You are on page 1of 118

Ron Hoeks

Biblica Poëtica

Poëzie

1
Biblica Poëtica

Biblica Poëtica,
Canon door Ron Hoeks

december 2009 – november 2010


(in bewerking)

© Ron Hoeks 2010

website: http://ronhoeks.blogspot.com
email: gw_hero@yahoo.com

Illustratie:
Gustave Doré, The Expulsion from the Garden of Eden.

2
Biblica Poëtica

Inhoud

DEEL I – In den beginne .......................................................................... 7


1. Een eukaryoot in Eden....................................................................... 9
Twee verhalen....................................................................................10
Het mes in het vlees ..........................................................................11
Het mes in het vlees ..........................................................................11
Over een appel wordt niet gerept.....................................................13
Over een appel wordt niet gerept (2)...............................................14
2. De zonen van de Mens......................................................................17
De boer sloeg de schaapherder ........................................................18
De boer sloeg de schaapherder (2) ..................................................19
De smet op zijn nazaten....................................................................20
3. Het goddelijke afvoerputje...............................................................21
Natte voeten.......................................................................................22
Van de raaf en de duif .......................................................................23
De lieflijke geur van brandend vlees................................................24
4. Divide et impera................................................................................25
Après le déluge ..................................................................................26
De naakte waarheid...........................................................................27
The sky is the limit ............................................................................29
5. Zuiver is de weg.................................................................................31
Zuiver is de weg.................................................................................32
Sodom ................................................................................................35
Come on sister, ..................................................................................37
Het heilige vuur.................................................................................38
Het vuur dat tot het einde toe brandt..............................................39
DEEL II – Eén natie onder God ..............................................................43
6. Twee volken in één schoot................................................................45
Herhalingsoefening...........................................................................46
Uit één schoot maar niet uit één ei ..................................................47
Vele eersten zullen de laatsten zijn..................................................48
Herhalingsoefening (2).....................................................................49
Vele laatsten zullen de eersten zijn..................................................50
Eieren voor je geld kiezen.................................................................51

3
Biblica Poëtica

Surprise!.............................................................................................52
(intermezzo) ......................................................................................53
Van je familie moet je het maar hebben..........................................54
Ontzagwekkende ontmoetingen ......................................................55
7. Shame and scandal in the family .....................................................57
Houd uw dochters binnen ................................................................58
Even voorstellen................................................................................61
De zonen van Juda ............................................................................62
De [klein]zonen van Juda.................................................................63
8. Van een slaaf niets dan goeds ..........................................................65
Droomjongen.....................................................................................66
Net als in de film ...............................................................................68
STOP! .................................................................................................69
Blood Money......................................................................................74
Blood Brothers...................................................................................75
Koopje! ...............................................................................................76
Love hurts ..........................................................................................78
(CUT!) ................................................................................................83
Love hurts (vervolg) ..........................................................................84
9. Geef ons heden ons dagelijks brood ................................................95
Bakkertje moet hangen.....................................................................96
Die eeuwig zeurende cynische sceptici..........................................100
Dromenland.....................................................................................101
Graancirkels.....................................................................................105
(in voorbereiding)...................................................................................109
DEEL III – Zand en plagen ....................................................................109
Verantwoording ......................................................................................111
Verklaring nummering citaten...........................................................112
Bronverwijzingen Biblica Poëtica ......................................................113
Geraadpleegde literatuur & software ................................................118

4
Biblica Poëtica

U dicht mij toe de trilobiet,


de wind die over de zeeën raast

Nochtans verblijf ik in de staart van een komeet,


afgewend van al het wereldleed

5
Biblica Poëtica

6
Biblica Poëtica

DEEL I – In den beginne

(1 In den beginne schiep God de hemel en de aarde)

Genesis 1:1 (1)

7
B.P. In den beginne Een eukaryoot in Eden

1. Een eukaryoot in Eden

Zijn dit de dagen van het absolute begin?


Of hebben wij hiervan nog altijd geen benul...

9
B.P. In den beginne Een eukaryoot in Eden

Twee verhalen

Kijk. Versie A is wat langdradig, veel stapjes,


maar wel overzichtelijk.
Zon. Maan, Aarde. Plant.
Boom. Beest. Vis.
Mens.

Nou ja, misschien een klein beetje anders, but you got the point, right?
Belangrijk: mens op het eind.

Dan B. Die is poëtischer, met flashbacks.


Je moet er maar van houden.
Let op: Hemel. Aarde. Regen. Mens.
Dan: Paradijsje, boompje, beestje.
Zoiets,

en daar liep toen ook nog de listigste van het veld,


die begreep wel hoe een en ander in elkaar stak

10
B.P. In den beginne Een eukaryoot in Eden

Het mes in het vlees

De Blue Line oscillating zaag is speciaal ontwikkeld voor het zagen van het bot
gedurende chirurgische operaties. De Blue Line oscillating zaag kenmerkt zich door
gebruiksvriendelijkheid, variabele overbrenging van snelheid, variabele
rotatiesnelheid en autoclaaf-steriliseerbaarheid.
Prijs € 2.995,-- excl. BTW (complete set met o.a. oplaadstation, extra lithium accu
en 2 standaard zaagbladen)

Bij de eerste chirurgische ingreep


werden geavanceerde technieken
ingezet. Onder algehele narcose
werd met de scalpel een perfecte
incisie gemaakt; omdat er geen
stopcontact in de hof aanwezig
was, had God de zaag eerst
met bliksem opgeladen.

Het was een rib uit Adams lijf


deze operatie, maar toen God
de boel bij Adam weer netjes
had dichtgenaaid met catgut
en de rib op kweek zette,

was de mens tevreden


over het resultaat.

11
B.P. In den beginne Een eukaryoot in Eden

Wie is er zo groot dat hij een licht aan kan doen


dat langs de hemel schuift? Dat onder gaat
om steeds opnieuw weer te verschijnen,
daarmee dag van nacht scheidend

We hebben een houvast nodig, een klamp


waaraan we onze geruststelling kunnen haken,
een droom waar we onze fantasie in kunnen bergen

Het is een zucht naar zekerheid, van het vasthouden,


om de zon niet alleen overdag te laten schijnen;
maar helaas! Deze moet des nachts verdwijnen…

12
B.P. In den beginne Een eukaryoot in Eden

Over een appel wordt niet gerept

willen we weten
hoe het zit tussen goed en kwaad
daar komen bloteriken van

(de schellen
vallen je dan als het ware van de ogen)

maar God, die een avondwandelingetje


maakte in de hof, zag door de bomen
de mens en zijn vrouw niet

Joehoe! Waar zijn jullie?

13
B.P. In den beginne Een eukaryoot in Eden

Over een appel wordt niet gerept (2)

Het verweer van de mens wegens


schandelijke naaktloperij:

‘dat kwam omdat de vrouw mij


van haar fruit had laten eten.’

De vrouw, op haar beurt, het secreet,


ze legt de schuld bij het serpent,

en die krijgt er van langs! God trekt hem al zijn poten uit
en zegt hem dat ie de rest van zijn leven kan buikschuiven,
och arme, wat een straf.

‘Gaat henen! Glijdend, zonder benen.


Ik laat u weten, stof! Dat zult gij eten!’

Maar het krolse koppel wordt ook flink gestraft:

‘Vrouw, hoort mij aan, ik zal u leren,


ik maak uw zwangerschap zo zwaar als droeg u stenen,
het baren zal zo pijnlijk zijn dat u zult schreeuwen, wenen,
maar bovenal zult u dienstbaar zijn aan uw man en hem begeren.’

En de man, vanaf nu zal hij eraan moeten geloven,


hij zal zweten, het land bewerken terwijl de zon
de blaren op zijn kruin trekt, terwijl het het hem dikwijls
slechts doornen en distels zal brengen,
en zijn vrouw, wel,

zij zal hem tot aan zijn pas verworven dood blijven liefhebben –

en dat is nog het ergste, want veel liever


at hij af en toe eens een ander vruchtje

14
B.P. In den beginne Een eukaryoot in Eden

twee mensen
verdreven uit de Hof

toch ben ik opgetogen:


we zijn klaar voor het nageslacht

15
B.P. In den beginne De zonen van de Mens

2. De zonen van de Mens

17
B.P. In den beginne De zonen van de Mens

De boer sloeg de schaapherder

de kleur van de oceaan is rood,


wij zorgen dat de rivieren
nooit droogvallen

God haalde zijn neus op


voor de opbrengst van het veld
die hem door de boer werd aangeboden

Gevolg: het eerste bloed dat vloeide


roept nog altijd van onder
de aardbodem

nee, niet dat van de schaapherder,


maar van het schaap dat hij doodde

18
B.P. In den beginne De zonen van de Mens

De boer sloeg de schaapherder (2)

‘waar is je broer?’ vroeg God


‘weet ik veel? Ik ben zijn oppas niet’

De eerste moord was onder broers,


bloed vloeide over het open veld,
en de eerste vier vervielen tot drie.

Zijn wereld is nog warm als er al


bloed aan zijn handen kleeft;

East of Eden – de boer en zijn plotsklapse vrouw


krijgen er een zoon en hij sticht een stad –

zo gemakkelijk gaat dat

hoe afwezig de ouders

bij een tweespalt

van godswege

19
B.P. In den beginne De zonen van de Mens

De smet op zijn nazaten

‘een ieder die mij vindt, zal mij doden’


sprak hij na de moord

‘wie dan,’ vroeg ik,


‘er zijn alleen uw vader en uw moeder’

Wij willen niet bezoedeld zijn!


Zussen zijn naamloos,
dus kom maar op met die vervangbroer,
we gaan goochelen met namen:

Mechujaël -> Mahalalel


Metusaël -> Metuselach
Henoch, Lamech!
paar stapjes verder alsjeblieft...

Wij willen wel als Henoch zijn,


want wie wil er nu niet
het sterven overslaan?

Maar musici, metaalbewerkers,


nomaden,

zij zitten met een voorvader


die fout was in de eerste oorlog…

De oplossing is van alle tijden:


Devotie! Wandel met uw schepper
en hij wast al het vuil rondom u weg

20
B.P. In den beginne Het goddelijke afvoerputje

3. Het goddelijke afvoerputje

21
B.P. In den beginne Het goddelijke afvoerputje

Met topzware hoofden van een aanwezig verstand


veranderen wij nooit de echte geschiedenis;

we schrijven haar op en laten de legenden voortleven


en zeggen: dat is ook geschiedenis

Natte voeten

De aarde was weer woest en ledig;


kolkend water stroomde
over de hoogste bergtoppen.

In een woonboot van drie verdiepingen


dobberden een oppassend heerschap
en zijn echtgenote, hun zonen
met aanhang,

plus nog een slordige vijfduizend koppels


zoogdieren, van de reine soorten zelfs zeven stel,
tienduizend vogelparen,
zevenduizend reptielen mannetjes
en zevenduizend reptielen vrouwtjes,

zesduizend koppels amfibieën,


bijna één miljoen insektenstelletjes,
plus nog een hele zooi wormen,
spinnen en –

ach, u begrijpt wel,


daar pasten mammoet
en dinosaurus niet meer bij

22
B.P. In den beginne Het goddelijke afvoerputje

Van de raaf en de duif

Bericht van het Internationaal Strafhof


(International Criminal Court):

The ICC will not have retroactive jurisdiction


and therefore will not apply to crimes
committed before 1 July 2002,
when the Statute entered into force.

Ja ja, ‘Rome Statute of the


International Criminal Court’,
artikel 11 ‘Jurisdiction ratione temporis’ –

komt hij even goed weg!

Want de goddelijke rechtspraak


zwalkte van heenzending bij doodslag
(en nog een beschermend teken
daarbij)

tot totale vernietiging van alles


wat (niet volgens zijn wetten) leefde
(de aanklacht was, zoals altijd
bij totalitaire regimes, tamelijk vaag)

Doch toen hij alles verdelgde


met een aanhoudende vloed,
klonk er spijt door in zijn oordeel:

‘op doodslag staat de doodstraf,


en genocide,

wel, ik zal het nooit meer doen,


ik zweer het bij de regenboog!’

23
B.P. In den beginne Het goddelijke afvoerputje

De lieflijke geur van brandend vlees

Noach,

ontspannen genietend van zijn sabbatical


op zijn luchtbed van 300 el,

aanschouwde de golven van goddelijke gram


tot de wateren zich terugtrokken.

Besmet door zonde


of niet,

alles bleek geruimd,

en nu brak het moment aan


voor hen die rein van vlees waren:

toen de loopplank weer neer mocht


belandden zij (o voorrecht)
dankzij de dienstbaarheid van
the chosen one

regelrecht
op de barbecue

24
B.P. In den beginne Divide et impera

4. Divide et impera

Ik zal je het boek nog eens voorlezen,


maar ik spit mijn tuin zoals ik het wil...

25
B.P. In den beginne Divide et impera

onze verhalen gaan van mond tot mond,


van moeders naar hun dochters,
van vaders naar hun zonen,

en de ene vader vertelt het andere verhaal,


en de andere moeder vertelt het ene verhaal,
maar niemand let op leuter en lariekoek

Après le déluge

(een monsterverbond)

Herstart van het leven, een reboot van het systeem.


Aan de hemel prijkt een regenboog en opnieuw mag het wemelen.
Omdat hij een gans heelal bestuurt, ronselt hij overal trawanten;
als schepper heeft hij immers een hekel aan chaos,
en daarom benadrukt hij nog maar eens de hiërarchie:

‘ík beslis over leven en dood,

doch de aarde is voor u, daar mag u de baas spelen,


en doe dat volgens het motto:

de mensch heerscht
en al wat leeft

zal hem vrezen

VREZEN!

VREZEN!’

26
B.P. In den beginne Divide et impera

De naakte waarheid

‘Noach! Je hebt gedronken als een tempelier!


Met je zatte kop heb je je ontkleed en nu lig je
in je blote kont te ronken tegen honderdentien aan.

Pas op man, we zagen dit al eerder,


daar komt narigheid van; je lichaam
is tenslotte iets om je voor te schamen
en kan maar beter bedekt blijven.

O jezus, kijk, daar heb je het gesodemieter al:


daar is je zoon Cham –
te laat! Hij heeft je gezien, reken maar
dat hij het tegen zijn broers gaat zeggen.

Ah, hier komen Sem en Jafet; godzijdank hebben zij meer


verstand, zij komen binnen met een mantel en lopen
achteruit zodat ze jou niet kunnen – ho! let op het bankje :-)

– zien; ja goed zo, dek jullie vader maar toe. Gelukkig,


pfff, geen kloten meer in ’t zicht.’

En Noach, zeshonderd jaar oud


maar nog altijd een opgewonden standje,
sprong toen hij eenmaal weer bij kennis was,
uit zijn vel:

Cham had een doodzonde begaan


en moest zo hard mogelijk getroffen worden,
en omdat er
(o zoete heilige corruptie)
zo vlak na de zondvloed een groot gebrek was aan knechten,

27
B.P. In den beginne Divide et impera

maakte hij Chams zoon


(niet Cham zelf natuurlijk)
tot slaaf van zijn broers,
en vervloekte hem –

(dat had de chosen one afgekeken van zijn leermeester –


zelf weet ik eigenlijk nog steeds niet precies wat dat is,
vervloeken... het komt uit de tijd dat er nog toverij
in de lucht zat)

28
B.P. In den beginne Divide et impera

Uiteindelijk was het zo dat mijn moeder


mij het ene verhaal vertelde en mijn vader
mij het andere, en zo ken ik er
die het andersom werd verteld.

The sky is the limit

‘nu zal niets van wat zij denken te doen


voor hen onuitvoerbaar zijn’
(Genesis 11:6) (1)

In Babel wilde men


eendrachtig de hemel kussen

en hij dacht, nu komen ze te dicht bij me,


straks denken ze nog dat ze alles kunnen,
vliegen naar de maan –

het is beter dat ze elkaar


niet langer verstaan.
(sic)

Gelukkig is de taal
van ons gebleven.

29
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

5. Zuiver is de weg

voor alle onderdrukte vrouwen


wier waardigheid ooit
werd geschonden

vind hier het zaad


uwer vernedering

en vernietig het

of aanvaard het
in berusting

31
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

Zuiver is de weg

lieve Sarai,

ik ben blij te vernemen dat het goed met je gaat.


Het was toch een hele onderneming om Ur zo lang geleden
te verlaten, samen met je liefhebbende echtgenoot, Abram,
je schoonvader Terach, die in Haran achterbleef
alwaar hij stierf, en Lot, Abrams neef.

Wat moet het toch een teleurstelling voor jullie zijn geweest
dat Kanaän aanvankelijk niet bracht waar jullie op hoopten,
en dat er zo’n hongersnood heerste dat jullie je heil
in Egypte moesten zoeken.

Sommige kwaadsprekers beweren nog altijd dat het


’t fonkelen van goud in de ogen van Abram was,
dat hij jou omwille van je schoonheid, voorwendend
dat jij zijn zuster was, verkocht aan de Farao,
voor schapen, koeien, ezels en kamelen,
en ook nog slaven en slavinnen daarbij.

Natuurlijk moet het pijn gedaan hebben dat hij zo had besloten,
maar ik ben er zeker van dat hij zich door de situatie
gedwongen voelde om zo te handelen; ik heb bewondering
voor zijn handelsgeest en jouw toewijding dat je het allemaal
zo goed doorstaan hebt. Bovendien: had Abram niet de hulp
van de ene God? Ik heb begrepen dat deze de Farao zozeer
gesard heeft dat hij jou teruggaf aan je edele echtgenoot.
Nogmaals, ik ben er zeker van dat Abram het beste met je
voor had, en dat hij er op rekende dat hij jou weer terug
zou krijgen.

O, hoe de zaken ten gunste zijn gekeerd sedert jouw vorige bericht!
Ik heb er nog steeds moeite mee om je Sara te noemen, en ik ben
ook nog steeds niet gewend aan de nieuwe naam van je echtgenoot,
Abraham. Ik voel nog steeds de pijn die jij gevoeld moet hebben
32
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

toen jouw slavin Hagar, die jij uit liefde aan Abraham gaf omdat jij
kinderloos bleef, zo snel van hem zwanger werd. En hoe zij jou
minachtte daarom!

Ik kan zo begrijpen dat je moest lachen van de zenuwen


toen die drie mannen, die als engelen verschenen aan Abrahams tent,
vertelden dat je hem binnen een jaar een zoon zou schenken.
Hoe zou dat ook kunnen, nu nog, op jouw leeftijd!
Ik kan me je vrees levendig voorstellen, bij zulks een bezoek, en dat
je zei dat je niet had gelachen, terwijl zij vol bleven houden dat jij
wél had gelachen.

Welk een vreugde beleefde ik toen ik hoorde dat je inderdaad het leven
had geschonken aan je zoon Isaak. Het is het beste bericht dat ik in
jaren gehoord heb. Ik hoop dan ook dat ik weldra in de gelegenheid
zal zijn om jullie te komen bezoeken.

Wat zal Abraham trots zijn op zijn zoon! Je kunt hem nu wel vertellen
dat ik Nachor, zijn liefhebbende broeder en mijn geliefde echtgenoot,
zoveel zonen heb geschonken. Het zal hem nu geen pijn meer doen.

alle liefs,
je liefhebbende schoonzuster,

Milka

O Sarai

welk een toewijding, welk een liefde


voor uw echtgenoot,

terwijl de pijnlijkste vernederingen


u ten deel vielen,

u, die lange tijd slechts gewaardeerd werd


om uw knappe smoeltje,

33
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

u, die het speelgoed was


in de vuile handen van

goden en andere
machtige heren

die ook heden ten dage


NOG ALTIJD DE DIENST UITMAKEN

O Abram

als een rijk man keerde je terug


uit Egypte en tevreden
telde jij je zegeningen

in de schaduwen van de
terebinten van Mamre

34
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

‘Waren er slechts tien rechtvaardigen,


ik zou haar niet vernietigen’

Sodom

one thousand days in sodom


one thousand days in sodom
the ways of god forgotten
one thousand days in sodom
(Venom – ‘One Thousand Days in Sodom’)

Twee mannen met een engelachtig voorkomen


verlieten Abraham te Mamre, bij Hebron

waar hun aankomst niet onopgemerkt bleef:


alle mannen van Sodom, niemand uitgezonderd,
kregen terstond een stijve

bij de aanblik van de twee goddelijke heren;


maar gelukkig was daar nog Lot,
een man van de zuivere weg
die begreep hoe God het had bedoeld:

hij bood zijn hemelse gasten onderdak


en de hete Sodomieten zijn dochters
ter groepsverkrachting.

De mannen van de stad


wezen het genereuze aanbod echter af
(zeg nou zelf – hoe vaak biedt zich het blanke kontje
van een engel aan? Men zegt dat daar
geen haartjes groeien in de bilspleet...)

In alle ernst: van het verdelgen


van rechtvaardigen met de goddelozen

35
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

was natuurlijk geen sprake

toen Hij de steden omkeerde,


zwavel en vuur liet regenen
en zuivere Lot liet ontsnappen

(in de opstijgende dampen,


zo zag Abraham toen hij uitkeek
over het land,

verscheen geen regenboog)

36
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

Come on sister,
let’s have some sex with daddy

Lot, wiens vrouw in een zoutpilaar


was veranderd,

en nu eenzaam en eerzaam
met zijn twee dochters
in een spelonk woonde,

verklaarde tegenover de schrijvers


van zijn biografie:

‘omdat de mannen van Sodom


hen niet wilden,
kozen mijn dochters mij,
hun oude vader

Terwijl ik sliep!
(nadat ze mij eerst wijn te drinken
hadden gegeven)

But I want to say one thing:

I did not (want to) have sexual relations with these women’

37
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

Melchisedek, Abimelek, Abraham op

GOD (opkomend, tot Abraham)


‘Overzie het land dat aan jouw
nageslacht beloofd is.’

MELCHISEDEK (‘kiekeboe – ben ik Jezus?’ spreekt


het gevleugelde woord tot Abraham)
‘jij…’

GOD (op fluistertoon tot Abimelek wijzend naar Abraham)


‘hij is een profeet…’

Abimelek, een koning toch, af (met de staart tussen de benen)

Het heilige vuur

maar dan wel een profeet


die zich laat verrassen

want als God zegt


‘snijd je zoon in stukken en gooi hem op het vuur’

dan doe jij dat

en natuurlijk roept een engel


met veel gevoel voor drama op het allerlaatste moment
keihard vanuit de lucht

‘1 APRIL!’

en wordt er alsnog een ram geofferd.

Maar God weet genoeg:


als het er op aankomt, ga jij tot het gaatje

38
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

het weerbericht van gisteren,


vandaag en morgen:

het zicht is helder;


er zijn geen mistbanken

Het vuur dat tot het einde toe brandt

Abimelek, Farao op

ABIMELEK (tot de Farao)


‘zij hebben mij dezelfde poets gebakken
als lang geleden bij jou’

Abraham, God & Sara op

ABRAHAM, GOD & SARA


‘Ja, het heeft ons geen windeieren gelegd’

ABIMELEK (wederom tot de Farao)


‘ze is nog steeds appetijtelijk
op haar honderdste’

de Farao knikt instemmend

ABRAHAM (tot Abimelek)


‘Ik zei u, ze is mijn zuster terwijl ze mijn vrouw is.
Toch heb ik nooit gelogen. Wist u dat ze ook echt
mijn halfzuster is?’

Abimelek druipt wederom af

FARAO (kwaad tot Abraham)


‘ach, jij hoeft je nooit te vervelen
met je bijvrouwen’

39
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

‘Ik, Abraham, haalde Lot terug uit de handen van koningen.


Ik, Abraham, begroef mijn vrouw en halfzuster Sara, hier, te Hebron,
in het land dat mijn nazaten zullen bezitten.

Ik, Abraham liet mijn knecht zweren op mijn besneden geslacht


en liet hem voor mijn zoon Isaak een vrouw halen,
een vrouw uit mijn eigen land,
want ik zou in het ongeluk sterven
mocht Isaak een Kanaänitische vrouw trouwen.

En de vrouw van Isaak is schoon als Sara schoon was,


en zij heet Rebekka, zij is de kleindochter van mijn broer
en Milka. Zo houden we het in de familie, binnen eigen volk,
want alleen wij kennen de enige God.

Ik, Abraham, heb de zuivere weg bewandeld.


Nu is het de beurt aan Isaak. Nu kan ik sterven.

want ik zag het vuur van God


tussen de door mij doormidden
gedeelde dieren trekken
toen de duisternis dik was’

Integreren? Assimileren?
Wij?
Zij?

Wij<>zij<>tot<>in<>de<>eeuwigheid

40
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

Notitie van de auteur:


Toen ik in het jaar 1993 AD door Israël reisde, werd mij vanwege de recente
onlusten afgeraden de stad Hebron te bezoeken.

41
Bilica Poëtica Zuiver is de weg

Er zijn er die zeggen dat de twee verhalen elkaar niet tegenspreken,


of dat je ze in een poëtisch licht moet zien, dat het niet zo nauw komt.
Alles allegorisch.

***

42
Bilica Poëtica

DEEL II – Eén natie onder God

43
Bilica Poëtica

‘Voor deze plaats moet een naam nog bedacht


worden,’ sprak de poortwachter.

Zacht sabbelend op mijn duim negeerde ik


de ultieme ontsnappingsmogelijkheid aan
alle talmende seconden waarin ik mij al eeuwen
voortbewoog –

er is geen hoorngeschal nodig


om mij te wekken,

één windvlaag kan


al genoeg zijn

44
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

6. Twee volken in één schoot

45
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Herhalingsoefening

Om het zuiver handelen er in te stampen


dient de geschiedenis zich te herhalen:
mooie vrouwen krijgen geen kinderen.
Of zijn het de incestueuze verbindingen?

Het is Isaak in ieder geval


zo klaar als een klontje:
hij die lachen mag
zal moeten bidden voor een zoon.

46
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Uit één schoot maar niet uit één ei

Esau en Jakob, de eerste beschreven tweeling,


al in de baarmoeder begon het bakkeleien.
Worstelend komen ze door het geboortekanaal

en rossige Esau, krachtmens,


zijn lijf harig als de vellen van geitebokken,
komt als eerste over de meet,

al trachtte stinkend jaloerse Jakob


hem nog aan zijn voet tegen te houden:
zijn hand omklemt zijn broeders hiel.

Had hij die lachen mag


soms teveel gebeden?

47
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Vele eersten zullen de laatsten zijn

De oermens Esau, natuurmens Esau:


altijd fluitend in de velden,
op jacht naar mals gebraad.

Huisman Jakob, handelaar Jakob:


wie niet sterk is,
is een man van witzen.

Zijn eerste streek is daar,


als de oudere broer
vermoeid van het veld komt.

‘Geef mij rode linzen te eten!’


zegt de eerste, maar de laatste zegt:
‘voor de prijs van een eerstgeboorterecht’

48
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Herhalingsoefening (2)

‘Om het zuiver handelen er in te stampen


dient de geschiedenis zich te herhalen’

Uit de schoonheid van Rebekka volgt


dat (bij hongersnood)
zij de zuster van Isaak moet spelen.

(bij een bezoek aan een oude bekende


in Gerar doet hier de leugen zijn intrede)

Arme Abimelek. Hoor hem klagen!


Maar een gewaarschuwd man telt voor twee
denkt deze, nu Isaak niet naar Egypte is getrokken,

en omdat hij een oogje in het zeil houdt


kan het onheil tijdig worden afgewend:
niemand gaat bij Rebekka liggen.

En Isaak heropent de putten


die zijn vader had gegraven
maar door de Filistijnen waren gedempt –
als het openrijten van oude wonden.

(gelukkig ligt Gerar niet op de Westelijke Jordaanoever)

49
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Vele laatsten zullen de eersten zijn

‘Om het zuiver handelen er in te stampen


dient de geschiedenis zich te herhalen’

Maar wat als men afdwaalt?


Wat als men inheemse vrouwen uitzoekt?

Zo handelt alleen de natuurmens.

Toch ziet de vader zijn eerste zoon graag,


maar de moeder zijn broer, de slimme
witzen-man.

De oudste, de eerste,
de naïeve, de mindere,
mist de zegen van zijn blinde vader

omdat de jongste, de laatste,


de slimste, de meerdere,
weet hoe te liegen
en te bedriegen,

en zijn vader had maar één zegen


in zijn schoenendoos op zolder.

50
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Eieren voor je geld kiezen

Het bloed van een broer


had al eerder de aarde gekleurd

en voordat de geschiedenis zich gaat herhalen


vertrekt de zoon van de zoon van Abraham
naar het land van grootvader om er een vrouw te halen;
zijn moeder walgt immers van inheemse vrouwen.

Maar is het zuiver handelen er al genoeg ingestampt?


Onderweg een test: in een visioen klimmen engelen op
en neer een ladder hoger dan de Mount Everest!

Liefkozend betast Jakob de steen die hij


onder zijn hoofd had gelegd en waardoor hem
een blik in de hemel werd gegund:

‘vanaf nu ben ik geen onwetende meer.


Alstublieft: 10% van mijn salaris is vanaf nu voor U!’

51
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Surprise!

Maar dan. Op zijn bruiloft wordt de


grappenmaker zelf in het ootje genomen:

na de feestelijke huwelijksnacht blijkt


niet zijn geliefde Rachel, maar Lelijke Lea
te schuilen onder de sluier.

Wat een witz! Wat een dijenkletser van oom Laban.


Maar hoe smakelijk ze er ook om gelachen hebben,
de huwelijksweek is heilig en Jakob krijgt zijn
tweede vrouw Rachel pas als de week is volbracht

(voor elke dochter zit er wel een extra slavin bij;


twee halen, één betalen, dat is dan wel weer tof
van oom Laban)

52
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

(intermezzo)

Is Jakob nu geslaagd voor zijn test?

We zullen eens zien of alles er bij u


is ingestampt. Heeft u goed opgelet?

De vraag luidt:

“Rachel is een knappe meid, maar haar zus Lea is lelijk.


Wie van de twee, denkt u, zal kinderen krijgen
zonder dat ze daarvoor hoeft te bidden?”

(beide eten Liefdesappelen, dus dat maakt het verschil niet)

Juist.

53
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

Van je familie moet je het maar hebben

dikwijls kijk ik door het venster op de wereld


als door een troebel glas;

dat ene moment


dat alles haarscherp lijkt, gooi jij
een steen door de ruit

Pas na zes zonen en een dochter bij Lea,


pas na twee zonen bij Rachels slavin,
pas na twee zonen bij Lea’s slavin,
toen pas was het de beurt aan Rachel.

En terwijl Laban Jakob aan het lijntje hield


en hem liet werken voor een hongerloontje,
deed Jakob stiekem aan genetische manipulatie
onder Labans schapen en geiten,

om uiteindelijk als een dief in de nacht


per kameel te vertrekken, met al zijn vrouwen,
dochter en een heel elftal aan zonen,

met als absolute apotheose dat toen Laban hen achterna was gekomen,
Rachel bovenop de god ging zitten die ze van haar vader had gestolen –

‘ik kan niet voor je opstaan pa, ik zit in mijn periode.’

Gelukkig was Bert van Leeuwen van het EO-programma ‘Het Familiediner’
ter plaatse om de boel te sussen, en uiteindelijk ging men toch nog met z’n
allen gezellig steengrillen.

54
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

‘Alle windstreken heb ik bezocht,


ik ben over uw bergen geklommen,
wadend door de grote trage rivieren
die van de hellingen storten,
stromend van west naar oost
en van oost naar west.
Tot aan mijn knieën stond ik
in de dorstige moerassen
van het woord,
waar de ruisende gezangen klonken.’

Ontzagwekkende ontmoetingen

Hoeveel mensen worstelen er niet met God,


maar hoeveel lopen er mank na een ontmoeting in de nacht?

In die tijd kon de juiste man op de juiste plaats


nog hemelse passanten treffen:
de man die bedrieger heette zag zelfs
een heel leger voorbijtrekken!

Wat moet dat er schitterend hebben uitgezien:


grootse adembenemende figuren, mogelijk
in flonkerende wapenrusting;
droegen ze helmen getooid met sterren?

II

Kwam het door de angst voor zijn broer,


die ongetwijfeld nog een appeltje of twee
met hem te schillen had,

dat Jakob bovenmenselijke kracht bezat


zodat hij de Enige (die een planeet kan pletten
55
B.P. Eén natie onder God Twee volken in één schoot

tussen duim en wijsvinger als was het een erwt)


kon weerstaan in een stoeipartij bij de rivier?

Of had God zich ingehouden?


Hij is vaardig in martial arts, dat is gebleken,
want hij weet precies waar je iemand op de heup moet treffen.
Maar het kan natuurlijk ook zijn dat hij maar deed alsof,
zoals een vader die met zijn zoon ravot.

Uiteindelijk had hij die zich vanaf nu Gods strijder mocht noemen,
zich zorgen gemaakt om niets,

want Esau bleek vergevingsgezind en was bijzonder verheugd


om zijn broer na zoveel jaren weer in de armen te sluiten.

(geen Bert van Leeuwen nodig dit keer)

“Had de oudste broer, de naïeve, de mindere,


beter moeten opletten tijdens de geschiedenislessen?

Was het omdat de jongste, de slimste, de meerdere,


niet met inheemse vrouwen trouwde?”

56
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

7. Shame and scandal in the family

57
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

Houd uw dochters binnen

Elf broers en één zus;


de benjamin nog niet geboren
en de andere zus(sen) naamloos gebleven,
het vermelden niet waard –

dan ontmoet de ene dochter tijdens een avondje stappen


met vriendinnen uit het dorp, een leuke lokale prins
tjokvol testosteron.

De rapen zijn dan ook gaar


als de broers constateren dat
‘deze Sichem in het geheel geen heer is’

Zou Jakob toch zijn vaderlijke zegen geven?


Enkele broers proeven echter reeds de
zoete smaak van eerwraak op de lippen.

Ruben, Simeon, Levi, Juda, Dan, Naftali,


Gad, Aser, Issakar, Zebulon, Jozef op

ALLE BROERS SAMEN


‘Prins Lul Met Voorhuid heeft onze zuster onteerd!’

Hemor, Sichem, Jakob op

JAKOB
‘Rustig aan jongens’

DINA (achter de coulissen)


‘My only love sprung from my only hate!
Too early seen unknown, and known too late!
Prodigious birth of love it is to me,
That I must love a loathed enemy.’

Dina verlaat de coulissen


58
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

HEMOR, vader van PRINS SICHEM


‘Hij heeft haar lief, met heel zijn hart!’

ALLE BROERS SAMEN


‘Amanoellah! Onze zuster is geen hoer!’

PRINS SICHEM
‘Noem mij uw prijs. Een BMW,
een trip naar de maan.’

DE BROERS tot de prins en zijn vader na ampel beraad


‘Welnu, wij geven toestemming onze Dina te huwen,
maar enkel op besneden voorwaarden.’

HEMOR tot zijn zoon


‘Ze gaan akkoord jongen.’

PRINS SICHEM juichend af terwijl hij Dina sms’t:


‘We gaan trouwen!’

Jakob, Hemor, Sichem af

SIMEON, LEVI
‘Laat de moheel maar komen.’

Alle broers af

Drie dagen later, Simeon en Levi op

SIMEON
‘Kom broeder, neem je zwaard.’

LEVI
‘What’s the fuzz?’

SIMEON
‘We gaan de heidenen over de kling jagen.’

59
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

LEVI
‘Maar alle mannen zijn nu besneden...’

SIMEON
‘Maar niet uit godvrezendheid.
De familie-eer staat op het spel!’

Als de pijn van de besnijdenis het grootst is


dalen de zwaarden van de twee broers,
zonen des strijders gods,

in alle buiken, kelen en halzen,


harten en levers
van alles wat mannelijk is in Sichem,
inclusief de geliefde prins van hun zuster;

al het vee, kinderen en vrouwen


worden meegenomen,

waaronder hun zuster,


die toch niet echt geloofde dat ze de vrouw
van een valse prins had mogen worden?

En Jakob, not amused, zadelt de kamelen opnieuw;


zijn zonen weten zich gedekt door God

die zo hard boe roept tegen iedereen


die in de wijde omgeving van het platgebrande
en leeggeroofde Sichem woont,

dat niemand hen op hun vlucht achterna komt.

60
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

Nu wij Simeon en Levi hebben leren kennen


als de ridders van het zwaard,
de nobele hoeders der moraal,
vragen wij ons af:

wie zijn de andere broers?

‘Deze is mijn zoon, de geliefde, in wie ik mijn welbehagen heb.’


(2)

Even voorstellen...

BEN-ONI. Een moeder sterft bij de geboorte van haar zoon


die zij in haar laatste woorden ‘zoon van pijn en smart’
noemt...

RUBEN. Brutale handen betasten de borsten en billen


van vaders bijvrouw. Ooit plukte hij liefdesappelen
voor zijn moeder, en nu snoept hij er zelf van;
mijn vader, moet Ruben gedacht hebben,
heeft genoeg vrouwen ter vermaak –

maar wie briefde het aan zijn vader door? Klikspaan...


JOZEF-spaan?
De enige van de broers die merkkleding draagt,
heeft het hoog in de bol en droomt van koning zijn –

messias zelfs misschien?

ALLEN DIE NIET JOZEF HETEN: broers worden jaloers op oogappeltjes;


zonder kleerscheuren zal dit koningsdrama niet eindigen...

Wist Jozef de afloop al toen hij nog bij vader thuiswoonde?


Wist Joesof de afloop al toen hij nog bij vader thuiswoonde?

61
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

De zonen van Juda

Hoerenloper Juda,
die ongetrouwde moeders
liefst in de brand steekt,

vader van twee door God


geëxecuteerde zonen,
waarvan één wegens
voor het zingen de kerk uitgaan:

ik wed dat het een spermadouche was

TAMAR:

‘Hoe wreed het lot waarin ’k moet schikken


als d’één na d’ander ’t leven laat.
Mijn Er, aan hem was ik gegeven;
waarom dan toch zocht hij het kwaad?

Want Onan nu, u laat mij schrikken,


zo op de grond kwakt u uw zaad!
Een zoon van u wil ik beleven;
God doodt ook u, hier waar u staat!’

ONAN:

‘Ach zwets niet vrouwke mijner broeder,


dat d’Eeuw’ge mij m’n geest ontneemt.
U bent een slet, valshartig loeder,
wijl u het zwagerhuw’lijk claimt!

Goed da’k op tijd uw lijf verliet.


Mijn nakroost? Nee! Dat krijgt u niet!’

62
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

De [klein]zonen van Juda

Een prostituee langs de weg,


tarief voor één uur:

een geitenbok

TAMAR: ‘Mijn schoonpapa liegt mij al jaren voor.


’k Heb toch het recht zijn derde zoon te trouwen?
Is hij zo bang dat Sela hem ontvalt?
’k Word lichtekooi, dat zal hem eens berouwen!

O Juda, kom tot mij, uw rouwtijd is voorbij.


Verdriet staat scherp in uw gezicht getekend.
Wanhopig weduwnaar, uw pijn is mij gekend:
kom, aarzel niet, mijn kunsten zijn uitstekend.’

JUDA: ‘Gesluierd, met uw aangezicht bedekt,


zijt gij beslist een hoer. Ik heb geen bokje
hier, maar ’k wil u toch wel graag beklimmen.’

TAMAR: ‘’k Heb het idee, dat ’t zaad haast uit u lekt.
Ik zal voor u nog gauw mijn haartjes trimmen.
Uw ring als pand, ik kijk niet op het klokje.’

Juda mag zonder jasje en na afloop legt zij de sluier af.

JUDA: ‘Onvindbaar is de deerne langs de weg,


het bokje haar beloofd nog in de kudde;
ik krijg mijn onderpand niet meer terug –
het was mijn zegelring, dit is echt knudde!’

63
B.P. Eén natie onder God Shame and scandal in the family

ANONYMUS: ‘Het buikje van uw schoondochter staat bol.


Door hoererij is zij al maanden zwanger!’
JUDA: ‘Dan gaat de brand erin. De gore snol!
Zij brengt ons ongeluk. Dit kan niet langer!’

TAMAR: ‘Maar Juda, zie, kent gij ook deze ring?


De eigenaar ervan gaf mij mijn vrucht.’
JUDA: ‘Sapperdeflap. Die is van mij, dat ding!
Oké. U had het recht mij te verleiden.
Te lang ben ’k voor uw diepste wens gevlucht –
ik had mijn zoon naar u moeten geleiden.’

Een half jaar later kreeg Juda twee zonen


die ook zijn kleinzonen waren,

en de jongste had een touwtje om zijn hand,


een scharlaken koord

64
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

8. Van een slaaf niets dan goeds

65
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Droomjongen

JOZEF
‘Ik ben niet de eerstgeborene,
maar wel de eerste van de eerste
keus van mijn vader.’

JAKOB (ISRAËL)
‘Hoe je schittert in je prachtige gewaad!’

JOZEF
‘Ik droom dat hemellichamen en korenschoven
voor mij zullen buigen. Ik droom de toekomst!’

JAKOB
‘Oké dreamboy. Ga dan nu maar eens ff buiten kijken.
Vertel me hoe het staat met je broers en de schapen.’

LUCAS (lachend)
‘En hij zal als koning over het huis van Jakob heersen.’
(2) .1
MATTEÜS (vinger opstekend)
‘Hij is slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls.’
(2).2
JOZEFS BROERS
‘Kijk, daar heb je onze dromer in zijn apenpakkie.’
‘Verwacht hij dat we voor hem buigen als knipmessen?’
‘Laten we hem doden, een goede opruiming.’

RUBEN (die nog wat goed te maken heeft bij zijn vader)
‘Bij de billen van Bilha.
Hem vermoorden is toch niet nodig?
Gooi hem in deze put, hier in de woestijn.’

MATTEÜS (hoofdschuddend terwijl Jozef in de put zit)


‘Mijn God, mijn God, waarom hebt gij hem verlaten?’
(2).3

66
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

En de broers halen hun broodtrommels tevoorschijn en denken na over dit


lastige dillemma terwijl zij voorbijtrekkende handelsreizigers groeten. Dan
springt Juda plots overeind, en roept met de broodkruimels nog op zijn
lippen:

‘Hé! Elk nadeel hep z’n voordeel. Waarom zouden we er niet een paar
sjekel aan overhouden?’

67
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Net als in de film

wat een stuk,


die nieuwe slaaf!
denkt de vrouw
van de overste
van de lijfwacht
van de farao

/ als de zwart-wit karakters in een B-film /

de lange knappe slaaf,


zijn intenties zo zuiver als zijn uiterlijk,
zichzelf in no time opgewerkt tot opperslaaf,

gaat niet in op de avances


van de meesteres des huizes;

hebzuchtig en geil
grijpt ze hem bij de kladden,
rukt hem de kleren van het lijf,

maar als hij wegvlucht


gilt ze moord en brand,
‘verkrachting!’

en wordt hij in het gevang gesmeten.

Gelukkig is onze slaaf van het type


doorzettende stofzuigerverkopers,

zo één die met vleiende tong


en gezegend voorkomen

68
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

iedereen om zijn
vinger windt –

ook hier,
in de kerkers waar de ratten
aan de tenen van de ongelukkigen
knagen,

in de gevangenis
van de overste
van de lijfwacht
van de farao –

STOP!

‘STOP! Dit wordt niks. Stop met voorlezen.’ De hand van de regisseur grijpt
naar de telefoon.

‘Jane. Roep Benjamin.’

69
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

--

De jonge scenarioschrijver blikt schuchter om zich heen in het rijk


aangeklede kantoor aan Rose Avenue. Hij wiebelt met zijn voeten
onder zijn stoel en de neuzen van zijn schoenen schuiven heen en
weer over het hoogpolige tapijt. Tien minuten zijn verstreken sinds de
secretaresse hem binnenliet, en elke seconde neemt zijn nervositeit
toe. Hij tracht de tijd te doden door zijn blik te laten glijden over de
moderne schilderijen, de posters van Titanic en Aliens, onderwijl
bijtend op zijn lip, een gewoonte die zijn moeder hem vergeefs heeft
geprobeerd af te leren.
Dan komt eindelijk de man binnen waar hij op gewacht heeft:
James Cameron. Met grote passen loopt de beroemde regisseur naar
het notenhouten bureau, het gedistingeerde grijze (inmiddels nu
bijna witte!) haar deinend op het hoofd, in zijn rechterhand een stapel
papieren – zijn script?
De jongeman staat op en steekt een aarzelende hand uit, die door de
ander wordt genegeerd. Cameron laat zich in zijn zetel vallen en smijt
de paperassen op het bureau. De schrijver deinst terug en blijft ietwat
onbeholpen staan, terwijl de regisseur hem enkele ogenblikken
indringend aan blijft kijken.
Het is Cameron die de stilte verbreekt.
‘Wat denk je er zelf van, Benjamin?’
Zweetdruppels parelen op het voorhoofd van de schrijver. Het is
zomer in Venice, Los Angeles, en ondanks de air-conditioning is het
warm binnen.
‘Eh, nou, ik eh, ik was er eigenlijk wel tevreden over, sir.’
Cameron wrijft over zijn kin. ‘Werkelijk?’ zegt hij met een glimlach,
maar in zijn stem klinkt boosheid door. Hij beduidt dat de schrijver
mag gaan zitten, een gebaar waar de jongeman tergend langzaam en
trillend als een espenblad gevolg aan geeft.
De regisseur schuift zijn stoel naar achteren, kijkt even naar het
plafond om zijn woorden zorgvuldig te kiezen, en spreekt:
‘Tevreden zou je mogen zijn als het voor een soap op een niet prime-
time tijdstip voor een lokaal station in je geboortestad was.’
De jonge schrijver slikt een brok speeksel naar binnen.
‘U weet waar ik geboren... Nee, sorry. Ja meneer, ik dacht...’

70
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Cameron maakt een wegwerpend gebaar. ‘Laat maar, ik zou het


wellicht beter zelf kunnen doen, het script schrijven, ware het niet dat
ik daar tegenwoordig de tijd niet meer voor heb. Daarom heb ik
mensen als jou in dienst.’
‘Ja meneer, u heeft gelijk, ik zal...’
Cameron staat op en ijsbeert door de kamer.
‘Luister, jongen. Ik zal je vertellen wat je gaat doen. Deze tekst die er
nu ligt, deze oorspronkelijke tekst hier, is boring. Je gaat het
herschrijven.’

--

26 februari 2007 A.D.

JAMES CAMERON (regisseur/producent)


‘Ik zeg u dat in Jeruzalem het graf van Jezus gevonden is.
Het bewijs is daar, en ik twijfel er niet aan.’

DE ONGELOVIGE
‘Gaap...’

DE GELOVIGE
‘Ten hemel schreiend!’

BENJAMIN JASHER (aankomend scenarioschrijver)


‘Maar baas, dat weten we toch niet zeker, het zou...’

JAMES CAMERON
‘Later mijn zoon, later.’

71
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

op zeker moment A.D.

JAMES CAMERON (regisseur /producent)


‘Hoe staat het met het script?’

BENJAMIN JASHER (begenadigd scenarioschrijver)


‘In de pocket.’

JAMES CAMERON
‘Goed, dan kan het filmen haast beginnen.

29 april 2010 A.D.

JAMES CAMERON (regisseur kaskrakers TITANIC & AVATAR)


‘Zie uit over het weidse rode woestijnlandschap,
desolaat maar oneindig intrigerend; onontgonnen,
lonkend als een maagd die op je matras is gekropen.
We gaan er filmen in 3D.’

BENJAMIN JASHER (ervaren scenarioschrijver, ziet zijn personages al


lopen in een indrukwekkende setting)
‘De Negev-woestijn in Israël?’

JAMES CAMERON
‘Nee, mijn zoon, op Mars, de rode planeet.’

72
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Van een slaaf niets dan goeds

Een film van James Cameron

naar het script van Benjamin Jasher

73
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Blood Money

We'll pay you in silver, cash on the nail. (3)

Want zij wisten,


‘dat zij hem uit nijd hadden overgeleverd’ (2)

Vermoeide voeten slepen zich door de veelkleurige woestijn.


Een man, schoon van uiterlijk en gestalte,
de geliefde zoon,

eens dragend de mooiste kleding,


nu een halfnaakte slaaf, volgend
de kamelen in de hitte.

Verraden –

door de zonen van Israël


voor twintig zilverstukken

(in de jaren BC bleef de inflatie laag:


in 2000 jaar stegen de prijzen voor verraad
slechts met 50%)

74
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Blood Brothers

Om hem heen en voor hem uit


Midjanitische kooplieden
op weg naar Egypte;

achter hem, nu ver weg,


brengen broers hun vader
het enige forensische bewijs –

een met bloed besmeurd


prachtig gewaad

– waarop niet het bloed van de schaapherder,

(of liever gezegd: niet het bloed van de broer van de schaapherders,
want zo heel veel schaapherderen deed hij niet)

maar het bloed van de geitenbok die zij doodden


om hun leugen kracht bij te zetten –

‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’

(1)

75
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Koopje!

POTIFAR
‘Aan de deur wordt niet gekocht.’

KOOPLIEDEN
‘Zoals u van ons gewend bent hebben wij weer uitstekende gom,
balsem en hars te koop.’

POTIFAR
‘U kletst uit uw nek. Ik heb nog nooit iets van u gekocht.
Bovendien doet mijn vrouw altijd de boodschappen.’

KOOPLIEDEN
‘Vandaag hebben wij een speciale aanbieding: indien u drie artikelen
afneemt, krijgt u een Hebreeuwse slaaf kadeau.’

POTIFAR
‘Wat moet ik met een Hebreeuwse slaaf aanvangen? Ik heb al een
voorproever, een slavin die mijn rug en billen wast en mijn vrouw is
reeds voorzien van een tuinman.’

KOOPLIEDEN
‘Heeft u deze slaaf al eens goed bekeken? Zie eens hoe knap hij is.’
‘Jozef, doe eens een stapje naar voren.’

POTIFAR
‘Wat interesseert mij het uiterlijk van een mannelijke slaaf? Ik ben
geen homo.’

ZULEIKA (vrouw van POTIFAR)


‘Hallo lief eunuch-mannetje van me! Wat hoor ik toch allemaal voor
stemmen aan de deur?’

POTIFAR
‘Wil je niet zo luid roepen? Stel dat er een dichter om de hoek staat te
luistervinken! Wil je soms dat er over duizenden jaren nog steeds
stompzinninge verzen over ons geschreven worden om ons
76
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

belachelijk te maken?’

ZULEIKA
‘Doe niet zo paranoïde! Je bent één van de machtigste mannen van
het land, hoofd van de lijfwacht van de farao; jij kunt iedereen in het
gevang smijten die kwaad over jou spreekt.’

‘Beste kooplieden, laat mij eens een blik werpen op uw waar.’

KOOPLIEDEN
‘Behalve een onweerstaanbaar uiterlijk is onze Jozef buitengemeen
slim en ook nog paranormaal begaafd.’

POTIFAR
‘Vrouw, dit zijn colporteurs gewiekst als tweedehands-kamelen-
verkopers die je met hun zoete praatjes trachten in te palmen. Onder
het poezelige huidje van deze mooie jongen schuilt gegarandeerd een
slecht karakter of een geslachtsziekte.’

KOOPLIEDEN
‘O overste van de wacht. Wat denkt u slecht over ons! Wij zweren u,
wij zijn goudeerlijke kooplui, deze prachtige slaaf is een buitenkansje
dat wij ú gunnen, en niemand anders! U denk toch niet dat wij het
zouden aandurven een vertrouweling van de farao op te lichten?’

ZULEIKA
‘O Potifaatje liefje, kijk dan toch! Is hij niet om te zoenen? Wat een
schatje. O ik wil hem! Zijn huid kleurt zo mooi bij ons nieuwe tapijt.’

POTIFAR
‘Hmf.’

ZULEIKA
‘Verkocht. Hoeveel gom, balsem en hars moeten wij afnemen, heren?
Het geld van mijn echtgenoot klatert als water in het gouden
zonlicht.’

77
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Love hurts

POTIFAR:

‘Mijn beste Jozef, kom en luister nu naar mij.


Over je werk ben ik bijzonder goed te spreken.
Je hebt talent, dat is nu zonneklaar gebleken,
dus geef ik jou wat nieuwe taken nog erbij.

Of nee, ik zal het nog veel beter met je maken:


ik stel je aan als nieuwe leidsman in dit huis.
De hele santenkraam, het personeel incluis
valt onder jouw bewind, ja werk’lijk al mijn zaken.

Vanaf vandaag laat ik dit alles aan jou over:


de hof, het huis, het bad, alsook mijn beste wijn.
Wees niet bevreesd, je loon zal zeker vorst’lijk zijn:

er zal geen zilverling of goudstuk aan mankeren.


Als rechterhand van mij mag jij het dus beheren;
alleen ben ik het die gaat rusten onder ’t lover.’

78
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

II

ZULEIKA:

‘Hoe onaantrek’lijk zijn toch al die and’re slaven!


Die knappe Jozef is voorwaar een lust voor ’t oog.
Als ik hem zie dan houd ik het niet langer droog:
hij is veruit het mooiste schip hier in de haven.

Sinds mijn Potiefke hem hier binnen heeft gelaten,


zijn mijn gedachten steeds alleen nog maar bij hem.
In zijn nabijheid trilt waarachtig zelfs mijn stem:
zijn blik, zijn ogen brengen mij in alle staten.

Zijn schoonheid heb ik gretig in mijn hart gesloten.


Mijn lonken heeft hij al die tijd kunnen weerstaan;
wanneer zal hij nu eens zijn liefde in mij stoten?

Aha, daar is hij weer! Voor passie nu ruim baan!


De tijd is rijp, dat hij nu valt voor mijn avances;
nu geen scrupules meer, of zinloze nuances.’

En Zuleika sprak:

‘O Jozef lief, hoe schoon gij van nature zijt!


Je uiterlijk is vast afkomstig van de goden.
Kom, zit met mij en eet van deze verse broden;
al heb je ’t druk, maak alsjeblieft toch even tijd.’

En Jozef sprak:

‘Mijn meesters vrouw, hoezeer ’t gelijk is aan uw zijde.


Immers, u weet toch wel dat hij die mij creëerde,
degeen is die ik reeds van kind af aan vereerde!
Want hij schiep ieder mens – doet u dat niet verblijden?’

79
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Zuleika:
‘O Jozef lief, hoe peilloos diep jouw mooie ogen,
nog schoner dan het blauwe water van de Nijl.
Laat ons toch samen hier verpozen voor een wijl –
met jou aan tafel ben ik blij en opgetogen.’

Jozef:
‘U zegt mijn aanblik is het mooiste hier op aarde.
Dat kan wel wezen, maar dat komt omdat ik leef!
Het is slechts zuiverheid waarnaar ik altijd streef;
eenmaal in ’t graf verliest mijn schoonheid snel zijn waarde.’

Zuleika:
‘Hoe prettig is het toch om steeds jouw stem te horen,
en helemaal als jij dan ook de harp bespeelt.
Want dat is iets wat mij nu werk’lijk nooit verveelt:
je mond, je stem, welk zal mij nu het meest bekoren?’

Jozef:
‘Ik vind het fijn en zalig om met u te spreken.
Maar dan alleen over de glorie van de Heer!
Als u zo vleit dan sla ik gauw mijn ogen neer;
de liefde Gods doet al het andere verbleken.’

Zuleika:
‘O mooie jongen, toe, laat ons de haren kammen;
mijn gouden kam trekt echt de allermooiste krul.
In heel het land ben jij de meest begeerde knul;
kom bij me liggen, ’k laat mijn lusten nu ontvlammen.’

Jozef:
‘Ik smeek u! Neen! Onthoudt u toch van wulpse praat!
Ik raak u nimmer aan, ook niet met zulk een borstel,
want voor je ’t weet ontstaat er indiscreet geworstel;
Elohim ziet de zonde die er dan ontstaat!’

80
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Zuleika:
‘Maar Jozefke, ge zijt toch een gezonde vent?
Klopt er bij jou dan niet het liefdeshart van binnen?
Ik ben toch mooi? Kom mij nu eindelijk beminnen!
Kom mee naar bed mijn schat, dit is nu het moment!

J.: ‘Stop met het uiten van uw wens. Ik luister niet!’


Z.: ‘Waarom dan niet? Ben ik niet duidelijk geweest?’
J.: ‘O zeker wel. Maar ’t leven is geen zondig feest...’
Z.: ‘Weerspreek mij niet! Je doet mij werkelijk verdriet!’

J.: ‘Dat spijt me heus; maar ’k ga nu toch weer gauw aan ’t werk.’
Z.: ‘’k Laat je kastijden, jij... jij onbehouwen vlerk!
Als jij mij nu verlaat, dan zal je dat berouwen!’
J.: ‘Alea iacta est. Ik ga en groet u, vrouwe.’

81
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

III

(Zuleika) ‘Ik voel...


mij zo alleen. De pijn –
welhaast niet te verdragen.
Deez’ man (lang zijn gelijke
in Egypte niet gekend)

dat hij hier dwaalt,


voor mijn zozeer gekwelde ogen,

en dan ook nog


ALLE dagen!’

Haar vriendinnen zijn


vol onbegrip.
‘Waarom zijt gij
in zo een hartzeer
weggezonken?’

Haar man in ’t zicht der farao –


zij kan toch krijgen wat haar hart begeert?

en dus
organiseert zij een banket,

met op het eind voor elke dame cederappels


en een mesje om te schillen

82
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

(CUT!)

BENJAMIN JASHER (scenarioschrijver)


‘Baas, wordt het niet te zot zo?’

JAMES CAMERON (regisseur/producent)


‘Waar doel je op?’

B.J.
‘Is het niet verworden tot woordkakkerij?’

J.C.
‘Geenszins mijn zoon, geenszins.’

83
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Love hurts (vervolg)

(onder tromgeroffel)

IV

daar paradeert
(terwijl hij zich er zelf niet bewust van lijkt te zijn)

de knapste man van het Nabije Oosten

gevolgd door vele ogen

waardoor de bezitsters ervan


zich elk in de vingers snijden;

bloed
dat zich vermengt
met het sap van cederappels

84
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Zuleika’s smachten blijft al maanden onbeantwoord.


Ze wordt verteerd door hemeltergend kwellend zuur.
Het zo intens van binnen brandend liefdesvuur
dooft maar niet uit, nu zelfs haar huis niet dient als vluchtoord.

Want elke dag loopt zij dat stuk tegen het lijf!
Is het dan gek dat soms de wanhoop haar bekruipt?
Tot zij uiteindelijk hem heimelijk besluipt –
en hem bespringt als hij zich rept naar ’t nachtverblijf.

Maar hij is sterk en werkt haar snel tegen de grond.


Ze huilt en smeekt, de tranen stromen langs haar wangen.
Een kort moment slechts was zij in zijn greep gevangen.
Nu staat hij daar, stokstijf, als een geslagen hond.

Zuleika:

‘Heb jij al ooit een vrouw als ik zo knap en mooi,


zo vaak, ja daaglijks horen smeken om jouw liefde?
Als jij eens wist hoezeer de pijn mijn hart doorkliefde
toen jij me afwees schat, mij t’rugwees naar mijn kooi!

Zoals je ziet, ben ik door smart nu afgetakeld.


Ik eet zo weinig meer, ik voel me sterk verzwakt.
Mijn lief, de pijn ligt in mijn lichaam wijdvertakt:
het duurt niet lang eer ik voorgoed ben uitgeschakeld.

Kom hier, ik stel je vóór je gaat een laatste vraag:


is het de angst die maakt dat jij me moet ontwijken?
Of vrees je dat je hoofd straks op een stok zal prijken?

Ik zweer je bij de oude konings sarcofaag:


als jij me kust dan zal jouw meester je niet straffen –
waarom geen toegang tot jouw lendenen verschaffen?’

85
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Jozef:

‘O vrouw, verman u toch! U moet om mij niet sterven.


Daar is geen reden toe, u bent toch reeds getrouwd?
U zegt mijn meester spaart me zelfs, maar welbeschouwd
is er maar Eén wiens laatste oordeel wij verwerven.

Weersta de lust die uw verstand heeft neergeslagen.


Al gaf ik toe, nóg bleef u achter in berouw.
Het is een feit: u bent toch immers al zijn vrouw?
Wanneer geeft u toch op? U zult er nooit in slagen!

Staak uw verleidingskunsten maar. Het is een zonde


jegens uw man, mijn God: de wet is zonneklaar!
Stop met dat flemen vrouw, en elk misplaatst gebaar,
’t zal nimmer zijn dat ik ooit deel met u de sponde.

DUS STOP MET LULLEN MENS, HET GAAT ECHT NIET GEBEUREN!!
NEE ECHT, IK LUISTER GEEN MINUUT MEER NAAR UW ZEUREN!!’

86
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

VI

En toen het water in de rivier van Egypte welde


zongen en feestten de mensen in het hele land
en verliet iedereen op één na het huis.

Zuleika nam, nadat ze zich had verontschuldigd, een bad in ezelinnenmelk,


kleedde zich als een prinses in haar prachtigste gewaad,
en plaatste edelstenen ingelegd met goud en zilver op haar hoofd.

Ze maakte zich op als Cleopatra vele eeuwen later,


parfumeerde zichzelf en de vertrekken met de meest
fijnzinnige geurtjes, en wachtte Jozef op aan de ingang.

En daar kwam hij, fluitend vanaf de velden


om zijn werk te komen doen in het huis.
Bij de ingang zag hij haar staan: het

“en datteme toffe jongens zijn’”

stokte
en aarzelend keerde hij zich om en zocht
zijn pas getreden voetstappen.

‘Wat scheelt eraan?’ klonk het zoetgevooisde stemgeluid


van zijn desperate aanbidster
nu bitter kalm,

‘het is de dag van het feest! Komt gij dan toch werken? Maar waarom keert
gij dan? Of komt gij....................................
soms om mij?’

Hij slikte, zocht even naar woorden


en sprak toen de onvergetelijke
hoffelijke woorden:

‘U blokkeert de ingang, vrouwe.’

87
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

‘Ik maak graag plaats voor de schoonste van ’t land’


was haar voorlopige antwoord en haastig

gleed hij langs haar heen naar binnen,


en hoewel zoete geuren zijn neusvleugels beroerden

bleef het tussen de lendenen komkommertijd.

Heeft u het ooit zo zout gegeten, beste lezer dezer geschiedenis?

Wij kunnen niets anders dan diepe bewondering


voor de voeten van zo’n devote wandelaar leggen.

De zuivere weg, weet u nog wel?

88
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

VII

De lange knappe man keek op van zijn bureau.


Vanuit een belendend vertrek klonken zachte geluiden
die echter leken aan te zwellen.

Hij schudde het hoofd –


verbeelding?
maar even later
keek hij opnieuw op:

de muziek werd steeds feller.


Ravel – de Bolero dacht Jozef
en hij wist dat de definitieve aanval
nu was ingezet.

Vergeefs trachtte hij zijn ogen van zich af te werpen:

Zuleika naderde hem behoedzaam in haar adembenemende gewaad,


haar donkere grote ogen lieten de zijne niet los.

De atmosfeer was zwoel en onheilspellend tegelijk,


onder steeds luider klinkende muziek;

aanlokkelijke geuren verspreidden zich


van onder haar gewaad vanaf een afstand,

evenals het getrokken zwaard –

89
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

VIII

Het lemmet tegen zijn hals voelde als de sneeuw


in een winternacht in de bergen van Perzië

en ook zij was als een gedicht:

het scheen hem toe alsof hij alle lijnen van haar lichaam
onder haar kleding kon uittekenen, de contouren zichtbaar
maar nog genoeg verhullend om ruimte over te laten
voor suggestie –

ze was zo mooi dat het je bij de strot greep,


terwijl haar hand onder zijn mantel gleed.

Eindelijk bewogen haar lippen:

‘voor de laatste maal vraag ik je,


slaap met mij of sterf,
ik zweer je bij het leven van de farao,

beantwoord NU de vraag op mijn lippen


de smeekbede om jouw vlees,

geef mijn tepels jouw handpalmen


opdat ze zich oprichten

of

sterf.’

Op de laatste tonen van Ravels Bolero, nog voordat ze helemaal


uitstierven,

90
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

rukte Jozef zich los:

zijn mantel scheurde en viel van zijn lichaam


en terwijl Zuleika onthutst de mantel in haar hand hield

rende hij halfnaakt het huis uit, de velden over,

in zijn hoofd de demonen van satan,


grijpende klauwen met roodgelakte nagels,
roodgestifte lippen die hem onophoudelijk kusten,
natte dijen die maar niet wilden wijken
en een gevorkte tong die strak rond zijn gezwollen lid lag –

zaad klotste in het dorre gras terwijl hij rende


onder de voortrazende witte wolken

en de zon en maan vielen, evenals elf sterren,


en oorverdovende muziek klonk terwijl stemmen krijsten en joelden

echoënd

‘GIJ ZULT NIET Gij Zult NIET gIJ zulT NiEt Gij ZuLt NiEt Gij
zultNietgijZultNietgijzulTNietGijzultnietgijzultnietgijzultnietgijzul
tniet’ en de tranen stroomden over zijn wangen terwijl de Nijl
buiten haar oevers trad

en hij vluchtte
weg van het huis, weg,
voor de blikken van de Ene

91
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Van een slaaf niets dan goeds


- Rolverdeling -

Jozef, zoon van Jakob:


André Rouvoet

Zuleika:
Carmen Electra

Potifar:
Paul de Leeuw

Kooplieden:
Marco Borsato, Robert Gabriël Mugabe, Marc-Marie Huijbregts

Vriendinnen Zuleika:
Linda de Mol, Hanneke Groenteman, Erica Terpstra,
Gordon, Catherine Keyl

Script:
Benjamin Jasher

Regie:
James Cameron

Muziek:
Ravel

92
B.P. Eén natie onder God Van een slaaf niets dan goeds

Productie:
James Cameron

93
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

9. Geef ons heden ons dagelijks brood

95
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

Bakkertje moet hangen

brood
het gaat allemaal om brood
ons dagelijks brood

o slaaf, slaap met mij o nee mevrouw u bent getrouwd


ik sla je slaaf als je ’t niet doet o nee mevrouw o nee mijn god
ik vouw mijn benen open slaaf mijn lippen tuit ik nur für dich
o nee mevrouw ik doe het niet ik neem u niet ik kus u niet ik
doe het niet! wees niet bevreesd je hoofd zal heus niet zomaar
op een stok gespietst als jij mij in mijn kutje fietst
nee weet ik wel gnädige Frau het zal dat van de bakker zijn

wat zeg je nu? wie praat er hier van bakker zeg wat denk jij wel
ja vrouw het zal dat van de bakker zijn wat zeg je slaaf?
het zal dat van de bakker zijn het hoofd ja
van de bakker zijn

de bakker? en zijn vrouw dan slaaf? zijn vrouw dan van de bakker
slaaf zij zal er toch niet blij mee zijn haar man diens hoofd die vrouw
o slaaf o nee o nee zij zal niet blij zijn om zijn hoofd o vrouw
men late schenken een glas wijn

hoezo nu wijn? geen stijve heer maar wel dit slap verweer
ja! wijn mevrouw hoezo dan wijn voor vrouw van bakker slaaf?
zijn hoofd de wijn is van de schenker vrouw die schenker
doet het goed kolere doet die schenker goed maar bakker
vrouw die kloot die bakker die verkloot het allemachtig
wat verkloot die bakker ik zal het van hem moeten overnemen
mark my words

wat bedoel je slaaf jij zit hier nu met mij zit jij me soms te fucken
ik zeg je voor het laatst ten enenmale ga jij slapen nu! met mij? slaaf! leg je
handen op mijn tetten ik laat je lid nu groeien slaaf

voel eens hou koud het lemmet


96
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

II

EN DAN ONTWAAKT JOZEF


UIT ZIJN BOZE DROOM

GODZIJDANK HET WAS MAAR EEN DROOM

MAAR EENMAAL BIJ ZIJN POSITIEVEN


BLIJKT DE DROOM BEWAARHEID

want zo is dat het geval bij zieners

beluister eens dit gesprek tussen een eunuch


en zijn wanhopig-naar-zaad-dorstende-vrouw-wat-natuurlijk-niet-vreemd-
is-bij-de-vrouw-van-een-eunuch

(wacht, we zetten de microfoon wat harder)

‘o poetief lief,
die slaaf mijn lief die schone slaaf hebreeër lul
hij is ervandoor hij heeft mij geschandvlekt

o poetief lief die hebreeër-slaaf hij sliep met mij


maar ’k wilde niet rape! aanranding! help! ik heb zijn mantel hier
kijk hier dan toch! smijt hem in ’t gevang ik heb zijn mantel hier
hij heeft mij valselijk benaderd
schandelijk
o petiefkûh
hij heeft mij
heeft mij
heeft

mij

heeft mij
hier
misbruikt...’

97
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

‘goed ik zal hem pakken dan de schoft, ik zal de wacht hem laten grijpen’

‘goed zo potief smijt jij hem in de kerker dan?


ik zal hem dan geen zoete broodjes bakken maar zeggen slaap
dan slaaf slaap dan tussen rat en onverlaat
maar nimmer tussen lakens en mijn dijen’
brood het gaat ons allemaal om brood
geef ons heden ons dagelijks brood
als we dat niet hebben
hebben we nog

de wijn

de pijn

pijn

pijn

98
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

III

‘hier bevind ik mij tussen de ratten –


zijn wij niet allen het konijn?’

daar zit een schenker in de kerker medeboef


niets meer te schenken dan zijn droom
o schenker schelm vertel mij toch een droom!
dat komt goed uit zeg want ik krijg er één maar niet verklaard
drie ranken aan een wijnstok slaaf in no time zijn de druiven rijp
o schenker schoon ik leg u uit u wordt verhoogd uw status terug
driedaags van hier

daar zit de bakker in ’t cachot


hij bakt niet meer het dagelijks brood des farao’s
o bakker blaag wat is uw droom? ik leg uw dromen voor u uit
dat treft dan slaaf ik snap er helegaar geen jota van want zie
drie korven op mijn hoofd de vogels pikken alle spijs eruit
o bakker bruin uw kop eraf u wordt verhoogd al aan de galg
driedaags van hier

dag bakker! groeten aan de kraaien


bedenk ’t is willekeur, misschien een troost
dat menig vals despoot nog te verwekken
staat

dag schenker! het geluk ligt aan uw zijde


van de dobbelsteen, gedenkt u mij
zodat men mij niet sterven laat?

99
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

Die eeuwig zeurende cynische sceptici

In de tijd dat er nog geen stichting Skepsis was


kon je een eind komen met je kristallen bol.

Deuren gingen voor je open als medium,


zelfs gevangenisdeuren:

een dromenuitlegger die in de ochtend nog moest


hopen op een vijl in een brood kon ’s middags
onderkoning zijn van een heel land.

Zo flauw,
van die mensen die niet geloven

in een bliksemcarrière

100
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

Dromenland

Een doorsnee conversatie heden ten dage aan het ontbijt:

JIJ: ‘Schat, je raad nooit wat ik vannacht gedroomd heb!’


ZIJ: ‘Dat je eindelijk opslag hebt gekregen?’
JIJ: ‘Haha, grappig zeg.’
ZIJ: ‘Nou vertel, ik ben zo benieuwd…’
JIJ: ‘Zeven vette koeien kwamen uit een sloot.
Vet mooie koeien man,
dat waren nog eens mooie koeien.
Vervolgens kwamen er zeven magere mormels.
En weet je wat er toen gebeurde?’
ZIJ: ‘Ik heb geen flauw idee. Maar geef mij het zout eens aan, wil
je?
JIJ: ‘Geduld, ik ben bijna klaar met mijn eitje pellen.
Nee echt, het was te bizar voor woorden:
de magere mormels aten de vette op!’
ZIJ: ‘Wow...’
JIJ: ‘Maar daar bleef het niet bij!
Er waren ook nog zeven dikke mooie aren en zeven magere
lelijke aren. En ook hier aten de magere de vette op!’
ZIJ: ‘Wat een onzinnige droom. Ik heb nog nooit kannibaliserende
koeien gezien. En van aren kan ik me dat al helemaal niet
voorstellen.’
JIJ: ‘Ha! Maar het gekste moet nog komen: vreemd genoeg
bleven de magere koeien mager, ook nadat ze de dikke koeien
hadden gegeten!’
ZIJ: ‘Lul. Ik heb je door. Begin je nu alweer te zeiken dat ik te dik
ben?’

Traüme sind Schaüme: al sinds sint-juttemis weten we dat dat gegeven zo


oud is als de weg naar Kralingen.

Hoe anders ging dat nog in zijn werk een kleine vierduizend jaar geleden!

101
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

farao op

FARAO
‘o help blinde paniek is hedenmorgen mijn meester,
komt allen hier, raadslieden, ministers, staatssecretarissen,
schriftgeleerden, kunstenaars, bordeelgangers, dichters
en andere onkekke kwasten en fantasten van weinig
of meer importantie,

ik had een tweetal nachtmerries, ongemeen eng want ik kon er


niet meer van slapen –

zoudt u ze mij willen duiden?’

hovelingen, notabelen op

(VOICE-OVER)
‘Hovelingen komen aangesneld op het gejammer van de farao. Nog
meer notabelen worden ontboden. Allen horen de twee dromen van
de farao aan: de vette koeien die werden opgegeten door de magere,
en de volle aren die werden verslonden door de kale.’

SCHRIFTGELEERDE
‘De goden spreken in raadselen. Ik kan het u niet verklaren.’

GERARD REVE
‘Wij neo-katholieken zeggen “verklaring is niet aan de orde. De
waarheid is dat er geen verklaring is.”’

FARAO
‘Mijn beste onderdanen. Moet ik u verhogen gelijk ik ooit een bakker
deed? De wormen zijn minder geduldig dan ik.’

SCHRIFTGELEERDE
‘Ik denk dat er niemand is met zoveel kennis dat hij de twee dromen
kan duiden, o zoon van de zonnegod.’

ROB OUDKERK
‘Ik ken wel een vrouw die zieken kan genezen en met gene zijde
spreekt. Ongetwijfeld kan zij dromen verklaren. Even denken, hoe

102
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

heette dat zotte mens ook alweer... woonde ze niet in Portugal? Ah


nee, ik weet het al, in Tiel.’

SCHENKER
‘Wacht, er schiet me plotsklaps iets te binnen. Ik ken een dromen-
uitlegger, een Hebreeuwse slaaf, en die is voorwaar geen oplichter!
Hij legde zowel mijn droom als die van de bakker uit en voorspelde
exact wat er gebeurde. Want wat hij voorspelde naar aanleiding van
onze dromen, zo geschiedde met mij en de bakker, al kan de laatste
één en ander niet meer bevestigen.’

FARAO
‘En waar is hij nu, je wonderbaarlijke ziener?’

SCHENKER
‘Ik vermoed nog altijd in de kerkers van Potifar, uw nederige dienaar.’

FARAO (tot Potifar)


‘Wat krijgen we nu? Laat jij een profeet rotten in dat stinkende hol
van jou?’

POTIFAR
‘Eh, wel ziet u, mijn vrouw, die werd eens tamelijk ernstig onkies
benaderd door deze Jozef en ...’

FARAO
‘Oen! Ik moest je ophangen aan je ballen!’

POTIFAR
‘Uh ik weet niet of dat...’

FARAO
‘Haal die dromenduider onmiddellijk uit het gevang en laat hem hier
brengen!’

Jozef op

JOZEF
‘De twee dromen spreken elkaar niet tegen. Het is één heldere
bouillon die God u hier heeft bereid.

103
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

Hij maakt namelijk bekend dat zeven jaren van overvloed worden
gevolgd door zeven jaren van de ergste hongersnood.’

FARAO
‘Pollens! Da’s geen zever.’

JOZEF
‘Van mijn vader heb ik geleerd dat het antwoord belastingen is.
Aangezien dit een noodgeval is, moeten wij deze gaan verdubbelen.
Tienden zijn niet genoeg, hef in de jaren van overvloed een vijfde van
al het gewas en sla deze op in schuren, zodat het volk in lengte van
jaren zal kunnen blijven eten.’

(VOICE-OVER)
‘Dit nu klonk als muziek in de oren van de farao. Kassa! De
belastingen verhogen, verdubbelen nog wel, dat zou hij zelf niet
hebben aangedurfd, een morrend volk zou zijn deel zijn geweest!
Maar deze schone jongeling, die zo mooi kon praten en schijnbaar
iedere vrouw in katzwijm kon laten vallen alleen al vanwege zijn
aanblik, die zou het wel eens voor elkaar kunnen krijgen...’

FARAO
‘Bon. Luister. Vanaf heden bent u geen slaaf meer maar onderkoning.
Ik laat alles aan u over, ik doe mijn zegelring om uw vinger, ik geef u
een gouden keten om de hals en u regeert vanaf nu het land. (*) Doe
wat u goeddunkt, u krijgt mijn tweede wagen, en vooruit, ook nog een
vrouw erbij, de dochter van een priester. Lijkt u dat wat?’

JOZEF
‘Zij is niet getrouwd?’

FARAO
‘Uw principes zijn mij ter ore gekomen.
Ik heb een maagd voor u uitgezocht.’

(*) dat is nog eens andere koek dan wekenlang informeren en formeren en
regeerakkoorden opstellen...

104
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

Graancirkels

BOEREN:
‘En toen we niets meer hadden
buiten een tafel met daarop een schamel brood,
klopten we met magere handen ongedurig op het hout’

SCHAAPHERDERS:
‘Bibberend stonden we tegenover hem,
erop uitgestuurd door onze vader om graan te kopen.
En dacht u dat wij doorhadden dat hij
die in het licht van de Farao stond, onze broer was?
Neen, zijn schaduw werd over ons geworpen
en we herkenden hem niet.’

VERENIGDE NATIES,
Algemene Vergadering

RESOLUTIE AANVAARD DOOR DE ALGEMENE VERGADERING


nr -1641, 1743 B.C.

naar aanleiding van het rapport van het derde comité,

De Algemene Vergadering,

in herinnering brengend resolutie -1652 op 1744 B.C.,

met als leidraad de Universele Declaratie van de Rechten van de Mens,

erkennend de noodleidende situatie van veel onderdanen van Egypte en alle


overige landen van de wereld ten gevolge van de hongersnood,

onderstrepend het gewicht van gelijke behandeling van alle


bevolkingsgroepen waar dan ook ter wereld,
105
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

1. Eist van de regering van Egypte dat zij haar graanpolitiek staakt waarin
boeren 1/5 van de graanoogst moeten afstaan in tijden van voorspoedige
jaren (die helaas op dit moment achter ons liggen) en dat die boeren
datzelfde graan weer terug moeten kopen op het moment dat zij tengevolge
van het mislukken van hun oogst in de huidige magere jaren geen voedsel
meer tot hun beschikking hebben;

2. Verlangt van de regering van Egypte dat zij stopt met het verkopen van
graan tegen onredelijke prijzen zodanig dat als de boeren geen geld meer
hebben, zij hun ganse veestapel moeten afstaan voor graan, of als zij geen
veestapel meer bezitten, zij hun grond moeten afstaan aan de Farao voor
graan, met als gevolg dat weldra al het land van de boeren in het bezit zal zijn
van de Farao;

3. Verzoekt de regering van Egypte met onmiddellijke ingang te stoppen met


het bevoordelen van bepaalde bevolkingsgroepen, zoals daar zijn de priesters
die niets hoeven af te staan, de familieleden van de onderkoning, de
schaapherders, die in tegenstelling tot de boeren geld meekrijgen bij het
ontvangen van het graan en aan wie de beste stukken land worden
geschonken;

4. Drukt haar bezorgdheid uit dat deze ongelijkheid in behandeling


uiteindelijk tot grote maatschappelijke onrust zal leiden in de toekomst en
mogelijk zelfs verre toekomst;

5. Vraagt aan de Secretaris-Generaal om de Algemene Vergadering volledig


op de hoogte te houden van de uitvoering van deze resolutie.

-489e plenaire vergadering, 1743 B.C.

Het verweer van de regering van Egypte, bij monde van Onderkoning
Safenat-Paneach, geboren Jozef:

‘Wij, de regering van de Farao van Egypte, leggen resolutie nr. -1641
niet alleen naast ons neer, wij bestrijden tevens de rechtmatigheid
ervan. Het is de Algemene Vergadering niet toegestaan zich te
bemoeien met de interne aangelegenheden van staten.’

106
B.P. Eén natie onder God Geef ons heden ons dagelijks brood

En zo namen de schaapherders wraak op de boeren –


een hele oude rekening die nog openstond
was eindelijk vereffend.

De VN hadden echter gelijk. Dit bleef natuurlijk niet lang goed gaan...

107
B.P. Zand en Plagen

(in voorbereiding)
DEEL III – Zand en plagen

vol overgave laat ik mij gevangen houden


in de schoonheid van de taal
en haar weerzinwekkende betekenis

109
Biblica Poëtica Verantwoording

Verantwoording

De inhoud van de Biblica Poëtica is voornamelijk gebaseerd op de teksten uit


de Bijbel. De Biblica Poëtica is echter een geheel vrije interpretatie van deze
teksten waarbij de auteur wenst te benadrukken dat hij zelf geen geloof
aanhangt. Hij noemt zichzelf een “eeuwig nieuwsgierige atheïst” die als kind
wel in een christelijke traditie is opgegroeid.

De feiten uit de oorspronkelijke bijbelverhalen die als grondslag en inspiratie


hebben gediend voor de poëzie in dit boek, zijn dan ook volkomen subjectief
geselecteerd en mogelijk onvolledig of onjuist geïnterpreteerd, waarbij
opgemerkt dient te worden dat elke uitleg van de oorspronkelijke teksten per
definitie subjectief is. Daarnaast zijn veel feiten weggelaten of juist verrijkt
met de (hopelijk) fantasierijke oprispingen van de auteur.

Kenners zullen de oorspronkelijke bijbelteksten echter onmiddellijk


herkennen in de teksten van de Biblica Poëtica. Voor hen die de
oorspronkelijke passages nog eens na willen lezen, maar ook voor de leek die
wellicht geïnteresseerd is geraakt in de oorspronkelijke verhalen, dienen de
bronverwijzingen. Per gedicht wordt vermeld op welke tekst(en) deze is
gebaseerd.

Naast de bijbelteksten hebben nog meer zaken gediend als inspiratiebron;


daar waar dit het geval is worden ook deze vermeld.

Voor de totstandkoming van de Biblica Poëtica heeft de auteur de NBG-


vertaling uit 1951 als belangrijkste leidraad genomen. Deze vertaling van de
Bijbel uit het Hebreeuws en Grieks verscheen in opdracht van het
Nederlands Bijbelgenootschap.
© 1951 Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem.

Daarnaast zijn sommige begrippen gebaseerd op andere vertalingen; waar dit


het geval is wordt ook dit gespecificeerd.

111
Biblica Poëtica Verantwoording

Verklaring nummering citaten

(1) Letterlijke citaten uit de Bijbel.


(2) Citaten uit de Bijbel, aangepast aan de context.

Voor al deze citaten geldt:


‘De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de NBG-vertaling 1951,
© Nederlands Bijbelgenootschap 1951.’

Zie ook ‘Richtlijnen voor gebruik van teksten uit Nederlandse


bijbelvertalingen’ op http://www.biblija.net/permissions.nl.html.

(3) Citaten uit Jesus Christ Superstar, Rock Opera van Tim Rice & Andrew
Lloyd Webber, verfilmd door Norman Jewison.

112
Biblica Poëtica Verantwoording

Bronverwijzingen Biblica Poëtica

I.1.1 Twee verhalen


Genesis 1:1-27; Genesis 2:4-9; Genesis 2:19; Genesis 3:1-5
I.1.2 Het mes in het vlees
Genesis 2:21-22
Blue Line oscillating zaag: © BMP Powertools, Burgers Medical Partners.
Catgut: heden ten dage in onbruik geraakt, maar dit van schapendarmen
gefabriceerde oplosbare hechtdraad paste beter bij deze rituele operatie dan
polymelkzuur.
I.1.3 Over een appel wordt niet gerept
Genesis 3:5-9
In de oorspronkelijke bijbeltekst wordt niet over een appel gesproken, maar
over een ‘vrucht’.
I.1.4 Over een appel wordt niet gerept (2)
Genesis 3:10-19

I.2.1 De boer sloeg de schaapherder


Genesis 4:3-5
I.2.2 De boer sloeg de schaapherder (2)
Genesis 4:8-10; Genesis 4:16-17
I.2.3 De smet op zijn nazaten
Genesis 4:14; Genesis 4:17-18; Genesis 4:20-22; Genesis 4:25; Genesis 5:3-4;
Genesis 5:12; Genesis 5:21-25

I.3.1 Natte voeten


Genesis 7:2; Genesis 7:7-20
I.3.2 Van de raaf en de duif
Genesis 4:12-16; Genesis 6:5-7; Genesis 7:21-23; Genesis 8:7-12; Genesis
8:21; Genesis 9:6; Genesis 9:11-16
Message on FAQ chapter on the International Criminal Court (ICC) website
http://www.icc-cpi.int/;
Arcticle 11 from the Rome Statute of the International Criminal Court,
document A/CONF.183/9, page 11
I.3.3 De lieflijke geur van brandend vlees
Genesis 7:21-23; Genesis 8:1-14; Genesis 8:19-21

113
Biblica Poëtica Verantwoording

I.4.1 Après le déluge


Genesis 8:17; Genesis 9:2; Genesis 9:5
I.4.2 De naakte waarheid
Genesis 9:21-27
I.4.3 The sky is the limit
Genesis 11:1-9

I.5.1 Zuiver is de weg


Genesis 11:29-32; Genesis 12:10-17; Genesis 13:2; Genesis 13:18; Genesis
16:1-4; Genesis 17:5; Genesis 17:15; Genesis 18:2; Genesis 18:10-15; Genesis
18:16; Genesis 18:32; Genesis 21:2-3
I.5.2 Sodom
Genesis 19:1-8; Genesis 19:24-25
Venom: ‘One Thousand Days in Sodom’, lp ‘Welcome to Hell’, 1981, Neat
Records
I.5.3 Come on sister
Genesis 19:26; Genesis 19:30-36
United States President Bill Clinton speech, January 26, 1998:
‘Now, I have to go back to work on my State of the Union speech. And I worked on it
until pretty late last night. But I want to say one thing to the American people. I want
you to listen to me. I'm going to say this again: I did not have sexual relations with
that woman, Miss Lewinsky. I never told anybody to lie, not a single time; never.
These allegations are false. And I need to go back to work for the American people.
Thank you.’
Zie Miller Center Public Affairs,
http://millercenter.org/scripps/archive/speeches/detail/3930
I.5.4 Het heilige vuur
Genesis 13:14-16; Gensis 14:18-19; Genesis 20:7; Genesis 22:1-13
Over Melchisedek wordt getwist of deze een christofanie (Christus-
verschijning) in het OT is.
I.5.5 Het vuur dat tot het einde toe brandt
Genesis 20:1-18; Genesis 25:6; Genesis 14:12-16; Genesis 23:19; Genesis
24:2-9; Genesis 24:15-16; Genesis 24:58-61; Genesis 15:10; Genesis 15:17

II.6.1 Herhalingsoefening
Genesis 25:21
II.6.2 Uit één schoot maar niet uit één ei
Genesis 25:22-26
‘hij die lachen mag’: de letterlijke betekenis van Isaak (Yishaq) is ‘hij zal
lachen’ of ‘moge God lachen’.
II.6.3 Vele eersten zullen de laatsten zijn
114
Biblica Poëtica Verantwoording

Genesis 25:27-34
II.6.4 Herhalingsoefening (2)
Genesis 26:1-10; Genesis 26:15-18
II.6.5 Vele laatsten zullen de eersten zijn
Genesis 25:28; Genesis 26:34-35; Genesis 27:1-38
II.6.6 Eieren voor je geld kiezen
Genesis 27:41-46; Genesis 28:1-2; Genesis 28:11-12; Genesis 28:16-18;
Genesis 28:22
II.6.7 Surprise!
Genesis 29:17; Genesis 29:21-29
II.6.8 (intermezzo)
Genesis 29:17; Genesis 29:31; Genesis 30:14-16
II.6.9 Van je familie moet je het maar hebben
Genesis 29:32-35; Genesis 30:5-7; Genesis 30:10-12; Genesis 30:17-18;
Genesis 30:21-23; Genesis 30:25-42; Genesis 31:17-23; Genesis 31:34-35
‘Het Familiediner:’ sorry-tv van de EO (Evangelische Omroep) waarin
presentator Bert van Leeuwen probeert te bemiddelen tussen gebrouilleerde
familieleden.
Zie http://www.eo.nl/programma/hetfamiliediner/page/-/home.esp
II.6.10 Ontzagwekkende ontmoetingen
Genesis 32:1-2; Genesis 32-7; Genesis 32-11; Genesis 32:24-25; Genesis 33:4

II.7.1 Houd uw dochters binnen


Genesis 34:1-31; Genesis 35:5; Genesis 35:16-18
Woorden gesproken door Dina:
Romeo and Juliet, Act I, from Scene V. ‘A hall in Capulet’s house’, William
Shakespeare.
Amanoellah: Afghaanse koning (1892-1960). Het woord ‘Ammehoela’ is
hiervan afgeleid, maar dat woord kenden de zonen van Jakob natuurlijk nog
niet.
Moheel: joodse rituele besnijder.
II.7.2 Even voorstellen...
Genesis 35:18; Genesis 35:22; Genesis 30:14; Genesis 37:2-10
Ben-Oni kreeg van Jakob de naam Benjamin.
(2) Matteüs 3:17 & Matteüs 17:5. Uitspraak van God over zijn zoon Jezus;
omdat het hier Jakob is die spreekt over zijn zoon Jozef zijn de woorden
“Zoon” en “Ik” niet met hoofdletters geschreven.
Joesof: de naam van Jozef in de Koran (Soera 12).
II.7.3 De zonen van Juda
Genesis 38:15-16; Genesis 38:24; Genesis 38:3-10

115
Biblica Poëtica Verantwoording

II.7.4 De [klein]zonen van Juda


Genesis 38:11-30
Scharlaken Koord: christelijke organisatie die zich bezighoudt met
hulpverlening aan prostituees. Deze naam is ontleend aan het verhaal van de
hoer Rachab uit Jozua 2.

II.8.1 Droomjongen
Genesis 37:3-13; Genesis 37:18-27
(2).1 Lucas 1:33 (Engel Gabriël tot de maagd Maria)
(2).2 Matteüs 15:24 (Jezus tot een Kananese vrouw)
(2).3 Matteüs 27:46 (Jezus aan het kruis)
II.8.2 Net als in de film
Genesis 39:1-23
II.8.3 STOP! (James Cameron Intermezzo)
26-2-2007 The Lost Tomb of Jesus, documentaire van Simcha Jacobovici
voor Discovery Channel, geproduceerd door Felix Golubev and Ric Esther
Bienstock; uitvoerend producent James Cameron.
http://www.kochvision.com/LostTomb/
29-4-2010 ‘James Cameron Helping NASA With 3-D Camera’, CBS News
http://www.cbsnews.com/stories/2010/04/29/entertainment/main644405
2.shtml
II.8.4 Blood Money
Genesis 39:6; Genesis 37:28
(3) Gesproken door hogepriester Caiaphas (Kajafas)
(2) Matteüs 27:18 (Pilatus aan wie Jezus werd voorgeleid)
II.8.5 Blood Brothers
Genesis 37:28; Genesis 37:31-32
(1) Lucas 23:34 (Gesproken door Jezus tijdens de kruisiging)
II.8.6 Koopje
Genesis 37:36; Genesis 39:1
II.8.7 Love hurts
Genesis 39:1-10;
The Book of Jasher, J.H. Parry version, Chapter 44:11-29
De naam van de vrouw van Potifar wordt niet vermeld in de Bijbel, noch in
de Koran. In het boek van Jasher wordt de naam ‘Zelicah’ gebruikt. ‘Zuleika’
(Zulaikha) wordt vermeld in het gedicht ‘Yusuf and Zulaikha’ van de
Perzische dichter Jami (1414-1492).
Parry’s ‘boek van Jasher’ is gebaseerd op de midrasj (joodse interpretatie of
commentaar op Bijbelse teksten) ‘Sefer haYashar’, waaraan in de Bijbel
gerefereerd zou worden als het ‘Het boek des Oprechten’ (Jozua 10:13; II

116
Biblica Poëtica Verantwoording

Samuël 1:18). Het werkelijke en ‘verloren boek van Jasher’ had echter zeer
waarschijnlijk een andere tekst; vermoedelijk was het (deels) een
verzameling gedichten, gezien het feit dat in Samuel I een gedicht (het lied
van de boog, Davids klaagzang over Saul en Jonatan) uit het Boek van Jasher
wordt geciteerd.
Eunuch: In Genesis 39 wordt in de NBG-vertaling gesproken van ‘Potifar, een
hoveling van Farao’. De originele Hebreeuwse tekst spreekt van ‘phutiphr sris
phroe’, hetgeen ‘Potifar, eunuch van de Farao’ betekent.
II.8.8 (CUT!) (James Cameron Intermezzo)
‘Het geschrijf van Schierbeek is woordkakkerij.’ Gerard Reve, Tien vrolijke
verhalen, p. 19
II.8.9 Love hurts (vervolg)
Genesis 39:7-12;
The Book of Jasher, J.H. Parry version, Chapter 44:29-55

II.9.1 Bakkertje moet hangen


Genesis 39:7-10; Genesis 39:14-20; Genesis 40:1-23
The Book of Jasher, J.H. Parry version, Chapter 44:53 (vanwege de zin “voel
eens hou koud het lemmet” – in de bijbel wordt niet vermeld dat Potifars
vrouw een zwaard in de hand hield)
De regels
‘slaap dan tussen rat en onverlaat
maar nimmer tussen lakens en mijn dijen’
zijn in gewijzigde vorm eerder gebruikt in het hekeldicht ‘Craquelé’
II.9.2 Die eeuwig zeurende cynische sceptici
Genesis 41:14-44
II.9.3 Dromenland
Genesis 41:1-45
‘...verklaring is niet aan de orde. (..) De waarheid is dat er geen verklaring is.’
De duiding aller dingen: Gerard Reve in Elsevier, Elsevier over Gerard Reve,
p. 145.
II.9.4 Graancirkels
Genesis 41:34; Genesis 41:45; Genesis 41:53-57; Genesis 42:1-3; Genesis
42:6; Genesis 42:25; Genesis 44:1; Genesis 45:1-4; Genesis 45:21-23; Genesis
46:32; Genesis 47:5-6; Genesis 47:11; Genesis 47:13-26
1743 B.C. , einde van de 7 magere jaren valt af te leiden uit de bijbelse tijdlijn.
Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Bijbelse_tijdlijn

117
Biblica Poëtica Verantwoording

Geraadpleegde literatuur & software

1. Handbijbel in NBG-vertaling 1951, 15e druk;


© 1951 Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem.
2. BIBLIJA.net - the Bible on the Internet, http://www.biblija.net;
(voor diverse overige bijbelvertalingen, waaronder NVB –
De Nieuwe Bijbelvertaling)
3. The Book of Jasher, J.H. Parry version, J.H. Parry & Company 1887
4a. Interlinear Scripture Analyzer 2 (ISA 2.1.3)
(voor analyse en vertaling Hebreeuws/Griekse bronteksten)
Copyright © André de Mol
4b. Scripture 4 All, Hebrew Interlinear Bible (OT),
http://www.scripture4all.org
5. http://jewishencyclopedia.com;
6. Hebrew - English Bible, http://www.mechon-mamre.org/index.htm
© 2002 all rights reserved to Mechon Mamre for this HTML version
7. De Heilige Koran. http://www.koranonline.nl
8. Father Linh’s reflections, http://www.fatherlinh.com/
9. Jami's Yusuf and Zulaikha:A Study in the Method of Appropriation
of Sacred Text, David Beutel. http://beutel.narod.ru/write/yusuf.htm
10. Wikipedia (Nederlandse en Engelse editie)
http://nl.wikipedia.org; http://en.wikipedia.org

118

You might also like