Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Geraakt
Geraakt
Geraakt
Ebook334 pages6 hours

Geraakt

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Geraakt
Rechercheur Ava van Amstel is compleet van de kaart als haar partner Danny een ongeluk krijgt en in een coma raakt. Haar humeur daalt helemaal tot een dieptepunt als ze hoort dat de piepjonge, maar knappe Robert Welsman haar nieuwe partner wordt. Samen moeten ze de vermissing van de 15-jarige Merel Opdam gaan oplossen. Kan Ava haar vooroordelen opzij zetten? En wat speelt er eigenlijk tussen haar en Danny?


Els Ruiters is bekend als chicklitschrijfster en jeugdboekenauteur. Ze schreef o.a. de chicklit 'Wij zijn zwanger' en het jeugdboek "Dubbel succes'. Geraakt is haar eerste thriller.
LanguageNederlands
Release dateJun 1, 2012
ISBN9789461090560
Geraakt

Related to Geraakt

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Geraakt

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Geraakt - Els Ruiters

    www.crimecompagnie.nl

    proloog

    Godallejezus.

    Mijn hoofd! Mijn hoofd knalt uit elkaar!

    Misselijk van de hoofdpijn borrelde gal vanuit haar maag naar boven. De bittere smaak was zo heftig dat ze onhoudbaar begon te kokhalzen. Gekreun bereikte haar oren, vervormd en vreemd, maar pas toen ze het nog eens hoorde, besefte ze dat ze het zelf was. Ze probeerde haar ogen open te doen.

    Ik zie niks. Waarom zie ik niks? Waarom is het zo donker?

    Een stem sprak haar toe, het ene moment fluisterend, gejaagd, boos en het volgende moment weer zalvend. Wie was dat toch? Wat zei... Ze hoorde dat ze toegesproken werd, dat het tegen haar was maar ze snapte het niet. Het geluid was vervormd. Of was het die gruwelijke hoofdpijn die ervoor zorgde dat ze niet goed kon horen? Ze begreep niet wat er beurtelings gesist en hardop gezegd werd. Was het wel tegen haar?

    Opnieuw duisternis.

    Als een woeste golf overspoelde het haar weer, maar ditmaal bleef ze drijven en ze probeerde nogmaals haar ogen te openen.

    De wereld stond op zijn kop. Ze droomde, dat moest wel. Het donkere dak waaronder ze zich bevond leek op nat, glinsterend gras dat bezaaid was met rottende bladeren, vertrapte twijgjes en modderige kluiten aarde. Van heel dichtbij zag ze dof lakwerk, matglanzende metalen buizen en druppels vocht die van het metaal afrolden.

    De geur van nachtelijke kou, vermengd met een vage benzinedamp en het zachte parfum van haar eigen bodylotion prikkelde haar zintuigen. De kou kroop in haar rug en ledematen en verstijfde haar. Maar het maakte haar ook helderder. Ondanks de bonzende pijn in haar hoofd en de misselijkheid besefte ze dat ze ergens overheen lag en dat haar hoofd naar beneden hing. Ze kon haar haar voelen dat in slierten langs haar gezicht viel en tegen haar wangen plakte. Het was te donker om iets te kunnen zien. Of kwam dat omdat ze nog steeds haar ogen niet open had? Sliep ze en was dit een nachtmerrie? Een verschrikkelijke, levensechte droom?

    Plots zag ze door de duisternis een lichte, bewegende vlek en toen ze een paar keer moeizaam knipperde, realiseerde ze zich dat het haar eigen handen waren.

    Ik ben wakker. Dit is echt.

    Ze wist nu zeker dat het nacht was. Wie was dat toch die ze hoorde praten? Het ene moment leek het alsof ze werd toegesproken maar dan klonk de stem weer anders, als iemand die voor zich uit zat te mompelen. In het groeiende besef dat ze niet sliep bewoog ze haar vingers. Bijna meteen kwam tintelend het leven erin terug. Ze zag een uitsteeksel, tenminste daar leek het op, donker maar solide en ze bewoog haar handen om het te pakken zodat ze zich zou kunnen opduwen.

    Meteen werd de toon van de stem heel anders, harder en angstaanjagend. Instinctief voelde ze behalve de misselijkheid en de hoofdpijn iets anders – gevaar. Levensbedreigend gevaar. Heel dichtbij.

    Plotseling borrelde hevige paniek in haar op.

    Papa, papa ben je daar? Mama, ik ben bang!

    Ze dacht dat ze gilde. Dat de angstschreeuw om hulp door het donker zou snijden. Maar zo ging het niet. Er kwam geen geluid over haar lippen. Het lukte niet, ze kon niet gillen of schreeuwen. Ze was wakker, ze lag niet in bed, ze droomde niet – dit was echt, ze was in gevaar. Ze... ze zou doodgaan als ze niet overeind kwam. Ze moest omhoog komen, ze moest hier weg!

    Ze moest...

    Ze moest...

    Een felle explosie in haar hoofd ging vooraf aan nieuwe duisternis.

    Het lichaam van de puber lag op vochtige, koude aarde. De grond waarop ze lag was half bevroren. Stokjes en steentjes prikten in haar gezicht. Er werd met haar gesleept, haar lichaam schuurde over de harde ondergrond. Ze voelde niet meer hoe ze in het ijskoude water belandde, hoe er gewicht op haar terechtkwam en hoe ze naar beneden werd geduwd. In een reflex hapte ze nog naar adem, één keertje maar.

    Ze merkte niet meer dat het water in haar longen liep.

    1

    Dinsdagochtend 10.30 uur

    ‘Waar is Danny?’

    Wist ik niet.

    ‘Hé, is Danny er niet?’

    Geen idee.

    ‘Ava, weet jij waar Danny is?’

    Nee, zag ik eruit of ik het wist?

    ‘Ik zoek Danny, weet jij...’

    Jongens... hoe moest ik dat weten? Ik kwam net terug uit de OR-vergadering!

    ‘Ava, er is telefoon voor Danny.’

    Voor misschien wel de tiende keer die ochtend haalde ik mijn schouders op, schudde mijn hoofd en schoot uit mijn slof na de zoveelste vraag: ‘Nee! Ik weet niet waar hij is.’

    Waarom had iedereen hem uitgerekend nu nodig? En waarom dachten ze allemaal dat ik wel wist waar hij uithing? Ik werd er kregel van.

    Het was ook niet de eerste keer dat ik op de drukknoppen van de telefoon sloeg. Danny thuis: geen gehoor. Danny’s mobiel: geen gehoor. Mijn partner had zich óf verslapen, óf hij lag in het bed van iemand anders iets te doen, óf hij was ziek. Het viel wel op, dat moest gezegd worden. Danny was niet vaak ziek. Nooit, als ik er zo over nadacht. Misschien dat zijn afwezigheid daarom wel extra opviel. Het kon natuurlijk ook zo zijn dat mijn ochtendhumeur sowieso iedereen in de armen van mijn collega dreef en dat ze ’s morgens gewoonlijk altijd bij hem aan zijn bureau stonden. Dat me dat niet eerder was opgevallen. Helaas, nu moesten ze het toch met mij doen.

    En als ik hen was, zou ik niet graag met mij te doen willen hebben. Niet op dit moment.

    ‘Ava, dat rapport waar Danny mee bezig is, dat moet over een kwartier beneden zijn, voor de nabespreking,’ kondigde Dominique, de afdelingssecretaresse van burgerzaken, aan. Ach ja. Haar had ik ook nog net nodig.

    ‘Danny is er niet. Ik weet niet waar hij uithangt,’ zei ik met een zucht. Ik hoorde haar een notitie maken en getik en geklik toen ze iets op de computer opzocht.

    ‘Oké. Bedankt.’ Ze hing weer op.

    Binnen tien tellen ging de telefoon alweer. Ik griste de hoorn van het toestel. Hoe kon ik in hemelsnaam werken als dat ding de hele tijd rinkelde?

    Het was opnieuw Dominique.

    ‘Heb je hem al geprobeerd te bellen?’ vroeg ze.

    ‘Nee, wat denk jij!’ snauwde ik. ‘Denk je dat ik achterlijk ben? Misschien kun je het zelf doen en mij daarna op cursus zoek je collega sturen?’

    ‘Nou ja zeg,’ sputterde Dominique. ‘Je hoeft niet zo lelijk te doen.’

    ‘Vraag dan ook niet naar de bekende weg.’

    Dominique gooide het over een andere boeg.

    ‘Kun jij dat rapport niet even afmaken? Ze hebben het echt nodig en jij hebt met Danny aan die zaak gewerkt.’

    Het liefst had ik haar willen zeggen waar ze heen kon met haar rapport, maar ik hield me in en trok ongeduldig het toetsenbord naar me toe. De pootjes schraapten met een krassend geluid over het tafelblad.

    ‘Ik zal kijken hoe ver hij is, maar ik beloof niks.’

    Danny was zo akelig netjes en geordend dat het me nauwelijks moeite kostte om te vinden waar hij aan had gewerkt. Het beviel me niks dat ik in zijn spullen moest rommelen, en ik was er zeker van dat mijn aanvulling het rapport in leesbaarheid zou doen kelderen, maar nood breekt wet. Helaas. Kon ik maar zeggen dat ik het niet kon vinden, of dat Danny het beveiligd had of zo. Papierwerk lag me niet, en daarom deed Danny het meestal.

    Als je het over de duivel had: waar was hij toch?

    Ik typte net de datum onder het rapport toen mijn telefoon rinkelde. Het was een binnenlijn, het lampje van een interne oproep knipperde. Als het weer iemand was die naar Danny zou vragen, zou ik zeggen dat hij op de wc zat. Thuis. Met een ernstige vorm van buikgriep.

    Het was mijn baas.

    ‘Gé! Wat een timing. Verlos me van telefoontjes, rapporten en administratie!’ kreunde ik.

    ‘Dat Hermans-rapport – is dat klaar?’ hoorde ik hem zeggen met zijn gruizige stem.

    Ook dat nog. Dominique had geklaagd bij de baas. Ava van Amstel doet zo lelijk tegen me, meneer Havinga. En als ik vraag om een rapportje krijg ik een snauw en is het drie dagen te laat...

    ‘Ja-haa, heeft die muts van...’

    ‘Stuur het maar meteen door naar Dominique. Kom je even naar boven?’

    O yes. Met alle plezier,’ zei ik.

    Snel schoof ik met een geroutineerd gebaar muis en toetsenbord opzij en rende de trappen op naar zijn kamer. De deur stond al open en Gé gebaarde naar de zwartleren stoelen terwijl hij op een onaangestoken sigaar kauwde. Ik plofte neer.

    ‘Zo Gé? Nieuwe stropdas?’ zei ik droogjes. Hij had een ontzettend leuke, hippe vrouw. Aan zijn outfit te zien, was het haast niet voor te stellen dat hij met haar getrouwd was. Als ik zijn vrouw was zou ik zonder meer zijn hele garderobe – bij gebrek aan een passender woord – in de zak van Max stoppen en hem dwingen tot de aanschaf van iets fatsoenlijks. Zijn pantalon was verfrommeld, zijn eens witte overhemd was grauw van het wassen en spande om zijn forse buik en zijn brede schouders. Er zat een donkere vlek op de veel te brede stropdas die om zijn dikke nek zat. Hij was het schoolvoorbeeld van de baas die hard werkt om zich door de jaren en de sigaren heen te ploeteren en te eindigen met een maagzweer of hartproblemen tegen de tijd dat het pensioen in zicht komt.

    Gé bewoog zijn sigaar naar de andere kant van zijn mondhoek. Stukjes tabak dwarrelden over zijn overhemd. Het was maar goed dat hij niet echt rookte, anders zouden er al heel wat brandgaatjes in zijn kleren hebben gezeten.

    Ik had verwacht dat er een gesprek zou volgen over de vorderingen van de ondernemingsraad waar ik gisteren een hele dag voor weggeweest was en vanmorgen ook nog een afrondende vergadering over had. In plaats daarvan zei hij langzaam: ‘Danny heeft een ongeluk gehad.’

    ‘Nee, ik heb hem nog niet gezi...’ Het was er al uit voor ik besefte wat hij zei. Danny? Een ongeluk?

    ‘Hij is vanmorgen, onderweg hierheen, aangereden. Hij was op de motor.’

    De toon in Gés stem was zo ernstig dat ik onmiddellijk begreep dat het goed mis was.

    ‘Hoe...’ ik moest eerst de prop in mijn keel wegslikken en voelde mijn benen opeens heel slap worden. Dit was serious shit.

    ‘Gé... hij heeft het toch wel overleefd, hè?’ Het kwam eruit als schor gekras.

    ‘Jawel, maar hij is er niet best aan toe. Hij wordt nu geopereerd, hij schijnt een aantal botbreuken te hebben opgelopen. Ik heb Noëlle aan de lijn gehad.’

    ‘Hij haalt het toch wel?’

    Danny ongeluk, Danny ongeluk, echode het in mijn hoofd.

    ‘Dat weet ik niet,’ zei Gé, zachter en serieuzer dan gewoonlijk.

    ‘Ga je naar het ziekenhuis?’ Stuur mij, fluisterde ik in stilte. Zeg dat ik moet gaan.

    ‘Nee, voorlopig niet. Als hij wakker wordt, moet hij zijn vrouw zien, niet zijn baas,’ zei Gé zakelijk. ‘En ik ga niet op zo’n plastic stoel in het ziekenhuis zitten wachten, daarvoor heb ik te veel te doen. Wie weet hoe lang het nog kan duren.’

    Pfff. Ik blies wangen vol lucht uit. Danny een motorongeluk! Hoe kon dat nou? Hij lette altijd goed op, was sportief en fit, en als er iemand was bij wie zoiets niet kon gebeuren, dan was hij het. Hij liep halve marathons alsof het niks was, en uitgerekend hij...

    Alsof dat iets te maken had met het verkeer. Het maakte geen klap uit of je fit was, tien jaar was of tachtig, of je wit of zwart of groen of geel was, of je fanatiek aan sport deed of de belastingen tilde: in het verkeer werd geen onderscheid gemaakt tussen de slachtoffers.

    ‘Weet je wat er gebeurd is?’ bracht ik hees uit.

    ‘Nee. Dat is nog niet duidelijk.’

    Er tuimelde een grote, zware steen in mijn ingewanden naar beneden. Ik zag beelden van Danny die met gebroken ledematen op het asfalt lag in een grote plas bloed. Verkreukelde motor, een scheur in zijn helm, een auto met een ingedeukte grille en motorkap...

    Nee, niet Danny. Dat kon niet.

    Hij zou toch niet doodgaan? Mannen als Danny hoorden niet jong te zijn als ze eruit stapten. Daar waren ze te leuk en te aantrekkelijk en te onmisbaar voor.

    Ik knipperde met mijn ogen.

    ‘Jezus, Gé.’

    Danny, knappe, leuke, intelligente, gevatte Danny. Als hij maar niks aan zijn hoofd had opgelopen. Ik moest er niet aan denken dat zijn gezicht in de kreukels lag, of dat er iets beschadigd was in zijn grijze cellen.

    ‘Ja, zwaar klote,’ zei Gé. Hij stond op, tapte twee mokken koffie uit een metalen thermoskan en viste een klein flesje uit zijn bureau. Zonder te vragen goot hij hieruit een scheut in mijn mok, en daarna in de zijne.

    ‘Je moet straks Noëlle maar even bellen,’ stelde hij voor. ‘Er viel nog niet zoveel te zeggen over zijn toestand. Over een paar uur weten de artsen meer.’

    Ik knikte en dronk zwijgend mijn koffie op. De cognac die Gé erin gegooid had, proefde ik nauwelijks, zo nam het me in beslag. Het is niet niks om te moeten horen dat je partner een zwaar ongeluk heeft gehad.

    Zeker niet als het iemand is waarmee je zo lekker seks hebt gehad.

    Gé zette zijn mok neer.

    ‘Het is rotnieuws, maar we kunnen er niet stil bij blijven staan, het werk hier gaat gewoon door. Ava, je moet de zaak overnemen waarmee hij is begonnen. Een vermist meisje. Een vermissing kan niet wachten. Als we niet zo krap in de bezetting zaten kon je vandaag wel weg, maar nu...’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Sorry.’

    Het was heel raar om van Gé te moeten horen wat mijn partner gisteren had gedaan. De afgelopen dagen was ik nagenoeg alleen maar bezig geweest met en voor de OR. Ik had daarom niet meer gehoord wat zijn laatste klus was.

    Gé gaf me een stapeltje printjes. Ik keek ernaar zonder te zien wat er stond. Het nieuws over Danny dreunde door mijn hoofd. Hoe kon ik zo werken? Gé had meteen in de gaten dat ik geen klap opnam van wat ik las. Hij pakte de velletjes papier uit mijn hand en vertelde me wat er stond.

    Merel Opdam, vijftien jaar oud, werd als vermist opgegeven door haar moeder Alice. De melding was maandagavond rond 22.00 uur bij de lokale politie binnengekomen en doorgespeeld naar de recherche. De dienstdoende agent had de gegevens opgenomen, en Danny zou er vanochtend naartoe gaan.

    ‘Heeft hij de moeder al gesproken?’ vroeg ik. Mijn stem was nog steeds niet normaal. Gé kon wel zeggen dat alles verder ging, maar ik was helemaal trillerig en misselijk.

    Danny een ongeluk. Danny overhoop gereden. Danny in stukken op de weg. Overal bloed.

    Ik knipperde heftig met mijn ogen om de beelden kwijt te raken.

    ‘Gaat het, Ava?’

    Nee, natuurlijk ging het niet. Het zou pas gaan als ik hem met mijn eigen ogen zou zien, en zou weten dat het goed zou komen. Dat hij nog wist wie ik was en dat hij aan mijn haren zou friemelen en me plagend ‘ijsbeer’ zou noemen. Ik maakte een ongeduldige beweging met mijn hand en gebaarde dat Gé door moest gaan.

    ‘Toe nou maar. Heeft Danny met die vrouw gesproken?’

    Gé knikte.

    ‘Ja, maar ik weet dus niet wat er allemaal gezegd is. Het gesprek met de moeder zal nog een keer moeten plaatsvinden. Danny is voorlopig uit de running, en als hij weer bijkomt is hij vast niet in staat om een samenhangend verslag te doen. Als hij zich sowieso nog iets van het gesprek kan herinneren.’

    Ik schraapte mijn keel voor ik zei: ‘Met andere woorden: er is dus nog maar weinig bekend.’

    Gé knikte. ‘Amber Alert is ook ingezet. Zonder resultaat.’

    Weinig bekend van de zaak. Weinig bekend van Danny’s toestand.

    ‘Hoorde je me, Ava?’

    ‘Jawel. Hoe oud is dat meisje? Vijftien?’

    Verdomme nog aan toe, Ava! Ik móést Danny uit mijn hoofd zetten. Dat kon ik alleen als ik me volledig concentreerde op iets anders. Een vermist meisje. Dat moest toch voldoende zijn om me bezig te houden? Als ik aan het werk was, kon ik de rest buitensluiten, dan kon ik me focussen op de zaak en bleven de gedachten aan Danny...

    ‘Ava, kun je dit aan?’ onderbrak Gé me. Ik besefte dat hij hetzelfde net ook al gevraagd had.

    ‘Zoals je zelf net zei: alles gaat gewoon door,’ zei ik en ik knikte. ‘Wie krijg ik erbij?’

    Ik trommelde in gedachten met mijn vingers op de tafel. Deze zaken kon je niet alleen doen. Natuurlijk was er een team op het bureau dat allerlei dingen deed. Die groep bestond uit een man of vijftien. Zij waren al druk bezig met het opzoeken van allerlei gegevens via uitgebreide computernetwerken en verrichtten veel vooronderzoek. Het kernteam bestond altijd uit een kleine, vast groep mensen: Gé, iemand van de technische recherche en een agent die op het bureau bleef en het werk aanstuurde. Ik deed het veldwerk en dat was niet iets wat je in je eentje moest doen, dat kostte veel te veel tijd. Bovendien waren er ook nog veiligheidsvoorschriften en één daarvan was dat je altijd met een partner op stap moest gaan.

    Maar mijn partner lag in puin in het ziekenhuis.

    Gé rommelde in papieren en op de computer voor hij bromde: ‘Iedereen is bezet. Of ziek. Ik kan je Robert Welsman geven.’

    Robert Welsman, dacht ik, was dat niet die lange die vorig jaar probeerde om bij de recherche te komen?

    Het was alsof Gé mijn gedachten las.

    ‘Afgelopen zomer heeft hij een paar keer gesolliciteerd, toen had hij te weinig ervaring. Kun jij je hem nog herinneren? Lange kerel, pienter, goed met computers.’

    ‘Gé, als hij te weinig ervaring heeft, dan is hij...’

    Ik kon mijn zin niet afmaken.

    ‘Volgens de laatste beleidswijzigingen is hij de aangewezen persoon,’ onderbrak Gé me.

    ‘Wat?’

    ‘Ze zitten me van bovenaf achter de vodden, Ava. In het kader van de integratie moeten er jongere rechercheurs komen. Niet alleen jongere agenten op straat, maar ook bij de recherche. In de praktijk betekent het dat ik iemand aan moet nemen die zo rond de vijfentwintig is.’

    ‘Waarom – onder het mom van een jonge rechercheur komt makkelijker binnen in de discotheek?’ vroeg ik verbijsterd.

    ‘Zoiets ja,’ zei Gé, die mijn cynische toon negeerde. ‘Het is niet mijn keuze – ik vind ook dat een rechercheur minstens een jaar of zeven het gewone politiewerk moet hebben gedaan. Aangezien me van bovenaf wordt opgelegd dat ik minstens één jonge twintiger in de recherche heb, gaat mijn voorkeur uit naar Welsman. Nu kan ik er nog iets over zeggen. Doe ik niets, dan krijg ik iemand toegewezen en heb ik nauwelijks inspraak meer.’

    ‘Maar...’

    ‘Ik had nog geen senior voor hem, maar dat is dus bij dezen geregeld.’

    Ho, stop, wacht even! Senior? Ik?

    ‘Maar Gé, een broekje? Die kan toch met geen mogelijkheid Danny vervangen?! Ik moet een échte agent hebben, niet iemand die nog nat achter zijn oren is! Ik...’

    ‘Geen gesputter, Ava. Je moet er iemand bij hebben en die knaap is nog niet ingedeeld. Bovendien is hij hier. Al is hij dan geen rechercheur, hij heeft wel een paar jaar straatervaring. Waar wil je beginnen?’

    Nondeju. Senior. Net waar ik op zat te wachten. Een schoolverlater de hand vasthouden. O, natuurlijk was dat niet de officiële omschrijving. Vaak genoeg had ik geringschattend gesnoven bij het zien van de functieomschrijving: ‘Onder de taak van een senior wordt verstaan: het begeleiden van een schoolverlater tot een zelfstandig opererende, volwaardige agent en na afloop van de begeleidingsperiode met de pupil de ontwikkelingen evalueren.’ Daarna volgde een stukje over beginnende agenten maar dat kon ik me niet precies herinneren. Waarschijnlijk omdat ik nooit verder dan die eerste zin was gekomen. Dat hoorde thuis bij onze collega’s in uniform, niet bij de recherche.

    ‘Hij is geen schoolverlater,’ zei Gé scherp. Blijkbaar had ik dat hardop gezegd. ‘Maar iemand die bij ons begint heeft wel begeleiding nodig.’

    ‘Ik ben een waardeloze senior,’ zei ik. ‘Ik heb geen geduld. Tom, die kun je toch wel wegtrekken bij die kerngroep waar hij inzit? Of Coraly? Die is alleen maar bezig met het natrekken van gegevens. Die kan best–’

    Gé viel me in de rede voordat ik kon zeggen dat Coraly in mijn ogen alleen maar cijfers van links naar rechts zette.

    ‘Vergeet het maar. Jij gaat Welsman begeleiden, want jij bent tot nader order zijn senior. Combineer het nuttige met het aangename: jij hebt vervanging nodig voor Danny en Welsman moet ingewerkt worden.’

    Ik wilde een maat, een partner! In plaats daarvan werd ik opgezadeld met een groentje! O, hij deed vast wonderen met de computer (veel zitten gamen, zeker) maar wat had ik daaraan? Dat deed Danny toch ook niet de hele dag, computeren? Er moest een ervaren rechercheur bij me worden ingedeeld, en dat geleuter van senior worden, dat werkte bij mij averechts.

    ‘Maar Gé, je hebt zelf ooit gezegd toen je dat senior-gedoe instelde dat het op basis van vrijwilligheid was,’ wierp ik ertegenin. ‘En op basis van vrijwilligheid heb ik gezegd dat ik er geen spat zin in heb.’

    ‘Het is goed voor je om een beginner onder je hoede te nemen. Je leert ervan. Het geeft je nieuwe inzichten. Voor je het weet ben je vastgeroest.’

    ‘Ik en vastroesten! Dat zal wel. Dan moet je bij die conservatieve zakken gaan kijken die op de eerste verdieping zitten en zich alleen maar druk maken over welk beleg vandaag op hun broodje zit!’

    Mijn stem was een tikje hoger geworden en ik praatte luider dan ik gewoonlijk deed.

    ‘Heb je enig idee hoe lastig ik ben om mee samen te werken?!’

    ‘Ja, dat weet ik. Verdomd goed,’ zei Gé met een uitdrukkingsloos gezicht. ‘Ik heb je groot gemaakt toen je zelf nog als een kip rondliep.’

    Het was waar. Ik had vier jaar met Gé samengewerkt, een beetje tegen wil en dank, maar wel met plezier. Alles wat hij had aan geduld en begrip, had ik niet. Dat kon toch niet goed gaan? Ik met mijn korte lontje, moest een kip sturen?

    ‘Van Amstel?’

    Ik zag het geamuseerde trekje, dat spottende glimlachje dat altijd om zijn lippen speelde als hij weer eens zo’n stunt uithaalde. Hij had me al eens eerder een stagiaire en een mentorschap proberen op te dringen, maar dat was hem toen niet gelukt. Dit keer kon ik er niet onderuit komen.

    ‘Wie heeft dat idiote kip bedacht?’ zei ik nors en Gé wist dat ik me gewonnen gaf.

    ‘Jijzelf. Toen je mij vertelde dat je rondrende als een kip zonder kop en vervolgens alleen nog maar luisterde als ik je met kip aansprak, totdat je vond dat je de naam Ava weer waardig was. Waar wil je mee beginnen?’ vroeg hij. Wil betekende hier hetzelfde als ga.

    Ik kon me er nog steeds tegen verzetten. Geen zin. Ik wilde niet. Ik kon het niet. Mijn geduld was berucht. Ik was de slechtste leermeester in de groep. Ik kon humeurig zijn. ‘Waar Danny was begonnen. Een gesprek met de ouders. Zeg tegen die Welsman dat hij zich moet melden bij mijn bureau en laat hem een dictafoon en een digitale camera meenemen,’ gromde ik uiteindelijk geërgerd.

    Ik stond abrupt op, beende naar de deur maar stopte toen Gé me terugriep.

    ‘Ava – geen gezeik, hè. Goed personeel is niet makkelijk te vinden. Jij was ook ooit een nieuwkomer. Ik deed toen ook niet moeilijk.’

    Nee, het was een makkie, nou goed?

    ‘En off the record: dat jij en ik een groentje een kip noemen, blijft tussen ons. Als ik het je hoor zeggen in het bijzijn van ofwel je collega’s ofwel de kip zelf, kun je represailles verwachten. Dat laatste is officieel.’

    Ik knikte stug. Duidelijk. Een kip is alleen een kip als wij hem samen onthoofden, dacht ik. Ik zag in mijn gedachten een witte kip zonder kop over een erf rennen terwijl ik er met een bebloede bijl achteraan ging en Gé hem aan de overkant op zich af liet komen.

    Raar beeld.

    ‘Luister, als ik iets over Danny hoor, laat ik het je weten. In de tussentijd werk jij aan deze zaak. Hou je hoofd erbij.’

    Hij stond op, kwam naar me toe en legde zijn grote hand op mijn schouder.

    ‘Ava, ik weet hoe het is om zoiets mee te maken, en hoe close jij en Danny zijn. Als het echt niet gaat, kom je het me vertellen, dan kijk ik of ik iets anders kan regelen.’

    Gés hand woog honderd kilo en in zijn gezicht zag ik duizend vragen. Hoeveel wist hij eigenlijk? Ik klopte hem geruststellend tegen zijn arm en het gewicht van mijn schouder verdween.

    ‘Niet nodig, het lukt wel. Zoals je al zei: hij moet zijn vrouw zien als hij zijn ogen open doet, en niet iemand van het werk.’

    Mijn voetstappen echoden in het trappenhuis toen ik naar beneden liep. Met elke stap die ik zette leek het geluid harder te worden, alsof het de intensiteit van mijn gedachten wilde benadrukken.

    Danny. Ziekenhuis. Danny.

    Niet denken aan het ergste. Niet aan denken. Niet aan denken.

    2

    Robert Welsman was er binnen twintig minuten. Tjonge. Werden ze nou steeds jonger of werd ik alleen maar steeds ouder?

    Hij was het prototype van een echte rechercheur-in-opleiding. Driedelig donkergrijs kostuum, gepoetste schoenen, attachékoffer in de ene en tas met technische materialen in de andere hand. Hij had geen onaardig gezicht, donker kortgeknipt haar, bruine ogen. Hij was slank, lang, misschien wel 1 meter 90, en bewoog zich soepel. Zijn huid had een mooi bruin tintje, op een natuurlijke manier, niet het all over bruin van een zonnebank. Een hardloper misschien.

    Hij gaf me een stevige hand. ‘Het is leuk terug te zijn,’ zei hij.

    Als hij verwachtte dat ik hem nu zou omhelzen en uitgelaten zou roepen dat ik heel gelukkig was dat hij weer in deze kringen verkeerde, dan vergiste hij zich toch lelijk. Daar was ik niet voor in de stemming.

    ‘Welkom,’ bromde ik. ‘Je weet nog waar alles is, waar je alles

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1