Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De wraak van een onderduiker
De wraak van een onderduiker
De wraak van een onderduiker
Ebook201 pages5 hours

De wraak van een onderduiker

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

In deze vijfde roman heeft Maurice Ferares zijn ervaringen als joodse onderduiker tijdens de Tweede Wereldoorlog en die van een aantal lotgenoten beschreven tegen de achtergrond van gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden. Het is een ademloos spannend verhaal geworden. De roman zal iedereen fascineren die geïnteresseerd is in de geschiedenis van de twintigste eeuw, het antisemitisme, het zionisme, en de oorsprong van de huidige tragische relatie tussen Arabieren en Joden in het Midden-Oosten.

Korte inhoud:

In de zomer van 1942 kreeg Jacob Wijnkoper in het door de Duitsers bezet Amsterdam een oproep "om in Duitsland te gaan werken in een onder politietoezicht staand kamp". Jakob besloot niet te gaan en vroeg zijn vader om hulp. Zijn vader kreeg niet zo’n oproep als gevolg van zijn tweede huwelijk met de niet-Joodse Duitse Ilse Grohmann. Hij weigerde echter zijn zoon te helpen om aan de deportatie te ontsnappen. Jakob brak met zijn vader en ging op zoek naar onderduikadressen. Vele jaren leefde hij zonder middelen van bestaan, afhankelijk van de menselijkheid van degenen die hem onderdak wilden verschaffen en in de constante angst om door de Duitsers gepakt te worden. Niets bleef hem daarbij gespaard. Zo moest hij zich maandenlang verstoppen in een wrak van een autobus in de haven van Amsterdam, bij een alcoholist die in het wrak woonde. Toen die stierf vond Jacob een slaapplaats in een volkstuinencomplex waar ook een aantal deserteurs van de Duitse Wehrmacht ondergedoken waren. De laatste maanden van de oorlog kon hij met de hulp van een prostituee en een arts in een leprozenafdeling van een ziekenhuis in Amsterdam als `leproos’ worden opgenomen. Kort na de oorlog trouwde hij met Julia, die het bombardement van Rotterdam had overleefd. Met zijn vrouw en zijn jeugdvriend Simon vertrok hij naar Palestina, waar hij deel ging nemen aan de etnische zuivering van Palestijnse steden en dorpen. Onder de ogen van Julia en Simon werd de bescheiden jongen uit Amsterdam een wrede moordenaar. Toen de vader van Jacob in Palestina opdook kon de loop van het noodlot niet langer worden vermeden.
LanguageNederlands
PublisherXinXii
Release dateDec 13, 2014
ISBN9783957036131
De wraak van een onderduiker

Read more from Maurice Ferares

Related to De wraak van een onderduiker

Related ebooks

Related articles

Reviews for De wraak van een onderduiker

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De wraak van een onderduiker - Maurice Ferares

    De wraak van een onderduiker

    © 2007 Maurice Ferares

    © 2014 ebookeditie Maurice Ferares

    Alle rechten voorbehouden

    Contact: www. abigador.nl / m.ferares@kpnmail.nl

    Ontwerp omslag: Frits van Hartingsveldt

    E-Book-ISBN: 978-3-9570-3613-1

    GD Publishing Ltd. & Co KG

    E-Book Distribution: XinXii

    http://www.xinxii.com

    Als u het boek waardeerde, adviseer dan uw vrienden om hun eigen exemplaar op XinXii.com te downloaden. Dank u vriendelijk voor het respecteren van het werk van de auteur!

    Dit ebook, met inbegrip van alle onderdelen daarvan, is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gekopieerd, doorverkocht of verspreid zonder toestemming van de auteur.

    m.ferares@kpnmail.nl

    Maurice Ferares

    DE WRAAK VAN EEN ONDERDUIKER

    VERSCHENEN VAN M. FERARES

    DE ROMANS :

    VIOLIST IN HET VERZET, 1991

    HET LATRINE COMMANDO, 1999

    HET AVONDCONCERT, 1999

    MOUSSEBILINES, 2007

    DE WRAAK VAN EEN ONDERDUIKER, 2012

    Binnenkort verschijnt (maart 2014):

    DE REVOLUTIE DIE VERBODEN WERD

    Deze boeken zullen in de loop van 2014 geleidelijk als ebook te verkrij-gen zijn bij:

    http://www.xinxii.com/nl

    Nadere informatie over gedrukte boeken ( print-on-demand) bij : 

    ABIGADOR

    www.abigador.nl

    m.ferares@kpnmail.nl

    INHOUD

    Toegang verboden

    Joden voetballen niet

    De verborgen zangeres

    In de autobus bij Piet

    De razzia in de volkstuinen

    De geschiedenis van de onderduiker

    Door een vijand gered

    Aankomst in het beloofde land

    De opdracht

    Ontmoeting op het strand

    De vuurdoop

    Het gebeurde in Qira

    Afschrikkingsacties

    Haifa brandt

    Etnische zuivering

    Het fatale schot

    Toegang verboden

    Aan de beweging van zijn mond zag Simon dat Jacob zei: Zij niet.

    Tegelijkertijd knikte hij met zijn hoofd in de richting van de caissière bij wie hij kaartjes voor de tweede avondvoorstelling had gekocht. Simon wist wat hij bedoelde met ‘zij niet.’ In de afgelopen weken had hij hem tientallen malen horen zeggen ‘zij niet’ of ‘hij niet’. Zelfs als ze iets prettigs deden, zoals naar een film of een voetbalwedstrijd gaan, kon Jacob zich er niet van losmaken. De bordjes met: Verboden voor joden, die hem jaren de toegang hadden ontzegd tot alles wat ontspanning en amusement was, waren verdwenen. Het was de tweede keer na de oorlog dat ze naar Montparnasse gingen. Voor de oorlog kwamen ze er regelmatig. De toegangsprijs was er lager dan bij de meeste andere bioscopen.

    Ook in Montparnasse speelde een orkest en er traden cabaretartiesten op net als in Tuschinski en City. Het waren meest jonge mensen die misschien niet zo goed waren als hun oudere collega’s, maar de eisen van Jacob en Simon waren niet bijzonder hoog en ze amuseerden zich best.

    Er was voor jonge artiesten niet veel keus in de crisistijd en ze traden graag op in Montparnasse. De sfeer was er gezellig omdat er vaak hele families tezamen naartoe gingen en men elkaar kende.

    Dezelfde caissière had ook in de oorlog in die kassa gezeten. Ze had ontslag willen nemen toen het bordje ‘Verboden voor joden’ aan de kassa werd bevestigd. Maar met een zieke man, twee opgroeiende kinderen en weinig kans op een andere betrekking, meende ze geen keus te hebben.

    Ze suste haar geweten. De joden zouden niets missen als ze niet zagen wat het Reichsministerium für Volksaufklärung und Propaganda in Berlijn geschikt achtte voor het bioscooppubliek. Ze hoefden zich niet meer te ergeren aan de journaals waarin verslag werd gedaan van de grote overwinningen van de Wehrmacht in de Sovjet-Unie, en ook hoefden ze zich niet langer kwaad te maken over de aantallen geallieerde schepen die door Duitse onderzeeërs tot zinken zouden zijn gebracht. De meeste bezoekers van Montparnasse waren eenvoudige mensen die in de buurt woonden en hard moesten ploeteren voor hun brood. Op zaterdagavond of op zondag naar de bios was hun enige ontspanning. Hoogs-tens eens in de twee of drie jaar konden ze zich de luxe permitteren om naar de opera in Carré te gaan.

    Met de woorden ‘zij niet’ of ‘hij niet’ gaf Jacob een oordeel over mensen. Alleen aan Simon vertelde hij wat dat oordeel was. Die had daardoor vaak het gevoel in een complot tegen volkomen onschuldige mensen betrokken te worden. Jacob beschuldigde hen ervan dat ze hem niet zouden verstoppen als de Grüne Polizei op jacht naar joden was.

    Een heel onredelijke veronderstelling, want wie weet hoeveel mensen hem wel degelijk verstopt hadden als ze daartoe in staat waren geweest?

    Misschien moesten ze weigeren omdat hun huis te klein was om er een schuilplaats in te maken, en het risico dat hij ontdekt zou worden daardoor erg groot was. Of misschien hadden ze hem niet te eten kunnen geven. Die omstandigheden weigerde hij in zijn oordeel te betrekken.

    Over redelijkheid was met hem niet te praten, dat vond hij tijdverspil-ling. Hij was in alle gevallen volledig overtuigd van de juistheid van zijn oordeel.

    ‘Hoe weet je zo zeker dat die man of vrouw zou weigeren je te helpen als je in nood verkeerde?’ vroeg Simon hem heel vaak. Jacob keek hem dan lacherig, een beetje medelijdend aan en zei met een supe-rieur air dat Simon steeds kwader maakte: ‘Jij bent een superbe mensen-kenner, maar hoe vaak moet ik je nog uitleggen wat ik zie?’ En omdat hij niets uitlegde bleef Simon vragen: ‘Gesteld dat je gelijk hebt, wat doe je dan verder met je wetenschap? Waarom maak je je nu nog druk over een kruideniertje of een melkboer die je ervan verdenkt dat hij je in de oorlog voor de deur had laten staan? De oorlog is afgelopen, Duitsland heeft verloren en de Führer heeft zelfmoord gepleegd’.

    ‘Niemand is onbelangrijk wanneer je ergens een plek zoekt om weg te kruipen, omdat ze die vuile stinkende jood willen grijpen. Als jood weet je zoiets nooit zeker, het kan morgen of overmorgen weer het geval zijn. Zelfs een zwerver die je een hoop oude vodden ergens onder een brug of in een vuilnishok wijst waar je je kunt verstoppen om rustig te slapen, wordt je beste kameraad. Voor jou heeft zo’n probleem nooit bestaan en zal ook in de toekomst niet bestaan. Ik moet weten wat ik aan ze heb. Ik heb het toch zelf meegemaakt. De meeste mensen die me geholpen hebben waren gewone, eenvoudige mensen die weinig of niets bezaten. Bij alle andere waar ik geprobeerd heb onderdak te krijgen, werd de deur voor mijn neus dichtgeslagen.’

    In september 1941 werd Montparnasse onteigend door de Duitsers. Manes Kronenburg, de eigenaar van de bioscoop, is er op een zondagavond tijdens de eerste avondvoorstelling – de zaal was tot de laatste plaats bezet – zonder pardon uitgezet. ‘Ik ben de Verwalter, de zaak-waarnemer van de overheid, wij nemen de zaak over, de inhoud van de kassa en alle sleutels krijg ik van je’, zei de man. Voor de oorlog hield hij kantoor op de eerste verdieping van een gribus in de Foeliestraat. Op de buitendeur zat een bord waarop stond: De Groot, makelaar in onroe-rend goed. De staat waarin de traploper verkeerde, bewees dat de zaak niet erg floreerde. De loper was niet versleten door het komen en gaan van klanten, maar was al in die toestand toen De Groot hem van een voorbijkomende voddenman kocht. Enkele uren nadat de Duitsers Amsterdam waren binnengemarcheerd, verving De Groot het makelaar-dijbord op de voordeur door een bord met het opschrift: Wijkkantoor van de Nationaal Socialistische Beweging, en kwam er een nieuwe loper op de trap te liggen.

    De Groot droeg het zwarte colbertje en de hem veel te wijd geworden gestreepte broek die hij als makelaar had gedragen toen hij nog de huizenveilingen in Frascati bezocht. Hij vertegenwoordigde de

    ‘overheid’ en was vergezeld van twee Amsterdamse politieagenten. Zonder enige aankondiging waren zij het kleine kantoor in de nok van Montparnasse binnengekomen.

    Nadat Kronenburg hem de sleutels en de recette van die avond ter hand had gesteld, deed de ‘Verwalter’ de deur open en zei: ‘Daar is de uitgang, maak dat je wegkomt, jood.’

    Vanaf het witte doek in de zaal klonk de donkerbruine stem van de Deutsch freundliche Zweedse, Zarah Leander. ‘ Ich weiss, es wird einmal ein Wunder gescheh’n.’

    Het was een uitzondering dat Manes een speelfilm draaide van de UFA. Vanaf het begin van de bezetting had hij bijna alleen oude, niet-Duitse tekenfilms vertoond. Hij werd gedwongen ook Duitse propaganda-en speelfilms te draaien op straffe van sluiting van de bioscoop.

    Protesteren deed hij niet toen de ‘Verwalter’ hem de deur wees, omdat hij wist dat het zinloos zou zijn. Twintig jaar was hij eigenaar van het theater en in nog geen twintig minuten raakte hij het kwijt. Van het pand dat niet meer dan een loods was geweest waar kooplieden van het Waterlooplein ’s avonds hun koopwaar opborgen, had hij, zelf markt-koopman die er zijn koopwaar opsloeg, het theatertje gemaakt tot wat het was, een bescheiden zaaltje waar een paar honderd mensen eenmaal in de week een beetje ontspanning vonden. Manes trok zijn jas aan, wenste de ‘Verwalter’ binnensmonds alle kwalen toe waaraan Job in het Oude Testament had geleden, en sloeg de deur van het kantoortje hard achter zich dicht. Het veranderde niets aan de situatie, maar deed hem wel deugd. De enige die hem tot afscheid een hand gaf, was de altijd aanwezige brandweerman Jorissen.

    ‘Het ga je goed, mijnheer Emmanuel. We zien elkaar over een poosje wel weer.’

    ‘Komt best in orde jongen, dank je. Het spijt me, helaas vanavond niets te drinken in de pauze. Tot ziens,’ antwoordde Manes, die tranen in zijn ogen kreeg toen hij het verlichte bordje Nooduitgang boven de buitendeur zag.

    ‘Ja, nooduitgang’, mompelde hij.

    Niet lang daarna maakte hij dezelfde lange reis die bijna alle bezoekers van zijn theater moesten maken, en evenals zij keerde hij nooit meer terug in zijn Montparnasse op de Jodenbreestraat.

    Ilse, een meisje uit Duitsland

    Jacob was vijf jaar toen zijn moeder, twee weken naar haar dertigste verjaardag, plotseling stierf. De oorzaak van haar dood bleef een raadsel. Er waren familieleden die ervan overtuigd waren dat ze het slachtoffer van een misdrijf was geweest, en die aangifte deden bij de politie. Er werd een onderzoek ingesteld dat echter niets opleverde.

    Jacobs vader, David Wijnkoper, was een van de vele duizenden diamantbewerkers die in de jaren dertig werkloos waren. Jaren na de dood van zijn vrouw bleef hij ongetrouwd, totdat hij Ilse Grohmann ontmoette, een niet-joodse Duitse van eenentwintig. Ze was slank, had blond haar en lichtblauwe ogen. Voordat haar vader werkloos werd, was hij ambtenaar van de gemeente Neuheim, een dorp in de buurt van Düsseldorf. Gedwongen door de nood van haar familie zocht ze werk in Nederland, zoals veel Duitse meisjes. Wijnkoper zag haar een aantal malen op de markt, waar hij ’s middags boodschappen deed, en raakte met haar in gesprek. Ze vertelde al enige tijd bij een vriendin te wonen en werk te zoeken als huishoudster. Wijnkoper bood haar aan bij hem het huishouden te komen doen in ruil voor kost en inwoning.

    Haar laatste werkgever had haar ontslagen nadat ze hem verteld had dat hij grootvader zou worden van een kind van zijn jongste zoon.

    Die zwangerschap verzweeg ze voor de vader van Jacob. De toestand waarin ze zich bevond liet haar geen keus. Met lege handen en nog zwanger ook naar Duitsland terugkeren wilde ze niet, en ze ging akkoord met het aanbod.

    Een kamertje op de zolder, niet veel meer dan een grote kast, dat Jacobs moeder gebruikt had om winterkleren in op te bergen, kreeg ze als ‘eigen kamer’ toegewezen.

    Jacob kon het de eerste tijd redelijk goed met Ilse vinden. In leeftijd verschilde zij veel minder met hem dan met zijn vader. De vroeg-rijpe puber, bij wie de hormonen zich begonnen te roeren, deed weinig moeite om zijn verlangens te verbergen. Hij kwam echter te laat. Zijn vader was hem voor. Op een koude nacht ging die naar het kamertje op de zolder en haalde Ilse over om zich in zijn bed te komen warmen. Veel moeite hoefde hij daar niet voor te doen, want met angst zag Ilse het moment naderen waarop haar zwangerschap zichtbaar zou worden.

    Een paar weken nadat ze zich voor het eerst in het bed van Wijnkoper was gaan warmen, zei ze op een nacht tegen hem:

    ‘Deef, ik moet je wat vervelends opbiechten.’ Hij was verrast.

    Nooit eerder had ze hem Deef genoemd, ook in bed niet. Altijd was ze mijnheer Wijnkoper blijven zeggen. Overdag deed ze het huishoudelijk werk en ’s nachts bood ze hem haar lichaam. Ze moest wel een heel goede reden hebben om hem met Deef aan te spreken. Ze wist niet dat hij het niet prettig vond om Deef genoemd te worden. Tijdens zijn huwelijk had zijn vrouw hem ook weleens Deef genoemd, en iedere keer had hij zich daaraan geërgerd. Op de diamantslijperij had hij zich Don laten noemen en niet David, de naam die in zijn geboortebewijs stond.

    ‘Ik ben zwanger’, zei Ilse. ‘Niet van jou, ik was het al toen ik hier kwam. Het doet er ook verder niet toe hoe het is gekomen. In ieder geval heb ik het niet gewild.’

    ‘Godverdomme, een gevulde koek’, schreeuwde Wijnkoper en sprong woest uit bed. ‘Waarom heb je dat verzwegen? Je hebt me bela-zerd, me erin laten stinken, godverdomme wat een gemene rotstreek.

    Wat moet ik nou?’

    Geschrokken door de heftige reactie van Wijnkoper stamelde Ilse:

    ‘Jij moet niets. Jij hebt er niets mee te maken, ik moet er vanaf zien te komen. Ik moet naar mijn familie in Duitsland en heb reisgeld nodig. Je hoeft het me niet cadeau te doen, je krijgt alles terug.’

    Wijnkoper, die zich snel de niet geringe voordelen van haar aanwezigheid in zijn huis realiseerde, vroeg: ‘Is dat alles?’

    ‘Is dat niet genoeg?’

    ‘Godverdomme, jazeker.’ En na enige tijd te hebben gezwegen:

    ‘Ik zwem wel niet in het geld, maar ik zal de laatste zijn die weigert een vrouw in moeilijkheden te helpen.’

    De volgende dag bracht hij haar naar het station en even voordat de trein vertrok, zei hij met wat een glimlach genoemd had kunnen worden: ‘Misschien moeten we als je terug bent nog eens over onze relatie nadenken.’

    Ze knikte automatisch. In de wegrijdende trein dacht ze na over wat hij bedoeld kon hebben. Hij had nooit enige affectie voor haar ge-toond en alleen van haar gebruikgemaakt. Zou hij me willen ontslaan?

    Heeft hij een andere vrouw, een jodin, iemand die beter bij hem past?

    Lachte hij daarom zo schijnheilig? Toch zie ik hem er niet voor aan dat hij me zonder een stuiver op straat zal zetten. Hij zou dan niet gezegd hebben dat we eens over onze relatie moesten nadenken.

    Haar gepeins werd verstoord door de komst van de conducteur en toen die weg was mompelde ze: ‘Een ding is zeker, ik ga me voor hem niet verkopen aan anderen.’

    Hoewel het niet haar bedoeling was geweest om zo luid te mompelen dat haar twee medereizigers konden horen wat ze zei, bleken die iets verstaan te hebben. De jongeman naast haar keek verbaasd maar zweeg. De oude dame naast hem zei: ‘Ik wil me niet met uw zaken bemoeien mevrouw, maar kan ik u met iets van dienst zijn?’ Ilse schudde zwijgend haar hoofd en bleef naar buiten kijken.

    Het was een vervelende reis. Geld om een broodje of een kop koffie te kopen had Wijnkoper haar niet gegeven.

    Bang voor de reactie van haar ouders ging ze naar een zuster van haar moeder aan wie ze vertelde in Holland met een man te kunnen trouwen die in de diamantindustrie werkte, maar voor wie ze verzwegen had van een ander zwanger te zijn. De tante gaf haar geld voor een abortus en het adres van een engeltjesmaakster.

    Op de dag dat ze uit Duitsland terug was zei Wijnkoper ’s avonds in bed: ‘Weet je nog wat ik gezegd heb toen ik je naar de trein bracht?

    Dat we het na je terugkomst eens over onze relatie moesten hebben?’

    ‘Ja, en ik heb me ook afgevraagd wat je daarmee bedoelde.’

    ‘Ik bedoelde dat

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1