wordt er bedreven onder het motto Meer inhoud, minder marketing. Weg met het politieke en electorale marktonderzoek, Weg met de doelgroepen, riep partijvoorzitter Bart Somers en bestelde daarop prompt een marktonderzoek om te kijken hoe die boodschap bij de doelgroep was aangeslaan. Waarom huurt een partij een marketeer in, indien die partij af wil van marketing? Het klinkt als iemand die een jager inhuurt om het wildbestand op zn eigendom te laten beschermen. Zo wees Karel de Gucht, in een essay in De Morgen over peilingen, naar Al Gore als prototype van een politicus die wars van alle marketing, marktonderzoek en peilingen, radicaal voor de inhoud ging, onder andere met diens lancering van An Inconvenient Truth. Dat uitgerekend An Inconvenient Truth, met inbegrip van Al Gore zelf, een van de meest overdonderende professionele marketingprojecten is die de laatste decennia met succes over de planeet zijn geraasd, blijkt de politicus volledig te zijn ontgaan. De notoire tegenstander van (internet)peilingen binnen de Open Vld, vertelde er evenmin bij dat de strategie binnen zijn eigen partij onder andere berust op internetpeilingen die gebeuren op bestelling van de partij en, tot voor de verkiezingen van 2007, maandelijks werden uitgevoerd door een internetbedrijf. Dezelfde ondubbelzinnige praktijken zijn ondertussen ook in zwang geraakt in de wetenschappelijke onderzoekspraktijk, die onderzoeken bij losse stalen van de bevolking verkoopt als wetenschappelijk en representatief. Slecht bestuur wordt in het taalgebruik goed bestuur. Censuur wordt toegepast op de Nacht van de Censuur. Zo organiseerde de Humanistisch-Vrijzinnige Verenir ging (hvv) op 21 juni 2008 in Antwerpen de eerste Nacht van de Censuur. Op het programma stond onder andere een debat over r vrije meningsuiting met de jongerenvoorzitters van alle deftige Vlaamse politieke partijen. Dat laatste hield volgens de organisatoren in dat het Vlaams Belang bewust werd geweerd om aan dit debat deel te nemen. Daardoor kreeg de eerste Nacht van de Censuur de allure van een Nacht voor Censuur. Bjrn Sier en r Rik Pinxten publiceerden diezelfde dag ook een opiniestuk in De Standaard met als titel Censuur, een veelkoppig monster. Daarin d r 144

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

hekelen beide organisatoren de vele vormen van oprukkende censuur en zelfcensuur in onze samenleving. De selectieve mediatoegang bijvoorbeeld is een minder bekend voorbeeld van censuur, zo constateerden de auteurs. Onder wijzen? De vloek van Verdana 9 vrt-tv-uitzending Phara op Canvas, 25 februari 2008 luc van der kelen: Wat er gebeurd is met professor Thevissen vind ik schandelijk voor een universiteit. Voor een stuk is daar politieke druk geweest, dat is onmiskenbaar zo. Er zijn schandelijke dingen gebeurd. Het persoonlijke dossier van professor Thevissen is bijvoorbeeld gepubliceerd in een krant met alle details. Dat is iets wat voor geen enkele arbeidsrechtbank aanvaard wordt. Als men de professor laat beoordelen, dan is dat door zijn grootste tegenstander van een andere universiteit, waarvan je perfect wist dat hij hem neer zou sabelen. lieven van gils: (copresentator Phara): Het is veel meer dan een slechte evaluatie geweest volgens u? luc van der kelen: Dat is natuurlijk zo. Dat is begonnen in de tijd dat hij de peiling De Stemmenkampioen in onze krant gedaan heeft en sindsdien heeft hij moeilijkheden, ook aan zijn universiteit. Als je dus aan de vub de liberalen en de socialisten tegen hebt, dan heb je een probleem. lieven van gils: Dus Frank Thevissen moest hangen? luc van der kelen: Ik denk dat ja. We hebben een van de meest prijzige onderwijssystemen ter wereld. Maar daarom hebben we ook het beste onderwijs. Althans, dat laatste verkondigen we graag zelf, ook al spreken de betere internationale rankings ons steeds luider tegen. Als ik tegenwoordig in mijn eigen vakgebied rondkijk en studenten aan het werk zie uit Maleisi, Brazili, India of China, dan maant die zelfkwalicatie alleen maar aan tot schroom. Het ongemakkelijke inzicht dat de atterende windowdressing-taal, gedompeld in begrippen als innovatie, exibilisering, mobiliteit en gelijke kansen, vooral de afbladderende kwaliteit van het onderwijs in de Modelstaat moet 145

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

verdoezelen, groeit jaar na jaar. In het universitair onderwijs is de middelmatigheid in sommige afdelingen ondertussen verheven tot academische norm en is de leer-, prestatie- en verantwoordelijkheidscultuur vervangen door een beleid dat onder gelijkekansenvlag aan zoveel mogelijk mensen een hoger diploma wil uitreiken. De lat moest daarvoor niet alleen ogenschijnlijk gelijk worden gelegd; ze kwam in een aantal afdelingen meteen ook een stuk lager te liggen. Volgens de onderwijsminister waarborgen de zogenaamde visitatiecommissies de kwaliteit van het universitair onderwijs. Dat laatste is hoogste bedenkelijk als je je realiseert dat deze commissies om de zes jaar in nauwelijks 48 uur moeten doordringen tot de vaak kunstmatige realiteit die achter de zelfevaluatierapporten van de vakgroepen schuilgaat. Bij de aanvang van het academiejaar in 2007 schreef ik in een opiniestuk voor De Standaard een aantal kritische bedenkingen bij de d realiteit van dat zogenaamde gelijkekansenbeleid (De Standaard, 27/09/2007). De Vlaamse Onderwijsminister maakt zich immers sterk dat hij meer mensen aan een hoger diploma kan helpen, zonder kwaliteitsdaling en zonder ontwaarding van diplomas. Universiteiten worden tegenwoordig gedeeltelijk genancierd op basis van het aantal afgeleverde gediplomeerden. Een weinig doordachte beleidsmaatregel, zo stelde ik, die alles behalve bevorderlijk is voor de onderwijskwaliteit. Hoe bezorg je immers aan substantieel meer mensen een diploma hoger onderwijs, zonder fundamentele toegevingen te doen inzake vereisten? Eenvoudig, zo redeneert de minister; door de verantwoordelijkheid voor het slagen in eerste instantie bij het academisch personeel te leggen. Professoren die buizen leveren immers niet het bewijs dat ze goede proen zijn, zo poneerde Vandenbroucke in dit verband opvallend populistisch. Professoren bij wie de studenten op grote schaal slagen, leveren daarmee evenmin het bewijs van hun pedagogische kwaliteit, zo zou de al even triviale tegenredenering kunnen luiden. Overigens was er in de oorspronkelijke plannen van Vandenbroucke geen sprake van gelijke kansen, maar werd er melding gemaakt van het streven naar gelijke uitkomsten. In de beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004-2009 van Vandenbroucke stond daarover de lezen: 146

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Het streven naar gelijke uitkomsten (sic) vormt trouwens de rode draad doorheen de vier speerpuntacties die we hierboven hebben besproken. Die hoogst bedenkelijke terminologie werd later ingetrokken en vervangen door gelijke kansen, maar de losoe erachter bleef overduidelijk gehandhaafd. Zelf koester ik een natuurlijk wantrouwen tegenover politici die met veel omhaal evidenties tot speerpunt van hun beleid proclameren. Gelijkekansenbeleid is zon stellige evidentie. Geen weldenkend mens pleit immers voor een beleid van ongelijke kansen. Maar in de Modelstaat heeft het politieke bedrijf op een even handige als perde manier de notie gelijke kansen gerecupereerd om het beleid immuun te maken voor kritiek. Dat beleid steunt bovendien op een drogredenering: instellingen krijgen extra nancile middelen voor het aantal afgeleverde diplomas die vervolgens daarmee het bewijs leveren dat meer mensen in de samenleving gelijke kansen krijgen. Qua redeneerkwaliteit een tegenvallende prestatie, zeker voor een minister die zelf een eliteopleiding genoot in Cambridge en Oxford. Zon beleid is niet alleen nefast voor de onderwijskwaliteit, maar heeft ook een vernietigende impact op een gezonde, professionele en prestatiegerichte onderwijscultuur, zo luidde mijn stelling. Door de verantwoordelijkheid voor het behalen van een diploma niet langer bij de student, maar bij het academisch personeel te leggen, stimuleer je vooral onder zwak gemotiveerde en begaafde studenten een cultuur die het diploma ervaart als een verworven sociaal recht in plaats van een certicaat dat borg staat voor kennis, kunde, competentie en prestatie. Met een ontwaarding van diplomas en een toenemende juridisering van het onderwijs als onvermijdelijk gevolg. Binnen die cultuur wordt het recht op een hoger diploma zonodig afgedwongen via beroepsprocedures of met behulp van advocaten die in het juridisch aanvechten van onvoldoendes vooral opportuniteiten zien voor nieuwe, lucratieve business. Meer dan eens werden studenten die tijdens hun universitair parcours een onvoldoende tegenkwamen, door mijn collegas aangemoedigd een klacht in te dienen. Op die manier konden onvoldoendes en een tweede zittijd eenvoudig omzeild worden. Voor professoren betekende het een welgekome verlichting van hun 147

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

door cumuls overbelaste opdrachten. Zon eenvoudige handeling had doorgaans het nodige succes: via een eenvoudige valse klacht konden onvoldoendes zonder enige vorm van procedure ongedaan worden gemaakt door de ombudsvrouw van de vub. Ook bij eindverhandelingen kwamen zulke wanpraktijken voor. De voormalige decaan van de faculteit Economische, Politieke en Sociale Wetenschappen liet aan het einde van het academiejaar 2004-05 een onvoldoende oplossen die ik zonder aarzeling aan een ondermaatse eindverhandeling van een studente Toegepaste Economische Wetenschappen had toegekend. Ook mijn uitgebreide gemotiveerd verslag verdween op mysterieuze wijze. Ik diende voor deze onverbeterlijke verdwijntruck een klacht in bij rector Benjamin Van Camp, die het evenwel niet nodig vond om deze futiliteit te behandelen. Enig speurwerk leerde dat de studente proactief klacht had ingediend omdat ze de bui had zien hangen. Zonder meer een bewijs van intelligentie want die voorzienigheid volstond om de dreiging van een onvoldoende af te wenden en vooralsnog probleemloos met een graad aan de Vrije Universiteit Brussel af te studeren. De eindverhandeling over de campagne van het 200 000-banenplan van Guy Verhofstadt maakt vandaag deel uit van de uitgebreide eindverhandelingencollectie van de vub. En zo halen zwakke studenten, aan deze zwaar nancieel noodlijdende instelling, er vandaag in sommige afdelingen zonder al te veel inspanning hun diploma. Bovendien is veertig jaar na 68 het protest tegen het autoritair gezag er denitief beslecht. Studenten met enige verbeelding hebben vandaag wel degelijk de macht, namelijk om met een minimum aan talent en weinig inspanningen een gedevalueerd diploma te behalen met welwillende steun van de academische overheid. Professoren weten hoezeer hun promotiekansen kunnen afhangen van studentenevaluaties. Ook door politieke inmenging en een doorgedreven nancile afhankelijkheid van onze universiteiten, is de middelmatigheid als een gif de tuin van academos binnengesijpeld. Middelmatigheid was immers de heersende norm en moest vooral de norm blijven, zowel voor de studenten als onder collegas. Diezelfde middelmatigheid knaagt ondertussen trouwens ook ink aan de kritische en onafhankelijke rol die universiteiten behoren te spelen. Vandaag 148

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

is de politieke bevoogding een stuk kwalijker dan in 68. Alleen is anno 2008 elk protest daartegen verstomd. Naarmate een universiteit in een nancieel zwakkere positie verkeert, treft men aan de top ook meer middelmatige guren aan, die zich maar al te graag gewillig plooien naar hun politieke broodheren. Anderzijds heerst er aan studentenzijde dan weer een groeiende pampercultuur die voor eenieder een goedkoop universitair diploma in het vooruitzicht stelt. Als straks de status van het hogeronderwijsdiploma is vergleden naar een voor iedereen quasi veralgemeend recht, zullen prijzige buitenlandse en private kwaliteitsopleidingen, de netwerken van geprivilegieerde gezinnen of hun dure advocaten, de gelijke kansen frontaal in de vernieling rijden. Bovendien schuilt er in dit zogenaamde gelijksheidsprincipe een aanzienlijk onrecht tegenover het getalenteerde en gemotiveerde deel van de studenten, die in ruil voor de ondoordachtheid van het gelijkekansenbeleid een even minderwaardig universitair diploma ontvangen waarop de professionele markt straks slechts meewarig neerkijkt. Wie kan en wil trouwens nog strikte kwaliteitsmaatstaven toepassen, binnen een context waarbij het niet-slagen van studenten wordt voorgesteld als een zaak van slechte professoren, en die zogenaamde slechte professoren er bovendien voor zorgen dat de onderwijsinstellingen een deel van hun overheidssubsidies mislopen? Maar blijkbaar stonden de inhoudelijke tegenargumenten ten aanzien van de kritiek danig op rantsoen, dat de onderwijsminister ijlings naar persoonlijke afrekeningstactieken moest grijpen om de kritiek op het beleid te smoren en elke discussie uit de weg te gaan. Ook een uitgebreid kritisch interview dat ik gaf op vraag van Klasse (Klasse, november 2007, nr. 179) naar aanleiding van mijn onderwijsbijdrage in De Standaard, moest op het allerlaatste moment sneuvelen en werd vervangen door paginagrote kleurenfotos van pinguins, opgesmukt met citaten die de krachtlijnen uit het beleid van de onderwijsminister paginabreed bejubelden. Professor Rik Torfs (ku Leuven) mocht een tijd geleden eventjes in de zure appel bijten toen hij in een column de gebrekkige kennis 149

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

bij studenten op milde wijze hekelde. Binnen de kortste keren werd de discussie omgebogen tot de irrelevante kwestie of de hoogleraar het examengeheim nu al dan niet had geschonden. Daarmee werd nog maar eens met een grandioze bocht om het echte knelpunt heen geschaatst, namelijk het tanende kennis- en kwaliteitsniveau van het universitaire onderwijs en de gevolgen voor de waarde van de diplomas. Daarover deed collega Torfs eerder in Het Laatste Nieuws de volgende uitspraak: Nog even en een universitair diploma is even gewoon als dat van het secundair. En even weinig waard (Het Laatste Nieuws, 23 maart 2006). Collega Torfs had nog geluk: aan de Vrije Universiteit Brussel zou diezelfde kritische bedenking hem hoogstwaarschijnlijk een tuchtprocedure hebben opgeleverd, zoals mijzelf overkwam naar aanleiding van een kritische bijdrage in De Standaard waarin ik d het gelijkekansenbeleid van onderwijsminister Vandenbroucke op de korrel nam. In principe hoort het kritisch becommentariren van het beleid tot de corebusiness van academici. Toen mijn opiniestuk verscheen kreeg ik vrijwel meteen van een collega uit de vakgroep vermanend te horen dat de minister niet te spreken was over uw opiniestuk. Niet verwonderlijk, want diezelfde collega was enkele maanden tevoren nog samen met Vandenbroucke op electorale campagne. In een normale, gezonde en hoogstaande academische cultuur zou diezelfde opmerking een compliment van formaat hebben betekend. Niet echter in de academische variant van de Modelstaat waar politici zoals de onderwijsminister zelf, of guren als Karel De Gucht hun ministerpost cumuleren met academische functies en er de vrije geesten aan de ketting hebben gelegd. Niet dat deze politici-professoren er de deuren platlopen: het werk laten ze meestal opknappen door hun assistenten, maar hun invloed en macht laten ze er uiteraard wel graag gelden. d In een opiniestuk in De Standaard van 22 augustus hekelde JeanMarie Dedecker diezelfde graai-en-paai-cultuur die sommige Vlaamse universiteiten zo typeert en dit naar aanleiding van een manklopend sportbeleid n onderwijssysteem. Zo werd er onlangs 500 000 euro cadeau gedaan aan de vub om een studie uit te voe150

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

ren over de na-carrire van topsporters. (...) Bevriende professoren moeten blijkbaar meer bediend worden voor bewezen diensten dan atleten, zo stelde Dedecker. De politieke zelfbedieningspraktijken aan universiteiten werd op 5 juni 2008 ook nog eens concreet aangekaart door Trends. Het magazine onthulde hoe de Vlaamse regering onder minister-president Patrick Dewael destijds een som geld vrijmaakte om een universitair centrum Institute for European Studies (ies) aan de Vrije Universiteit Brussel te nancieren ter facilitering van Karel De Gucht, toen nog partijvoorzitter, indien het ooit mis mocht lopen met zijn politieke carrire. Via dezelfde politieke inltratie regent het ook aan politieke benoemingen. Veelal zwakkere guren voor wie de politieke aanhorigheid en partijtucht meer doorslaggevend is dan hun academische referenties en kwalicaties, komen zo aan het roer van onze academische instellingen. Nog meer dan in andere universiteiten worden de sociale, politieke en communicatiewetenschappen gedomineerd door militante socialisten, met een rechtstreekse lijn naar de cockpit van minister Vandenbroucke (sp.a). De manier waarop kulprofessor Marc Hooghe, bij het begin van het academiejaar 2007, in De Standaard de onderwijsminister prees voor zijn gelijkekand senbeleid en de manier waarop Vandenbroucke daaropvolgend in zijn openingsrede aan de universiteit van Gent, professor Hooghe in ruil prees door hem te parafraseren uit diezelfde bijdrage in De Standaard was behalve pathetisch, vooral genant. Dit soort van d kruiperige onderdanigheid is uiteraard bijzonder handig voor een minister, die op die manier moeiteloos elke kritische oprisping als een spons opzuigt. Aan instellingen als de vub komen er daar ook nog de onvermijdelijke logenetwerken bovenop: wie er deel van uitmaakt is volgens eens vub-collega die via de loge opklom tot te hoogste academische rangen letterlijk onfeilbaar. Wie geen deel uitmaakt van de loge, en een kritisch opiniestuk over het onderwijsbeleid van Vandenbroucke publiceert, loopt een schorsing op met volledig loonverlies: volgens onverdachte waarnemers een voorval zonder precedent in de naoorlogse Europese academische geschiedenis. Als de generatie van 68 vandaag zichzelf zou observeren, zou ze zonder enige twijfel in opstand komen tegen zichzelf. Ook Henri Poincar, moet zich ondertussen al verschillende keren hebben omgekeerd in zijn graf. De natuurlosoof die 151

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

in 1909 een eredoctoraat mocht ontvangen van de ulb sprak bij die gelegenheid zijn vermaarde omschrijving van het vrij onderzoek uit: het denken mag zich nooit onderwerpen, noch aan een dogma, noch aan een partij, noch aan een hartstocht, noch aan een belang, noch aan een vooroordeel, noch aan om het even wat, maar uitsluitend aan de feiten zelf, want zich onderwerpen betekent het einde van alle denken. De vub pakt in brochures en folders graag uit met die gevleugelde woorden van Poincar, maar net zoals in de Modelstaat is ook hier de schaamteloze dubbelzinnigheid nooit ver weg. Maar precies op deze dubbelzinnige manier heb ik mijn alma mater steeds weten functioneren aan de bovenkant van het systeem. Anderzijds is aan de onderkant van het systeem de verkleutering van het onderwijs nog maar een relatief recent verschijnsel dat sedert de invoering van het bachelor/master-systeem met rasse schreden toeneemt. En van mijn studenten omschreef die ontwikkeling ooit bijzonder treend als de vloek van Verdana 9, verwijzend naar een opdracht die ze had gekregen waarbij de kinderachtige instructies tot en met het lettertype (Verdana), de interlinie (anderhalf) en de lettergrootte (9) waren bepaald. Behalve met daling van de onderwijskwaliteit en diploma-inatie hebben de opleidingen ook steeds meer te kampen met een remmende onderwijscultuur waarin prestatiegerichtheid, competitie en responsabilisering overigens veelgeprezen kwaliteiten op de arbeidsmarkt zijn vervangen door procedurecomfort voor de studenten en de stimulering van de mondigheid. Nochtans is er geen gebrek aan talent in het hoger onderwijs, alleen geraakt dat talent vandaag ondergesneeuwd door een nivelleringscultuur en prestatiematiging waarbij uiteindelijk aan de prima studenten hetzelfde diploma wordt uitgereikt als de procederende student die, zodra ingeschreven, het diploma beschouwt als een verworven sociaal recht. Steeds lagere prestatie-eisen en grotere verkleutering gaan er hand in hand met hogere cijfers. Een vub-studente communicatiewetenschappen uit de derde Bachelor schreef me daarover op 18 augustus 2008 de volgende spontane bekentenis over haar universitaire loopbaan veertig jaar na de mei-revolte: Ik heb het laatste jaar meer uren gefeest dan op de bank gezeten. Hoe kan ik ook lang op een bank zitten als ik wekelijks maar 14 uur les 152

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

heb? Ik lieg niet. 14 uur les, te rekenen dat ik nog drie lessen had van het voorgaande jaar. Wel, ik sta al te popelen om te laten zien wat ik kan op mijn stageplaats! Wat me nog meer de strot uithangt is dat de meesten onder ons het zelfs ontzettend leuk vinden. Want wat is er aangenamer dan je diploma te halen zonder er iets voor te moeten doen? Ironisch genoeg levert die hierboven beschreven nivelleringstendens nog geld op ook, want straks bepaalt het aantal afgeleverde diplomas, en dus niet de kwaliteit, mede de omvang van de universitaire nancieringsstroom. Was het niet Aristoteles die zei dat de ergste vorm van ongelijkheid is proberen ongelijke dingen gelijk te maken? De gevolgen van die ontwikkeling laten zich trouwens ook voelen in het vakgebied communicatie. Zelf ben ik ruim twintig jaar in het communicatievak actief lang genoeg om een duidelijke visie te hebben ontwikkeld op het vakgebied, te lang om mij niet op regelmatige tijdstippen te ergeren aan praktijken die ons vakgebied op professioneel en onderwijsgebied ontsieren, beduidend te kort om er op uitgekeken te zijn. In het najaar van 1986 mocht ik mij licentiaat in de communicatiewetenschappen noemen: een academische titel die destijds nogal eens de wenkbrauwen deed fronsen. Wat heb je immers gestudeerd als je communicatiewetenschappen hebt gestudeerd? Communicatie-afdelingen aan universiteiten ontstonden in de jaren 70, veelal als zijtak van politieke en sociale wetenschappen. In de beginjaren heette de afdeling nog pers- en communicatiewetenschappen, waardoor de buitenwereld in het beste geval dacht dat de afdeling studenten opleidde tot journalist. Onder de eerste lichtingen afgestudeerden zaten trouwens eectief latere journalisten als Yves Desmet. In de tweede helft van de jaren 80 boomde de communicatiesector als nooit tevoren. In die periode brak de in Vlaanderen nog geheel onbekende corporate communicatiediscipline door. Ik herinner me nog het boek Het corporate image van Ed Blauw die het vuur aan de lont stak en ook hier een welhaast obsessionele belangstelling voor het imago ontketende die tot laat in de jaren 90 zou duren. Het vak reclame werd aan de Vrije Universiteit Brussel op 153

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

dat moment nog quasi clandestien gedoceerd. Nederland had op dat moment al een leerstoel reclamewetenschap aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hoewel sterk conjunctuurgevoelig, groeide het aantal communicatiefuncties in de jaren 80 wereldwijd exponentieel en de toekomst van wat toen al ook zonder het internet het communicatietijdperk heette, leek onbegrensd. In China experimenteerde Deng Xiaoping met het kapitalisme in de zogenaamde Free Economic Zones en bestudeerde ik er hoe de eerste importreclame uit Japan en de Verenigde Staten mainland China binnendruppelde en maakte ik mijn eerste China-reportage over de reclame-industrie volgens het Rode Boekje voor de krant De Morgen en het magazine pub. Ondertussen heb ik het communicatievak, zowel academisch als praktisch, vanuit alle hoeken kunnen bekijken en in alle windstreken beoefend. Ik heb vastgesteld hoe het vakgebied de afgelopen twintig jaar op wereldwijde schaal op korte tijd gevoelig is geprofessionaliseerd. In 2005 kon ik voor het eerst op de internationale nale van de jaarlijkse LOral Marketing Award in Parijs met eigen ogen vaststellen hoe sterk universiteiten in landen als Maleisi, Turkije, Brazili, Singapore en Rusland zich ondertussen hadden vastgebeten en opgewerkt in het bedrijfscommunicatie- en marketingonderwijs. Vandaar dat ik niet bijzonder optimistisch gestemd ben over de ontwikkeling van het vakgebied in Vlaanderen: internationaal hinkt het communicatie-onderwijs in onze regio stevig achterop en wordt er in academische milieus nog steeds meewarig gedaan over de praktijkgerichte benadering van de vakdiscipline en het tegemoet komen van communicatie-opleidingen aan de elementaire professionele vereisten van het internationale bedrijfsleven. In Nederlandse onderwijsinstellingen buigen we ons in adviesraden samen met vertegenwoordigers uit de industrie over de opleidingsprogrammas om internationale communicatieopleidingen voortdurend te sturen, te verbeteren en af te stemmen op een sterk evoluerende internationale arbeidsmarkt. In Vlaanderen verklaarde rector Els Witte in een interview in De Tijd van 22 september 2007: d Dat men stopt te zeggen dat universiteiten inzetbare arbeidskrach154

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

ten moeten aeveren. Universiteiten moeten intellectuelen vormen. Punt. In mijn vakgroep communicatiewetenschappen is het onderwijs in vele opzichten in de jaren 60 blijven steken, en worden vele communicatiecursussen nog steeds opgevrolijkt met herkauwde, wereldvreemde neomarxistische heilsleer. De inbedding van academische opleidingen communicatiewetenschappen in Vlaanderen in overwegend richtingen als politieke en sociale wetenschappen, maakt dat onze afgestudeerden doorgaans een totaal gebrekkige kennis hebben van marketing, management, economische en nancile wetenschappen om in het bedrijfsleven mee te kunnen draaien op managementniveau, laat staan om op internationaal niveau mee te spelen: zeker in vergelijking met het buitenland waar bedrijfscommunicatie niet toevallig is ingebed binnen faculteiten bedrijfskunde of in business schools. De verbeten weerstand tegen de dringend noodzakelijke bedrijfseconomische herorintatie van het communicatieonderwijs betekent vandaag een verspilling aan belastinggeld en talent en plaatst ons in een internationale context manifest achterop. In de plaats daarvan is de geest van het vrij onderzoek er vooral n van het links-dogmatische soort, waar in vakgroepvergaderingen politieke kandidaten van sp.a-signatuur uiteraard met de rechtstreeks inmenging van Frank Vandenbroucke worden voorgesteld tijdens ocile vakgroepvergaderingen en de vakgroepvoorzitter openlijk oproept om voor de socialisten te stemmen, net zoals de pastoors in de jaren 60 vanop de kansel dezelfde oproepen lanceerden voor de toenmalige cvp. Achter de schermen werd de vakgroep Communicatiewetenschappen van de vub smalend het bijkantoor van de sp.a genoemd. Zelfs de voormalige woordvoerder en campagneleider van de sp.a werd er enige tijd geleden als gastdocent aangesteld binnen de vakgroep Communicatiewetenschappen, ook al beschikte die niet eens net zoals professor Karel De Gucht overigens over een doctoraatsdiploma, zoals dat normaal gesproken aan universiteiten is vereist. Een voorgestelde tegenkandidate met alle vereiste kwalicaties en een indrukwekkend academisch dossier, moest het aeggen tegen deze politieke benoeming. De afwezigheid van academische kwalicaties is immers de beste garantie om de middelmatigheid te bewaken.

155

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

En toch slaagde de afdeling Communicatiewetenschappen van de vub erin om, na twee ocile onderwijsvisitaties achter elkaar, een onvoldoende te hebben gehaald inzake personeelsondersteuning en nancile middelen nochtans d twee basisvoorwaarden bij uitstek om kwaliteitsvol onderwijs te kunnen verzekeren het predikaat van beste communicatieopleiding in Vlaanderen te behalen. Een pareltje van spinning, perfect uitgevoerd volgens manipulatiekunst binnen de Modelstaat. Overbodig aan te stippen dat de stiefmoederlijke investeringen in bedrijfscommunicatie-opleidingen, ook zn sporen nalaat op de arbeidsmarkt, waarbij het opleidingsniveau in Vlaanderen stevig achterop hinkt als je dit vergelijkt met de internationale maatstaven. Het lijkt symptomatisch voor hetgeen ik enkele jaren geleden in een interview in Knack (politieke) communicatie la amande k noemde maar het geldt evenzeer de andere disciplines van toegepaste bedrijfs- en organisatiecommunicatie: we spelen behoorlijk amateurtoneel maar blijven fors achterop als we ons niveau toetsen aan het internationale professionele landschap dat razendsnel ontwikkelt en het communicatievak de komende tien jaar onherkenbaar zal doen veranderen. In die zin verontrust het mij als ik zie hoe talloze praktijkbeoefenaren bij ons fundamenteel nog quasi op identiek dezelfde wijze het communicatievak benaderen als pakweg dertig jaar geleden toen Yves Desmet er studeerde. De ontsporing van een communicatierevolutie De grootste en wellicht enige chte revolutie die naam waardig, die zich vanaf de jaren 60 heeft voltrokken bovendien geheel los van de gebeurtenissen van 68 is de technologische en communicatierevolutie. Bij veel organisaties, bedrijven en zelfs communicatieprofessionals is de gigantische impact van deze revolutie op het maatschappelijke communicatieverkeer nog nauwelijks doorgedrongen. In De Modellen van C, het kookboek waarmee het communicatieC bureau Groep C zijn strategische communicatierecepten prepareert, lezen we daarover het volgende: Van principes die al dertig jaar geldig zijn, mag je aannemen dat ze ook de volgende decennia mee zullen gaan. Uitgerekend in een tijdvak waarin zowat alle 156

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

wetten inzake strategische communicatie drastisch overhoop zijn gehaald en er nauwelijks nog een traditioneel communicatiemodel overeind is gebleven, geeft zon uitspraak te denken. Enkel en alleen al de gevolgen van de toenemende informatieoverbelasting op ons individuele, priv en professionele leven, zijn gigantisch. De communicatierevolutie heeft als geen enkele andere tendens of stroming bijgedragen tot de realisatie van de Modelstaat. Geen Modelstaat zonder communicatierevolutie. De mechanische communicatieschemas die in boeken als De Modellen van C worden gesleten als 'evergreens' verklaren een belangrijk deel van de vaak inadequate inzet van communicatie. En hoewel uitgerekend communicatie de Modelstaat hielp realiseren, zijn inadequate communicatiestrategien die Modelstaat ook gaan ondermijnen. Trouwens: communicatie op het terrein gedraagt zich zelden volgens mechanische, lineaire modellen maar neemt veelal epidemische vormen aan, zoals onder meer voortreelijk beschreven in de bestseller The Tipping Point van journalist Malcolm Gladwell. t Anders dan de auteurs van De Modellen van C beweren, hebben er zich de afgelopen decennia wel degelijke fundamentele trends voorgedaan die de wereld van de strategische communicatie volkomen op hun kop hebben gezet. We zetten de tien belangrijkste trends en ontwikkelingen binnen de communicatiediscipline op een rijtje. 1 Eerste markante vaststelling is de gestage internationale specialisatie van het communicatievak. Sedert de jaren 60 heeft communicatie zich van een hoofdzakelijk uitvoerende discipline ontwikkeld tot een strategische managementdiscipline. Vooral vanaf de jaren 80 zijn er talloze nieuwe specialisaties ontstaan. Was men in de jaren 60 hoofdzakelijk vertrouwd met communicatiedisciplines als journalistiek, reclame en public relations, dan krijgen we er vanaf de jaren 80 een heleboel nieuwe deeldisciplines bij zoals gentegreerde marketingcommunicatie, corporate communication, issues management, concern communication, imagocommunicatie, reputatie- en impressiemanagement.

157

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

2 Een tweede trend is het toenemend gewicht en belang van corporate communicatie in bedrijven en organisaties. De discipline brak nog maar pas in het midden van de jaren 80 door. Eind jaren 90 is daar ook nog corporate reputatie bijgekomen. Corporate communicatie verlegt de focus van producten en merken naar the company behind the brand en tracht positieve zichtbaarheid, goodwill en acceptatie voor ondernemingen en organisaties te creren. Reden trouwens waarom bedrijven zich massaal op issues zoals ethisch, maatschappelijk en ecologisch verantwoord ondernemen zijn gaan storten. De nadruk op de company behind the brand heeft ook nieuwe communicatieissues naar boven gebracht, zoals ethiek, corporate culture, corporate governance, csr, ecologie, transparantie, dierenwelzijn 3 Een andere belangrijke ontwikkeling is de uitbreiding en accumulatie van informatie- en communicatietechnologie. De computerisering en digitalisering van informatie en de commercialisering van die technologie, hebben een enorme impact gehad op het communicatieverkeer. Informatie- en communicatietechnologie kwam door de commercialisering in ieders bereik en had een verregaande impact op het informatieverkeer in termen van volume, snelheid en reactie- en interactiemogelijkheden: de zogenaamde interactiviteit. Een doorsnee huisgezin is wat betreft informatie- en communicatietechnologie vele malen beter uitgerust dan state of the art-nieuwsagentschappen uit de jaren 60 en 70. 4 De technologische vooruitgang en de commercialisering van al deze communicatieinfrastructuur, leverden de maatschappij etiketten op als informatiemaatschappij en communicatiesamenleving. En hoewel de twee begrippen vaak als synoniemen worden gebruikt, heeft de exponentile toename van het informatieverkeer zelden tot een sterke verbetering van de communicatie gezorgd. Het onderscheid kan nog het best worden weergegeven met het beeld van een piramide. Onderaan de basis van de piramide zorgt de technologie voor een enorme toename van de registratie, de opslag en de verspreiding van data. Bedenk welk volume aan gegevens er dagelijks wordt geregistreerd en 158

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

opgeslagen alleen al via de elektronische kassa's van de grootwarenhuizen, of denk aan al het beeldmateriaal dat dagelijks via videocamera's wordt opgenomen. Die data leveren de grondstof tot gegevens maar zijn op zich betrekkelijk waardeloos zolang ze niet omgezet worden in informatie. Technologie en software helpen ons bij de omzetting van massas geregistreerde en verzamelde data naar informatie. Die omzetting gaat gepaard met datareductie: op die manier worden gegevens immers handelbaar en krijgen ze pas na comprimering, aggregatie en bewerking betekenis. In deze fase hoger op de piramide worden data informatie, maar zulke informatie krijgt maar (mogelijke) relevantie op het ogenblik dat ze deel uit gaat uitmaken van het communicatieverkeer. In tegenstelling tot informatieregistratie, -opslag en -transport, blijft communicatie hoofdzakelijk een menselijke activiteit. Bij informatieverwerking komt meestal zowel de technologie als het menselijk brein aan te pas. Pas als mensen na blootstelling aan informatie deze ook gaan verwerken en daardoor iets (kunnen) gaan betekenen, is de elementaire voorwaarde vervuld opdat er sprake kan zijn van communicatie in de meest brede betekenis van het woord. Vooraleer communicatie ontstaat, zijn we dus al een heel eind gevorderd in onze klim op de piramide. Het grootste deel van het gigantische informatieverkeer bereikt ons echter nit en krijgt dus geen rol toebedeeld in ons communicatieverkeer. In onze dagelijkse communicatie behelpen we ons dus slechts met een absoluut marginaal gedeelte om van de beschikbare en voor ons bestemde informatie. Helemaal aan de top van piramide belanden we bij de ultieme vorm van strategische communicatie. De top van de piramide wordt letterlijk en guurlijk gevormd door het soort impactvolle communicatie die het gewenste resultaat oplevert. Aan de ene kant is het inzicht gegroeid welke kapitale rol communicatie speelt in het maatschappelijk verkeer. Anderzijds hebben zich op dit terrein nog nooit zoveel problemen en knelpunten voorgedaan als nu. Uitgerekend door de intensiteit en de waaier aan technische mogelijkheden, de snelheid van het informatieverkeer en het veelrichtingsverkeer van de informatie, ontstaan er steeds grotere communicatieuitdagingen. Bekijk hoeveel bedrij159

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

ven en organisaties strijd leveren met hun imago en hun reputatie. Communiceren in het communicatietijdperk is dan ook een stuk ingewikkelder dan pakweg veertig jaar geleden, niettegenstaande een enorme uitbreiding en een onvoorstelbare toename in de toegankelijkheid tot de informatie- en communicatietechnologie. De communicatiesamenleving moet zich daarbij trouwens hoe langer hoe meer rekenschap geven van het adagium less is more. Ervaring leert trouwens dat een overvloed aan data en informatie een negatieve impact heeft op de communicatiekwaliteit. Het dossier Dutroux telde destijds 450 000 paginas, een onmenselijke hoeveelheid aan gegevens en informatie. Het vergt weinig verbeeldingskracht om te beseen dat de kwaliteit van beslissingen en beoordelingsprocessen niet evenredig toeneemt met het volume informatie wel integendeel. Er is in elk communicatieproces steeds een kantelpunt waarop bijkomende data of informatie niets meer toevoegen aan de communicatiekwaliteit, tenzij in negatieve zin. Er is trouwens een reeks belangrijke gevolgen verbonden aan blootstelling aan teveel informatie: verhoogde bias, negatieve impact op de informatieverwerkingstijd, negatieve impact op de diepgang van de verwerking, negatieve impact op de cognitieve samenhang van de verwerkte informatie, stress en een neiging om van cognitieve informatieverwerking over te stappen op aectieve informatieverwerking. De samenleving van vandaag, waarin permanente informatieoverbelasting aan de orde is, zorgt met ander woorden voor de perfecte omgeving waarin imago- en impressiemagement en merken kunnen oreren. Bij informatieoverbelasting zullen onze hersenen technieken toepassen om deze te lteren en te reduceren tot verwerkbare en betekenisvolle brokken. Een courante manier is via aectieve verwerking. Om tijd te winnen, baseren we ons vaak niet op de beschikbare informatie of kennis maar laten we onze beslissingen afhangen van de informatiebron. Daardoor worden imago en reputatie van zenders extreem belangrijk in het strategisch communicatieproces. David Shenk zegt hierover in het boek Het Informatiemoeras het volgende: 'Onder omstandigheden van cognitieve overbelasting zullen we zelden de tijd en/of concentratie opbrengen om afstand te 160

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

nemen en onze aanvankelijke instemming in twijfel te trekken. Beweringen worden bijgevolg sneller aanvaard in een omgeving van informatieoverbelasting. Gevolg: bij informatieoverbelasting worden consumenten gevoeliger voor bijvoorbeeld politieke of commercile verlokkingen.' 5 Een volgende trend heeft te maken met onze communicatieomgeving. Tussen de jaren 60 en nu is de publieke communicatieruimte voor bedrijven en organisaties overgegaan van een 'shareholderomgeving waarbij bedrijven hoofdzakelijk verantwoording moesten aeggen aan en dus rekening hielden met klanten en aandeelhouders naar een uitgebreide stakeholderomgeving. Bedrijven en organisaties staan binnen die omgeving in verbinding met talloze doelgroepen en publieksgroepen, zoals media, publieke opinie, aandeelhouders, drukkingsgroepen, vakbonden, werknemers, overheden, politieke partijen ... Het is evident dat die veelheid aan publieks- en doelgroepen zorgt voor complexe communicatienetwerken en een ingewikkeld informatiemanagement. 6 Een andere trend is de versplintering of fragmentatie van onze communicatieomgeving. Naarmate het aanbod van zowel media als media-inhoud verruimt, neemt ook de versplintering van de informatieconsumptie toe. Dat heeft direkte gevolgen bij het toepassen van relevante marktsegmentaties en het bereik van doelgroepen. De samenleving wordt meer en meer gestructureerd en opgedeeld volgens gespecialiseerde niches en formele en informele netwerken. Dat plaatst de communicatiespecialist voor grote uitdagingen op het vlak van gentegreerde communicatie- en mediaplanning. 7 De snelheid van het geavanceerde communicatieverkeer die technologisch mogelijk werd gemaakt, zorgt ervoor dat instantcommunicatie vandaag de bovenhand heeft. Ze draagt aanzienlijk bij tot de waan van de dag. Haal even het Perzische rijk terug voor ogen dat geroemd werd om zijn postdiensten. Koning Darius i liet destijds een reusachtig wegennet aanleggen met posthuizen, waarlangs dag en nacht paarden galoppeerden. De 161

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Koningsweg, van Serdes naar Susa, was verreweg de beroemste en strekte over ruim 2 000 kilometer. Over die lengte waren meer dan 100 tussenstations. Binnen een week konden ze zo brieven op hun bestemming brengen. Het was destijds een hoogstandje inzake ecint communicatieverkeer maar het is niets vergeleken met de manier waarop we actueel de klok rond met n druk op de knop instant communiceren door boodschappen te versturen en te reageren. 8 Ongetwijfeld het belangrijkste gevolg van de hogergeschetste communicatierevolutie is dat we met permanente communicatieoverbelasting te maken hebben. Tussen de jaren 60 en nu is de informatieproductie en het informatieverkeer, als gevolg van de digitalisering en gestage miniaturisering en het goedkoper worden van informatieproductie- en verspreidingsapparatuur dramatisch gestegen. Wie vandaag een weekendeditie van The New York Times in een krantenkiosk vastneemt, heeft qua volume ongeveer evenveel informatie in handen als een gemiddelde sterveling honderd jaar geleden in de loop van heel zijn leven te verwerken kreeg. Stel dat je de krantenpagina's aan elkaar zou kleven die alleen al in Groot-Brittanni in een gemiddelde week over de toonbank gaan, dan zou je in staat zijn vier keer de afstand tussen de aarde en de maan te overbruggen. Door (onder andere) een toenemende vrije tijd is onze informatieconsumptie de afgelopen decennia weliswaar signicant gestegen, maar ze houdt op geen stukken na gelijke tred met de fenomenale, exponentile groei van de informatieproductie. Dat zou trouwens ook niet kunnen: onze informatieconsumptie wordt strikt begrensd door tijd en de informatieverwerking wordt beperkt door onze hersencapaciteit. Daardoor is een ongelimiteerde consumptie, verwerking en opslag van informatie uitgesloten. Het verschil tussen de informatieproductie, het aanbod, en de informatieconsumptie wordt doorgaans aangeduid met het begrip information overload of informatieoverbelasting. Eenvoudig gesteld, is de informatieoverbelasting alle informatie die voor ons is bestemd, maar waaraan we ons omwille van tijdsgebrek, motivatiegebrek, etc. niet blootstellen, laat staan dat we die informatie op de een of andere manier zouden (willen) 162

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

verwerken. Het is de informatie die bekend staat als blindganger. De Engelsen gebruiken een mooie term: zij spreken over information dissemination, de verspreiding van informatie, maar in dit geval zonder dat de boodschap de bestemmeling bereikt. De groeiende kloof tussen informatieproductie- en consumptie, en meerbepaald het gigantische overaanbod, heeft enorme gevolgen voor onze professionele en interpersoonlijke communicatie. In cijfers uitgedrukt, zijn de gevolgen van de communicatierevolutie weinig bemoedigend. Bij zowel de generieke, traditionele als nieuwe media zoals het internet bedraagt de informatieoverbelasting meer dan 99 procent. Het betekent concreet dat we ons slechts aan een fractie van het beschikbare en voor ons bestemde aanbod kunnen en willen blootstellen. Als gevolg daarvan leeft de huidige communicatiesamenleving in een voortdurende staat van informatievermijdingsgedrag. We proberen ons met allerlei middelen af te schermen voor het overaanbod aan impulsen en gaan in dat overaanbod steeds strenger selecteren. Daardoor passen we zowel fysieke als mentale lters toe die ons communicatieverkeer moeten regelen. Dat gaat van spamlters, 'geen reclame aub'-stickers of eenvoudigweg via concentratieverlies en het uitschakelen van onze aandacht. Een afstandsbediening waarmee we informatie reclame bijvoorbeeld wegzappen, geldt dikwijls als een voorbeeld van beiden. Een ander gevolg is een verkorte aandachtsduur. Die evolutie zien we bijvoorbeeld duidelijk weerspiegeld in de televisiereclame, maar ook programmamakers en journalisten hebben zich op grote schaal aan onze verkorte aandachtscurves aangepast. De gemiddelde reclamespot is van soms minutenlange lengte in de jaren 60 geslonken tot gemiddeld 20 30 seconden. Naast de kortere blootstelling en aandachtsduur is er ook nog sprake van oppervlakkige informatieverwerking. Daardoor is de nadruk in het communicatieverkeer vooral komen te liggen op beeldverwerking en emotionele informatieverwerking. De aectieve informatieverwerking is in vele gevallen belangrijker geworden dan onze rationele, cognitieve informatieverwerking. Vergelijk reclamebeelden uit de jaren 60 en nu. In advertenties en televisie- of bioscoopcommercials heeft de tekst en het verbale vaak plaats gemaakt voor beelden en muziek. Rationele 163

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

argumentatie heeft er plaats geruimd voor aectieve, emotionele overredingstechnieken die gebruik maken van emotional appeals. Beelden en muziek ondersteunen die emoties sterker dan woorden. De eerste full page computeradvertentie uit 68 voor de Digi-Comp1, First table-top operating digital computer, besloeg een duizendtal woorden. Apple volstaat vandaag met de slogan: 'Ceci n'est pas un PC', een sobere productafbeelding en het merkbeeld van Apple. Johnson & Johnson speelt al jarenlang nadrukkelijk en bewust in op de emoties van de consument via zijn overbekende gamma aan babyverzorgingsproducten. Die blijken allesoverheersend in de beeldvorming en merkassociaties bij de consument, al maken ze nauwelijks vijf procent uit van de totale productportfolio van het bedrijf. Met behulp van mysterie, intimiteit en impressionisme worden merken vandaag omgetoverd tot Lovemarks. Albert Heijn brengt vandaag een margarine op de markt onder de naam Bewust. Diezelfde impressionistische, gevoelsmatige vertimmering waarmee een productrealiteit in een gevoelsrealiteit van een gevoelsmerk wordt omgebogen is ook typerend voor de Modelstaat. Kevin Roberts surft met zijn Lovemarks enthousiast verder op de golf die half de jaren 80 door auteurs als Goos Geursen Emoties en Reclame, uit 1985 de hoogte in werd gestuwd en waarin gevoelens in de reclame meer en meer een prominente plaats gingen opeisen. Sedertdien is het thema niet meer van de communicatieagenda verdwenen en verkeert Roberts ondertussen in het goede gezelschap van een hele rist degelijk onderbouwde onderzoeken die het onmiskenbare belang van emoties in communicatieprocessen hebben blootgelegd. Tegelijkertijd verwoordt Lovemarks een kritiek op de klinische en routinematige manier waarop vele marketeers en brand managers het sap uit merken persten door ze louter rationeel te benaderen. Brands have been captured by formula zo stelt Roberts. Roberts schuwt trouwens niet om te stellen dat Lovemarks de wereld zullen redden en bijdragen om de wereld om te toveren in a better place. Consumenten worden er in opgevoerd als de owners of Lovemarks. 9 Interactiviteit en user generated content heen in principe het dominante zender/ontvanger-gestructureerde communicatie164

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

paradigma van de jaren 60 op. Verschillen tussen zenders en ontvangers lijken vandaag voor een belangrijk deel opgeheven, al domineren precies door de gestage inatie van het zenderbegrip (iedereen is via nieuwslijnen als 4545 en het internet journalist) de sterke en gezaghebbende zenders (merken, nieuwsbronnen, bedrijven, politici, bvs) meer dan ooit. 10 Vandaag is de meeste informatie die we ontvangen en kennis die we opsteken, gemedieerd. Dat wil zeggen dat we de meeste ervaringen opdoen via de media en niet via onze persoonlijke, individuele leefwereld. Zo zijn we gevolueerd van een personal experiences world naar een media mediated experiences world. Ook die ontwikkeling opent enorme perspectieven om 'de realiteit' te verwarren met communicatie over 'de realiteit' of via de media geconstrueerde realiteiten. Wellicht daarom is geen enkele realiteit zo kunstmatig als die van reality-tv. v Al deze trends tesamen hebben de communicatiewereld op zn kop gezet. Ze hebben toenemende competitie doen ontstaan om de aandacht. Aandacht is in onze samenleving een schaars en dus waardevol goed geworden. Al Ries en Jack Trout hadden het al in d 1981 over The Battle for your mind, maar in de jaren 80 was die strijd van aandachtsvragers om een plaats in ons brein te veroveren, nog niets in vergelijking met de concurrentiestrijd die er vandaag heerst. Veel organisaties, bedrijven en merken opereren bovendien in een geglobaliseerde wereld waarin naast gecontroleerde steeds meer ongecontroleerde boodschappen circuleren via allerhande media met allerhande gewenste en ongewenste gevolgen en eecten. Binnen die brede waaier verliest betaalde communicatie steeds meer terrein ten voordele van alternatieve vormen van zogenaamde free publicity, zoals redactionele aandacht, public relations, product placement, branded entertainment, enz. Gebruikers van informatie wij allemaal dus bedienen ons vandaag het liefst zelf van informatie, op de plaats en het moment die wij zelf uitkiezen, ongeveer zoals in het grootwarenhuis, maar dan met een exibiliteit die deze van de supermarkt vele malen overtreft. Minstens willen we de illusie koesteren dat we zelf instaan 165

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

voor die keuzes. Dat maakt dat we ons steeds minder ontvankelijk gedragen ten opzichte van opgedrongen signalen, die ongevraagd of onaangekondigd op ons afkomen. Naarmate er meer informatie op ons afgevuurd wordt, hebben we meer de neiging om ons van die informatie af te schermen. Voor vele mensen betekent dat een dagelijkse aanval van duizenden prikkels: signalen van merken, mensen, bedrijven, partijen, media die een stukje van onze aandacht hopen op te eisen. Informatieafscherming door ltering en selectiviteit is een elementaire verdedigingsreex. Sommige bedrijven, organisaties, partijen, merken, personen, verliezen daardoor evenwel controle over hun communicatie. Ze voeren niet meer rechtstreeks de regie over hun communicatie. Die is voor een groot deel in handen van derden en dat leidt op den duur tot hoofdzakelijk reactieve en defensieve communicatie en een gebrek aan transparantie. Een ander probleem is dat de resultaten van deze veelzijdige, versnipperende communicatie steeds moeilijker te meten zijn. Betaalde communicatie (zoals reclame) kampt bovendien met een geloofwaardigheidsprobleem, waardoor bedrijven en organisaties steeds meer op zoek gaan naar alternatieve vormen (free publicity) en externe bronnen (third party credibility) om geloofwaardig en impactvol te communiceren. De 'aanslag' van pr-professionals op de journalistiek is dan ook aanzienlijk. In het nieuwe blad Goedele wordt naast advertentieruimte ook redactionele ruimte verkocht. In Groot-Brittanni is er voor elke twee journalisten, n pr-professional actief. Het is nog een kwestie van tijd vooraleer die verhouding omgebogen zal zijn. Tenslotte moedigt onze nieuwe communicatieomgeving kortetermijntactieken aan, waarbij we op zoek gaan naar instant respons en de duurzame, langetermijneecten van communicatie (zoals reputatie-, imago-opbouw of realisatie van goodwill) uit het oog worden verloren. Hoe langer hoe meer dringt het besef door dat de impact van een boodschap niet meer in hoofdzaak wordt bepaald door het informatievolume en zelfs niet de inhoud van de boodschap, maar door de lanceringskracht, de bron, de kwaliteit en de timing. Wellicht het meest verstrekkende gevolg van onze intensieve bronnen- en informatieltering, onze kortere aandachtsduur en meer oppervlakkige informatieverwerking, is een tanende impact van 166

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

het informatie- en communicatieverkeer. Daarom dat bij de selectie van informatie en de selectieve toewijzing van onze aandacht, het broneect sterk aan belang heeft gewonnen. Het valideren van de inhoud van een boodschap gebeurt veel meer dan vroeger op basis van de bron. Vaak is daarbij de bekendheid van de bron allesbepalend. In de reclame is men al langer vertrouwd met het promoten van producten en diensten via merken en celebrity endorsers. Bekende guren uit de sport-, entertainment-, zakenen politieke wereld worden gretig ingezet om allerhande merken aan te prijzen: Karel de Gucht helpt zo mee de krant De Morgen verkopen met de slogan The rst thing i do every morning is to open my mind. Kim Gevaert geeft sportieve tips aan de consumenten van McDonalds, Koen Wauters promoot de Nederlandse Dela-uitvaartverzekeringen. In de celebrity-cultuur worden high celebrities, high impact sources. En high impact sources, zoals Steve Jobs, Richard Branson, Paris Hilton of Maria Sharapova zorgen vandaag voor high impact messages. Immers, doordat de stroom aan informatie toeneemt, wordt de selectie en ltering van informatie ook steeds belangrijker. In de praktijk doen we daarbij vooral een beroep op vertrouwde en bekende gezichten en merken. Zo zullen high impact sources of branded messages sneller door de clutter heendringen en opgemerkt worden dan de niet-ge'merk'te of unbranded messages. De toenemende informatiebelasting en -overbelasting heeft ook een nieuwe markt geopend voor simplier-strategien. Communication symplier management is een nog volstrekt nieuwe communicatiediscipline, zoals imagomanagement en corporate communication in de jaren 80 en 90 hun opmars beleefden. Symplier strategien reduceren complexe gegevens tot snel verwerkbare gehelen van informatie. Een merk is in feite een uitgelezen voorbeeld van een simplier-stategie. Het vat meestal een complex geheel aan kenmerken samen in een heldere, snel vatbare visuele en mentale notie of gevoel. Wie Coca-Cola, Apple of bmw zegt, roept in een oogwenk een hele belevingswereld op. Ook de Modelstaat is hoofdzakelijk gebaseerd op communicatie en perceptie. Merken spelen er de hoofdrol. Ze moeten het verlies 167

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

aan identiteit als gevolg van de massicatie van de samenleving compenseren. Datzelfde geldt trouwens voor het individu. Het pretpark Walibi pakte in de zomer van 2008 uit met aches waarop te lezen stond: Word de held van het jaar. In de Modelstaat is iedereen een held. Iedereen participeert, iedereen communiceert, iedereen heeft inspraak. Verschillen tussen zender en ontvanger zijn opgeheven. Volgens de extremisten die deze ideologie aankleven, grijpen de consumenten, de kiezers, de burgers, de mensen zelfs de macht. Time Magazine riep you ons allemaal dus uit tot persoon van het jaar 2006. De ideologie van de perceptie en de statistiekenleugen Opvallend verschijnsel is dat in die van informatie uitpuilende Modelstaat nauwelijks nog een eenduidige statistiek met betrekking tot het beleid circuleert waarvan het realiteits-, betrouwbaarheidsen geloofwaardigheidsgehalte niet meteen in twijfel wordt getrokken of zelfs manifest wordt tegengesproken. Of het nu gaat om criminaliteitscijfers, veiligheidsstatistieken, statistieken over de belastingdruk of de verlaging van de inkomensbelasting, de deelnemers aan het publieke debat slagen er steeds moeilijker in om via n of andere gezaghebbende onverdachte en ongecontesteerde bron, referentiecijfers omtrent het gevoerde beleid naar voren te schuiven. Statistieken verwerven de status van wegwerpmateriaal door een inatie van het aanbod en hun dikwijls tanende kwaliteit. Dit versterkt vaak de idee dat de Modelstaat een loopje neemt met de realiteit en er systematisch op uit is de publieke opinie te manipuleren. In de Modelstaat dienen cijfers en statistieken immers ook om virtuele realiteiten te construeren. Gecombineerd met het onvermogen van talloze journalisten om elementair kritisch met cijfermateriaal (afkomstig van opiniepeilingen) om te gaan, beschikt men vaak over de perfecte voorwaarden om in de Modelstaat te bewijzen wat je maar wil. Een voorbeeld: in mei 2006 scoorde het Vlaams Belang in de peiling van vrt/De Standaard een marktaandeel van 23,1 procent. Afge/ d wogen aan de omvang van de steekproef: een equivalent van 233 168

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

ondervraagden. De algemene populariteit van de toenmalige Vlaams Belang-voorzitter, Frank Vanhecke, bedroeg volgens diezelfde peiling 14 procent. Dat stemt overeen met een equivalent van 141 respondenten. De interne populariteit van Vanhecke (zijn populariteit bij de vb-kiezer) klokte volgens de peiling af op 41. Dat komt neer op een equivalent van 96 respondenten. Vanhecke haalde in deze peiling dus 45 stemmen buiten zijn eigen partij. Een groot deel van zijn populariteit haalt hij bijgevolg bij kiezers die volgens de peiling niet voor het Vlaams Belang stemmen. In de toelichting werd de relatief geringe populariteit van de Vlaams Belang-kopstukken in de poppoll toegeschreven aan het feit dat deze kopstukken niet populair zijn buiten de eigen kiezers. Een interpretatie die door het cijfermateriaal volstrekt werd tegengesproken. In juni 2006 confronteerde ik via een omweg vrt-journalist Ivan De Vadder met deze opmerkelijke, foutieve vaststelling of berekeningswijze. Veelzeggende reactie die Ivan De Vadder op 7 juni 2006 per e-mail liet weten: Ik ben niet slim genoeg om dit soort vragen op te lossen . Er is geen boek waarin de politieke ideologie van de perceptie beter is samengebundeld dan in Het Merk Mens, Consumenten grijpen de macht van Fons Van Dyck. Het is een absolute must voor de t aanhangers van de perceptierealiteit en de gevoelstemperatuur. Maar ook omdat het een perfecte bundeling is van de ideologie van de Modelstaat zoals men die 40 jaar na 68 heeft verwezenlijkt. En hoewel het boek de indruk wekt uitsluitend over merken en consumenten te gaan, is Het Merk Mens in eerste instantie een boek dat de receptuur prijsgeeft van de Modelstaat die door de fusie van liberalen en socialisten ontstond. Hoewel elke verwijzing naar zijn politieke achtergrond handig wordt verzwegen voor het doelpubliek van managers en marketeers over transparantie gesproken! is de politieke achtergrond van de auteur nochtans wezenlijk relevant om de politieke reikwijdte van het boek te duiden. Van Dyck staat momenteel aan het hoofd van think.bbdo, een onderdeel van de werelwijde communicatiegroep bbdo. Hij werkte ook in opdracht van de politieke partijen sp.a en (Open) vld. De 169

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

communicatiestrateeg was in het midden van de jaren 90 in volle Agusta-aaire woordvoerder en campagneleider van de toenmalige sp en bundelde in 1995 zijn wedervaren in het boek Agusta. Overleven met een aaire. Met zijn bureau tekende hij in 2007 voor de verkiezingscampagne van de Open Vld en ontwikkelde ook het nieuwe merkbeeld de Open Vld. De vld veranderde kort voor de verkiezingen in Open Vld en startte tegelijkertijd haar electoraal oensief met een discours over de open samenleving. Het was met deze communicatie-ingreep dat de liberalen ultiem hoopten de goed bestuur-mantra van cd&v/n-va te counteren. v Het boek neemt een loopje met de meest elementaire principes van economische en sociale analyse. Op een naeve manier wordt de ene na de andere gemeenplaats aan elkaar geregen. Gedrenkt in marketingjargon zet Van Dyck in zijn boek een derderangs economische en sociologische analyse neer die op een nauwelijks verhullende manier de verkiezingsretoriek van paars verderzet via een langerekte, gemanipuleerde goednieuwsshow: het gaat uitmuntend met het land en zijn bewoners en dus heeft niemand nog reden tot klagen. Op basis van de statistieken over het consumentenvertrouwen voorspelt Van Dyck een lange, duurzame economische groei, waarbij we met ons inkomen en ons geluk de komende decennia geen bleef meer zullen weten. Ook in Het merk mens is de Modelstaat van Verhofstadt tot in de kleinste details gerealiseerd. Op maatschappelijk vlak worden de barbecuechecques van Steve Stevaert of het vrt-programma Fata Morgana, zonder verpinken aangehaald als bewijs van vernieuwde sociale cohesie in de Vlaamse samenleving van de 21ste eeuw. Het merk mens schetst de blauwdruk waarin het nieuwe paradigma voor mens en maatschappij in de 21ste eeuw wordt voorgesteld. Behalve boeiend en noodzakelijk dixit Steve Stevaert op de achterap van het boek een opzet niet vrij van risico, maar verpakt als merkenboek was de kans geringer dat de uiterst betwistbare analyse die in het boek wordt opgetekend op merk, mens en maatschappij aan het begin van de 21ste eeuw zou worden doorprikt. Het boek gaat namelijk uit van de premisse dat de mens als con170

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

sument, kiezer en burger vandaag de macht in handen heeft. Een voor het overige uitdagende en opwindende gedachte, mocht ze niet zo breed populistisch zijn uitgesmeerd. De auteur levert trouwens allerminst het bewijs van zijn prikkelende stelling en bedient zich van een reeks voortvarende analyses, vaak met de diepgang van een petrischaaltje, steunend op uiterst betwistbare interpretaties van economische en sociologische bronnen. De kromme en manipulatieve 'Kijk van Van Dyck' wordt bovendien gemarineerd in een stevige politiek en ideologisch gekleurde saus van een bijzonder bedenkelijke samenstelling. De wereld is een vrouw, Het individu is empowered, Iedereen is een ster, Belgen behoren tot de gelukkigste mensen van Europa. Voortdurend wordt de lezer met dit soort van beschamende clichs geconfronteerd, hierbij geruggesteund door een handvol eenzijdige, gekleurde en ongenuanceerde pseudowetenschappelijke onderzoeken gaande van de Socialistische Mutualiteit tot en met de vrindstatistieken. Met de bewijskracht van deze onderzoeken zoals de geluksenqutes van socioloog Marc Elchardus wordt bovendien de strijd ingezet tegen de verzuring, overigens k een uitvinding van paars. Maar Van Dyck gaat nog een stap verder en deinst er niet voor terug om elementaire feitelijkheden omtrent de economische en sociologische realiteit onder de mat te vegen. Beweren dat de nieuwe consument van de 21ste eeuw anders dan zijn illustere voorgangers fundamenteel gedreven wordt door empowerment, deed ons toch spontaan de uitgang opzoeken zoals bij een onaangekondigd gastoptreden van Emile Ratelband. Ook de hang naar verbondenheid, authenticiteit, synthese, beleving en zingeving doen voorkomen als de nieuwe genetica van mens, merk en maatschappij in het vitaal tijdperk is bijzonder kort door de bocht. Op eenzelfde manier kan je probleemloos aantonen dat diezelfde drijfveren het gedrag van de de Bosjesmannen uit de Kalahari-woestijn, de Hells Angels, de Siciliaanse maa als de koninklijke fanfare Nut & Vermaak uit Overpelt aansturen. Het merk mens schetst daarmee een hoogst misleidend verhaal, verpakt in een dubbelzinnig en halfslachtig politiek-ideologisch discours. Als sociologisch-maatschappelijk tractaat over mens en maatschap171

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

pij in de 21ste eeuw schiet het betoog manifest tekort, onder meer omdat de auteur de bewijskracht voor de aangedragen stellingen grotendeels puurt uit een wel erg verdacht selectieve greep aan tweederangs-sociologische wetenschap die in dit boek wordt vermalen tot anecdotische en fragmentarische weetjes-schap. Tenzij je echt bereid bent te geloven dat geluk of eender welke sociologisch realiteit kan gemeten worden door middel van gestandaardiseerde vragenlijsten of dat je in het televisieformat Fata Morgana of de barbecuecheques (die Steve Stevaert eertijds uitdeelde om Vlamingen aan te moedigen 11 juli te vieren) daadwerkelijk het bewijs ziet van vernieuwde maatschappelijke cohesie, kan je deze hyperoptimistische reectie over mens en maatschappij aan het begin van de 21ste eeuw onmogelijk ernstig nemen. Een voorbeeld: volgens gestandaardiseerde vragenlijsten wenst bijna 80 procent te werken voor een bedrijf dat oog heeft voor de maatschappij of zijn negen van de tien Vlamingen tevreden over hun job, levensstandaard, woning, buurt, vrijetijdsbesteding en sociale contacten. Elke onderzoeker weet dat zulke bevindingen massaal gebiased zijn door sociale wenselijkheid die bij zulke directe bevragingen een onuitwisbare rol speelt. En zo houdt het betoog zich voortdurend recht aan pseudo-wetenschappelijk onderzoek dat systematisch foute conclusies trekt op basis van al even foute onderzoeksmethoden. Van Dyck stuit in zijn analyse regelmatig op paradoxen. Intussen zijn we gewend aan een perfecte service versus Consumenten klagen over een gebrek aan service en slechte oplossingen voor problemen, maar hij walst zulke tegenstellingen genadeloos plat tot ze eenduidige signalen opleveren die allemaal wijzen in de richting van het dogmatisch uitgangspunt dat dit boek zo typeert. Daarin wordt de nieuwe consument aan het begin van de 21ste eeuw bedolven onder de welvaart als gevolg van duurzame economische groei. Van Dyck verwijst daarbij bij voorkeur (en bij herhaling) naar statistieken over het consumentenvertrouwen. Die ongebreidelde welvaart strijkt bovendien neer in een nieuwe maatschappij die overloopt van geluk, welzijn, verbondenheid, harmonie en ga zo maar door. Op dit punt krijgt het boek gnante trekjes, zeker waar in de tekst ergerlijke gemeenplaatsen worden opgevoerd: 'Kortom (sic) het gaat goed met de jeugd in Vlaanderen', 172

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

'Belgen behoren tot de gelukkigste mensen van Europa' of 'Politici, managers, artiesten hebben echt ontdekt' en bijgevolg heeft niemand nog reden tot klagen. In vergelijking daarmee klinken zelfs de opbeurende bezinningsteksten die Phil Bosmans in 1972 in Menslief, ik hou van je bundelde, minder melig en doet de authenticiteit die Van Dyck beschrijft steevast denken aan de echtheid van een plastieken tulp. Het is hetzelfde soort authenticiteit zoals die tegenwoordig getaleerd wordt in de campagnes van Boodschap zonder naam, die het vreugdevuur in de samenleving brandend houden. Begin mei van dit jaar lanceerde de organisatie de Week van de Goeiedag. De campagne toonde perfect hoe in de Modelstaat illusie en realiteit worden verwisseld Zeg goeiedag en win 25 000 euro. Met deze campagne wou de organisatie naar eigen zeggen bijdragen tot een vriendelijkere en warmere samenleving. Het hoeft dus niet te verbazen dat de consument, kiezer, burger in deze opgeleukte samenleving in ruil voor zijn naeve en kritiekloze houding de status van held krijgt opgespeld. 'Iedereen is tegenwoordig een held', schrijft Fons Van Dyck. En die helden zitten nog steeds volgens de auteur eindeloos machtig aan de regieknoppen om merken en ondernemingen te bedienen. Maar zoals de (her)ontdekking van de echtheid, zoals Van Dyck die in zijn boek omschrijft, heeft de macht van de consument in realiteit slechts de ampleur van een als macht verpakte illusie. Burgers, kiezers en consumenten mogen en kunnen tegenwoordig overal hun zegje doen, hun mening posten en zo meebepalen wie de meest sexy politicus (m/v) van het land wordt. De technologie staat hen daarin bij maar veel meer dan een symbolisch en vrijblijvend karakter heeft die participatiegolf die zich overigens voor een groot deel langs betaallijnen voltrekt niet om het lijf. De ideologie van het ongebreideld en onvoorwaardelijk optimisme zoals door Van Dyck gepromoot, wordt zelfs gevaarlijk op het punt waar ze intolerantie vertoont tegenover elke maatschappijkritiek. Het is de dictatuur van de vitale en optimistische samenleving die niet langer tegenspraak duldt. Al wie binnen die context van ongebreideld geluk, harmonie en verbondenheid kritiek uitoefent op het reilen en zeilen in de samenleving wordt meteen verketterd tot verzuurde burger. Waar hebben we dat nog gehoord? 173

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Zowat alle denkbare negatieve fenomenen als angst, wantrouwen, onveiligheid en geweld zijn volgens Van Dyck louter perceptiegebaseerde problemen. De redenering luidt daarbij als volgt: 45 van de misdaden op televisie hebben met seks of geweld te maken, terwijl dat in werkelijkheid in slechts drie procent van de feiten het geval is. Er is dus niet meer geweld, maar wel een grotere gevoeligheid voor geweld, stelt Van Dyck zonder verkrimpen. Op die manier wordt intolerantie tegenover geweld voorgesteld als een vorm van intolerantie. De remedies die het boek aandraagt zijn soms op het potsierlijke af: 'Boombals zijn de perfecte remedie tegen de verzuring en de vervreemding. In Het merk mens weerklinkt constant de echo van de retoriek van paars: niets meer dan populistische verkiezingspropaganda verpakt in een aantal pseudo-wetenschappelijke gezagsargumenten. Van Dyck verzoent de socialistische en liberale verkiezingsretoriek met dubieuze begrippen als sociaal-individualisme, een middenklasseterm die zo uit de Teletubbiefabriek lijkt gerold. Het boek heeft als zodanig dan ook weinig of niets te maken met de titel en de problematiek van het merk komt erin nauwelijks aan bod. Wel weerklinkt op nagenoeg elke pagina een vulgariserend doorslagje van Karl Poppers levensdevies Optimism is a moral duty, dat eveneens populistisch werd vertaald door Steve Stevaert (sp.a) in de slogan Het socialisme zal gezellig zijn, of het zal niet zijn. Ooit werd dat door reclamemaker Guillaume Van der Stichelen treend het Bertolli-socialisme genoemd, verwijzend naar het populaire merk Bertolli; de fruitige, smaakvolle en tegelijkertijd gezonde olijfolie die je in zijn reclame de illusie van de eeuwige, ondeugende jeugd verschaft. Waarom Van Dyck zijn lezers anno 2008 zo dwangmatig blijft vermoeien met impressionistische woordkunst om het bestaan van zijn optimistisch samenlevingsmodel te bewijzen, blijft een raadsel. Het zijn wellicht de laatste stuiptrekkingen van de Modelstaat. De methode die Van Dyck hanteert, vereist immers dat grote delen van de hedendaagse maatschappelijke, economische en sociologische realiteit in de beste propagandistische traditie straal worden genegeerd. Want wie zich elementair documenteert over de groeiende kloof tussen arm en rijk, de positie van Europa 174

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

binnen een geglobaliseerde wereldeconomie, de vergrijzingsproblematiek, de scale druk, de consumptie van antidepressiva of zelfmoordstatistieken, weerlegt moeiteloos de banale stellingen die in dit boek voorkomen en bewijst daarenboven vlot dat de hedendaagse consument op vele vlakken monddood is en zich in ruil de machteloze eigenaar mag noemen van een pak illusies. Elke negatieve realiteit zoals zelfmoordstatistieken, armoede, verpaupering en geweld vormt een bedreiging voor de Modelstaat en dient dus zoveel mogelijk bestreden te worden. Dat gebeurt door deze fenomenen consequent af te schilderen als perceptiefouten. Kritiek wordt gelijkgesteld aan verzuring en maatschappelijke problemen zijn het gevolg van uitvergroting door de media. Daarbij wordt constant geschermd met (vaak) dubieuze opinieonderzoeken, statistische gemiddelden en macroanalyses die als wetenschappelijk gezagsargument worden aangedragen. Het eindeloos geluk van de Vlamingen wordt in de Modelstaat wetenschappelijk gemeten aan de hand van geluksenqutes. Die bewijzen dat 'de mensen' gelukkig zijn en al wie niet gelukkig is, heeft een perceptieprobleem. Dat is kort samengevat de retoriek die de politieke ideologie van de perceptie hanteert. Een voorbeeld van dergelijk statistisch gesjacher. Maandagochtend 7 juni 2008, De Standaard. De krant pakt paginagroot uit met een bericht over de ijlingse verrechtsing van de Vlaamse jeugd. 'Links scoort slecht bij nieuwe kiezers', zo luidt de vette kop. Een wetenschappelijk opiniepeilingonderzoek van de ku Leuven had dat becijferd. De vrt stortte zich meteen op het nieuwsfeit en maakte er een uitgesponnen openingsnummer van tijdens het middagjournaal. In onvervalste breaking news-stijl was Ivan De Vadder erbij gehaald om analytische commentaar te leveren bij de kleurrijke pancarte die de verrechtsing van de Vlaamse jeugd tot een cijfer na de komma in beeld bracht. 18-jarigen conservatief?, zo viel er beeldbreed te lezen. Van de nieuwe kiezers stemt n derde voor het Vlaams Belang en Als je de score van Vlaams Belang en Lijst Dedecker samentelt, zo rekende De Vadder verder voor, dan stemt bijna de helft van de Vlaamse jongeren op een rechts-populistische partij. De timing waarmee het bericht werd verspreid, leek perfect 175

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

gekozen. Op de weide van Rock Werchter was de Vlaamse jeugd net zn tenten aan het oprollen. Een voorzienige cameraploeg van de openbare omroep was er zondagnamiddag blijkbaar al op uitgetrokken om in Werchter bevestiging te krijgen van de onderzoeksresultaten. Op de montagetafel van de nieuwsredactie lag het uit Werchter afkomstige, onomstotelijk gelmde bewijs van de juistheid van de resultaten die het ispo-onderzoek van de ku Leuven had blootgelegd. In een weinig atterend beeldverslag zette een onverschillige, puberende festivalganger zijn motief om voor het Vlaams Belang te stemmen voor de camera uiteen met de opmerking: 'Omdat iedern op die partij stemt, zekers?' Daarop sprak partijvoorzitster Caroline Gennez (sp.a) tijdens dezelfde reportage televisiekijkend Vlaanderen met een mediagetrainde, bezorgde gelaatsuitdrukking toe en waarschuwde dat 'de trend populistisch onweer aangaf' en 'er lessen moesten worden getrokken' uit deze wetenschappelijke onheilstijding. Ze klonk alsof ze diezelfde dag nog een spoedvergadering op het sp.a-hoofdkwartier zou bijeenroepen om het jongerenhoofdstuk uit het partijprogramma onverwijld bij te spijkeren. Bij het Vlaams Belang klonk het sedert lange tijd nog eens euforisch in verband met politieke opiniepeilingen. 'Het gaat hier natuurlijk niet om een zoveelste banale opiniepeiling, maar om een wetenschappelijk onderzoek van het Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek (ispo) van de Leuvense universiteit', zo bezwoer de website van de partij, met inke nadruk op het wetenschappelijke gezagsargument. Dat laatste was echter zonder de cijferkunde van professor Marc Swyngedouw (ku Leuven) gerekend, die de resultaten van dit postelectorale onderzoek met veel academisch gezag de wereld had ingestuurd. Wat politieke en electorale opiniepeilingen betreft, worden er via de media wel meer dubieuze onderzoeksresultaten over Vlaanderen gestort maar eenmaal onder een zeker niveau zoals hier zorgt het schouwspel enkel nog voor plaatsvervangende schaamte. 176

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Het gaat in dit concrete geval immers hooguit om een onzinnige recordpoging waarbij de opinies van een handvol jongeren worden gextrapoleerd naar de totale populatie nieuwe kiezers (18 tot 21 jaar) in Vlaanderen. De 'wetenschappelijke' conclusies werden getrokken op basis van welgeteld 64 (vierenzestig) respondenten. Dat nogal essentile getal werd in de rapportering handig gecamoueerd door uitsluitend de nadruk te leggen op de percentagescores. De belabberde aantrekkingskracht van de Sp.a bij de jongeren die Caroline Gennez zo acuut verontrustte (7,6 stemt sp.a/Vl.Pro), steunt met andere woorden op welgeteld vijf Vlaamse jongeren. En het pijnlijke lot van Groen! in deze studie werd bezegeld door twee genterviewden. Overigens, als je de percentages van vb, cd&v/n-va, ldd, Open v Vld, sp.a/Spirit (nu Vl.Pro) en Groen! optelde, geraakte je slechts aan 92 en is het raden waar die ontbrekende acht procent (oftewel een equivalent van vijf jongeren) naar toe waren. Als je bovendien deze 64 bevraagde jongeren laat uitwaaieren over deze acht politieke partijen en vervolgens extrapoleert naar de nieuwe Vlaamse kiezers, dan ontstaan er al gauw foutenmarges die groter zijn dan de meetresultaten zelf. In de politieke sfeer blijft de schade weliswaar beperkt tot enkele euforische en enkele depressieve partijhoofdkwartieren, maar in de farmaceutische sector of de automobielindustrie zouden dergelijke werkwijzen voor duizenden doden zorgen en een stevig aantal rechtszaken. (Dat laatste volkomen terecht overigens.) Verder verwacht je in een wetenschappelijk rapport evenmin tendentieuze kwalicaties van het type 'het etnocentrische Vlaams Belang' of 'twee als populistisch geduide partijen ldd en Vlaams Belang'. Verder heeft de studie het in haar conclusies ook nog steeds over 'Vlaams Blok'. Als er n zaak populistisch is, dan is het alvast deze studie zelf. Met de driestheid immers waarmee de notie 'wetenschappelijk onderzoek' in studies van dergelijk beschamend niveau geweld wordt aangedaan, lijkt het alarmpeil ruim overschreden en neemt het politiek-academisch opiniemanagement via media gretig mis177

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

bruik makend van het predicaat 'wetenschappelijk' niet alleen gnante maar manifest ook onaanvaardbare vormen aan. Op die manier worden de inkomensdaling en het koopkrachtverlies afgedaan als perceptiefouten die ontstaan in het brein. Er wordt nog net niet beweerd dat het om een psychische afwijking gaat, maar er komt ongetwijfeld een moment waarop het ontkennen van een perceptie op basis van een statistisch vastgestelde realiteit zal beschouwd worden als een psychische stoornis. Over die perceptiefouten in relatie tot het koopkrachtverlies, verklaart Fons Van Dyck in De Standaard van 17 juni 2008 trouwens het volgende: Om het d in kmi-termen uit te drukken: er bestaat een groot verschil tussen de rele temperatuur in de thermometerhut van de weerman en de gevoelstemperatuur bij de bevolking voor wat betreft de koopkracht. Koopkrachtverlies, wordt vervolgens via newspeak vervangen door koopkrachtpsychose. Van Dyck: Verklaringen voor de koopkrachtpsychose zijn niet ver te zoeken. De campagne die de vakbonden, versterkt door de winkelkarretjes van de nieuwsredacties, sinds het najaar systematisch hebben gevoerd, heeft haar eect niet gemist. Nu al is duidelijk dat de koopkrachtcampagne, samen met de campagne rond goed bestuur enkele jaren geleden, de geschiedenis zal ingaan als een van de sterkste staaltjes van publieke agendasetting van de nog prille 21ste eeuw. De sekte van de zuurpruimen en de orde van de vrienden van de VRIND Zo zijn we terecht gekomen in de dictatuur van de hyperoptimistische samenleving die ons de perfecte inspraakillusie aanbiedt. Vandaag kan je als burger, consument of kiezer inderdaad op quasi elke hoek van de straat en op elke internetsite je mening kwijt. Bedrijven en partijen verzamelen aan de lopende band opinies en beweren met stelligheid hoe belangrijk het is om rekening te houden met de wensen en verzuchtingen van de burger, kiezer, consument. We moeten kijken en goed luisteren, verklaarde Kathleen van Brempt ergens in juni 2008 in de Terzake-studio, nadat Lieven Verstraete de minister er al twee keer op attent had gemaakt dat 178

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

zij zijn vraag omtrent haar positie tegenover de Lange Wapperbrug in Antwerpen had ontweken. Het kabinet van Van Brempt heeft vier man (m/v) communicatiepersoneel in dienst. Daarmee is de dienst groter dan de beleidscel gelijke kansen. Elk media-optreden wordt dan ook gretig gebruikt om voorgekauwde, verkleuterde, glimlachende, stereotype boodschappen aan de man te brengen. Zeven maal ging het over gelijke kansen en vijf keer gaf de minister aan hl bezorgd te zijn. Deze vorm van hoofdschuddende verkleutering zien we op grote schaal terug op politieke websites, in de media en zowat bij alle traditionele vensters die uitgeven op de publieke sfeer. De toon is vlug herkenbaar: doorgaans gaat het om het voorspelbare, ingestudeerde nummertje van het politiek correcte en optimistische denken: De huidige crisis is niet goed voor de mensen, die bezorgd zijn over de koopkracht, de welvaart en de pensioenen. De politiek mag hen niet in de steek laten, zo verwoordt Bart Somers zijn politieke kijk op de website van de Open Vld. In 1995 liet de vld, vanuit haar oppositierol, de Vlaamse bevolking bevragen over een twaalftal maatschappelijke issues, via eenvoudige referendumachtige vragen. De antwoorden zouden de leidraad vormen voor het programma waarmee de liberale partij aan de regeringsonderhandelingen zou deelnemen. De partij had 30 000 reacties vooropgesteld om van een succes te kunnen spreken. Uiteindelijk reageerden ruim 400 000 Vlamingen. Met het Groot Referendum van de vld was meteen ook de vraaggestuurde politiek denitief doorgedrongen. Onlangs stelde Koen Meulenaere in Knack cynisch vast dat na k acht jaar regeringsdeelname, de (Open) vld niets van haar toenmalige engagementen had gerealiseerd. De referendumdemocratie werd angstvallig opgeborgen. Dat neemt niet weg dat er in de Modelstaat voortdurend gepeild en gepolst wordt naar de mening van de mensen. De praktijk van het luisterend oor werd common practice in het politieke bedrijf. Ze verloopt in de praktijk echter vooral via betaallijnen en opiniepeilingen en politici verheerlijken die praktijk zolang er aan dat luisteren niet al te veel dwingende consequenties zijn gekoppeld. 179

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Overigens stoot al die inspraak en zeggenschap op het nodige misprijzen bij opinieleiders die lange tijd het monopolie uitoefenden over de opinievorming. En hoewel of juist doordat er door bedrijven en politieke partijen nog nooit zo massaal op de publieke opinie werd gejaagd als tegenwoordig, kijken sommige traditionele opiniemakers, zoals Yves Desmet, doorgaans met veel dedain neer op de laagdrempeligheid van de opiniemarkt. 'Vlamingen zijn een tevreden volk', zo schreef Desmet op 28 juni 2008 in De Morgen, Je zou het niet zeggen na een vluchtige rondgang langs de lezersbrieven en de internetfora, die door de sekte van de zuurpruimen onder ons gekoloniseerd worden, maar toch is het zo. Eigenaardig genoeg zijn het dezelfde opiniemakers die met veel ontzag opkijken als diezelfde publieke opinie haar mening ventileert in allerhande pseudowetenschappelijke onderzoeken, zoals geluksenqutes, de vrind-statistieken over de tevredenheid van de Vlaming of de rechts-populistische kiesintenties van Vlaamse jongeren. Dat de inwoners van de Modelstaat een tevreden volk zijn, blijkt uit de jaarlijkse vrind-indicatoren, zowat het grootste en meest wetenschappelijk onderbouwde onderzoek naar the state of mind van de Vlaamse bevolking, schreef politieke hoofdredacteur Yves Desmet daarover op 28 juni 2008. Elk jaar brengt De Morgen kritiekloos verslag uit over de vrind-rapporten van de Vlaamse overheid die zichzelf jaar telkens mag herhalen. Elk jaar kijkt Desmet met groeiend ontzag aan tegen hetzelfde pr-materiaal dat jaarlijks kant en klaar aan de pers wordt afgeleverd. We zijn tevreden met onze buurt, onze familie, ons werk, onze huisvesting, onze familie en onze levensstandaard. En niet zo'n klein beetje: telkens meer dan 90 van de bevolking zegt tevreden tot zeer tevreden te zijn over deze omgevingsfactoren. Zelfs het loon valt nog voor meer dan driekwart van de ondervraagden mee, al is het waarschijnlijk het onderwerp waarover we het meest mekkeren aan de toog van ons geliefd stamcaf. Daarmee zegt Desmet precies hetzelfde als Marleen Vanderpoorten. Vlaanderen mag trots zijn op zijn prestaties, zo begon ze haar 11 julitoespraak dit jaar, als voorzitter van het Vlaams Parlement. Dat bewijzen de Vlaamse regionale indicatoren jaar na jaar. Ook nu 180

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

blijkt dat Vlamingen zich over het algemeen goed in hun vel voelen. Ze zijn tevreden tot zeer tevreden met hun sociale contacten, hun woning en de buurt waar ze wonen, met hun werk, hun levensstandaard en hun inkomen. Ze zijn ook duidelijk meer tevreden dan de doorsnee-Europeaan. Klachten over toenemend individualisme, egosme en minder sociale inzet worden niet bevestigd. Als tachtig procent van de bevolking zegt pas gelukkig te zijn als ze belangeloos iets voor iemand anders kan doen, kan je moeilijk zeggen dat de solidariteit onder de bevolking onder druk staat. Dezelfde dankbare verwijzing naar de jaarlijkse vrind-statistieken om het rele bestaan van de Modelstaat statistisch-wetenschappelijk aan te tonen, dook ook in 2007 als een mantra op in de columns van Yves Desmet. Op 7 juli 2007 schreef Yves Desmet in De Morgen naar aanleiding van de vrind-statistieken: Maar toch zijn onze normen en waarden in gevaar, wat die dan ook mogen zijn. Misschien is het gewoon de uiting van een luxeprobleem. Aangezien Vlamingen zich nog ternauwernood zorgen moeten maken over materile dingen, moet er wel een alternatief gevonden worden om over te klagen. Angst voor werkloosheid is diep weggezakt in de tabellen, de woning en het persoonlijke confort scoren ongekend hoog, eigenlijk is op dat vlak alles het beste in de beste der werelden. Dus vragen we ons af hoe het toch komt dat we, badend in onze welvaart, zo angstig en ongelukkig blijven rondlopen. (...) Vlaanderen staat volgebouwd met Huisjes Weltevree, maar de fundamenten zijn aangetast door de angst het te verliezen. We zijn in de wolken over onze huisvesting, ons werk, ons loon en onze omgeving. Alleen kunnen we er niet ten volle van genieten omdat we angst hebben ze kwijt te spelen. Het is een absurde paradox: hoe meer men toegeeft dat de dingen eigenlijk behoorlijk gemanaged worden, hoe meer de angst en de onverdraagzaamheid toenemen tegen alles en iedereen die dat idyllische zou kunnen verstoren. The culture of contentment, t de angst van de gelukkige om dat geluk te verliezen, dreigt groter te worden dan dat geluk zelf. Waarmee meteen de uitslag van 10 juni verklaard is.'

181

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

Yves Desmet herhaalde met die tekst niet alleen letterlijk en kritiekloos de tekst van het vrind-rapport, maar ook zichzelf. Een jaar tevoren, op 17 juni 2006, schreef hij over datzelfde vrind-rapport: 'De Vlaming voelt zich in overgrote meerderheid redelijk tot zeer goed in zijn vel. Dat blijkt uit de jaarlijkse grote enqute bij de bevolking die haar weerslag vindt in de vrind-statistieken. Onze job valt best mee, alleen de werkdruk zou wat minder mogen. Maar zeven op de tien zijn tevreden over hun loon, acht op de tien hebben geen angst hun job te verliezen en net zoveel mensen vinden dat ze een leuke baan hebben. Vlaanderen staat ook volgebouwd met Huisjes Weltevree. Zeker op het platteland, want daar vindt liefst 98 procent zijn woning voortreelijk. Maar ook in het hartje van de boze grootstad is nog 94 procent meer dan tevreden over zijn woning. Eenzaam zijn we ook al niet echt. Zeven op de tien hebben minstens wekelijks contact met de buren of de vrienden.' De Vlaamse Regionale Indicatoren, afgekort vrind-rapporten, zijn nochtans wat het terugkerende tevredenheidsluik van het rapport betreft niet veel meer dan een voorbeeld van maatschappelijke spinning. Ze vormen het statistisch jaarboek van de Vlaamse overheid en zijn een product van de studiedienst van de Vlaamse regering. Sedert 1994 bundelen zij jaarlijks een hele reeks beleids- en maatschappelijke indicatoren, die een statistisch beeld ophangen van de Vlaamse samenleving. Of het daarbij nu gaat om geluksenqutes of tevredenheidsonderzoeken: die resultaten zijn uiteraard in eerste instantie het produkt van de bevragingsmethode. De validiteit is bijgevolg uitermate gering, omdat zulke enqutes nu eenmaal zwaar te lijden hebben van sociale wenselijkheid en de gebruikte methode er nu eenmaal naar streeft om snel en relatief goedkoop tot resultaten te komen. Ze construeren dus kunstmatige realiteiten die zelden iets prijsgeven over de achterliggende sociologische realiteit. Dat zon tweederangssociologie aanleiding geeft tot derderangsanalyses en -conclusies hoeft dus niet te verwonderen. De vrind-rapporten bevatten bovendien kant-en-klaar pr-vriendelijk cijfermateriaal, inclusief interpretaties en afgeronde besluiten. Media kunnen zo de voorgekauwde boodschappen quasi onbe182

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

werkt overnemen. Journalisten als Yves Desmet laven zich jaar na jaar gretig en kritiekloos aan deze bezoedelde pr-bron, niet wat de harde kerndata betreft, wel wat het sociologische luik van het statistisch jaarboek aangaat dat jaar op jaar, met bedenkelijke methodes, het welzijn, geluk en de tevredenheid van de Vlaamse bevolking 'bewijst'. Concreet dienen de vrind-rapporten daarbij vooral om de staat van welzijn, welvaart en geluk in Vlaanderen cijfermatig en met een zweem van wetenschappelijkheid, hard te maken. Bronnenkritiek komt er nauwelijks aan te pas. De vrindstatistieken zijn n van de zovele instrumenten voor beleidsmarketing waarmee de beleidsmakers de Modelstaat promoten. Zeker als je weet dat het in en rond de Vlaamse regering gonst van consultants en reclamebureaus die het beleid moeten verkopen, is enig gezond wantrouwen wel op zn plaats. Het is dan ook vreemd als je in een journalistiek commentaar van Yves Desmet moet lezen dat het vrind-rapport dan ook leest als een goed rapport voor de beleidmakers (). Vn de beleidsmakers, was journalistiek alvast correcter geweest. Je zou verwachten dat een krant die zich graag proleert als kwaliteitskrant, minstens enkele kritische kanttekeningen zou plaatsen bij een rapport dat de staat van genade, welvaart en ongebreideld geluk uitroept over zn onderdanen. Als je wandelt doorheen de samenlevingstatistieken met onvervalste Oostblokallures, die stellen dat we collectief gelukkig zijn met ons werk, onze buurt, onze buren, onze woning, ons inkomen, onze levensstandaard en onze sociale contacten, dan zou er automatisch toch enig kritisch licht moeten branden. Maar neen, prompt roept De Morgen verschijnselen als individualisering en vereenzaming uit tot een mythe. Logisch, want ze ontsieren de Modelstaat en moeten dus zoals criminaliteitscijfers gecriminaliseerd worden. Vereenzaamde bejaarden bijvoorbeeld volgens de vrind-statistieken en De Morgen, hebben ze geen poot meer om op te staan, want zo vervolgt De Morgen het beeld van de eenzame bejaarde gaat niet op. Nooit hadden we gedacht dat er na de val van de Berlijnse Muur nog wetenschappelijke statistieken zouden worden verspreid die 183

DE REALISATIE VAN DE MODELSTAAT (1968 2008)

zo snel en adequaat komaf maken met samenlevingsproblemen als verpaupering, vereenzaming, achterstelling, werkloosheid, onveiligheid, de groeiende kloof tussen rijk en arm, zonder dat dergelijke wankele conclusies worden ontmaskerd. Dat de Vlaamse regering via een eenzijdige lectuur van selectieve indicatoren en twijfelachtige wetenschappelijke methoden een optimaal fraai beeld van de Vlaamse samenleving tracht aan te leveren, is n zaak. Dat sommige media dit public relationsverhaal klakkeloos overnemen en zelfs durven gebruiken in een pseudowetenschappelijk gefundeerde argumentatie om te stellen dat niemand in dit land nog reden tot klagen heeft, is een andere veelbetekenende vaststelling, maar wellicht symptomatisch voor de verwevenheid tussen journalistiek en politiek in de Modelstaat.

* * *

We beleven volgens mij een stille mei 68, mijmerde Jean-Marie Dedecker laatst in een zomerinterview in De Tijd uitkijkend over de Noordzee. Het land van Nooit, dat nooit heeft bestaan, takelt verder af. Rik Van Cauwelaert noteerde hierover in zijn woord vooraf in Knack van 20 augustus 2008 dat het armoedepeil de voorbije jaren k angstwekkend steeg, dat de lage pensioenen de armoede in de hand werken en dat betaalbare gezondheidszorg een ctie werd. Belgi is de voorbij tien jaar zowel nancieel als politiek volkomen kapot geregeerd. De Wetstraat is een grote zelfbedieningszaak voor partijen en hun kongsis van kopstukken van wie de carrires met bijbehorende politieke en nancile status op de eerste plaats komen. De federale regering is een ruilbeurs voor partijbelangen en persoonlijke voordelen. De federale staat is de cashautomaat die jaarlijks ruim 48 miljoen euro uitspuwt, waar de partijen zich, naargelang hun electorale sterkte, van mogen bedien. Welkom in het land van Nooit. 184

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM Pleidooi voor een nieuw kiessysteem


Wim Schamp

Halverwege de jaren 90 stelde het Vlaams Parlement in scherpe bewoordingen het politiek dienstbetoon aan de kaak. Het parlement, dat toen nog Vlaamse Raad heette, riep de verkozenen op ook die van de Belgische Kamer en Senaat om een einde te stellen aan deze laakbare praktijk. De verkozenen van het volk haalden opgelucht adem. Dankzij de resolutie van de Vlaamse Raad voelden ze zich van de verplichting verlost om tijdens het weekend spreekuur te houden in de rokerige achterzaaltjes van Zoetenaaie en Zoutleeuw. Voortaan konden ze zonder schuldgevoel happy hour vieren op de zonovergoten terrassen van het Zoute. Voortaan hoefden ze ook niet langer naar de klaagverhalen van hun immer ontevreden volk te luisteren.
Zolang zon klaagverhaal zich beperkte tot de vraag om een belastingaangifte in te vullen of om informatie te verstrekken over dop en ziekenkas ging het nog. Een verkeersboete in de doofpot stoppen of het versneld goedkeuren van een bouwaanvraag lag een stuk moeilijker. Het regulariseren van een bouwovertreding daarentegen of dochterlief aan de job helpen waarvoor ze op basis van haar examenresultaten niet in aanmerking kwam was er teveel aan. Vroeger werden zon verzoeken zonder verpinken ingewilligd. En bouwvergunning leverde immers vijf stemmen op, n job waarschijnlijk het dubbele. Doch de tijden veranderden.

185

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Sinds het midden van de jaren 90 heerste in Vlaanderen de Nieuwe Politieke Cultuur (npc). De npc, die de Vlaamse politieke zeden grondig dooreenschudde, was een gevolg van de Agusta- en Dutroux-schandalen. In de ogen van de npc-adepten, die zichzelf tot Witte Ridder geslagen hadden, was het hele politieke systeem verrot. Symbool bij uitstek van deze verrotting was het dienstbetoon. De politicus die aan dienstbetoon deed, werd door de witte ridders, aangevoerd door de latere minister Vincent Van Quickenborne, publiekelijk met de vinger gewezen. De publieke doch nooit bewezen aanklacht aan het adres van de dienstbetoon-politici luidde dat ze de deur openzetten voor corruptie en dat ze daarbij ook geld in hun zakken staken. Het Stasi-archief van Michelbeke Practisch alle politici bogen als volleerde Pontius Pilati het hoofd voor het verdict van de nieuwe Tempeliers. Ze beloofden plechtig zich niet langer schuldig te maken aan wat moest beschouwd worden als een van de ergerlijkste uitwassen van de Oude Politieke Cultuur. De enige die het hoofd niet boog, was Herman De Croo die net Guy Verhofstadt opgevolgd was als voorzitter van de vld. De Croo nodigde de pers uit in zijn roemruchte kelders. Het keldergewelf van De Croo in Michelbeke doet denken aan de archieven van de Oost-Duitse Stasi. Niet minder dan 80 000 dossiers hebben daar onderkomen gevonden. Ga uw gang, u krijgt de hele dag, haal eruit wat u wil en aarzel niet om mij teken te doen mocht u iets vinden wat naar corruptie ruikt. De uitnodiging van De Croo aan het verzameld journaille was ondubbelzinnig. De journalisten vonden niets, ze deden ook niet de moeite om iets te vinden. Niet alleen het corrupte dienstbetoon lag in de vuurlinie van de Nieuwe Politieke Cultuur. De Tempeliers stond een dubbele agenda voor ogen. In de eerste plaats diende denitief komaf gemaakt te worden met het oude, vermolmde politiek systeem, waartoe ook de vermaledijde coryfeen behoorden die dat systeem belichaamden. In de tweede plaats diende er iets nieuws in de plaats te komen. Waarin dat nieuws moest bestaan, bleek moeilijker te bepalen. De 186

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

npcers die uit alle politieke windrichtingen aangewaaid kwamen, konden het niet eens worden over de richting die uiteindelijk moest ingeslagen worden. Er werd heel veel gediscussieerd en nog meer gemorreld, gesleuteld en gewrongen. Het gevolg was dat ineens ook het Belgisch kiesstelsel dat na de invoering van het algemeen stemrecht bewezen had representatief te zijn voor de volkswil en dat zelfs in het buitenland model stond voor een parlementaire democratie op proportionele basis ter discussie stond. Den Uyl is in den olie Het Belgische systeem-DHondt poogde proportionaliteit te verbinden aan ecintie. Zo verleende de sleutel-DHondt een pro-card aan partijen die in een bepaald kiesarrondissement boven-proportioneel scoorden. Wie 3 in een bepaald kiesarrondissement binnenhaalde, kon vaak twee nationale mandaten via dat arrondissement in de wacht slepen. Wie daarentegen nationaal 1 van de stemmen haalde, kon niet automatisch rekenen op 1 van de zetels. In Nederland kan zoiets wel. Daar geldt een quasi-100 proportionele vertegenwoordiging. Er is ook maar n kiesomschrijving: het land zelf, van Groningen tot Vlissingen. Kleine protestantse, radicale of boerenpartijtjes hadden in het verleden vaak aan 1 van de stemmen genoeg om net die ene zetel binnen te halen die hen toeliet in de Tweede Kamer veel lawaai te maken en elke week vaste gast te zijn in de praatprogrammas van de verzuilde Nederlandse televisie. Zo slaagde het duo Van der Lek & Van der Spek, de generaals van de troepenarme Pacistisch-Socialistische Partij (psp), er in de jaren 70 in om meerdere verkiezingen op rij met amper 2 van de stemmen verkozen te worden tot kamerlid n politiek te wegen op de in de maak zijnde progressieve frontvorming rond PvdA-leider Joop Den Uyl. Aan de andere zijde van het politiek spectrum kaapte Boer Koekoek de aandacht weg. Koekoeks Boerenpartij, die in de jaren 60 verrassend hoge toppen scheerde, was op het laatst nog amper goed voor een luttel percentje. Doch Hendrik Koekoek bleef Tweede Kamerlid als vertegenwoordiger van zijn eenmanspartij. In 1974 maakte hij zich zelfs onsterfelijk door samen met Vader Abraham de carnavalshit Den Uyl is in den olie naar de top van de hitparade te stuwen. 187

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Ook vandaag biedt het Nederlands kiessysteem een uitlaatklep voor one issue-partijen of tijdelijke kiesverenigingen. Het succes van de Partij van de Dieren bij de verkiezingen van 2006, wat neerkwam op twee zetels met 1,8 van de stemmen, werd gevierd als een historische verkiezingsoverwinning. In Vlaanderen zat Vivant zeven jaar eerder in zak en as. De partij van Wilde Weldoener Duchtelet had bij de parlementsverkiezingen van 1999 slechts 2,1 van de stemmen behaald doch geen zetel. Gauche contre Droite In Frankrijk riep De Gaulle in 1958 de Vijfde Republiek uit. De Gaulle werd gesmeekt om orde op zaken te stellen in de voormalige wereldmacht, die tot voor de Tweede Wereldoorlog samen met Groot-Brittanni de continenten beheerste. Van die wereldmacht schoot in 1958 maar weinig over. De kolonin Algerije, Marokko, Tunesi en Vietnam bedankten het moederland voor bewezen diensten en maakten zich n na n los van Parijs. Bovendien was het kiessysteem van de toenmalige Vierde Republiek een voortdurende bron van politieke onstabiliteit. Het volstond dat een kleine meerderheidspartij zich van de ene dag op de andere tot de oppositie bekeerde, om de regering te doen vallen en nieuwe verkiezingen uit te lokken. Dat laatste gebeurde in Frankrijk tussen 1945 en 1958 gemiddeld elk jaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste ministers van de Vierde Republiek in die periode ook een keertje eerste minister werden. De Gaulle kwam, zag en overwon. Zijn eerste werk was een drastische hervorming van het kiessysteem. Frankrijk werd ingedeeld in 342 kiesdistricten. De kandidaat met de meeste stemmen in het kiesdistrict kreeg een zitje in de Assemble Nationale, de Franse Kamer van Volksvertegenwoordigers. Wie in de eerste stemronde 50 van de stemmen haalde, was meteen verkozen. Zo niet viel het verdict in de tweede stemronde waaraan in de praktijk enkel nog de twee kandidaten met de meeste stemmen deelnamen. Het leverde Frankrijk na 1958 duidelijke en stabiele meerderheden op. Bovendien zagen de kandidaten, die in de eerste ronde uitgeschakeld werden, zich verplicht een stemadvies uit te brengen voor 188

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

de tweede ronde. Dat laatste kwam er in de praktijk op neer dat de links-georinteerde kandidaten van centrum-links tot extreemlinks opriepen om te stemmen voor de linkse kandidaat. De uit de boot gevallen rechtse kandidaten deden hetzelfde ten voordele van de laatst overgebleven rechtse kandidaat in hun district. Het kiessysteem van de Vijfde Republiek deelde op die manier het partijenlandschap op in een links en een rechts kamp. Wie stemde voor een van beide kampen, stemde tegelijk voor de toekomstige regering of voor de oppositie, al naargelang de uitslag. De keuze voor la Gauche of voor la Droite beheerst tot vandaag de Franse politiek. Ze maakt het voor de kiezer duidelijk, overzichtelijk en eenvoudig. Voor de kiezer is het voor of tegen, oui ou non. Is hij la Gauche beu, dan stemt hij de volgende keer voor la Droite en omgekeerd. Elke poging van het politiek centrum of van het politiek extremisme om een wig te drijven tussen klassiek links en klassiek rechts, liep na 1958 onveranderlijk uit op een sisser. Dat ondervonden achtereenvolgens Jean Lecanuet (Centre Dmocrate et Social), Jean-Jacques Servan-Schreiber (Parti Radical), Arlette Laguiller (Lutte Ouvrire) en Jean-Marie Le Pen (Front National). Of het de nieuwe herauten van de politieke herverkaveling Franois Bayrou (Mouvement Dmocrate Modem) en Olivier Besancenot (Ligue Communiste Rvolutionnaire lcr) beter zal vergaan, is twijfelachtig. Iron Lady of Bliar De oudste parlementaire democratie ter wereld is Groot-Brittanni. In tegenstelling tot de Fransen hadden de Engelsen in de 17de eeuw geen revolutie nodig om de afstammelingen van Kelten, Saksen, Ieren en Normandirs de soevereiniteit over hun eiland toe te vertrouwen. Er kwam geen straatgeweld aan te pas, er werden geen barricaden opgeworpen en er volgde ook geen bestorming van de City. Meer nog, de koningen en de koninginnen konden na de machtsoverdracht rustig op Buckingham Palace blijven. De guillotine bleef in de kerkers van de Tower. Het Brits kiessysteem is nog radicaler dan het Franse. Net zoals Frankrijk is Groot-Brittanni opgedeeld in kleine kiesdistricten. 189

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Wie de meeste stemmen haalt in zijn kiesdistrict, wordt Member of Parliament (mp). En stemronde volstaat daartoe. Vaak volstaan ook 35 van de stemmen, als de concurrenten slechts 32, 21 en 12 hebben gehaald. Toch weerspiegelt de zetelverdeling telkens de kiesuitslag, met een bonus voor de winnende partij. Op die manier kan zich na elke verkiezing een duidelijke parlementaire meerderheid aftekenen. Hoewel elke partij aan de verkiezingen mag deelnemen, speelt de strijd zich in de praktijk af tussen de twee partijen die van oudsher het Brits politiek landschap beheersen: het socialistische Labour en de conservatieve Tories. De kiezer weet dat ook en verkiest daarom nuttig te stemmen. Zo weet hij dat zijn stem niet verloren gaat. Het belangrijkste slachtoer van het nuttig stemmen is de Liberaaldemocratische Partij (de LibDems), die sinds de jaren 90 steevast 20 van de stemmen haalt maar geen 10 van de zetels. De verkiezingscampagnes worden op het scherp van de snee uitgevochten. Margareth Thatcher stootte in 1979 Labour van de macht met de even provocatieve als legendarische campagne Labour Isnt Working. De campagneposter liet een lange rij werklozen aan het stempellokaal zien. Labour schreeuwde moord en brand en verweet Thatcher een Iron Lady te zijn, een vrouwmens dat met ijzeren hand de sociaal zwakkeren onder de knoet houdt. De Tories sloegen twee decennia later terug door Tony Blair Bliar te noemen: Blair, de leugenaar. De oprichter van New Labour kandideerde voor een tweede ambtstermijn als premier, hetgeen de Tories de reactie ontlokte dat Blair tijdens zijn eerste regeerperiode geen enkele van zijn beloftes had ingelost en dus als een leugenaar moest beschouwd worden. De Engelse kiezer smult van dit soort confrontaties. Hij dient niet te kiezen uit een kluwen van partijen en kartels, die zich qua programma nauwelijks van elkaar onderscheiden en die bewust onduidelijk blijven over de coalitie die ze na de verkiezingen wensen aan te gaan (Dat zal de kiezer uitmaken). Niets daarvan in Engeland en Frankrijk. Daar is het erop of eronder, banco of bankroet. En altijd n kans op twee dat de uitgebrachte stem het verhoopte resultaat oplevert. 190

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Kiessleutel is geen Engelse sleutel De Fransen en de Engelsen piekeren er niet over hun kiessysteem te veranderen. De Duitsers, de Nederlanders, de Spanjaarden en de Scandinavirs doen dat evenmin. Hun regeringen worden geschraagd door een stabiele meerderheid in het parlement dat van de (nieuwe) regeringsleider een duidelijk en herkenbaar regeerprogramma te horen krijgt. De regeringen in die landen doen doorgaans ook de volledige rit uit. Vervroegde verkiezingen zijn er eerder uitzondering dan regel. Nog minder komt het in de hoofden van de regeringsleiders op om aan het kiessysteem te gaan sleutelen wegens tegenvallende opiniepeilingen of een dreigende verkiezingsnederlaag. Wie klop krijgt bij de verkiezingen, geeft zijn nederlaag ootmoedig toe en wenst zijn opvolger succes toe. De winnaar hoedt er zich op zijn beurt voor de verslagen tegenstander te vernederen en belooft het land te regeren in het belang van lle kiezers, ook degenen die niet voor mij hebben gestemd. Wie zondigt tegen deze regel, krijgt de boemerang in het gezicht. Dat ondervond de Franse president Mitterrand in 1986. Franois Mitterrand was in 1981 president van de republiek geworden na een spannend duel met de uittredende president Valry Giscard d Estaing. Het was de eerste keer dat links (La Gauche) de presidentsverkiezingen won sinds de invoering van de Vijfde Republiek in 1958. Bovendien won de Union de la Gauche een alliantie van socialisten, communisten en links-radicalen ook de parlementsverkiezingen die een maand later plaatsvonden. De euforie ebde snel weg. De nationaliseringsgolf bracht een enorme kapitaalvlucht teweeg, het werklozenleger zwol onrustwekkend aan en de franc diende in allerijl gedevalueerd te worden om verder onheil te voorkomen. In 1984 mobiliseerde het katholiek onderwijs een half miljoen betogers tegen de onderwijsplannen van de linkse regering, waarop Mitterrand zijn trouwe luitenant Pierre Mauroy ontsloeg als premier en de communisten uit de regering gooide. In de plaats van Mauroy werd de ambitieuze en hautaine veertiger Laurent Fabius tot eerste minister benoemd.

191

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Mitterrand roept Le Pen ter hulp Twee jaar voor de parlementsverkiezingen van 1986 voelde Mitterrand de bui al hangen. De ontevredenheid bij de bevolking werd bevestigd door de uitslag van de Europese verkiezingen van 1984. De socialistische lijst, aangevoerd door Lionel Jospin, haalde amper 20 van de stemmen. De communisten strandden op 11, evenveel als het Front National van Jean-Marie Le Pen dat zich als de revelatie van de verkiezingen ontpopte. Zoals de zaken er in 1984 voorstonden, zou de oppositie onder leiding van Jacques Chirac de parlementsverkiezingen van 1986 met vlag en wimpel winnen. Het meerderheidssysteem van de Vijfde Republiek zou haar bovendien een comfortabele meerderheid aan zetels opleveren. Zulks zou betekenen dat de linkse president Mitterrand het bewind zou moeten delen (cohabitation) met een rechtse eerste minister, in casu zijn uitgesproken tegenstander Jacques Chirac. Een dergelijke situatie was onuitgegeven in de Vijfde Republiek. De rechtse presidenten De Gaulle, Pompidou en Giscard d Estaing hadden telkens het geluk dat hun partijen ook bij de parlementsverkiezingen de overwinning behaalden. In Mitterrands brein ontspon zich een duivels plan. Begin 1985 liet hij zijn kersverse premier Fabius bekendmaken dat de parlementsverkiezingen van 1986 volgens het proportioneel systeem zouden plaatsvinden, met n stemronde in plaats van twee. Le retour de la Quatrime Rpublique! schreeuwden de rechtse partijen in koor. Alleen Le Pen zweeg. Volgens het rekensommetje van Mitterrand zou Chiracs alliantie van rpr en udf geen 50 van de zetels behalen via het proportioneel kiesstelsel. Mitterrand gokte erop dat het Front National voldoende stemmen zou halen om Chirac van een absolute zetelmeerderheid af te houden. Tegelijk ging hij ervan uit dat la proportionnelle zijn eigen Parti Socialiste voor de voorspelde afslachting zou behoeden. Daardoor zou een patstelling ontstaan en kon hij als president van de republiek alsnog de kaarten schudden naar believen. Mitterrands rekensommetje klopte slechts gedeeltelijk. Met zijn 192

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

10 van de stemmen haalde het Front National ondanks het nieuwe kiessysteem slechts 35 zetels. rpr en udf behaalden samen nipt de absolute meerderheid zodat Chirac toch zijn regering kon vormen. De gevreesde cohabitation was een feit. Mitterrand had de les begrepen en liet Chirac het vertrouwde meerderheidsstelsel in ere herstellen. Het zou Mitterrand in 1988 een nieuwe linkse meerderheid opleveren. De 35 Front National-verkozenen verloren allen hun zitje. Geen van hen zou later nog terugkomen. Grote afches vervuilen het straatbeeld Bij de parlementsverkiezingen van 1995 behield de regering DehaeneTobback (cvp/sp) relatief eenvoudig haar meerderheid, ondanks het Agusta-schandaal dat de socialisten gedurende maanden nachtmerries had bezorgd. Toch was er iets veranderd. Op de Agustaaaire die symbool stond voor de corruptie in de politiek, entte zich de aaire Dutroux waarmee Belgi voor het eerst sinds de triomf van de Rode Duivels op het wk-Voetbal in Mexico de wereldpers haalde. De Witte Mars groeide uit tot de grootste Belgische manifestatie aller tijden. Vooruitgestuwd door een hijgerige pers riep ze de politieke gezagsdragers op om zich dringend te bezinnen over het hele systeem: politiek, gerechtelijk, maatschappelijk, moreel. Gooi al het oude overboord, en herbegin vanaf nul, was de boodschap van de Witte Mars. Die boodschap werd versterkt door de oproepen voor een Nieuwe Politieke Cultuur. Eerste minister Dehaene liet zich slechts met tegenzin onder druk zetten door de ouders van de vermoorde kinderen. Ook de Nieuwe Politieke Cultuur was aan hem niet besteed. Hetzelfde gold voor zijn socialistische buddy Louis Tobback. Toch zouden beiden de eerste stappen zetten naar een hervorming van het Belgisch kiesstelsel. De hervorming van Dehaene ii bestond erin dat er voor de Senaat voortaan in slechts n kiesomschrijving per taalgebied zou gestemd worden, net zoals bij de Europese verkiezingen. Op een uitgesproken reden voor die hervorming blijft het tot vandaag wachten. In n adem besliste de regering Dehaene ook om het 193

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

gebruik van aches van 20m2 in verkiezingscampagnes te verbieden. Ook hiervoor werd geen formele reden opgegeven. Informeel viel wel te horen dat grote reclameborden de verkiezingsuitgaven de hoogte injagen en bovendien het straatbeeld vervuilen. Tiens! Wie de tarieven van een 20m2-campagne naast die van een dag- of weekbladcampagne legt, kan enkel constateren dat de gewraakte achecampagnes veruit het goedkoopst zijn. Doch die objectief meetbare calculatie werd bewust niet gemaakt. De sluipende invloed van de Nieuwe Politieke Cultuur waarvan de zelfverklaarde herauten zich nota bene in de straat en in de oppositie bevonden liet zich toen al duidelijk voelen. Op de vraag waarom verkiezingsaches wl een vervuiling van het straatbeeld waren, en de achecampagnes van het bivv (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) langs de autosnelwegen nit, kwam nooit een antwoord. De nieuwe regelneven hadden nieuwe oersymbolen nodig, zoveel was duidelijk. In hun ogen waren grote aches uitingen van de Amerikaanse Marlboro- en Coca Cola-cultuur. Ineens leken de Vietnam-demonstraties van dertig jaar eerder akelig dichtbij. De afgevaardigde van de minister Onder Dehaene werd ook het systeem van de opvolgers gentroduceerd. De tot minister verkozen parlementairen werden ontslagen van hun plicht zitting te hebben in het parlement en werden er vervangen door een opvolger. Als we ons werk als minister goed willen doen, moeten we onze tijd niet blijven verdoen in de Kamer klonk het op de ministerraad. Meteen wist de meerderheid in het parlement waar de nieuwe grenzen van haar macht lagen: op de groene stemknop. Het spektakel op de parlementsbanken was bijwijlen pijnlijk om zien. Bij belangrijke debatten of stemmingen over het regeringsbeleid gebeurde het niet zelden dat hooguit n minister op de royaal voorziene regeringsbanken plaatsnam. Een Kamerdebat over de begroting op het scherp van de snee, meerderheid tegen oppositie? De Chinese vrijwilliger met dienst in casu de voor Begroting volstrekt onbevoegde staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking wachtte geduldig tot alle interpellanten het spreekgestoelte 194

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

verlaten hadden en las nadien een vooraf geschreven antwoord in beide landstalen voor. Waarna hij zich snel uit de voeten maakte, het verder verloop van het debat latend voor wat het was. Intussen zaten op de banken van de meerderheid een aantal guranten geconcentreerd naar hun papieren te staren of zenuwachtig in hun neus te peuteren. Hun mond opendoen laat staan luidkeels tussenkomen zat er om begrijpelijke redenen niet in. Onder de meest prominente guranten bevonden zich de opvolgers van de afwezige ministers. Dankzij de afwezige ministers waren zij immers parlementslid geworden. Het was dan ook uitgesloten dat zij kritische bedenkingen zouden formuleren bij het beleid van de minister, zoals het nog meer uitgesloten was dat ze hun onvrede zouden uiten met een ministerile beslissing. Meer nog dan de eectief verkozen volksvertegenwoordigers en senatoren werden de parlementaire opvolgers de vrome en trouwe misdienaars van de eredienst. Tot vandaag spelen de opvolgers die rol met enthousiasme en bravoure. Waarin hun rol verschilt van die van de parlementaire bodes of dactylos mag Joost weten. Het parlementair leven van de opvolger beperkt zich tot de levensduur van de regering waarvan zijn minister deel uitmaakt. Nadien is het opnieuw hopen op een verkiesbare opvolgersplaats en tegelijk hopen dat zijn minister er weer bij is. In het beste geval krijgt hij een verkiesbare plaats op de eectieve lijst waardoor hij rechtstreeks verkozen wordt. Als de kiezer meewil natuurlijk Het parlementair kastensysteem Met de opvolgers deed het kastensysteem zijn intrede in de Belgische parlementaire democratie. Tot de hoogste kaste behoren de verkozenen die minister worden. Zij dienen voor de duur van hun regering niet te zetelen in het parlement waarnaar de kiezer hen afgevaardigd heeft. Tot de tweede kaste behoren de eectief verkozenen. Zij danken hun parlementair mandaat aan de stem van de kiezer (en aan de goede plaats op de lijst waarvoor de partij gezorgd heeft). Zij benaderen het dichtst het in de grondwet ingeschreven ideaaltype van 195

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

de verkozene des volks die geacht wordt de soevereine volkswil te vertolken waarbij hij enkel verantwoording aegt tegenover het volk en dus niet tegenover zijn partij of een andere belangengroep. Het is in die kaste dat zich af en toe een vrijbuiter manifesteert. Iemand die zich al eens durft te roeren tegen zijn eigen meerderheid en daarmee ook zijn parlementaire onafhankelijkheid onderstreept. Het aantal vrijbuiters dat de laatste twintig jaar de scne betrad, dient echter niet overschat te worden. Vergeleken met het aantal ongeleide projectielen dat in de jaren 60 en 70 door het parlement zoefde, kan men ze op de spreekwoordelijke vingers van n hand tellen. In 1968 liet de cvp-volksvertegenwoordiger van het kiesarrondissement Oudenaarde Jan Verroken zijn eigen cvp/pvv-regering Vanden Boeynants-De Clercq in het parlement vallen over Leuven-Vlaams. Verroken kreeg voor zijn soevereine daad niet direct felicitaties van het toen nog unitaire cvp/psc-partijbureau maar gexcommuniceerd werd hij evenmin. Zijn daad werd tot in de eigen partijgelederen beschouwd als een bewijs van moed van een volksvertegenwoordiger die het met de parlementaire controle op de uitvoerende macht ernstig nam en die als gevolg daarvan naar eigen eer en geweten zijn beslissing nam (ook al een grondwettelijke plicht). Tien jaar later dorst zelfs eerste minister Leo Tindemans (cvp) die net als alle andere ministers parlementslid was zijn eigen regering doen vallen over het Egmontpakt. Of was het de cvpvoorzitter Wilfried Martens eveneens parlementslid die zijn eerste minister en zijn regering deed vallen? Het doet er weinig toe. Feit is dat in die tijd het parlement het zenuwcentrum was van de politieke macht. Ministers moesten er niet aan denken afwezig te blijven uit het parlement. Al was het maar dat ze door hun afwezigheid hun eigen meerderheid in stemmennood brachten. De ministers waren toen beducht voor de macht van het parlement en namen vaak met knikkende knien zitting op de regeringsbanken vooraan. De vrijbuiters van de laatste twintig jaar die de eigen meerderheid 196

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

al eens tegen de haren durfden te strijken, luisteren naar de illustere namen van Jef Sleeckx (sp.a), Jos Ansoms (cd&v), Guido de Padt (vld) of Michel Doomst (cd&v) en daarmee hebben we ze ongeveer gehad (ontgoochelde ex-ministers niet meegeteld). De onafhankelijkheid die ze aan de dag legden, beperkte zich bovendien tot n welbepaald terrein (vakbond, verkeer, Brussel-HalleVilvoorde) waarop ze van hun partij hun gang mochten gaan. Als de rangen echter moesten gesloten worden via een algehele vertrouwensstemming, vervoegden ze via de groene stemknop trouw de stem van hun partijgenoten. In de hoofden der vrijbuiters kwam het nooit op de regering in gevaar te brengen. Nostradamus in plaats van Copernicus De derde parlementaire kaste de kaste der opvolgers geniet zelfs de grondwettelijke bescherming van de Indische onderkaste der Untouchables niet. De opvolgers zitten vanaf dag n in de schietstoel. Zij gaan s avonds niet slapen met hun werk maar met de hoop dat hun minister s anderendaags nog minister is. Zij zijn ook de enige parlementairen die niet rechtstreeks door het volk verkozen zijn. In die zin kunnen en moeten zij ook niet de soevereine volkswil vertolken hoewel de grondwet hen daartoe verplicht. Dienen de vertegenwoordigers van de onderkaste net zoals in India als parias beschouwd te worden? Dat ook weer niet, integendeel zelfs. Om te beginnen zijn ze geheel uit vrije wil en op eigen verzoek lid geworden van de kaste. Hun vrijwillige opoering wordt ook vergemakkelijkt doordat de beroepen waaruit de meeste opvolgers komen hen toelaten gebruik te maken van het in de priv onbestaande systeem van de loopbaanonderbreking. Wie zijn opvolgermandaat onverwachts beindigd ziet, neemt zijn oude loopbaan bij de overheid, in het onderwijs of in de gesubsidieerde sector gewoon weer op. Voor de besten versta: de meest ijverige en niet onintelligente slippendragers ligt in geval van eliminatie zelfs promotie in het verschiet. Bij de overheid en de parastatale instellingen liggen de hooggekwaliceerde en navenant betaalde jobs immers voor het 197

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

grijpen. Net zoals vroeger dient de gegadigde voor zon job niet noodzakelijk over specieke kwalicaties te beschikken. Als de politieke meerderheid beslist dat de job naar kandidaat X gaat, dan gaat die job ook naar X, zelfs al kunnen de formeel uitgenodigde kandidaten Y en Z meetbaar aantonen dat ze professioneel meer in aanmerking komen. Ook de kaste der woordvoerders en kabinettards doet zich tegoed aan het manna der politieke benoemingen. Voor hen geldt evenmin dat ze diplomas of bekwaamheidscerticaten moeten voorleggen om in aanmerking te komen voor de topfunctie die hun politieke broodheer voor hen in petto heeft. Wie het systeem durft aan de kaak stellen, wordt gebrandmerkt als gefrustreerd, onbekwaam en ontoerekeningsvatbaar. Copernicus? Even voorspelbaar als Nostradamus. De Amerikanisering van het scherm De verkiezingen van 1999 waarbij tegelijk voor het Europees, het federaal en de regionale parlementen werd gestemd, speelden zich af tegen de surrealistische achtergrond van de dioxinecrisis, die koren op de molen was van de Witte Ridders en de blauw-groene oppositie. Zoals te verwachten was, hadden de media quasi-uitsluitend oog voor de titanenstrijd die op de nationale Senaatslijsten uitgevochten werd tussen Dehaene, Tobback en Verhofstadt. De mediatisering van de verkiezingen was daarmee denitief een feit. vrt en vtm in een ongenadige strijd om de kijkcijfers gewikkeld bedachten nieuwe tv-formats inclusief spelletjes via het nieuwe medium sms, dat verondersteld werd de politiek dichterbij de burger te brengen. Bracke & Crabb en Polspoel & Desmet stonden in die jaren symbool voor een nieuw tv-tijdperk waarin voor de kandidaat uit de provincie hooguit een gurantenrol weggelegd was: drie seconden in beeld in ruil voor drie uur geduldig wachten in de studio. Dankzij deze vindingrijke tv-pioniers kregen de verfoeide Amerikaanse toestanden eindelijk voet aan wal op Vlaamse mediabodem. De avond van de verkiezingen werd snel duidelijk dat de regeringspartijen cvp en sp (die elk 5 verloren) hun meerderheid 198

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

in de Kamer kwijt waren. Even snel werd duidelijk dat zich een gedroomde gelegenheid aandiende om de cvp voor het eerst in veertig jaar naar de oppositiebanken te verwijzen. Bij velen herleefde het oude 68-gevoel. De socialisten lieten van het ene uur op het andere hun christen-democratische regeringspartner vallen, de principile opposanten van Agalev en Ecolo geilden hetzelfde uur al op ministerile kabinetten en de liberalen die als grootste politieke formatie in de Kamer de eerste minister konden leveren haastten zich om de tijdens de verkiezingscampagne verketterde socialisten en groenen in de armen te sluiten. De politiek correcte schrijfster Kristien Hemmerechts verwoordde het gevoel een maand later treend: Heerlijk is het om elke ochtend wakker te worden met een regering zonder cvp!. Paars i zag het licht nog voor de denitieve verkiezingsuitslag bekend was. Het was de snelste regeringsvorming sinds de Tweede Wereldoorlog. Waar zijn de stemmen van Dehaene? Maar waar bleven de uitslagen voor de Senaat waarnaar weken op voorhand uitgekeken was? De avond van de verkiezingen klokte cvp-lijsttrekker Dehaene af op een dikke 300 000 voorkeurstemmen, hetgeen eerder schamel was. In het licht van de paarse euforie die zich in een paar uur tijd ook van de media had meester gemaakt, leek het echter weinigen nog te interesseren. De ochtend nadien wierp Dehaene ontgoocheld de handdoek in de ring. De schuchtere poging van uittredend Vlaams minister-president Vandenbrande die erop wees dat de cvp zich in het Vlaams Parlement als grootste partij had weten te handhaven om alsnog het initiatief te nemen voor de vorming van de Vlaamse regering, werd door de rest van het cvp-partijbureau op hoongelach onthaald. Daarmee had paars de handen vrij om ook op Vlaams niveau een regering te boetseren naar het evenbeeld van de in de steigers staande nationale regering. Pas drie dagen later, op woensdag, maakte Binnenlandse Zaken (Luc Vandenbossche) bekend dat er met de uitslagen voor de Senaat iets misgegaan was. Door een computerpanne waren immers een 199

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

aantal voorkeurstemmen bij de eerste telling niet meegerekend. De denitieve uitslag leerde dat Dehaene geen 300 000 maar bijna 600 000 stemmen had behaald waarmee hij de nieuwe premier Verhofstadt en zijn oude coalitiegenoot Tobback vele lengten achter zich hield. In zijn boek Er is nog leven na de 16 (Van Halewyck, 2002) haalde 6 Dehaene het onderwerp aan op pagina 1. Neen, het achterblijven van de denitieve uitslag had geen invloed op zijn beslissing om er daags nadien mee te kappen. Ja, de cvp moest maar even op alle niveaus naar de oppositie, ook op Vlaams niveau. Zij die toen twijfels mochten gehad hebben over zijn gedachtegang hadden het verkeerd voor. Zo ondermeer zijn toenmalige adviseur Wim Schamp, die om die reden ook op de eerste pagina van Dehaenes boek geciteerd wordt. Ik vermeld dit even omdat niet iedereen de eer geniet om de eerste pagina te halen van een boek van een (voormalig) eerste minister. De nationalisering van de kieskring Onder de nieuwe eerste minister Guy Verhofstadt raakte het institutioneel hervormingswerk in een stroomversnelling. Dat de lijststem werd gehalveerd, wekte geen verwondering en riep ook geen weerstand op. Het was een oude blauwe belofte waarover inmiddels over de partijgrenzen heen consensus bestond. Meer fundamenteel was de herschikking van de kiesomschrijvingen. De arrondissementele kieskringen in Vlaanderen werden immers afgeschaft en vervangen door de veel grotere provinciale kieskringen. In Walloni gebeurde dat merkwaardig genoeg niet, om nog te zwijgen van het handhaven van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde waarvan het Arbitragehof (vandaag Grondwettelijk Hof) de ongrondwettelijkheid had bevestigd. Nog fundamenteler was de invoering van een kiesdrempel van 5. Wie in de nieuwe provinciale kieskring geen 5 van de stemmen haalde, haalde ook geen Kamerzetel binnen. Hetzelfde gold voor de Senaat waarvoor het hele taalgebied als kiesomschrijving bleef gelden. De regering motiveerde haar beslissing door op de gevaren van een toenemende versnippering van het politiek landschap te wijzen. 200

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Opvallend was dat aan beide beslissingen geen noemenswaardig debat in het parlement voorafging. Even opvallend was dat de zogenaamde kwaliteitsmedia zich evenmin druk maakten over de belangrijkste ingreep in het Belgisch kiessysteem sinds de invoering van het vrouwenstemrecht in 1948. De kieshervorming van Verhofstadt i ging dus verder dan de hervormingen waartoe de regeringen Dehaene zich hadden laten verleiden. De provinciale kieskringen maakten brutaal komaf met de historische en op herkenbare regios gente kiesarrondissementen. In het arondissementeel kiessysteem had de kiezer het gevoel dat hij zijn vertegenwoordiger koos. Niet alleen de vertegenwoordiger die nationaal het best zijn belangen kon behartigen, maar ook de vertegenwoordiger die bereid was naar de stem van zijn streek te luisteren. Met de invoering van de provinciale kieskringen viel die geborgenheid weg. Zoals verwacht ontpopten de verkiezingen in de provinciale kieskringen zich van meet af aan tot nationale confrontaties tussen de partijkopstukken wier domicilie zich in de provincie bevond. Vande Lanotte tegen Leterme en Bourgeois in West-Vlaanderen, Freya Vandenbossche tegen De Gucht en De Croo in Oost-Vlaanderen, Vervotte tegen Janssens en Somers in Antwerpen, en Stevaert tegen Vandeurzen en Dewael in Limburg (de moeilijke provincie VlaamsBrabant buiten beschouwing gelaten). De provinciale herverkaveling van het kiessysteem werd niet alleen voor de federale verkiezingen (Kamer en Senaat) ingevoerd maar ook voor de regionale verkiezingen (Vlaams Parlement). Met het voorspelbaar en hilarisch gevolg dat voor de federale verkiezingen van 2003 en de regionale verkiezingen van 2004 dezelfde partijkopstukken met mekaar in het strijdperk traden in elke Vlaamse provincie. Wie achteraf waar moest gaan zetelen, was een probleem voor later. Dat regelden de partijhoofdkwartieren wel op het gepaste moment; tegen dan was de kiezer het toch alweer vergeten.

201

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Nooit meer Ruiselede Het nieuwe kiessysteem leverde twee winnaars op. De eerste winnaar was het centraal partijapparaat dat naar believen met de poppetjes kon schuiven in elke provincie en daardoor op voorhand uitmaakte welke trouwe partijsoldaat naar de Kamer of het Vlaams Parlement mocht. De tweede winnaar waren de media. Dankzij de botsingen tussen nationale partijkopstukken in de provinciale kieskringen werd het voor de media niet alleen spannender maar ook een stuk eenvoudiger. En nationale uitspraak van Yves Leterme kon immers eindeloos uitgesponnen worden in de West-Vlaamse kiesstrijd. Zoals n opwaaiend rokje van Freya Vandenbossche zowel bij de Vlaamse tv-kijker als de Oost-Vlaamse kiezer commentaar uitlokte. Ver waren ineens de tijden dat de verslaggever van de krant zich bij donkerte naar Ruiselede moest begeven, in het illustere kiesarrondissement Roeselare-Tielt, om in de plaatselijke parochiezaal een debat tussen Luc Martens en Louis Bril te verslaan. Nog los van de nieuwsrelevantie van dat debat raakte het verslag niet meer in de krant van s anderendaags waardoor er vaak ook geen verslag meer volgde. Met de laatste kieshervorming hebben kranten en televisie dit soort problemen niet meer. De provinciale lijsttrekkers komen vandaag gedwee en op het afgesproken uur naar de tv-studio en ze schikken zich met opvallend gemak naar de agenda van de journalist die hen wil interviewen. Voor de krant en het tv-station betekent dit een nooit geziene tijdswinst en een nog minder geziene luxe. Het betekent tegelijk dat de politicus niet langer het initiatief, het tempo en de themas van zijn verkiezingscampagne in handen heeft. De media hebben die rol overgenomen. De Duitse kiesdrempel In Duitsland bestaat de kiesdrempel al sinds de oprichting van de Bondsrepubliek in 1949. De hoogte van de kiesdrempel werd toen vastgelegd op 5. Hij gold zowel voor de federale verkiezingen (voor de Bundestag) als voor de regionale verkiezingen (voor de 202

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

parlementen van de Lnder of deelstaten). De ocile motivatie om een kiesdrempel van 5 in te stellen, luidde dat een versnippering van het politiek landschap moest voorkomen worden waar hebben we dat achteraf nog gehoord? Hoe minder partijen over de kiesdrempel raakten, hoe homogener en stabieler immers de regeringsmeerderheid zou zijn. Hiermee werd slechts de helft van de waarheid gezegd. Evenzeer telde de schrik mee van de nieuwe West-Duitse leiders om extremistische partijen hun intrede te zien doen in de parlementen. Die schrik gold niet zozeer de communistische kpd die sinds de Berlijn-crisis van 1948 zichzelf in diskrediet gebracht had. De zorg van Adenauer en consorten sloeg vooral op de mogelijke heropleving van het neo-fascisme en meer concreet op de nieuw opgerichte partijen aan de uiterste rechterzijde. De Wereldoorlog en het Nrnberg-Tribunaal lagen nog maar enkele jaren achter de rug en de Geallieerden keken met argusogen toe of het met de nieuwe democratie op Duitse bodem de juiste richting uitging. Het resultaat van de invoering van de 5-kiesdrempel in WestDuitsland was conform de verwachtingen. De communisten van de kpd (later dkp) raakten nooit in enig parlement. Voor de nazaten van de nsdap (npd, dvu, Republikaner) was het beeld genuanceerder. De Bundestag was duidelijk te hoog gegrepen maar in de deelstaatverkiezingen haalden zij regelmatig de kiesdrempel. Veelal duurde het succes echter niet langer dan n legislatuur. De gevestigde partijen (de christen-democratische cdu, de socialistische spd en de liberale fdp) konden decennialang ongestoord de lakens uitdelen. Tussen 1949 en nu werd de Bondsrepubliek gekenmerkt door een alom geprezen politieke stabiliteit die bovendien gepaard ging met een opvallende economische vooruitgang. Zelfs de 68-revolutie bracht het regime niet uit evenwicht. In Bonn regeerde in 1968 die Grosse Koalition tussen cdu en spd. Kanselier was de voormalige nazi Georg Kiesinger (cdu), vicekanselier was de voormalige verzetsman Willy Brandt (spd). Noch Dutschke noch Cohn-Bendit slaagden erin het koppel uit elkaar te spelen. Toen Willy Brandt in 1969 een paarse coalitie vormde met de fdp werd dat door de Duitse kiezer niet beschouwd als een breuk met het 203

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

verleden maar als een noodzakelijke opfrisbeurt van het politiek en economisch model waaraan hij onvoorwaardelijk gehecht bleef. De instemming van de kiezer met het bestel werd nog versterkt toen de Rote Armee Fraktion (raf) in 1976 het land in vuur en vlam zette. De kopstukken van het zelfuitgeroepen Rode Leger (dat minder volwaardige spelers telde dan een gemiddeld voetbalelftal) waren zonen en dochters uit de rijke bourgeoisie. Zij vonden dat ze met mama en papa nog een eitje te pellen hadden. Mama en papa waren immers aanhanger geweest van het Hitler-regime. Sommige papas hadden zich zelfs niet geschroomd om joden te vermoorden tijdens de oorlog. Fischer Price Toch hadden de 68ers in West-Duitsland onderhuids wat in beweging gezet. De beweging was bovendien radicaler dan in de andere Europese landen. Politiek viel ze uiteen in twee stromingen. Tot de eerste stroming behoorden de zogenaamde K-Gruppen, de in tal van varianten grossierende communistische groupuscules die zich alle op het marxisme-leninisme beriepen en die met elkaar in een meedogenloze strijd gewikkeld waren, met als inzet de heerschappij over de toekomstige proletarische volksstaat (sic). De tweede stroming was de realo-stroming. Onder leiding van de vroegere kasseigooier en latere minister van Buitenlandse Zaken Joshka Fischer evolueerden Die Grne snel tot een vaste politieke waarde in de Bondsrepubliek. Zij entten zich daarbij handig op de veranderingen die ze bij een deel van de publieke opinie voornamelijk bij jongeren waarnamen. De groenen overschreden voor het eerst de kiesdrempel in 1980 in de deelstaat Baden-Wrttemberg. Vijf jaar later werd Fischer minister van Leefmilieu in de rood-groene regering van de deelstaat Hessen. Bij de Bondsdagverkiezingen van 1987 volgde de denitieve doorbraak. Met 8,3 overschreden de Duitse groenen de federale kiesdrempel voor het eerst en met verve. Twintig jaar later deed de pds (de opvolger van de Oost-Duitse 204

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

communistische sed) de oefening over. Na de val van de Berlijnse Muur raakte de pds zonder probleem in de parlementen van de Oost-Duitse Lnder. Net zoals Die Grne gebruikte de pds/Die Linke de successen in de opeenvolgende deelstaatverkiezingen als hefboom voor het verhoopte succes in de Bondsdagverkiezingen. Daarmee is ook de essentie van het Duits verkiezingssysteem met zijn kiesdrempel van 5 geschetst. Voor elke nieuwe partij begint de oefening in n van de zestien deelstaten. Wie daar slaagt voor het ingangsexamen heeft slaagkansen voor de andere deelstaten. Nadien ligt het overschrijden van de federale kiesdrempel binnen handbereik. De Duitse publieke opinie beschouwt immers een partij, van zodra ze zitting heeft in meerdere deelstaatparlementen, als een geloofwaardig alternatief voor de gevestigde partijen in de Bundestag. Wie kan ons wat maken? Zoals de Fransen en de Engelsen zorg dragen voor hun resultaatgebonden meerderheidssysteem, beschermen de Duitsers evenzeer hun traditie met de 5-kiesdrempel waarin de deelstaten de rol van katalysator vertolken. Ook de Nederlanders houden vast aan hun systeem. De daar geldende proportionaliteit laat toe dat minoritaire fracties hardop hun stem kunnen laten horen. De Belgische regeringen Dehaene en Verhofstadt daarentegen lieten het alom geprezen kiessysteem-DHondt met een opvallende lichtzinnigheid vallen. De eerste ernstige motivatie voor het onbehouwen afbreken van het systeem moeten we nog altijd horen. De omvorming van het arrondissementeel kiesstelsel op proportionele basis tot een provinciaal kiesstelsel met een kiesdrempel van 5 werd beslist door een regering van liberalen, socialisten en groenen. Daarbij springt de rol van de laatste twee in het oog. Geheel in tegenspraak met de door hen geproclameerde principes hielpen rood en groen de bewuste kieshervorming schaamteloos n geruisloos door het parlement. Nochtans hadden de socialisten en de groenen best wat meer schaamtegevoel gehad. De socialisten herdenken tot vandaag hun 205

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

gesneuvelden in de strijd voor het algemeen stemrecht. Ten onrechte, zo blijkt een eeuw later. De groenen bleken nog korter van geheugen te zijn. Agalev kreeg zijn eerste kamerzetel in 1981 toen Ludo Dierckx verkozen werd in het toenmalig arrondissement Antwerpen. Agalev had in Vlaanderen 3,9 van de stemmen behaald, ruim onder de latere kiesdrempel van 5. Dat uitgerekend de socialisten en de groenen hun handtekening zetten onder de constitutionele staatsgreep waarop de invoering van de kiesdrempel neerkwam, was dus onthutsend. Maar kwam hun handtekening ook onverwachts? Niet echt. In het eendimensionaal wereldbeeld van menige post-68er, gekoppeld aan een misplaatst intellectueel superioriteitsgevoel, raakte de voeling met de realiteit van elke dag gaandeweg op de achtergrond. De oorspronkelijke verontwaardiging over onrecht maakte plaats voor een gecalculeerd machtsdenken. Van machtsdenken naar machtsmisbruik is het dan maar een stap. Wie kan ons wat maken? hoorde je ze luidop denken. De kiezer misschien? Loontje kwam om zijn boontje De kiezer heeft altijd gelijk en loontje komt altijd om zijn boontje. Beide adagia werden pijnlijk bevestigd in 2003 toen Agalev in geen enkele kieskring de kiesdrempel haalde en in n klap al haar federale parlementsleden verloor. Verbijstering alom! Slecht voor de democratie? Ja. Maar Agalev had het zelf gezocht. De groene partij die tot voor haar regeringsdeelname in 1999 de basisdemocratie hoog in het vaandel voerde, was door haar eigen basis afgestraft. In een paar uur tijd en zonder dat er verontschuldigingen aan te pas kwamen. Een verrassing komt nooit alleen. Bij de parlementsverkiezingen van 2007 overschreed Lijst Dedecker (ldd) tot verrassing en alweer tot consternatie van de kenners de geduchte kiesdrempel. Het resultaat van ldd was niet alleen onverwacht, het was vooral ongewenst. Dat er als gevolg van de kiesdrempel al eens een partij uit de boot kon vallen, tot daar aan toe. Maar dat ondanks die kiesdrempel een nieuwe partij haar intrede kon doen in het parlement, 206

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

behoorde niet tot het vooraf uitgedachte en door het politiek bestel ondertekende scenario. A priori niet wanneer het een foute partij betrof, die aangevoerd werd door een nog foutere lijsttrekker. Bewijst het succes van Dedecker dat het met de kiesdrempel van 5 alsnog meevalt? Neen. De marge van 5 is een smalle marge. Veel te smal om er een duurzaam bestaan van een nieuwe partij te laten van afhangen. Voor partijen als ldd, Groen, VlaamsProgressieven en n-va is de kiesdrempel niets minder dan een om de vier jaar terugkerende nachtmerrie. De eerste twee wanen zich voorlopig sterk genoeg om in hun eentje de strijd met de kiesdrempel aan te gaan. De laatste twee hebben eieren voor hun geld gekozen. In plaats van Don Quichot te spelen, verkiezen ze in een kartel met een grotere partij naar de kiezer te stappen. Alleen op die manier weten ze zich voorlopig verzekerd van parlementaire mandaten. Het selectieve protest Dat in 2003 de linkerzijde geen protest liet horen tegen de invoering van de kiesdrempel, was verbijsterend. Minder verbijsterend doch niet minder opvallend was dat de Vlaamse rechterzijde nauwelijks protest liet horen. Nochtans zaten de voormalige regeringspartij cd&v en de eeuwige oppositiepartij Vlaams Blok in 2003 op de oppositiebanken. Dat de cd&v zich niet verzette tegen de kiesdrempel was behalve begrijpelijk tegelijk plat-opportunistisch. Hoe minder partijen in het parlement, hoe meer parlementairen een grote partij als de cd&v in het nieuwe kiessysteem in de wacht kon slepen, leerde een snelle berekening. Het Vlaams Blok/Vlaams Belang maakte een gelijkaardige optelsom. Toen de kiesdrempel werd ingevoerd, stond het Blok op het zenit van zijn populariteit. 20 van de stemmen in Vlaanderen was voor de als extreem-rechts gecatalogeerd staande partij de bottom, de sky was de limit. Elke wetswijziging die de parlementaire vertegenwoordiging van grote partijen in de kaart speelde, werd bij het Blok dat zich toen onoverwinnelijk waande binnenskamers toegejuicht. Net zoals Agalev speelde het Vlaams Blok het 207

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

geheugen parten. Het Vlaams Blok haalde zijn eerste parlementszetel in 1978. Het Blok was toen nog geen partij, maar een verkiezingsalliantie tussen de Vlaams-Nationale Partij (vnp) van Karel Dillen en de Vlaamse Volkspartij (vvp) van Lode Claes, lijsttrekker in Brussel-HalleVilvoorde. De zetel ging naar Karel Dillen. Dillen werd net als de Agalever Dierckx verkozen in het kiesarrondissement Antwerpen. En net als Dierckx bleef hij in dat arrondissement ver beneden de 5. De N-VA was niet nodig Het blijft een raadsel waarom de n-va in 2003 niet het speerpunt was van het verzet tegen de kiesdrempel. De n-va mocht zich, na een jarenlange en uitputtende strijd tussen de diverse stromingen die zich op het traditioneel Vlaams-nationalisme beriepen, beschouwen als de rechtmatige erfgenaam van de ter ziele gegane Volksunie (vu). Ik poogde Geert Bourgeois, de voorzitter van de nieuwe partij, ervan te overtuigen dat hij van het overschrijden van de net ingevoerde kiesdrempel het hoofdthema van zijn verkiezingscampagne moest maken. In het kader daarvan stelde ik het partijbestuur van de n-va een precampagne voor onder de werktitel de n-va is nodig, vergelijkbaar met de gelijknamige sp-campagne nadat het Agusta-schandaal aan het licht was gekomen. Doel van de campagne was de Vlaamse opiniemakers ervan te overtuigen dat een democratische Vlaams-nationale partij haar stem moest blijven behouden in het nationaal parlement. In dat kader stelde ik Bourgeois ook voor de oproep te laten ondertekenen door al degenen die acht jaar eerder de sp-oproep hadden beantwoord. U hoeft niet akkoord te zijn met ons programma, zo luidde de boodschap, maar als u vindt dat er voor een partij als de onze plaats moet blijven in het parlementair landschap, onderteken dan vanuit democratische overwegingen deze oproep. De toenmalige sp-voorzitter Louis Tobback had zich in 1995 in exact dezelfde bewoordingen geuit. Bourgeois ging niet in op mijn voorstel. De nieuwbakken n-vavoorzitter vond de kiesdrempel geen onoverkomelijk probleem. 208

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Veel belangrijker vond hij dat zijn partij moest uitleggen waar we voor staan. Met andere woorden het zogenaamd inhoudelijk verhaal, waarbij alleen op de ratio van de kiezer een beroep gedaan wordt maar niet op diens emotie. Bourgeois haalde enkel in zijn eigen provincie West-Vlaanderen de kiesdrempel. Het kartel met de cd&v bood hem een jaar later gelukkig soelaas, ook al werd er in 2003 intern met de tanden geknarst, niet het minst door Bart De Wever, Frieda Brepoels en Kris Van Dijck. Laat 100 Bloemen bloeien In 1956 zag de Chinese partijleider Mao-Tse-Tung dat de revolutie in zijn land zich vast reed in corruptie en bureaucratisme. Als reactie daartegen lanceerde Mao de beweging Laat 100 Bloemen bloeien. Daarbij werden alle creatieve krachten opgeroepen om het oude dogmatische denken af te werpen en onbevangen nieuwe denkbeelden te formuleren. De stichter van de Volksrepubliek schrok zich een hoedje toen hem gerapporteerd werd welke dynamiek de 100 Bloemen in zijn rijk teweegbrachten. De onbevangenheid van de onderdanen ging zover dat ze open en bloot de heerschappij van de communistische partij in vraag stelden. Voor de stalinist Mao was dit het teken dat er moest ingegrepen worden. Honderdduizenden bloementelers verdwenen in de kampen van de Chinese Goelag, de belangrijkste euristen werden gexecuteerd. Los van het unhappy end dat de 100 Bloemen in China kende, is er een parallel te trekken tussen de verwording van de volksdemocratie in China in de jaren 50 en de ontsporing van het Belgisch parlementair systeem sinds de jaren 90. Naarmate meer kunst- en vliegwerk ingeschakeld werd om het democratisch decit tegen te gaan, bleek het decit alleen maar groter te worden. Bij zoverre dat nieuwe maatregelen, de kiesdrempel van 5 voorop, zelfs omgekeerde en ongewenste eecten sorteerden. Daarom is het tijd voor de grote ommekeer. Tijd om het bord af te vegen en met een schone lei te herbeginnen, wars van elk dogma 209

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

en van elke vooringenomenheid. Onbevangen en zonder schrik om aan veronderstelde taboes te raken. Waarom en van wie zou men trouwens schrik moeten hebben? In ons land komt de macht nog altijd uit de punt van een stempotlood en niet uit de loop van een geweer. Moge de beste eindelijk winnen Mijn voorstel bestaat erin het huidig federaal parlement, bestaande uit Kamer en Senaat, om te vormen tot een eenkamerparlement waarvan de volksvertegenwoordigers verkozen worden via een meerderheidskiesstelsel in twee stemrondes. Wat moet men zich daar concreet bij voorstellen? Alleen de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt rechtstreeks verkozen. De Senaat wordt afgeschaft. Het aantal Kamerleden bedraagt 200. Het Belgisch grondgebied wordt opgedeeld in 200 kiesdistricten. Elke partij kan aan de verkiezingen deelnemen. Haar recht tot deelname geldt voor alle kiesdistricten. Het aantal deelnemende kandidaten per kiesdistrict is beperkt tot n kandidaat per partij. Het aantal gekozenen is beperkt tot n gekozene per kiesdistrict. Gekozen wordt wie meer dan 50 van de stemmen haalt in zijn kiesdistrict. Haalt niemand meer dan 50 in de eerste stemronde, dan valt de beslissing in de tweede stemronde. Aan de tweede stemronde mogen enkel de twee best geplaatste kandidaten uit de eerste ronde deelnemen. De ministers die de daaropvolgende regering vormen, blijven Kamerlid. Het systeem van de parlementaire opvolgers wordt afgeschaft.

210

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Partijen en media buitenspel In onze parlementaire democratie wordt het volk verondersteld de macht uit te oefenen via zijn verkozen vertegenwoordigers, die op hun beurt verondersteld worden in het parlement uiting te geven aan de soevereine volkswil. Al tientallen jaren wordt dit grondwettelijk beginsel in de praktijk met de voeten getreden, wat door de meeste parlementsleden o the record ook toegegeven wordt. Het bestaande kiessysteem koestert hen in hun geestelijke en materile inertie. In het nieuwe kiessysteem daarentegen zal de volksvertegenwoordiger van morgen uit een ander vaatje moeten tappen dan dat van vandaag. Vandaag is 75 der kandidaten wiskundig zeker van zijn verkiezing, nog voordat de kiezer zijn stem heeft uitgebracht. Die zekerheid dankt de kandidaat aan zijn plaats op de lijst, het provinciaal kiessysteem, de kiesdrempel van 5 en de mediatisering van de kiescampagne die in het voordeel speelt van de beter geplaatste kandidaten. De 25-onzekerheid is voor het grootste deel toe te schrijven aan de wispelturigheid van de kiezer, die onverwachts en ongewenst een partij mandaten ontneemt en even onverwachts en ongewenst een andere partij mandaten toespeelt. Het aantal kandidaten dat over een hoger geplaatste kandidaat van de eigen partij springt, blijft ondanks de opwaardering van de voorkeurstem eerder marginaal. In het nieuwe meerderheidssysteem is er van lijstvorming geen sprake meer vermits er geen lijsten meer zijn. Elke partij kan slechts n kandidaat voordragen per kiesdistrict. Voor die kandidaat is het erop of eronder. Want per kiesdistrict is er ook maar n zetel te begeven. Die zetel gaat naar de kandidaat die (na twee stemrondes) de meeste voorkeurstemmen heeft behaald. Op de intensieve steun van zijn partij hoeft de kandidaat niet langer te rekenen want de partij dient haar aandacht ineens te verdelen over meer dan 100 kiesdistricten in Vlaanderen. Van de nationale media hoeft hij evenmin veel heil te verwachten. Net als de nationale partijen zullen de nationale media immers zeer tegen hun zin hun berichtgeving moeten herorinteren naar het voor hen 211

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

ongekend hoog aantal kiesdistricten, waar in hun ogen weinig spectaculair nieuws te rapen valt. Want de kans dat de grote jongens elkaar voor de voeten zullen lopen in eenzelfde kiesdistrict is onbestaande. Geen enkele topper zal het immers riskeren zijn verkiezing op die manier roekeloos in de waagschaal te leggen. Vademecum van de nieuwe kandidaat De kandidaat staat er dus alleen voor. Zijn enige toeverlaat wordt de kiezer, de enige die hem volgens de grondwet toelaat in het parlement te zetelen. Wil hij de kiezer achter zich krijgen, dan zal hij zijn truitje moeten nat maken. Niet enkel in de laatste weken voor de verkiezingen maar vier jaar aan een stuk. Herman De Croo hierover: Mijn volgende verkiezingscampagne begint de avond van de verkiezingen. Voor de gemotiveerde kandidaat is deze situatie tegelijk een opportuniteit. Het uitkammen van zijn kiesdistrict is immers geen Sisyphusarbeid. De oppervlakte van het kiesdistrict bedraagt gemiddeld 1/20 van de provincieoppervlakte, hetgeen in de praktijk neerkomt op een cluster van enkele gemeenten of op een stadsdeel. De kandidaat kan zich dus gemakkelijk meerdere keren per jaar op dezelfde plaatsen vertonen. Wie er wil voor gaan, moet ook snel een pak mensen leren kennen. Mensen van vlees en bloed, niet de statistische eenheden uit studies en opiniepeilingen die men vandaag op zijn bureau legt. Ook hier bestaat de uitdaging erin om een deel van die mensen meerdere keren per jaar te ontmoeten. Een kiesdistrict telt immers niet meer dan 50 000 kiezers, wat iets anders is dan het miljoen kiezers dat de kandidaat met het huidige kiessysteem in zijn provincie moet proberen te bereiken en die daardoor een anonieme massa blijven. Wat er bij de burger echt leeft, zal de kandidaat snel vernemen. De marktstudies die hem totnogtoe een virtuele werkelijkheid voorspiegelen, kunnen zo de prullenmand in. Om te vernemen wat er allemaal leeft, hoeft de kandidaat niet van s morgens tot s avonds op caf te zitten. De plaatsen en activiteiten waarbij mensen elkaar ontmoeten, zijn immers heel divers. Bovendien staat de kalender van die activiteiten elke dag in de krant, zodat het voor de kandi212

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

daat een koud kunstje is een agenda op te stellen van prioritaire aanwezigheden. De communicatie kandidaat-kiezer hoeft bovendien geen eenrichtingsverkeer te zijn. Wie zijn dienstbetoon goed uitbouwt, zal namelijk ook bezoek krijgen van zijn kiezer. Bij die gelegenheden kan de kandidaat in de praktijk doen wat doorgaans blijft steken in het stadium van de vrome verkiezingsbeloften: luisteren naar de mensen, met de mensen praten en de mensen helpen. Betekent dit dat de kandidaat de mensen altijd gelijk moet geven en naar de mond praten? Absoluut niet. In zijn herhaalde en persoonlijke contacten met de kiezer heeft de kandidaat mogelijkheden te over om aan de kiezer zijn eigen visie uiteen te zetten, ook al strookt die visie niet met die van de kiezer. Aan de kandidaat om in zon geval te argumenteren en te overtuigen. De kans dat hij daarin slaagt, is groot. Zeker wanneer zijn argumenten betrekking hebben op concrete dingen die de voor hem zittende kiezer nauw aanbelangen. Applaus op de 68-banken? De kandidaat die op die wijze zijn kiesdistrict heeft doorploegd, hoeft geen fortuin meer te besteden aan zijn verkiezingscampagne. Hij hoeft ook geen schrik te hebben van de confrontatie met de kiezer. Bij zijn huisbezoeken tijdens de campagne zal hij nergens de deur op zijn neus krijgen. Zijn verkiezingspropaganda kan zich beperken tot het afgeven van zijn visitekaartje. Het handjes schudden op de markt krijgt voor het eerst een authentiek karakter: het is de handdruk tussen twee mensen die elkaar in de voorbije jaren hebben leren kennen. Het nieuwe kiessysteem biedt dus alles om applaus te doen weerklinken op de 68-banken. Gedaan met de geldverslindende verkiezingscampagnes, gedaan met de bemoeienissen van de partijhoofdkwartieren die op voorhand bepalen wie verkozen wordt, gedaan ook met de naar Amerikaanse toestanden ruikende mediatisering van de politiek. Wat kan een 68er zich meer toewensen? Wat de 68ers bovenmatig moet verheugen, is de installatie van de 213

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

lang verhoopte basisdemocratie die dankzij het nieuwe kiessysteem voor het eerst gestalte krijgt. De utopisten van 68 stond een nieuw type democratie voor ogen waarbij het volk rechtstreeks de macht zou uitoefenen. In de democratie van het nieuwe type moest de gekozene zo dicht mogelijk bij zijn kiezer staan en moest hij de verzuchtingen van zijn kiezer zo goed mogelijk proberen vertolken in het nieuw volksparlement. Hij diende ook permanent en persoonlijk aanspreekbaar te zijn voor zijn kiezer en in het slechtste geval door die kiezer naar huis gestuurd te worden. Het in 68 geponeerde model oversteeg het niveau van de utopie nooit. Ontgoocheld of niet lieten de 68ers zich welwillend opvangen door de vertegenwoordigers van de burgerlijke democratie, om er enkele jaren later zelf de herauten van te worden. Het nieuwe kiessysteem biedt de discipelen van 68 alsnog de kans hun historisch gelijk te halen. Wars van elke utopie zorgt het meerderheidsstelsel op basis van 200 overzichtelijke kiesdistricten ervoor dat er zich tussen kiezer en kandidaat een rechtstreekse dialoog kan ontwikkelen en dit rond rele en relevante themas. In de mate dat de kandidaat zich niet of onvoldoende aan de zijde van zijn potentile kiezer vertoont, slinken ook zijn kansen op verkiezing. Idem voor de gekozene die denkt dat de buit binnen is en daarom zijn activiteiten in het kiesdistrict op een lager pitje zet. Vier jaar later komt hij gegarandeerd de man met de hamer tegen. De ultieme hallucinatie Aangesteld door het volk, aanspreekbaar voor het volk en afzetbaar door het volk! Het nieuwe type van volksvertegenwoordiger komt opvallend dicht in de buurt van het ideaaltype volksraadafgevaardige dat de revolutionaire prediker en 68-icoon Lev Trotski voor ogen stond. Het kan dus geen twijfel lijden dat het nieuwe kiessysteem enthousiast onthaald wordt door de voormalige promotoren van een chte volksdemocratie. Actieve steun mag ook verwacht worden van de burgerdemocraten van de vld, voor wie de inspraak van de burger via rechtstreekse verkiezingen op alle niveaus een stokpaardje is. Voeg daarbij de

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

stemmen van de cd&v die er heimelijk van droomt via het meerderheidsstelsel meer mandaten in de wacht te slepen dan nu het geval is en je krijgt in Vlaanderen gemakkelijk een comfortabele tweederde meerderheid op de been. Of is deze inschatting te optimistisch? Zal een burgercongres van de vld eveneens een tweederde meerderheid opleveren, zodat de partij ocieel gemandateerd is om de kieshervorming door te duwen? Zal de cd&v de zekerheid en de zetelbonus die het provinciaal kiesstelsel met zijn kiesdrempel van 5 haar vandaag garandeert, inruilen voor een ongewis avontuur? Nog ongewisser is de houding die de post-68ers zullen aannemen. Zullen zij eindelijk handelen volgens de door hen verkondigde principes? Of zullen zij barricades opwerpen tegen een systeem waarmee progressief Vlaanderen in de verdrukking dreigt te geraken? Want wat goed is voor het volk is daarom niet noodzakelijk goed voor de partij, laat staan voor haar mandatarissen. De partij mag er niet aan denken dat sommige van haar Wetstraatnotabelen in het zand bijten tegen een onbekende terreinwerker uit De Haanaan-Zee of Heist-op-den-Berg! Of de groenen staan te springen voor het nieuw kiessysteem is nog twijfelachtiger. Nochtans pleit alles ervoor dat ze dat wel doen. De groenen hebben immers al eens op een onaangename wijze kennis gemaakt met de kiesdrempel want in 2003 speelden ze in n klap al hun federale parlementsleden kwijt. En vermits een ezel zich geen twee keer aan dezelfde steen stoot... Als nog doorslaggevender zou moeten gelden dat de basisdemocratie, de echte democratie in het groene partijprogramma, een even belangrijke peiler is als de verdediging van het leefmilieu. Maar wat als de groene basisdemocraten er in geen enkel kiesdistrict in slagen hun eigen basis te overtuigen? In dat geval verdwijnt Groen! voor de tweede keer uit het parlement, wat voor het gereduceerd partijapparaat de ultieme hallucinatie is. Dan nog liever de kiesdrempel van 5. Beter een half risico dan een heel risico. Beter de helft van de mandatarissen behouden dan het geheel van de principes. Ook aan de andere kant van de zijlijn staat men niet te wachten 215

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

op een nieuw kiessysteem. In 2007 stapte Lijst Dedecker (ldd) zeer tegen zijn zin op eigen benen naar de kiezer. De nieuwe partij legde zich op voorhand neer bij haar verlies, ervan uitgaande dat de kiesdrempel van 5 haar enkel de windeieren van haar lijsttrekker kon opleveren. Op 10 juni 2007 veranderde het plaatje ineens. Tot ieders verrassing haalde ldd de door haar lijsttrekker in duizendbommen-en-granaten vervloekte kiesdrempel wl. Sindsdien is het in de buurt van Dedecker, gesterkt door peilingen die de Oostendenaar over de 10 tillen opvallend stil geworden over het systeem dat enkel in de kaart van de grote partijen speelt. Vist Vogels achter het net? De mogelijke vrees voor de negatieve gevolgen van het nieuw kiessysteem is niet meer dan pleinvrees. Het is de vrees voor het onbekende, de onzekerheid over de aoop van het proces dat men totnogtoe dacht onder controle te hebben. Het is de reactie van de bange man (of vrouw). Waarom niet progressief en pro-actief tewerk gaan? Waarom zou de groene primadonna Mieke Vogels niet (met glans) verkozen worden in een Antwerps kiesdistrict? Om te beginnen kandideert ze in een district waar ze andere partijkanonnen ontloopt. Daarna doet ze een beroep op het geweten van de democratische kiezer. U gaat er toch niet verantwoordelijk voor zijn dat er geen groene gekozene meer in het parlement zetelt, in casu Mieke Vogels? luidt de uitnodiging in dat geval. Komt er een tweede stemronde aan te pas, dan kan la Vogels zich gegarandeerd verzekeren van de local heroes die er na de eerste ronde uitliggen en die vinden dat Mieke Vogels zeker moet verkozen worden. In het geval van Vogels zullen de nationale partijboegbeelden eveneens hun duit in het zakje doen. De partij die in het district in kwestie geen kandidaat meer heeft in de tweede ronde, zal niet nalaten een stemoproep pro of contra Vogels te doen. Hetgeen dan weer de aandacht van de nationale media wekt daar is de mediatisering weer! en de kansen dat het vogeltje verder tsjirpt, doen stijgen. Het scenario dat voor Vogels klaar ligt, ligt evengoed klaar voor

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Wouter van Bellingen in het Waasland, voor Jean-Marie Dedecker aan de middenkust en voor Filip Dewinter in de noordrand van Antwerpen. Geen van hen hoeft schrik te hebben van zijn herverkiezing. Geen enkele partij hoeft er tegelijk bevreesd voor te zijn uit het parlement gewipt te worden. Maar de kandidaten moeten er wel iets voor doen. Elke stem zullen ze moeten verdienen, elke dag. Wie op het einde van de rit niet verkozen wordt, hoeft niemand met de vinger te wijzen. Die heeft het last but not least enkel aan zichzelf te wijten. Vlaamse blokvorming Wie in de eerste stemronde niet verkozen raakt, kan twee dingen doen. Ofwel geeft hij er ontgoocheld de brui aan en geeft hij tijdens het verder verloop van de stemverrichtingen taal noch teken meer. De kandidaat die zo handelt, hoeft zich over zijn verdere politieke loopbaan geen illusies meer te maken. In het andere geval geeft de in de eerste stemronde gebuisde kandidaat een uitdrukkelijk stemadvies pro of contra een van de twee overgebleven kandidaten en stelt hij zijn campagneploeg ten dienste van de kandidaat naar wie zijn voorkeur in de tweede ronde uitgaat. De kandidaat die zo handelt, hoeft zich over zijn verdere politieke loopbaan geen zorgen te maken. Vroeg of laat krijgt hij immers de beloning voor zijn loyauteit, hetzij in de vorm van een overheidsbenoeming, hetzij in de vorm van een verkozen mandaat op een ander niveau of op een later tijdstip. Het nieuwe meerderheidsstelsel laat niet alleen toe dat de stem van de zogenaamde politieke minderheden blijft weerklinken, het laat vooral toe dat zich voortaan ook een duidelijke regeringsmeerderheid aftekent. Wie steunt wie in de tweede ronde? Wordt het een gevecht tussen de progressieven en de conservatieven? Tussen de linksen en de rechtsen? Niet noodzakelijk. Het kan evengoed rechts tegen rechts zijn of nog waarschijnlijker regering tegen oppositie. In de praktijk zullen de nationale partijen al voor de eerste stemronde een advies uitbrengen hoe men nuttig kan stemmen. Op die manier 217

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

krijgt de politieke blokvorming al voor de verkiezingen vorm en kan elk blok na de tweede ronde zijn gekozenen tellen. Op basis van die telling zal zich veel sneller dan vandaag een homogene regering vormen. Bovendien zal die regering de rechtstreekse emanatie zijn van de wil van de kiezer. In The Right Hand? Valt Vlaanderen met het nieuwe kiessysteem onvermijdelijk in rechtse handen? Waarom zou het? De tijd dat de kiezer in links/ rechtstermen dacht, ligt ver achter ons. In 2007 was het bikkelharde gevecht tussen uittredend premier Guy Verhofstadt en uitdager Yves Leterme de inzet van de verkiezingscampagne. Was dit rechts tegen rechts? Oud-rechts tegen nieuw-rechts? Progressief rechts tegen conservatief rechts? Neen dus. Het was regering tegen oppositie. Het was kiezen tussen Verhofstadt iii en Leterme i. Eveneens in 2007 kaapte Dedecker tot zijn eigen verbazing evenveel stemmen weg bij de socialisten als bij de liberalen. Nochtans had Dedecker zich tijdens de campagne uitdrukkelijk als rechts gepositioneerd. Het bewijst dat de moderne kiezer zijn stemgedrag niet langer bepaalt op basis van de ideologische schemas van de vorige eeuw. Veel belangrijker voor hem zijn de geloofwaardigheid van partij en kandidaat, de (on)tevredenheid met het regeringsbeleid en de problemen waarmee hij dagelijks geconfronteerd wordt en waarvoor hij de politiek de verantwoordelijk stelt. Tussen 2003 en 2007 scoorden aanvankelijk Verhofstadt, vervolgens Stevaert en tenslotte Leterme het best op deze punten. Vanuit de klassieke links/rechtsredenering vallen dit soort onverhoedse ommezwaaien niet te verklaren. Het meest aannemelijk scenario is dat de door een homogeen parlementair blok gesteunde regering haar meerderheid behoudt of verliest, naargelang de appreciatie die de kiezer vier jaar later in petto heeft. Stel dat rechts-rechts vier jaar lang regeert maar er in de ogen van de kiezer niets van bakt, dan komt links automatisch terug. Niet met een schamel aantal gekozenen maar in het beste geval met een absolute meerderheid. De Vijfde Republiek in Frankrijk is daar een goed voorbeeld van. 218

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

De Gaulle installeerde in 1958 het meerderheidssysteem via twee stemrondes, ervan overtuigd zijnde dat hij daarmee zijn eigen partij voor eeuwig aan de macht had geholpen. In 1981 werd Franois Mitterrand de vierde president van de Vijfde Republiek. De socialisten zouden in het post-Mitterrandtijdperk vijftien jaar lang de lakens uitdelen. Onder het parlementair regime van de Vierde Republiek reikten de socialisten niet verder dan 25 van de stemmen (op zich een heel pak). Als ze al eens de premier mochten leveren (Blum, Daladier, Mollet) was het veeleer voor de hoofdrol in de poppenkast. De regeringen waarvan ze deel uitmaakten, bestonden steevast uit drie partijen (christendemocraten, radicalen en socialisten), waardoor een coherent regeringsbeleid onmogelijk was. Pas na de invoering van de linksvijandige Vijfde Republiek slaagde links erin om in het gepolariseerd kiessysteem een absolute meerderheid van volksafgevaardigden achter zich te scharen. Brussel-Halle-Vilvoorde in rook opgegaan Lost het nieuwe kiesstelsel ook de communautaire problemen op? Grotendeels wel. Zo wordt ondermeer de lont uit het kruitvat Brussel-Halle-Vilvoorde (b-h-v) getrokken, om de eenvoudige reden dat b-h-v in het nieuwe kiessysteem niet meer bestaat. Het betwiste arrondissement wordt via de kieshervorming immers opgedeeld in pakweg twintig kiesdistricten. Wie gaat met die zetels lopen? Dat zal de kiezer uitmaken. Wie komt waar op? Dat maken de partijen en de kandidaten uit. Voelt Olivier Maingain zich geroepen om het kiesdistrict Vilvoorde te veroveren? Aan hem om de poging te wagen, aan de kiezer om die poging naar waarde te schatten. Wie weet wil Jean-Luc Dehaene zijn politieke loopbaan glorierijk afsluiten door zich in het symbolische district Brussel-Centraal te laten verkiezen? Ook in dat geval zal de kiezer soeverein oordelen. Op het einde van de rit zien we hoe de kaart eruitziet, hoe ze politiek kleurt en welke taal ze spreekt. De regels inzake taalpariteit waaraan de regeringsvorming onderworpen is, blijven gewoon gelden. Essentiler voor de communautaire vrede is dat het nieuwe kiessysteem doorgetrokken wordt naar het regionale niveau. In Vlaanderen en 219

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Walloni kan dat perfect via de federale kiesdistricten. Voor Brussel zal onvermijdelijk en alweer! een speciale regeling moeten uitgewerkt worden, waarbij voor de zoveelste keer de hoop wordt gekoesterd dat het stadsgewest eindelijk en denitief uit het taalmoeras kruipt. Brussel is meer dan de optelling van taalgroepen. Brussel is een internationale grootstad waar nota bene de hoofdzetel van de Europese Unie gevestigd is. Vlakbij ligt een luchthaven die binnenkort in Europa haar gelijke niet kent. Tegelijk telt Brussel ook een abnormaal hoog aantal allochtonen. Vooral de concentratie van Maghrebinwijkelingen zorgt in verschillende Brusselse gemeenten voor overlast en onveiligheid. Brussel is daarnaast ook de enige stad in Belgi waar evenveel niet-Brusselaars werken als er Brusselaars wonen. Dat laatste heeft zijn invloed op de scale inkomsten die Brussel ontvangt (of derft), en op de (extra-)uitgaven die het moet doen om zijn infrastructuur op peil te houden of uit te bouwen. Het is in de context van al deze factoren dat de denitieve regeling voor Brussel dient uitgewerkt te worden. Om redenen van ecientie en omdat de kiezer het allemaal nog moet blijven begrijpen, kan alvast begonnen worden met de Brusselse gewestverkiezingen te laten samenvallen met de gemeenteraadsverkiezingen, die wat Brussel betreft binnen dezelfde grenzen plaatsvinden. De terugkeer van Sus Antigoon De hervorming van Meensel-Kiezegem geeft de kiezer wat de kiezer toekomt. Zijn keuze beperkt zich voortaan niet langer tot een handtekening waarvan hij niet weet wat de partijen er achteraf mee doen. Met het nieuwe kiessysteem staat de kandidaat met de billen bloot. Het door hem geproclameerde principe dat de politiek dichter bij de burger moet staan, mag hij nu eindelijk in daden omzetten. Met alles wat dat praktisch inhoudt. Uitvluchten tellen niet meer, excuses zijn enkel nog misplaatst. Evengoed als de gekozene zal de regering welke haar samenstelling ook is de hete adem van de kiezer in haar nek voelen. Elke vier jaar zal ze afgerekend worden op haar prestaties, waarna ze in haar homogene samenstelling zegevierend kan verder besturen of strijdend zal ten onder gaan.

220

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Meensel-Kiezegem is geen spook. Hooguit zullen een aantal kandidaten er s nachts hun slaap voor laten. Voor de kiezer is MeenselKiezegem echter de langverwachte goede geest, de Sus Antigoon van het eiland Amoras. Van het paradijselijke Amoras naar het Belgische politieke moeras is het een hele weg. Maar Sus heeft het vroeger al eens klaargespeeld. Waarom dus geen tweede keer?

221

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

In de bijdrage De realisatie van de Modelstaat werden fragmenten t verwerkt van opiniestukken die Frank Thevissen publiceerde in De Standaard, Knack, De Tijd, Pub, Jobat en Achter het Nieuws. k t
frank thevissen en v. willems, Ons land stond er weer even, of: het troebele en delicate onderscheid tussen politieke communicatie en overheidscommunicatie. In: Overheidcommunicatie in Belgi Een overzicht. (D. Coninckx, red.), Antwerpen Apeldoorn. Garant, 2004. pp. 167 183. frank thevissen, Gepeild, ge-poppolled, gepruts, In: Knack, 12 juni 2006. k frank thevissen, De vrienden van de vrind. In: Achter het Nieuws, jrg. 3, nr. 6/7, juni/juli 2006. pp. 9 -11. frank thevissen, We lopen achter. Elders bijten universiteiten zich vast in bedrijfscommunicatieonderwijs. In: cv NEWS, 2006. pp. 27 29. v frank thevissen, Het logo van een snackbar. In: De Standaard, 30 januari r 2007, p. 22. frank thevissen, Een Open vld op kinderniveau. In: De Standaard, 1 maart 2007, p. 22. frank thevissen, Op een onbewoond eiland. In: De Standaard, 20 maart 2007. pp. 20 21. frank thevissen, Een bank vooruit met wat hulp van de advocaat. In: De Standaard, 27 september 2007, p. 22. frank thevissen, De formatie is een communicatiemonster geworden. In: De Standaard, 23 november 2007, p. 22. frank thevissen, Het merk Leterme in crisis. In een half jaar van waarmerk naar atermerk. In: De Standaard, 11 december 2007, p. 24. frank thevissen, Vandenbroucke pleit voor pedagogisch optimisme in hoger onderwijs: iedereen gediplomeerd!? In: Onderwijskrant, nr. 144, januari? maart, 2008, pp. 44 48. frank thevissen, De vloek van Verdana 9, In: Jobat, 16 februari 2008. frank thevissen, Spiegeltje, spiegeltje aan de wand. Van periodieke populariteitspoll tot professioneel zichtbaarheidsimago en reputatiemanagement voor politici via de media. In: In de vuurlinie. Armworstelen met de pers (P.F. Anthonissen, red.), Lannoo, 2008. pp. 97 111. frank thevissen, Illusies grijpen de macht. In: Pub, nr. 8, juni 2008, pp. 22 -23. frank thevissen, Een Oosterweelbrug te ver. Overheidscommunicatie: Strategen hebben inke kluif aan redden Antwerps infrastructuurpoject. In: De Tijd, 5 juli 2008, p. 14. frank thevissen, De jeugd van tegenwoordig. Een bedenkelijke opiniepeilingsrecordpoging. In: Knack blogt (www.knack.be/blog/blog-alget meen/71-89/de-jeugd-van-tegenwoordig--een-bedenkelijke-opiniepeilingsrecordpoging-.html), 10 juli 2008. frank thevissen, Politieke rendez-vous met sociaalnetwerksites. MarieRose Morel meet zich medidatiek hoogrendementsproel aan op datingsite. In: De Tijd, 5 augustus 2008, p. 14.

222

DE STEM VAN MEENSEL-KIEZEGEM

Verder werd in deze bijdrage verwezen naar de volgende werken:


ed blauw, Het Corporate Image, De Viergang, Amsterdam, 1986. 198 p. w goos geursen, Emoties en reclame. De rol van emoties bij reclameplanning. g 1985. 124 p. karel de gucht, Pluche. Over de banalisering van extreemrechts. Antwerpen, Houtekiet, 2007. 175 p. malcolm gladwell, The Tipping Point. How Little Things Can Make A Big Dierence. New York, Boston, London, Back Bay Books, 2000, 301 p. al ries and jack trout, Positioning: The Battle for Your Mind. McGraw-Hill Professional, 2000, 246 p. kevin roberts, Lovemarks. The future beyond brands. Milan, Amilcare Pizzi, 2004, 223 p. david shenk, Het informatiemoeras. Uitgeverij Contact, 205 p. nol slangen, Modellen van C. Strategische communicatie in 62 verrassende modellen. Den Haag, Sdu, 2006, 215 p. fons van dyck, Het Merk Mens. Consumenten grijpen de macht. Leuven, Schiedam, Lannoo Campus / Scriptum, 2008, 288 p. klaus werner en hans weiss, Zwartboek wereldmerken en hun praktijken. Rijswijk, Uitgeverij Elmar, 2004, 384 p.

223

De auteurs

gust de meyer (1948) is hoogleraar aan het Centrum voor Mediacultuur


en Communicatietechnologie van de ku Leuven. Zijn vakgebied is populaire cultuur. Hij heeft verschillende boeken op zijn naam staan waaronder Manifest van een cultuurpopulist. Over de media, het middenveld en de cultuur van het volk (Acco, 2003), Cultuur met een kleine c (Acco, 2004), Zuur-zoet. Media en cultuur in de samenleving (Acco, 2004) en Spelen in cyberspace. g Ludologie voor het cybertijdperk (Acco, 2007). k

wim schamp (1954) was in de jaren 70 studentenleider, o.m. als nationaal


secretaris van de Vereniging van Vlaamse Studenten (vvs) in 1978. In 1986 richtte hij zijn eigen reclamebureau op: wim Welcome In Massmedia. Hij verwierf vooral bekendheid door zijn verkiezingscampagnes voor sp, vld en cd&v. Toeval of niet, Schamp is een oud-student van Gust De Meyer (ku v Leuven) en gaf meermaals gastcollege bij Frank Thevissen (vub).

frank thevissen (1962) is doctor in de Communicatiewetenschappen.


Hij stond tot 2007 aan het hoofd van het proel strategische bedrijfscommunicatie en (politieke) marketing van de vakgroep Communicatiewetenschappen (vub). Hij is sedert 2003 voorzitter van de expertencommissie voor overheidscommunicatie in het Vlaams Parlement en publiceert regelmatig kritische opiniebijdragen over media, politiek en communicatie. Communication Director rekende Frank Thevissen in een recent overzicht tot de Leading r communications intellectuals from across the continent.

224

You might also like