You are on page 1of 9

Jan Briers, een bevlogen pragmaticus Vandaag eren wij Prof. Dr.

Jan Briers, of moet ik zeggen, Jan ridder Briers? Ik weet niet wat hij zelf het liefst zou horen. Wat ik wel weet, is dat de man die zich vanuit zijn socialistische en Vlaamsgezinde inspiratie heel zijn leven voor de verheffing van zijn volk heeft ingezet, onmiskenbaar op enig decorum was gesteld. Hij was bijlange geen opschepper, maar hij genoot van de erkenning die titels tot uitdrukking brengen. Ik heb er geen idee van hoe hij met zijn andere medewerkers omging, maar toen ik in de vroege jaren zeventig zijn assistent was in de vakgroep pers- en communicatiewetenschappen van onze universiteit, spraken we hem steevast eerbiedig met professor aan. Ik ben dat blijven doen, ook toen we elkaar later terugzagen. Hij was intussen een icoon van het Vlaams cultuurleven, ik zelf werd eerst schepen en nadien burgemeester van Gent. Hij was de tachtig al voorbij toen hij mij bij een gezellig etentje met nadruk vroeg hem toch bij de voornaam te noemen. Wat ik maar al te graag deed, mits hij mij dan ook met de voornaam aansprak. Blijkbaar was dat dan weer een stapje te ver. Aarzelend zei hij een paar keer Frank, maar meestal hield hij het bij de officile titulatuur. Ik bleef dus mijnheer de burgemeester. Allicht was dat typisch voor de wat enigmatische, zelfs paradoxale figuur die Jan Briers was.

Hij werd op 4 augustus 1919 geboren in Ledeberg, bij uitstek de meest volkse deelgemeente van Gent. In 1941 studeerde hij af als licentiaat in de klassieke filologie aan de R.U.G. In 1943 ging hij aan de slag als studiemeester aan het Koninklijk Atheneum van Gent. Intussen werkte hij onverdroten aan zijn doctoraat dat
1

hij in dat zelfde jaar al behaalde. Verbazend snel, constateer ik nu. Na de bevrijding ging hij als oorlogsvrijwilliger aan de slag als omroepofficier bij het Tweede Britse Legerkorps. Hij werd oorlogscorrespondent van het British Forces Network en van de BBC. Met die ervaring werd hij regisseur-omroeper en journalist bij het Nationaal Instituut voor de Radio-omroep (NIR). In 1953 werd hij productieleider van de Omroep Oost-Vlaanderen. Toen had hij al volop blijk gegeven van zijn betrachting de omroep ook als educatief medium in te zetten. Hij richtte de eerste naoorlogse uitzendingen van de Schoolradio op en was letterkundig commentator bij de Schoolradio Brussel. Hij werd ook programmator-realisator van het vroege televisieprogramma Zoeklicht op de culturele actualiteit.

In 1963 werd hij directeur van het tweede, regionale net van de Belgische Radio en Televisie. In dat zelfde jaar ging hij ook doceren aan de Rijksuniversiteit Gent, nl. aan de sectie pers-en communicatiewetenschappen die toen nog was verbonden aan de Faculteit Rechten. Een tijdlang werd hij waarnemend programmadirecteur van de radio. Nadien koos hij resoluut voor de academische bedrijvigheid. Van docent klom hij zo op tot hoogleraar en gewoon hoogleraar. Hij werd in Gent de titularis van de leerstoel voor Informatiemedia en in 1982 uiteindelijk directeur-diensthoofd. Hij was ook deeltijds docent aan de Vrije Universiteit Brussel. In 1983 ging hij met emeritaat.

Hij was een zeer bezielende lesgever, daarvan kan ik persoonlijk getuigen. Hij wist perfect theoretische inzichten aan zijn praktische ervaring te koppelen. Hij gaf zijn studenten bovendien
2

heel veel vertrouwen. Zo liet hij ons een eigen programma maken dat op vrijdagmiddag onder de leuke titel witte wijn op radio Oost-Vlaanderen werd uitgezonden. Het zal zeker sprankelend zijn geweest maar misschien ook wel wat zuur hebben gesmaakt. We waren niet alleen totaal onervaren radiomakers, we waren toen ook al behoorlijk kritisch. Mei 68 was niet ver af.

Ook de bezoeken die we onder zijn leiding brachten aan de ORTF, het Office de Radiodiffusion Tlvison Franaise, en aan de Norddeutscher Rundfunk waren bijzonder leerzaam. Jan Briers was gefascineerd door de ORTF, die hij omschreef als het omroepinstituut waar overtalrijke experimenten worden gewaagd en waar die ook meestal met succes worden bekroond. Hij hield de ORTF toch wel als voorbeeld voor bij de opzet van een tweede Vlaamse televisieketen. In Frankrijk had men immers concurrentie tussen de twee ketens ingebouwd. Die concurrentie was volgens hem de toekomst omdat ze een gezond evenwicht tot stand brengt tussen inspanning en ontspanning, en het hele produktieteam verplicht onafgebroken te streven () naar betere, overtuigender programmas voor een grotere belangstellingskring. In die luttele zinnen zit meteen al het credo vervat dat Jan Briers zijn hele leven zou aanhangen: hoogstaande inhoud vlot en begrijpelijk aan de man brengen. Ik heb daarvan veel geleerd. Dat is mij later in mijn politieke leven danig van pas gekomen.

Samen schreven Jan Briers en ik in 1973 een artikel over de hoofdopdrachten van radio en televisie. We constateerden
3

daarin dat de functies van intellectuele communicatie bijdragen tot onze actieve en effectieve deelneming aan het maatschappelijke leven. De omroep moet stimulerend werken, stelden wij, het publiek in de bewustwording van zijn cultuur en zijn sociale omgeving ondersteunen. En verder nog: Amusementsprogrammas mogen best af en toe de leergierigheid prikkelen. Educatieve uitzendingen hoeven niet somber en zwaarwichtig te zijn.

Dat was wat Jan Briers ook met de muziek wilde bereiken, de beste kwaliteit qua programmatie en uitvoerders aan een zo ruim mogelijk publiek aanbieden. Ik was nog een kind toen hij met Muziek voor miljoenen begon. Daar kan ik niet meer zo veel over vertellen. Wat ik wel nog zeer goed weet, is hoe ik als twaalfjarige met mijn ouders in 1958 in de statige troonzaal van het Gentse stadhuis concerten bijwoonde die plechtig rond de troon van Jozef II heetten en de aanzet gaven tot wat zou uitgroeien tot het Festival van Vlaanderen.

De wijze waarop die concerten tot stand kwamen, draagt weer helemaal het kenmerk van Jan Briers, die een bevlogen pragmaticus was. Hij wist telkens bijzonder goed de kansen die werden geboden te ontdekken en ze handig te gebruiken. Naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling in 1958 werden subsidies ter beschikking gesteld. De provincies moesten dat geld aan cultuur besteden. Jan Briers greep meteen de gelegenheid te baat om samen met de Provincie Oost-Vlaanderen de troonconcerten te organiseren. Daarna kwamen de Universitaire dubbelconcerten, waarbij in twee zalen van het stadhuis telkens
4

hetzelfde concert werd opgevoerd, maar waarbij het publiek bij de pauze van zaal wisselde. Dat was een geniale oplossing voor het nijpend gebrek aan zalen, waarmee Gent tot vandaag heeft af te rekenen. Zoals steeds wist Jan Briers van de nood een deugd te maken, een nadeel om te buigen in een voordeel.

Uit noodzaak dus, maar ook uit overtuiging heeft Jan Briers ervoor gekozen om de concerten in historische gebouwen te organiseren. Naar aanleiding van zijn 75ste verjaardag verscheen van de hand van Ivo Adriaenssens een schitterend boek Gebouwen om naar te luisteren. In het ten geleide staat twee heerlijke zinnen: Wie naar deze gebouwen luistert, merkt dat geschiedenis en cultuurgeschiedenis onafscheidelijk zijn. De concertbezoeker die zijn blik laat ronddwalen in het monument waar hij te gast is, krijgt dank zij hun verhaal een antwoord op de vragen die deze gebouwen oproepen, een antwoord dat ze voor de leek meestal verzwijgen.

Toen ik als schepen van openbare werken en toen ook bevoegd voor de stadsgebouwen toestemming gaf om in de gotische refter van de Bijlokeabdij een permanente tentoonstelling van religieuze kunst in te richten, was hij terecht zeer ontgoocheld en zelfs ontstemd. Daardoor kon die akoestisch fantastische zaal immers niet langer voor concerten dienen. Gelukkig is die misstap met de komst van het STAM weggewerkt. En op diezelfde Bijlokesite kwam er mede onder zijn impuls een concertzaal, waartoe ik gelukkig ook mijn steentje heb kunnen bijdragen. Zelf wou hij zo graag dat ze Festivalhal zou worden genoemd. Die naam geraakte echter nooit ingeburgerd.
5

Maar terug naar het Festival van Vlaanderen, dat uitgroeide van het Internationaal Muziekfestival van Gent tot een festival dat heel Vlaanderen omspande. Jan Briers werd in 1960 afgevaardigde bestuurder. Zijn festival groeide uit tot een van de grootste en meest interessante muziekfestivals in Europa. De allergrootste solisten en orkesten waren er te gast. Daarom werd hem in 1963 de zilveren plaket van de Orde van de Vlaamse Leeuw toegekend. Daarmee werden zijn verdiensten voor de sociale en culturele ontvoogding van de Vlaamse Gemeenschap geerd. Zes jaar later kreeg hij bovendien de prijs van de Vlaamse Gemeenschap. In 1994 werd hij door Koning Boudewijn in de adelstand verheven met de titel van ridder.

Jan Briers heeft altijd veel belang gehecht aan wat in het buitenland gebeurde. Hij zag dat als inspiratiebron voor maar ook als toetssteen van zijn eigen inspanningen om de culturele beleving van het Vlaamse volk te intensifiren. Zo werd hij o.a. vicepresident van de Europese Vereniging voor Muziekfestivals en voorzitter van het Festival van Europese Culturen. Hij werd ook benoemd tot Officer of the British Empire. Hij vocht voor de culturele ontvoogding van het Vlaamse volk. Dat wilde hij bereiken door mensen bij elkaar te brengen, wars van bekrompen nationalisme. Hij was een overtuigde en fiere Vlaming maar samenwerking met Walloni mocht en kon geen beletsel zijn. Aldus werd Jan Briers ook lid van de raad van bestuur van de Koningin Elisabethwedstrijd.

Jan Briers liet zich niet in n hokje stoppen. Bij het begin van deze toespraak had ik het al over een wat enigmatische figuur. Zo was hij heel sterk op de regio en bij uitbreiding op Vlaanderen gericht, pleitte hij qua cultuurspreiding maar ook qua nieuwsgaring voor aansluiting bij de directe leefwereld van de mensen. En toch hield hij de blik wijd open, tot ver over onze grenzen. Hij was gehecht aan traditie, maar stond open voor vernieuwing. Hij maakte van het festival een compleet festival, met aandacht voor de podiumkunsten en voor minder klassieke muziekvormen. In het filmpje dat u straks zult zien, maakt u mee hoe in het Festival plaats werd gemaakt voor elektronische en concrete muziek. Zo herinner ik mij een concert met Mauricio Kagel. Musici maakten geluid door op het mondstuk van een trompet te slaan, papier te scheuren en dies meer. Ik was toen nog een tiener en dol enthousiast. Voor mij ging een nieuwe wereld open, een totaal andere beleving van de muziek. En ik was ongelooflijk teleurgesteld in de afwijzende reacties van het publiek.

Maar Jan Briers zette door. Hij had het totaal ingedommelde en grotendeels verfranste muziekleven in Gent al stevig door elkaar geschud. Hij zou de vernieuwing kost wat kost realiseren. Hij ging graag in tegenstroom. En als die tegenstroom te sterk was, pakte hij het anders aan. Zo was hij de contestatiebeweging in de woelige najaren van mei 68 te vlug af en richtte hij het Jongfestival op, met zijn zoon Jan aan het roer. En hij slaagde erin, o.a. door een gedegen samenwerking met het onderwijs, heel veel jongeren naar het festival te lokken.

Zijn drang naar vernieuwing zie je ook in de keuze van zijn medewerkers. Bij het Festival trok hij o.a. Gerard Mortier, Paul Dujardin, Frie Leysen en Serge Dorny aan, die nu stuk voor stuk tot de voornaamste vertegenwoordigers van het Vlaamse culturele leven in Europa kunnen worden gerekend. Voor de omroep ontdekte hij hoe waardevol Regine Clauwaert was. Het zijn slechts de waarachtig grote geesten die zich met zulke mensen weten te omringen.

Jeroom Vervaeke, studieprefect van het Atheneum Voskenslaan, zei in zijn hulderede in 1970 dat zo kwistig Jan Briers met zijn energie is, zo spaarzaam hij is met zijn woorden. Letterlijk zei Vervaeke: hij wordt maar redenaar wanneer hij aanklager wordt, wanneer hij de officile instanties wijst op hun tekortkomingen op het gebied van de cultuurpolitiek. Daar is natuurlijk iets van aan, maar het is toch te eenzijdig geschetst. Briers beheerste inderdaad de gave om te zwijgen, maar hij spaarde zijn woorden niet als hij overtuigd was van wat hij met zijn tussenkomst wilde bereiken. Soms was het inderdaad een aanklacht, maar even vaak was het een bezielend en geestdriftig pleidooi voor pakweg de democratisering of de volksverheffing, het wegwerken van de culturele achterstand van Vlaanderen.

Vaak was hij genoodzaakt om steun te vragen, want die had hij nodig. Hij had vooral behoefte aan financile steun. Want als cultuur op zich al behoorlijk wat geld kost, kost de democratisering ervan handen vol geld. Jan Briers bestookte als het ware iedereen met zijn smeekbede om geld. Hij noemde zich

een grote bedelaar, maar hij was dan wel een succesrijke schooier.

Dat succes kon hij enkel boeken door zijn koppige vastberadenheid. Tot op hoge leeftijd bleef hij met grote vitaliteit zijn idealen nastreven. Helaas eiste de ouderdom zijn tol. In 2003 kreeg hij een hersenbloeding. Daardoor takelde hij vreselijk af. Zijn laatste levensjaren waren ronduit triestig, voor hem en voor zijn naaste omgeving. Hij overleed op 30 december 2007. Bij de afscheidsplechtigheid zat de Sint-Michielskerk afgeladen vol. Vlaanderen en Gent waren hem niet vergeten. In de Sint-Baafskathedraal werd een obiit opgehangen met zijn wapenschild en wapenspreuk innovare per artis. Dat we hem hier vandaag huldigen bewijst eens te meer hoe dankbaar wij deze kunstzinnige vernieuwer zijn.

Frank Beke 27.10.2012

You might also like