Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Krachtmeting
Krachtmeting
Krachtmeting
Ebook115 pages1 hour

Krachtmeting

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Krachtmeting (minithriller)
De moord op Fons Mascini zou een afrekening kunnen zijn. Wie voelde zich voldoende kwaad, gefrustreerd of aangevallen om hem in een parkeergarage een kogel door zijn hoofd te jagen? Zijn vrouw Eva heeft daar haar eigen ideeën over, die ze zorgvuldig geheim houdt. Ze wil de dader persoonlijk ontmaskeren en bedenkt een slim plan. Maar de moordenaar van Fons heeft ook met háár iets af te rekenen.

'Zeer verrassend!'
Vrouwenthrillers ****
LanguageNederlands
Release dateMay 12, 2015
ISBN9789461092410
Krachtmeting

Read more from Loes Den Hollander

Related to Krachtmeting

Related ebooks

Related categories

Reviews for Krachtmeting

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Krachtmeting - Loes den Hollander

    Eva.

    1

    De kinderen zijn dreinerig. Fons moppert op Eva, omdat zij ze niet rustig kan houden. Ze voelt het zweet op haar rug staan als ze de wandelwagen tegen de helling van de parkeergarage op duwt. Ze sust de kinderen en belooft ze ijs als ze thuis zijn. Fons snauwt dat ze als opvoeder weer eens heeft gefaald. Esmee kraait: ‘IJs!’ Rafael herhaalt het met een glunderende blik in zijn ogen.

    ‘Jij weet niet eens wat ijs is,’ snauwt Fons. Het kind begint te huilen.

    Met een verbeten trek om haar mond hijst Eva de kinderen in de autostoeltjes en gespt hun gordels vast.

    ‘Heb je Saridon gekocht?’ vraagt Fons.

    Ze verschiet van kleur. ‘Vergeten.’

    ‘Ik moet Saridon hebben. Ik kan niet zonder pijnstillers, dat weet je. Waarom vergeet je dat nou weer?’

    ‘Ik loop wel even terug,’ zegt ze. ‘Ik ren. De drogist zit vlakbij. Stap jij maar vast in.’ Als ze wegloopt, hoort ze zijn mobieltje overgaan. Ze blijft staan en draait zich om. Hij maakt haar met een driftig gebaar duidelijk dat ze moet doorlopen.

    In het trappenhuis verliest ze haar evenwicht en raakt met haar linkerarm een wand. Ze kan een kreet van pijn nauwelijks onderdrukken. De plek op haar arm is nog helemaal beurs. Ze wrijft er voorzichtig over en merkt dat ze geëmotioneerd raakt. Ze slikt een paar keer en spert haar ogen wijd open. Niet huilen. Hier niet huilen. Ze kan mensen tegenkomen die haar kennen. Of die Fons kennen. Ze moet er niet aan denken hoe hij zal reageren als mensen hem vertellen dat ze zijn vrouw snotterend aantroffen in het trappenhuis bij de parkeergarage. Hij zal willen weten wat er te janken viel, en haar net zo lang sarren tot ze het zegt.

    Dit kan ze niet zeggen.

    Er staat een lange rij mensen voor de kassa bij de drogist. Zuchtend sluit ze achter aan. Misschien kan ze Fons beter even bellen en zeggen dat het druk is, maar dat ze zo snel mogelijk weer terugkomt. Hoe zou hij reageren?

    Ze vloekt binnensmonds. Waarom durft ze nu niet te bellen? Dit wordt te gek. Ze moet zich niet in allerlei bochten gaan wringen om te voorkomen dat hij boos wordt. Ze denkt aan wat haar moeder een paar weken geleden tegen haar zei, toen Fons twee keer achter elkaar onredelijk reageerde op iets wat Eva deed. ‘Je mag wel eens een beetje van je afbijten. Als je alles accepteert wat hij zegt, ben je straks een marionet die aan zijn touwtjes hangt. Wil je dat?’

    Eva had bijna gezegd dat ze die marionet allang was geworden. Maar Fons kon haar horen, dus ze zweeg.

    Ze weet dat ze hem niet gaat bellen. Hij wacht maar lekker tot ze terug is. Hij vermaakt zich wel. En anders had hij zelf maar naar de drogist moeten lopen.

    Er gebeurt iets bij de kassa. De klant die aan de beurt is, schreeuwt dat hij zich niet laat belazeren. Ruzie. Dat kan even gaan duren. Ze overweegt of ze naar de drogisterij bij Albert Heijn zal gaan. Maar dat is minstens vijf minuten lopen. En vijf minuten terug. En wie weet, moet ze daar ook weer in een rij staan.

    Ze voelt dat ze moe is. Haar voeten doen pijn. Ze verlangt naar een heet bad. Naar lekker wegzakken in het schuim en de boel de boel laten. Ze zou willen dromen over vroeger.

    Ze zou weer vrij willen zijn.

    Er komt beweging in de rij. De boze klant loopt mopperend weg. Een paar minuten later is ze eindelijk aan de beurt.

    De Saridon is uitverkocht. Ze schrikt. ‘Uitverkocht?’

    ‘Ze zijn besteld, morgen hebben we ze weer,’ zegt de verkoopster een beetje verveeld. ‘Had u nog iets anders willen hebben?’ Of Eva maar even wil opzouten. Ze loopt met een verdwaasd gevoel terug naar de parkeergarage. Ze zal aanbieden om terug te gaan naar het winkelcentrum als de kinderen in bed liggen. Albert Heijn is tot tien uur open. Dat is een goed idee, teruggaan. Dat had ze direct moeten aanbieden toen ze erachter kwam dat ze de Saridon vergeten was. Ze rent terug naar de garage. Als ze hijgend het trappenhuis uit stormt, hoort ze sirenes. Loeiende sirenes. Ze staat abrupt stil. De sirenes komen dichterbij. Een politieauto passeert haar en ze moet achteruit springen om te voorkomen dat ze geraakt wordt. Ze ziet ook een ambulance. Ze zoekt steun bij een auto, maar voelt dat iemand haar hand vastpakt. Het is een man. ‘Blijf daar maar uit de buurt, daar krijg je nachtmerries van.’

    ‘Mijn man is daar, hij wacht op me in de auto. Met de kinderen.’

    De man kijkt haar aan en de blik in zijn ogen zorgt ervoor dat ze bijna door haar knieën zakt. ‘Ik loop met u mee,’ beslist hij. Hij blijft haar vasthouden als ze naar de drukte verderop lopen.

    Ze worden tegengehouden door een politieagent. ‘Het spijt me, u kunt hier niet verder.’ Er staan politiemensen en ambulancepersoneel in de buurt van hun auto, waardoor ze niet kan zien wat daar precies aan de hand is.

    ‘Maar mijn man is daar. Met de kinderen,’ stamelt Eva. Op hetzelfde moment ziet ze twee agenten lopen, die ieder een kind op de arm hebben. ‘Dat zijn mijn kinderen!’ roept ze. Ze rukt zich los van haar begeleider en stormt op de agenten af. Iemand probeert haar de weg te versperren, maar ze laat zich niet meer tegenhouden.

    ‘Mama!’ gilt Esmee en ze strekt haar armpjes naar Eva uit. Rafael doet hetzelfde. Eva omarmt de kinderen die nog steeds worden vastgehouden door de agenten. ‘Wat is er gebeurd?’ vraagt ze. Ze kijkt niet naar de plek waar Fons moet zijn, iets in haar waarschuwt dat ze dat beter niet kan doen.

    ‘We gaan even in een van onze auto’s zitten,’ zegt een agent.

    ‘Is hij dood?’ fluistert ze. ‘Is mijn man…’

    ‘Het spijt me,’ zegt de agent.

    2

    Overal is pers en iedereen wil haar iets vragen. Eva zit diep in elkaar gedoken op de achterbank van de politiewagen en houdt haar kinderen stevig tegen zich aan gedrukt. Esmee kijkt met grote ogen naar de mensen die zich voor de ramen van de auto verdringen en van alles schreeuwen. Rafael is in slaap gevallen. Eva voelt zijn diepe, ronkende ademhaling langs haar bovenarm trillen. Ze kijkt naar hem. Zijn mondje staat een beetje open en er loopt een straaltje kwijl langs zijn wang. Ze kust het weg.

    ‘Stoute mensen,’ zegt Esmee.

    ‘Ze kunnen ons niets doen,’ stelt Eva haar gerust. ‘Kijk, we rijden alweer.’

    Ze realiseert zich dat ze met iedere meter die de auto rijdt verder van het lichaam van Fons worden verwijderd, en ze heeft het gevoel dat ze hem in de steek laat. Maar het kan nu even niet anders. De kinderen moesten weg van die plek. Ze lijken niets van de moord te hebben gezien. Volgens de verklaring van de man die Fons naast de auto zag liggen sliepen ze, en werden ze pas wakker toen de sirenes dichterbij kwamen.

    ‘Waar is papa?’ vraagt Esmee.

    Eva slikt. ‘Papa komt straks. Hij moet even met de politieagenten praten.’ Ze vraagt zich af hoe ze haar dochter moet gaan vertellen dat papa nooit meer met iemand kan praten. Dat hij nooit meer thuis zal komen en haar met twee handen tegelijk zal optillen en in de lucht zal gooien. Dat hij nooit meer verhaaltjes aan haar zal voorlezen. Het kan niet waar zijn. Het kan Fons niet zijn die naast hun auto in de parkeergarage ligt. Een politieagent vroeg haar of haar man vijanden had. Of zij wist dat hij bedreigd werd. Of er de afgelopen tijd vreemde dingen waren gebeurd. Ze kon geen zinnig antwoord bedenken. Hij heeft in ieder geval nooit iets in die richting gezegd.

    ‘Per mail, misschien? Kreeg hij hatemail?’ De man die dit aan haar vroeg, leek dwars door haar heen te kijken. Ze voelde zich een onnozele gans toen ze moest vertellen dat ze zijn mail nooit las. Hoe zou ze dat voor elkaar moeten krijgen? Ze kent het wachtwoord van zijn computer niet eens. Fons dat

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1