Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Vechten tegen het onbekende: deel 2 - Onmogelijke flashbacks
Vechten tegen het onbekende: deel 2 - Onmogelijke flashbacks
Vechten tegen het onbekende: deel 2 - Onmogelijke flashbacks
Ebook386 pages6 hours

Vechten tegen het onbekende: deel 2 - Onmogelijke flashbacks

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Dit deel II is een vervolg op Vechten tegen het onbekende deel I- Gruwelijk bedrogen, en dat moet eerst gelezen worden voor een goed begrip.

In dit deel beschrijft slachtoffer Hans Smedema hoe hij plotseling flashbacks, of hervonden herinneringen kreeg na 28 jaar onwetend geleefd te hebben. Hij was er kapot van, want het waren allemaal traumatische gebeurtenissen die er juist de oorzaak van waren dat hij die 28 jaar lang verdrongen had. Maar in dit deel II beschrijft hij spannend en alsof je erbij bent, hoe iedereen alles gewetenloos ontkende en hij daardoor uiteindelijk volledig arbeidsongeschikt werd. Er ontstonden voor hem namelijk twee werkelijkheden. Eén waarin hij gek moest zijn, en één waarin alles waar moest zijn, maar dan moesten zowel zijn bloedeigen familie als, medici en de overheid zelf(!), meewerken aan een ongekende doofpot en samenzwering! Dus werd hij bij gebrek aan hulp van wie dan ook maar, volledig arbeidsongeschikt. Hij moest zijn toppositie in Noord Nederland opgeven om verder te leven van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Een gruwelijke en groteske situatie ontstaat vervolgens met zijn vrouw, die immers nog door haar amnesie en verdringing en zelfs een dubbele of emotionele persoonlijkheid, nog van niets weet!

Hij leert dat hun drie kinderen niet van hem zijn, maar van verkrachters! Terwijl zijn vrouw zeker weet dat ze nooit vreemd is gegaan en nooit is verkracht, omdat ze nog geen weet heeft van haar emotionele persoonlijkheid! De samenzweerders maken ook sluw gebruik van deze situatie en zetten zijn onwetende en argeloze vrouw op tegen haar eigen echtgenoot! Om alleen maar te lezen is dit zelfs voor velen al te erg! In 2017 heeft President Obama nog vlak voor zijn aftreden een klacht ingediend tegen Nederland bij UNCAT. In Nederland is deze zaak Staatsveiligheid door het negatief betrokken Koninklijk huis.

LanguageNederlands
PublisherHans Smedema
Release dateFeb 12, 2011
ISBN9781458015822
Vechten tegen het onbekende: deel 2 - Onmogelijke flashbacks
Author

Hans Smedema

Victim of a horrifying Dutch political conspiracy, or Dutch Queengate!Author of the Ebook 'Fighting the Unknown' autobiography about this unbelievable horror story, which is still ongoing!A book about the unbelievable 'Crime of the Century', which will be historical legacy!

Read more from Hans Smedema

Related to Vechten tegen het onbekende

Related ebooks

Related articles

Reviews for Vechten tegen het onbekende

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Vechten tegen het onbekende - Hans Smedema

    Titel

    Vechten tegen het onbekende

    Deel 2

    Onmogelijke Flashbacks

    Hans Smedema

    2011

    Colofon

    Smashwords Edition

    Versie voor publicatie – januari 2019

    Eigenaar alle rechten en hoofd uitgever:

    Hans Smedema Amnesia Foundation

    Website: https://hanssmedema.info/foundation

    Ebook, Dutch language, over 105.000 words

    Titel: Vechten tegen het onbekende

    Deel: II – Onmogelijke flashbacks

    Auteur: Hans Smedema, El Albir, Spanje

    Blog: https://hanssmedema.info

    Omslagontwerp: Daniel Bies, Drachten

    Copyrights

    Copyright © Hans Smedema 2011

    Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

    Copyright © Hans Smedema 2011

    All rights reserved. No part of this book may be reproduced in any form or by any means without permission in writing from the author, except  for the inclusion of brief quotations in a review.

    Smashwords Edition, License Notes

    This ebook is licensed for your personal enjoyment only. This ebook may not be re-sold or given away to other people. If you would like to share this book with another person, please purchase an additional copy for each recipient. If you’re reading this book and did not purchase it, or it was not purchased for your use only, then please return to Smashwords.com and purchase your own copy. Thank you for respecting the hard work of this author.

    Disclaimer

    De lezer moet er uitdrukkelijk van uitgaan dat alle negatief betrokken mensen in mijn boek genoemd, vanzelfsprekend ontkennen wat ik heb beschreven. Om juridische gevechten te voorkomen maak ik daarvan uitdrukkelijk melding. De lezer zelf zal achteraf moeten uitmaken wie hij of zij wil geloven.

    Dit is in ieder geval mijn schriftelijke verklaring van alles wat ik nog weet over dit gruwelijke langdurige bedrog van een argeloos echtpaar.

    Alle namen van negatief betrokken personen in deze voor publicatie bedoelde versie zijn onherkenbaar gemaakt.

    Naar mijn niet zo bescheiden mening zal dit verhaal tot het historisch erfgoed van Nederland gaan behoren!

    Deel 2 – Onmogelijke flashbacks

    Hoofdstuk 8 - Flashbacks

    Maart 2000 – De flashbacks

    Het is maart 2000, en ik ben net een week of twee begonnen met het medicijn Zocor omdat mijn cholesterol wat aan de hoge kant is. Ik slik 20mg ’s avond voor het slapen gaan.

    Maar ook had ik rond die tijd via een bedrijf ‘Dhea’ pillen gekocht, die zouden je helpen om beter te kunnen functioneren, het vulde bepaalde ontbrekende stoffen aan die naarmate je ouder werd gingen ontbreken. Ook zou je geheugen er beter van gaan functioneren. Dat had me op de een of andere manier getroffen, en dus had ik in een opwelling wat besteld, en slikte een paar keer van die dingen. Maar vond het later toch weer wat te riskant en stopte na slechts een paar pillen er ook weer mee. Maar prompt gebeurde het volgende in die tijd ongeveer. Met name de Dhea pillen zullen een grote invloed op mij gehad moeten hebben, maar dat begreep ik op dat moment natuurlijk nog niet, anders had ik ze nooit weggegooid later.

    Op een morgen was ik al vroeg wakker, het was nog niet goed licht buiten en ik had vreemde merkwaardige gedachten in mijn hoofd.

    Wies uit bed gehaald:

    Ik was bij mijn prachtige en lieve vriendin Wiesje in Utrecht op haar kamer en lag naast en lekker tegen haar aan op haar wel smalle eenpersoons bed. Mijn arm om haar heen met een hand om een borstje om haar goed stevig tegen me aan te houden. Zo sliepen we altijd samen daar.

    Iemand trekt me plotseling met de woorden ‘hierrr jij, we hebben haar nog nodig, we zijn nog niet klaar met haar’ ferm uit haar bed en op de grond naast het bed. Ik kan niets doen, me niet bewegen hoewel ik het probeer en merk het alleen slaperig en als verdoofd op.

    En vervolgens zie ik nog dat  iemand nu Wiesje uit haar bed trekt met de boze luide woorden, die mij weer wat wakker maken ‘kom hier bitch, met jou zijn we nog lang niet klaar, jij moet nog heel wat voor ons doen.’

    Wiesje hoor ik angstig schreeuwen ‘neeee…, ik wil dat niet, laat me alsjeblieft hier gewoon slapen’ en ze is duidelijk doodsbang, en ik wil haar helpen, maar kan het niet. Ik kan me namelijk niet bewegen en voel dat ik flauw val, een soort van kortsluiting in je hoofd, zo voelde dat aan.

    Het is een korte gedachte met vaag een beeld van mij omhoog kijkend naar haar bed en iemand die haar eruit trekt als een slappe pop, net als foto’s. Geen film en beweging, maar flitsen van beelden. Het is levensecht, net alsof het zich echt heeft afgespeeld vroeger, maar dat kan niet waar zijn, want dan had ik het immers me moeten herinneren toen en de volgende dag actie ondernemen.

    Ook is heel vreemd dat ik me niet verweer tegen die man, of beter mannen. Ik probeer wel te bewegen in die droom of fantasie, maar kan het niet en slaap daarin gewoon direct weer verder. Want ik kan me verder niets herinneren van die gebeurtenis en ook niet van de volgende morgen of zo.

    Ik graaf in mijn geheugen, maar kan niets anders vinden wat daar bij zou passen. We waren immers toen een gelukkig stel en dodelijk verliefd op elkaar, nog steeds trouwens.

    En ik weet helemaal niets van vreemde dingen op de kamer van Wiesje en al zeker niet met andere mannen. Daar wou ze helemaal niets mee te maken hebben. Ze is gewoon preuts en is een prachtige, nette, open en puur natuur Nederlandse meid, en dit past totaal niet bij haar.

    Als het wel waar zou zijn moet ze dus tegen haar wil uit bed gehaald zijn, want anders zou ze ook niet zo angstig schreeuwen. Maar waarom dan geen alarm geslagen en naar buiten gerend later? Gedrogeerd? Nee, dat kan niet, want dan had ze wel geslapen net als ik zelf en niet kunnen schreeuwen toch? Waarom ging ze dan toch mee? Waarom maakte ze mij niet wakker toen? Dat is toch het eerste wat je doet als vriendin naast je vriend liggend? Maar ik werd niet aangeraakt door haar volgens mij, dan zou ik dat toch gevoeld moeten hebben?

    Ik ook gedrogeerd? Vandaar die weerloosheid? Ik kon me niet bewegen, dus niet zomaar een slaapmiddel, maar meer dan dat? En de volgende morgen niets meer weten? Hoe kan dat dan? Je herinnert je toch nog wel iets dan? En Wies moet toch de volgende morgen sperma of zo opmerken?

    Dus hoe kon dit allemaal en waarom zie ik dit nu na 28 jaar pas? Als ik nadenk waren we in 1972 op die flat in Utrecht, waar ze een kamer huurde.

    Dus het is een droom, een verzinsel? Maar als ik me de beelden voorstel en plaats tegenover de beelden die wel in mijn geheugen gegrift zijn blijken ze wel overeen te komen met de werkelijkheid uit die tijd. Maar waarom heeft Wies me daar dan nooit iets van verteld als het waar zou zijn?

    Nee, dat zou ze me onmiddellijk verteld hebben en we hielden van elkaar en wilden trouwen en samen kindertjes maken. Ze zou moord en brand geschreeuwd hebben als hij maar iets met haar probeerde zo zei ze toen. Kan Wies totaal anders zijn dan ik me mijn hele leven heb voorgesteld? Nee, onmogelijk, Wies is net als ik heel erg puur natuur en open, en geen verborgen zaken tussen ons twee. Nooit geweest, wat juist altijd de basis was voor prima huwelijk!

    Ik ben erg verrast, dit is uitermate merkwaardig en vreemd en kan helemaal niet. Ik vraag me af of ik wakker ben of half sloom of zo. Misschien een tia of beroerte gehad die nacht? Ik kijk om me heen, maar ik ben gewoon wakker en Wies ligt rechts van me zoals altijd lief en onschuldig met haar mooie krullen lekker naast me te slapen. Om op te eten en direct even te pakken. Niets aan de hand dus, onmogelijk en ik zet het uit mijn gedachten als een verzinsel en kom weer wat tot rust voel ik.

    Maar dan komt er alweer een andere vreemde onmogelijke herinnering, net als ik de vorige als onzin had weggezet en weer een open geest had blijkbaar.

    Wies zittend op huisbaas:

    Weer lig ik met Wies op haar smalle eenpersoons bed in Utrecht op haar kamer en is Wies blijkbaar wakker, want ze draait zich half naar me toe en vraagt ‘ga even op de grond liggen, ik heb even het hele bed nodig’ en helpt me met een hand nog op de grond naast haar bed waar een kleedje lag. Ik doe het direct zonder enig weerwoord en kijk haar alleen maar even vreemd aan en ben zo moe dat ik direct weer slaap.

    Maar dan zegt iemand tegen me terwijl hij me van boven heel dichtbij recht in de ogen kijkt en wat aan me trekt, vrij luid ‘Hans! Ik was nog niet klaar, dus ik maak het nog even af, dat vind je wel goed hè!’

    Het was haar huisbaas en volgens mij antwoord ik ook nog onnozel ‘ja’ zonder te beseffen waartegen precies, maar dan dringt het tot me door blijkbaar en wil opstaan, maar ik kan me weer niet bewegen. En vervolgens als ik mijn onmacht begin te beseffen, en door krijg dat deze man met mijn vriendin gaat vrijen, een soort kortsluiting in mijn hoofd. Alles wordt heerlijk stil en er is een totale leegte en ik slaap blijkbaar.

    Weer wat later blijkbaar word ik wakker gemaakt door dezelfde stem die nu luid, dringend en schamper zegt: ‘Hans…, je moet even kijken’ en iemand schud aan me met een hand en ik kijk moeizaam omhoog naar het bed en zie stomverbaasd Wies die met haar mooie lichaam en ferme borstjes naakt rechtop op de penis van haar huisbaas moet zitten en duidelijk seks met hem bedrijft door op en neer te bewegen.’

    Ze kijkt me daarbij wat vreemd aan, terwijl haar huisbaas, hoe heet die ook alweer, een triomfantelijke overwinning grijns op zijn gezicht heeft.

    Maar Wies kijkt onmiddellijk weer bezorgd en onderdanig naar haar huisbaas. Er was iets merkwaardigs aan haar uiterlijk, dat was duidelijk. Ze was er niet gelukkig mee en zelfs verbaasd toen ze mij aankeek. Alsof ze toen pas mij bewust zag? Maar ik lag daar toch al een tijd zo, dus dat moet ze gezien hebben toen ze seks met hem had.

    Ik probeer me te bewegen om boos op te staan, maar kan me met geen mogelijkheid bewegen. Mijn armen en benen willen niet bewegen. Hoe kan dat? Wat is hier aan de hand. Wat doet mijn lieve Wiesje met die vieze huisbaas? Dit zou mijn Wiesje nooit doen! Dan schiet meer door me heen van haar huisbaas en plotseling weet ik tijdens die gebeurtenis dat hij haar al tijden misbruikt en ons drogeerde. Maar dan is er door dat overweldigende besef dat dit veel meer gebeurd is, ook de vraag waarom heb ik dit niet eerder opgemerkt dan en actie ondernomen? Dan onmiddellijk weer die kortsluiting in mijn hoofd en ik val weer in een diepe slaap van onmacht.

    Zeer vreemd ook weer deze gedachte of herinnering. De man was onze huisbaas. Maar wij beiden vonden het een griezel, een smal schriel ventje, dus hoe kon Wiesje dat vrijwillig met hem doen? Onmogelijk immers, want dat zou betekenen dat Wies willens en wetens vreemd is gegaan met hem in zijn flat? Terwijl ik gedrogeerd op de grond werd gedumpt? Dat past totaal niet bij de Wiesje die ik ken en waar ik al achtentwintig jaar gelukkig mee getrouwd ben! Hoe heette die huisbaas ook alweer? Ik weet het niet meer, moet ik Wies vragen. Maar zo is ze helemaal niet, ze hield van me en is toch ook met me getrouwd en we hebben heel bewust drie lieve kinderen gemaakt samen, en toch zie ik het haar doen en het is heel echt. Ik ben nu helemaal klaarwakker, dit zijn nu al twee hele vreemde herinneringen uit die tijd, die helemaal niet kloppen met wat ik van vroeger weet nog.

    In de eerste flashback is duidelijk dat Wiesje zelf niet wil door de angstige schreeuw van ‘nééé.., ik wil dat niet! Maar in deze herinnering lijkt het of ze gewoon vrijwillig ‘het’ doet met haar huisbaas, maar keek daarbij wel vreemd onderdanig en wat angstig. Niet de normale Wiesje en geen zichtbare passie ook, zoals bij mij.

    En wie vreemd gaat met de vriendin van iemand, maakt dan toch zeer zeker haar vriend niet wakker? Uitermate merkwaardig allemaal. Hij moet dus geweten hebben dat het geen kwaad kon om mij wakker te maken, en dat ik machteloos was en zou blijven? Ook dat ik het me de volgende morgen niet meer zou herinneren? Maar hij wou mij blijkbaar wel even lekker pesten en voor idioot neerzetten, van zie eens hoe goed en slim ik ben? Ik neuk jouw vriendin terwijl jij daar voor Pampus ligt en niets kunt doen. Wat ben jij een slappe lul zeg! Maar waarom wist ik het dan de volgende morgen niet meer? Wat was dat voor gek spul dat hij mij gaf dan? En Wiesje misschien ook? Want ze heeft nooit ook maar iets tegen me gezegd hierover! Nooit!

    Ik probeer maar weer te slapen want het is nog veel te vroeg. Maar de beelden blijven in mijn gedachten rondspoken en gaan niet meer weg. Ik voel heftige emoties ook en draai onrustig alle kanten uit. Ik kijk naar de muur en zie rond in de slaapkamer, maar ik kan niets vreemds aan mijn geheugen of gedrag merken. Alles lijkt gewoon normaal te functioneren. Ik kan me nog alles van gisteren herinneren en wat ik vandaag nog moet doen en zo. Niets wijst op een beroerte of tia of zo. Ik blijf er mee worstelen, maar kan er niets mee. Het kan gewoon niet. Het past totaal niet in ons leven, dus onzin.

    Wel voel ik me ontzettend emotioneel en duf worden. Alsof je brein langzamer gaat werken. Ik val weer in halve slaap.

    Later staan we gewoon op en ik vertel Wies het maar niet, dit was zo vreemd, het zullen wel nachtmerries zijn terwijl je wakker bent. Verzinsels misschien. Hallucinaties? Word ik ziek?

    Wel heel erg merkwaardig en zo heb ik dat nog nooit beleefd. Ik blijf er de hele dag wat mee bezig, en zie mezelf dan piekerend rondjes lopen door huis of de kamer, maar gelukkig zorgt mijn werk voor voldoende afleiding en als ik gewoon bezig ben is er niets aan de hand.

    Wel vraag ik tussen neus en lippen aan Wies, hoe haar huisbaas ook alweer heette.

    ‘Hoezo dat nou plotseling’ vraagt ze me verbaasd aankijkend.

    ‘Nee, zomaar ik moest nog weer eens aan onze mooie verliefde tijd in Utrecht denken, maar kon me zijn naam niet meer herinneren.’

    ‘Jan van Beek’ zegt ze gerustgesteld en zonder aarzelen, haar geheugen was altijd prima in orde.

    Ik wuif verdere vragen af, maar ja dat was de naam van de griezel, nu weet ik het ook weer. Ik voelde me daar nooit op mijn gemak weet ik nog onmiddellijk. Heel vreemd vond ik dat zelf ook.

    Ook merk ik een traagheid in mijn brein die dag maar dat leek me normaal na die vreemde gruwelijke en emotionele beelden van mijn lieve Wiesje.

    Ik was na die drukke en emotionele dag gewoon moe gaan slapen en sliep zoals altijd vrijwel direct. Kapot van alle gedachten en emoties. Wiesje komt wat later naast me liggen.

    De volgende morgen heb ik het weer, ook heel vroeg, nu een heel lange herinnering.

    Wies was gegijzeld:

    Ik ben in Leeuwarden aan de Bildtsestraat 42 waar we gewoond hebben en ik heb de telefoon in mijn hand. Mijn moeder had me Wiesje doorgegeven ‘ze is zo vreemd’ zei ze nog. De witte draaitelefoon stond in de vensterbank bij het raam voor aan de straat.

    Het is Wies met een angstig zielig, mijn ziel emotioneel als een zwaard doorklievend stemmetje die me smeekt: ‘Hans haal me hier alsjeblieft weg, ze laten me hier de vreselijkste dingen doen. Ze houden me hier vast en laten me niet gaan. Je moet snel komen en me hier weghalen. Bel de politie.’

    Ze zegt het op zo’n zielige, angstige en hulpbehoevende toon dat ik ter plaatse smelt van emoties voor haar en tegelijk een enorme woede voel opkomen over wat men haar dan wel niet heeft aangedaan, dat ze met een dergelijke gebroken stem en zo duidelijk angstig en zielig mij moet bellen.

    Ik vraag nog ‘wat doen ze dan met je’ maar ze antwoordt niet en dus zeg ik ‘ga daar dan direct weg, loop nu naar buiten en haal hulp op straat of bij de politie.’

    En zielig antwoordt ze ‘maar dat kan niet de deur zit op slot en ze laten me niet gaan, ze houden me hier gegijzeld.’ Dan hoor ik een mannenstem en wordt de verbinding plotseling verbroken.

    De adrenaline stroomt plotseling door mijn lichaam, sta te trillen van woede en onbeheersbare emoties en ik heb maar één ding in mijn hoofd, ik moet er heen en zo snel mogelijk Wies helpen.

    Ik moet het eerst iemand zeggen die de politie moet bellen, maar mijn ouders zijn niet thuis, wel mijn broer Ruud die daar toevallig moest zijn voor zijn werk. Ik schreeuw hem van boven en hij loopt half de trap af en vraagt verbaasd wat er aan de hand was.

    ‘Wies heeft net gebeld en ze doen vreselijke dingen met haar en ze houden haar daar vast in Utrecht op haar kamer. Ze wordt gegijzeld. Ik ga er nu direct heen, zorg dat je de politie waarschuwt. Bel de politie snel en laat die naar haar flat gaan. In de abnormale haast en paniek om de arme Wiesje vergeet ik om het nummer van haar ouders te geven of het adres wat mijn broer niet weet natuurlijk, want die woont normaal in Purmerend. Het adres van de flat in Utrecht weet hij ook niet.

    Ik had natuurlijk ook beter zelf de politie kunnen bellen en haar ouders, maar mijn domme brein liet dat in de paniek en emoties niet toe. Ik kon op dat moment niet helder denken, wat later ook heel logisch bleek te zijn, maar ik toen nog niet wist.

    Ik stap in mijn auto, een tweedehands Mercedes diesel die ik eerder had gekocht voor mijn werk bij Pa en broer Marinus en vlieg blind van emoties bijna plankgas over de Heliconweg de stad uit en de weg op naar Heerenveen en dan Zwolle. Het is regenachtig, maar ik houd waar mogelijk vol gas de hele weg tot Utrecht aan toe. Levensgevaarlijk en als iemand niet snel genoeg aan de kant gaat, haal ik die glashard gewoon links of desnoods zelfs rechts in. Ze toeteren boos, maar ze kunnen me gestolen worden.

    Dit is een noodsituatie en politie wil ik juist graag ontmoeten, maar als je die nodig hebt zijn die er nooit. En als je ze niet nodig hebt krijg je een boete voor iets onbenulligs natuurlijk.

    Onderweg heb ik enorme en vreemde gevechten met mezelf, Soms mezelf afvragend wat ik daar doe ‘O, ja Wiesje redden, maar ook weer momenten van complete stilte in mijn hoofd van het eentonige gedreun van de motor, de weg en de regen. Ik merk dat ik het zelf vreemd vind. Hoe kan ik terwijl mijn vriendin in nood is, dat ik het bijna vergeet? Ik merk dat ik niet helder kan denken en er een soort paniek, maar ook traagheid in mijn hoofd is. Wat ik ook heel vreemd vind en probeer me te vermannen. Je bent behoorlijk intelligent, hebt twee HTS diploma’s en kunt je in iedere situatie redden, dus waarom zo paniekerig en vergeetachtig? Wat is er mis met je? Blijf rustig!

    Achteraf bekeken een gevecht in mijn brein tussen twee krachten, maar dat wist ik nog niet toen. De mentale kracht, ik moet haar redden, die met de adrenaline het gelukkig steeds net won van de andere kracht in mijn hoofd die wilde dat ik alles verdrong en vergat. Maar gelukkig, Wiesje haar kreet om hulp was sterker dan de kracht, vergeet het.

    De gedachten razen soms door mijn hoofd. Waarom niet eerst zelf de politie gebeld, dan zouden die daar nu al zijn. Wat heeft Ruud gedaan? Wat doe ik als die niet komen opdagen? Moet ik stoppen en de politie bellen? Maar ik ben in een vreemde tranche. Wie houden haar daar vast. Doet die vieze Jan dat? Hoe houden ze haar dan vast, en houden ze mij straks ook vast daar? Ik ben maar alleen en Wies was wel heel erg angstig. Ik moet dus iets doen dat er voor zorgt dat er hulp komt en dat andere mensen mij gaan helpen. Zo besluit ik voor Utrecht om de auto straks dwars over de weg vlak voor de flat neer te zetten en de lichten ook aan te laten. Dat moest mensen alarmeren.

    Zo gezegd zo gedaan en ik zet hem in het donker en licht van wat lantaarnpalen dwars over de smalle weg in de zijstraat van de St. Jacobstraat niet ver van het hoofdkantoor van de bank waar Wiesje werkte. Met de neus naar de portiek en het raam van de al gesloten chinees Indrapoura die precies op de hoek onder haar flat is, en daarmee die weg helemaal blokkerend. De lichten laat ik gewoon branden, dan weet iedereen direct dat er een noodsituatie is. Ik zie geen politie, helemaal niemand, dus mijn broer had niets gedaan bedacht ik woedend. Hij had toch politie kunnen bellen om me op te vangen voor Utrecht?

    Ik ben wel heel nerveus en angstig wat ik zal aantreffen. Wies was erg bang en angstig geweest, tenslotte. Als ik uitstap, liet ik dus de lichten aan en de deur wijd open, maar doe juist wel de motor uit zodat niemand de auto kan wegrijden. Dat leek me nog veiliger. De sleutel steek ik bewust bij me, dan moeten ze eerst naar mij toe boven. Ik kijk om me heen of ik iemand om hulp kan vragen, maar er is niemand want het moet al laat zijn. Dan steekt er toevallig toch net een jongeman de zijstraat over, die natuurlijk vreemd opkijkt van die Mercedes met de lichten aan en de deur open dwars over de weg, en natuurlijk onderzoekend naar mij kijkt. Ik loop op hem af, maar hij ontwijkt me wat angstig, zo van wat gebeurd hier nou weer. Ik houd daarom wat in en roep van een drie vier meter tegen hem… ‘mijn vriendin word gegijzeld’ en wijzend ‘daar boven in die flat links van de portiek, ze belde om hulp en om haar daar weg te halen.’

    Nog steeds naar haar raam op de bovenste verdieping wijzend ‘bel alsjeblieft de politie en laat die snel hier komen om ons weg te halen.’

    ‘Ik bemoei me nergens mee’ zegt de jongen nogal onbehouwen ‘het gaat mij niet aan’ en loopt al half door.

    ‘Alsjeblieft’ roep ik hem nog indringender en smekend na ‘bel even de politie, dat kan toch geen kwaad voor je. Ik kom net helemaal uit Leeuwarden gereden. Ik ga nu naar boven om haar te proberen daar weg te halen en ben helemaal alleen en weet niet wie daar allemaal zijn.’

    Maar hij kijkt achterdochtig achterom, vertrouwt het helemaal niet en loopt snel door. Ik zie verder niemand en wil en kan niet langer wachten en ren dus toch maar de trap op drie verdiepingen en bel woedend lang en dringend aan. Ik hoor dan allemaal stemmen achter de deur, maar ze doen niet open. Ik bel weer lang en dringend, terwijl ik nu op de deur bons en er tegenaan trap en dan doet een vreemde magere vent eindelijk de deur op een kier met zijn hoofd net half zichtbaar. Er is veel fel licht aan kan ik zien door de kier. Veel meer dan normaal was.

    ‘Wat moet je hier, ga weg’ zegt hij boos en wil de deur weer dicht doen.

    Het is een onbekende man, niet Jan, de huisbaas of zijn vriend. Vreemd wat moet die hier midden in de nacht? Wat doen ze met mijn Wiesje?

    ‘Ik woon hier en ik ga naar binnen’ zeg ik op dwingende en zekere toon, die geen tegenstand duldt, tegen die onbekende vent en duw al stevig tegen de deur. Ik wou me niet door zomaar iemand laten tegenhouden als mijn Wiesje in gevaar is.

    Hij doet de deur toch met een klap dicht en ik bel nu continu aan. Hij roept van achter de deur ‘ga weg, we laten niemand binnen.’

    ‘Dan haal ik nu de politie op’ roep ik woedend en plotseling helemaal niet bang meer.

    Dan als ik me net omdraai en al op de tweede tree naar beneden sta, hoor ik Jan, onze griezel van een huisbaas ergens zeggen ‘het is haar vriend, laat hem maar even binnen, ik regel het wel’ en als ik even afwacht wat er gaat gebeuren, gaat de deur plotseling toch helemaal uitnodigend open en laat de griezel me aarzelend binnen. Maar hij is duidelijk tijd aan het rekken. Ik zie een fel licht van links komen en als ik hem wegdruk en om de deur kan kijken, blijkt dat felle licht uit Jan zijn slaapkamer te komen en er loopt een slanke vreemde jonge blonde vrouw van achter in de gang naar ons toe en drie mannen die er onguur uit zien staan achter de deur. Eentje is mager, dat was de man die de deur opendeed en een gezette kleinere vent en nog eentje er wat tussen in. Ze versperren me dreigend de weg naar Wies haar kamer waar ik heen wil.

    ‘Kom even voor in de woonkamer’ zegt Jan vriendelijk blijkbaar om me te paaien, die nu plotseling aan me trekt en ik draai me naar hem om. Alles gaat plotseling erg traag en als onder een soort van verdoving. Ik kan nauwelijks denken en ben als versteend. Wat is hier in godsnaam aan de hand. Hier klopt iets helemaal niet. Wies had zeker gelijk.

    Plotseling bedenk ik ‘ik had hier nooit alleen mogen zijn en had eerst de politie moeten waarschuwen. Wat stom, wat stom en ik ben intelligent zeggen ze, hoe kan dat dan? Paniek? Denk na. Denk na. Maar vooral rustig blijven.’

    ‘Ga even zitten’ zegt Jan terwijl ik een paar stappen met hem mee naar de woonkamer voor loop, maar ik wil dat helemaal niet, ik wil naar mijn Wiesje, wordt inwendig weer woedend als aan haar denk. Vermoedelijk weer adrenaline die het won van de verdringing achteraf gezien, maar dat wist ik toen niet.

    Wat denkt die rotzak wel niet en draai me weer boos om naar de gang en Jan zijn grote slaapkamer achter in de gang, maar het felle licht is nu uit en het zicht naar Wies haar kamer is geblokkeerd door de dreigende ongure mannen. Ze willen duidelijk mij het zicht ontnemen op wat er achter hen gebeurd. Daarom wilde Jan me in de woonkamer voor hebben. Maar ik zie wel in een flits de bovenkant van de deur van haar kamer opengaan en iets wat op een lichaam lijkt naar binnen gaan net over hun heen. Dat moet Wies zijn bedenk ik, die op de schouder van een vent, als een slappe pop, naar binnen in haar kamer werd gebracht? Ik kan er niet door maar druk nu stevig tegen hen aan en Jan zegt dan achter mij ‘laat hem er maar door het is zijn vriendin.’

    Dan hoor ik een soort plof uit de kamer komen, zou dat Wies zijn die op haar bed wordt gesmeten? Ik druk hun nu aan de kant en ze gaan dan onwillig opzij om me door te laten, terwijl ze me dreigend aankijken en ik loop naar haar deur die nu vreemd op een kier staat. Eerst was hij nog dicht geweest, dus dat klopt al niet. Ik weet dat het fout zit hier, waarom heb ik niet eerst de politie gehaald? Wat stom van mij, hoezo intelligent? Dom zul je bedoelen. Ik loop traag en verdoofd naar binnen en wil naar links om haar deur naar haar bed kijken, want de kamer is verder leeg. De twee stoelen rood en zwart en de lage tafel staan er gewoon. Het grote licht aan het plafond is aan, wat Wies nooit zou doen, die zou de kleinere en gezellige lampjes aandoen. Ze houdt van sfeer. Het klopt totaal niet weet ik.

    Dan geeft Jan me plotseling een harde duw in mijn rug verder de kamer in, voordat ik naar links kan kijken en ik voel in het kruintje van mijn haar op mijn achterhoofd een windvlaag en hoor ook iets door de lucht suizen. Als ik bijna val en me herstel en weer om kijk staat achter de deur dat magere ventje met iets in de hand wat hij nu bewust onzichtbaar achter zich houdt. Een stok of ploertendoder? Wies ligt heel vreemd als oud vuil op haar bed, met de dekens maar half over haar heen. Het is duidelijk dat ze daar net is neergelegd en moet gedrogeerd zijn. Ze lijkt bewusteloos. Anders had ze al lang gereageerd immers. Ik voel weer een woede opkomen, maar ik wil eerst de deur achter me dicht hebben en de mannen buiten, dat lijkt me wat veiliger dan met die mannen binnen en bij de open deur. Nu vechten heeft geen zin ook. Die deur moet op slot denk ik, dan zie ik wel verder. Dus loop ik er zo rustig mogelijk, alsof ik niets in de gaten heb, maar vol woede en adrenaline en met een wild kloppend hart heen en wil hem dicht doen. Maar ze houden hem open en staan gewoon in onze deuropening. Ik zeg ‘zo, ik wil nu de deur dicht hebben, dus ga naar buiten en laat ons met rust.’

    Maar Jan houd me rustig pratend tegen en zegt ‘niet dicht doen je krijgt nog een pilsje van me, ga eerst even rustig zitten. Dan praten we nog even. Ik kan het wel uitleggen.’

    Maar ik weet dat het allemaal mis is en alles gaat zo traag in mijn hoofd, alsof ik verlamd ben. Ik overweeg even om het kleine zwarte voetenbankje door het grote raam te gooien, maar hoor direct één van de mannen zeggen, die blijkbaar mij naar dat bankje heeft zien kijken ‘als hij een stoel door het raam gooit gaat hij er zelf achteraan.’

    Dat helpt dan ook niet erg denk ik, als ik dood op straat lig heeft Wiesje niets meer aan me en kunnen ze van alles beweren. Hij was aan de drugs en sprong zelf door het raam en politie zou dat gewoon geloven ook nog natuurlijk. Nee, ik moet tijd zien te rekken tot de politie komt, als die komt. Zou die jongen nou gebeld hebben of niet? Maar mijn auto staat ook nog dwars over straat, dus er moet toch wel iets gebeuren beneden? Dan kan ik beter maar hier blijven dan durven ze waarschijnlijk niets denk ik en dan gaan we later hier weg als de politie komt of als ze weg zijn. Rustig blijven en alles overzien is meestal mijn reactie.

    Dus ik ga met tegenzin in haar rode draaistoel zitten met mijn gezicht naar de deur en terwijl de deur open blijft. De twee mannen blijven me dreigend zo nu en dan observeren vanuit de gang door de half openstaande deur. Dan brengt even later Jan me het biertje, wat ik al niet vertrouw met Wies gedrogeerd als een slappe pop op bed

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1