Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Speeddate
Speeddate
Speeddate
Ebook289 pages4 hours

Speeddate

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Sissela Kappetein heeft een leuk leven, een goede baan bij de Nederlandse ambassade in Riga. Maar ze is nog altijd single en wanhopig op zoek naar de ware liefde. In de cityhopper op weg naar huis komt er een aantrekkelijke man naast haar zitten. Om zichzelf interessanter te maken vertelt ze een leugentje, en het werkt. Michael Ribnikovs overlaadt haar met attenties. Maar deze prille belofte blijkt het begin van een stroom bizarre, gewelddadige en angstaanjagende gebeurtenissen. Ten slotte wil Sissela nog maar één ding: dat het ophoudt!
LanguageNederlands
Release dateMay 1, 2012
ISBN9789461090539
Speeddate

Read more from Tupla M.

Related to Speeddate

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Speeddate

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Speeddate - Tupla M.

    www.crimecompagnie.nl

    Verantwoording

    Dit boek is fictie. Alle personages bestaan alleen in het hoofd van Tupla Mourits. Plaatsen, straten en gebouwen in Letland en Nederland bestaan wel echt, maar niet noodzakelijkerwijs op de beschreven plek. Bij sommige Letse namen hebben wij omwille van de leesbaarheid in het Nederlands gekozen voor een aangepaste schrijfwijze.

    ..

    Tupla M.

    Date. Weteringdwars

    Het botenhuis rook naar benzine, geteerd hout en brak water. Heel in de verte klonk het geluid van een snelweg rond middernacht, onder ons het geklots van water en zo nu en dan een zachte bons van een boot tegen de steiger. In het schemerduister dobberde een sloep.

    ‘De juf ruikt lekker,’ mompelde mijn date in mijn nek. ‘De juf ruikt lekker en voelt lekker. En ik ga de juf helemaal verslinden.’

    Ik giechelde, voelde baardstoppeltjes raspen over mijn gezicht en gulzige lippen op mijn mond. Zijn handen gingen over mijn rug, mijn billen. Even dacht ik dat hij het in de boot wilde doen, maar na wat hijgerig gehannes met knopen en ritsen struikelden we over een zompig grasveldje naar een vakantiebungalow en daar hadden we gevreeën. Of beter, had hij gevreeën, want zo aandachtig en attent als hij was geweest tijdens het eten en in de auto, zo prozaïsch snel was hij nu klaar met me op de haastig uitgeklapte bedbank met klamme lakens.

    Hij maakte geen aanstalten mij terug te rijden naar Amsterdam. Te veel gedronken zei hij, maar als ik per se weg wilde dan ging er een nachtbus naar cs. Hij had er niet bij gezegd: eens in het anderhalf uur. En dus zat ik drie kwartier in een met spuitbusleuzen beklad en naar pis stinkend bushokje. Lang genoeg om de film van de avond nog een keer af te draaien, lang genoeg om mezelf te gaan haten.

    ..

    Het viel niet mee om vijfentwintig keer van tafeltje te wisselen en steeds weer spontaan over te komen.

    ‘Hallo, ik ben Sissela. Single. Jij? Mijn werk? Op een ambassade. Ach, spannend, dat gaat wel. Riga. Nee, dat is in Letland. Kleine post. Nee hoor, twee uurtjes vliegen maar. Ik ben veertig. En jij? Mijn hobby’s zijn...’ Daar strandde ik meestal een beetje. Lezen, musea, reizen, verder kon ik niets bedenken. Onder water zwemmen? Met poppen spelen? Wat deed ik toch met mijn vrije tijd?

    Toen ik bij kandidaat nummer dertien nog steeds geen klik had gevoeld, kreeg ik er genoeg van. Ik deed een paar jaar van mijn leeftijd af en probeerde verschillende beroepen uit. De glaasjes wijn hielpen. Tegen het einde van de avond was ik getransformeerd tot een vierendertigjarig hoofd van een kinderdagverblijf. Het kon me niks meer schelen, ik was gewoon toe aan een leuke avond. Daar had ik evenveel recht op als al die anderen. Ik wilde iemand die lief voor me was, die me aantrekkelijk vond, en leuk en de moeite waard. Nou, en die had ik gevonden, dacht ik zo’n zes uur geleden.

    Alle adviezen die je voor het speeddaten op het hart worden gedrukt had ik met voeten getreden. In plaats van met mijn match te beginnen met een kop koffie, had ik me laten overhalen ergens te gaan eten. Daarna was ik weliswaar niet meegereden naar een stil donker bos, waarschuwing nummer twee, maar wel naar een bungalowpark aan de Vinkeveense plassen, wat zo ongeveer op hetzelfde neerkwam. Voor een afzakkertje. En om zijn nieuwe sloep te bekijken. Mijn mobiel stond uit en ik was vergeten Arno te laten weten waar ik naartoe ging. En toen ik eraan dacht stond ik al te zoenen en kon ik moeilijk zeggen ‘Sorry, even mijn broertje laten weten waar ik ben’.

    ..

    In de taxi hing een zware bloemenlucht, waarschijnlijk om de persoonlijke luchtjes van klanten zoals ik te overheersen. De eerste zes chauffeurs weigerden me van het Centraal Station naar het Spiegelkwartier te rijden.

    ‘Nee mevrouw, zo’n kort ritje.’

    Uiteindelijk belandde ik op de achterbank van een snorder met een headset, die aan de overkant van de straat zijn kansen had staan afwachten. De hele rit bleef hij in een vreemde taal praten tegen degene aan de andere kant van de lijn, maar hij zette een klassiek muziekje voor me aan en reed me via de kortste weg naar mijn logeeradres. De violen werkten op mijn traanklieren. Van een afstand zag ik mezelf zitten, zweterig in deze vreemd warme oktobernacht. De mousse in mijn haar was uitgewerkt, de lippenstift van mijn mond gegeten, gedronken en gezoend. Gelebberd. God, wat voelde ik me vies.

    Seks op je first date. Als een vriendin me zou vertellen wat ikzelf net had gedaan, dan zou ik haar voor gek verklaren. Waarom deed ik dit soort dingen? Zodra hij die avond tegenover me was komen zitten, had ik geweten dat hij eigenlijk mijn type niet was. Hij had er wel lekker uitgezien met dat krullende blonde haar. En hij was charmant. En opgetogen over de perfecte match. Maar dat dacht hij natuurlijk alleen maar omdat hij een vrouw van midden dertig zocht die iets met kinderen deed.

    Veertig en nog single, dat werkte niet goed had ik gemerkt. Dan was er iets mis met je, een kneus met verborgen gebreken of juist een bitch met bindingsangst. Ik had een alleenstaande vriendin in Brussel die altijd nadrukkelijk zei dat ze gescheiden was. Alsof dat meer status gaf aan alleen zijn, net zoiets als weduwe zijn. Minder je eigen schuld of zoiets. Veel van mijn vriendinnen zag ik trouwens niet zo vaak meer sinds ik in het buitenland werkte en zij allemaal getrouwd waren en in de kleine kinderen zaten.

    De eerste keer dat ik mezelf een beetje anders had ingekleurd was het een stuk beter uitgepakt.

    ‘Hoe lang geleden bent u voor het laatst geknipt?’ had de kapster gevraagd. Wat ik hoorde was: wie heeft je haar zo verpest? Ik keek naar mezelf in de spiegel: een bleek kantoorgezicht, slap donkerblond haar waar mijn oren een beetje doorheen schemerden, twee glimmende deukjes op mijn neusbrug van de steuntjes van mijn bril, dunne wenkbrauwen en ogen van een onbestemd blauwgrijze kleur. Zo onopvallend, zo oninteressant. Dit was ik niet. Dit was niet eerlijk. Ik keek naar het zelfverzekerde gezicht van de kapster en opeens had ik gedacht: ik hoef jou helemaal niet te zeggen dat ik mijn pony met een scheermesje heb bijgewerkt. Ik kan gewoon iets verzinnen, mijn eigen waarheid maken, Sissela is meer dan dit fletse gezicht boven een nylon kapmantel. Ik kan van deze Sissela Kappetein maken wie ik wil. Geen slachtoffer van Moeder Natuur maar een geslaagde werkende vrouw die iedereen wil kennen. Wie doet me wat? Come on Sis, make my day.

    ‘Het spijt me,’ zei ik. ‘Ik zit in het orkest van André Rieu. Wij worden geknipt door de visagist. Ik zal zeggen dat je er niet kapot van was.’

    En de kapster had verrast opgekeken. De handen die de crèmespoeling door mijn haar masseerden voelden opeens geconcentreerder, de stem boven mijn hoofd belangstellender. Het was nog best moeilijk om mijn bestaan als derde viool te beschrijven, maar toen ik na afloop in de spiegel keek zat mijn haar perfect. Klaar voor een volgend optreden.

    ‘Eerste of Tweede Weteringdwars?’ vroeg de taxichauffeur.

    ..

    Het was vier uur in de ochtend toen ik de sleutel in het slot stak. Alle ramen van het huis waren donker. De lantaarn naast de deur bescheen de namen die in zwierige letters op het glanzende grachtengroen stonden. IJsbrand Bartels & Arno Kappetein. In de gang liep ik tegen de trapleer aan die daar al dagen stond, mijn nagels schraapten over de kale muur op zoek naar de loshangende contactdoos. Het rook er niet naar verse verf of kalk, het rook alsof Arno de hele avond had zitten blowen.

    Het monumentenpandje had goudgeld gekost, maar dat zou je niet zeggen als je eenmaal binnen was. De centrale verwarming werkte maar tot de eerste van de drie verdiepingen. De kamer die logeerkamer zou moeten worden stond vol gipsplaten en rollen isolatiemateriaal. De badkamer waarvoor Arno en IJsbrand op de bouwtekening een rond verzonken bad hadden ingetekend, was nog steeds een douche achter een plastic gordijn. De keuken was grotendeels gesloopt. Een design spoelbak leunde in een geïmproviseerde houten constructie tegen de muur, op een oude koelkast stond een vierpitsstel, de magnetron stond naast de enorme sapcentrifuge op een bladderende gietijzeren tuintafel. We kochten veel kant-en-klaar, belden de sushilijn of aten de dagschotel in het café om de hoek.

    In de woonkamer was de ruimte waar het hoog-laagbed van IJsbrand had gestaan nog steeds zichtbaar, de lege plek werd gemarkeerd door de stoelen en de bank die er in een halve cirkel omheen stonden, alsof er onzichtbare gasten op bezoek waren. De slaapkamer van Arno was nog de beste plek in het huis. Daar waren de muren gestuukt, het houtwerk geschilderd in een warme okerkleur. Hier sliepen we dan ook samen in de dubbele Auping, net als toen we nog kinderen waren, die opgroeiden boven de winkel van onze ouders in de Van Woustraat. Net als vroeger kletsten we in het donker. Over dat pappa zijn draai maar niet kon vinden na de verkoop van de zaak, over zijn motorbootje in Friesland en dat hij het liefst een half jaar wilde zwerven door Frankrijk. Over mamma, die helemaal niet uit Amsterdam weg wilde en voor vrijwilligerswerk naar Amnesty was gevlucht omdat ze gek werd van die man steeds om zich heen, ook al hield ze best nog van hem. En over dat ze het maar niet kon laten mij te vragen of er al een speciaal iemand in mijn leven was. En dat ze het zich toch wel heel anders had voorgesteld, met kleinkinderen en zo.

    En steeds opnieuw over IJsbrand. Over alle plannen die hij niet meer kon uitvoeren, de verbouwing van het huis, de adoptieprocedure die ze hadden willen starten voor een kindje uit de Verenigde Staten. IJsbrand wilde zo graag kinderen, Arno ook, zei hij. Het zou er nu wel niet meer van komen.

    Ik liet Arno voor de zoveelste keer beloven dat hij aardiger voor zichzelf zou zijn en dat hij het huis af zou laten maken. IJsbrand zou dit niet gewild hebben. Die had van mooie dingen gehouden. Arno beloofde het, maar overdag kwam hij niet verder dan besluiteloos bladeren door de catalogi met inbouwapparatuur en wandtegels. ’s Nachts stond hij op en hoorde ik hoe hij zachtjes naar beneden liep. Alsof hij nog even bij IJsbrand ging kijken. Er verscheen al grijs in zijn haar, hij had groeven langs zijn mond gekregen en er zat een traagheid in zijn bewegingen die ik niet kende.

    ‘Ik heb op je gewacht.’ Arno stond halverwege de trap in zijn boxershorts.

    ‘Sorry, het liep een beetje anders.’

    ‘Leuk?’

    ‘Aardig.’

    ‘Een schaap is aardig,’ zei Arno. Hij greep mijn hand. ‘Kom. Ik wil je iets laten zien. Gisteravond gebracht.’

    We liepen de trap op naar zijn slaapkamer. Tegenover het bed stond een plafondhoge, bijna wandvullende foto van IJsbrand. ‘Je moet hem van een afstandje bekijken.’ De IJsbrand van een paar jaar geleden leek te zijn teruggekeerd. Krachtig. Zo gezond. Alsof er nooit een hersentumor was geweest. Ineens vocht ik tegen mijn tranen. Wat een waardeloze laatste avond. Wat een waardeloze vakantie. Wat een waardeloos weekend.

    Naar huis. Sleutel

    De cityhopper naar Riga had vertraging en was zelfs nog niet gearriveerd op het moment dat ik had moeten boarden. Storm in Riga, hoorde ik iemand zeggen. Ik probeerde een krant te lezen en niet steeds te denken aan alle dingen die ik nog had kunnen doen op deze koopzondag in Amsterdam. Zoals even langs de Hema, of Arno helpen bij het uitzoeken van een aanrechtblad of zo. Ik dacht aan het huis van Arno, dat was blijven steken in de tijd, aan zijn vermoeide gezicht, hoe hij had gezegd dat hij nergens zin in had, niks meer hoefde. Toen zag ik opeens het gezicht van mijn date voor me, de ogen die op een punt vlak boven mijn hoofd gericht bleven terwijl hij op en in me heen en weer bewoog zonder dat hij mij leek te voelen. Wat was er toch met me? Het leek wel alsof ik niks goed deed. De hele afgelopen week was één groot fiasco.

    Misschien moet je het idee van een man gewoon vergeten. Who needs them anyway.

    Maar dan nooit mijn eigen maiden party? Zelfs nooit iemand hoeven voorstellen als ‘me vriend’?

    Je hebt niemand nodig, je hebt een hartstikke leuk leven.

    En kinderen dan? Alleen maar namaaktante zijn voor de kinderen van vriendinnen?

    Daar had je eerder aan moeten denken. Trouwens, daar hoef je toch geen relatie voor te hebben.

    Maar wat als ik ziek word en later oud? En als mijn ouders doodgaan dan had ik helemaal niemand meer, behalve een broer.

    De dialoog leek niet te slijten in al die jaren, hoe vaak ik hem ook herhaalde. En nooit leverde hij iets op. Nietes, welles, ik kan het niet, ik kan het wel, ik moet meer mijn best doen, ik moet het loslaten, laten gaan, je kunt geluk niet afdwingen, je kunt alleen maar afwachten.

    Stop, ophouden, je maakt jezelf gek. Als ik maar eenmaal terug in Riga was ging alles beter, de routine van het werk, lekker naar de film, in het weekend naar het theater of naar Arija in Jurmala. Trouwens, iedereen om me heen zat nu somber te kijken en zich te ergeren. Dus vooruit, herpak jezelf, zoals we in Brussel zeiden.

    De vertraging liep ten slotte op tot zes uur en verbroederde. Het echtpaar naast me lette op mijn jas en tas bij wc-bezoek, vertelde over hun hond en hun tuin en deelde een enorm blok taxfree chocola met me. Mijn krant gaf ik door aan de Nederlandse man tegenover me, die vertelde dat hij barnsteen ging inkopen in Letland en ik kreeg van hem een tijdschrift met Poetin op de omslag. Toen de bus kwam voorrijden om ons naar de startbaan te vervoeren, klonk er applaus. Het was inmiddels laat in de middag. De zon stond laag en rood aan de hemel.

    ..

    De stoel naast mij was vrij. Ik verheugde me al op de extra beenruimte, maar op het laatste moment kwam er een man door het gangpad, die naast mijn stoel bleef staan. Glimlachend bood hij aan mijn tas in het compartiment boven onze hoofden te zetten. Toen hij dat gedaan had gaf hij me een knipoog en liet zich naast me zakken. Demonstratief keek ik naar buiten, naar een tankauto waar oranje pylonen omheen werden gezet. Als ik nou ergens geen zin in had dan was het opnieuw een moeizame poging tot kennismaking. Toen het vliegtuig begon te taxiën sloeg ik het tijdschrift weer open en begon in een artikel over wapens. Nederland stond in de top vijftien van de internationale wapenhandel met een omzet van vijfhonderd miljoen euro per jaar.

    Hij kwam uit Letland.

    Ik knikte.

    Maar hij was van Russische afkomst.

    Ik probeerde verder te lezen over een aanvalsgeweer waarvan er wereldwijd honderd miljoen in omloop waren.

    Russisch was zo’n mooie taal. Een schande dat die van de scholen dreigde te verdwijnen door het invoeren van het Lets als eerste taal. Sprak ik Russisch?

    ‘Dat kan ik niet zeggen, nee,’ zei ik in het Engels, hoewel ik inmiddels noodgedwongen een mondje Russisch had geleerd.

    De verbeterde versie van de kalasjnikov had zijn populariteit vooral te danken aan de lage productiekosten. Het wapen was bovendien gemakkelijk schoon te houden en eenvoudig te repareren.

    Ging ik voor pleasure naar Riga?

    ‘Voor mijn werk.’ In Afrika was het geweer te koop voor ongeveer dertig dollar en geliefd bij rebellenlegers. Het raakte nooit oververhit, deed het altijd.

    ‘Wat doet u voor werk als ik vragen mag, miss... Kappetein? Ik las per ongeluk het adreslabel aan uw tas.’ Hij glimlachte weer.

    Hij droeg geen ring. Dat zei natuurlijk niks. Vreemd overhemd met dat borduursel op de boord. Wel een aardig gezicht. Ongeveer even oud als ik. Een beetje jongensachtig. Haar dat goed was geknipt, met een leuke lok over zijn voorhoofd, een regelmatig gebit. Hij zag er niet verkeerd uit. Maar ja, een Russische Let. Ze hadden of te veel geld of een alcoholprobleem. En overal waar ze als groep kwamen overschreeuwden ze de rest. Voor hem stond een flesje mineraalwater. Hij rook lekker. Het luchtje deed me aan Arno denken in de tijd dat hij dagelijks naar de sportschool ging.

    ‘My job?’ Nou, ik typ veel brieven en ik hou de agenda van mijn baas bij en ik berg dingen op en dan haal ik ze weer tevoorschijn. ‘Im- en export van defensiemateriaal,’ zei ik en legde mijn vinger tegen mijn lippen alsof ik een samenzweerder speelde in een kleutervoorstelling. Het was eruit voordat ik de beslissing bewust had kunnen nemen. Jemig, wat was dit toch? Ging ik er een gewoonte van maken? Was dat niet kinderachtig? De gêne kroop tintelend van mijn hals naar boven, zo meteen zou ik ook rode oren krijgen. Vlug, ik moest wat zeggen, gewoon iets als: ha ha ha, maar niet heus. Ik heb nu alleen geen zin om te praten. Oké? Mijn mond trok al in een grimas, mijn hoofd draaide opzij.

    Later heb ik nog wel eens gedacht dat als het tijdschriftartikel op mijn schoot over het circus was gegaan, ik waarschijnlijk zou hebben gezegd dat ik trapezewerkster was. Of dat ik olifanten verzorgde. Dan zou alles heel anders zijn gelopen.

    Even dacht ik dat mijn buurman me niet eens had verstaan. Maar dat was omdat hij zich naar achteren boog om de stewardess te wenken.

    ‘Michael Ribnikovs. I am pleased to meet you, miss Kappetein, can I order you a drink?’ Zonder op antwoord te wachten bestelde hij twee flesjes witte wijn. ‘To a beautiful lady,’ zei hij terwijl onze plastic bekertjes tegen elkaar tikten. De leugen werd beklonken, ik kon niet terug. Dus nam ik een grote slok en probeerde mij voor te stellen dat ik in de wapenhandel zat. Hoe gedroeg zo iemand zich? Een pokerface moest ik hebben om keihard te kunnen onderhandelen, en ik moest zelfverzekerd overkomen, ik was een vrouw van de wereld. Eentje die nergens over kon praten natuurlijk. Dat ging wel lukken. Maar Michael Ribnikovs vroeg helemaal niets over mijn zogenaamde werk, hij vertelde over de vele verre reizen die hij had gemaakt, daarna dat hij fan was van Elvis Presley en waarom iedereen op maat gemaakte schoenen zou moeten dragen. En ik vertelde waarom ik niet van Picasso hield en wel van Zuid-Amerikaanse primitieven. Mijn neerslachtigheid verdween. Hier was een man die het in ieder geval twee uur lang leuk leek te vinden om met me te praten.

    We landden in het donker. Het was nog geen tien uur maar het leek wel middernacht. Van de prachtig roodbruin gekleurde bomen die rond het vliegveld stonden toen ik een week geleden vertrok was weinig te zien.

    Ik nam afscheid van Michael Ribnikovs, trok mijn donsgevoerde jas aan, die in Nederland belachelijk warm had geleken, en liep opgewekt de vertrekhal uit van Riga International Airport naar de taxistandplaats. De storm was gaan liggen maar de wind was ijzig koud en duwde me in de rug. Op het kantoorgebouw naast de bushalte stond in rode neoncijfers dat het min vijf was, een temperatuurverschil van ongeveer twintig graden met Amsterdam. Plus een uur later.

    Dit werd mijn tweede winter hier. Ik was een beetje aangeschoten, en achter in de taxi gezeten staarde ik soezerig naar de vervallen houten huizen en lelijke woonblokken die aan mijn raam voorbijschoten. De ontmoeting in het vliegtuig gleed weg uit mijn gedachten. Hopelijk was het niet al te koud in mijn appartement. Misschien ging ik nog even in bad liggen. Of een dvd kijken. Snoepen. Chocola had ik vandaag genoeg gegeten, maar misschien had ik nog van dat lekkere pecanijs in de vriezer?

    ..

    Riga wordt doorsneden door de rivier de Daugava. Op de rechteroever, aan de Elizabetesstraat, had ik een appartement. Het was gelegen op de derde etage van een groot huis aan de rand van de statige art-nouveauwijk, vlak bij de beroemde Albertastraat, waarvan nummer dertien in elk fotoboek over de stad staat als hét voorbeeld van jugendstil. De ambassade had de Elizabetesstraat voor me geregeld. Nou ja ‘geregeld’. Mijn voorgangster had daar gewoond. Ik kon wat spullen overnemen. Handig.

    Voor de doorsnee Let was een appartement als dat van mij, en helemaal op deze locatie, zo goed als onbereikbaar. Het gemiddelde loon bedroeg nog geen kwart van het mijne. Daar dacht ik wel eens aan als ik in Amsterdam een paar nieuwe laarzen zat te passen of met Arno uit eten ging in een restaurant in de Spiegelstraat dat zo chic was dat het niet eens een naam op de gevel had, laat staan een menukaart voor het raam.

    Ik snoof de geur van de herfst op. De gevallen bladeren waren naar één kant van de straat gewaaid. Het was er

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1