Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Verleiding
Verleiding
Verleiding
Ebook297 pages4 hours

Verleiding

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Verleiding
Dubbele Spanning!

In navolging van de hype rondom de trilogie Vijftig Tinten Grijs, schrijven de Ladies of crime & hun partners een spannend kort verhaal met een vleugje erotiek. Oftewel: de erotische vrouwenthriller. De bundel met korte verhalen van bekende en minder bekende thrillerauteurs zal in de maand van het spannende boek uitkomen en is bij uitstek geschikt om lekker mee te nemen inde vakantiekoffer. Zeker voor deze prijs!



Isa Maron, Judith Visser, Tupla M., Svea Ersson, Linda Jansma, Marelle Boersma, Marianne en Theo Hoogstraaten, Simone Kortsmit en Emile Lotz, Candy Brouwer, Anita Larkens, Suzanne Buis, Hanna Kuipers en Anne Nicolai.
LanguageNederlands
Release dateJun 6, 2013
ISBN9789461091048
Verleiding

Read more from Marelle Boersma

Related to Verleiding

Related ebooks

Related categories

Reviews for Verleiding

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Verleiding - Marelle Boersma

    www.crimecompagnie.nl

    Isa Maron - Diepe wateren

    Alexandra liet haar boek op het grote loungekussen vallen. Ze veegde het zweet van haar gezicht en rekte zich uit. Het was pas halfelf en toch al niet uit te houden in de zon, maar mooi dat ze daar niet over klaagde. Na bijna twee weken gierende storm waren de windstilte, de strakblauwe lucht en de stralende zon meer dan welkom. Ze keek om zich heen. Het leek alsof de boot was vastgelopen in het strakke oppervlak van een blauwgrijze spiegel. Weken, nee maanden had haar uitzicht bestaan uit glooiende kustlijnen, deinend water, golven met schuimkoppen en andere schepen, ver weg en dichtbij. Tijdens de oversteek van Europa naar het Caribisch gebied was de ene na de andere wolkenformatie door de lucht gevlogen. Zwart, paars, diep groen, grijs, wit, oranje – de vreemdste kleurencombinaties kwamen voorbij. Soms had het dagenlang middernacht geleken en vormden de lucht en de zee samen één grote kolkende woestenij. Nee dit, zoals het nu was, de stilte en de rust, zo had ze zich hun wereldreis voorgesteld. Lekker zonnetje, wolkeloze blauwe lucht, het water glad en vriendelijk. Relaxen. Boek lezen. Genieten van de vrijheid. Van elkaar. Ze zuchtte tevreden, duwde haar zonnebril iets hoger op haar neus en overwoog een korte duik te nemen.

    ‘Godgloeiende!’

    ‘Siem? Alles oké?’

    Meer gevloek.

    ‘Ik stoot mijn kop.’

    ‘Wat ben je aan het doen?’

    ‘Niks. Ik zoek iets.’

    Alexandra rolde met haar ogen. ‘Je meent het,’ zei ze en ze pakte haar boek weer op. ‘Kom ook even zitten,’ riep ze naar de kajuit vanwaar ze nog steeds gestommel hoorde. ‘Ontspan eens een paar minuten.’

    Geen antwoord. Natuurlijk niet. Sinds ze vertrokken waren was Siem Siem niet meer. De joviale, zorgeloze Siem was achtergebleven in Zierikzee en de Siem die ze meegenomen had was Siem de Schipper, de Grote Verantwoordelijke.

    Ze hadden al eerder samen gevaren, vaak zelfs. De Waddenzee waren ze op geweest. Ze hadden de oversteek naar Engeland gemaakt, rond de kust van Schotland gecruised en een rondje Ierland gedaan. Ze waren zelfs een week lang met Siems ouders op de boot geweest. Niet dat Siem daar iets van had laten merken, maar volgens haar was dat tripje gepland zodat zijn ouders konden zien of ze hun dierbare schip wel voor zo’n grote reis aan het tweetal konden toevertrouwen. Of eigenlijk: ook aan haar konden toevertrouwen, want aan hun zoon twijfelden ze niet. Terecht overigens. Het maakte voor Siem niets uit of hij een houten vlot met één juten zeiltje naar de overkant van de oceaan moest brengen of een vijftien meter lange tweemaster, het lukte hem. In zijn eentje als het moest.

    Alexandra staarde naar het donkere gat dat de ingang naar de ruime kajuit was. Natuurlijk gaf het een veilig gevoel dat Siem zo serieus was. Maar toch, als hij nu eens iets losser deed, iets vrolijker, ietsjes maar... net als voor hun vertrek.

    Een hoofd met warrig blond haar, verstopt achter een immense groene duikbril met snorkel, kwam uit de deuropening omhoog. Alexandra schoot in de lach.

    ‘Ga je op visite bij SpongeBob?’

    ‘Wat?’ Siem spoog het mondstuk uit en schoof de bril omhoog. Zijn frons maakte Alexandra duidelijk dat zijn vermomming geen poging was om een grap te maken. Hij leek al vergeten te zijn dat ze hem een vraag had gesteld en rommelde onder een van de banken.

    ‘Ah, dáár is het.’

    Triomfantelijk stak hij een duikmes omhoog. Een kant was glad, de andere gekarteld. Hij schoof het mes terug in de kunststof houder en begon de rubberen banden om zijn onderbeen vast te maken.

    ‘Siem?’

    Hij reageerde pas toen hij overeind kwam.

    ‘Ik ga de onderkant van de boot inspecteren. Er klopt iets niet.’

    ‘Ik heb thee voor je gemaakt.’ Alexandra wees op de mok die al een uur koud stond te worden. ‘Kom even zitten en vertel me wat er niet klopt.’

    ‘Straks,’ zei Siem terwijl hij de bril weer op zijn plek schoof. Hij liep het achtersteven op, klapte de zwemtrap naar beneden en sprong in het water. Binnen een paar tellen was hij onder de boot verdwenen.

    ‘Er klopt iets niet,’ herhaalde Alexandra. Ze hing over de reling en keek naar het verstoorde wateroppervlak waaronder Siem verdwenen was. Het water van de Atlantische oceaan had een mysterieuze, donkere kleur blauw. Hoe diep was het hier wel niet? Een paar honderd meter? Een paar duizend? Ze rilde, ineens vastbesloten om aan boord te blijven.

    Door de storm waren ze iets uit koers geraakt. Ze lagen nu ongeveer driehonderd kilometer van Barbados, de eerste haven die ze na de grote oversteek zouden aandoen. Het plan was om van daaruit langs een hele rits tropische eilanden te varen. Saint Lucia, Antigua, Guadeloupe, Sint Maarten. Cuba zouden ze aandoen en misschien nog de Dominicaanse Republiek. Vervolgens verder langs de kust van Noord-Amerika. Dan zouden ze een keuze maken: zuidwaarts en doorsteken naar Nieuw-Zeeland en Australië, of terug naar huis. Terug naar het advocatenkantoor, als daar dan nog plek voor haar was. Terug naar een leven waarin zij bedolven werd onder mensen met conflicten en stapels papier en waarin Siem vaak wekenlang op pad was.

    Siem bleef wel erg lang onder water. Het water was koud hier, prima om heel stoer even af te koelen, maar helemaal niet geschikt om lang in te zwemmen. Alexandra leunde verder naar voren en probeerde een glimp van haar vriend op te vangen. Daar, een schaduw, dat moest hem zijn.

    ‘Siem?’ riep ze toen zijn vertrouwde blonde coupe niet verscheen. Alsof hij haar stem onder water kon horen. Ze leunde verder, rekte zich uit, raakte bijna het wateroppervlak. Ze had gefantaseerd over koraalriffen en witte zandbodems, maar het water werd ver beneden haar pikzwart. Ze zag niets. Ze lagen met de boot boven op een gigantische, duistere waterkolom. Plotseling spatte de zee op en verrees de groene duikbril vlak voor haar gezicht. Alexandra schoot met bonzend hart achteruit.

    ‘Kan niks vinden,’ zei Siem.

    ‘Ik schrik me een ongeluk,’ verzuchtte ze.

    Siem klom op de boot en ging grijnzend naast haar zitten, zijn huid vol kippenvel en waterdruppels.

    ‘Ik ben het maar,’ zei hij. ‘Gewoon ikke.’

    Zeewater drupte van zijn haren, stroomde langs het beginnende baardje over zijn krachtige kin en viel vandaar op zijn borst. Zijn spieren bewogen onder zijn lichte huid, waarop duidelijk te zien was dat hij in een T-shirt met korte mouwen in de zon had gewerkt. Hij schudde mistroostig zijn hoofd.

    ‘Ik snap er niets van. Ik zou toch zweren dat... Het klopt gewoon niet.’

    Hij keek op en lachte naar Alexandra, die onmiddellijk een zindering door haar lijf voelde gaan. Die blauwe ogen, die fijne lachrimpels, het schuine trekje rond zijn mond. Meteen, de allereerste keer dat ze hem zag, had hij dat bij haar gedaan: iets losgemaakt dat ze van zichzelf niet kende. Lust op het eerste gezicht. Heel anders dan bij Jan, haar ex, die ze in de universiteitsbibliotheek was tegengekomen. Jan, braaf en degelijk, student geneeskunde en vijf jaar ouder dan zij was. Haar moeder knorde tevreden toen ze in haar eerste studiejaar met hem thuiskwam. Zoals ze siste toen Alexandra drie jaar later het appartement van de jonge specialist in opleiding verliet en in Siems kleine flatje trok. Lust op het eerste gezicht, liefde op het tweede.

    Siems grijns verbreedde toen hij naar haar keek en hij gaf haar de knipoog. Het was een grapje, een verwijzing naar die eerste ontmoeting, toen een vriend van Siem een vruchteloze poging had gedaan om Alexandra te versieren met een overdosis knipogen. Sinds ze hartelijk om die tic gelachen hadden, knipoogde Siem te pas en vooral te onpas naar haar.

    Alexandra schoof naar hem toe en ademde diep in door haar licht geopende lippen. Ze wilde hem voelen, haar vingers over zijn sterke lijf laten glijden en ze wilde dat hij haar aanraakte, zacht en tegelijkertijd vurig. Hij reageerde meteen. Zijn blik kreeg iets donkers. Als vanzelf leunde hij naar haar toe. Toen haar lippen de zijne raakten drong zijn tong meteen in haar mond, zacht, nat en hongerig. Ze ging schrijlings op hem zitten en kreunde toen ze zijn handen over haar rug voelde glijden en hij zich stevig tegen haar aan drukte.

    Als ze seks hadden, dan was hij van haar. Alleen en honderd procent van haar. Dan maakte hij zich niet druk om de koers, de zeilen, de wind, het radiocontact, loszittende schroeven en weet ik veel wat voor kleine reparaties hij zo nodig allemaal zonder uitstel moest uitvoeren.

    Siem legde zijn handen op haar naakte borsten. Zijn mond stond open en diep uit zijn binnenste ontsnapte een zware zucht toen hij een tepel tussen zijn lippen nam. Een lome warmte trok door haar lijf. Langzaam en onverbiddelijk stroomde de energie naar beneden, naar haar buik, naar haar lippen, waar haar lichaam zich voorbereidde, helemaal vanzelf, omdat het zo hoorde, zo goed was. Ze richtte zich op, zodat hij haar beter kon kussen en meteen schoof hij met een hand zijn eigen short weg en haar broekje opzij. Hij begroef zijn gezicht tussen haar borsten en duwde haar naar beneden. Hoe dieper ze hem voelde, hoe verder hij zijn rug kromde en zijn keel strekte.

    ‘Jeez,’ kreunde hij. ‘Schatje...’

    Ze begon te bewegen. Langzaam. Soms sneller. Ze schuurde krachtig met haar schaambeen tegen het zijne, tot de tinteling bijna te veel werd en ze zich iets terugtrok. Met haar lippen speelde ze met hem. Met zichzelf. Hij greep haar polsen, trok die achter haar rug zodat ook zij haar rug kromde en zo haar borsten naar voren stak. Ze bewogen met korte, felle bewegingen en ze hoorde zichzelf een lange kreet slaken. Er was niemand in de buurt. Geen ziel die er iets van kon vinden. Ze konden doen waar ze zin in hadden. Zij en haar man, die heerlijke, sterke, lieve man. Haar adem stokte, omdat alles stokte, stilstond, bevroor, en daarna opging in een allesverzengende, machtige draaikolk waarin ook Siem mee tolde.

    Alexandra werd wakker van de klap waarmee binnen in het schip iets op de grond viel. Ze ging rechtop zitten. Het was stil. Had ze het wel goed gehoord? Weer een geluid. Meer een plof dit keer. Ze hoorde Siem hijgen.

    Ze stond op en liep naar de kajuit, stak haar hoofd naar binnen.

    ‘Siem?’

    Hij zat op het bed in de slaapkamer in de punt van het schip. De matrassen had hij naar buiten gegooid, net als het beddengoed, een paar boeken en tijdschriften en haar waterfles. Alles lag in een rommelige hoop in de zithoek. Hij antwoordde niet.

    ‘Schatje?’

    Weer geen reactie. Met een verbeten blik was hij de schroeven uit de balken van het bed aan het draaien.

    ‘Siem! Wat doe je?’

    Hij keek om en even leek hij haar niet te herkennen, zo geïrriteerd en verbaasd was zijn blik.

    ‘Ik,’ begon hij, maar hij maakte zijn zin niet meteen af. ‘Ik kan niets vinden.’

    ‘Wat zoek je dan?’

    ‘Ssst!’ Siem stak een vinger op en sloot zijn ogen. ‘Hoor dan...’

    Alexandra hield haar adem in.

    ‘Wat?’ vroeg ze na een tiental seconden. ‘Wat is er?’

    ‘Dat zoemen,’ zei hij terwijl hij een losse schroef aan een onderzoek onderwierp.

    Weer luisterde ze ingespannen. ‘Ik hoor niks.’

    Siem keek haar met een achterdochtige blik aan. ‘Jawel, luister dan. Het sist. Het zoemt. Hoor!’

    Was ze nou gek? Of doof?

    ‘Ik hoor niks. Niet eens het water klotsen tegen de boeg.’

    ‘Je hoort het water altijd,’ zei hij en hij stopte de losse schroef in zijn broekzak. ‘Er klopt hier iets niet.’

    ‘Maar in ons bed? Wat is er dan in ons bed?’

    Siem keek Alexandra verward aan. Alsof hij ineens ontwaakte tijdens een slaapwandeling. Hij kuchte en wendde zijn ogen af. Gegeneerd begon hij het matras terug op bed te trekken. Zwijgend gaf Alexandra hem het beddengoed aan, de boeken, de tijdschriften, haar fles. Terwijl Siem alles weer netjes maakte gierden de zenuwen door Alexandra’s lijf.

    ‘Wil je thee?’

    Kamillethee, dacht ze. Dat is rustgevend. Wat is er in godsnaam aan de hand?

    ‘Twee volle weken storm,’ zei Siem. ‘Zonder enige onderbreking. Over het hele gebied. Dat is niet normaal. Helemaal niet. En nu al de tweede dag totale windstilte. Weer dat omslaat van de ene op de andere seconde. Dat is ook gek. Echt, ik heb dit nog nooit meegemaakt. Nog nooit van gehoord. Bestaat niet.’

    ‘We zitten toch niet in de Bermuda Triangle, hè?’ Alexandra lachte, maar het was een piepend lachje, zenuwachtig. Ze was een romantische ziel. Veel romantischer dan goed voor haar was. Niet alleen had ze veel te hoge verwachtingen van het leven in het algemeen, van anderen – en van zichzelf – ook bracht die karaktertrek een overactieve fantasie met zich mee, en soms zelfs iets van goedgelovigheid.

    ‘Nee,’ stelde Siem haar gerust. ‘Die ligt veel noordelijker. Nog boven Puerto Rico.’

    ‘Dus het is vooral het weer dat je niet vertrouwt? Het was toch voorspeld? De storm, en ook dit.’

    Siem keek omhoog, langs de mast, naar het stille windvaantje.

    ‘De radio heeft een vreemde echo,’ zei hij lijzig. ‘Er zit een brom in het schip en een zoem in de slaapkamer. Er klopt iets niet.’

    ‘Waarom varen we niet op de motor naar Barbados?’

    ‘Veel te ver. Zoveel brandstof hebben we niet.’

    De tank was inderdaad niet vol. Op de ochtend van hun vertrek lag er zo’n lange rij voor het pompstation dat ze besloten hadden gewoon weg te gaan. Met een halve tank kwam je een heel end en normaal gesproken had je de motor amper nodig.

    ‘Siem, ik weet zeker dat er niks aan de hand is. Geniet gewoon van dit mooie weer. Straks gaat het waaien en voor je het weet liggen wij in een haven en kun jij de boot binnenstebuiten keren.’ Alexandra zweeg even. ‘Als je dat dan nog nodig vindt tenminste.’

    Siem staarde peinzend voor zich uit en nam een slok thee. Ze zag de wallen onder zijn ogen en de vermoeidheid in zijn blik. De laatste twee weken waren een echte uitputtingsslag geweest. Ze hadden continudiensten gedraaid. Zes uur op, zes uur af. Met die storm was gezellig samen slapen niet verantwoord. Voor zover je überhaupt kon slapen. Als je eenmaal vastgesnoerd in je bed lag, rolde je nog steeds zo hard alle kanten op dat je bijna geen oog dichtdeed. Hun gesprekken waren van vermoeidheid opgedroogd en ze hadden alleen nog hoogstnoodzakelijke informatie naar elkaar gebromd. Soms had Siem Alexandra wat langer laten slapen, als ze van uitputting weggedommeld was.

    ‘Waarom ga je niet even liggen?’ stelde Alexandra voor. ‘Ik ben nog steeds doodop van die storm, laat staan jij. Zoveel rust heb jij niet genomen.’

    Siem zette zijn mok weg en wreef met beide handen over zijn gezicht.

    ‘Misschien niet zo’n gek idee,’ zuchtte hij.

    Toen Siem lag te slapen controleerde Alexandra hun positie, het weerbericht en de radio. Alles was normaal. Terwijl ze de laatste verse ui doorsneed en de pot paprika’s opende, hield ze af en toe stil, alsof ze Siems vreemde geluiden op heterdaad kon betrappen. Geen brom, geen zoem. Niks. Ze schudde haar hoofd. Allemaal onzin. Als Siem nu eens een paar uur goed doorsliep zou alles weer normaal zijn.

    Alexandra roerde wat maïs en kidneybonen door de salade en twijfelde of ze nog twee eieren zou koken. Nee, beter bewaren voor morgen.

    Ze probeerde er uit alle macht niet aan toe te geven, maar dat Siem ervan overtuigd leek dat er iets niet klopte, maakte haar bloednerveus. Het betekende een van deze twee dingen, en geen van beide sprak haar aan: of er was echt iets mis, of Siem was gek aan het worden.

    Misschien. Ze liet de salade voor wat die was en draaide zich weer om naar wat ze hun commandocentrum noemden: de hoek met alle apparatuur. Snelheidsmeter, dieptemeter, radio, kaarten, laptop. Alexandra pakte de satelliettelefoon op. Het ding lag meestal stof te vergaren in een hoek omdat het gebruik ervan schreeuwend duur was, maar voor noodgevallen en het geruststellen van ouders en schoonouders was het een onmisbare accessoire. Het scherm gaf geen bijzondere meldingen en uit gewoonte klikte ze door het menu. Wat zou het fijn zijn om haar moeders stem even te horen.

    Verdomd.

    Twee gemiste oproepen? Van een onbekend nummer. Waarom had Siem daar niets over gezegd? Hij moest het gezien hebben, anders stond de melding nog op het beginscherm. Pas als je ze aanklikte verdween een oproep in het menu.

    ‘Ziet er goed uit, die salade.’ Siem stond naast de eettafel. ‘Zoek je iets?’

    Alsof ze met haar hand in de snoeppot was betrapt, legde Alexandra de telefoon snel neer. ‘Ik zou mijn moeder wel even willen bellen,’ zei ze. Iets maakte dat ze de gemiste oproepen niet noemde. Misschien was het niet belangrijk, of misschien had hij haar niet ongerust willen maken. ‘Je hebt maar kort geslapen.’

    Siem keek weg, al weer bezig met het een of andere klusje. ‘Hm...’ beaamde hij afwezig.

    ‘Je moet uitgeput zijn. Ga nog even liggen.’

    ‘Ik moet eerst...’ Hij wurmde zich langs haar en opende de deur van een van de twee kleine hutten achter in de boot. Beide bevatten twee slaapplaatsen. De linker hut deed dienst als bijkeuken, met voorraden water, sap, blikken en ander lang houdbaar voedsel. De andere hut diende voor de opslag van extra kleding – dikke truien, jassen, laarzen – en alle andere rommel waarvoor ze geen plek meer hadden in de kasten. Dozen met boeken voornamelijk. Alexandra had een e-reader van haar ouders gekregen en een schimmige SD-kaart vol leeswerk, maar stiekem gaf ze toch de voorkeur aan papier en ze had haar hele nog-te-lezen-stapel meegenomen.

    ‘Kom je zo wat eten?’ vroeg ze aan Siem, hoewel ze wist dat het geen zin had. Niets van wat ze zei leek nog tot hem door te dringen. Al twee dagen at hij alleen iets in het voorbijgaan. Hij gunde zich geen tijd om erbij te gaan zitten. Hetzelfde gold voor slapen, dat deed hij ook alleen nog even snel tussendoor.

    Alexandra dekte de kleine tafel op het achterdek en ging in de schaduw zitten van het zeil dat Siem daar gespannen had. Ze schepte haar bord vol en schonk een glas water in. Siem ijsbeerde schijnbaar doelloos heen en weer van het dek naar de kajuit, onderwijl in kastjes rommelend.

    ‘Wacht!’ riep hij ineens in paniek. Hij wees naar de lepel die ze al bijna in haar mond had.

    ‘Wat zijn dat?’

    Verbaasd hield Alexandra de lepel van zich af.

    ‘Die donkere dingen,’ gromde Siem. ‘Wat zijn dat?’

    ‘Bonen. Kidneybonen. Daar houd je zo van. Samen met maïs.’

    Siem keek haar wantrouwend aan. ‘Het lijkt wel van plastic. Elektronica.’ Hij pakte er een op. ‘Weet je het zeker?’

    ‘Siem, in godsnaam. Ik zit die dingen op te eten. Natuurlijk zijn het bonen.’

    Siem gooide de boon in het water en schudde zijn hoofd.

    ‘Ik heb geen honger,’ zei hij. ‘Sorry.’

    Als ze kans zag zou ze straks de kustwacht bellen, besloot Alexandra. Ze moesten hier weg. Siem moest hier weg. Hij hallucineerde, of zoiets. Een au pair van een vriendin van haar had eens zoiets gehad. Die had dagenlang met de kinderen door Londen gezworven omdat ze waanbeelden had, dacht dat iemand de kinderen iets aan wilde doen. Misschien had Siem zoiets? Misschien was het de eenzaamheid, de stilte, die hij niet verdroeg. Zeilervaring had hij genoeg, dat kon het niet zijn. Hij had zelfs aan zeilraces meegedaan. Met een internationaal team had hij zich met veel plezier een halfjaar suf gewerkt voor de eer en glorie van een paar sponsors. Wat was het toch dat hem zo dwarszat?

    ‘Kom even uit de zon,’ probeerde ze nog een keer. ‘Het is hier heerlijk.’

    ‘Ja, zo meteen, eerst even...’ Hij stak zijn hoofd in het luik op het voorsteven en begon daar touwen uit te halen.

    Alexandra liet de saladeresten staan, in de ijdele hoop dat haar geliefde nog iets zou eten, en pakte haar boek op. Het volgende uur sloeg ze af en toe een bladzijde om, maar ze had geen flauw idee wat ze aan het lezen was. De woorden in Fifty Shades drongen niet tot haar door. Ze kon zich niet concentreren en was de weg kwijtgeraakt in de grote brij van kinky seks en wel heel veel vragen over of hij wel van haar hield of niet of wel of niet... Waar was Siem nou gebleven? Wat bezielde hem toch?

    Ze stond op om over de kajuit heen naar het voordek te kijken en schrok zich rot toen ze Siem met een schroevendraaier tekeer zag gaan. Hij was de reling aan het losmaken.

    ‘Siem, houd daar mee op! Wat doe je?’ riep ze terwijl ze over het gangboord naar voren liep. ‘Straks moet je alles weer vastzetten.’

    ‘Ze zitten overal,’ gromde Siem. ‘Overal, verdomme.’

    ‘Wat?’

    ‘Die microfoontjes!’ Kwaad gooide hij een van de schroeven die hij had losgemaakt overboord.

    ‘Siem!’ Alexandra pakte zijn polsen vast. ‘Doe even normaal! Microfoons? Waar heb je het over?’

    Met een harde ruk trok Siem zijn armen los.

    ‘Zeg niet dat je er niets van weet,’ siste hij. ‘Jullie houden me in de gaten. Al lange tijd. Maar er valt niets te zien, niets te horen, niets te bewijzen. Ik maak heus geen fouten.’

    ‘Wie zou jou in de gaten moeten houden?’

    ‘Daar.’ Hij duwde haar naar de mast. ‘Kijk dan.’

    Ze tuurde omhoog.

    ‘Wat?’

    Hij fluisterde: ‘Die camera.’

    ‘Dat is de radar.’

    ‘Ze denken dat ze me kunnen pakken.’

    ‘Wie? Waarom?’

    ‘Ik kon er niets aan doen. Dat heb ik al zo vaak gezegd. Het was niet mijn fout.’

    Alexandra zweeg. Het leek alsof Siem in een andere wereld was. Hij stond met gebalde vuisten voor haar, zijn mooie mond vertrokken tot een smalle streep. Instinctief stak ze haar hand naar hem uit. Ze wilde hem omhelzen, kussen, de spanning uit zijn lijf strelen. De laatste weken had ze hem met haar aandacht en haar lijf steeds kunnen ontstressen. Er was geen enkele reden voor zijn onrust.

    Siem schoot achteruit. Hij keek haar wantrouwend aan, zakte iets door zijn knieën en hield zijn handen voor zich alsof hij verwachtte dat ze hem elk moment kon aanvallen.

    ‘Dat is geen camera, Siem.’ Ze zei het zo stellig mogelijk. Ze moest hem geruststellen. De leiding nemen. Maken dat hij haar geloofde. ‘Dat is geen camera en die schroeven zijn geen microfoons. Niemand houdt je in de gaten. Niemand beschuldigt je ergens van.’

    Wat ze zei leek tot hem door te dringen. Ze zette een stap naar hem toe. ‘Siem, alsjeblieft.’ Ze liet haar handen door zijn haar gaan. Ze streelde zijn gezicht en de blik in zijn ogen deed haar pijn. Hij was bang. Zijn verdriet lag zo dicht aan de oppervlakte dat het leek alsof ze het weg kon vegen, uit zijn hart kon kussen.

    ‘Siem...’ Ze streelde zijn wang, zoende zijn hals. ‘Schatje...’ Ze sloeg een hand om zijn nek en streelde met haar andere

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1